ESAB LTO 250 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

LTO 160 valid for Serial NO 728 XXX--XXXX
LTO 250 valid for Serial NO 745 XXX--XXXX
0456 779 041 980902
MECHTIG 160
MECHTIG 250
LTO 160, LTO 250
105107106023104022041
Instruction manual
Betriebsanweisung
Manual d’instructions
Gebruiksaanwijzing
-- 2 --
Rights reserved to alter specifications without notice.
Änderungen vorbehalten.
Sous réserve de modifications sans avis préalable.
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
ENGLISH 3..............................................
DEUTSCH 40.............................................
FRANÇAIS 78.............................................
NEDERLANDS 116.........................................
NEDERLANDS
TOCh
-- 1 1 6 --
1 RICHTLINIEN 117......................................................
2 VEILIGHEID 117.......................................................
3 INTRODUCTIE 118.....................................................
3.1 Algemeen 118................................................................
3.2 Technische gegevens 119......................................................
4 INSTALLATIE 120......................................................
4.1 Algemeen 120................................................................
4.2 Plaatsing 121.................................................................
4.3 Hijs--instructie 121.............................................................
4.4 Aansluiting op netspanning 121.................................................
4.5 Aansluiting van een compleet lassysteem 122.....................................
5 GEBRUIK 123.........................................................
5.1 Algemeen 123................................................................
5.2 Bedienungselementen en aansluitingen 124.......................................
5.3 Bescherming tegen oververhitting 124............................................
6 ONDERHOUD 125......................................................
6.1 Algemeen 125................................................................
6.2 Controle en reiniging 125.......................................................
7 BEDIENINGSBOX 126..................................................
7.1 Werkwijze bedieningsbox 126...................................................
7.2 Actuele gereedshapcodes 127..................................................
7.3 Indeling in functiegebieden 127..................................................
7.4 SEL--toets 128................................................................
7.5 SET--toets 132................................................................
7.6 MEM--toets 135...............................................................
7.7 OPE--toets 138...............................................................
7.8 Bestruring van proces 142......................................................
7.9 POB, POC--gerredschap 142...................................................
7.10 Sectoropslag tijdens bedrijf 143.................................................
7.11 Relaties binnen een sequentiële sector 144.......................................
7.12 Terugstellen van geheugen 145.................................................
7.13 Start/stop vanaf externe organen 145............................................
7.14 Afstand van een transportsector 146.............................................
7.15 Invloed van sectorwisseling op pulsstroom 147....................................
8 STORINGSMEDELINGEN 147...........................................
8.1 Geheugenstoringen 147........................................................
8.2 Communicatiestoringen 148....................................................
8.3 Storingen tijdens lassen 149....................................................
8.4 Storingen tijdens sequentieel bedrijf 149..........................................
8.5 Blokkeermededelingen 149.....................................................
9 ACCESSOIRES 151....................................................
10 RESERVEONDERDELEN BESTELLEN 153...............................
SCHEMA 154.............................................................
LIJST VAN KOMPONENTEN 158...........................................
RESERVEONDERDELENLIJST 161.........................................
-- 1 1 7 --dpa6d1ha
1 RICHTLINIEN
OVEREENSKOMSTIGHEIDSVERKLARING
Esab Welding Equipment AB, 695 81 Laxå Sweden, verklaart op eigen verantwoor-
delijkheid dat lasstroombron LTO 160 / LTO 250 van serienumm er 636 / 745 over-
eenkomt met norm EN 60974--1 volgens richtlijn 73/23/EEG van de Raad met toe-
voeging 93/68/EEG, norm EN 50199 volgens richtlijn 89/336/ EEG van de Raad met
toevoeging 93/68/ EEG.
-- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- --------
Paul Karlsson
Managing Director
Esab Welding Equipment AB
695 81 LAXÅ
SWEDEN Tel: + 46 584 81000 Fax: + 46 584 12336
Laxå 97--10--30
2VEILIGHEID
De gebruiker van een ESAB lasuitrusting draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de
veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van het systee
werkt.
De veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die aan dit type lasuitrusting gesteld worden.
De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op de normale regels
die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle bediening moet uitgevoerd worden door personeel dat goed op de hoogte is van de werking van de
lasuitrusting.
Een verkeerd maneuver kan tot een abnormale situatie leiden waardoor de operateur gewond kan
raken en de machine beschadigd kan worden.
1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
S de bediening
S de werking
S de geldende veiligheidsvoorschriften
S de lastechniek
2. De operateur moet controleren:
S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasuitrusting bevinden, voor hij
begint te werken.
S of er niemand op een onbeschermde plaats staat wanneer de lichtboog wordt ontstoken.
3. De werkplaats moet:
S doelmatig zijn
S tochtvrij zijn
4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting
S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril,
onontvlambare kleding, lashandschoenen.
S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden, ringen e.d. die beklemd kunnen
raken, of brandwonden kunnen veroorzaken.
5. Overig
S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken.
S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk
aangegeven plaats.
S W anneer de lasuitrusting in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen
onderhoud uitgevoerd worden.
NL
-- 1 1 8 --dpa6d1ha
WAARSCHUWING
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U
OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK.
DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDE-
REN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOOR-
SCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHU-
WINGSTEKST VAN DE PRODUCENT.
ELECTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn
S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen.
S Raak delen die onder stroom staan en electroden niet aan met onbedekte handen of met natte
beschermuitrusting.
S Zorg ervoor dat u geïsoleerd staat van de aarde en van het werkstuk.
S Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt.
ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden
S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt.
S Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezo-
gen worden.
LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd be-
schermende kleding.
S Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand an-
ders gewond kan raken.
BRANDGEVAAR
S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk mate-
riaal in de buurt is.
LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen
S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming.
S Waarschuw omstanders voor de gevaren.
BIJ DEFECTEN -- Neem contact op met een vakman.
BESCHERM UZELF EN DE
ANDEREN!
3 INTRODUCTIE
3.1 Algemeen
De LTO 160 / LTO 250 is een transistorgestuurde lasstroombron voor TIG--lassen.
De stroombron is programmeerbaar en voorzien van een geheugen, zodat er
verschillende lasprogramma’s kunnen worden ingesteld en opgeslagen met behulp
van de bijbehorende bedieningsbox. De lasprogramma’s kunnen worden
onderverdeeld in sectoren met verschillende groepen parameters. De indeling in
sectoren vindt plaats op basis van tijd.
De LTO 160 / LTO 250 heeft een batterij--backup zodat de instellingen bewaard
blijven zelfs wanneer de machine uitgeschakeld wordt of niet langer aangesloten is
op het net.
Gelijkrichten
Wisselstroom-
richten
Transformeren Gelijkrichten
Controlesysteem
De LTO 160 / LTO 250 is een appar aat van het gelijkrichtertype. Dat houdt in dat de
netspanning eerst wordt gelijkgericht en vervolgens weer wordt omgezet in
NL
-- 1 1 9 --dpa6d1ha
wisselstroom, zij het met een hogere frequentie. Daarna vindt transformatie naar
lasspanning plaats.
Het principe van het opnieuw richten van de stroom maakt het m ogelijk om het
lasproces op ieder gewenst ogenblik te sturen met behulp van elektronika, hetgeen
tot betere laseigenschappen leidt.
De microcomputer in LTO 160 / LTO 250is van het type Siemens 80515. De
computer is erop geprogrammeerd om optimale starteigenschappen te geven. De
computer bewaakt het lasverloop en zorgt dat de juiste statische en dynamische
eigenschappen worden verkregen.
De LTO 160 / LTO 250 is ontwikkeld voor zowel handmatig als gemechaniseerd
lassen. De LTO 160 / LTO 250kan daarom de lasgereedschappen PRB, PRG, PRI
en POB, POC, PRH van ESAB aandrijven. Voor handmatig lassen moet een
TIG--brander voor OKC --aansluiting worden gebruikt.
LTO 160 / LTO 250 bestaat uit de volgende onderdelen:
S Krachtmodule, bestaande uit vermogenseenheden en regelelektronika. In de
krachtmodule wordt de ingaande netspanning gelijkgericht en om g ezet in
hoogfrequente wisselspanning, die vervolgens weer wordt getransformeerd in
lasspanning.
S Bedieningsbox voor selectie van het lasverloop (sequentieel of niet--sequen-
tieel verloop), HF-- of LIFTARC--start, progr ammeren, wijziging van
parameterwaarden, geheugenhantering, sectorindeling, handmatig
gasvoorspoelen, handmatig roteren, handmatige draadtoevoer plus starten en
stoppen. Op het display van de bedieningsbox kunt u tijdens het lasverloop
voortdurend de actuele waarden voor de stroom en de spanning aflezen. De
communicatie tussen de bedieningsbox en de stroombron is bijzonder
betrouwbaar, omdat de overdracht van signalen via optische vezels plaatsvindt.
(L=10m.)
3.2 Technische gegevens
LTO 160 LTO 250
Netspanning 230 V, 1 400 V, Π
Netfrequentie 50--60 Hz 50--60 Hz
Toegestane belasting bij
35 % inschakelduur
60 % inschakelduur
100 % inschakelduur
160 A / 16 V
110A/15V
80 A / 13 V
250 A / 20 V
180 A / 17 V
140 A / 16 V
Nullastvermogen 55 W 50 W
Vermogensfactor 0,68 0,61
Rendement 0,70 0,80
Primaire stroomsterkte 10 A 15 A
Afmetingen L x B x H 515 x 285 x 505 mm 515 x 285 x 505 mm
Gewicht 32 kg 33 kg
Temperatuurklasse F (155_C) F (155_C)
Beschermingsgraad omhul-
sel
IP 23 IP 23
Gebruiksklasse
Interne geheugencapaciteit,
aantal parametergroepen
100 st 100 st
NL
-- 1 2 0 --dpa6d1ha
Levensduur batterij LTO 2 jaar 2 jaar
Levensduur batterij bedie-
ningsbox
2 jaar 2 jaar
Boogontsteking voor voe-
glasgereedschap
HF HF
g
l
a
s
g
e
r
e
e
d
s
c
h
a
p
Boogontsteking voor hand-
matig lassen
HF en LIFT ARC HF en LIFT ARC
Instelbereik
LTO 160 LTO 250
Puls--, achtergrond-- en cont.
stroom
3--160 A 3--250 A
Instelstappen stroom 1A 1A
Draadtoevoersnelheid 0,10--2,20 m/min (MEI 20/21)
0,15--1,50 m/min (POB, POC)
0,10--2,20 m/min (MEI 20/21)
0,15--1,50 m/min (POB, POC)
Rotatiesnelheid 5--100 % van max. snelheid 5--100 % van max. snelheid
Pulstijd en achtergrondtijd 0,02--5,0 s 0,02--5,0 s
Voorverwarmtijd 0--99,8 s 0--99,8 s
Gasvoorspoelen 1--250 s 1--250 s
Gasnaspoelen 3--250 s 3--250 s
Slope up--tijd en slope down--
tijd
0-- 25 s 0--25 s
Sectortijd 0,01--33,59 min 0,01--33,59 min
Instelstappen sectortijd 0,1 s 0,1 s
Relatieve inschakelduur
De relatieve inschakelduur geeft de tijd aan in procenten van een periode van
10 minuten dat de lasstroombron bij een bepaalde belasting kan worden gebruikt
zonder gevaar voor overbelasting.
Veiligheidsform
De IP--code geeft d e beveiligingsklasse aan, d.w.z. de graad van bescherming
tegen vaste voorwerpen en vocht. Een apparaat met IP 23 is bestemd voor gebruik
zowel binnen-- als buitenshuis
.
Gebruiksklasse
Het symbool betekent dat de lasstroombron geconstrueerd is voor het gebruik
in ruimten met een verhoogd elektrisch risico.
4 INSTALLATIE
4.1 Algemeen
WAARSCHUWING
Dit produkt is bestemd voor industrieel gebruik. In een woonomgeving kan dit
produkt radiostoring ver oor zaken. Het is de verantwoordelijkheid van de gebr uiker
om passende voorzorgsmaatregelen te nemen.
De installatie dient door een bevoegd persoon te worden uitgevoerd.
NL
-- 1 2 1 --dpa6d1ha
4.2 Plaatsing
Plaats de machine zodanig dat de in-- en uitlaatopening van de koellucht vrij
gehouden worden.
4.3 Hijs--instructie
4.4 Aansluiting op netspanning
Een typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens is aangebracht aan de
achterzijde van de lasuitrusting.
S Controleer of de machine aangesloten is op de juiste netspanning en of gebruik
wordt gemaakt van de juiste zekeringsterke. De aardlekbeveiliging dient te
voldoen aan de geldende voorschriften.
LTO 160 LTO 250
Netspanning 230 V 400 V
Netfrequentie 50--60 Hz 50--60 Hz
Zekering, traag 16 A 16 A
Netkabel, oppervlak 3x2,5mm
2
4x1,5mm
2
NL
-- 1 2 2 --dpa6d1ha
4.5 Aansluiting van een compleet lassysteem
B--B Motorkabel -- draadtransport J--J Laskabel
C--C Motorkabel -- rotatie L--L Pistoolcontact
G--G Koelwaterslang afvoer M--M Gasslang, afvoer
H--H Koelwaterslang toevoer N--N Gasslang, toevoer
Q--Q Massakabel +
NL
-- 1 2 3 --dpa6d1ha
B--B Motorkabel -- draadtransport J--J Laskabel
C--C Motorkabel -- rotatie L--L Pistoolcontact
G--G Koelwaterslang afvoer M--M Gasslang, afvoer
H--H Koelwaterslang toevoer N--N Gasslang, toevoer
Q--Q Massakabel +
5 GEBRUIK
5.1 Algemeen
De alg emene veilig h eid svo orschriften voor het gebruik van de hier beschre-
ven uitrusting vindt u op pagina 117. Lees deze voorschriften zorgvuldig door,
voordat u de uitrusting in gebruik neemt.
WAARSCHUWING!
Met roterende delen loopt men het risico beklemd te raken.
Wees daarom extra voorzichtig.
1. Controleer of alle kabels, het lasgereedschap en de retourkabel goed zijn
aangesloten.
2. Controleer of er nergens sprake is van een gaslek.
NL
-- 1 2 4 --dpa6d1ha
3. Draai de startknop in stand 1. De witte signaallamp gaat branden en geeft
daarmee aan dat de spanning is ingeschakeld.
4. Stel de benodigde gegevens in volgens de aanwijzingen voor de
BEDIENINGSBOX.
5.2 Bedienungselementen en aansluitingen
1. Netschakelaar
2. Indicatielampje, thermobeveiliging
(geel)
3. Indicatielampje, net (wit)
4. Bedieningsbox
5. Aansluiting voor retourkabel (+)
6. Aansluiting voor laskabel (--),
oppervlak 25 mm
2
7. Aansluiting draadtoevoer MEI 21
8. Aansluiting r otatie PRB 17--49,
33--90
9. Aansluiting draadtoevoer MEI 20,
POB, PRI
10. Aansluiting r otatie PRB 9--20, 18--40,
36--80, 71--160, 140--220, PRG, PRI,
POB
11. Aansluiting voor koelaggregaat
230 V, 1,25 A
12. Aansluiting voor schermgas
13. Aansluiting voor afstandsbediening,
TIG--brander
14. Netkabel
15. Gasnippel (aansluiting van gasfles)
16. Kabel voor bedieningsbox
17. Zeekering, trag 1,25 A (Aansluiting
230 V)
18. Aansluiting voor stroommonitor
5.3 Bescherming tegen oververhitting
De machine is uitger ust met een ingebouwde ther mobeveiliging die wordt
ingeschakeld wanneer de temperatuur te hoog wordt. Wanneer dit gebeurt, wordt de
NL
-- 1 2 5 --dpa6d1ha
lasstroom onderbroken en gaat het gele indicatielampje branden. Wanneer de
temperatuur daalt, wordt de thermobeveiliging automatisch hersteld.
6 ONDERHOUD
6.1 Algemeen
N.B.
Als u zelf reparaties aan d e machine u itvo rt om eventuele storingen te
verhelpen, wijst ESAB alla verantwoordelijkheid af en ku nt u geen aanspraken
maken o p schadevergoeding of u beroepen op de garantie.
6.2 Controle en reiniging
De LTO 160 / LTO 250heeft normaal geen onderhoud nodig. Gewoonlijk volstaat het
apparaat één keer per jaar schoon te blazen met perslucht (gereduceerde druk), en
het stoffilter regelmatig schoon te maken. Als de machine in een stoffige en vuile
omgeving staat, m oet deze vaker schoongeblazen worden en moet het filter vaker
schoongemaakt worden.
NL
-- 1 2 6 --dpa6d1ha
7BEDIENINGSBOX
7.1 Werkwijze bedieningsbox
De procesuitrusting wordt voortdurend vanaf de bedieningsbox op de hoogte
gehouden van het lasverloop.
Een centrale eenheid in de bedieningsbox vormt het werkgeheugen, waarin alle
actuele waarden voor de methode en parameters liggen opgeslagen.
Het werkgeheugen kan in zijn geheel in een groter geheugengebied, ’directory’
worden opgeslagen. 100 verschillende arbeidsgeheugensets passen in één
directory.
Elke set in d e directory vormt een sector ’. ( De reden voor de benaming sector’: de
set waarden regelt het lasproces in een bepaalde sector van de omtrek van de buis.)
De inhoud in het werkgeheugen kan worden beïnvloed door:
S afzonderlijke parameters te wijzigen
S een complete sector op te roepen (het volledige werkgeheugen wordt
overschreven)
De inhoud van een directory kan worden beïnvloed door:
S een sector op te slaan
S een sector te wissen
De inhoud van werkgeheugen en directory blijft gewoonlijk behouden van het ene
gebruiksmoment tot het andere (dankzij de batterij--backup).
Een sector kan van het las-- of transporttype zijn. De sectortypen kunnen in
willekeurige volgorde voorkomen. Een transportsector zorgt alleen voor rotatie
(volgens de aangegeven richting, snelheid en tijd), d.w.z. parameters, die bij het
lasproces zelf horen, ontbreken.
Binnen elke sector wordt een sequentiële of niet--sequentiële methode aangegeven.
Betreffende sequentieel bedrijf:
Bij het doorlopen van een sequentiële sector sturen de sectorwaarden het proces
aan gedurende de in de sector aangegeven tijd. Daarna wordt automatisch de
daaropvolgende, hogere sector uit de directory opgeroepen (hiaten mogen
voorkomen). De sequentie gaat door, totdat er een ’eindsequentie’ is gevonden.
Wanneer deze voor de rest gewone sector is afgerond, wordt de sequentie
afgesloten, waarna de ’startsector die van kracht was bij de start van de sequentie
automatisch wordt teruggeroepen. Daarmee is de uitgangspositie weer ingenomen
voor de start van een identieke lassequentie.
Elke willekeurige sequentiële sector kan funger en als startsector. Niets in de inhoud
van de sector geeft startsectorinformatie aan. Het begrip startsector wordt in plaats
daarvan geassocieerd met de sector waarin de laatste keer een sequentie werd
opgestart.
De eindsectoren daarentegen zijn vooraf gedefinieerd, doordat ze een specifieke
parameter voor dat doel bevatten.
De directory biedt plaats aan een willekeurig aantal eindsectoren. (In het meest
extreme geval kunnen dat 100 verschillende eindsectoren zijn die bij evenveel
sequenties van elk één sector horen.)
NL
-- 1 2 7 --dpa6d1ha
U kunt zich het begrip ’lasprogramma’ voorstellen als identiek aan een sequentie van
sectoren. Een lasprogramma wordt opgeroepen door de sector die als startsector
moet dienen handmatig op te roepen.
Betreffende niet--sequentieel bedrijf
De sectorwaarden sturen het proces net zolang totdat het proces handmatig wordt
afgebroken. Een eventuele sectorwijziging voor het herstarten moet handmatig
plaatsvinden. De begrippen start-- en eindsector zijn van geen betekenis voor
niet--sequentiële processen.
7.2 Actuele gereedshapcodes
Lasgereedschap Grootte Code
A21 PRB 9--20, 18--40, 36--80,
71--160, 140--220,
17--49, 33--90
PRB
60--170 PRB 60--170
A21 PRH 6--40, 25--90 PRH
A21 PRG 25--45 PRG
A21 PRI 36--80, 71--160, 140--220 PRI
A22 POB 12--60 POB
A22 POC 12--60 POC
7.3 Indeling in functiegebieden
De bedieningsbox kent vier functiegebieden, in de vorm van ’hoofdtoetsen’ SEL
(select), SET (set), MEM (memory) en OPE (operate):
METHODEKEUZE SEL S Stel las-- en transportgegevens in
werkgeheugen in.
INSTELLING SET S Stel las-- en transportparameters in
werkgeheugen in.
NL
-- 1 2 8 --dpa6d1ha
GEHEUGENHANTERING MEM S Sla inhoud van werkgeheugen in
vrije geheugenruimte op.
S Roep inhoud van eerder
gecreëerdegeheugenruimte terug
naar werkgeheugen.
S Wis inhoud van eerder
gecreëerdegeheugenruimte.
BEDRIJF OPE S Start lassen/transport of handmatige
functies.
De bovenstaande ’hoofdtoetsen’ worden elk in een apart hoofdstuk behandeld. De
functie van de overige toetsen blijkt uit de hoofdstukken over de hoofdtoetsen.
7.4 SEL--toets
SEL is één van de vier ’hoofdtoetsen’ van de bedieningsbox.
Onder SEL selecteert u de methode.
Er kunnen vier keuzes worden gemaakt, met elk een niveau in het venster. Alle
methodekeuzes passen in twee a fbeeldingen:
Niveau 1, kies bedrijfsmodus:
SEQUENCE/ NON SEQUENCE
Niveau 2, kies stroomtype:
PULSED CURR./CONT.CURR/./TRANSP.SECTOR
Niveau 3, kies startmethode: HF--START/LIFTARC
Niveau 4, kies gereedschap: POB/PRI/PRB/PRG
De inhoud van de vier r egels bepaalt in zijn geheel het verloop van de actuele
methode (onafhankelijk van d e plaats van de haakjes). Met de haakjes wordt
aangegeven dat er in de regel wijzigingen kunnen worden aangebr acht.
NL
-- 1 2 9 --dpa6d1ha
(Bovenstaand voorbeeld van methodekeuze betreft de uitgangswaarden die door
ESAB zijn gekozen.)
Het is niet mogelijk om tijdens een bepaalde activiteit de SEL--modus in te schakeen!
Bediening binnen SEL
Overzicht van toetsen met betekenis in SEL--modus. De SEL--toestand kan worden
verlaten met behulp van de overige drie ’hoofdtoetsen’.!
De actieve toetsen worden hieronder beschreven.
Kies een niveau door de haakjes met behulp van de
niveautoetsen te verplaatsen:
Omhoog en omlaag tussen de vier niveaus. Wisselen
tussen bovenste en onderste afbeelding vindt
automatisch plaats. Met deze toetsen wordt er niets met
betrekking tot de methode gewijzigd.
U leest alleen wat reeds van kracht is.
Kies een alternatief binnen een bepaald niveau met:
De opties worden cyclisch weergegeven binnen elk
niveau. Wanneer een bepaald alternatief op het scherm
wordt getoond, houdt dat in dat het alternatief is
geselecteerd.
NL
-- 1 3 0 --dpa6d1ha
SEL -- Voorbeeld 1
Lasmethode ’niet--sequentieel m oet worden geselecteerd.
SEL -- Voorbeeld 2
Tr ansportsector moet worden gekozen.
[
]
NL
-- 1 3 1 --dpa6d1ha
SEL -- Voorbeeld 3
POB--gereedschap moet worden gekozen.
[
]
NL
-- 1 3 2 --dpa6d1ha
7.5 SET--toets
SET is één van de vier ’hoofdtoetsen’ van de bedieningsbox.
Onder SET vindt de instelling van de waarden voor de las-- en transportparameters
plaats.
Onder SET wor den de parameters paarsgewijze weergegeven, op elke regel van het
venster één, b.v.
De actuele set parameters is het resultaat van hetgeen gekozen is onder SEL voor
wat betreft:
S PULSED CURR./CONT.CURR./TRANSP. SECTOR
S SEQUENCE/NON SEQUENCE
De mogelijke param eter sets worden op één van de volgende pagina’s weer gegeven.
NL
-- 1 3 3 --dpa6d1ha
Bediening binnen SET
Overzicht van functietoetsen in SET--modus. De SET--modus kunt u verlaten met de
overige drie ’hoofdtoetsen’.
De actieve toetsen worden hieronder beschreven.
Verander parameterafbeelding met behulp van de
niveautoetsen: (Met deze toetsen kunt u alle
aanwezige parameters in de actuele parameterset
lezen).
Stel de waarden voor de getoonde parameters in met
behulp van de vier toetsen voor verhogen/verlagen: (
’+’ en ’YES’ wordt verkregen met de toets voor het
verhogen. -- en ’NO’ wordt verkregen met de toets
voor verlagen).
Betreffende parameterwaarden
Parametersets
(De hieronder weergegeven parameters zijn de uitgangswaarden die door ESAB zijn
gekozen)
PULSERENDE STROOM CONTINUE STROOM TRANSPORT
NL
-- 1 3 4 --dpa6d1ha
SECTORTIJD en EINDSECTOR--informatie worden alleen getoond, wanneer
SEQUENCE is geselecteerd:
Opmerkingen betr. min./max. waarden voor parameters.
Sommige parameters hebben nul als hun min. grens en kunnen daardoor in de
praktijk worden uitgeschakeld door de bijbehorende waarden op nul te stellen.
(Voorverwarmingstijd en slope--tijden)
De draadtoevoersnelheid heeft altijd een minimumwaarde die groter is dan nul. De
draadtoevoersnelheid kan worden gedeactiveerd met een speciale parameter (Wf =
YES/NO).
NL
-- 1 3 5 --dpa6d1ha
7.6 MEM--toets
MEM is één van de vier ’hoofdtoetsen’ van de bedieningsbox.
Onder MEM vindt alle geheugenhantering plaats, d.w.z. alle bewerkingen met
betrekking tot de directory. Alle bewerkingen zijn in één en dezelfde vensterafbeel -
ding te zien:
Op het MEM--beeld worden voorstellen vanuit de directory getoond wat betreft:
S vrije sectornummers om sector in op te slaan (STO).
S opgeslagen sectornummers om sector uit op te roepen (RCL).
S opgeslagen sectornummers om sector in te wissen (DEL). (Als de directory
helemaal leeg is of helemaal vol wordt in plaats van het sectornummer een
streepje weergegeven.)
Op het MEM--scherm wordt ook het aantal opgeslagen sectoren van de max. 100
aangegeven.
NL
-- 1 3 6 --dpa6d1ha
Bediening binnen MEM
Overzicht van functietoetsen in MEM--stand. De MEM--stand kunt u verlaten m et de
overige drie ’hoofdtoetsen’.
De actieve toetsen worden hieronder behandeld.
Verplaats de haken met de niveautoetsen:
Selecteer een sectornummer binnen de haken met
de toetsen voor verhogen/verslagen:
S Betreffende nummerselectie:
Voor STO bladert u slechts door de lege
nummers in de directory.
Voor RCL en DEL bladert u alleen door de
bezette nummers van de directory.
Na het laatste nummer van de directory volgt
automatisch het eerste nummer en andersom.
Voer de gemarkeerde bewerking uit met:
NL
-- 1 3 7 --dpa6d1ha
Betreffende geheugenoperaties
Een uitgevoerde geheugenoperatie wordt bevestigd met een tijdelijk schermbeeld,
b.v.
Bij een poging een onmogelijke geheugenoperatie uit te voer en wordt een tijdelijk
schermbeeld vertoond, bijv.
of
Overige informatie op MEM--scherm:
Indien het weergegeven sectornummer een eindsector bevat, wordt dat met een
’vierkant’ aangegeven, b.v.
Indien het weergegeven sectornummer een niet--sequentiële sector bevat, wordt dat
met een ’I--balk’ aangegeven, b.v.
NL
-- 1 3 8 --dpa6d1ha
7.7 OPE--toets
OPE is één van de vier ’hoofdtoetsen’ van de bedieningsbox.
OPE is de uitgangstoestand voor het starten van lassen/transporteren (W/TR) of
handmatige functies (GAS, ROT of WIRE).
De mogelijkheid om alle vier de activiteiten te starten is binnen één en dezelfde
afbeelding onder OPE ondergebracht:
De actuele r ichtingen voor rotatie en draadtoevoer worden altijd op scherm
weergegeven.
Bediening vóór het starten
Overzicht van functietoetsen in OPE--stand. U kunt de OPE--stand met de overige
drie ’hoofdtoetsen’ verlaten.
NL
-- 1 3 9 --dpa6d1ha
De actieve toetsen worden hieronder beschreven.
Kies een activiteit door de haken te verplaatsen met
behulp van de niveautoetsen:
(Handmatige draadtoevoer kan niet worden uitgevoerd,
’WIRE--niveau kan niet worden geactiveerd, wanneer
de actuele sector van het type ’TRANSPORT’ is.
De parameter draadtoevoersnelheid ontbreekt.)
Verander van richting binnen de haken met:
(Betr. draairichting: Gebaseerd op de parameter
”rotatierichting”, die kan worden ingesteld in de
SET--modus. Er zijn dus twee alternatieven om deze
parameter te lezen en wijzigen.
Betr . draadtoevoerrichting: Bij het inschakelen van
het apparaat wordt de richting automatisch op ’+’
inge-steld. Elke start binnen W/TR houdt automatisch
rich-ting ’+’ in. Draadtoevoerrichting bestaat niet als
para--meter onder de SET--toets.)
Starten(/onderbreken) van geselecteerde activiteit met:
(Starten/onderbreken kan tevens plaatsvinden vanaf
een aangesloten extern orgaan: TIG--brander of
POB --ger eedschap. Zie onder afzonderlijk kopje
’START/STOP VANAF EXTERN ORGAAN’.)
OMSTANDIGHEDEN TIJDENS ACT IVIT EIT
Algemeen voor alle activiteiten (W/TR of handmatige functies):
Wanneer er is gestart op een bepaald niveau binnen het OPE--scherm is het
mogelijk een willekeurige keuze te maken tussen de SET--, MEM-- of OPE --modus.
Het wijzigen van de las-- en transportgegevens (binnen SET) evenals het opslaan en
wissen van sectoren (binnen MEM) is m ogelijk, echter het wijzigen van de methode
niet (de SEL--modus kan niet worden geactiveerd).
Een voortdurende activiteit kan altijd, d.w.z. ongeacht de SET--, MEM-- of
OPE--modus worden onderbroken met
of vanaf eventuele externe organen.
NL
-- 1 4 0 --dpa6d1ha
Handmatige functies (GAS, ROT. en WIRE):
Na de start wordt één van de drie schermafbeeldingen permanent weergegeven
(zolang u in de OPE--modus bent):
De snelheidsreferenties bij handmatige rotatie en
draadtoevoer vinden hun oorsprong in de actuele
parameters binnen SET en zijn daarmee tijdens
handmatig bedrijf te wijzigen.
Bij een druk op STOP verschijnt dit beeld tijdelijk en
wordt daarna vervangen door permanente
afbeeldingen van de a ctuele modus (SET, MEM of
OPE).
Speciale gevallen:
Tijdelijke afbeelding wanneer handm atige rotatie wordt
stopgezet. De tijdsaanduiding kan handig zijn om de
parameter ’sectortijd’ te bepalen.
Lassen/transport ( W/TR):
Na de start wordt het schermbeeld
binnen transportsectoren en
binnen lassectoren weergegeven.
NL
-- 1 4 1 --dpa6d1ha
De instelwaarden (gemiddelde waarden voor spanning
en piekwaarde voor stroomsterkte) worden binnen
lassectoren weergegeven. Het actuele sectornummer
wordt binnen alle sectoren weergegeven. Als de sector
van het type ’niet--sequentieel’ is, wordt het
sectornummer binnen twee haken aangegeven.
Als er geen sector is opgeroepen, nadat het volledige
geheugen is gewist, d.w.z. de uitgangswaarden die in
het werkgeheugen lagen opgeslagen, wordt bij een
niet--sequentiele werkwijze ’[SECTOR NO --1]’ na de
start weergegeven. Dit moet worden geïnterpreteerd
als ’niet gedefinieerd sectornummer’. Het starten bij
een sequentiele werkwijze is in d e overeenkomstige
situatie geblokkeerd.
Tijdens het lassen kunnen de actuele stroomreferen -
tiewaarden (cont. stroom of puls-- en pauzestroom)
recht-streeks binnen de SET--modus worden
gewijzigd. Een dergelijke stroomwijziging vindt plaats
met dezelfde toetsen voor verhogen/verlagen als in de
SET--modus. Het resultaat van een stroomwijziging
kan worden afgelezen in de vorm van de instelwaarde.
Als de overige parameters tijdens het bedrijf moeten
worden gewijzigd, moet de SET--modus worden
geselecteerd!
Tijdens een neerwaartse beweging wordt nevenstaand
beeld getoond (als u zich nog bevindt in of bent
teruggekeerd naar de OPE--modus).
Als u de OPE--modus verlaat tijdens het lassen/transport:
Binnen de SET-- en M EM--modus ( SEL--modus is niet mogelijk) worden de normale
afbeeldingen van de betreffende modus weergegeven.
Bovendien worden soms tijdelijke afbeeldingen tijdens het uitvoeren van de activiteit
getoond:
S Tijdens sequentieel bedr ijf wordt tijdelijk het volgende getoond
enerzijds bij alle sectorovergangen, anderzijds wanneer de sequentie is
afgesloten en de startsector automatisch wordt opgeroepen. (Het laatste geldt
ook binnen de OPE--modus).
NL
-- 1 4 2 --dpa6d1ha
Wanneer het lassen wordt beëindigd, hetzij na afloop van een bepaalde
lassectortijd (zonder dat een nieuwe lassector er onmiddellijk op volgt) hetzij
’geforceerd’, wordt tijdelijk het volgende weergegeven
Deze afbeelding wordt altijd binnen de SET-- en MEM--modus getoond, wanneer
er een neerwaartse beweging is gestart. Dezelfde afbeelding wordt ook getoond,
wanneer een transportsector ’geforceerd’ wordt afgesloten. Daarnaast wordt het
beeld ook weergegeven, wanneer het lassen of transporteren wordt
onderbroken bij ’niet--sequentiële’ werkwijze.
Versnelde lasstop:
Als er wordt gelast terwijl er op stop wor dt gedrukt, wordt er begonnen met een
neerwaartse beweging. Naast de normale stopfunctie is er voor noodsituaties een
’versnelde’ lasstop. Dat houdt in dat als de stopknop nogmaals wordt ingedrukt (dus
tijdens de neerwaartse beweging) de rotatie wordt stopgezet en de vlamboog dooft.
Als de neerwaartse beweging al is begonnen omdat de sectortijd is afgelopen, moet
de stopknop toch twee maal worden ingedrukt om een vervroegde stop te krijgen (de
eerste maal indrukken heeft in dat geval geen zichtbaar effect).
7.8 Bestruring van proces
Het verloop van het lassen en andere activiteiten is gebaseerd op een voortdurende
samenwerking tussen de bedieningsbox en de procesapparatuur.
Zonder stil te staan bij de taakverdeling is het verloop van het lasproces als volgt:
Een startsignaal lever t gasvoorspoelen op, gevolgd door het eigenlijke
ontstekingsverloop (HF of lift--arc). Geconstateerde ontsteking houdt in dat zowel de
opwaartse beweging als de voorverwarming zijn begonnen. Voorverwarming houdt
in dat met de rotatie en draadtoevoer wordt begonnen en dat de sectortijd begint te
lopen.
Als er nog meer lassectoren volgen, houdt een sectornaad in dat het lassen wordt
voortgezet op basis van een set nieuwe parameterwaarden.
Wanneer de lassectortijd voorbij is zonder dat daarop nog meer lassectoren volgen,
begint de beëindigingsprocedure: De draadtoevoer wordt gestopt, terwijl de
neerwaartse beweging wordt ingezet. Wanneer de beweging naar beneden is
voltooid, wordt de rotatie stopgezet en begint de gasnaspoeltijd te lopen. (Indien er
een transportsector volgt gaat de rotatie naadloos door.)
7.9 POB, POC--gerredschap
Wanneer het POB, POC--gereedschap wordt gebruikt, is er bij sequentieel bedrijf
een blokkering van kracht die voorkomt dat er meer dan 1,5 slag vanuit het
startpunt kan worden gedraaid. Een interne ’teller houdt de afgelegde afstand van
sector tot sector b ij.
Bij het herstarten na een eventuele onderbreking van de reeks wordt de controle
weer hervat op het punt van onderbreking.
NL
-- 1 4 3 --dpa6d1ha
Bij elke sector die wordt begonnen wordt gecontroleerd of de eindpositie binnen het
toegestane interval ligt. Als de sector niet wordt goedgekeurd, geldt het
onderstaande:
S Bij een poging tot starten
Er gebeurt niets, afgezien van het feit dat het onderstaande beeld wordt getoond
S Bij de overgang tussen sectoren tijdens een sequentie
De sequentie wordt onderbroken. U komt in de foutmodus terecht, hetgeen
wordt aangegeven met
Het startpunt voor het bewegingsgebied wordt gedefinieerd (de totale afstand wordt
op nul gesteld)
S telkens wanneer de machine wordt ingeschakeld
S wanneer een sector automatisch wordt opgeroepen (MEM--modus)
S wanneer een sequentie in zijn geheel is doorlopen (d.w.z. wanneer de
startsector automatisch wordt opgeroepen)
S wanneer er wordt begonnen met een ’niet--sequentiële’ sector.
Voor wat betreft de onnauwkeurigheid van de totale, geaccumuleerde afstand. De
afstand die tijdens de beweging naar beneden wordt afgelegd wordt niet bij de totale
afstand opgeteld. Eventuele wijzigingen in de afstand als gevolg van wijziging van
een snelheidsparameter, nadat de actuele sector reeds is opgestart,zijn evenmin
van invloed op de totale afstand.
7.10 Sectoropslag tijdens bedrijf
Tijdens het sequentieel bedrijf wordt de inhoud van het werkgeheugen steeds
overschreven, doordat nieuwe sectoren automatisch worden opgeroepen.
’Problemen’:
Als de param eterwaarden tijdens het bedrijf wor den gewijzigd, moet het
werkgeheugen worden opgeslagen voordat de sectortijd voorbij is, om er zo voor te
zorgen dat de gewijzigde waarden blijven bestaan. Als de opslag onder hetzelfde
sectornummer moet plaatsvinden, moet het oude origineel in de directory eerst
worden gewist.
Tip:
Een snelle wijze om iets op te slaan is om gegevens tijdelijk onder een ander vrij
sectornummer op te slaan (maar buiten het nummerinterval dat geldt voor de actieve
sequentie). Het geheugen kan verder worden bewerkt, nadat de sequentie is
beëindigd.
Werkwijze:
Elke oproep van de MEM--modus houdt in, dat u in de [STO]--modus belandt met
het eerder gekozen nummer, b.v.
NL
-- 1 4 4 --dpa6d1ha
Elke keer dat u iets opslaat (eventueel na de selectie van een ander nummer),
springt het [STO]--nummer automatisch verder naar het volgende vrije nummer
waaronder tijdelijk iets kan worden opgeslagen.
Tijdelijk opslaan tijdens het bedrijf kan dus plaatsvinden door vanuit de
OPE--modus (of SET--modus) twee maal ’snel’ te drukken op.
en
Dergelijke tijdelijke opslag kan tijdens bedrijf net zo vaak worden herhaald als er
vrije sectornum mers beschikbaar zijn.
Een iets andere toepassing:
Op deze wijze is het mogelijk sectoren te creër en door tijdens het
proefdraaien, b.v. ’niet--sequentieel’, parameters bij te stellen en naderhand
de bruikbare ’ruwe--sectoren’ op te slaan.
7.11 Relaties binnen een sequentiële sector
In het algemeen g e ld t:
S Bij wijziging van de rotatiesnelheid dient dezelfde sectorlengte te worden
aangehouden, d.w.z. de sectortijd wordt automatisch aangepast.
S Bij wijziging van de sectortijd wordt de sectorlengte even redig gewijzigd, d.w.z.
de rotatiesnelheid b lijft ongewijzigd.
Dit geldt voor de betreffende parameters binnen het werkgebied.
Als de wijziging tijdens het bedrijf plaatsvindt geldt bovendien:
S De reeds gehanteerde snelheidsreferentie wordt bijgewerkt, d.w.z. de
nieuwe snelheid wordt meteen actueel.
S De lopende sectortijd wordt niet beïnvloed.
De consequenties voor de lopende sectortijd zijn daarom:
S Bij wijziging van de rotatiesnelheid wordt de sectorlengte in even grote mate
gewijzigd.
S Bij wijziging van de sectortijd blijft de sectorlengte onverander d .
N.B. Om ervoor te zorgen dat de gewijzigde waarden behouden blijven voor
eenvolgende keer moeten de waarden worden opgeslagen voordat de sector is
afgelopen.
De volgende keer dat de sequentie wordt gestart zijn de resultaten van de
’algemene’ relaties zoals boven beschreven van kracht.
NL
-- 1 4 5 --dpa6d1ha
7.12 Terugstellen van geheugen
Het volledige geheugen voor de keuze van methode en parameterwaarden is
voorzien van batterij--backup. Normaal is de inhoud van het geheugen bij
inschakeling identiek aan de inhoud van dat van de voorgaande sessie.Als de
inhoud formeel niet juist is, wordt het volgende storingsbericht getoond:
De machine moet uit en vervolgens weer in worden geschakeld. Het complete
geheugen is dan automatisch gewist. Dat houdt in dat alle 100 geheugenposities op
nul worden gesteld en dat het werkgeheugen wordt gevuld met passende
uitgangswaarden (de methodestructuur en de drie parametersets).
7.13 Start/stop vanaf externe organen
Lassen/transporteren en handmatige functies kunnen niet alleen met behulp van de
START/STOP--toets op de bedieningsbox worden gestart/gestopt, maar ook vanaf
externe organen (de OPE --modus moet op normale manier zijn geselecteerd):
S Bedieningsschakelaar op TIG--brander, met bedrijfsvoorwaarden in ingedrukte
stand. (’4--takt’)
S Toets op POB, POC, PRH--gereedschap, die qua functie op de START--STOP --
toets van de bedieningsbox lijkt, d.w.z. een maal drukken voor start en nogmaals
voor stop. (’4--takt’)
Dat komt doordat de start/stop--toets van het POB, POC, PRH--gereedschap via
een relais
is aangesloten op de ingang voor een extern startsignaal van de stroombron.
In beide gevallen geldt de strikte volgorde van start/stop. Vergelijk:
Wanneer u drukt op de START/STOP--toets van de bedieningsbox, wordt dat
altijd ’vrij’ geïnterpreteerd door de bedieningsbox (START, wanneer er geen
activiteit bezig is en STOP, als dat wel het geval is)
De bedieningsbox kan een opdracht negeren, of de opdracht nu ’vrij
geïnterpreteerd’ of ’strikt’ is.
Start wordt b.v. geblokkeerd b ij niet toegestane startvoorwaarden.
Betr. ’versnelde lasstop ’ vanaf externe organen:
Versnelde lasstop kan vanaf externe organen plaatsvinden op de manier die voor de
START/STOP--toets van de bedieningsbox is beschreven.
Deze functie houdt in het algemeen in dat de rotatie wordt gestopt en de vlamboog
wordt gedoofd, wanneer de stopknop een tweede maal wordt ingedrukt tijdens de
neerwaartse beweging.
Wegens de ’strikte’ volgorde: start--stop, is het in feite een externe startopdracht die
een vervroegde lasstop oplevert.
Speciaal b ij externe start (1)
Vanwege de ’strikte’ volgorde start--stop kan het soms voorkomen dat u ’uit cadans’
raakt, d.w.z. het start--signaal komt, wanneer u al op gang bent of het stop--signaal
komt wanneer u al bent opgehouden.
NL
-- 1 4 6 --dpa6d1ha
De oorzaak dat we ’uit fase’ raken kan zijn:
S De bedieningsbox negeert de opdracht
S De sequentie is beëindigd
S Een fout heeft de sequentie stopgezet (zie storingsmededelingen)
S ’VERSNELDE LASSTOP’ is geselecteerd.
Bij externe start/stop is daarom soms een ’loze opdracht’ nodig (die door de
bedieningsbox wordt genegeerd) om weer in fase te komen.
S Voor wat betr e ft de bedieningsschakelaar op de TIG--brander is het duidelijk
wanneer u ’uit fase’ bent en logisch dat u dan ’correcties’ aanbrengt.
S Voor wat betreft de toets op het POB--gereedschap is er niets waaraan u kunt
aflezen dat de start-- danwel stopstand actief is. (Wisselfunctie van relais.) Voor
het starten is soms eenmaal ’loos’ indrukken nodig.
Speciaal b ij externe start (2)
Indien de vlamboog tijdens het lassen wordt gedoofd (d.w.z. tussen ’ontstoken boog’
en begonnen neerwaartse beweging) nadat een externe start heeft plaatgevonden,
keert de apparatuur terug naar de OPE --’basistoestand’ (of blijft na de lasstop in de
SET-- of MEM--modus, voor zover deze na de start werd geselecteerd).
Dit gebeurt om te voorkomen dat de foutmelding ’WELDING ERROR zich voordoet
bij een nieuwe start, hetgeen in een corresponderende situatie nodig is als het
lassen vanaf de bedieningsbox wordt opgestart.
Het geval ’mislukte ontsteking’ is een voorbeeld in dit verband.
Speciaal b ij externe start (3)
Indien er een extern e start heeft plaatsgevonden (op wat voor wijze dan ook) en een
niet--sequentiële sector is geselecteerd, worden de uitgaande referentiesignalen
voor zowel rotatie als draadtoevoer geblokkeerd. Dit vindt onafhankelijk van wat er
vermeld wordt over de parameters in de sector plaats.
Als er een externe start heeft plaatsgevonden (op wat voor wijze dan ook) en
een sequentiële sector is geselecteerd, vindt geen blokkering plaats.
7.14 Afstand van een transportsector
Vanwege de gebruikte eenheid voor sector tijd (volle seconden) is het niet mogelijk
om vanaf een willekeur ige positie met m aximale rotatiesnelheid rechtstreeks een
bepaalde, gewenste positie te bereiken met een voldoende grote nauwkeurigheid.
S Maatregel, alt. 1:
Uitgaande van de sectortijd die van betekenis is voor een lange sector moet de
rotatiesnelheid net zoveel procenteenheden van de m aximale waarde worden
teruggebracht dat de sectorafstand klopt.
S Maatregel, alt. 2:
Deel het transport op in twee sectoren. In de eerste sector beweegt u zich zo
dicht mogelijk met max. rotatiesnelheid naar de gewenste positie toe, waarna u
de fijne afstelling in de tweede sector op lage snelheid uitvoert.
NL
-- 1 4 7 --dpa6d1ha
7.15 Invloed van sectorwisseling op pulsstroom
Bij elke sectorwisseling tijdens het doorlopen van een sequentie wordt een aantal
parameterwaarden naar de stroombron gezonden. Indien de pulsstroom reeds van
kracht is, wordt het over gangsver loop naar nieuwe pulsparameters afhankelijk
gemaakt van de positie binnen de pulscyclus waarin u zich op dat mom ent bevindt.
S Indien er een maatregel moet worden getroffen:
Verhoog/verlaag de puls-- en/of achtergrondtijden binnen de sector met het
benodigde aantal stappen van 0,02s totdat de pulscycli binnen de sector
’passen’.
8 STORINGSMEDELINGEN
8.1 Geheugenstoringen
Geheugenstoringen kunnen zich voordoen bij inschakeling van de machine, zonder
het proces noodzakelijkerwijze te storen.
Defecte geheugencel in schrijf--/leesgeheugen van
machine.
Defecte geheugencel in leesgeheugen van m achine.
Defecte geheugencel in intern schrijf--/leesgeheugen
van bedieningsbox.
Defecte geheugencel in leesgeheugen van
bedieningsbox.
Defecte geheugencel in extern schrijf--/leesgeheugen
van bedieningsbox. Dit geheugen bevat o.a.
opgeslagen lasgegevens.
Inhoud van lasgegevensgeheugen is gemuteerd.
Netspanning moet opnieuw worden ingeschakeld. De
inhoud van het werkgeheugen is opnieuw ingesteld op
de uitgangswaarden en de geheugenposities zijn
ge-wist.
NL
-- 1 4 8 --dpa6d1ha
8.2 Communicatiestoringen
Alle communicatiestoringen vergen dat de netspanning opnieuw wordt ingeschakeld.
De berichten hebben allemaal te maken met seriële communicatie tussen de
machine en de bedieningsbox.
De storingsmededelingen kunnen zich zo nu en dan voordoen. Herstel de fout door
de machine uit en weer in te schakelen. Als de fouten vaker optreden, moet u d e
nodige maatregelen aan de uitrusting treffen.
Foutieve controlesom is 5 maal achtereen ontdekt bij
zenden van machine naar bedieningsbox.
Foutieve controlesom is 5 maal achtereen ontdekt bij
zenden van bedieningsbox naar machine.
De bedieningsbox heeft een bericht naar de machine
gezonden. Een bevestigingssignaal is niet verzonden.
De bedieningsbox is er niet in geslaagd om de
binnenkomende berichten op de snelheid te verwerken
waarmee ze binnenkwamen, zodat de ontvangstbuffer
vol is.
De machine is er niet in geslaagd de binnenkomende
berichten van de bedieningsbox op de snelheid te
verwerken, waarmee nieuwe berichten
binnenkwamen, en daardoor is de zendbuffer van de
bedieningsbox vol.
De machine heeft een bericht naar de bedieningsbox
gezonden, maar er is geen bevestigingssignaal
ontvangen.
NL
-- 1 4 9 --dpa6d1ha
8.3 Storingen tijdens lassen
Tr eedt op indien een interne mededeling van de
stroombron aangaande ’boog--doven’ spontaan tijdens
het lassen bij de bedieningsbox binnenkomt (d.w.z.
tussen ’boog ontsteken’ en het begin van een
neerwaartse beweging), mits het lassen vanaf de
bedieningsbox werd opgestart.
Vergelijk gevallen die (om praktische redenen) geen
fouttoestand opleveren:
Indien het lassen werd opgestart met een extern
startsignaal, keert u bij eventuele ’boog doven’ terug
naar de OPE--’basissituatie’ (of blijft u na de lasstop in
de SET -- of MEM--modus, als die na de start werd
geselecteerd).
8.4 Storingen tijdens sequentieel bedrijf
Dergelijke fouten treden op tijdens voortdurende sequentiële activiteiten, wanneer de
volgende sector wordt opgeroepen.
Alle sectoren zijn gewist nadat de actieve sector werd
gestart (Incl. het geval waarbij de startsector
automatisch moet worden opgeroepen na de laatste
sector)
Het doel van de nieuwe sector valt buiten het
toege--stane interval. (Geldt voor POB--gereedschap)
De nieuwe sector is van het type ’NIET
SEQUENTIEEL’.
Het aangegeven gereedschap in de nieuwe sector
wijkt af van datgene wat tot dan toe gold in de
sequentie.
8.5 Blokkeermededelingen
Dergelijke mededelingen worden als tijdelijke afbeeldingen ( ca. 2 sec.) getoond
wanneer een druk op een toets niet is toegestaan. Daarna wordt teruggekeerd naar
de toestand die gold vóór het blokkeerbericht.
WANNEER ER GEHEUGENBEWERKINGEN MOETEN WORDEN UITGEVOERD:
Er worden geen geheugenbewerkingen verricht in de onderstaande 4 situaties.
NL
-- 1 5 0 --dpa6d1ha
Alle 100 geheugenposities in de directory zijn leeg.
(Treedt op bij een poging tot het oproepen van een
sector uit de directory.)
Alle 100 geheugenposities in de directory zijn bezet.
(Treedt op bij een poging tot het opslaan van
gegevens in een sector van een directory.)
Alle 100 geheugenposities in de directory zijn reeds
leeg. (Treedt op bij een poging een sector in de
directory te wissen.)
Activiteit reeds opgestart. (Treedt op bij een poging tot
oproepen van een sector uit de directory.)
WANNEER ER EEN SEQUENTIESTART MOET PLAATSVINDEN:
Er vindt geen sequentiestart plaats in de onderstaande 3 situaties.
Alle 100 geheugenposities in de directory zijn leeg.
Geldt voor POB--gereedschap. Grens van +/-- 1,5
rotaties overschreden.
Combinatie van verschillende gereedschappen binnen
een sequentie. (Treedt op bij een poging tot herstarten
van een sequentie, waarbij een stop werd veroorzaakt
doordat de fout ’Afwijkend gereedschap’ werd
ontdekt.)
NL
-- 1 5 1 --dpa6d1ha
9 ACCESSOIRES
Bestelnummer
Buislasgereedschap A21 PRB watergekoeld 17--49 0443 750 880.................. .......
33--90 0443 760 880.......
60--170 0443 770 880......
Buislasgereedschap A21 PRB luchtgekoeld 17--49 0443 750 881................... .......
33--90 0443 760 881.......
60--170 0443 770 881......
Buislasgereedschap A21 PRH, geïsoleerd 6--40 0456 940 880................... .........
25--90 0456 941 880.......
Buisinlasgereedschap A22 POC, met draadtransport 12--60 0443 930 880.......... .......
TIG--handbrännare HW 17R OKC 3,8 m 0588 000 722.....................................
Draadtransporteenheid MEI 21 0443 830 880.............................................
Koelaggregaat OCF 2M 0457 216 882...................................................
W agen 0456 804 880..................................................................
Verlengkabel a, programmeringseenheid (15 m) 0369 143 887..............................
Verlengkabel b, draadtransport (10 m) 0456 904 880......................................
Verlengkabel c, rotatie--eenheid (10 m) 0456 906 880......................................
Verlengkabel f, massakabel (8 m) 0152 349 893..........................................
Verlengingsset 1, stroomkabels, waterleidingen, gasleidingen (8 m) 0456 905 880.............
Verlengingsset 2, stroomkabels, waterleidingen, gasleidingen, pistoolcontact(8m) 0466 705 881.
NL
-- 1 5 2 --dpa6d1ha
NL
-- 1 5 3 --dpa6d1ha
10 RESERVEONDERDELEN BESTELLEN
LTO 160 / LTO 250 is zodanig geconstrueerd en getest dat deze voldoet aan
de internationale norm EN 60 974--1 (IEC 974--1).
Na onderhoud-- of reparatiewerkzaamheden dient de uitvoerende instantie
erop toe te zien dat het product nog steeds voldoet aan de bovengenoemde
norm.
Reserveonderdelen zijn te bestellen via de dichtstbijzijnde ESAB--vertegenwoordiger,
zie de laatste pagina van dit boek. Geef bij bestelling altijd het machinetype, het se-
rienummer en de aanduiding plus het onderdelennr. aan die staan aangegeven in de
lijst met reserveonder delen op pag. 161.
Dit vergemakkelijkt het uitvoeren van de bestelling en garandeert een cor recte lever-
ing.
NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

ESAB LTO 250 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor