Garmin GPSMAP® 64x Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
GPSMAP
®
64 SERIES / GPSMAP 64X
SERIES
Gebruikershandleiding
© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo, ANT+
®
, AutoLocate
®
, City Navigator
®
, GPSMAP
®
en VIRB
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten
en andere landen. BaseCamp
, chirp
, Garmin Connect
, Garmin Express
, HomePort
en tempe
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken
mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Het woordmerk en de logo's van Bluetooth
®
zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. Mac
®
is een handelsmerk van
Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. microSD
®
en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. NMEA
®
, NMEA 2000
®
en het NMEA 2000 logo zijn
geregistreerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association. Windows
®
is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+
®
gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Overzicht van toestellen............................................................. 1
GPSMAPToesteloverzicht (geen camera)............................. 1
GPSMAPToesteloverzicht (camera)...................................... 1
Batterijgegevens......................................................................... 1
Levensduur van de batterijen maximaliseren........................ 1
De modus Batterijbesparing inschakelen.............................. 1
Langdurige opslag................................................................. 1
Een NiMH-batterijpak plaatsen................................................... 1
Het batterijpak opladen.......................................................... 2
AA-batterijen plaatsen................................................................ 2
Het toestel inschakelen...............................................................2
Knoppen..................................................................................... 2
Satellietsignalen ontvangen........................................................ 2
De hoofdpagina's gebruiken......................................... 2
Het hoofdmenu openen.............................................................. 2
Kaart........................................................................................... 3
De oriëntatie van de kaart wijzigen........................................ 3
De afstand meten op de kaart............................................... 3
Kaartinstellingen.................................................................... 3
Kompas.......................................................................................3
Het kompas kalibreren........................................................... 3
Het kompas gebruiken........................................................... 3
Koerswijzer............................................................................ 3
Navigeren met Peil en ga.......................................................3
Tripcomputer...............................................................................4
Tripcomputerinstellingen........................................................ 4
Hoogtegrafiek............................................................................. 4
Hoogeprofielinstellingen.........................................................4
De barometrische hoogtemeter kalibreren............................ 4
Standaardpagina-instellingen herstellen.................................... 4
Via-punten, routes en sporen........................................ 4
Via-punten.................................................................................. 4
Een via-punt maken............................................................... 4
Een via-punt projecteren........................................................ 4
Naar een via-punt navigeren................................................. 4
Een via-punt bewerken.......................................................... 4
Een via-punt verwijderen....................................................... 4
Routes........................................................................................ 4
Een route maken....................................................................4
De naam van een route wijzigen........................................... 5
Een route bewerken............................................................... 5
Een route weergeven op de kaart.......................................... 5
Een route verwijderen............................................................ 5
Een opgeslagen route navigeren........................................... 5
De actieve route weergeven.................................................. 5
Stoppen met navigeren.......................................................... 5
Een route omkeren................................................................ 5
Sporen........................................................................................ 5
Spoorinstellingen................................................................... 5
Het huidige spoor weergeven................................................ 5
Het huidige spoor opslaan..................................................... 5
Het huidige spoor wissen....................................................... 5
Een spoor verwijderen........................................................... 5
Navigeren met een opgeslagen spoor................................... 5
Extra kaarten kopen....................................................................5
Een adres zoeken.................................................................. 5
Functies en instellingen van het hoofdmenu.............. 6
Camera en foto's........................................................................ 6
Een foto maken...................................................................... 6
Foto's weergeven................................................................... 6
De zaklamp gebruiken................................................................ 6
Geocaches..................................................................................6
Geocaches downloaden via een computer
............................ 6
Naar een geocache navigeren............................................... 6
chirp™....................................................................................6
Gegevens draadloos verzenden en ontvangen.......................... 7
Een nabijheidswaarschuwing instellen....................................... 7
Een profiel selecteren................................................................. 7
Oppervlakteberekening...............................................................7
De oppervlakte van een gebied berekenen........................... 7
Satellietpagina............................................................................ 7
GPS-satellietinstellingen........................................................ 7
Garmin Adventures..................................................................... 7
Bestanden verzenden naar BaseCamp................................. 7
Een avontuur maken.............................................................. 7
Een avontuur beginnen.......................................................... 7
VIRB® afstandsbediening.......................................................... 7
Via-punt middelen....................................................................... 8
Bluetooth connected functies..................................................... 8
Een smartphone met uw toestel koppelen............................. 8
Telefoonmeldingen................................................................ 8
Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu............................. 8
Het toestel aanpassen................................................... 8
De gegevensvelden aanpassen................................................. 8
Gegevensvelden.................................................................... 8
Systeeminstellingen.................................................................. 10
GPS en andere satellietsystemen....................................... 10
Seriële interface-instellingen................................................ 10
Scherminstellingen................................................................... 10
De helderheid van de schermverlichting aanpassen................ 10
De toestelgeluiden instellen...................................................... 10
Camera-instellingen.................................................................. 10
Maritieme instellingen wijzigen................................................. 10
Maritieme alarmsignalen instellen........................................11
Gegevens resetten................................................................... 11
De paginavolgorde wijzigen...................................................... 11
Een pagina toevoegen......................................................... 11
Een pagina verwijderen....................................................... 11
Het hoofdmenu aanpassen...................................................... 11
De maateenheden wijzigen...................................................... 11
Tijdinstellingen.......................................................................... 11
Instellingen voor positieweergave............................................ 11
Hoogtemeterinstellingen........................................................... 11
Route-instellingen..................................................................... 11
Profielen....................................................................................12
Een aangepast profiel maken.............................................. 12
De naam van een profiel wijzigen........................................ 12
Een profiel verwijderen........................................................ 12
Toestelinformatie......................................................... 12
Productupdates.........................................................................12
Garmin Express instellen..................................................... 12
Het toestel registreren..........................................................12
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven................................................................................ 12
De karabijnhaakclip bevestigen................................................ 12
De karabijnhaakclip verwijderen.......................................... 12
De polsband bevestigen........................................................... 12
Toestelonderhoud..................................................................... 12
Het toestel schoonmaken.................................................... 13
Gegevensbeheer...................................................................... 13
Bestandstypen..................................................................... 13
Een geheugenkaart installeren............................................ 13
Het toestel aansluiten op uw computer................................ 13
Bestanden overbrengen naar uw computer......................... 13
Bestanden verwijderen........................................................ 13
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 13
Specificaties..............................................................................14
Inhoudsopgave i
Appendix....................................................................... 14
Garmin Support Center.............................................................14
De schermverlichting inschakelen............................................ 14
Optionele accessoires.............................................................. 14
tempe™............................................................................... 14
Uw ANT+-sensors koppelen................................................ 14
Problemen oplossen................................................................. 14
Het toestel opnieuw opstarten............................................. 14
Toestelgegevens weergeven............................................... 14
Alle standaardinstellingen herstellen................................... 14
Index.............................................................................. 15
ii Inhoudsopgave
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Overzicht van toestellen
GPSMAPToesteloverzicht (geen camera)
GPS/GNSS-antenne
Knoppen
Aan-uitknop
Mini-USB-poort (onder beschermkap)
MCX-connector voor GPS-antenne (onder de beschermkap)
1
microSD
®
kaartuitsparing (onder de batterijen)
Batterijvak
Bevestigingsclip
D-ring van de batterijklep
GPSMAPToesteloverzicht (camera)
GPS/GNSS-antenne
Knoppen
Aan-uitknop
Mini-USB-poort (onder beschermkap)
Cameralens
microSD kaartuitsparing (onder de batterijen)
Batterijvak
Bevestigingsclip
D-ring van de batterijklep
Batterijgegevens
WAARSCHUWING
De temperatuurgrenzen van het toestel kunnen hoger/lager
liggen dan de temperatuurgrenzen van sommige batterijen.
Sommige alkalinebatterijen kunnen bij hoge temperaturen
barsten.
LET OP
Alkalinebatterijen verliezen een groot gedeelte van hun
capaciteit wanneer de temperatuur afneemt. Gebruik
lithiumbatterijen wanneer u het toestel bij temperaturen onder
nul gebruikt.
Levensduur van de batterijen maximaliseren
U kunt verschillende acties ondernemen om de levensduur van
de batterij te verlengen.
Beperk de helderheid van de schermverlichting (De
helderheid van de schermverlichting aanpassen,
pagina 10).
Beperk de time-out van de schermverlichting
(Scherminstellingen, pagina 10).
Gebruik de batterijbesparingsmodus (De modus
Batterijbesparing inschakelen, pagina 1).
Laat de kaarten minder snel tekenen (Kaartinstellingen,
pagina 3).
Schakel GLONASS of GALILEO uit (GPS en andere
satellietsystemen, pagina 10).
De modus Batterijbesparing inschakelen
U kunt de modus Batterijbesparing gebruiken om de levensduur
van de batterij te verlengen.
Selecteer Stel in > Scherm > Batterijbesparing > Aan.
In de modus Batterijbesparing wordt het scherm uitgeschakeld
zodra de time-out van de schermverlichting is verstreken. U kunt
selecteren om het scherm in te schakelen of twee keer op
tikken om de statuspagina weer te geven.
Langdurige opslag
Verwijder de batterijen als u van plan bent het toestel enige
maanden niet te gebruiken. Opgeslagen gegevens gaan niet
verloren wanneer u de batterijen verwijdert.
Een NiMH-batterijpak plaatsen
Het toestel werkt met een optioneel NiMH-batterijpak of met
twee AA-batterijen (AA-batterijen plaatsen, pagina 2).
1
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
klep te verwijderen.
2
Bepaal de positie van het batterijpak .
1
De MCX-connector wordt niet bij alle productmodellen meegeleverd.
Inleiding 1
3
Plaats het batterijpak met de polen in de juiste richting.
4
Druk het batterijpak voorzichtig op zijn plaats.
5
Plaats de batterijklep terug en draai de D-ring met de klok
mee.
Het batterijpak opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
Gebruik het toestel niet om een batterij op te laden die niet is
geleverd door Garmin
®
. Pogingen om een batterij op te laden die
niet is geleverd door Garmin, kan schade toebrengen aan het
toestel en de garantie doen vervallen.
Voordat u de rechte connector van de USB-kabel op uw toestel
kunt aansluiten, moet u mogelijk optionele
bevestingingsaccessoires verwijderen.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 14).
U kunt de batterij opladen via een standaard stopcontact of een
USB-poort op uw computer.
1
Trek de beschermkap van de mini-USB-poort omhoog.
2
Sluit de kleine connector van de USB-kabel aan op de mini-
USB-poort.
3
Steek de USB-connector van de kabel in een netadapter of in
de USB-poort van een computer.
4
Steek de netadapter zo nodig in een standaard stopcontact.
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld.
5
Laad de batterij volledig op.
AA-batterijen plaatsen
In plaats van het optionele NiMH-batterijpak (Een NiMH-
batterijpak plaatsen, pagina 1) kunt u twee alkaline-, NiMH- of
lithiumbatterijen gebruiken. Dat is handig wanneer u onderweg
bent en niet in staat bent het NiMH-batterijpak op te laden.
Gebruik NiMH- of lithiumbatterijen voor het beste resultaat.
OPMERKING: Standaard alkalinebatterijen worden niet
aanbevolen voor de 64sc/csx modellen bij gebruik van de
camerafunctie.
1
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
klep te verwijderen.
2
Plaats twee AA-batterijen met de contacten in de juiste
richting.
3
Plaats de batterijklep terug en draai de D-ring met de klok
mee.
4
Houd ingedrukt.
5
Selecteer Stel in > Systeem > AA-Batterijsoort.
6
Selecteer Alkaline, Lithium, Oplaadbare NiMH of Vooraf
opgeladen NiMH.
Het toestel inschakelen
Houd ingedrukt.
Knoppen
FIND Selecteer om het zoekmenu te openen.
MARK Selecteer om uw huidige locatie als via-punt op te slaan.
QUIT Selecteer om te annuleren of om terug te gaan naar het
vorige menu of de vorige pagina.
Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
ENTER Selecteer om opties te kiezen en berichten te bevestigen.
MENU Selecteer om het optiemenu voor de momenteel geopende
pagina weer te geven.
Selecteer tweemaal om het hoofdmenu te openen (vanuit
elke pagina).
PAGE Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
Selecteer , , of om menuopties te selecteren en de
kaartcursor te verplaatsen.
IN Selecteer om in te zoomen op de kaart.
OUT Selecteer om uit te zoomen op de kaart.
Satellietsignalen ontvangen
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat u satellietsignalen
ontvangt.
1
Ga naar buiten naar een open gebied.
2
Schakel het toestel in als dat nog niet is gebeurd.
3
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
knippert terwijl het toestel uw locatie bepaalt.
geeft de satellietsignaalsterke aan.
De hoofdpagina's gebruiken
De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, vindt u
op de pagina's met het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de
reiscomputer en het hoogteprofiel.
Selecteer PAGE om de actieve hoofdpagina te kiezen.
Het hoofdmenu openen
Het hoofdmenu geeft u toegang tot functies en
instellingsschermen voor waypoints, activiteiten, routes en meer
(Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu, pagina 8).
Selecteer tweemaal MENU op een willekeurige pagina.
2 De hoofdpagina's gebruiken
Kaart
geeft uw positie op de kaart aan. Wanneer u zich verplaatst,
verplaatst zich ook en laat het een spoorlog (een spoor)
achter. Via-puntnamen en -symbolen worden weergegeven op
de kaart. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer op de kaart MENU.
2
Selecteer Stel kaart in > Oriëntatie.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.
De afstand meten op de kaart
U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer MENU > Afstand meten.
3
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.
Kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de
pagina weer. Koers boven geeft een bovenaanzicht weer met
uw huidige reisrichting naar de bovenkant van de pagina.
Automodus geeft een 3D-perspectief vanuit de auto weer met
de reisrichting naar de bovenkant van de pagina.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u de gegevensvelden en
dashboards op de kaart, het kompas, het hoogteprofiel en de
tripcomputer aanpassen.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerde kaartinstellingen.
Autozoom: Hiermee wordt automatisch het juiste zoomniveau
geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u Uit
selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld waarin
de items op de kaart worden weergegeven. De kaartitems
worden niet weergegeven wanneer het zoomniveau van de
kaart hoger is dan het geselecteerde niveau.
Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Kompas
Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in
welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant
van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw
bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het
draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.
Het kompas kalibreren
Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u
buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op
magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel heeft een elektronisch kompas met drie assen
(alleen op GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx toestellen). Kalibreer het
kompas nadat u lange afstanden hebt afgelegd, als u de
batterijen hebt vervangen of in geval van
temperatuurschommelingen.
1
Selecteer op de kompaspagina MENU.
2
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
3
Volg de instructies op het scherm.
Het kompas gebruiken
U kunt het kompas gebruiken om een actieve route te
navigeren.
1
Selecteer PAGE.
2
Houd het toestel horizontaal.
3
Volg naar uw bestemming.
Koerswijzer
De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op
open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook
helpen gevaren nabij de koers, zoals ondiepten of rotsen onder
water te vermijden.
Om de koerswijzer in te schakelen, selecteert u vanuit het
kompas MENU > Stel voorliggende koers in > Ga naar lijn/
wijzer > Koers (koersafwijkingsindicator).
De koerswijzer geeft uw relatie aan tot de koerslijn die naar
uw bestemming leidt. De koersafwijkingsindicator (CDI) geeft
de afwijking (links of rechts) ten opzichte van de koers weer. De
schaal heeft betrekking op de afstand tussen de punten op
de koersafwijkingsindicator, die de afwijking ten opzichte van de
koers weergeeft.
Navigeren met Peil en ga
U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting
vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.
OPMERKING: Peil en ga is alleen beschikbaar op toestellen uit
de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
1
Selecteer Peil en ga.
2
Richt het toestel op een object.
3
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
4
Navigeer met behulp van het kompas.
Koersinstellingen
U kunt de kompasinstellingen aanpassen.
Selecteer Stel in > Koers.
Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming.
Koers toont uw relatie tot de koerslijn die naar de
bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
De hoofdpagina's gebruiken 3
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Zie Het kompas kalibreren, pagina 3.
Tripcomputer
De tripcomputer geeft uw huidige snelheid, de gemiddelde
snelheid, de tripteller en andere statistische gegevens weer. U
kunt de indeling van de tripcomputer, het dashboard en de
gegevensvelden aanpassen.
Tripcomputerinstellingen
Selecteer in de tripcomputer MENU.
Herstel: Hiermee stelt u alle tripcomputerwaarden op nul in. Als
u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, dient u de
tripgegevens te herstellen voordat u een reis begint.
Grote cijfers: Hiermee wijzigt u de grootte van de cijfers die
worden weergegeven op de tripcomputer.
Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden
van de tripcomputer aan.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
OPMERKING: Uw aangepaste instellingen worden door het
dashboard onthouden. Uw instellingen gaan niet verloren als
u van profiel verandert (Profielen, pagina 12).
Stel standaarden opnieuw in: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de tripcomputer.
Hoogtegrafiek
OPMERKING: De hoogtegrafiek is alleen beschikbaar op
toestellen uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
De hoogtegrafiek toont standaard de hoogtegegevens van de
gereisde afstand. U kunt de hoogtegrafiekinstellingen
aanpassen (Hoogeprofielinstellingen, pagina 4). U kunt elk
punt op het profiel selecteren om de details over dat punt te
bekijken.
Hoogeprofielinstellingen
Selecteer in het hoogteprofiel MENU.
Wijzig plottype: Hiermee stelt u in welk type gegevens worden
getoond in het hoogteprofiel.
Hoogte/tijd: Legt hoogteverschillen over een bepaalde tijdsduur
vast.
Hoogte/afstand: Legt hoogteverschillen over een afstand vast.
Barometerdruk: Legt plaatselijke luchtdrukverschillen over een
bepaalde tijdsduur vast.
Omgevingsluchtdruk: Legt plaatselijke luchtdrukverschillen
over een bepaalde tijdsduur vast.
Zoombereik aanpassen: Hiermee past u de zoombereiken aan
die worden weergegeven op de hoogtegrafiekpagina.
Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden
van de hoogtegrafiek aan.
Herstel: Hiermee herstelt u de gegevens van de hoogtegrafiek,
waaronder via-punt-, spoor- en reisgegevens.
Kalibreer hoogtemeter: Zie (De barometrische hoogtemeter
kalibreren, pagina 4).
Stel standaarden opnieuw in: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de hoogtegrafiek.
De barometrische hoogtemeter kalibreren
U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als
de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
OPMERKING: De barometrische hoogtemeter is alleen
beschikbaar op toestellen uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
1
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
bekend is.
2
Selecteer PAGE > Hoogteprofiel > MENU > Kalibreer
hoogtemeter.
3
Volg de instructies op het scherm.
Standaardpagina-instellingen herstellen
1
Open een pagina waarvan u de instellingen wilt herstellen.
2
Selecteer MENU > Stel standaarden opnieuw in.
Via-punten, routes en sporen
Via-punten
Via-punten zijn locaties die u vastlegt en in het toestel opslaat.
Met via-punten kunt u markeren waar u bent, waar u naartoe
gaat of waar u bent geweest. U kunt details over de locatie
toevoegen, zoals naam, hoogte en diepte.
U kunt een .gpx-bestand met via-punten toevoegen door het
bestand over te brengen naar de GPX-map (Bestanden
overbrengen naar uw computer, pagina 13).
Een via-punt maken
U kunt uw huidige locatie als via-punt opslaan.
1
Selecteer MARK.
2
Selecteer indien nodig een veld als u wijzigingen in het via-
punt wilt aanbrengen.
3
Selecteer Klaar.
Een via-punt projecteren
U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te
projecteren vanaf een gemarkeerde locatie naar een nieuwe
locatie.
1
Selecteer Waypointbeheer.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer MENU > Projecteer waypoint.
4
Geef de peiling op en selecteer Klaar.
5
Selecteer een maateenheid.
6
Voer de afstand in en selecteer Klaar.
7
Selecteer Sla op.
Naar een via-punt navigeren
1
Selecteer FIND > Via-punten.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer Ga.
Een via-punt bewerken
1
Selecteer Waypointbeheer.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer een item om te bewerken, bijvoorbeeld de naam.
4
Voer de nieuwe informatie in en selecteer Ga.
Een via-punt verwijderen
1
Selecteer Waypointbeheer.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer MENU > Wis.
Routes
Een route bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar
uw bestemming leidt.
Een route maken
1
Selecteer Routeplanner > Route maken > Selecteer eerste
punt.
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer het eerste punt in de route.
4 Via-punten, routes en sporen
4
Selecteer Gebruik.
5
Selecteer Selecteer volgend punt om meer punten aan de
route toe te voegen.
6
Selecteer QUIT om de route op te slaan.
De naam van een route wijzigen
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wijzig naam.
4
Typ de nieuwe naam.
Een route bewerken
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wijzig route.
4
Selecteer een punt.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Controleer om het punt op de kaart weer te
geven.
Selecteer Omhoog of Omlaag als u de volgorde van de
punten in de route wilt wijzigen.
Selecteer Voeg in als u een punt aan de route wilt
toevoegen.
Het nieuwe punt wordt ingevoegd vóór het geselecteerde
punt.
Selecteer Verwijderen als u het punt uit de route wilt
verwijderen.
6
Selecteer QUIT om de route op te slaan.
Een route weergeven op de kaart
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Bekijk kaart.
Een route verwijderen
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wis route.
Een opgeslagen route navigeren
1
Selecteer FIND > Routes.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Ga.
De actieve route weergeven
1
Selecteer tijdens het navigeren van een route Actieve route.
2
Selecteer een punt in de route om meer details weer te
geven.
Stoppen met navigeren
Selecteer FIND > Navigatie stoppen.
Een route omkeren
U kunt de begin- en eindpunten van uw route omwisselen om de
route in omgekeerde richting te volgen.
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Keer route om.
Sporen
Een spoor is een registratie van uw route. Het spoorlog bevat
informatie over de punten langs de vastgelegde route, inclusief
de tijd, de locatie en de hoogtegegevens voor ieder punt.
Spoorinstellingen
Selecteer Stel in > Sporen.
Spoorlog: Hiermee kunt u het vastleggen van sporen in- of
uitschakelen.
Opnamemethode: Hiermee selecteert u een methode om
sporen vast te leggen. Automatisch legt de sporen met
variabele intervallen vast voor een optimaal resultaat.
Interval: Hiermee selecteert u een vastleginterval voor het
spoorlog. Bij frequenter vastleggen van spoorpunten ontstaat
er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook
sneller vol.
AutoArchiveren: Hiermee selecteert u een methode voor
automatisch archiveren om uw sporen te organiseren.
Sporen worden automatisch opgeslagen en gewist.
Kleur: Hiermee wijzigt u de kleur van het actieve spoor op de
kaart.
Het huidige spoor weergeven
1
Selecteer Trackbeheer > Huidige track.
2
Selecteer een optie:
Als u het huidige spoor op de kaart wilt weergeven,
selecteert u Bekijk kaart.
Als u het hoogteprofiel van het huidige spoor wilt
weergeven, selecteert u Hoogteprofiel.
Het huidige spoor opslaan
1
Selecteer Trackbeheer > Huidige track.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Sla spoor op om het volledige spoor op te
slaan.
Selecteer Sla deel op en selecteer een gedeelte.
Het huidige spoor wissen
Selecteer Trackbeheer > Huidige track > Wis huidige
track.
Een spoor verwijderen
1
Selecteer Trackbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wis.
Navigeren met een opgeslagen spoor
1
Selecteer FIND > Sporen.
2
Selecteer een opgeslagen spoor.
3
Selecteer Ga.
Extra kaarten kopen
1
Ga naar de productpagina van uw toestel op
www.garmin.com.
2
Klik op het tabblad Maps.
3
Volg de instructies op het scherm.
Een adres zoeken
U kunt optionele City Navigator
®
kaarten gebruiken om naar
adressen te zoeken.
1
Selecteer FIND > Adressen.
2
Selecteer, indien nodig, het land of de provincie.
3
Voer de plaats of postcode in.
OPMERKING: Niet alle kaartgegevens bieden de optie voor
zoeken op postcode.
4
Selecteer de plaatsnaam.
5
Voer het huisnummer in.
6
Voer de straatnaam in.
Via-punten, routes en sporen 5
Functies en instellingen van het
hoofdmenu
Camera en foto's
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor modellen
met een camera.
Als u een foto maakt, wordt de geografische locatie met de
fotogegevens opgeslagen. U kunt dan naar de locatie
navigeren.
Een foto maken
1
Selecteer Camera.
2
Draai het toestel horizontaal of verticaal om de oriëntatie voor
de foto te bepalen.
3
Selecteer indien nodig MENU > Flitser om de flitser in te
schakelen.
TIP: U kunt Automatisch selecteren om de flitser alleen te
gebruiken als de camera weinig licht detecteert.
4
Selecteer indien nodig IN of OUT om in of uit te zoomen.
5
Houd ENTER ingedrukt om scherp te stellen en houd de
camera stil.
Op het scherm wordt een wit frame weergegeven. Er wordt
scherpgesteld op het object in het frame. Als de foto is
scherpgesteld, wordt het frame groen.
6
Laat ENTER los om een foto te maken.
TIP: U kunt foto's bekijken door > ENTER Te selecteren.
Foto's weergeven
U kunt foto's bekijken die u met de camera hebt gemaakt en
foto's die u naar het toestel hebt overgebracht.
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer indien nodig IN of OUT om in of uit te zoomen.
Foto's sorteren
1
Selecteer Fotoviewer > MENU > Foto's sorteren.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Meest recent.
Selecteer Nabij een locatie en selecteer een locatie.
Selecteer Op specifieke datum en voer een datum in.
De locatie van een foto weergeven
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer MENU > Bekijk kaart.
Naar een foto navigeren
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer MENU > Bekijk informatie > Ga.
Een foto verwijderen
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer MENU > Wis > Ja.
De zaklamp gebruiken
U moet de zaklamp mogelijk nog toevoegen aan het hoofdmenu
(Het hoofdmenu aanpassen, pagina 11).
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar voor modellen
met een camera.
OPMERKING: Gebruik van de zaklamp kan de levensduur van
de batterij doen afnemen. U kunt de helderheid of de
knipperfrequentie beperken om de levensduur van de batterijen
te verlengen.
1
Selecteer Zaklamp > .
2
Gebruik zo nodig de schuifbalk om de helderheid aan te
passen.
3
Selecteer zo nodig een ander type flitser.
0 Geen knipperlicht, constante lichtstraal.
1 t/m 9 Aantal knipperingen per seconden.
SOS Noodlicht.
Geocaches
Geocaching is een schatzoekactiviteit waarbij spelers caches
verbergen of zoeken aan de hand van aanwijzingen en GPS-
coördinaten.
Geocaches downloaden via een computer
U kunt geocaches handmatig op uw toestel laden via een
computer (Bestanden overbrengen naar uw computer,
pagina 13). U kunt de geocachebestanden in een GPX-
bestand plaatsen en importeren naar de GPX-map op het
toestel. Met een premium abonnement op geocaching.com kunt
u de "pocket query" functie gebruiken om een grote groep
geoaches op uw toestel te laden als een enkel GPX-bestand.
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.geocaching.com.
3
Maak, indien nodig, een account.
4
Meld u aan.
5
Volg de instructies op geocaching.com om geocaches te
zoeken en naar uw toestel te downloaden.
Naar een geocache navigeren
1
Selecteer Geocaches.
2
Selecteer een geocache.
3
Selecteer Ga.
De poging loggen
Nadat u hebt geprobeerd een geocache te vinden, kunt u de
resultaten loggen. U kunt sommige geocaches verifiëren op
www.geocaching.com.
1
Selecteer Geocaches > Logpoging.
2
Selecteer Gevonden, Niet gevonden, Reparatie vereist of
Niet geprobeerd.
3
Selecteer een optie:
Als u wilt stoppen met loggen, selecteert u Klaar.
Als u wilt navigeren naar de geocache die zich het dichtst
bij u in de buurt bevindt, selecteert u Zoek volgende
dichtbij.
Als u een opmerking wilt invoeren over het zoeken naar
de geocache of over de geocache zelf, selecteer dan
Opmerking toevoegen, voer een opmerking in en
selecteer Klaar.
Als u bent aangemeld op www.geocaching.com, wordt het log
automatisch geüpload naar uw account bij
www.geocaching.com.
chirp
Een chirp is een klein Garmin accessoire dat wordt
geprogrammeerd en in een geocache wordt achtergelaten. U
kunt uw toestel gebruiken om een chirp te vinden in een
geocache. Raadpleeg voor meer informatie over de chirp de
chirp gebruikershandleiding op www.garmin.com.
Zoeken naar chirp inschakelen
1
Selecteer Stel in > Geocaches.
2
Selecteer chirp™ Setup > chirp™ zoeken > Aan.
6 Functies en instellingen van het hoofdmenu
Gegevens draadloos verzenden en
ontvangen
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar op toestellen
uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
Voor het draadloos uitwisselen van gegevens moet uw toestel
zich bevinden binnen een afstand van 3 m (10 ft.) van een
compatibel toestel.
Uw toestel kan gegevens verzenden en ontvangen als het is
gekoppeld aan een compatibel toestel dat gebruikmaakt van
Bluetooth
®
of ANT+
®
draadloze technologie. U kunt via-punten,
geocaches, routes en sporen uitwisselen.
1
Selecteer Draadloos delen.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Verzend en selecteer een type gegevens.
Selecteer Ontvangen om gegevens te ontvangen van een
ander toestel. Het andere compatibele toestel moet
gegevens proberen te verzenden.
3
Volg de instructies op het scherm.
Een nabijheidswaarschuwing instellen
Gevarenzones waarschuwen u als u zich binnen het opgegeven
bereik van een bepaalde locatie bevindt.
1
Selecteer Gevarenzones > Alarm maken.
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer Gebruik.
5
Voer een radius in.
Wanneer u het gevarenzonegebied betreedt, klinkt er een
signaal.
Een profiel selecteren
Als u van activiteiten verandert, kunt u de instellingen van het
toestel aanpassen door het profiel te wijzigen.
1
Selecteer Profielwijziging.
2
Selecteer een profiel.
Oppervlakteberekening
De oppervlakte van een gebied berekenen
1
Selecteer Oppervlakteberekening > Start.
2
Loop rond het gebied waarvan u de oppervlakte wilt
berekenen.
3
Selecteer Bereken wanneer u daarmee klaar bent.
Satellietpagina
Op de satellietpagina wordt de volgende informatie
weergegeven: uw huidige locatie, de GPS-nauwkeurigheid, de
satellietlocaties en de signaalsterkte.
GPS-satellietinstellingen
Selecteer Satelliet > MENU.
OPMERKING: Sommige instellingen zijn alleen beschikbaar als
Gebruik met GPS uit is ingeschakeld.
Gebruik met GPS uit: Hiermee kunt u de GPS uitschakelen.
Gebruik met GPS aan: Hiermee kunt u de GPS inschakelen.
Koers boven: Geeft aan of satellieten en halve cirkels worden
weergegeven waarbij het noorden naar de bovenkant van het
scherm wijst of uw huidige spoor naar de bovenkant van het
scherm wijst.
Eén kleur: Hiermee kunt u selecteren of de satellietpagina in
één kleur of in meerdere kleuren wordt weergegeven.
Stel locatie in op kaart: Hiermee kunt u uw huidige locatie op
de kaart markeren. U kunt deze locatie gebruiken om routes
te maken of om naar opgeslagen locaties te zoeken.
Positie automatisch bepalen: Hiermee berekent u uw GPS-
positie met behulp van de Garmin AutoLocate
®
functie.
Garmin Adventures
U kunt items die bij elkaar horen groeperen als een avontuur. U
kunt bijvoorbeeld een avontuur maken van een wandeltocht.
Een avontuur kan bijvoorbeeld bestaan uit het spoorlog, de
foto's en de geocaches van de tocht. Gebruik BaseCamp
om
uw avonturen te maken en te beheren.
OPMERKING: BaseCamp is niet beschikbaar voor alle
toestelmodellen.
Bestanden verzenden naar BaseCamp
1
Open BaseCamp.
2
Verbind het toestel met uw computer.
Op Windows
®
computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de
geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede
verwisselbaar station. Op Mac
®
computers worden het toestel
en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere
netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct
weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem
voor meer informatie over het toewijzen van het station.
3
Open het station of volume voor Garmin of de
geheugenkaart.
4
Selecteer een optie:
Selecteer en sleep een item van een aangesloten toestel
naar Mijn verzameling of een lijst.
Selecteer bij BaseCamp Toestel > Ontvangen van
toestel en selecteer het toestel.
Een avontuur maken
Voordat u een avontuur kunt maken en naar uw toestel kunt
sturen, moet u BaseCamp naar uw computer downloaden en
moet u een spoor vanaf uw toestel overdragen naar uw
computer (Bestanden verzenden naar BaseCamp, pagina 7).
1
Open BaseCamp.
2
Selecteer Bestand > Nieuw > Garmin Adventure.
3
Selecteer een spoor en klik op Volgende.
4
Voeg indien nodig items toe vanuit BaseCamp.
5
Geef in de vereiste velden de naam en een beschrijving op
voor het avontuur.
6
Als u de omslagfoto van het avontuur wilt wijzigen, selecteert
u Wijzig, en vervolgens een andere foto.
7
Klik op Voltooien.
Een avontuur beginnen
Voordat u een avontuur kunt beginnen, moet u een avontuur
verzenden vanaf BaseCamp naar uw toestel (Bestanden
verzenden naar BaseCamp, pagina 7).
1
Selecteer Avonturen.
2
Selecteer een avontuur.
3
Selecteer Start.
VIRB
®
afstandsbediening
OPMERKING: De VIRB afstandsbediening is alleen
beschikbaar op toestellen uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
Voordat u de functie VIRB afstandsbediening kunt gebruiken,
moet u de instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB
camera inschakelen.
Functies en instellingen van het hoofdmenu 7
Met de VIRB afstandsbediening kunt u uw VIRB op afstand
bedienen.
1
Selecteer VIRB afstandsbediening.
2
Selecteer een optie:
Selecteer REC om video op te nemen.
Selecteer Maak foto om een foto te maken.
Via-punt middelen
U kunt de locatie van een via-punt verfijnen voor een
nauwkeurigere weergave. Bij het middelen voert het toestel
verschillende metingen op dezelfde locatie uit en gebruikt de
gemiddelde waarde voor een nauwkeurigere meting.
1
Selecteer Waypointbeheer.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer MENU > Gemiddelde locatie.
4
Ga naar de locatie van het via-punt.
5
Selecteer Start.
6
Volg de instructies op het scherm.
7
Als de statusbalk Betrouwbaarheid van meting op 100%
staat, selecteer dan Sla op.
Voor de beste resultaten kunt u maximaal acht metingen voor
een via-punt opslaan. Wacht minimaal negentig minuten tussen
de metingen.
Bluetooth connected functies
Een GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx toestel beschikt over een aantal
Bluetooth communicatiefuncties voor uw compatibele
smartphone. Voor sommige functies moet u Garmin Connect
Mobile op uw smartphone installeren. Ga naar www.garmin.com
/apps voor meer informatie.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx toestel.
LiveTrack: Laat vrienden en familie uw activiteiten in real-time
volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media,
waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect
volgpagina kunnen zien.
Een smartphone met uw toestel koppelen
OPMERKING: Deze functie is alleen compatibel met toestellen
uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
1
Blijf met uw compatibele smartphone binnen 10 m (33 ft.) van
uw toestel.
2
Selecteer in het hoofdmenu van uw toestel Stel in >
Bluetooth > Koppel mobiel toestel.
3
Schakel Bluetooth draadloze technologie op uw compatibele
smartphone in en zoek uw toestel uit de GPSMAP
64s/sc/st/sx/csx.
Er wordt een wachtwoord op het toestel weergegeven.
4
Voer het wachtwoord in op uw smartphone.
Telefoonmeldingen
OPMERKING: Deze functie is niet op alle toestelmodellen
beschikbaar.
Voor telefoonmeldingen is een compatibele smartphone vereist
die is gekoppeld met het toestel. Wanneer uw telefoon berichten
ontvangt, worden meldingen naar uw toestel verzonden.
Meldingen van uw telefoon weergeven
Voordat u meldingen kunt weergeven, moet u uw toestel
koppelen met uw compatibele smartphone.
1
Selecteer > MENU.
2
Selecteer een melding.
Meldingen verbergen
Ontvangen meldingen worden standaard op het toestelscherm
weergegeven. U kunt meldingen verbergen zodat ze niet
worden weergegeven.
Selecteer Stel in > Bluetooth > Meldingen > Verbergen.
Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu
Selecteer MENU.
Wekker: Hiermee stelt u een hoorbaar alarm in. Als u het toestel
niet gebruikt, kunt u instellen dat het toestel op een bepaald
ogenblik wordt ingeschakeld.
Calculator: Geeft een rekenmachine weer.
Agenda: Geeft een agenda weer.
Jagen en vissen: Geeft voorspellingen voor de beste datums
en tijdstippen om te jagen en te vissen op uw huidige locatie
weer.
Stopwatch: Hiermee kunt u ronden en rondetijden meten.
Zon en maan: Geeft de tijd van zonsopkomst en
zonsondergang en de maanfase weer, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Het toestel aanpassen
De gegevensvelden aanpassen
U kunt aanpassen welke gegevensvelden op elke hoofdpagina
worden weergegeven.
1
Open de pagina waarvan u de gegevensvelden wilt wijzigen.
2
Selecteer MENU.
3
Selecteer Wijzig gegevensvelden.
4
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
5
Volg de instructies op het scherm.
Gegevensvelden
Sommige gegevensvelden vereisen dat u navigeert of vereisen
ANT+ accessoires om gegevens te kunnen weergeven.
Aanwijzer: Een pijl wijst in de richting van het volgende via-punt
of de volgende bocht. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afstandteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de
tripgegevens worden hersteld.
Afstand tot bestemming: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot volgende: De resterende afstand tot het volgende
via-punt op uw route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Alarmtimer: De huidige tijd van de afteltimer.
Barometer: De actuele, gekalibreerde druk.
Batterijniveau: De resterende batterijvoeding.
Behouden snelheid: De snelheid waarmee u een bestemming
langs uw route nadert. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Cadans: Het aantal omwentelingen van de pedaalarm of aantal
stappen per minuut. Uw toestel moet zijn aangesloten op een
cadans-accessoire om deze gegevens weer te geven.
Daling - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
daling sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling - Maximum: De maximale daalsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Daling - Totaal: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
8 Het toestel aanpassen
Datum: Huidige dag, maand en jaar.
Diepte: De diepte van het water. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een NMEA
®
0183 of NMEA 2000
®
toestel dat
de waterdiepte kan bepalen.
Draai: Het hoekverschil (in graden) tussen de richting van uw
bestemming en uw huidige koers. L betekent naar links
afbuigen. R betekent naar rechts afbuigen. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
via-punt op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het via-punt). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd
van de bestemming). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Gemiddelde rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de
huidige activiteit.
Glijhoek: De hoek van de horizontale afgelegde afstand in
verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
Glijhoek tot bestemming: De glijhoek die nodig is om van uw
huidige positie af te dalen naar de hoogte van uw
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS.
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
Hoogte boven grond: De hoogte van uw huidige locatie boven
grondniveau (als kaarten voldoende hoogte-informatie
bevatten).
Hoogte - Maximum: Het hoogst bereikte punt sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Hoogte - Minimum: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Huidige ronde: De stopwatchtijd voor de huidige ronde.
Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of
ingestelde route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Koersfout: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Locatie van bestemming: De positie van uw eindbestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
Maximum snelheid: De gerapporteerde maximumsnelheid voor
de weg. Niet beschikbaar op alle kaarten en in alle gebieden.
Let altijd op de borden langs de weg voor de juiste
maximumsnelheid.
Maximumtemperatuur 24 uur: De maximumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een draadloze temperatuursensor om deze
gegevens weer te geven.
Minimumtemperatuur 24 uur: De minimumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een draadloze temperatuursensor om deze
gegevens weer te geven.
Naar koers: De richting die u moet volgen om terug te keren
naar de route. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Nauwkeurigheid van GPS: De foutmarge voor uw exacte
locatie. Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld nauwkeurig tot op +/-
3,65 m (12 voet).
Omgevingsluchtdruk: De niet-gekalibreerde
omgevingsluchtdruk.
Peiling: De richting van uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Percentage: De berekening van de stijging over de afstand. Als
u bijvoorbeeld 3 m (10 voet) stijgt voor elke 60 m (200 voet)
die u aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage
5%.
Positie (geselecteerd): De huidige positie met de
geselecteerde instelling voor de positieweergave.
Positie (lgt/brd): De huidige positie in lengte- en breedtegraad
ongeacht de geselecteerde instelling voor de
positieweergave.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst.
Snelheid - Gemiddelde snelheid: De gemiddelde snelheid
waarmee u zich verplaatst sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Snelheid - Totaal gemiddeld: De gemiddelde snelheid tijdens
het verplaatsen en stoppen sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Stijging - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
stijging sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging - Maximum: De maximale stijgsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Stijging - Totaal: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Stopwatchtimer: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit.
Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor. Uw
toestel moet zijn aangesloten op een draadloze
temperatuursensor om deze gegevens weer te geven.
Temperatuur - Water: De temperatuur van het water. Uw
toestel moet zijn aangesloten op een NMEA 0183 toestel dat
de watertemperatuur kan bepalen.
Tijd: De huidige tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie
en tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd tot bestemming: De tijd die u naar verwachting nodig hebt
om de bestemming te bereiken. Deze gegevens worden
alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende via-punt op de route te bereiken. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Totale rondetijd: De stopwatchtijd voor alle voltooide ronden.
Trajectafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor het huidige
spoor.
Tripkilometerteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Het toestel aanpassen 9
Triptijd: Een lopende meting van de tijd die is besteed terwijl u
in beweging was en terwijl u gestopt was sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Bewogen: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Gestopt: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken zonder te bewegen sinds deze waarde voor het
laatst is hersteld.
Verticale afstand tot bestemming: De afstand die u stijgt
tussen uw huidige positie en de eindbestemming. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd.
Verticale snelheid tot bestemming: De stijg- of daalsnelheid
naar een vooraf bepaalde hoogte. Deze gegevens worden
alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Via-punt bij bestemming: Het laatste punt op de route naar de
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Via-punt bij volgende: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Voorliggende koers: De richting waarin u zich verplaatst.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Systeeminstellingen
Selecteer Stel in > Systeem.
Satellietsysteem: Hiermee stelt u het satellietsysteem in (GPS
en andere satellietsystemen, pagina 10).
WAAS/EGNOS: Hiermee kan het systeem gebruikmaken van
WAAS/EGNOS-gegevens (Wide Area Augmentation System/
European Geostationary Navigation Overlay Service).
Taal: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst die op het
toestel wordt weergegeven.
OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van de
kaartgegevens, zoals straatnamen en plaatsen, of door de
gebruiker ingevoerde gegevens, ongewijzigd.
Interface: Hiermee stelt u de indeling van de seriële interface in
(Seriële interface-instellingen, pagina 10).
AA-Batterijsoort: Hiermee kunt u selecteren welk type AA-
batterijen u gebruikt.
OPMERKING: Deze instelling is niet beschikbaar als het
NiMH-batterijpak is geplaatst.
GPS en andere satellietsystemen
Als u tegelijkertijd GPS en een ander satellietsysteem gebruikt,
krijgt u betere prestaties in moeilijke omgevingen en kunt u
sneller uw positie bepalen dan met alleen GPS. Als u meerdere
systemen gebruikt, kan de levensduur van de batterij sneller
afnemen dan alleen met GPS.
Uw toestel kan deze Global Navigation Satellite Systems
(GNSS) gebruiken. Sommige satellietsystemen zijn mogelijk niet
beschikbaar voor alle toestelmodellen.
GPS: Een satellietsysteem geproduceerd door de Verenigde
Staten.
GLONASS: Een satellietsysteem geproduceerd door Rusland.
GALILEO: Een satellietsysteem geproduceerd door de
European Space Agency.
Seriële interface-instellingen
Selecteer Stel in > Systeem > Interface.
Garmin Spanner: Hiermee kunt u de USB-poort van het toestel
gebruiken voor de meeste NMEA 0183-conforme
kaartprogramma's door een virtuele seriële poort te maken.
Garmin serieel: Hiermee wordt het toestel ingesteld om een
eigen standaard van Garmin te gebruiken voor uitwisseling
van gegevens over via-punten, routes en sporen met een
computer.
NMEA in/uit: Stelt het toestel in voor standaard NMEA 0183-
invoer en -uitvoer.
Tekst uit: Verschaft eenvoudige ASCII-tekstuitvoer van locatie-
en snelheidsgegevens.
RTCM: Hiermee kunt u het toestel instellen voor ontvangst van
DGPS-gegevens (Differential Global Positioning System) van
een toestel dat de RTCM-gegevens (Radio Technical
Commission for Maritime Services) in een SC104-indeling
verzendt.
MTP: Hiermee kunt u instellen dat het toestel het Media
Transfer Protocol (MTP) gebruikt om toegang te krijgen tot
het bestandssysteem op het toestel in plaats van de
massaopslagmodus.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Batterijbesparing: Hiermee bespaart u batterijstroom en
verlengt u de gebruiksduur van de batterij door het scherm uit
te schakelen wanneer de schermverlichting uitgaat.
Kleuren: Hiermee wijzigt u de kleur van de schermachtergrond
en selectiemarkering.
Hoofdmenu, Stel in, Zoek stijl: Hiermee wijzigt u de stijl van
het menusysteem.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
De helderheid van de schermverlichting
aanpassen
Langdurig gebruik van de schermverlichting kan de
gebruiksduur van de batterijen aanzienlijk bekorten. U kunt de
helderheid van de schermverlichting aanpassen om de
levensduur van de batterijen te verlengen.
OPMERKING: De helderheid van de schermverlichting is
beperkt als de batterij bijna leeg is.
1
Selecteer .
2
Gebruik de schuifregelaar om de schermverlichting aan te
passen.
Het toestel kan warm aanvoelen als de achtergrondverlichting is
ingesteld op hoog.
De toestelgeluiden instellen
U kunt het geluid voor berichten, toetsaanslagen,
afslagwaarschuwingen en alarmen instellen.
1
Selecteer Stel in > Tonen > Tonen > Aan.
2
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
Camera-instellingen
Selecteer Stel in > Camera.
Fotoresolutie: Hier stelt u de resolutie van de foto's in.
Foto's opslaan op: Hier stelt u de opslaglocatie voor de foto's
in.
Instructies lezen: Hier worden korte instructies over het nemen
van foto's weergegeven.
Maritieme instellingen wijzigen
Selecteer Stel in > Maritiem.
Zeekaartmodus: Hiermee stelt u het type kaart in waarmee het
toestel maritieme gegevens weergeeft. Nautisch geeft
10 Het toestel aanpassen
verschillende kaartelementen in verschillende kleuren weer
zodat maritieme nuttige punten beter leesbaar en de kaart
dezelfde kleuren heeft als papieren kaarten. Vissen
(watersportkaarten vereist) geeft een gedetailleerde
weergave van zeebodemcontouren en dieptepeilingen en
vereenvoudigt de kaartweergave zodat deze optimaal is om
te kunnen vissen.
Presentatie: Hiermee stelt u de weergave in voor de maritieme
navigatiehulpmiddelen op de kaart.
Maritieme alarmen instellen: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer u van een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor
anker ligt en wanneer u water nadert met een bepaalde
diepte.
Maritieme alarmsignalen instellen
1
Selecteer Stel in > Maritiem > Maritieme alarmen instellen.
2
Selecteer het gewenste type alarm.
3
Selecteer Aan.
4
Voer een afstand in en selecteer Ga.
Gegevens resetten
U kunt tripgegevens resetten, alle waypoints wissen, het huidige
spoor wissen of alle standaardwaarden herstellen.
1
Selecteer Stel in > Herstel.
2
Selecteer een item dat u wilt resetten.
De paginavolgorde wijzigen
1
Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
2
Selecteer een pagina.
3
Selecteer Verplaats.
4
Verplaats de pagina omhoog of omlaag in de lijst.
5
Selecteer ENTER.
TIP: Selecteer PAGE om de paginavolgorde weer te geven.
Een pagina toevoegen
1
Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
2
Selecteer Voeg pagina toe.
3
Selecteer een pagina die u wilt toevoegen.
Een pagina verwijderen
1
Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
2
Selecteer een pagina.
3
Selecteer Verwijderen.
4
Selecteer ENTER.
Het hoofdmenu aanpassen
U kunt items verplaatsen in, toevoegen aan en verwijderen uit
het hoofdmenu.
1
Selecteer MENU > Wijzig volgorde items in het hoofdmenu.
2
Selecteer een menu-item.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Verplaats om de plaatsing van het item in de
lijst te wijzigen.
Selecteer Voeg in als u een nieuw item wilt toevoegen
aan de lijst.
Selecteer Verwijderen als u een item wilt verwijderen uit
de lijst.
De maateenheden wijzigen
U kunt de eenheden voor afstand en snelheid, hoogte, diepte,
temperatuur, luchtdruk en verticale snelheid aanpassen.
1
Selecteer Stel in > Eenheden.
2
Selecteer het item waarvoor u de eenheid wilt instellen.
3
Selecteer een maateenheid.
Tijdinstellingen
Selecteer Stel in > Tijd.
Tijdnotatie: Hier kunt u kiezen om de 12- of 24-uursklok in te
stellen.
Tijdzone: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in. Met
Automatisch wordt de tijdzone automatisch ingesteld op
basis van uw GPS-positie.
Instellingen voor positieweergave
OPMERKING: Wijzig de positieweergave of het
coördinatensysteem op basis van kaartdatum alleen als u een
kaart gebruikt die een andere positieweergave voorschrijft.
Selecteer Stel in > Positieweergave.
Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieweergave
waarmee een locatie wordt aangeduid.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de
kaart in.
Kaartsferoïde: Hiermee geeft u het coördinatensysteem weer
dat door het toestel wordt gebruikt. Het
standaardcoördinatensysteem is WGS 84.
Hoogtemeterinstellingen
OPMERKING: De hoogtemeter is alleen beschikbaar op
toestellen uit de GPSMAP 64s/sc/st/sx/csx.
Selecteer Stel in > Hoogtemeter.
Automatische kalibratie: Voert automatisch een kalibratie uit
telkens wanneer u het toestel inschakelt.
Barometermodus: Variabele hoogte meet de hoogteverschillen
terwijl u onderweg bent. Vaste hoogte gaat ervan uit dat het
toestel stilstaat op een vaste hoogte, zodat de barometerdruk
alleen verandert door de weersomstandigheden.
Luchtdruktrend: Hiermee stelt u in hoe het toestel
drukgegevens vastlegt. Altijd opslaan slaat alle
luchtdrukgegevens op. Dit kan handig zijn als u let op
weerfronten.
Profieltype: Hiermee worden hoogteverschillen vastgelegd
gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand,
of plaatselijke luchtdrukverschillen over een bepaalde
tijdsduur.
Kalibreer hoogtemeter: Hiermee kalibreert u de hoogtemeter.
Route-instellingen
Het toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het
huidige type activiteit. De beschikbare route-instellingen zijn
afhankelijk van de geselecteerde activiteit.
Selecteer Stel in > Routebepaling.
Het toestel aanpassen 11
Activiteit: Stelt een activiteit voor routebepaling in. Het toestel
berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type
activiteit.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige
activiteiten. Afstand hiermee wordt u naar het volgende punt
van de route geleid als u zich op een opgegeven afstand van
uw huidige punt bevindt.
Zet vast op weg: Zet het blauwe driehoekje, dat uw positie op
de kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Profielen
Een profiel is een verzameling instellingen waarmee u het
gebruiksgemak van het toestel kunt optimaliseren. Voor
bijvoorbeeld jagen zijn de instellingen en weergaven anders dan
wanneer u het toestel gebruikt voor geocaching.
Als u een profiel gebruikt en u instellingen zoals
gegevensvelden of maateenheden wijzigt, worden de
wijzigingen automatisch in het profiel opgeslagen.
Een aangepast profiel maken
U kunt uw instellingen en de gegevensvelden voor een
bepaalde activiteit of route aanpassen.
1
Selecteer Stel in > Profielen > Profiel maken > OK.
2
Pas uw instellingen en gegevensvelden aan.
De naam van een profiel wijzigen
1
Selecteer Stel in > Profielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Wijzig naam.
4
Typ de nieuwe naam.
Een profiel verwijderen
OPMERKING: Voordat u het actieve profiel kunt verwijderen,
moet u een ander profiel activeren. U kunt een profiel niet
verwijderen als het actief is.
1
Selecteer Stel in > Profielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Wis.
Toestelinformatie
Productupdates
Installeer Garmin Express
(www.garmin.com/express) op uw
computer. Installeer de Garmin Connect app op uw smartphone.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de
volgende diensten voor Garmin toestellen:
Software-updates
Kaartupdates
Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
Productregistratie
Garmin Express instellen
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.garmin.com/express.
3
Volg de instructies op het scherm.
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen
helpen. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op
een veilige plek.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Aanmelden bij uw Garmin account.
Informatie over regelgeving en compliance
op e-labels weergeven
Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd.
Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals
identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale
compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en
licentiegegevens.
1
Selecteer Stel in.
2
Selecteer Info.
De karabijnhaakclip bevestigen
1
Plaats de karabijnhaakclip in de sleuven op de behuizing
van het toestel.
2
Schuif de karabijnhaakclip omhoog totdat deze vastklikt.
De karabijnhaakclip verwijderen
Til de onderkant van de karabijnhaakclip omhoog en schuif
de karabijnhaakclip van de behuizing af.
De polsband bevestigen
1
Haal de lus van de polsband door de gleuf van het toestel.
2
Haak het andere uiteinde van de band door de lus en trek
deze strak.
Toestelonderhoud
LET OP
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en
insectenwerende middelen die plastic onderdelen en
oppervlakken kunnen beschadigen.
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan
extreme temperaturen kan worden blootgesteld omdat dit
onherstelbare schade kan veroorzaken.
Het toestel is waterbestendig volgens IEC-standaard 60529
IPX7. Het toestel is bestand tegen abusievelijk onderdompelen
in water tot één meter diep, gedurende maximaal dertig
minuten. Als u het toestel langer onder water houdt, kan schade
het gevolg zijn. Na onderdompeling moet u het toestel
12 Toestelinformatie
voorzichtig afdrogen en laten opdrogen voordat u het opnieuw
gaat gebruiken of oplaadt.
Spoel het toestel na gebruik in chloor- of zout water goed uit met
zoet water.
Het toestel schoonmaken
LET OP
Ook een klein beetje zweet of vocht kan corrosie van de
elektrische contactpunten veroorzaken als het toestel is
aangesloten op een oplader. Corrosie kan opladen en
gegevensoverdracht blokkeren.
1
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
een mild schoonmaakmiddel.
2
Veeg de behuizing vervolgens droog.
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
Gegevensbeheer
U kunt bestanden opslaan op uw toestel. In de
geheugenuitsparing van het toestel kan een extra
geheugenkaart worden geplaatst.
OPMERKING: Het toestel is compatibel met Windows 7 of
hoger en Mac OS 10.4 of hoger.
Bestandstypen
Het handheldtoestel biedt ondersteuning voor de volgende
bestandstypen.
Bestanden van BaseCamp of HomePort
. Ga naar
www.garmin.com/trip_planning.
GPX-spoorbestanden.
GPX-geocachebestanden. Ga naar www.garmin.com
/geocache.
GGZ-geocachebestanden. Ga naar www.garmin.com
/geocache.
JPEG-afbeeldingsbestanden.
GPI-/aangepaste POI-bestanden van de Garmin POI Loader.
Ga naar www.garmin.com/products/poiloader.
Een geheugenkaart installeren
WAARSCHUWING
Gebruik nooit een scherp voorwerp om batterijen te verwijderen
die door de gebruiker kunnen worden vervangen.
U kunt een microSD geheugenkaart in het handheldtoestel
installeren voor extra opslagruimte of vooraf geladen kaarten.
1
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
klep te verwijderen.
2
Verwijder de batterijen.
3
Schuif de kaarthouder naar en til deze omhoog.
4
Plaats de geheugenkaart met de gouden contactpunten naar
beneden.
5
Sluit de kaarthouder.
6
Schuif de kaarthouder naar om deze te vergrendelen.
7
Plaats de batterijen en de klep terug.
Het toestel aansluiten op uw computer
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
U moet de batterijen installeren voordat u het toestel kunt
gebruiken terwijl het is aangesloten op uw computer. De USB-
poort van de computer biedt mogelijk onvoldoende vermogen
om het toestel te kunnen gebruiken.
1
Duw de beschermkap van de mini-USB-poort omhoog.
2
Sluit de kleine connector van de USB-kabel aan op de mini-
USB-poort.
3
Sluit het grote uiteinde van de USB-kabel aan op de USB-
poort van de computer.
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de
geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede
verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel
en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
Bestanden overbrengen naar uw computer
1
Verbind het toestel met uw computer.
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de
geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede
verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel
en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere
netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct
weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem
voor meer informatie over het toewijzen van het station.
2
Open de bestandsbrowser op de computer.
3
Selecteer een bestand.
4
Selecteer Edit > Copy.
5
Open het draagbare toestel, station of volume van het toestel
of geheugenkaart.
6
Blader naar een map.
7
Selecteer Edit > Paste.
Het bestand wordt weergegeven in de lijst met bestanden in
het toestelgeheugen of op de geheugenkaart.
Bestanden verwijderen
LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan
niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke
systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
1
Open het Garmin station of volume.
2
Open zo nodig een map of volume.
3
Selecteer een bestand.
4
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
OPMERKING: Als u een Apple
®
computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te
verwijderen.
De USB-kabel loskoppelen
Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is
aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige
manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als
uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw
Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te
koppelen.
Toestelinformatie 13
1
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en
selecteer uw toestel.
Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
2
Koppel de kabel los van uw computer.
Specificaties
Batterijtype NiMH-batterijpak of twee AA-batterijen
(alkaline, NiMH of lithium van 1,5 V of
lager)
Levensduur van batterij Maximaal 16 uur
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20° tot 45°C (van -4° tot 113°F)
Laadtemperatuurbereik Van 0° tot 40°C (van 32° tot 104°F)
Kompasveilige afstand 17,5 cm (7 in.)
Draadloze frequentie/
draadloos protocol
2,4 GHz bij 0 dBm nominaal
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Appendix
Garmin Support Center
Ga naar support.garmin.com voor hulp en informatie, zoals
producthandleidingen, veelgestelde vragen video's en
klantondersteuning.
De schermverlichting inschakelen
Selecteer een willekeurige knop om de schermverlichting in
te schakelen.
De schermverlichting wordt automatisch ingeschakeld
wanneer er waarschuwingen en berichten worden
weergegeven.
Optionele accessoires
Optionele accessoires, zoals houders, kaarten,
fitnessaccessoires en vervangingsonderdelen, zijn verkrijgbaar
via http://buy.garmin.com of bij uw Garmin dealer.
tempe
De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de
sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar
deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente
bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de
tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van
de tempe te kunnen weergeven.
Uw ANT+-sensors koppelen
Voordat u de ANT+-sensors kunt koppelen, moet u de
hartslagmeter omdoen of de sensor plaatsen.
Het toestel is compatibel met de hartslagmeter, de GSC
10
snelheids- en cadanssensor, en de draadloze tempe
temperatuursensor. U kunt een gegevensveld aanpassen om
sensorgegevens weer te geven.
1
Breng het toestel binnen bereik (3 m) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 meter bij
andere ANT+-sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
2
Selecteer Stel in > ANT-sensor.
3
Selecteer uw sensor.
4
Selecteer Nieuwe zoeken.
Als de sensor is gekoppeld aan uw toestel wordt de status
van de sensor gewijzigd van Zoeken naar Verbonden.
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw
Garmin toestel
Controleer of het ANT+ accessoire compatibel is met uw
Garmin toestel.
Voordat u het ANT+ accessoire met uw Garmin-toestel
koppelt, dient u een afstand van 10 m (33 ft.) ten opzichte
van andere ANT+ accessoires in acht te nemen.
Plaats het Garmin toestel binnen 3 m (10 ft.) van het ANT+
accessoire.
Nadat u de koppeling tot stand hebt gebracht, herkent het
Garmin toestel daarna automatisch het ANT+ accessoire
wanneer u het toestel activeert. Het koppelingsproces vindt
automatisch plaats wanneer u het Garmin toestel inschakelt
en zorgt ervoor dat de accessoires binnen enkele seconden
zijn geactiveerd en klaar zijn voor gebruik.
Na het koppelen ontvangt het Garmin toestel alleen
gegevens van uw eigen accessoires. U kunt dan ook gewoon
in de buurt van andere accessoires komen.
Problemen oplossen
Het toestel opnieuw opstarten
Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk opnieuw
opstarten. Uw gegevens en instellingen worden dan niet gewist.
1
Verwijder de batterijen.
2
Plaats de batterijen opnieuw.
Toestelgegevens weergeven
U kunt de toestel-id, softwareversie, informatie over wet- en
regelgeving en de licentieovereenkomst weergeven.
Selecteer Stel in > Info.
Alle standaardinstellingen herstellen
U kunt alle fabrieksinstellingen van het toestel herstellen.
Selecteer Stel in > Herstel > Alle instellingen resetten >
Ja.
14 Appendix
Index
A
aan-uitknop 2
accessoires 14
adressen, zoeken 5
afstanden meten 3
agenda 8
alarmen
gevarenzone 7
klok 8
maritiem 11
ANT+ sensoren, koppelen 14
ANT+-sensors, koppelen 14
applicaties 8
avonturen 7
B
BaseCamp 7, 10, 13
batterij 1, 12
installeren 1, 2
levensduur 3
maximaliseren 1, 10
opladen 2
opslag 1
bestanden, overbrengen 6, 13
Bluetooth technologie 8
C
calculator 8
camera 6
instellingen 10
chirp 6
City Navigator 5
computer, verbinden 13
D
dashboards 4
downloaden, geocaches 6
F
foto 6
maken 6
weergeven 6
G
Garmin Connect 8
Garmin Express 12
software bijwerken 12
gebruikersgegevens, verwijderen 13
gegevens, overbrengen 13
gegevens delen 7
gegevens opslaan 13
gegevensvelden 8
geheugenkaart 13
geocaches 6, 13
downloaden 6
GLONASS 10
GPS 7, 10
instellingen 10
satellietpagina 7
H
herstellen, instellingen 14
het toestel resetten 11
HomePort 13
hoofdmenu 2
aanpassen 11
hoogte 4
hoogtemeter 11
kalibreren 4
I
instellingen 3, 5, 10, 11, 14
toestel 11
J
jagen en vissen, tijden 8
K
kaarten 5
afstanden meten 3
bijwerken 12
instellingen 3
kopen 5
navigeren 3
oriëntatie 3
zoomen 3
kalibreren, hoogtemeter 4
karabijnhaakclip 12
knoppen 1, 2
koersen, wijzer 3
kompas 3
instellingen 3
kalibreren 3
koppelen
ANT+ sensoren 14
ANT+-sensors 14
smartphone 8
L
locaties
bewerken 4
opslaan 4
M
maateenheden 11
maritiem
alarmen instellen 11
instellingen 10
meldingen 8
microSD kaart. Zie geheugenkaart
N
nabijheidswaarschuwingen 7
navigatie 3
stoppen 5
navigeren 3
O
opladen 2
oppervlakteberekening 7
overbrengen
bestanden 6, 7, 13
sporen 7
P
Peil en ga 3
polsband 12
positiewaargave 11
problemen oplossen 11, 14
productregistratie 12
profielen 7, 12
R
reisinformatie, weergeven 4
reisplanner. Zie routes
routes 4, 5
bewerken 5
instellingen 11
maken 4
navigeren 5
verwijderen 5
weergeven op de kaart 5
S
satellietpagina 7
satellietsignalen 7
ontvangen 2
scherm, instellingen 10
schermverlichting 1, 10, 14
smartphone 7
applicaties 8
koppelen 8
software
bijwerken 12
licentie 14
versie 14
specificaties 14
sporen 5, 7
instellingen 5
navigeren 5
stopwatch 8
systeeminstellingen 10
T
tempe 14
temperatuur 14
tijdinstellingen 11
tijdzones 11
toestel, registratie 12
toestel aanpassen 8, 11
toestel registreren 12
toestel schoonmaken 12, 13
toestel-id 14
tonen 10
tripcomputer 4
U
USB 10
bestanden overbrengen 13
connector 1
loskoppelen 13
massaopslagmodus 13
V
verwijderen, alle gebruikersgegevens 13
via-punten 4
bewerken 4, 8
navigeren 4
opslaan 4
projecteren 4
verwijderen 4
VIRB afstandsbediening 7
W
WAAS 10
Z
Zaklamp 6
zonsopkomst en -ondergang, tijden 8
Index 15
support.garmin.com
September 2019
190-01702-00_0E
1 / 1

Garmin GPSMAP® 64x Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding