Garmin fēnix® 3 Handleiding

Type
Handleiding
fēnix
®
3/HR
Gebruikershandleiding
© 2015 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo, ANT+
®
, Auto Lap
®
, Auto Pause
®
, Edge
®
, fēnix
®
, TracBack
®
, VIRB
®
en Virtual Partner
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd
in de Verenigde Staten en andere landen. Connect IQ
, Garmin Connect
, Garmin Express
, HRM-Run
, tempe
en Vector
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
American Heart Association
®
is een geregistreerd handelsmerk van American Heart Association, Inc. Android
is een handelsmerk van Google Inc. Apple
®
en Mac
®
zijn handelsmerken van Apple
Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van Bluetooth
®
zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door
Garmin is een licentie verkregen. The Cooper Institute
®
, en alle gerelateerde handelsmerken, zijn het eigendom van The Cooper Institute. Geavanceerde hartslaganalyse door Firstbeat. Training
Stress Score
(TSS), Intensity Factor
(IF) en Normalized Power
(NP) zijn handelsmerken van Peaksware, LLC. WiFi
®
is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation.
Windows
®
is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve
eigenaars.
Dit product bevat mogelijk een bibliotheek (Kiss FFT) waarvoor een licentie is verkregen van Mark Borgerding onder de 3-Clause BSD-licentie http://opensource.org/licenses/BSD-3-Clause.
Dit product is ANT+
®
gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Knoppen..................................................................................... 1
De knoppen vergrendelen..................................................... 1
Het toestel opladen..................................................................... 1
Uw smartphone koppelen met uw toestel................................... 1
Ondersteuning en updates......................................................... 1
Garmin Express instellen....................................................... 1
Hartslagmeetfuncties..................................................... 1
Hartslagmeter aan de pols..........................................................2
Het toestel en de hartslagmeter dragen................................ 2
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens........................... 2
De hartslagwidget gebruiken................................................. 2
Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen........... 2
De polshartslagmeter uitschakelen........................................ 2
De hartslagmeter aanbrengen.................................................... 2
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens........................... 3
Hardloopdynamiek...................................................................... 3
Trainen met hardloopdynamiek............................................. 3
Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens..................... 3
Gegevens over grondcontacttijd-balans........................... 4
Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens............. 4
Fysiologische metingen.............................................................. 4
Over VO2 max. indicaties...................................................... 4
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven........... 4
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven..................... 5
Voorspelde racetijden weergeven......................................... 5
Hersteltijd............................................................................... 5
Hersteladvies inschakelen................................................ 5
Herstelhartslag....................................................................... 5
Lactaatdrempel...................................................................... 5
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te
bepalen............................................................................. 5
Prestatieconditie.................................................................... 5
Uw prestatieconditie weergeven....................................... 5
Stressscore............................................................................ 6
Uw stressscore weergeven............................................... 6
Activiteiten...................................................................... 6
Een activiteit starten................................................................... 6
Een activiteit stoppen..................................................................6
Skiën........................................................................................... 6
Crosscountry skiën................................................................ 6
Skiën of snowboarden........................................................... 6
Uw afdalingen weergeven................................................. 6
Hiken...........................................................................................7
Hiken...................................................................................... 7
Hardlopen................................................................................... 7
Hardlopen.............................................................................. 7
De metronoom gebruiken...................................................... 7
Fietsen........................................................................................ 7
Een rit maken......................................................................... 7
Zwemmen................................................................................... 7
Zwemmen in het zwembad.................................................... 7
Zwemtermen..................................................................... 8
Slagtypen.......................................................................... 8
Rusten tijdens zwemmen in een zwembad....................... 8
Training met het trainingslog............................................. 8
Zwemmen in open water........................................................8
Watersporten.............................................................................. 8
Een peddelsurfactiviteit starten.............................................. 8
Een roeiactiviteit starten.........................................................8
Binnenactiviteiten........................................................................9
Multisport.................................................................................... 9
Een triatlon- of multisportactiviteit starten.............................. 9
Een aangepaste activiteit maken
........................................... 9
Golfen......................................................................................... 9
Golfen.................................................................................... 9
Hole-informatie.......................................................................9
Layup- en dogleg-afstanden weergeven............................. 10
De golfafstandteller gebruiken............................................. 10
Score bijhouden................................................................... 10
Scores herzien..................................................................... 10
Een shot meten.................................................................... 10
Training......................................................................... 10
Uw gebruikersprofiel instellen................................................... 10
Fitnessdoelstellingen........................................................... 10
Hartslagzones...................................................................... 10
Uw hartslagzones instellen............................................. 10
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel........... 11
Berekeningen van hartslagzones.................................... 11
Over ervaren sporters.......................................................... 11
Uw vermogenszones instellen............................................. 11
Activiteiten volgen..................................................................... 11
Activiteiten volgen inschakelen............................................ 11
De bewegingswaarschuwing gebruiken.............................. 11
Automatisch doel................................................................. 11
Slaap bijhouden................................................................... 11
Uw slaap automatisch bijhouden.................................... 11
De modus Niet storen gebruiken.....................................12
Minuten intensieve training.................................................. 12
Workouts...................................................................................12
Een workout via internet volgen........................................... 12
Een workout beginnen......................................................... 12
De trainingsagenda.............................................................. 12
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken.................. 12
Intervalworkouts........................................................................12
Een intervalworkout maken..................................................12
Een intervalworkout starten................................................. 12
Een intervalworkout stoppen............................................... 13
Virtual Partner® gebruiken....................................................... 13
Een trainingsdoel instellen........................................................ 13
Een trainingsdoel annuleren................................................ 13
Racen tegen een eerder voltooide activiteit............................. 13
Persoonlijke records................................................................. 13
Uw persoonlijke records weergeven.................................... 13
Een persoonlijk record herstellen........................................ 13
Een persoonlijk record verwijderen...................................... 13
Alle persoonlijke records verwijderen.................................. 13
Training Effect...........................................................................13
Klok................................................................................ 14
Een alarm instellen................................................................... 14
De afteltimer instellen............................................................... 14
De stopwatch gebruiken........................................................... 14
Zonsopkomst- en zonsondergangswaarschuwingen
instellen.....................................................................................14
Navigatie....................................................................... 14
Een via-punt projecteren.......................................................... 14
Uw locatie bewaren.................................................................. 14
Uw opgeslagen locaties verwijderen................................... 14
Uw opgeslagen locaties verwijderen........................................ 14
Alle opgeslagen locaties verwijderen....................................... 14
Navigeren naar een bestemming............................................. 14
Navigeren met Peil en ga......................................................... 15
Kompas.....................................................................................15
Kaart......................................................................................... 15
Schuiven en zoomen op de kaart........................................ 15
Navigeren naar uw vertrekpunt................................................ 15
Hoogtemeter en barometer.......................................................15
Geschiedenis................................................................ 15
Inhoudsopgave i
Werken met de geschiedenis................................................... 15
Multisportgeschiedenis........................................................ 15
Tijd in elke hartslagzone weergeven................................... 16
Staptotalen weergeven............................................................. 16
Gegevenstotalen weergeven.................................................... 16
Geschiedenis verwijderen.........................................................16
De afstandteller gebruiker.........................................................16
Connected functies...................................................... 16
Bluetooth meldingen inschakelen............................................. 16
Meldingen weergeven.......................................................... 16
Meldingen beheren.............................................................. 16
Bluetooth technologie uitschakelen..................................... 16
Bluetooth connectiewaarschuwingen in- en uitschakelen... 16
Een verloren mobiel toestel lokaliseren.................................... 17
Garmin Connect........................................................................17
Gegevens handmatig uploaden naar Garmin Connect
Mobile.................................................................................. 17
Garmin Connect op uw computer gebruiken....................... 17
WiFi® connected functies........................................................ 17
Een draadloze verbinding WiFi verbinding instellen........... 17
Connect IQ functies..................................................... 17
Connect IQ functies downloaden.............................................. 17
Connect IQ functies downloaden via uw computer.................. 17
Widgets..................................................................................... 18
Widgets weergeven............................................................. 18
De widgetlijst aanpassen..................................................... 18
VIRB afstandsbediening...................................................... 18
Een VIRB actiecamera bedienen.................................... 18
Uw toestel aanpassen.................................................. 18
Instellingen van activiteiten-app............................................... 18
Gegevensschermen aanpassen.......................................... 19
Een kaart aan een activiteit toevoegen................................ 19
Waarschuwingen................................................................. 19
Een waarschuwing instellen............................................ 20
Auto Lap...............................................................................20
Ronden op afstand markeren......................................... 20
Auto Pause® inschakelen.................................................... 20
Automatisch klimmen inschakelen....................................... 20
3D-snelheid en -afstand....................................................... 20
Auto Scroll gebruiken........................................................... 20
UltraTrac.............................................................................. 21
Time-outinstellingen voor de spaarstand............................. 21
De Lap-knop in- en uitschakelen......................................... 21
Wijzerplaatinstellingen.............................................................. 21
De watch face aanpassen................................................... 21
Sensorinstellingen.................................................................... 21
Kompasinstellingen.............................................................. 21
Het kompas handmatig kalibreren.................................. 21
De noordreferentie instellen............................................ 21
Hoogtemeterinstellingen...................................................... 22
De barometrische hoogtemeter kalibreren...................... 22
Barometerinstellingen.......................................................... 22
Navigatie-instellingen................................................................22
Kaartfuncties aanpassen..................................................... 22
Een koersindicator instellen................................................. 22
Systeeminstellingen.................................................................. 22
De sneltoetsen aanpassen.................................................. 22
Tijdinstellingen..................................................................... 22
Schermverlichtingsinstellingen.............................................23
De maateenheden wijzigen................................................. 23
ANT+ sensors............................................................... 23
ANT+ sensors koppelen........................................................... 23
Een optionele fietssnelheids- of fietscadanssensor
gebruiken.................................................................................. 23
Voetsensor................................................................................23
Kalibratie van de voetsensor verbeteren
............................. 23
Uw voetsensor handmatig kalibreren.................................. 23
Snelheid en afstand van voetsensor instellen..................... 23
tempe........................................................................................ 24
Toestelinformatie......................................................... 24
Toestelgegevens weergeven.................................................... 24
Informatie over wet- en regelgeving en naleving
weergeven
........................................................................... 24
Specificaties..............................................................................24
Batterijgegevens.................................................................. 24
HRM-Run specificaties............................................................. 24
Gegevensbeheer...................................................................... 24
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 24
Bestanden verwijderen........................................................ 24
Problemen oplossen................................................................. 24
Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet weergegeven....... 24
De temperatuurmeting is niet nauwkeurig........................... 24
Het toestel herstellen........................................................... 24
Alle standaardinstellingen herstellen................................... 24
De levensduur van de batterij verlengen............................. 25
Meer informatie.................................................................... 25
Onderhoud van het toestel.......................................... 25
Toestelonderhoud..................................................................... 25
Het toestel schoonmaken.................................................... 25
Metalen band aanpassen......................................................... 25
Instructies voor onderhoud van de hartslagmeter.................... 25
Onderhoud van de hartslagmeter........................................ 25
Door de gebruiker vervangbare batterijen................................ 25
De batterij van de hartslagmeter vervangen........................ 25
Appendix....................................................................... 26
Gegevensvelden....................................................................... 26
Standaardwaarden VO2 Max................................................... 29
Wielmaat en omvang................................................................ 29
3-Clause BSD-licentie...............................................................29
Symbooldefinities......................................................................30
Index.............................................................................. 31
ii Inhoudsopgave
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma
begint of wijzigt.
Knoppen
À
LIGHT
Selecteer om de schermverlichting in of uit te schakelen.
Houd de knop ingedrukt om het menu met snelkoppelingen
weer te geven, waaronder het aan- en uitzetten van het
toestel.
Á
START
STOP
Selecteer om een activiteit te starten of te stoppen.
Selecteer om een optie te kiezen in een menu.
Â
BACK
LAP
Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
Selecteer om een ronde of een rustpauze vast te leggen
tijdens een activiteit.
Ã
DOWN
Selecteer om door widgets, menu's en meldingen te bladeren.
Houd ingedrukt op in elke pagina de klok weer te geven.
Ä
UP
Selecteer om door widgets, menu's en meldingen te bladeren.
Selecteer om een kort bericht of een korte melding te
verwijderen.
Houd ingedrukt om het hoofdmenu weer te geven.
De knoppen vergrendelen
U kunt de toestelknoppen vergrendelen om te voorkomen dat de
knoppen per ongeluk worden ingedrukt.
1
Houd LIGHT gedurende twee seconden ingedrukt en
selecteer Vergren. toestel om de knoppen te vergrendelen.
2
Houd LIGHT gedurende twee seconden ingedrukt en
selecteer Ontgrndl toestel om de knoppen te ontgrendelen.
Het toestel opladen
LET OP
Om roestvorming te voorkomen, dient u alle contactpunten en
de directe omgeving ervan grondig te reinigen en af te drogen
voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.
Raadpleeg de instructies voor reiniging in de appendix.
Het toestel wordt van stroom voorzien met een ingebouwde
lithium-ionbatterij die u kunt opladen via een standaard
stopcontact of een USB-poort op uw computer.
1
Steek de USB-connector van de kabel in een netadapter of in
de USB-poort van een computer.
2
Steek de netadapter zo nodig in een standaard stopcontact.
3
Druk de zijkanten van de batterijhouder
À
in om de armen op
de houder te openen.
4
Houd de contactpunten op één lijn, plaats het toestel in de
houder
Á
en laat de armen los om het toestel op zijn plaats
vast te klemmen.
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld en wordt het oplaadniveau van de
batterij op het scherm weergegeven.
5
Laad het toestel volledig op.
Uw smartphone koppelen met uw toestel
Als u alle functies van uw fēnix 3 wilt gebruiken, moet u het
toestel koppelen met een smartphone.
1
Ga naar garmin.com/apps en download de Garmin Connect
Mobile app op uw smartphone.
2
Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van uw toestel.
3
Houd op uw fēnix 3 toestel UP ingedrukt.
4
Selecteer Instellingen > Bluetooth > Koppel mobiel
toestel.
5
Open op uw smartphone de Garmin Connect Mobile app.
6
Selecteer een optie om uw toestel toe te voegen aan uw
Garmin Connect account:
Als dit het eerste toestel is dat u koppelt met de Garmin
Connect Mobile app, volgt u de instructies op het scherm.
Als u reeds een toestel hebt gekoppeld met de Garmin
Connect Mobile app, selecteert u Garmin toestellen >
Voeg toestel toe in het instellingenmenu en volgt u de
instructies op het scherm.
Ondersteuning en updates
Garmin Express
(www.garmin.com/express) biedt u eenvoudig
toegang tot deze services voor Garmin
®
toestellen.
Productregistratie
Producthandleidingen
Software-updates
Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
Garmin Express instellen
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.garmin.com/express.
3
Volg de instructies op het scherm.
Hartslagmeetfuncties
Deze handleiding is voor fēnix 3 modellen die compatibel zijn
met hartslagmeters en voor polshartslagmeters. U hebt een
hartslagmeter nodig om de functies in deze sectie te kunnen
gebruiken.
fēnix 3: Dit toestel is compatibel met ANT+
®
hartslagmeters.
Inleiding 1
fēnix 3 HR: Dit toestel heeft een polshartslagmeter en is ook
compatibel met ANT+ hartslagmeters. In de hartslagwidget
kunt u hartslaggegevens weergeven. Als de gegevens van
zowel de polshartslag als de ANT+ hartslag beschikbaar zijn,
gebruikt uw toestel de ANT+ hartslaggegevens.
Hartslagmeter aan de pols
Het toestel en de hartslagmeter dragen
Draag het fēnix 3 toestel om uw pols, boven uw polsgewricht.
OPMERKING: Het toestel dient stevig vast te zitten, maar
niet te strak, en mag tijdens het hardlopen of trainen niet van
zijn plaats raken.
OPMERKING: De hartslagsensor bevindt zich aan de
achterkant van het toestel.
Raadpleeg Tips voor onregelmatige hartslaggegevens,
pagina 2 voor meer informatie over de hartslag aan de
pols.
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens
Als hartslaggegevens onregelmatig zijn of niet worden
weergegeven, kunt u deze tips proberen.
Zorg dat uw onderarm schoon en droog is voordat u het
toestel omdoet.
Zorg dat de huid onder het toestel niet is ingesmeerd met
zonnebrandcrème, lotion of insectenwerende middelen.
Zorg dat de hartslagsensor aan de achterkant van het toestel
niet wordt bekrast.
Draag het toestel om uw pols, boven uw polsgewricht. Het
toestel dient stevig vast te zitten, maar niet te strak.
Wacht tot het pictogram constant brandt voordat u aan uw
activiteit begint.
Voer gedurende 5 tot 10 minuten een warming-up uit en
meet uw hartslag voordat u aan uw workout begint.
OPMERKING: Voer bij koud weer de warming-up binnen uit.
Spoel het toestel na elke training af met schoon water.
De hartslagwidget gebruiken
De widget geeft uw huidige hartslag in slagen per minuut (bpm),
uw hartslag in rust gedurende de dag en een grafiek van uw
hartslag weer.
1
Selecteer in de klok DOWN.
2
Selecteer START om de gemiddelde waarden van uw
hartslag in rust in de afgelopen 7 dagen weer te geven.
Hartslaggegevens verzenden naar Garmin toestellen
U kunt uw hartslaggegevens verzenden vanaf uw fēnix 3 toestel
en bekijken op gekoppelde Garmin toestellen. U kunt
bijvoorbeeld uw hartslaggegevens verzenden naar een Edge
®
toestel tijdens het fietsen of naar een VIRB
®
actiecamera tijdens
een activiteit.
OPMERKING: Het verzenden van hartslaggegevens verkort de
levensduur van batterij.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Polshartslag > Zend
hartslag uit.
3
Selecteer een optie:
Selecteer In app om hartslaggegevens te verzenden
tijdens activiteiten met tijdmeting (Een activiteit starten,
pagina 6).
Selecteer Nu om nu te beginnen met het verzenden van
hartslaggegevens.
Het fēnix 3 toestel begint uw hartslaggegevens te verzenden
en wordt weergegeven.
OPMERKING: U kunt alleen de hartslagwidget bekijken
terwijl u hartslaggegevens verzendt.
4
Koppel uw fēnix 3 toestel met uw Garmin ANT+ compatibele
toestel.
OPMERKING: De aanwijzingen voor het koppelen
verschillen voor ieder Garmin compatibel toestel. Raadpleeg
uw gebruikershandleiding.
TIP: Selecteer een willekeurige knop en selecteer Ja om het
verzenden van uw hartslaggegevens te stoppen.
De polshartslagmeter uitschakelen
Bij de fēnix 3 HR is Automatisch de standaardwaarde voor de
instelling Polshartslag. Het toestel gebruikt automatisch de
polshartslagmeter, tenzij u een ANT+ hartslagmeter koppelt met
het toestel.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Polshartslag > Uit.
De hartslagmeter aanbrengen
U dient de hartslagmeter direct op uw huid te dragen, net onder
uw borstbeen. De hartslagmeter dient strak genoeg te zitten om
tijdens de activiteit op zijn plek te blijven.
1
Gebruik zo nodig de verlengband om de hartslagmeter te
bevestigen.
2
Bevochtig de elektroden
À
aan de achterzijde van de
hartslagmeter om een sterke verbinding tussen uw borst en
de zender tot stand te brengen.
3
Zorg dat het Garmin logo op de hartslagmeter niet
ondersteboven zit.
De verbinding tussen de lus
Á
en haak
Â
dient zich aan uw
rechterzijde te bevinden.
4
Wikkel de hartslagmeter om uw borstkas en steek de haak
van de band in de lus.
OPMERKING: Zorg ervoor dat het onderhoudslabel niet
omvouwt.
2 Hartslagmeetfuncties
Nadat u de hartslagmeter omdoet, is deze actief en worden er
gegevens verzonden.
Tips voor onregelmatige hartslaggegevens
Als hartslaggegevens onregelmatig zijn of niet worden
weergegeven, kunt u deze tips proberen.
Bevochtig de elektroden en de contactoppervlakken (indien
van toepassing).
Trek de band strakker aan om uw borst.
Voer gedurende 5 tot 10 minuten een warming-up uit.
Volg de instructies voor onderhoud (Onderhoud van de
hartslagmeter, pagina 25).
Draag een katoenen shirt of maak beide zijden van de band
goed nat.
Synthetische materialen die langs de hartslagmeter wrijven of
er tegen aan slaan, kunnen statische elektriciteit veroorzaken
die de hartslagsignalen beïnvloedt.
Blijf uit de buurt van bronnen die interferentie met de
hartslagmeter kunnen veroorzaken.
Bronnen van interferentie zijn bijvoorbeeld sterke
elektromagnetische velden, draadloze sensors van 2,4 GHz,
hoogspanningsleidingen, elektrische motoren, ovens,
magnetrons, draadloze telefoons van 2,4 GHz en draadloze
LAN-toegangspunten.
Hardloopdynamiek
U kunt uw compatibele fēnix 3 toestel gekoppeld met het
HRM-Run
accessoire of ander accessoire voor
hardloopdynamica gebruiken voor real-time feedback over uw
hardloopvorm. Als het HRM-Run accessoire bij uw fēnix 3
toestel is meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld.
Het accessoire voor hardloopdynamica beschikt over een
versnellingsmeter die bewegingen van het bovenlichaam meet
voor het berekenen van zes hardloopgegevens.
Cadans: Cadans is het aantal stappen per minuut. Het totale
aantal stappen wordt weergegeven (links en rechts samen).
Verticale oscillatie: Verticale oscillatie is de op-en-
neerbeweging tijdens het hardlopen. De verticale beweging
van uw bovenlichaam wordt in centimeters weergegeven.
Grondcontacttijd: Grondcontacttijd is de hoeveelheid tijd voor
iedere stap tijdens het hardlopen waarbij er contact is met de
grond. De tijd wordt gemeten in milliseconden.
OPMERKING: Grondcontacttijd en balans zijn niet
beschikbaar wanneer u wandelt.
Grondcontacttijd-balans: Grondcontacttijd-balans geeft de
links/rechts-balans van uw grondcontacttijd weer tijdens het
hardlopen. Deze balans wordt weergegeven als percentage.
Bijvoorbeeld 53,2 met een pijl naar links of naar rechts.
Staplengte: Staplengte is de afstand tussen de plekken waar u
uw ene voet en uw andere voet neerzet. Deze lengte wordt
gemeten in meters.
Verticale ratio: Verticale ratio is de verhouding tussen verticale
oscillatie en staplengte. Deze balans wordt weergegeven als
percentage. Een lagere ratio duidt meestal op een betere
hardloopconditie.
Trainen met hardloopdynamiek
Voordat u hardloopdynamiek kunt bekijken, moet u het
HRM-Run accessoire omdoen en koppelen met uw toestel
(ANT+ sensors koppelen, pagina 23). Als bij uw fēnix 3 het
accessoire is meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld en is
de fēnix 3 ingesteld om uw hardloopdynamiek weer te geven.
1
Selecteer een optie:
Als uw HRM-Run accessoire en fēnix 3 toestel al zijn
gekoppeld, kunt u stap 8 overslaan.
Als uw HRM-Run accessoire en fēnix 3 toestel nog niet
zijn gekoppeld, voert u alle stappen in deze procedure uit.
2
Houd UP ingedrukt.
3
Selecteer Instellingen > Apps.
4
Selecteer een activiteit.
5
Selecteer Gegevensschermen.
6
Selecteer een scherm met hardloopdynamiekgegevens.
OPMERKING: De hardloopdynamiekschermen zijn niet
beschikbaar voor alle activiteiten.
7
Selecteer Status > Ingeschakeld.
8
Ga hardlopen (Hardlopen, pagina 7).
9
Selecteer UP of DOWN om uw gegevens te bekijken op een
hardloopdynamiekscherm.
Kleurenbalken en hardloopdynamiekgegevens
De hardloopdynamiekschermen tonen een kleurenbalk voor de primaire meetwaarde. U kunt de cadans, verticale oscillatie,
grondcontacttijd, grondcontacttijd-balans of verticale ratio weergeven als de primaire meetwaarde. De kleurenbalk zet uw
hardloopdynamiekgegevens af tegen de gegevens van andere hardlopers. De kleurenzones zijn gebaseerd op percentielen.
Garmin heeft veel hardlopers op verschillende niveaus onderzocht. De gegevenswaarden in de rode of oranje zones kenmerken de
onervaren of langzamere hardlopers. De gegevenswaarden in de groene, blauwe of paarse zones kenmerken de meer ervaren of
snellere hardlopers. Ervaren hardlopers hebben over het algemeen een kortere grondcontacttijd, lagere verticale oscillatie, een
lagere verticale ratio en een hogere cadans dan minder ervaren hardlopers. Grotere hardlopers hebben echter meestal een iets
lagere cadans, langere passen en een iets hogere verticale oscillatie. Verticale ratio wordt berekend door uw verticale oscillatie te
delen door uw staplengte. Deze verhoudt zich niet tot uw lengte.
OPMERKING: De kleurenbalk voor de grondcontacttijd-balans is anders (Gegevens over grondcontacttijd-balans, pagina 4).
Ga naar www.garmin.com voor meer informatie over hardloopdynamiek. Voor aanvullende inzichten en interpretaties van
hardloopdynamiekgegevens kunt u toonaangevende hardlooppublicaties en -websites raadplegen.
Kleurzone Percentiel in zone Cadansbereik Bereik verticale oscillatie Verticale ratio Bereik grondcontacttijd
Paars >95 >183 spm <6,4 cm <6,1% <218 ms
Blauw 70–95 174-183 spm 6,4-8,1 cm 6,1-7,4% 218-248 ms
Groen 30–69 164-173 spm 8,2-9,7 cm 7,5-8,6% 249-277 ms
Oranje 5–29 153-163 spm 9,8-11,5 cm 8,7-10,1% 278-308 ms
Rood <5 <153 spm >11,5 cm >10,1% >308 ms
Hartslagmeetfuncties 3
Gegevens over grondcontacttijd-balans
De grondcontacttijd-balans meet uw hardloopsymmetrie en wordt vermeld als een percentage van uw totale grondcontacttijd. 51,3%
met een naar links wijzende pijl geeft bijvoorbeeld aan dat de linkervoet van hardloper langer contact heeft met de grond. Als beide
aantallen op uw gegevensscherm worden weergegeven, bijvoorbeeld 48–52, verwijst 48% naar uw linkervoet en 52% naar uw
rechtervoet.
Kleurzone Rood Oranje Groen Oranje Rood
Symmetrie Slecht Redelijk Goed Redelijk Slecht
Percentage van andere hardlopers 5% 25% 40% 25% 5%
Grondcontacttijd-balans >52,2% L 50,8-52,2% L 50,7% L–50,7% R 50,8-52,2% R >52,2% R
Tijdens het ontwikkelen en testen van de hardloopdynamiek vond het Garmin team bij bepaalde hardlopers een verband tussen
blessures en een hogere onbalans. Voor de meeste hardlopers wijkt de grondcontacttijd-balans verder af van 50–50 wanneer ze
heuvel op of heuvel af lopen. De meeste hardlooptrainers zijn het erover eens dat symmetrie bij het hardlopen gewenst is. De beste
hardlopers hebben vaak een snelle en evenwichtige stap.
U kunt de kleurenbalk of het gegevensveld bekijken tijdens het hardlopen of na afloop het overzicht in uw Garmin Connect account
bekijken. Net als de andere hardloopdynamiekgegevens is de grondcontacttijd-balans een kwantitatieve meetwaarde die u meer
informatie verschaft over uw hardloopconditie.
Tips voor ontbrekende hardloopdynamiekgegevens
Als de hardloopdynamiekgegevens niet worden weergegeven,
kunt u deze tips proberen.
Zorg ervoor dat u beschikt over het HRM-Run accessoire.
Accessoires met hardloopdynamiek herkent u aan voorop
de module.
Koppel het HRM-Run accessoire weer met uw fēnix 3 toestel
volgens de instructies.
Als de hardloopdynamiekgegevens in nullen worden
weergegeven, controleer dan of de hartslagmeter op de juiste
manier wordt gedragen.
OPMERKING: De grondcontacttijd en balans worden alleen
weergegeven tijdens het hardlopen. Deze worden niet
berekend als u wandelt.
Fysiologische metingen
Voor deze fysiologische metingen is hartslag aan de pols of een
compatibele hartslagmeter vereist. De metingen zijn schattingen
die u kunnen helpen om uw trainingsactiviteiten en
hardloopprestaties te volgen en te analyseren. Deze waarden
worden geleverd en ondersteund door Firstbeat.
OPMERKING: De schattingen lijken In eerste instantie mogelijk
onnauwkeurig. U moet een paar activiteiten voltooien zodat het
toestel uw prestaties leert begrijpen.
VO2 max.: VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in
milliliter) dat u kunt verbruiken per minuut, per kilo
lichaamsgewicht tijdens maximale inspanning.
Voorspelde hardlooptijden: Uw toestel gebruikt uw geschat
VO2 max. en informatie uit publicaties om uw hardlooptijden
te voorspellen op basis van uw huidige conditie. Deze
voorspelling gaat er ook van uit dat u de juiste training voor
de race hebt voltooid.
Hersteladvies: Hersteladvies geeft aan hoeveel tijd u nodig
hebt om volledig te herstellen en te kunnen beginnen aan uw
volgende hardlooptraining.
Stressscore: Stressscore vereist een hartslagmeter rond de
borst. Stressscore meet uw hartslagwisselingen terwijl u 3
minuten stilstaat. Het geeft uw algehele stressniveau aan. De
schaal loopt van 1 tot 100 en een lagere score geeft een
lager stressniveau aan.
Prestatieconditie: Uw prestatieconditie is een real-time
conditiemeting die wordt vastgelegd na 6 tot 20 minuten van
activiteit. De meting kan worden toegevoegd als een
gegevensveld, zodat u uw prestatieconditie tijdens de rest
van uw activiteit kunt bekijken. Bij het meten van uw
prestatieconditie wordt uw real-time conditie vergeleken met
uw gemiddelde fitnessniveau.
Lactaatdrempel: Lactaatdrempel vereist een hartslagmeter
rond de borst. Uw lactaatdrempel is het punt waarop uw
spieren snel vermoeid beginnen te raken. Uw toestel meet
uw lactaatdrempelniveau op basis van hartslag en tempo.
Over VO2 max. indicaties
VO2 max. is het maximale zuurstofvolume (in milliliter) dat u
kunt verbruiken per minuut, per kilo lichaamsgewicht tijdens
maximale inspanning. In eenvoudige bewoordingen: VO2 max.
is een indicatie van atletische prestaties, die meegroeit met uw
fitnessniveau. Het fēnix 3 toestel vereist hartslagmeting aan de
pols of een compatibele hartslagmeter met borstband om uw
VO2 max. indicatie te kunnen weergeven. Het toestel biedt
afzonderlijke VO2 max. indicaties voor hardlopen en fietsen. U
kunt uw toestel koppelen met een compatibele vermogensmeter
voor weergave van uw VO2 max. indicatie voor fietsen.
Uw geschat VO2 max. wordt als getal en positie weergegeven
op de kleurenbalk.
Paars Voortreffelijk
Blauw Uitstekend
Groen Goed
Oranje Redelijk
Rood Slecht
Gegevens over en analyse van VO2 max. worden geleverd met
toestemming van The Cooper Institute
®
. Raadpleeg de appendix
(Standaardwaarden VO2 Max., pagina 29), en ga naar
www.CooperInstitute.org voor meer informatie.
Uw geschat VO2 max. voor hardlopen weergeven
Voordat u uw geschat VO2 max. kunt weergeven, moet u de
hartslagmeter omdoen en deze koppelen met uw toestel (ANT+
sensors koppelen, pagina 23). Als bij uw fēnix 3 toestel een
hartslagmeter is meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld.
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 10) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones
instellen, pagina 10) voor de meest nauwkeurige schattingen.
OPMERKING: In eerste instantie lijken de schattingen mogelijk
onnauwkeurig. U moet het toestel een aantal keer gebruiken
zodat het uw hardloopprestaties leert begrijpen.
1
Ga ten minste 10 minuten buiten hardlopen.
4 Hartslagmeetfuncties
2
Selecteer na het hardlopen Sla op.
3
Houd UP ingedrukt.
4
Selecteer Mijn statistieken > VO2 max. > Hardlopen.
Geschat VO2 max. voor fietsen weergeven
Voordat u uw geschat VO2 max. kunt weergeven, moet u de
hartslagmeter omdoen, de vermogensmeter installeren en de
meters koppelen met uw fēnix 3 toestel (ANT+ sensors
koppelen, pagina 23). Als bij uw fēnix 3 toestel een
hartslagmeter is meegeleverd, zijn de toestellen al gekoppeld.
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 10) en maximale hartslag (Uw hartslagzones instellen,
pagina 10) in voor de meest nauwkeurige schattingen.
OPMERKING: In eerste instantie lijken de schattingen mogelijk
onnauwkeurig. U moet het toestel een paar keer gebruiken
zodat het uw fietsprestaties leert begrijpen.
1
Fiets ten minste 20 minuten buiten met constante, hoge
inspanning.
2
Selecteer Sla op nadat u uw fietssessie hebt voltooid.
3
Houd UP ingedrukt.
4
Selecteer Mijn statistieken > VO2 max. > Fietsen.
Voorspelde racetijden weergeven
Voor deze functie is een hartslagmeter vereist.
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 10) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones
instellen, pagina 10) voor de meest nauwkeurige schattingen.
Uw toestel gebruikt uw geschat VO2 max. (Over VO2 max.
indicaties, pagina 4) en informatie uit publicaties om uw
racetijden te voorspellen op basis van uw huidige conditie. Deze
voorspelling gaat er ook van uit dat u de juiste training voor de
race hebt voltooid.
OPMERKING: In eerste instantie lijken de voorspellingen
mogelijk onnauwkeurig. U moet het toestel een aantal keer
gebruiken zodat het uw hardloopprestaties leert begrijpen.
Selecteer UP > Mijn statistieken > Raceprognose.
U ontvangt voorspelde racetijden voor 5 km, 10 km, halve
marathon en marathon.
Hersteltijd
U kunt uw Garmin toestel gebruiken met hartslagmeting aan de
pols of met een compatibele hartslagmeter met borstband om
de tijd weer te geven die resteert voordat u volledig bent
hersteld en klaar bent voor uw volgende intensieve workout.
Hersteltijd: De hersteltijd verschijnt direct na afloop van een
activiteit. De tijd loopt af naar het optimale moment voor een
nieuwe intensieve workout.
Hersteladvies inschakelen
Stel uw gebruikersprofiel (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 10) en maximale hartslag in (Uw hartslagzones
instellen, pagina 10) voor de meest nauwkeurige schattingen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Hersteladvies > Status >
Aan.
3
Ga hardlopen.
Na 6 tot 20 minuten wordt uw prestatieconditie weergegeven
(Uw prestatieconditie weergeven, pagina 5).
4
Selecteer na het hardlopen Sla op.
De hersteltijd wordt weergegeven. De maximale tijd is 4
dagen.
Herstelhartslag
Als u traint met een hartslagmeter aan de pols of een
compatibele hartslagmeter met borstband, kunt u uw
herstelhartslag controleren na elke activiteit. Uw herstelhartslag
is het verschil tussen uw hartslag tijdens de training en uw
hartslag twee minuten na het einde van de training. Voorbeeld:
Na een normale training stopt u de timer. Uw hartslag is
140 bpm. Na twee minuten rust of coolingdown is uw hartslag
90 bpm. Uw herstelhartslag is dan 50 bpm (140 min 90).
Onderzoek heeft uitgewezen dat er een verband is tussen
herstelhartslag en hartconditie. In het algemeen geldt dat hoe
hoger de herstelhartslagwaarde is, hoe gezonder het hart.
TIP: De beste resultaten worden verkregen wanneer u
gedurende twee minuten stopt met bewegen, terwijl het toestel
uw herstelhartslagwaarde berekent. Nadat deze waarde wordt
weergegeven, kunt u de activiteitgegevens opslaan of
verwijderen.
Lactaatdrempel
De lactaatdrempel is de trainingsintensiteit waarbij lactaat
(melkzuur) zich begint op te hopen in de bloedbaan. Voor
hardlopen is de lactaatdrempel een indicatie voor het
inspannings- of temponiveau. Wanneer een hardloper deze
drempel overschrijdt, begint de vermoeidheid sneller toe te
nemen. Bij ervaren hardlopers ligt deze drempel op ongeveer
90% van de maximale hartslag en op het tempo tussen een race
van 10 kilometer en een halve marathon. Bij minder ervaren
hardlopers ligt de lactaatdrempel vaak ver onder 90% van de
maximale hartslag. Kennis van uw lactaatdrempel kan u helpen
te bepalen hoe hard u moet trainen of wanneer u tijdens een
wedstrijd een beetje extra moet geven.
Als u de waarde voor uw lactaatdrempelhartslag al kent, kunt u
deze invoeren in uw gebruikersprofielinstellingen (Uw
hartslagzones instellen, pagina 10).
Een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel te
bepalen
Voordat u de begeleide test kunt uitvoeren, moet u een
hartslagmeter omdoen en deze koppelen met uw toestel (ANT+
sensors koppelen, pagina 23). U dient ook over een geschat
VO2 max. van een eerdere hardloopsessie te beschikken (Over
VO2 max. indicaties, pagina 4).
TIP: Dit toestel vereist een aantal hardloopsessies met een
hartslagmeter om een nauwkeurige waarde voor maximale
hartslag en een nauwkeurig geschat VO2 max. te verkrijgen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Lactaatdrempel > Doe test.
3
Selecteer een hardloopprofiel voor buiten.
U hebt GPS nodig om de test uit te voeren.
4
Volg de instructies op het scherm.
Prestatieconditie
Zodra u een activiteit, zoals hardlopen of fietsen, hebt voltooid,
analyseert de functie Prestatieconditie uw tempo, hartslag en uw
hartslagwisselingen om een real-time meting uit te voeren van
uw prestatieniveau in vergelijking met uw gemiddelde
fitnessniveau. Prestatieconditiewaarden liggen tussen -20 en
+20. Na de eerste 6 tot 20 minuten van uw activiteit, wordt de
score van uw prestatieconditie op uw toestel weergegeven. Een
score van +5 betekent bijvoorbeeld dat u fit en uitgerust bent en
dat u de activiteit moet kunnen doorstaan. U kunt de
prestatieconditie als een gegevensveld toevoegen aan een van
uw trainingsschermen om uw prestaties tijdens de activiteit in de
gaten te houden. De prestatieconditie kan ook een indicator van
het vermoeidheidsniveau zijn, vooral aan het einde van een
lange hardloopsessies of fietsritten.
OPMERKING: Het toestel vereist een aantal hardloopsessies of
fietsritten met een hartslagmeter om een nauwkeurig geschat
VO2 max. te verkrijgen en informatie te verzamelen over uw
hardloop- of fietsprestaties (Over VO2 max. indicaties,
pagina 4).
Uw prestatieconditie weergeven
Voor deze functies is hartslagmeting aan de pols of een
compatibele hartslagmeter met borstband vereist. Als u een
hartslagmeter met borstband gebruikt, moet u deze omdoen en
Hartslagmeetfuncties 5
koppelen met uw toestel (ANT+ sensors koppelen, pagina 23).
Als bij uw fēnix 3 een hartslagmeter is meegeleverd, zijn de
toestellen al gekoppeld.
Uw toestel analyseert uw prestatieconditie op basis van uw
hartslag en vermogensgegevens.
1
Voeg Prestatiecondit. toe aan een gegevensscherm
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 19).
2
Ga een stuk hardlopen of fietsen.
Na 6 tot 20 minuten wordt uw prestatieconditie weergegeven.
3
Blader naar het gegevensscherm om uw prestatieconditie
tijdens de volledige hardloopsessie of fietsrit te bekijken.
Stressscore
De stressscore is het resultaat van een test van drie minuten die
wordt uitgevoerd als u stilstaat en waarbij het fēnix 3 toestel de
hartslagwisselingen analyseert om uw algemene stressniveau te
bepalen. Training, slaap, voeding en algemene stress
beïnvloeden allemaal de prestaties van een hardloper. De
stressscore wordt aangegeven op een schaal van 1 tot 100,
waarbij 1 staat voor bijzonder weinig stress en 100 voor
bijzonder veel stress. Als u uw stressscore weet, kunt u beter
beslissen of uw lichaam klaar is voor een zware hardlooptraining
of yogasessie.
Uw stressscore weergeven
Voordat u uw stressscore kunt bekijken, moet u een
hartslagmeter omdoen, deze koppelen met uw toestel (ANT+
sensors koppelen, pagina 23) en de stressscore-app openen
in de lijst met apps (Instellingen van activiteiten-app,
pagina 18).
TIP: Garmin raadt u aan uw stresscore elke dag om ongeveer
dezelfde tijd en onder dezelfde omstandigheden te meten.
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Stressscore.
3
Selecteer START.
4
Sta stil en rust 3 minuten.
Activiteiten
Uw toestel kan worden gebruikt voor binnen-, buiten-, sport- en
fitnessactiviteiten. Wanneer u een activiteit start, worden de
sensorgegevens weergegeven en vastgelegd op uw toestel. U
kunt activiteiten opslaan en delen met de Garmin Connect
community.
U kunt ook Connect IQ
activiteiten-apps aan uw toestel
toevoegen via uw Garmin Connect account (Connect IQ
functies, pagina 17).
Een activiteit starten
Als u een activiteit start, wordt GPS automatisch ingeschakeld
(indien vereist). Als u de activiteit stopt, schakelt het toestel over
op de horlogemodus.
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer een activiteit.
3
Volg indien nodig de instructies op het scherm om meer
informatie in te voeren.
4
Wacht indien nodig totdat het toestel een verbinding heeft
gemaakt met uw ANT+ sensors.
5
Indien voor de activiteit GPS is vereist, gaat u naar buiten en
wacht u totdat het toestel satellieten heeft gevonden.
6
Selecteer START om de timer te starten.
OPMERKING: Het toestel begint pas met het vastleggen van
uw activiteitsgegevens nadat de timer is gestart.
Een activiteit stoppen
OPMERKING: Sommige opties zijn niet beschikbaar voor een
aantal activiteiten.
1
Selecteer STOP.
Als u de activiteit niet handmatig hebt opgeslagen na het
stoppen van de activiteit, wordt de activiteit na 25 minuten
automatisch op het toestel opgeslagen.
2
Selecteer een optie:
Als u de activiteit weer wilt hervatten, selecteert u Hervat.
Als u de activiteit wilt opslaan en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Sla op.
Als u de activiteit wilt verwijderen en wilt terugkeren naar
horlogemodus, selecteert u Gooi weg.
Als u uw route terug naar het startpunt van uw activiteit
wilt volgen, selecteert u TracBack.
Als u de activiteit wilt onderbreken en later wilt hervatten,
selecteert u Hervat later.
Skiën
Crosscountry skiën
Voordat u gaat skiën, moet u ervoor zorgen dat het toestel is
opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer XC-ski.
3
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
4
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
5
Start de activiteit.
6
Selecteer LAP om ronden vast te leggen (optioneel).
7
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
8
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Skiën of snowboarden
Voordat u gaat skiën of snowboarden, moet u ervoor zorgen dat
het toestel is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Ski/Board.
3
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
4
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
5
Start de activiteit.
De functie Automatische afdaling is standaard ingeschakeld.
Bij deze functie worden nieuwe afdalingen automatisch
geregistreerd op basis van uw bewegingen. De timer wordt
gepauzeerd wanneer u niet meer afdaalt en wanneer u in de
skilift staat. De timer blijft in de pauzestand staan zolang u in
de skilift bent.
6
Vervolg zo nodig de afdaling om de timer weer te starten.
7
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
8
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Uw afdalingen weergeven
Uw toestel legt de gegevens over elke afdaling vast. U kunt de
gegevens over de afdaling bekijken op het pauzescherm of
terwijl de timer loopt.
1
Start een ski- of snowboardactiviteit.
6 Activiteiten
2
Houd UP ingedrukt.
3
Selecteer Bekijk afdalingen.
4
Selecteer UP en DOWN om details over uw laatste afdaling,
over uw huidige afdaling of over al uw afdalingen te bekijken.
Op de schermen worden de tijd, afgelegde afstand,
maximumsnelheid, gemiddelde snelheid en totale daling
weergegeven.
Hiken
Hiken
Voordat u gaat hiken, moet u ervoor zorgen dat het toestel
volledig is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Hiken.
3
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
4
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
5
Start de activiteit.
Het toestel legt een spoor vast terwijl u een trektocht maakt.
6
Selecteer STOP > Hervat later als u wilt gaan rusten of het
toestel wilt pauzeren.
Het toestel slaat de status van uw hike op en activeert de
lage energieverbruiksmodus.
7
Selecteer START > Hiken > Hervat om het vastleggen te
hervatten.
8
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Hardlopen
Hardlopen
Voordat u gaat hardlopen, moet u ervoor zorgen dat het toestel
is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1). Voordat u een
ANT+ sensor kunt gebruiken tijdens het hardlopen, moet de
sensor zijn gekoppeld aan uw toestel (ANT+ sensors koppelen,
pagina 23).
1
Bevestig uw ANT+ sensors, zoals een voetsensor of
hartslagmeter (optioneel).
2
Selecteer in de klok START.
3
Selecteer Hardlopen.
4
Als u optionele ANT+ sensors gebruikt, wacht u totdat het
toestel en de sensors zijn verbonden.
5
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
6
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
7
Start de activiteit.
8
Selecteer LAP om ronden vast te leggen (optioneel).
9
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
10
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
De metronoom gebruiken
De metronoomfunctie laat met een regelmatig ritme tonen horen
die u helpen uw prestaties te verbeteren door te trainen in een
snellere, tragere of meer consistente cadans.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Metronoom > Status > Aan.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Slagen/minuut om een waarde in te voeren op
basis van de cadans die u wilt aanhouden.
Selecteer Waarschuw.freq. om de frequentie van de
tikken aan te passen.
Selecteer Geluiden om de toon en trillingen van de
metronoom aan te passen.
6
Selecteer zo nodig Bekijk om de metronoomtonen te
beluisteren voordat u gaat hardlopen.
7
Houd DOWN ingedrukt om terug te keren naar de klok.
8
Ga hardlopen (Hardlopen, pagina 7).
De metronoom wordt automatisch gestart.
9
Selecteer UP of DOWN tijdens het hardlopen om het
metronoomscherm weer te geven.
10
Houd zo nodig UP ingedrukt om de metronoominstellingen te
wijzigen.
Fietsen
Een rit maken
Voordat u gaat fietsen, moet u ervoor zorgen dat het toestel
volledig is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1). Voordat u
een ANT+ sensor kunt gebruiken tijdens het fietsen, moet de
sensor zijn gekoppeld met uw toestel (ANT+ sensors koppelen,
pagina 23).
1
Koppel uw ANT+ sensors, zoals een hartslagmeter-,
snelheid- of cadanssensor (optioneel).
2
Selecteer in de klok START.
3
Selecteer Fietsen.
4
Als u optionele ANT+ sensors gebruikt, wacht u totdat het
toestel en de sensors zijn verbonden.
5
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
6
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
7
Start de activiteit.
8
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Zwemmen
LET OP
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor zwemmen aan de
oppervlakte. Duiken met het toestel kan schade aan het toestel
veroorzaken en leidt ertoe dat de garantie komt te vervallen.
OPMERKING: Het toestel kan geen hartslag vastleggen tijdens
het zwemmen.
Zwemmen in het zwembad
Voordat u gaat zwemmen, moet u ervoor zorgen dat het toestel
is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Zwembad.
3
Selecteer de grootte van uw bad of voer een aangepaste
grootte in.
4
Selecteer START om de timer te starten.
Activiteiten 7
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
5
Start de activiteit.
Het toestel legt automatisch de zwemintervallen en de banen
vast.
6
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
7
Als u rust, selecteer dan LAP om de timer te pauzeren.
8
Selecteer LAP om de timer weer te starten.
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Zwemtermen
Baan: Eén keer de lengte van het zwembad.
Interval: Een of meer opeenvolgende banen. Een nieuwe
interval begint na een rustperiode.
Slaglengte: Elke keer dat uw arm waaraan het toestel is
bevestigd een volledige cyclus voltooid, wordt er een slag
geteld.
Swolf: Uw swolfscore is de som van de tijd voor één baanlengte
plus het aantal slagen voor die baan. Bijvoorbeeld 30
seconden plus 15 slagen levert een swolfscore van 45 op. Bij
zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend over
25 meter. Swolf is een meeteenheid voor zwemefficiency en,
net als bij golf, een lage score is beter dan een hoge.
Slagtypen
Identificatie van het type slag is alleen beschikbaar voor
zwemmen in een zwembad. Het type slag wordt aan het eind
van een baan vastgesteld. Wanneer u intervalgeschiedenis
bekijkt, worden slagtypen weergegeven. U kunt het slagtype ook
als een aangepast gegevensveld selecteren
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 19).
Vrij Vrije slag
Terug Rugslag
Borst Borstslag
Vlinder Vlinderslag
Wissel Meerdere slagtypen in een interval
Training Wordt gebruikt bij het registreren van trainingen (Training met
het trainingslog, pagina 8)
Rusten tijdens zwemmen in een zwembad
Op het standaardrustscherm worden twee rust-timers
weergegeven. Ook worden het tijdstip en de afstand van het
laatste voltooide interval weergegeven.
OPMERKING: Tijdens een rustperiode worden geen
zwemgegevens vastgelegd.
1
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit LAP om een rustperiode
te starten.
De schermweergave verandert in witte tekst op een zwarte
achtergrond en het rustscherm wordt weergegeven.
2
Selecteer tijdens een rustperiode UP of DOWN om andere
gegevensschermen weer te geven (optioneel).
3
Selecteer LAP en ga verder met zwemmen.
4
Herhaal de procedure voor volgende rustintervallen.
Training met het trainingslog
De trainingslogfunctie is alleen beschikbaar voor zwemmen in
een zwembad. Met deze functie kunt u handmatig kick set-
oefeningen, zwemoefeningen met één arm of andere
zwemoefeningen vastleggen die afwijken van de vier
belangrijkste zwemslagen.
TIP: U kunt de gegevensschermen en gegevensvelden van uw
activiteitenprofiel aanpassen voor zwemmen in een zwembad
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 19).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Zwembad.
3
Selecteer START om de timer te starten.
4
Selecteer tijdens uw zwemactiviteit UP of DOWN om het
oefeninglogscherm weer te geven.
5
Selecteer LAP om de oefeningstimer te starten.
6
Selecteer LAP na afloop van uw oefeninginterval.
De oefeningstimer stopt, maar de activiteitentimer blijft de
hele zwemsessie vastleggen.
7
Selecteer een afstand voor de voltooide oefening.
Afstandsinstellingen worden gebaseerd op de voor het
activiteitenprofiel geselecteerde zwembadafmetingen.
8
Selecteer een optie:
Selecteer LAP als u een andere oefeninginterval wilt
starten.
Selecteer UP of DOWN om terug te keren naar de
zwemtrainingsschermen en een zweminterval te starten.
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Zwemmen in open water
Voordat u gaat zwemmen, moet u ervoor zorgen dat het toestel
is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Open water.
3
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
4
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
5
Start de activiteit.
6
Selecteer LAP om een interval vast te leggen (optioneel).
7
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
8
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Watersporten
Een peddelsurfactiviteit starten
1
Koppel uw ANT+ sensor, zoals een hartslagmeter
(optioneel).
2
Selecteer in de klok START.
3
Selecteer Peddelsurf..
4
Als u optionele ANT+ sensors gebruikt, wacht u totdat het
toestel en de sensors zijn verbonden.
5
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
6
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
7
Start de activiteit.
8
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Een roeiactiviteit starten
1
Koppel uw ANT+ sensor, zoals een hartslagmeter
(optioneel).
2
Selecteer in de klok START.
3
Selecteer Roeien.
4
Als u optionele ANT+ sensors gebruikt, wacht u totdat het
toestel en de sensors zijn verbonden.
5
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
6
Selecteer START om de timer te starten.
8 Activiteiten
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
7
Start de activiteit.
8
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
9
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Binnenactiviteiten
Het fēnix 3 toestel kan worden gebruikt voor training
binnenshuis, zoals hardlopen op een binnenbaan of fietsen op
een hometrainer. Bij binnenactiviteiten wordt GPS
uitgeschakeld.
Als hardlopen of wandelen met GPS is uitgeschakeld, worden
snelheid, afstand en cadans berekend met behulp van de
versnellingsmeter in het toestel. De versnellingsmeter voert
automatisch een kalibratie uit. De nauwkeurigheid van de
snelheid-, afstand- en cadansgegevens verbetert na een aantal
hardloopsessies of wandelingen in de buitenlucht met behulp
van GPS.
TIP: Als u de handrails van de loopband vasthoudt, gaat de
nauwkeurigheid omlaag. U kunt gebruikmaken van een
optionele voetsensor om uw tempo, afstand en cadans vast te
leggen.
Als u met uitgeschakelde GPS fietst, zijn er geen snelheids- en
afstandsgegevens beschikbaar, tenzij u over een optionele
sensor beschikt die deze gegevens naar het toestel verzendt
(zoals een snelheids- of cadanssensor).
Multisport
Triatleten, duatleten en alle andere beoefenaren van
gecombineerde sporten zoals Triatlon of Zwemloop kunnen de
modus voor multisportactiviteit gebruiken. Gedurende een
multisportactiviteit kunt u schakelen tussen activiteiten en uw
totale tijd en afstand bekijken. U kunt tijdens de
multisportactiviteit bijvoorbeeld overschakelen van fietsen naar
hardlopen, en de totale tijd en afstand voor fietsen en hardlopen
bekijken.
U kunt een multisportactiviteit aanpassen of de standaard
triatlon-activiteit gebruiken voor een standaard triatlon.
Een triatlon- of multisportactiviteit starten
Voordat u een activiteit start, moet u ervoor zorgen dat het
toestel is opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1). Voordat u
een ANT+ sensor kunt gebruiken, moet de sensor zijn
gekoppeld met uw toestel (ANT+ sensors koppelen,
pagina 23).
1
Koppel uw ANT+ sensors, zoals een voetsensor of
hartslagmeter (optioneel).
2
Selecteer in de klok START.
3
Selecteer Triatlon of een aangepaste multisportactiviteit.
4
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
5
Selecteer START om de timer te starten.
De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als de timer is
gestart.
6
Start uw eerste activiteit.
7
Selecteer LAP om over te gaan naar de volgende activiteit.
Als u overgangen hebt ingeschakeld, dan wordt de
overgangstijd afzonderlijk van de duur van de activiteit
vastgelegd.
8
Selecteer indien nodig LAP om de volgende activiteit te
starten.
9
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
10
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Een aangepaste activiteit maken
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps > Voeg nieuw toe.
3
Selecteer een activiteittype.
OPMERKING: Als u een aangepaste multisportactiviteit
maakt, wordt u gevraagd om twee of meer activiteiten te
selecteren, inclusief overgangen.
4
Selecteer indien nodig een accentkleur.
5
Selecteer indien nodig een pictogram.
6
Selecteer een naam of voer een aangepaste naam in.
Identieke activiteitnamen zijn voorzien van een volgnummer,
bijvoorbeeld: Triatlon(2).
7
Selecteer een optie:
Selecteer Gebruik standaard om uw aangepaste
activiteit te maken op basis van de standaardinstellingen.
Selecteer een kopie van een bestaande activiteit om uw
aangepaste activiteit te maken op basis van een van uw
opgeslagen activiteiten.
8
Selecteer zo nodig de GPS-modus.
9
Selecteer een optie:
Selecteer OK om de aangepaste activiteit op te slaan en
te gebruiken.
Selecteer Wijzig instell. om bepaalde activiteitinstellingen
aan te passen.
Golfen
Golfen
Voordat u een baan voor de eerste keer speelt, moet u deze
downloaden van de Garmin Connect Mobile app (Garmin
Connect, pagina 17). Banen die van de Garmin Connect
Mobile app zijn gedownload, worden automatisch bijgewerkt.
Voordat u gaat golfen, moet u ervoor zorgen dat het toestel is
opgeladen (Het toestel opladen, pagina 1).
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Golfen.
3
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
4
Selecteer een baan in de lijst met beschikbare golfbanen.
5
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
Het toestel schakelt automatisch over naar de volgende hole
wanneer u daar naartoe gaat.
6
Selecteer START > Einde van ronde > Ja nadat u uw
activiteit hebt voltooid.
Hole-informatie
Omdat pinlocaties veranderen, berekent het toestel de afstand
tot het begin, midden en einde van de green, maar niet de
pinlocatie zelf.
À
Nummer van huidige hole
Á
Afstand tot het einde van de green
Â
Afstand tot het midden van de green
Activiteiten 9
Ã
Afstand tot het begin van de green
Ä
Par voor de hole
Volgende hole
Vorige hole
Layup- en dogleg-afstanden weergeven
U kunt een lijst met layup- en dogleg-afstanden weergeven voor
par 4 en 5 holes.
Selecteer START > Layups.
Elke layup en de afstand tot elke layup verschijnen op het
scherm.
OPMERKING: afstanden worden uit de lijst verwijderd
wanneer u deze passeert.
De golfafstandteller gebruiken
U kunt de afstandteller gebruiken om de afgelegde afstand, het
aantal stappen en de tijd vast te leggen. De afstandteller start en
stopt automatisch wanneer u een ronde start of stopt.
1
Selecteer START > Kilometerteller.
2
Selecteer indien nodig Herstel om de afstandteller weer op
nul te zetten.
Score bijhouden
1
Selecteer in het hole-weergavescherm START > Score
bijhouden.
De scorekaart wordt weergegeven wanneer u op de green
staat.
2
Selecteer DOWN of UP om de score in te stellen.
Uw totale score
À
wordt bijgewerkt.
Scores herzien
1
Selecteer START > Scorekaart, en selecteer een hole.
2
Selecteer DOWN of UP om de score voor die hole te
wijzigen.
Een shot meten
1
Sla de bal en kijk waar deze landt.
2
Selecteer START > Shot meten.
3
Loop of rijd rechtstreeks naar de bal.
De afstand wordt automatisch opnieuw ingesteld wanneer u
naar de volgende hole gaat.
4
U kunt op elk moment Herstel ingedrukt houden om de
afstand opnieuw in te stellen.
Training
Uw gebruikersprofiel instellen
U kunt uw persoonlijke gegevens instellen, zoals geslacht,
geboortejaar, lengte, gewicht, hartslagzone en vermogenszone.
Het toestel gebruikt deze informatie om nauwkeurige
trainingsgegevens te berekenen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Gebruikersprofiel.
3
Selecteer een optie.
Fitnessdoelstellingen
Als u uw hartslagzones kent, kunt u uw conditie meten en
verbeteren door de onderstaande principes te begrijpen en toe
te passen.
Uw hartslag is een goede maatstaf voor de intensiteit van uw
training.
Training in bepaalde hartslagzones kan u helpen uw
cardiovasculaire capaciteit en kracht te verbeteren.
Als u uw hartslagzones kent, kunt u het risico op blessures
verlagen en voorkomen dat u te zwaar traint.
Als u uw maximale hartslag kent, kunt u de tabel (Berekeningen
van hartslagzones, pagina 11) gebruiken om de beste
hartslagzone te bepalen voor uw fitheidsdoeleinden.
Als u uw maximale hartslag niet kent, gebruik dan een van de
rekenmachines die beschikbaar zijn op internet. Bij sommige
sportscholen en gezondheidscentra kunt u een test doen om de
maximale hartslag te meten. De standaard maximale hartslag is
220 min uw leeftijd.
Hartslagzones
Vele atleten gebruiken hartslagzones om hun cardiovasculaire
kracht te meten en te verbeteren en om hun fitheid te
verbeteren. Een hartslagzone is een bepaald bereik aan
hartslagen per minuut. De vijf algemeen geaccepteerde
hartslagzones zijn genummerd van 1 tot 5 op basis van
oplopende intensiteit. Over het algemeen worden hartslagzones
berekend op basis van de percentages van uw maximale
hartslag.
Uw hartslagzones instellen
Het toestel gebruikt uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen
om uw standaard hartslagzones te bepalen. Het toestel heeft
afzonderlijke hartslagzones voor hardlopen, fietsen en
zwemmen. Stel uw maximale hartslag in voor de meest
nauwkeurige caloriegegevens tijdens uw activiteit. U kunt ook
iedere hartslagzone en uw hartslag in rust handmatig opgeven.
U kunt uw zones handmatig aanpassen op het toestel of via uw
Garmin Connect account.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Gebruikersprofiel >
Hartslagzones.
3
Selecteer Standaard om de standaardwaarden weer te
geven (optioneel).
De standaardwaarden kunnen worden toegepast op
hardlopen, fietsen en zwemmen.
4
Selecteer Hardlopen, Fietsen of Zwemmen.
5
Selecteer Voorkeur > Stel eigen in.
6
Selecteer Max. HS en voer uw maximale hartslag in.
7
Selecteer LDHS en voer uw lactaatdrempelhartslag in.
U kunt een begeleide test uitvoeren om uw lactaatdrempel in
te schatten (Lactaatdrempel, pagina 5).
8
Selecteer Rust HS en geef uw hartslag in rust op.
9
Selecteer Zones > Op basis van.
10
Selecteer een optie:
Selecteer BPM om de zones in aantal hartslagen per
minuut weer te geven en te wijzigen.
Selecteer % Max. HS om de zones als een percentage
van uw maximale hartslag weer te geven en te wijzigen.
Selecteer %HSR om de zones als een percentage van uw
hartslagreserve weer te geven en te wijzigen (maximale
hartslag min hartslag in rust).
Selecteer %LDHS om de zones als een percentage van
uw lactaatdrempelhartslag weer te geven en te wijzigen.
11
Selecteer een zone en voer een waarde in voor elke zone.
10 Training
Uw hartslagzones laten instellen door het toestel
Met de standaardinstellingen kan het toestel uw maximale
hartslag detecteren en uw hartslagzones instellen als een
percentage van uw maximale hartslag.
Controleer of uw gebruikersprofielinstellingen correct zijn (Uw
gebruikersprofiel instellen, pagina 10).
Ga vaak hardlopen met de hartslagmeter rond de borst of
pols.
Probeer een aantal van de hartslagtrainingsplannen die
beschikbaar zijn in uw Garmin Connect account.
Bekijk uw hartslagtrends en -tijden in zones via uw Garmin
Connect account.
Berekeningen van hartslagzones
Zone % van
maximale
hartslag
Waargenomen
inspanning
Voordelen
1 50–60% Ontspannen,
comfortabel tempo,
regelmatige ademhaling
Aerobische training
voor beginners,
verlaagt het stressni-
veau
2 60–70% Comfortabel tempo, iets
diepere ademhaling,
gesprek voeren is
mogelijk
Standaardcardiovas-
culaire training; korte
herstelperiode
3 70–80% Gematigd tempo,
gesprek voeren iets
lastiger
Verbeterde aerobische
capaciteit, optimale
cardiovasculaire
training
4 80–90% Hoog tempo en
enigszins oncomfortabel;
zware ademhaling
Verbeterde anaerobi-
sche capaciteit en
drempel, hogere
snelheid
5 90–100% Sprinttempo, kan niet
lang worden
volgehouden;
ademhaling zwaar
Anaerobisch en
musculair uithoudings-
vermogen; meer
kracht
Over ervaren sporters
Een ervaren sporter is een persoon die een groot aantal jaren
intensief heeft getraind (met uitzondering van lichte blessures)
en die een hartslag in rust van 60 slagen per minuut of minder
heeft.
Uw vermogenszones instellen
De waarden voor deze zones zijn standaardwaarden en passen
mogelijk niet bij uw persoonlijke vaardigheden. Als u weet wat
uw FTP-waarde (Functional Threshold Power) is, kunt u deze
opgeven zodat de software automatisch uw vermogenszones
kan berekenen. U kunt uw zones handmatig aanpassen op het
toestel of via uw Garmin Connect account.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Gebruikersprofiel >
Vermogenszones > Op basis van.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Watt om de zones in watt weer te geven en te
wijzigen.
Selecteer % FTP om de zones als een percentage van uw
FTP-waarde weer te geven en te wijzigen.
4
Selecteer FTP en voer uw FTP-waarde in.
5
Selecteer een zone en voer een waarde in voor elke zone.
6
Selecteer zo nodig Minimum en voer een minimale
vermogenswaarde in.
Activiteiten volgen
Activiteiten volgen inschakelen
De functie voor het volgen van activiteiten houdt uw dagelijkse
stappentelling, afgelegde afstand, minuten intensieve training,
opgelopen trappen, verbrande calorieën en slaapstatistieken bij
voor elke vastgelegde dag. Uw verbrande calorieën omvatten
uw gewone stofwisseling plus door activiteiten verbrande
calorieën.
Activiteiten volgen kan worden ingeschakeld wanneer u het
toestel voor het eerst instelt, of op elk moment daarna.
OPMERKING: Als activiteiten volgen is ingeschakeld, kan dit de
batterijduur tussen het opladen verkorten.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Activiteiten tracken > Status >
Aan.
Uw aantal stappen verschijnt pas wanneer het toestel
satellietsignalen ontvangt en de tijd automatisch instelt. Het
toestel dient mogelijk vrij zicht op de lucht te hebben om
satellietsignalen te kunnen ontvangen.
Het aantal stappen dat u gedurende de dag hebt gezet, wordt
weergegeven in een widget om activiteiten te volgen. Het aantal
stappen wordt regelmatig bijgewerkt.
De bewegingswaarschuwing gebruiken
U moet de activiteiten volgen en de bewegingswaarschuwing
inschakelen, voordat u de bewegingswaarschuwing kunt
gebruiken (Activiteiten volgen inschakelen, pagina 11).
Langdurig zitten kan leiden tot ongewenste veranderingen in uw
metabolisme. De bewegingswaarschuwingen sporen u aan om
te blijven bewegen. Na een uur inactiviteit worden Beweeg! en
de rode balk weergegeven. Het toestel laat ook een pieptoon
horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld
(Systeeminstellingen, pagina 22).
Maak een korte wandeling (minimaal enkele minuten) om de
waarschuwing te verwijderen.
Automatisch doel
Uw toestel maakt automatisch een dagelijks stapdoel dat is
gebaseerd op uw voorgaande activiteitenniveaus. Wanneer u
tijdens de dag beweegt, toont het toestel hoe u het aantal
stappen van uw stapdoel nadert
À
.
Als u de functie Automatisch doel niet wilt gebruiken, kunt u een
persoonlijk stapdoel instellen via uw Garmin Connect account.
Slaap bijhouden
Het toestel registreert de bewegingen die u maakt in uw slaap.
Slaapstatistieken omvatten het totale aantal uren slaap,
slaapniveaus en perioden van beweging tijdens de slaap. U kunt
uw normale slaaptijden instellen in de gebruikersinstellingen van
uw Garmin Connect account. U kunt uw slaapstatistieken inzien
via uw Garmin Connect account.
Uw slaap automatisch bijhouden
U moet de functie voor activiteiten volgen inschakelen, voordat u
automatisch slaap bijhouden kunt gebruiken (Activiteiten volgen
inschakelen, pagina 11).
1
Draag het toestel terwijl u slaapt.
2
Upload uw slaapgegevens naar de Garmin Connect site
(Garmin Connect op uw computer gebruiken, pagina 17).
U kunt uw slaapstatistieken inzien via uw Garmin Connect
account.
Training 11
De modus Niet storen gebruiken
U kunt de modus Niet storen gebruiken om de schermverlichting
en trilsignalen uit te schakelen. U kunt deze modus bijvoorbeeld
gebruiken als u slaapt of naar een film kijkt.
1
Houd LIGHT ingedrukt.
2
Selecteer Niet storen.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Status > Aan om de modus Niet storen in te
schakelen.
Selecteer Status > Uit om de modus Niet storen uit te
schakelen.
Selecteer Slaaptijd om de modus Niet storen op uw
normale slaaptijden automatisch in te schakelen.
Minuten intensieve training
Om uw gezondheid te verbeteren, adviseren organisaties als de
U.S. Centers for Disease Control and Prevention, de American
Heart Association
®
en de World Health Organization, ten minste
150 minuten activiteit per week met gemiddelde inspanning,
zoals wandelen met verende tred, of 75 minuten activiteit per
week met intensieve inspanning, zoals hardlopen.
Het toestel registreert de intensiviteit van uw activiteit en de tijd
die u besteedt aan activiteiten van gemiddelde tot hoge
intensiviteit (hartslaggegevens zijn vereist om hoge intensiviteit
te kwantificeren). Om het aantal minuten dat u per week wilt
besteden aan een intensieve activiteit te behalen, moet u
deelnemen aan ten minste 10 opeenvolgende activiteiten van
gemiddelde tot hoge intensiviteit. Het toestel telt het aantal
minuten gemiddelde intensiviteit op bij het aantal minuten hoge
intensiviteit. Na optelling is het totale aantal minuten hoge
intensiviteit verdubbeld.
Workouts
U kunt aangepaste workouts maken met doelen voor elke
workoutstap en voor verschillende afstanden, tijden en
calorieën. U kunt workouts maken met Garmin Connect of een
trainingsplan selecteren met ingebouwde workouts van Garmin
Connect en deze overzetten naar uw toestel.
U kunt workouts plannen met behulp van Garmin Connect. U
kunt workouts van tevoren plannen en ze opslaan in het toestel.
Een workout via internet volgen
Voordat u een workout kunt downloaden van Garmin Connect,
moet u beschikken over een Garmin Connect account (Garmin
Connect, pagina 17).
1
Verbind het toestel met uw computer.
2
Ga naar www.garminconnect.com.
3
Maak een workout en sla deze op.
4
Selecteer Verzend naar toestel en volg de instructies op het
scherm.
5
Koppel het toestel los.
Een workout beginnen
Voordat u een workout kunt beginnen, moet u een workout
downloaden van uw Garmin Connect account.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Mijn workouts.
3
Selecteer een workout.
4
Selecteer Start workout.
5
Selecteer indien nodig een activiteittype.
6
Selecteer START om de timer te starten.
Nadat een workout is gestart, geeft het toestel de verschillende
onderdelen van de workout, het doel (optioneel) en de huidige
workoutgegevens weer.
De trainingsagenda
De trainingsagenda op uw toestel is een uitbreiding van de
trainingsagenda of het trainingsschema dat u hebt ingesteld in
Garmin Connect. Nadat u workouts hebt toegevoegd aan de
Garmin Connect agenda kunt u ze naar uw toestel verzenden.
Alle geplande workouts die naar het toestel worden verzonden,
worden in de trainingsagenda op datum weergegeven. Als u een
dag selecteert in de trainingsagenda, kunt u de workout
weergeven of uitvoeren. De geplande workout blijft aanwezig op
uw toestel, ongeacht of u deze voltooit of overslaat. Als u
geplande workouts verzendt vanaf Garmin Connect, wordt de
bestaande trainingsagenda overschreven.
Garmin Connect trainingsplannen gebruiken
Voordat u een trainingsplan kunt downloaden van Garmin
Connect, moet u beschikken over een Garmin Connect account
(Garmin Connect, pagina 17).
U kunt in Garmin Connect zoeken naar een trainingsplan,
workouts en koersen plannen, en plannen downloaden naar uw
toestel.
1
Verbind het toestel met uw computer.
2
Ga naar www.garminconnect.com.
3
Selecteer en plan een trainingsplan.
4
Bekijk het trainingsplan in uw agenda.
5
Selecteer en volg de instructies op het scherm.
Intervalworkouts
U kunt intervalworkouts maken op basis van afstand of tijd. Het
toestel slaat uw aangepaste intervalworkouts op totdat u een
nieuwe intervalworkout maakt. U kunt een interval met een open
einde gebruiken voor het vastleggen van uw workoutgegevens
wanneer u een bekende afstand aflegt.
Een intervalworkout maken
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Intervallen > Wijzig > Interval > Type.
3
Selecteer Afstand, Tijd of Open.
TIP: U kunt een interval met een open einde maken door het
type in te stellen op Open.
4
Selecteer Tijdsduur, voer een afstands- of tijdsinterval in
voor de workout en selecteer .
5
Selecteer BACK.
6
Selecteer Rust > Type.
7
Selecteer Afstand, Tijd of Open.
8
Voer indien nodig een waarde in voor de afstand of tijd van
het rustinterval en selecteer .
9
Selecteer BACK.
10
Selecteer een of meer opties:
Selecteer Herhaal om het aantal herhalingen in te stellen.
Selecteer Warm-up > Aan om een warming-up met een
open einde toe te voegen aan uw workout.
Selecteer Cooldown > Aan om een coolingdown met een
open einde toe te voegen aan uw workout.
Een intervalworkout starten
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Intervallen > Start workout.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer START om de timer te starten.
5
Als uw intervalworkout een warming-up heeft, selecteert u
LAP om aan het eerste interval te beginnen.
6
Volg de instructies op het scherm.
Wanneer u alle intervallen hebt voltooid, wordt een bericht
weergegeven.
12 Training
Een intervalworkout stoppen
U kunt op elk gewenst moment LAP selecteren om een
interval te beëindigen.
U kunt op elk gewenst moment STOP selecteren om de timer
te stoppen.
Als u een coolingdown aan uw intervalworkout hebt
toegevoegd, selecteert u LAP om de intervalworkout te
beëindigen.
Virtual Partner
®
gebruiken
Uw Virtual Partner is een trainingshulpmiddel dat u helpt bij het
bereiken van uw trainingsdoelen. U kunt een tempo voor de
Virtual Partner instellen en daartegen racen.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer Gegevensschermen > Virtual Partner > Status >
Aan.
5
Selecteer Stel tempo in of Stel snelheid in.
6
Voer een waarde in.
7
Begin uw activiteit.
8
Selecteer UP of DOWN om naar het Virtual Partner scherm
te bladeren en te zien wie er aan kop ligt.
Een trainingsdoel instellen
De functie Trainingsdoel werkt samen met de functie Virtual
Partner, zodat u een trainingsdoel kunt instellen voor afstand,
afstand en tijd, afstand en tempo of afstand en snelheid. Tijdens
uw trainingsactiviteit geeft het toestel u real-time feedback over
hoe ver u bent gevorderd met het bereiken van uw trainingsdoel.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Stel een doel in.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Alleen afstand om een vooraf ingestelde
afstand te selecteren of voer een aangepaste afstand in.
Selecteer Afstand en tijd om een afstands- en tijdsdoel te
selecteren.
Selecteer Afstand en tempo of Afstand en snelheid om
uw afstands- en tempodoel of uw afstands- en
snelheidsdoel in te stellen.
Het trainingsdoelscherm wordt weergegeven met daarop uw
geschatte finishtijd. De geschatte finishtijd is gebaseerd op
uw huidige prestaties en de resterende tijd.
5
Selecteer START om de timer te starten.
6
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Een trainingsdoel annuleren
1
Houd tijdens de activiteit UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Annuleer doel > Ja.
Racen tegen een eerder voltooide activiteit
U kunt racen tegen een eerder vastgelegde of gedownloade
activiteit. Deze functie werkt samen met de functie Virtual
Partner, zodat u tijdens de activiteit kunt zien hoe ver u voor of
achter ligt.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Training > Race een activiteit.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Uit geschiedenis om een eerder op uw toestel
geregistreerde activiteit te selecteren.
Selecteer Gedownload om een activiteit te selecteren die
u via uw Garmin Connect account hebt gedownload.
4
Selecteer de activiteit.
Het Virtual Partner scherm wordt weergegeven met daarop
uw geschatte finishtijd.
5
Selecteer START om de timer te starten.
6
Selecteer STOP > Sla op nadat u uw activiteit hebt voltooid.
Persoonlijke records
Bij het voltooien van een activiteit worden op het toestel
eventuele nieuwe persoonlijke records weergegeven die u
tijdens deze activiteit hebt gevestigd. Tot de persoonlijke
records behoren uw snelste tijd over verschillende
standaardloopafstanden, alsmede de langste hardloopsessie of
rit.
OPMERKING: Tot de persoonlijke records bij fietsen behoren
ook grootste stijging en beste vermogen (vermogensmeter
vereist).
Uw persoonlijke records weergeven
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Records.
3
Selecteer een sport.
4
Selecteer een record.
5
Selecteer Bekijk record.
Een persoonlijk record herstellen
U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Records.
3
Selecteer een sport.
4
Selecteer een record om te herstellen.
5
Selecteer Vorige > Ja.
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Een persoonlijk record verwijderen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Records.
3
Selecteer een sport.
4
Selecteer een record om te verwijderen.
5
Selecteer Wis record > Ja.
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Alle persoonlijke records verwijderen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Records.
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
3
Selecteer een sport.
4
Selecteer Wis alle records > Ja.
Alleen de records voor die sport worden verwijderd.
Training Effect
Training Effect meet de gevolgen van een activiteit op uw
aerobische conditie. Training Effect neemt tijdens de activiteit
toe. Naarmate de activiteit vordert, neemt de waarde voor
Training Effect toe, zodat u kunt zien hoe de activiteit uw
conditie heeft verbeterd. Training Effect wordt berekend op
Training 13
basis van de gegevens in uw gebruikersprofiel, uw hartslag en
de duur en intensiteit van de activiteit.
Het is belangrijk om te weten dat uw Training Effect waarden
(1,0 tot 5,0) tijdens de eerste hardloopsessies ongewoon hoog
kunnen lijken. Er zijn meerdere activiteiten nodig voordat het
toestel uw aerobische conditie kan vaststellen.
Training Effect Beschrijving
Tussen 1,0 en 1,9 Ondersteunt het herstel (korte activiteiten).
Verbetert uw uithoudingsvermogen bij langdurige
activiteiten (meer dan 40 minuten).
Tussen 2,0 en 2,9 Handhaaft uw aerobische conditie.
Tussen 3,0 en 3,9 Verbetert uw aerobische conditie indien herhaald
als onderdeel van uw wekelijks trainingspro-
gramma.
Tussen 4,0 en 4,9 Verbetert uw aerobe conditie sterk bij één of twee
keer per week herhalen en een toereikende
hersteltijd.
5,0 Veroorzaakt tijdelijke overbelasting en sterke
verbetering. Train uiterst voorzichtig tot dit getal.
Vereist extra dagen voor herstel.
Training Effect technologie wordt geleverd en ondersteund door
Firstbeat Technologies Ltd. Ga voor meer informatie naar
www.firstbeattechnologies.com.
Klok
Een alarm instellen
U kunt maximaal tien verschillende alarmen instellen. U kunt
een alarm één keer of met regelmatige tussenpozen laten
afgaan.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Klok > Wekker > Voeg alarm toe.
3
Selecteer Status > Aan.
4
Selecteer Tijd en voer de alarmtijd in.
5
Selecteer Melding en vervolgens een type melding
(optioneel).
6
Selecteer Frequentie en selecteer wanneer het alarm moet
worden herhaald.
7
Selecteer Schermverlichting > Aan om de
schermverlichting in te schakelen bij het alarm.
De afteltimer instellen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Klok > Timer.
3
Voer de tijd in.
4
Selecteer zo nodig Start opnieuw > Aan om de timer
automatisch opnieuw te starten als deze is verlopen.
5
Selecteer zo nodig Melding en selecteer vervolgens een
type melding.
6
Selecteer Start timer.
De stopwatch gebruiken
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Klok > Stopwatch.
3
Selecteer in de klok START.
Zonsopkomst- en zonsondergangswaar-
schuwingen instellen
U kunt de zonsopkomst- en zonsondergangswaarschuwingen
zo instellen dat een bepaald aantal minuten of uren vóór de
feitelijke zonsopkomst of zonsondergang een
waarschuwingssignaal wordt gegeven.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Klok > Alarmen.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Tot zon onder > Status > Aan.
Selecteer Tot zonsopgang > Status > Aan.
4
Selecteer Tijd en voer de tijd in.
Navigatie
Een via-punt projecteren
U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te
projecteren vanaf uw huidige locatie naar een nieuwe locatie.
1
Voeg indien nodig de app voor via-puntprojectie toe aan de
lijst met apps (Instellingen van activiteiten-app, pagina 18).
2
Selecteer START > Projec. via-p.
3
Selecteer UP or DOWN om de koers in te stellen.
4
Selecteer START.
5
Selecteer DOWN om een meeteenheid te selecteren.
6
Selecteer UP om de afstand in te voeren.
7
Selecteer START om op te slaan.
Het geprojecteerde via-punt wordt opgeslagen onder een
standaardnaam.
Uw locatie bewaren
U kunt uw huidige locatie opslaan om er later naartoe terug te
kunnen navigeren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Sla locatie op.
3
Volg de instructies op het scherm.
Uw opgeslagen locaties verwijderen
U kunt een opgeslagen locatie verwijderen of de naam en de
hoogte- en positiegegevens ervan wijzigen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Opgeslagen locaties.
3
Selecteer een opgeslagen locatie.
4
Selecteer een optie om de locatie te bewerken.
Uw opgeslagen locaties verwijderen
U kunt een opgeslagen locatie verwijderen of de naam en de
hoogte- en positiegegevens ervan wijzigen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Opgeslagen locaties.
3
Selecteer een opgeslagen locatie.
4
Selecteer een optie om de locatie te bewerken.
Alle opgeslagen locaties verwijderen
U kunt al uw opgeslagen locaties tegelijk verwijderen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Opgeslagen locaties > Alles wissen.
Navigeren naar een bestemming
U kunt uw toestel gebruiken om naar een bestemming te
navigeren of om een koers te volgen. Als u begint met
navigeren, kunt u de activiteit kiezen die op weg naar uw
bestemming moet worden gebruikt, zoals hiken, hardlopen of
fietsen. Als u al een activiteit vastlegt wanneer u begint met
navigeren, blijft het toestel tijdens het navigeren de huidige
activiteit vastleggen.
1
Houd UP ingedrukt.
14 Klok
2
Selecteer Navigatie.
3
Selecteer een categorie.
4
Kies een bestemming door de vragen op het scherm te
beantwoorden.
5
Selecteer Ga naar.
6
Selecteer een activiteit.
Navigatie-informatie wordt weergegeven.
7
Selecteer START om te beginnen met navigeren.
8
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
Navigeren met Peil en ga
U kunt het toestel op een object in de verte richten, bijvoorbeeld
een watertoren, de richting vergrendelen en dan naar het object
navigeren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Navigatie > Peil en ga.
3
Wijs het horloge met de bovenkant naar een object en
selecteer START.
4
Selecteer een activiteit.
Navigatie-informatie wordt weergegeven.
5
Selecteer START om te beginnen met navigeren.
6
Selecteer UP of DOWN om extra gegevenspagina's weer te
geven (optioneel).
Kompas
Het toestel is voorzien van een kompas met drie assen en
automatische kalibratie. De kompasfuncties en -weergave
veranderen op basis van uw activiteit, of GPS is ingeschakeld
en of u naar een bestemming navigeert. U kunt de
kompasinstellingen handmatig wijzigen (Kompasinstellingen,
pagina 21). Als u de kompasinstellingen snel wilt openen,
selecteert u START in de kompaswidget.
Kaart
geeft uw positie op de kaart aan. Namen en symbolen van
locaties worden weergegeven op de kaart. Als u naar een
bestemming navigeert, wordt de route met een lijn op de kaart
gemarkeerd.
Kaartnavigatie (Schuiven en zoomen op de kaart,
pagina 15)
Kaartinstellingen (Kaartfuncties aanpassen, pagina 22)
Schuiven en zoomen op de kaart
1
Selecteer tijdens het navigeren UP of DOWN om de kaart te
bekijken.
2
Houd UP ingedrukt.
3
Selecteer Pan/Zoom.
4
Selecteer een optie:
Selecteer START om te schakelen tussen naar boven en
naar beneden schuiven, naar links en naar rechts
schuiven, of zoomen.
Selecteer UP en DOWN om op de kaart te schuiven of te
zoomen.
Selecteer BACK om af te sluiten.
Navigeren naar uw vertrekpunt
U kunt terugnavigeren naar het vertrekpunt van uw spoor of
activiteit op de afgelegde route. Deze functie is alleen
beschikbaar voor activiteiten waarbij GPS wordt gebruikt.
Selecteer STOP > TracBack tijdens een activiteit.
Uw huidige locatie
À
en het te volgen spoor
Á
worden op de
kaart weergegeven.
Hoogtemeter en barometer
Het toestel is uitgerust met een ingebouwde hoogtemeter en
barometer. Het toestel verzamelt voortdurend hoogte- en
luchtdrukgegevens, ook in de lage-energiemodus. Op de
hoogtemeter wordt uw geschatte hoogte weergegeven op basis
van luchtdrukverschillen. Op de barometer worden gegevens
over omgevingsluchtdruk weergegeven op basis van de vaste
hoogte waarop de hoogtemeter voor het laatst is gekalibreerd
(Hoogtemeterinstellingen, pagina 22). Als u de hoogtemeter-
of barometerinstellingen snel wilt openen, selecteert u START in
de hoogtemeter- of barometer-widgets.
Geschiedenis
Tot de geschiedenisgegevens behoren tijd, afstand, calorieën,
gemiddeld tempo of gemiddelde snelheid, rondegegevens, en
optionele ANT+ sensorgegevens.
OPMERKING: Als het geheugen van toestel vol is, worden de
oudste gegevens overschreven.
Werken met de geschiedenis
De geschiedenis bevat voorgaande activiteiten die u op het
toestel hebt opgeslagen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Geschiedenis > Activiteiten.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Details om extra informatie over de activiteit
weer te geven.
Selecteer Ronden om een ronde te selecteren en extra
informatie weer te geven over elke ronde.
Selecteer Intervallen om een interval te selecteren en
extra informatie weer te geven over elk interval.
Selecteer Kaart om de activiteit op de kaart weer te
geven.
Selecteer TracBack (Navigeren naar uw vertrekpunt,
pagina 15) om in omgekeerde volgorde over de route te
navigeren die u voor de activiteit hebt afgelegd.
Selecteer Wis om de geselecteerde activiteit te
verwijderen.
Selecteer Ga om over de route te navigeren die u voor de
activiteit hebt afgelegd.
Multisportgeschiedenis
Op uw toestel worden de algehele gegevens van uw
multisportactiviteiten opgeslagen, inclusief totale afstand, tijd,
calorieën en optionele aanvullende gegevens. Op uw toestel
worden ook per sportsegment en overgang de
activiteitgegevens gescheiden, zodat u soortgelijke
trainingsactiviteiten kunt vergelijken en kunt zien hoe snel u de
overgangen doorloopt. De overgangsgeschiedenis omvat
afstand, tijd, gemiddelde snelheid en calorieën.
Geschiedenis 15
Tijd in elke hartslagzone weergeven
Voordat u hartslagzonegegevens kunt weergeven, dient u een
activiteit met hartslag te voltooien en deze op te slaan.
Het bekijken van uw tijd in elke hartslagzone kan u helpen bij
het aanpassen van uw trainingsintensiteit.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Geschiedenis > Activiteiten.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer Tijd in zone.
Staptotalen weergeven
Om staptotalen te kunnen bekijken moet u Activiteiten volgen
inschakelen (Activiteiten volgen inschakelen, pagina 11).
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Geschiedenis > Stappen.
3
Selecteer een dag om het totale aantal stappen, het
stapdoel, de afgelegde afstand en het aantal verbrande
calorieën weer te geven.
Gegevenstotalen weergeven
U kunt gegevens over de totaal afgelegde afstand en totaal
verstreken tijd weergeven die zijn opgeslagen op uw toestel.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Geschiedenis > Totalen.
3
Selecteer indien nodig een activiteit.
4
Selecteer een optie om uw wekelijkse of maandelijkse totalen
weer te geven.
Geschiedenis verwijderen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Geschiedenis > Opties.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Wis alle activiteiten om alle activiteiten uit de
geschiedenis te verwijderen.
Selecteer Herstel totalen om alle totalen voor afstand en
tijd te herstellen.
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
4
Bevestig uw selectie.
De afstandteller gebruiker
De afstandteller legt automatisch de totaal afgelegde afstand en
de totale stijging vast.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Mijn statistieken > Kilometerteller.
3
Selecteer een optie om de totalen van de afstandteller weer
te geven.
4
Selecteer zo nodig een totaal en selecteer Ja om de
afstandteller terug te zetten op nul.
Connected functies
Connected functies zijn beschikbaar voor uw fēnix 3 toestel als
u het toestel verbindt met een compatibele smartphone via
Bluetooth
®
draadloze technologie. Voor sommige functies moet
u de Garmin Connect Mobile app op de verbonden smartphone
installeren. Ga naar www.garmin.com/apps voor meer
informatie. Sommige functies zijn ook beschikbaar als u uw
toestel verbindt met een draadloos netwerk.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw fēnix 3 toestel.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt
volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw
live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen
zien.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar uw Garmin Connect account
verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de
activiteit.
Connect IQ: Hiermee kunt u de toestelfuncties uitbreiden met
nieuwe wijzerplaten, widgets, apps en gegevensvelden.
Bluetooth meldingen inschakelen
Voordat u meldingen kunt inschakelen, moet u het fēnix 3
toestel koppelen met een compatibel mobiel toestel (Uw
smartphone koppelen met uw toestel, pagina 1).
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Bluetooth > Smart Notifications >
Status > Aan.
3
Selecteer Tijdens activiteit.
4
Selecteer een meldingsvoorkeur.
5
Selecteer een geluidsvoorkeur.
6
Selecteer Horlogestand.
7
Selecteer een meldingsvoorkeur.
8
Selecteer een geluidsvoorkeur.
9
Selecteer Time-out.
10
Selecteer hoe lang de waarschuwing voor een nieuwe
melding op het scherm wordt weergegeven.
Meldingen weergeven
1
Selecteer UP in de watch face om de meldingenwidget weer
te geven.
2
Selecteer START en selecteer een melding.
3
Selecteer DOWN voor meer opties.
4
Selecteer BACK om terug te keren naar het vorige scherm.
Meldingen beheren
U kunt meldingen die op uw fēnix 3 toestel worden
weergegeven, beheren vanaf uw compatibele smartphone.
Selecteer een optie:
Als u een Apple
®
toestel gebruikt, kunt u via de instellingen
in het meldingencentrum van uw smartphone de items
selecteren die u op het toestel wilt weergeven.
Als u een Android
toestel gebruikt, kunt u de instellingen
in de Garmin Connect Mobile app gebruiken om de items
te selecteren die op het toestel worden weergegeven.
Bluetooth technologie uitschakelen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Bluetooth > Status > Uit om
Bluetooth draadloze technologie op uw fēnix 3 toestel uit te
schakelen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor uw mobiele toestel
om draadloze Bluetooth technologie uit te schakelen op uw
mobiele toestel.
Bluetooth connectiewaarschuwingen in- en
uitschakelen
U kunt instellen dat het fēnix 3 toestel u waarschuwt wanneer
uw gekoppelde smartphone een verbinding maakt of deze
verbreekt via draadloze Bluetooth technologie.
OPMERKING: Bluetooth connectiewaarschuwingen zijn
standaard uitgeschakeld.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Bluetooth > Alarmen.
16 Connected functies
Een verloren mobiel toestel lokaliseren
U kunt deze functie gebruiken om een verloren mobiel toestel te
lokaliseren dat is gekoppeld met Bluetooth draadloze
technologie en momenteel binnen bereik is.
1
Selecteer in de klok START.
2
Selecteer Vind telef..
Het fēnix 3 toestel begint nu met zoeken naar uw gekoppelde
mobiele toestel. U hoort een waarschuwing op uw mobiele
toestel en de signaalsterkte van Bluetooth wordt
weergegeven op het fēnix 3 toestelscherm. De Bluetooth
signaalsterkte wordt hoger naarmate u dichter bij uw mobiele
toestel komt.
3
Selecteer LAP om te stoppen met zoeken.
Garmin Connect
U kunt contact houden met uw vrienden via uw Garmin Connect
account. Garmin Connect biedt u de hulpmiddelen om te volgen,
te analyseren, te delen en elkaar aan te moedigen. Leg de
prestaties van uw actieve lifestyle vast, zoals hardloopsessies,
wandelingen, fietstochten, zwemsessies, hikes, triatlons,
golfresultaten en meer. Garmin Connect kunt u ook gebruiken
om online statistieken bij te houden en de golfresultaten van al
uw ronden te analyseren en te delen. Meld u aan voor een gratis
account op www.garminconnect.com/start.
Uw activiteiten opslaan: Nadat u een activiteit met uw toestel
hebt voltooid en opgeslagen, kunt u die activiteit uploaden
naar Garmin Connect en deze zo lang bewaren als u zelf wilt.
Uw gegevens analyseren: U kunt meer gedetailleerde
informatie over uw fitness- en buitensportactiviteiten
weergeven, zoals tijd, afstand, hartslag, verbrande calorieën,
cadans, een bovenaanzicht van de kaart en tempo- en
snelheidsgrafieken. U kunt meer gedetailleerde informatie
over uw golfprestaties weergeven, zoals scorekaarten,
statistieken en baaninformatie. U kunt ook instelbare
rapporten weergeven.
OPMERKING: Voor sommige gegevens hebt u een optioneel
accessoire nodig, zoals een hartslagmeter.
Uw voortgang volgen: U kunt uw dagelijkse aantal stappen
bijhouden, uzelf vergelijken met uw connecties, en uw doelen
behalen.
Uw activiteiten delen: U kunt contact houden met vrienden en
elkaars activiteiten volgen of koppelingen naar uw activiteiten
plaatsen op uw favoriete sociale netwerksites.
Uw instellingen beheren: U kunt uw toestel- en
gebruikersinstellingen aanpassen via uw Garmin Connect
account.
Gegevens handmatig uploaden naar Garmin Connect
Mobile
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Bluetooth > Synchroniseren.
Garmin Connect op uw computer gebruiken
Als u uw fēnix 3 toestel niet hebt gekoppeld met uw smartphone,
kunt u al uw activiteitgegevens uploaden naar uw Garmin
Connect account via uw computer.
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.garminconnect.com/start.
3
Volg de instructies op het scherm.
WiFi
®
connected functies
Het fēnix 3 toestel beschikt over WiFi connected functies. De
Garmin Connect Mobile app is niet vereist voor het gebruik van
WiFi connectiviteit.
Activiteiten uploaden naar uw Garmin Connect account: Uw
activiteit wordt automatisch naar uw Garmin Connect account
verstuurd zodra u klaar bent met het vastleggen van de
activiteit.
Workouts en trainingsplannen: Hiermee kunt u workouts en
trainingsplannen zoeken en selecteren op de Garmin
Connect site. De volgende keer dat uw toestel een WiFi
verbinding heeft, worden de bestanden draadloos naar uw
toestel verzonden.
Software-updates: Uw toestel downloadt de nieuwste software-
update als er een WiFi verbinding beschikbaar is. De
volgende keer dat u het toestel inschakelt of ontgrendelt, kunt
u de software-update installeren aan de hand van de
instructies op het scherm.
Een draadloze verbinding WiFi verbinding instellen
1
Ga naar www.garminconnect.com/start en download de
Garmin Express toepassing.
2
Volg de instructies op het scherm om WiFi connectiviteit in te
stellen voor Garmin Express.
Connect IQ functies
U kunt aan uw horloge Connect IQ functies toevoegen van
Garmin en andere leveranciers via de Garmin Connect Mobile
app. U kunt uw toestel aanpassen met wijzerplaten,
gegevensvelden, widgets en apps.
Wijzerplaten: Hiermee kunt u de stijl van de klok aanpassen.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u nieuwe gegevensvelden
downloaden die sensors, activiteiten en historische gegevens
op andere manieren presenteren. U kunt Connect IQ
gegevensvelden toevoegen aan ingebouwde functies en
pagina's.
Widgets: Hiermee kunt u direct informatie bekijken, zoals
sensorgegevens en meldingen.
Apps: Voegen interactieve functies toe aan uw horloge, zoals
nieuwe soorten buiten- en fitnessactiviteiten.
Connect IQ functies downloaden
Voordat u Connect IQ functies kunt downloaden via de Garmin
Connect Mobile app, moet u uw fēnix 3 toestel koppelen met uw
smartphone.
1
Selecteer in de instellingen van de Garmin Connect Mobile
app de optie Connect IQ Store.
2
Selecteer zo nodig uw toestel.
3
Selecteer een Connect IQ functie.
4
Volg de instructies op het scherm.
Connect IQ functies downloaden via uw
computer
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar garminconnect.com en meld u aan.
Connect IQ functies 17
3
Selecteer in de widget op uw toestel Connect IQ Store.
4
Selecteer een Connect IQ functie en download deze.
5
Volg de instructies op het scherm.
Widgets
Uw toestel wordt geleverd met vooraf geïnstalleerde widgets die
u direct informatie geven. Voor sommige widgets is een
Bluetooth verbinding met een compatibele smartphone vereist.
Sommige widgets zijn standaard niet zichtbaar. U kunt deze
handmatig toevoegen aan de widgetlijst.
Meldingen: Waarschuwt u bij inkomende oproepen, sms-
berichten, updates van sociale netwerken en meer volgens
de meldingsinstellingen op uw smartphone.
Agenda: Geeft de in uw smartphone agenda geplande
afspraken weer.
Muziekbediening: Hiermee kunt u de muziekspeler op uw
smartphone bedienen.
Weer: Geeft de huidige temperatuur en weersverwachting weer.
Mijn dag: Geeft een dynamisch overzicht van uw activiteiten
van vandaag. Hierin staan uw laatst vastgelegde activiteit,
minuten intensieve training, opgelopen trappen,
stappentelling, verbrande calorieën en meer.
Stappen: Houdt uw dagelijkse aantal stappen, stappendoel en
afgelegde afstand bij.
Minuten intensieve training: Houdt de tijd bij die u besteedt
aan activiteiten bij gemiddelde tot intensieve inspanning, het
aantal minuten dat u wekelijks wilt besteden aan intensieve
activiteiten en uw vorderingen om dat doel te halen.
Hartslag: Geeft uw huidige hartslag in slagen per minuut (bpm),
de laagste hartslag in rust (HSR) gedurende de dag en een
grafiek van uw hartslag weer.
Laatste sport: Geeft een kort overzicht weer van uw laatst
vastgelegde sport en uw totale afstand van die week.
ABC: Geeft gecombineerde hoogtemeter-, barometer- en
kompasgegevens weer.
Sensorinformatie: Geeft gegevens weer van een interne
sensor of een aangesloten ANT+ sensor.
Kompas: Geeft een elektronisch kompas weer.
VIRB bedieningselementen: Hiermee kunt u de camera
bedienen als u een VIRB toestel hebt gekoppeld met uw
fēnix 3 toestel.
Laatste activiteit: Geeft een kort overzicht weer van uw laatst
vastgelegde activiteit, zoals een hardloop-, fiets- of
zwemsessie.
Calorieën: Geeft uw caloriegegevens weer voor de huidige dag.
Golf: Geeft uw golfgegevens weer voor uw laatste ronde.
Honden volgen: Geeft de locatie-informatie van uw hond weer
als u een compatibel hondenvolgtoestel hebt gekoppeld met
uw fēnix 3 toestel.
Widgets weergeven
Uw toestel wordt geleverd met diverse, vooraf geïnstalleerde
widgets en als u uw toestel koppelt met een smartphone zijn er
nog meer widgets beschikbaar.
Selecteer UP of DOWN.
Het toestel bladert door de beschikbare widgets.
Selecteer START om meer opties en functies voor een
widget weer te geven.
Houd in een scherm DOWN ingedrukt om terug te gaan naar
de watch face.
Als u een activiteit vastlegt, selecteert u BACK om terug te
keren naar de pagina's met activiteitgegevens.
De widgetlijst aanpassen
U kunt items in de widgetlijst weergeven, verbergen of
verwijderen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Widgets.
3
Selecteer een widget.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Status om de widget in de widgetlijst weer te
geven of te verbergen.
Selecteer Omhoog of Omlaag om de locatie van de
widget in de widgetlijst te wijzigen.
VIRB afstandsbediening
Met de VIRB afstandsbediening kunt u uw VIRB actiecamera op
afstand bedienen met uw toestel. Ga naar www.garmin.com
/VIRB om een VIRB actiecamera te kopen.
Een VIRB actiecamera bedienen
Voordat u de VIRB afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de
instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB camera
inschakelen. Raadpleeg de VIRB serie gebruikershandleiding
voor meer informatie. U moet ook instellen dat de VIRB widget
wordt weergegeven in de widgetlijst (De widgetlijst aanpassen,
pagina 18).
1
Schakel uw VIRB camera in.
2
Selecteer op de wijzerplaat van uw fēnix 3 toestel UP of
DOWN om de VIRB widget weer te geven.
3
Wacht totdat het toestel verbinding maakt met uw VIRB
camera.
4
Selecteer START.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Start opnemen om een video-opname te
starten.
De opnametijd wordt weergegeven op het fēnix 3 scherm.
Selecteer DOWN om tijdens een video-opname een foto
te maken.
Selecteer STOP om een video-opname te stoppen.
Selecteer Maak foto om een foto te maken.
Selecteer Instellingen om de video- en foto-instellingen te
wijzigen.
Uw toestel aanpassen
Instellingen van activiteiten-app
Met deze instellingen kunt u elke vooraf geïnstalleerde
activiteiten-app naar wens aanpassen. U kunt bijvoorbeeld
gegevenspagina's aanpassen en waarschuwingen en
trainingsfuncties inschakelen. Niet alle instellingen zijn
beschikbaar voor alle soorten activiteiten.
Houd UP ingedrukt, selecteer Instellingen > Apps en selecteer
een activiteit.
Gegevensschermen: Hiermee kunt u gegevensschermen
aanpassen voor de activiteit (Gegevensschermen
aanpassen, pagina 19). U kunt voor sommige activiteiten
ook een kaartgegevensscherm weergeven of verbergen.
Overgangen: Hiermee schakelt u overgangen in voor
multisportactiviteiten.
Herhaal: Hiermee schakelt u de herhaaloptie in voor
multisportactiviteiten. U kunt deze optie bijvoorbeeld
gebruiken voor activiteiten die meerdere overgangen
bevatten, zoals een zwemloop.
Alarmen: Hiermee kunt u de trainings- of
navigatiewaarschuwingen voor de activiteit instellen.
18 Uw toestel aanpassen
Metronoom: De metronoomfunctie laat met een regelmatig
ritme tonen horen die u helpen uw prestaties te verbeteren
door te trainen in een snellere, tragere of meer consistente
cadans (De metronoom gebruiken, pagina 7).
Auto Lap: Hiermee kunt u de opties voor de Auto Lap
®
functie
instellen (Auto Lap, pagina 20).
Auto Pause: Hiermee kan het toestel zo worden ingesteld dat
de gegevensopslag wordt gestopt zodra u stopt met
bewegen of wanneer u onder een bepaalde snelheid komt
(Auto Pause
®
inschakelen, pagina 20).
Autom. klimmen: Hiermee kan het toestel hoogteverschillen
automatisch detecteren met de ingebouwde hoogtemeter.
Auto afdaling: Hiermee kan het toestel ski-afdalingen
automatisch detecteren met de ingebouwde
versnellingsmeter.
3D-snelheid: Berekent uw snelheid via zowel uw
hoogtewijziging als uw horizontale verplaatsing over de grond
(3D-snelheid en -afstand, pagina 20).
3D-afstand: Berekent de door u afgelegde afstand via zowel uw
hoogtewijziging als uw horizontale verplaatsing over de
grond.
Ronde-toets: Hiermee kunt u een ronde of rustpauze
vastleggen tijdens de activiteit.
Auto Scroll: Hiermee kunt u alle schermen met
activiteitgegevens doorlopen terwijl de timer loopt (Auto
Scroll gebruiken, pagina 20).
GPS: Hiermee kan de modus voor de GPS-antenne worden
ingesteld (UltraTrac, pagina 21).
Grootte van bad: Hiermee kan de baan worden ingesteld voor
het zwemmen in een zwembad (Zwemmen in het zwembad,
pagina 7).
Slagdetectie: Hiermee wordt de slagdetectie ingeschakeld voor
het zwemmen in een zwembad.
Spaarstand: Hiermee stelt u de time-outinstelling voor de
spaarstand in voor de activiteit (Time-outinstellingen voor de
spaarstand, pagina 21).
Achtergrondkleur: Hiermee stelt u de achtergrondkleur van
elke activiteit in op zwart of wit.
Accentkleur: Hiermee stelt u de accentkleur van elke activiteit
in, waaraan u kunt zien welke activiteit actief is.
Status: Hiermee wordt de activiteit in de lijst met apps
weergegeven of verborgen.
Omhoog: Hiermee wijzigt u de positie van de activiteit in de lijst
met apps.
Omlaag: Hiermee wijzigt u de positie van de activiteit in de lijst
met apps.
Verwijder: Verwijdert de activiteit.
OPMERKING: Hiermee wordt de activiteit uit de lijst met
apps en alle door de gebruiker ingevoerde
activiteitinstellingen verwijderd. U kunt de fabrieksinstellingen
van het toestel herstellen om een verwijderde activiteit weer
aan de lijst toe te voegen (Alle standaardinstellingen
herstellen, pagina 24).
Wijzig naam: Hiermee stelt u de naam van de activiteit in.
Gegevensschermen aanpassen
U kunt voor elke activiteit de lay-out en inhoud van
gegevensschermen weergeven, verbergen of wijzigen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer de activiteit om deze aan te passen.
4
Selecteer Gegevensschermen.
5
Selecteer een gegevensscherm dat u wilt aanpassen.
6
Selecteer een optie:
Selecteer Status om het gegevensscherm in of uit te
schakelen.
Selecteer Indeling om het aantal gegevensvelden in het
gegevensscherm te wijzigen.
Selecteer een gegevensveld om het type gegevens in het
veld te wijzigen.
Een kaart aan een activiteit toevoegen
U kunt de kaart toevoegen aan de reeks gegevensschermen
voor een activiteit.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer de activiteit om deze aan te passen.
4
Selecteer Gegevensschermen > Kaart.
5
Selecteer Status om de kaart in of uit te schakelen.
6
Selecteer Oriëntatie.
7
Selecteer een optie:
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
8
Selecteer Gebr.locaties om opgeslagen locaties op de kaart
weer te geven of te verbergen.
9
Selecteer Auto.zoom om automatisch het optimale
zoomniveau voor de kaart te selecteren.
Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Waarschuwingen
U kunt waarschuwingen instellen voor elke activiteit om u te
helpen specifieke doelen te bereiken, uw omgevingsbewustzijn
te vergroten of naar uw bestemming te navigeren. Sommige
waarschuwingen zijn alleen beschikbaar voor specifieke
activiteiten. Er zijn drie typen waarschuwingen:
Gebeurteniswaarschuwingen, bereikwaarschuwingen en
terugkerende waarschuwingen.
Gebeurteniswaarschuwing: Een gebeurteniswaarschuwing
wordt eenmaal afgegeven. De gebeurtenis is een specifieke
waarde. U kunt het toestel bijvoorbeeld instellen om u te
waarschuwen wanneer u een bepaalde hoogte bereikt.
Bereikwaarschuwing: Een bereikwaarschuwing wordt telkens
afgegeven wanneer het toestel een waarde meet die boven
of onder een opgegeven waardenbereik ligt. Zo kunt u
bijvoorbeeld instellen dat het toestel u waarschuwt als uw
hartslag lager is dan 60 bpm (slagen per minuut) of hoger
dan 210 bpm.
Terugkerende waarschuwing: Een terugkerende
waarschuwing wordt afgegeven telkens wanneer het toestel
een opgegeven waarde of interval registreert. U kunt
bijvoorbeeld instellen dat het toestel u elke 30 minuten
waarschuwt.
Waarschu-
wingsnaam
Waarschu-
wingstype
Beschrijving
Cadans Bereik U kunt minimale en maximale
cadanswaarden instellen.
Calorieën Gebeurtenis,
terugkerend
U kunt het aantal calorieën
instellen.
Aangepast Terugkerend U kunt een bestaand bericht
selecteren of een aangepast
bericht maken en een waarschu-
wingstype selecteren.
Afstand Terugkerend U kunt een afstandsinterval
instellen.
Hoogte Bereik U kunt minimale en maximale
hoogtewaarden instellen.
Uw toestel aanpassen 19
Waarschu-
wingsnaam
Waarschu-
wingstype
Beschrijving
Hartslag Bereik U kunt minimale en maximale
waarden voor de hartslag instellen
of zonewijzigingen selecteren. Zie
Hartslagzones, pagina 10 en Bere-
keningen van hartslagzones,
pagina 11.
Tempo Bereik U kunt minimale en maximale
tempowaarden instellen.
Vermogen Bereik U kunt het hoge of lage vermo-
gensniveau instellen.
Ren/Loop Terugkerend U kunt regelmatige looppauzes
inlassen.
Snelheid Bereik U kunt minimale en maximale snel-
heidswaarden instellen.
Tijd Gebeurtenis,
terugkerend
U kunt een tijdsinterval instellen.
Een waarschuwing instellen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Alarmen.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Voeg nieuw toe om een nieuwe waarschuwing
toe te voegen voor de activiteit.
Selecteer de naam van de waarschuwing om een
bestaande waarschuwing te wijzigen.
6
Selecteer, indien gewenst, het type waarschuwing.
7
Selecteer een zone, voer de minimum- en maximumwaarden
in of voer een aangepaste waarde in voor de waarschuwing.
8
Schakel indien nodig de waarschuwing in.
Bij gebeurteniswaarschuwingen en terugkerende
waarschuwingen wordt er een bericht weergegeven telkens als
de waarschuwingswaarde bereikt is. Bij bereikwaarschuwingen
wordt er een bericht weergegeven telkens als u boven of onder
het opgegeven bereik komt (minimum- en maximumwaarden).
Auto Lap
Ronden op afstand markeren
U kunt Auto Lap gebruiken om een ronde bij een bepaalde
afstand automatisch te markeren. Dit is handig als u uw
prestaties tijdens verschillende gedeelten van een activiteit wilt
vergelijken (bijvoorbeeld elke 1 mijl of 5 km).
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Auto Lap.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Auto Lap om Auto Lap in of uit te schakelen.
Selecteer Autom. afstand om de afstand voor elke ronde
automatisch in te stellen.
Telkens wanneer u een ronde voltooit, wordt er een bericht
weergegeven met de rondetijd. Het toestel laat ook een
pieptoon horen of trilt als geluidssignalen zijn ingeschakeld
(Systeeminstellingen, pagina 22).
U kunt, indien gewenst, de gegevenspagina's aanpassen en
extra rondegegevens weergeven (Gegevensschermen
aanpassen, pagina 19).
De rondewaarschuwing wijzigen
U kunt enkele gegevensvelden wijzigen die worden
weergegeven in de rondewaarschuwing.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Auto Lap > Rondewaarsch..
5
Selecteer een gegevensveld om het te wijzigen.
6
Selecteer Bekijk (optioneel).
Auto Pause
®
inschakelen
U kunt de functie Auto Pause gebruiken om de timer
automatisch te pauzeren wanneer u stopt met bewegen. Dit is
handig als in uw activiteit verkeerslichten of andere plaatsen
waar u moet stoppen, voorkomen.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Auto Pause.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Zodra gestopt als u de timer automatisch wilt
laten stoppen als u stopt met bewegen.
Selecteer Aangepast als u de timer automatisch wilt laten
stoppen zodra uw tempo of snelheid onder een bepaalde
waarde komt.
Automatisch klimmen inschakelen
U kunt de functie Automatisch klimmen gebruiken om
automatisch hoogteverschillen te detecteren. U kunt deze
functie gebruiken tijdens activiteiten zoals klimmen, hiken,
hardlopen of fietsen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Autom. klimmen > Status > Aan.
5
Selecteer Hardloopscherm om te zien welk
gegevensscherm wordt weergegeven tijdens hardlopen.
6
Selecteer Klimscherm om te zien welk gegevensscherm
wordt weergegeven tijdens klimmen.
7
Selecteer zo nodig Keer kleuren om om de schermkleuren
om te keren bij wijziging van modus.
8
Selecteer Vertic. snelheid om de stijgsnelheid over tijd in te
stellen.
9
Selecteer Modusschakelr. om in te stellen hoe snel het
toestel van modus wisselt.
3D-snelheid en -afstand
U kunt de 3D-snelheid en -afstand instellen om uw snelheid of
afstand te meten via zowel uw hoogtewijziging als uw
horizontale verplaatsing over de grond. U kunt deze functie
gebruiken tijdens activiteiten zoals skiën, klimmen, navigeren,
hiken, hardlopen of fietsen.
Auto Scroll gebruiken
Met deze functie voor automatisch bladeren doorloopt u
automatisch alle schermen met activiteitgegevens terwijl de
timer loopt.
20 Uw toestel aanpassen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle
activiteiten.
4
Selecteer Auto Scroll.
5
Selecteer een weergavesnelheid.
UltraTrac
De UltraTrac functie is een GPS-instelling waarmee
spoorpunten en sensorgegevens minder vaak worden
geregistreerd. Door de UltraTrac functie in te schakelen, wordt
de batterijduur verlengd, maar neemt de kwaliteit van de
vastgelegde activiteiten af. U kunt de UltraTrac functie
gebruiken voor activiteiten die een langere levensduur van de
batterij vereisen en waarvoor regelmatige updates van de
sensorgegevens minder belangrijk zijn.
Time-outinstellingen voor de spaarstand
De time-outinstellingen bepalen hoe lang uw toestel in de
trainingsmodus blijft wanneer u bijvoorbeeld wacht op de start
van een wedstrijd. Houd UP ingedrukt, selecteer Instellingen >
Apps en selecteer een activiteit. Selecteer Spaarstand om de
time-outinstellingen voor de activiteit aan te passen.
Normaal: Hiermee stelt u in dat het toestel na 5 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende
horlogemodus.
Verlengd: Hiermee stelt u in dat het toestel na 25 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende
horlogemodus. De verlengde modus kan de batterijduur
tussen het opladen verkorten.
De Lap-knop in- en uitschakelen
U kunt de Ronde-toets instelling inschakelen om een ronde of
rustpauze tijdens een activiteit vast te leggen met LAP. U kunt
de Ronde-toets instelling uitschakelen als u wilt voorkomen dat
u een ronde vastlegt door per ongeluk op de Lap-knop te
drukken tijdens een activiteit.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer Ronde-toets.
De Lap-knopstatus verandert in Aan of Uit op basis van de
huidige instelling.
Wijzerplaatinstellingen
U kunt de vormgeving van de wijzerplaat aanpassen door de
lay-out, kleuren en extra gegevens te selecteren. U kunt ook
aangepaste wijzerplaten downloaden via de Connect IQ store.
De watch face aanpassen
U moet eerst een Connect IQ watch face uit de Connect IQ
store (Connect IQ functies, pagina 17).
U kunt de informatie van de watch face en de vormgeving
aanpassen of een geïnstalleerde Connect IQ watch face
activeren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Wijzerplaat > Type.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Digitaal om de vooraf geladen digitale watch
face te activeren.
Selecteer Analoog om de vooraf geladen analoge watch
face te activeren.
U activeert een geïnstalleerde Connect IQ watch face
door de naam te selecteren.
4
Als u een vooraf geladen watch face gebruikt, kunt u de
volgende opties selecteren:
Selecteer Achtergrondkleur om de achtergrondkleur te
wijzigen.
Selecteer Accentkleur om een accentkleur voor de
digitale watch face toe te voegen of te wijzigen.
Selecteer Indeling om de stijl van de cijfers voor de
digitale watch face te wijzigen.
Selecteer Secondenstijl om de stijl van de seconden voor
de digitale watch face te wijzigen.
Selecteer Wijzers om de stijl van de wijzers voor de
analoge watch face te wijzigen.
Selecteer Achtergrond om de stijl van de cijfers voor de
analoge watch face te wijzigen.
Selecteer Extra gegevens om de gegevens te wijzigen
die op de watch face worden weergegeven.
Selecteer Statuspictogr. om statuspictogrammen weer te
geven of te verbergen op de digitale watch face.
5
Selecteer UP of DOWN om de opties voor de watch face in
de voorbeeldweergave te bekijken.
6
Selecteer START om de selectie op te slaan.
Sensorinstellingen
Kompasinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Kompas.
Kalibreer: Hiermee kunt u de kompassensor handmatig
kalibreren (Het kompas handmatig kalibreren, pagina 21).
Scherm: Hiermee stelt u de koersweergave op het kompas in
letters, graden of milliradialen in.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in (De noordreferentie instellen, pagina 21).
Modus: Hiermee stelt u in dat het kompas alleen elektronische
sensorgegevens (Aan), een combinatie van GPS en
elektronische sensorgegevens bij verplaatsing (Automatisch)
of alleen GPS-gegevens gebruikt (Uit).
Het kompas handmatig kalibreren
LET OP
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet
in de buurt bevindt van objecten die invloed uitoefenen op
magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is al gekalibreerd in de fabriek en het maakt
standaard gebruik van automatische kalibratie. Als uw kompas
niet goed werkt, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt
afgelegd of na extreme temperatuurveranderingen, kunt u het
handmatig kalibreren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas > Kalibreer >
Start.
3
Volg de instructies op het scherm.
TIP: Maak een kleine 8-beweging met uw pols tot een bericht
wordt weergegeven.
De noordreferentie instellen
U kunt de koersreferentie instellen die wordt gebruikt voor het
berekenen van de voorliggende koers.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas >
Noordreferentie.
3
Selecteer een optie:
U kunt het geografische noorden instellen als
koersreferentie door Waar te selecteren.
Uw toestel aanpassen 21
U kunt automatisch de magnetische afwijking instellen
voor uw locatie door Magnetisch te selecteren.
U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
Gebruiker te selecteren, de magnetische afwijking in te
voeren en OK te selecteren.
Hoogtemeterinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Hoogtemeter.
Auto kalibr.: Hiermee voert de hoogtemeter automatisch een
kalibratie uit telkens wanneer u GPS-tracering inschakelt.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de hoogtemeter
handmatig kalibreren.
De barometrische hoogtemeter kalibreren
Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt
automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt
de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als u de
juiste hoogte kent.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Hoogtemeter.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Auto kalibr. > Aan als u het toestel
automatisch wilt kalibreren op het GPS-beginpunt.
Selecteer Kalibreer als u de huidige hoogte wilt invoeren.
Barometerinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Barometer.
Grafiek: Hiermee stelt u de tijdschaal in voor de grafiek in de
barometerwidget.
Stormwaarsch.: Hiermee stelt u in bij welke
barometerdrukwijziging een stormwaarschuwing wordt
gegeven.
Navigatie-instellingen
U kunt tijdens het navigeren naar een bestemming de functies
en vormgeving van de kaart aanpassen.
Kaartfuncties aanpassen
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Navigatie > Gegevensschermen.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Kaart om de kaart in of uit te schakelen.
Selecteer Begeleid om een gidspagina in of uit te
schakelen waarop de kompasrichting of de koers wordt
weergegeven die u tijdens het navigeren moet volgen.
Selecteer Hoogteprofiel om de hoogtegrafiek in of uit te
schakelen.
Selecteer een scherm dat u wilt toevoegen, verwijderen of
aanpassen.
Een koersindicator instellen
U kunt een koersindicator instellen die wordt weergegeven op
uw gegevenspagina's tijdens het navigeren. De indicator wijst in
de richting van uw doel.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Navigatie > Koersindicator.
Systeeminstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Systeem.
Gebruikersprofiel: Hiermee kunt u uw persoonlijke statistieken
openen en aanpassen (Uw gebruikersprofiel instellen,
pagina 10).
Sneltoetsen: Hiermee kunt u snelkoppelingen toewijzen aan
knoppen op het toestel (De sneltoetsen aanpassen,
pagina 22).
Automatische vergrendeling: Hiermee kunt u de knoppen
automatisch vergrendelen om te voorkomen dat de knoppen
per ongeluk worden ingedrukt.
Taal voor tekst: Hiermee kunt u de taal van het toestel
instellen.
Tijd: Hiermee kunt u de tijdinstellingen wijzigen (Tijdinstellingen,
pagina 22).
Schermverlichting: Hiermee kunt u instellingen van de
schermverlichting wijzigen (Schermverlichtingsinstellingen,
pagina 23).
Geluiden: Hiermee kunt u de toestelgeluiden instellen, zoals
knoptonen, waarschuwingen en trillingen.
Eenheden: Hiermee kunt u de op het toestel gebruikte
meeteenheden instellen (De maateenheden wijzigen,
pagina 23).
GLONASS: Met GLONASS krijgt u betere prestaties in moeilijke
omgevingen en snellere positiebepalingen. Als GPS en
GLONASS worden gebruikt, kan de batterijduur sneller
afnemen dan met alleen GPS.
Positieformaat: Hiermee stelt u de opties voor geografisch
positieformaat en kaartdatum in.
Notatie: Hiermee kunt u algemene notatievoorkeuren instellen,
zoals het tempo en de snelheid die tijdens activiteiten worden
weergegeven en het begin van de week.
Gegevensopslag: Hiermee stelt u in hoe het toestel
activiteitgegevens vastlegt. Met de instelling Smart
(standaard) kunnen langere activiteiten worden vastgelegd.
Met de instelling Iedere seconde zijn de opnamen van
activiteiten meer gedetailleerd, maar worden langere
activiteiten mogelijk niet geheel vastgelegd.
USB-modus: Hiermee kunt u de massaopslagmodus of de
Garmin modus inschakelen op het toestel als er verbinding is
met een computer.
Standaardinstellingen: Hiermee kunt u gebruikersgegevens en
-instellingen herstellen (Alle standaardinstellingen herstellen,
pagina 24).
Software-update: Hiermee kunt u via Garmin Express
gedownloade software-updates installeren.
Over: Hiermee wordt informatie over het toestel, de software en
de licentie weergegeven.
De sneltoetsen aanpassen
U kunt de functie voor het ingedrukt houden van de knoppen
START en BACK aanpassen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Systeem > Sneltoetsen > START
indrukken.
3
Selecteer een functie.
4
Selecteer BACK indrukken.
5
Selecteer een functie.
Tijdinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Systeem > Tijd.
Tijdweergave: Hiermee stelt u de 12- of 24-uursklok in.
Stel tijd in: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in. De
optie Automatisch stelt de tijdzone automatisch in op basis
van uw GPS-positie.
Tijd: Hiermee kunt u de tijd aanpassen als de functie is
ingesteld op de optie Handmatig.
22 Uw toestel aanpassen
Schermverlichtingsinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Systeem >
Schermverlichting.
Modus: Hiermee stelt u het inschakelen van de
schermverlichting in op handmatig of automatisch. Bij de
optie Automatisch kunt u de schermverlichting voor knoppen,
meldingen en gebaren apart instellen.
OPMERKING: Wanneer u Beweging instelt op Aan, wordt de
schermverlichting ingeschakeld als u uw arm optilt en draait
om op uw pols te kijken.
Time-out: Hiermee kunt u de tijdsduur instellen voordat de
schermverlichting wordt uitgeschakeld.
Helderheid: Hiermee stelt u de helderheid van de
schermverlichting in.
De maateenheden wijzigen
U kunt de eenheden voor afstand, tempo en snelheid, hoogte,
gewicht, lengte en temperatuur aanpassen.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Systeem > Eenheden.
3
Selecteer een type maatsysteem.
4
Selecteer een maateenheid.
ANT+ sensors
Het toestel is compatibel met deze optionele draadloze ANT+
accessoires.
Hartslagmeter, zoals HRM-Run (De hartslagmeter
aanbrengen, pagina 2)
Fietssnelheid- en cadanssensor (Een optionele
fietssnelheids- of fietscadanssensor gebruiken, pagina 23)
Voetsensor (Voetsensor, pagina 23)
Vermogenssensor, zoals Vector
tempe
draadloze temperatuursensor (tempe, pagina 24)
Ga naar http://buy.garmin.com voor meer informatie over de
compatibiliteit en de aanschaf van extra sensors.
ANT+ sensors koppelen
Wanneer u voor de eerste keer een sensor via de ANT+
draadloze technologie met uw toestel wilt verbinden, moet u het
toestel en de sensor eerst koppelen. Nadat de koppeling is
voltooid, maakt het toestel automatisch een verbinding met de
sensor wanneer u een activiteit start en de sensor actief is en
zich binnen bereik bevindt.
OPMERKING: Indien uw toestel is geleverd met een
hartslagmeter, zal de bijgeleverde hartslagmeter reeds zijn
gekoppeld met uw toestel.
1
Als u een hartslagmeter koppelt, moet u de hartslagmeter
omdoen (De hartslagmeter aanbrengen, pagina 2).
De hartslagmeter kan pas gegevens verzenden of ontvangen
als u deze hebt omgedaan.
2
Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
andere ANT+ sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
3
Houd UP ingedrukt.
4
Selecteer Instellingen > Sensors > Voeg nieuw toe.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Zoek alles.
Selecteer uw type sensor.
Als de sensor is gekoppeld met uw toestel wordt de status
van de sensor gewijzigd van Zoeken naar Verbonden.
Sensorgegevens worden weergegeven in de reeks
gegevenspagina's of in een aangepast gegevensveld.
Een optionele fietssnelheids- of fietscadans-
sensor gebruiken
Met een compatibele fietssnelheids- of fietscadanssensor kunt u
gegevens verzenden naar uw toestel.
Koppel de sensor met uw toestel (ANT+ sensors koppelen,
pagina 23).
Werk de gegevens in uw fitness-gebruikersprofiel bij (Uw
gebruikersprofiel instellen, pagina 10).
Stel de wielmaat in (Wielmaat en omvang, pagina 29).
Maak een rit (Een rit maken, pagina 7).
Voetsensor
Het toestel is compatibel met de voetsensor. Bij indoortrainingen
of als het GPS-signaal zwak is, kunt u in plaats van GPS de
voetsensor gebruiken om het tempo en de afstand vast te
leggen. De voetsensor is stand-by en klaar om gegevens te
verzenden (net als de hartslagmeter).
Na 30 minuten zonder activiteit schakelt de trainingsassistent
zichzelf uit om de batterij te sparen. Als de batterij bijna leeg is,
verschijnt een bericht op uw toestel. Na ongeveer vijf uur is de
batterij leeg.
Kalibratie van de voetsensor verbeteren
Voordat u het toestel kunt kalibreren, hebt u GPS-signalen nodig
en moet u het toestel koppelen met de voetsensor (ANT+
sensors koppelen, pagina 23).
De voetsensor beschikt over automatische kalibratie, maar u
kunt de nauwkeurigheid van de snelheids- en afstandsgegevens
verbeteren met een paar hardloopsessies met ingeschakelde
GPS.
1
Sta buiten 5 minuten stil met goed uitzicht op de lucht.
2
Start een hardloopactiviteit.
3
Loop 10 minuten hard zonder te stoppen.
4
Stop uw activiteit en sla deze op.
De kalibratiewaarde van de voetsensor verandert mogelijk op
basis van de vastgelegde gegevens. U hoeft uw voetsensor
niet opnieuw te kalibreren tenzij uw hardloopstijl verandert.
Uw voetsensor handmatig kalibreren
Voordat u het toestel kunt kalibreren, moet u het koppelen met
de voetsensor (ANT+ sensors koppelen, pagina 23).
Handmatige kalibratie wordt aanbevolen als u uw kalibratiefactor
weet. Als u een voetsensor hebt gekalibreerd met een ander
Garmin product, weet u mogelijk uw kalibratiefactor.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors.
3
Selecteer uw voetsensor.
4
Selecteer Cal. Factor > Stel waarde in.
5
Pas de kalibratiefactor aan:
Verhoog de kalibratiefactor als de afstand te kort is.
Verlaag de kalibratiefactor als de afstand te lang is.
Snelheid en afstand van voetsensor instellen
Voordat u de snelheid en afstand van de voetsensor kunt
kalibreren, moet u het toestel koppelen met de voetsensor
(ANT+ sensors koppelen, pagina 23).
U kunt uw toestel instellen om tempo en afstand te berekenen
met de voetsensorgegevens in plaats van GPS-gegevens.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors.
3
Selecteer uw voetsensor.
4
Selecteer Snelheid.
ANT+ sensors 23
5
Selecteer een optie:
Selecteer Binnen als u met uitgeschakelde GPS traint,
meestal binnen.
Selecteer Altijd als u uw voetsensorgegevens wilt
gebruiken ongeacht de GPS-instelling.
tempe
De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de
sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar
deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente
bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de
tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van
de tempe te kunnen weergeven.
Toestelinformatie
Toestelgegevens weergeven
U kunt toestelinformatie zoals de toestel-id, softwareversie,
informatie over wet- en regelgeving en de licentieovereenkomst
weergeven.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Systeem > Over.
Informatie over wet- en regelgeving en naleving
weergeven
1
Selecteer in de systeeminstellingen Over.
2
Selecteer DOWN totdat informatie over wet- en regelgeving
wordt weergegeven.
Specificaties
Batterijtype Oplaadbare, ingebouwde lithium-ionbatterij
Batterijlevensduur Tot 6 weken
Waterbestendigheid 10 ATM*
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20º tot 55ºC (van -4º tot 131ºF)
Laadtemperatuurbereik Van 0º tot 45ºC (van 32º tot 113ºF)
Radiofrequentie 2,4 GHz
Radioprotocollen ANT+ draadloze technologie, WiFi,
Bluetooth Smart toestel
*Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal
100 meter. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com
/waterrating.
Batterijgegevens
De werkelijke batterijduur hangt af van de op uw toestel
ingeschakelde functies, zoals activiteiten volgen, smartphone-
meldingen, GPS, interne sensors en aangesloten ANT+
sensors.
Levensduur van batterij Modus
Maximaal 20 uur Normale GPS-modus
Maximaal 50 uur UltraTrac GPS-modus met pollinginterval
van twee minuten
Tot 6 weken Horlogemodus
HRM-Run specificaties
Batterijtype CR2032 van 3 V, door gebruiker te
vervangen
Batterijduur 1 jaar (bij circa 1 uur per dag)
Bedrijfstemperatuurbereik Van -10° tot 50°C (van 14° tot 122°F)
Radiofrequentie/protocol 2,4 GHz ANT+ protocol voor draadloze
communicatie
Waterbestendigheid 5 ATM*
*Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal
50 meter. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com
/waterrating.
Gegevensbeheer
OPMERKING: Het toestel is niet compatibel met Windows
®
95,
98, ME, Windows NT
®
, en Mac
®
OS 10.3 en ouder.
De USB-kabel loskoppelen
Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is
aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige
manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als
uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw
Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te
koppelen.
1
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en
selecteer uw toestel.
Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
2
Koppel de kabel los van uw computer.
Bestanden verwijderen
LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan
niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke
systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
1
Open het Garmin station of volume.
2
Open zo nodig een map of volume.
3
Selecteer een bestand.
4
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
OPMERKING: Als u een Apple computer gebruikt, moet u de
map Trash leegmaken om de bestanden volledig te
verwijderen.
Problemen oplossen
Mijn dagelijkse stappentelling wordt niet
weergegeven
De dagelijkse stappentelling wordt elke dag om middernacht op
nul gezet.
Als er streepjes verschijnen in plaats van uw stappentelling,
moet u wachten tot uw toestel satellietsignalen ontvangt en
de tijd automatisch instelt.
De temperatuurmeting is niet nauwkeurig
Uw lichaamstemperatuur is van invloed op de
temperatuurmeting van de interne temperatuursensor. Voor de
meest nauwkeurige temperatuurmeting dient u het horloge van
uw pols te verwijderen en ongeveer 20 tot 30 minuten te
wachten.
U kunt ook een optionele externe tempe temperatuursensor
gebruiken voor een nauwkeurige meting van de
omgevingstemperatuur wanneer u het horloge draagt.
Het toestel herstellen
Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk
herstellen.
1
Houd LIGHT ten minste 25 seconden ingedrukt.
2
Houd LIGHT één seconde ingedrukt om het toestel in te
schakelen.
Alle standaardinstellingen herstellen
OPMERKING: Hiermee worden alle gegevens die u hebt
ingevoerd en uw activiteitgeschiedenis gewist.
U kunt alle fabrieksinstellingen van het toestel herstellen.
24 Toestelinformatie
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Systeem > Standaardinstellingen
> Ja.
De levensduur van de batterij verlengen
U kunt verschillende acties ondernemen om de levensduur van
de batterij te verlengen.
Verkort de time-out voor schermverlichting
(Schermverlichtingsinstellingen, pagina 23).
Verminder de helderheid van de schermverlichting.
Gebruik UltraTrac GPS-modus voor uw activiteit (UltraTrac,
pagina 21).
Schakel Bluetooth draadloze technologie uit wanneer u niet
gebruikmaakt van connected functies (Connected functies,
pagina 16).
Wanneer u uw activiteit voor een langere periode pauzeert,
kunt u deze later hervatten (Een activiteit stoppen, pagina 6).
Schakel activiteiten volgen uit (Activiteiten volgen,
pagina 11).
Gebruik een Connect IQ watch face die niet elke seconde
wordt bijgewerkt.
Gebruik bijvoorbeeld een wijzerplaat zonder secondewijzer
(De watch face aanpassen, pagina 21).
Beperk de smartphone-meldingen die op het toestel worden
weergegeven (Meldingen beheren, pagina 16).
Stop het verzenden van hartslaggegevens naar gekoppelde
Garmin toestellen (Hartslaggegevens verzenden naar
Garmin toestellen, pagina 2).
Schakel de hartslagmeting aan de pols uit.
OPMERKING: De hartslagmeting aan de pols wordt gebruikt
om het aantal minuten activiteit bij hoge inspanning en het
aantal verbrande calorieën te berekenen.
Meer informatie
Meer informatie over dit product vindt u op de Garmin website.
Ga naar support.garmin.com.
Ga naar www.garmin.com/outdoor.
Ga naar http://buy.garmin.com of neem contact op met uw
Garmin dealer voor informatie over optionele accessoires en
vervangingsonderdelen.
Onderhoud van het toestel
Toestelonderhoud
LET OP
Gebruik nooit een scherp voorwerp om het toestel schoon te
maken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en
insectenwerende middelen die plastic onderdelen en
oppervlakken kunnen beschadigen.
Spoel het toestel goed uit met leidingwater nadat het in
aanraking is geweest met chloor of zout water, zonnebrand,
cosmetica, alcohol en andere chemicaliën die een reactie
kunnen veroorzaken. Langdurige blootstelling aan deze stoffen
kan de behuizing beschadigen.
Druk niet op de knoppen onder water.
Vermijd schokken en ruwe behandeling omdat hierdoor het
product korter meegaat.
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan
extreme temperaturen kan worden blootgesteld omdat dit
onherstelbare schade kan veroorzaken.
Het toestel schoonmaken
LET OP
Ook een klein beetje zweet of vocht kan corrosie van de
elektrische contactpunten veroorzaken als het toestel is
aangesloten op een oplader. Corrosie kan opladen en
gegevensoverdracht blokkeren.
1
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
een mild schoonmaakmiddel.
2
Veeg de behuizing vervolgens droog.
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
TIP: Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/fitandcare.
Metalen band aanpassen
Als uw horloge een metalen band heeft, dient u uw horloge naar
een juwelier of andere professional te brengen als de lengte van
de metalen band moet worden aangepast.
Instructies voor onderhoud van de
hartslagmeter
Onderhoud van de hartslagmeter
LET OP
Opbouw van zweet en zout op de band kan het vermogen van
de hartslagmeter om nauwkeurige gegevens te rapporteren
negatief beïnvloeden.
Spoel de hartslagmeter na elk gebruik af.
Was de hartslagmeter steeds na zeven keer gebruik met de
hand, met een klein beetje zacht wasmiddel, zoals een
vaatwasmiddel.
OPMERKING: Als u te veel wasmiddel gebruikt, kan de
hartslagmeter beschadigd raken.
Stop de hartslagmeter niet in een wasmachine of droger.
Laat de hartslagmeter hangend of plat drogen.
Door de gebruiker vervangbare batterijen
WAARSCHUWING
Gebruik nooit een scherp voorwerp om de batterijen te
verwijderen.
Bewaar een batterij buiten het bereik van kinderen.
Stop batterijen nooit in uw mond. Als u een batterij inslikt, dient
u onmiddellijk contact op te nemen met uw dokter of plaatselijke
toxicologiecentrum.
Vervangbare knoopcelbatterijen kunnen perchloraten bevatten.
Voorzichtigheid is geboden. Zie www.dtsc.ca.gov
/hazardouswaste/perchlorate.
VOORZICHTIG
Neem contact op met uw gemeente voor informatie over het
hergebruik van de batterijen.
De batterij van de hartslagmeter vervangen
1
Verwijder de manchet
À
van de hartslagmetermodule.
2
Gebruik een kleine kruiskopschroevendraaier (00) om de vier
schroeven aan de voorkant van de module te verwijderen.
3
Verwijder de deksel en de batterij.
Onderhoud van het toestel 25
4
Wacht 30 seconden.
5
Plaats de nieuwe batterij onder de twee plastic lipjes
Á
met
de pluskant naar boven.
OPMERKING: Zorg dat u de afdichtring niet beschadigt of
verliest.
Zorg dat de O-ring rond de buitenkant van de uitstekende
plastic ring blijft zitten.
6
Plaats het deksel en de vier schroeven terug.
Let op dat u het deksel goed om plaatst. De uitstekende
schroef
Â
moet passen in het bijbehorende, uitstekende
schroefgat op het deksel.
OPMERKING: Draai de schroeven niet te strak vast.
7
Plaats de manchet terug.
Nadat u de batterij van de hartslagmeter hebt vervangen, moet
u deze mogelijk opnieuw koppelen met het toestel.
Appendix
Gegevensvelden
% FTP: Het huidige uitgangsvermogen als percentage van het
functionele drempelvermogen (FTP).
%HSR: Het percentage van de hartslagreserve (maximale
hartslag minus rusthartslag).
Afst. l. interv: De afstand die u hebt afgelegd voor het laatste
voltooide interval.
Afstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
activiteit of het huidige spoor.
Afstand per slag: De afstand die u per slag hebt afgelegd.
Afstand per slag interval: De gemiddelde afstand die u per
slag hebt afgelegd tijdens het huidige interval.
Afstand per slag laatste interval: De gemiddelde afstand die u
per slag hebt afgelegd tijdens het laatste voltooide interval.
Afstand tot volg.: De resterende afstand tot het volgende via-
punt op uw route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Arbeid: De totale verrichte inspanningen (uitgangsvermogen) in
kilojoules.
Balans: De huidige vermogensbalans links/rechts.
Balans GCT: De links/rechts-balans van uw grondcontacttijd
tijdens het hardlopen.
Banen: Het aantal volledige banen dat gedurende de huidige
activiteit is afgelegd.
Barometerdruk: De actuele, gekalibreerde druk.
Best. locatie: De positie van uw eindbestemming.
Best. Naam: Het laatste punt op de route naar de bestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
Cad. laat.ronde: Fietsen. De gemiddelde cadans van de laatste
voltooide ronde.
Cad. laat.ronde: Hardlopen. De gemiddelde cadans van de
laatste voltooide ronde.
Cadans: Fietsen. Het aantal omwentelingen van de pedaalarm.
Voor weergave van deze gegevens moet uw toestel zijn
aangesloten op een cadansaccessoire.
Cadans: Hardlopen. Het aantal stappen per minuut (rechts en
links).
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand.
Daling l. ronde: De verticale afstand van de daling van de
laatste voltooide ronde.
Daling ronde: De verticale afstand van de daling voor de
huidige ronde.
Eff. moment: Meting van de pedaalslagen-efficiëntie van een
gebruiker.
ETA: Het geschatte tijdstip waarop u de eindbestemming zult
bereiken (aangepast aan de lokale tijd van de bestemming).
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
via-punt op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het via-punt). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
ETE: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om de
eindbestemming te bereiken. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
GCT: De hoeveelheid tijd voor iedere stap tijdens het hardlopen
waarbij er contact is met de grond, gemeten in milliseconden.
Grondcontacttijd wordt niet berekend als u wandelt.
Gem. balans: De gemiddelde vermogensbalans links/rechts
voor de huidige activiteit.
Gem. cadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de huidige
activiteit.
Gem. cadans: Hardlopen. De gemiddelde cadans voor de
huidige activiteit.
Gem. daling: De gemiddelde verticale afstand van de daling
sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Gem. GCT balans: De gemiddelde grondcontacttijd-balans voor
de huidige sessie.
Gem. rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de huidige
activiteit.
Gem. slagsnelh.: Het gemiddelde aantal slagen per minuut
(spm) tijdens de huidige activiteit.
Gem. snelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
activiteit.
Gem. staplengte: De gemiddelde staplengte voor de huidige
sessie.
Gem. stijging: De gemiddelde verticale afstand van de stijging
sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Gem. SWOLF: De gemiddelde swolf-score voor de huidige
activiteit. De swolf-score is de som van de tijd voor één baan
en het aantal slagen voor die baan (Zwemtermen, pagina 8).
Bij zwemmen in open water wordt de swolfscore berekend
over 25 meter.
Gem. tempo: Het gemiddelde tempo van de huidige activiteit.
Gem. verm. 10 s: Het voortschrijdend gemiddelde (10
seconden) van het uitgangsvermogen.
Gem. verm. 30 s: Het voortschrijdend gemiddelde (30
seconden) van het uitgangsvermogen.
Gem. verm. 3 s: Het voortschrijdend gemiddelde (3 seconden)
van het uitgangsvermogen.
Gem. vermogen: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor de
huidige activiteit.
Gem. vert. osc.: De gemiddelde verticale oscillatie voor de
huidige activiteit.
Gem. vert. ratio: De gemiddelde verhouding tussen verticale
oscillatie en staplengte voor de huidige sessie.
26 Appendix
gem %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor
de huidige activiteit.
Gem afst./slag: De gemiddelde afstand die u per slag hebt
afgelegd tijdens de huidige activiteit.
Gem balans 10 s.: Het voortschrijdend gemiddelde (10
seconden) van de vermogensbalans links/rechts.
Gem balans 30 s.: Het voortschrijdend gemiddelde (30
seconden) van de vermogensbalans links/rechts.
Gem balans 3 s.: Het voortschrijdend gemiddelde (drie
seconden) van de vermogensbalans links/rechts.
Gem HS %Max.: Het gemiddelde percentage van de maximale
hartslag voor de huidige activiteit.
Gemiddelde GCT: Gemiddelde grondcontacttijd voor de huidige
activiteit.
Gemiddelde HS: De gemiddelde hartslag voor de huidige
activiteit.
Gem slag./baan: Het gemiddelde aantal slagen per baan
gedurende de huidige activiteit.
Gem temp 500m: Het gemiddelde zwemtempo per 500 meter
voor de huidige activiteit.
Glijhoek: De hoek van de horizontale afgelegde afstand in
verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
Glijhoek tot best.: De glijhoek die nodig is om van uw huidige
positie af te dalen naar de hoogte van uw bestemming. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS.
Gradiënt: De berekening van de stijging over de afstand. Als u
bijvoorbeeld 10 ft (3 m.) stijgt na elke 200 ft (60 m.) die u
aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage 5%.
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Hartslagzone: Uw huidige hartslagbereik (1 tot 5). De
standaardzones zijn gebaseerd op uw gebruikersprofiel en
de maximale hartslag (220 min uw leeftijd).
Herhaal: De timer voor het laatste interval plus de huidige
rustpauze (zwemmen in zwembad).
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
HS %Max.: Het percentage van maximale hartslag.
HS laatste ronde: De gemiddelde hartslag voor de laatste
voltooide ronde.
Int. gem. %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor
het huidige zweminterval.
Int. gem. %max.: Het gemiddelde percentage van de maximale
hartslag voor het huidige zweminterval.
Int. gem. HS: De gemiddelde hartslag voor het huidige
zweminterval.
Int. max. %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor
het huidige zweminterval.
Int. max. %max.: Het gemiddelde percentage van de maximale
hartslag voor het huidige zweminterval.
Int. max. HS: De maximale hartslag voor het huidige
zweminterval.
Intensity Factor: De Intensity Factor
voor de huidige activiteit.
Interval Afstand: De afstand die u hebt afgelegd voor het
huidige interval.
Intervalbanen: Het aantal volledige banen dat tijdens het
huidige interval is afgelegd.
Interval slagtype: Het huidige slagtype voor het interval.
Interval SWOLF: De gemiddelde swolf-score voor het huidige
interval.
Intervaltempo: Het gemiddelde tempo van het huidige interval.
Intervaltijd: De stopwatchtijd voor het huidige interval.
Int slag/baan: Het gemiddeld aantal slagen per baan
gedurende de huidige activiteit.
Int slagen: Het totale aantal slagen voor het huidige interval.
Int slagsnelheid: Het gemiddelde aantal slagen per minuut
(spm) tijdens het huidige interval.
Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of
ingestelde route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Koers: De richting waarin u zich verplaatst.
Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
L. Int. SWOLF: De gemiddelde swolf-score voor het laatste
voltooide interval.
L. ronde afst.: De afstand die u hebt afgelegd voor de laatste
voltooide ronde.
L.rondesnelh.: De gemiddelde snelheid voor de laatste
voltooide ronde.
L. rondetempo: Het gemiddelde tempo van de laatste voltooide
ronde.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Lengte/Breedte: De huidige positie in lengte- en breedtegraad
ongeacht de geselecteerde instelling voor de
positieweergave.
Locatie: De huidige positie met de geselecteerde instelling voor
de positieweergave.
Max. 24 uur: De maximumtemperatuur gemeten in de
afgelopen 24 uur.
Max. daling: De maximale daalsnelheid in meter per minuut of
voeten per minuut sinds deze waarde voor het laatst is
hersteld.
Max. hoogte: Het hoogst bereikte punt sinds deze waarde voor
het laatst is hersteld.
Max. snelheid: De hoogste snelheid voor de huidige activiteit.
Max. stijging: De maximale stijgsnelheid in voet per minuut of
meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is
hersteld.
Max. vermogen: Het hoogste uitgangsvermogen voor de
huidige activiteit.
Max. verm ronde: Het hoogste uitgangsvermogen voor de
huidige ronde.
Min. 24 uur: De minimumtemperatuur gemeten in de afgelopen
24 uur.
Min. Hoogte: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde voor
het laatst is hersteld.
Naut. afstand: De afstand afgelegd in nautische meters of
nautische voeten.
Naut. snelheid: De huidige snelheid in knopen.
Nog te gaan: De resterende afstand tot de eindbestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
NP: De Normalized Power
voor de huidige activiteit.
NP van l. ronde: Het gemiddelde Normalized Power van de
laatste voltooide ronde.
NP van ronde: Het gemiddelde Normalized Power van de
huidige ronde.
Appendix 27
Pedaalsouplesse: De meting van de krachtverdeling op de
pedalen bij iedere pedaalslag door een gebruiker.
Peiling: De richting vanaf uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Plaats. luchtdruk: De niet-gekalibreerde omgevingsluchtdruk.
Prestatiecondit.: De score voor de prestatieconditie is een real-
time meting van uw prestatievermogen.
Ronde %HSR: Het gemiddelde percentage van de
hartslagreserve (maximale hartslag minus rusthartslag) voor
de huidige ronde.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Rondebalans: De gemiddelde vermogensbalans links/rechts
voor de huidige ronde.
Rondecadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de huidige
ronde.
Rondecadans: Hardlopen. De gemiddelde cadans voor de
huidige ronde.
Ronde-GCT: Gemiddelde grondcontacttijd voor de huidige
ronde.
Ronde GCT bal.: De gemiddelde grondcontacttijd-balans voor
de huidige ronde.
Ronde HS: De gemiddelde hartslag voor de huidige ronde.
Ronde HS %Max.: Het gemiddelde percentage van de
maximale hartslag voor de huidige ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Ronde stapleng: De gemiddelde staplengte voor de huidige
ronde.
Rondestijging: De verticale afstand van de stijging van de
huidige ronde.
Rondetempo: Het gemiddelde tempo van de huidige ronde.
Rondetijd: De stopwatchtijd voor de huidige ronde.
Ronde vert. osc.: De gemiddelde verticale oscillatie voor de
huidige ronde.
Ronde vert. ratio: De gemiddelde verhouding tussen verticale
oscillatie en staplengte voor de huidige ronde.
Rust-timer: De timer voor de huidige rustpauze (zwemmen in
zwembad).
Slagen: Het totale aantal slagen voor de huidige activiteit.
Slagen laatste interval: Het totale aantal slagen voor het
laatste voltooide interval.
Slagen ltst baan: Het totale aantal slagen voor de laatste
voltooide baan.
Slagsn. l. baan: Het gemiddelde aantal slagen per minuut
(spm) tijdens de laatste voltooide baan.
Slagsn. l. int.: Het gemiddelde aantal slagen per minuut (spm)
tijdens het laatste voltooide interval.
Slagsnelheid: Het aantal slagen per minuut (spm).
Slagt. l. interval: Het slagtype dat is gebruikt tijdens het laatste
voltooide interval.
Slagtype l. baan: Het slagtype dat is gebruikt tijdens de laatste
voltooide baan.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst.
Staplengte: De afstand tussen de plekken waar u uw ene voet
en uw andere voet neerzet, gemeten in meters.
Stappen: Het aantal stappen dat is vastgelegd door de
voetsensor.
Stijging l. ronde: De verticale afstand van de stijging van de
laatste voltooide ronde.
SWOLF ltst. baan: De swolf-score voor de laatste voltooide
baan.
Tem 500m lt ron: Het gemiddelde zwemtempo per 500 meter
voor de laatste ronde.
Tem 500m ronde: Het gemiddelde zwemtempo per 500 meter
voor de huidige ronde.
Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor.
Tempo: Het huidige tempo.
Tempo 500 m: Het huidige zwemtempo per 500 meter.
Tempo l. baan: Het gemiddelde tempo van de laatste voltooide
volledige baan.
Tempo l. interval: Het gemiddelde tempo van het laatste
voltooide interval.
Tijd: De tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie en
tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd in zone: De tijd verstreken in elke hartslag- of
vermogenszone.
Tijd l. interval: De stopwatchtijd van het laatste voltooide
interval.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende via-punt op de route te bereiken. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Timer: De huidige tijd van de afteltimer.
Totale daling: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Totale stijging: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Training Effect: Huidig effect (1,0 tot 5,0) op uw aerobische
conditie.
TSS: De Training Stress Score
voor de huidige activiteit.
Uit koers: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
V. afst. tot best.: De afstand die u stijgt tussen uw huidige
positie en de eindbestemming. Deze gegevens worden
alleen weergegeven tijdens het navigeren.
V. snelh. tot doel: De stijg- of daalsnelheid naar een vooraf
bepaalde hoogte. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Verm. l. ronde: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor de
laatste voltooide ronde.
Vermogen: Het huidige uitgangsvermogen in watt.
Vermogenszone: Het huidige uitgangsvermogensbereik (1–7),
gebaseerd op uw FTP of aangepaste instellingen.
Verm van r: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor de huidige
ronde.
Verstreken tijd: De totale verstreken tijd. Als u bijvoorbeeld de
timer start en 10 minuten hardloopt, vervolgens de timer 5
minuten stopt en daarna de timer weer start en 20 minuten
hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35 minuten.
Vertic. snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd.
Verticale osc.: De op-en-neerbeweging tijdens het hardlopen.
De verticale beweging van uw bovenlichaam, gemeten in
centimeters voor iedere stap.
Verticale verhouding: De verhouding tussen verticale oscillatie
en staplengte.
VMG: De snelheid waarmee u een bestemming langs uw route
nadert. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens
het navigeren.
28 Appendix
Volgend via-punt: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Vrm. per gewicht: Het huidige vermogen gemeten in watt per
kilogram.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Standaardwaarden VO2 Max.
In deze tabellen vindt u de gestandaardiseerde classificaties van het geschat VO2 max. op basis van leeftijd en geslacht.
Mannen Percentiel 20–29 30–39 40–49 50–59 60–69 70–79
Voortreffelijk 95 55,4 54 52,5 48,9 45,7 42,1
Uitstekend 80 51,1 48,3 46,4 43,4 39,5 36,7
Goed 60 45,4 44 42,4 39,2 35,5 32,3
Redelijk 40 41,7 40,5 38,5 35,6 32,3 29,4
Slecht 0–40 <41,7 <40,5 <38,5 <35,6 <32,3 <29,4
Vrouwen Percentiel 20–29 30–39 40–49 50–59 60–69 70–79
Voortreffelijk 95 49,6 47,4 45,3 41,1 37,8 36,7
Uitstekend 80 43,9 42,4 39,7 36,7 33 30,9
Goed 60 39,5 37,8 36,3 33 30 28,1
Redelijk 40 36,1 34,4 33 30,1 27,5 25,9
Slecht 0–40 <36,1 <34,4 <33 <30,1 <27,5 <25,9
Gegevens afgedrukt met toestemming van The Cooper Institute. Ga voor meer informatie naar www.CooperInstitute.org.
Wielmaat en omvang
De wielmaat wordt aan weerszijden van de band aangegeven.
Dit is geen volledige lijst. U kunt ook een van de
rekenprogramma's op internet gebruiken om de omvang van uw
wiel te berekenen.
Wielmaat L (mm)
12 × 1,75 935
14 × 1,5 1020
14 × 1,75 1055
16 × 1,5 1185
16 × 1,75 1195
18 × 1,5 1340
18 × 1,75 1350
20 × 1,75 1515
20 × 1-3/8 1615
22 × 1-3/8 1770
22 × 1-1/2 1785
24 × 1 1753
24 × 3/4 (tubulair) 1785
24 × 1-1/8 1795
24 × 1-1/4 1905
24 × 1,75 1890
24 × 2,00 1925
24 × 2,125 1965
26 × 7/8 1920
26 × 1(59) 1913
26 × 1(65) 1952
26 × 1,25 1953
26 × 1-1/8 1970
26 × 1-3/8 2068
26 × 1-1/2 2100
26 × 1,40 2005
26 × 1,50 2010
26 × 1,75 2023
26 × 1,95 2050
26 × 2,00 2055
26 × 2,10 2068
Wielmaat L (mm)
26 × 2,125 2070
26 × 2,35 2083
26 × 3,00 2170
27 × 1 2145
27 × 1-1/8 2155
27 × 1-1/4 2161
27 × 1-3/8 2169
650 × 35A 2090
650 × 38A 2125
650 × 38B 2105
700 × 18C 2070
700 × 19C 2080
700 × 20C 2086
700 × 23C 2096
700 × 25C 2105
700 × 28C 2136
700 × 30C 2170
700 × 32C 2155
700C (tubulair) 2130
700 × 35C 2168
700 × 38C 2180
700 × 40C 2200
3-Clause BSD-licentie
Copyright © 2003-2010, Mark Borgerding
Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in broncodevorm en binaire vorm, met
of zonder wijzigingen, is toegestaan, mits aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
Herdistributies van broncode dienen de bovenstaande
copyrightvermelding, deze lijst met voorwaarden en de
volgende disclaimer te bevatten.
Herdistributies in binaire vorm dienen de bovenstaande
copyrightvermelding, deze lijst met voorwaarden en de
volgende disclaimer te reproduceren in de documentatie
en/of andere bij de distributie geleverde materialen.
De naam van de auteur en de namen van bijdragers mogen
zonder voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke
Appendix 29
toestemming niet worden gebruikt om van deze software
afgeleide producten aan te bevelen of te promoten.
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR DE
COPYRIGHTHOUDERS EN BIJDRAGERS VERSTREKT "IN
DE HUIDIGE STAAT" EN EXPLICIETE OF IMPLICIETE
GARANTIES, MET INBEGRIP VAN, DOCH NIET BEPERKT
TOT, IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN
AFGEWEZEN. DE COPYRIGHTHOUDER OF DE
BIJGRAGERS ZULLEN IN GEEN GEVAL AANSPRAKELIJK
KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE OF
INDIRECTE SCHADE, INCIDENTELE SCHADE, BIJZONDERE
SCHADE, SMARTENGELD OF GEVOLGSCHADE (MET
INBEGRIP VAN, DOCH NIET BEPERKT TOT, DE AANSCHAF
VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN, VERLIES
VAN GEBRUIK, GEGEVENSVERLIES, WINSTDERVING OF
BEDRIJFSONDERBREKING), ONGEACHT DE OORZAAK EN
DE RECHTSGROND VOOR AANSPRAKELIJKHEID, HETZIJ
UIT CONTRACTUELE VERPLICHTING, WEGENS RISICO-
AANSPRAKELIJKHEID OF OP GROND VAN
ONRECHTMATIGE DAAD (NALATIGHEID INBEGREPEN), OP
ENIGERLEI WIJZE VOORTVLOEIEND UIT HET GEBRUIK
VAN DEZE SOFTWARE, OOK NIET WANNEER ZIJ VOORAF
VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE OP DE
HOOGTE ZIJN GESTELD.
Symbooldefinities
Deze symbolen worden mogelijk weergegeven op de toestel- of
accessoirelabels.
Wisselstroom. Het toestel is geschikt voor wisselstroom.
Gelijkstroom. Het toestel is alleen geschikt voor gelijkstroom.
Zekering. Geeft informatie over of locatie van de zekering aan.
WEEE-symbool voor weggooien en recycling. Het WEEE-symbool
is toegevoegd op het product in overeenstemming met de EU-
richtlijn 2012/19/EU met betrekking tot Waste Electrical and
Electronic Equipment (WEEE). Hiermee wordt het onjuist afdanken
van dit product ontmoedigd en het hergebruiken en recyclen
bevorderd.
30 Appendix
Index
A
accessoires 25
activiteiten 6, 18
aangepaste 9
opslaan 6, 7, 9
starten 6, 9
activiteiten opslaan 7–9
activiteiten volgen 11, 12
afstand 20
waarschuwingen 20
afstandteller 10, 16
afteltimer 14
agenda 12
alarmen 14, 19
ANT+ sensors 23
applicaties 16, 17
smartphone 1
Auto Lap 20
Auto Pause 20
auto scroll 20
automatisch klimmen 20
B
banden 25
banen 8
barometer 15, 22
batterij 25
levensduur 24
maximaliseren 16, 21, 25
opladen 1
vervangen 25
Bluetooth technologie 16, 17
C
cadans 3, 7
sensors 23
waarschuwingen 20
calorie, waarschuwingen 20
Connect IQ 17
coördinaten 14
D
de batterij vervangen 25
doel 13
doelstellingen 13
dogleg 10
E
een shot meten 10
ervaren sporter 11
F
fietsen 7
fietssensors 23
fitness 13
G
Garmin Connect 1, 12, 16, 17
gegevens opslaan 17
Garmin Express 1, 17
software bijwerken 1
toestel registreren 1
gebruikersgegevens, verwijderen 24
gebruikersprofiel 10
gegevens
opslaan 17
overbrengen 17
pagina's 19
uploaden 17
gegevens opslaan 17
gegevens uploaden 17
gegevensvelden 7, 17
geschiedenis 7–9, 15, 16
naar de computer verzenden 17
verwijderen 16
GLONASS 22
GPS 21, 22
grondcontacttijd 3, 4
grootte van bad 7, 8
H
hardloopdynamiek 3, 4
hartslag 1, 2
meter 2–5, 23, 25
sensors koppelen 2
waarschuwingen 20
zones 10, 11, 16
herstel 4, 5
het toestel herstellen 24
hiken 7
hoofdmenu, aanpassen 18
hoogtemeter 15, 22
kalibreren 22
horlogemodus 21
I
indoortraining 9
instellingen 18, 21–24
intervallen 8
workouts 12, 13
K
kaarten 19, 22
bladeren 15
navigeren 15
kalibreren
hoogtemeter 22
kompas 21
klok 14
knoppen 1, 22
aanpassen 21
vergrendelen 1
koersen
afspelen 9
selecteren 9
koersinstelling 22
kompas 15, 21, 22
kalibreren 21
koppelen
ANT+ sensors 2, 23
smartphone 1
L
lactaatdrempel 5
layup 10
locaties 14
opslaan 14
verwijderen 14
wijzigen 14
M
maateenheden 23
meldingen 16
menu 1
metronoom 7
multisport 9, 15
N
navigatie 19, 22
Peil en ga 15
noordreferentie 21
O
oefeningen 8
opladen 1
P
peddelsurfen 8
peddelsurfen (SUP) 8
Peil en ga 15
persoonlijke records 13
verwijderen 13
prestatieconditie 4, 5
problemen oplossen 2–4, 24, 25
productregistratie 1
profielen 6
gebruiker 10
R
racen 13
roeien 8
routes 14
S
scherm 23
schermverlichting 1, 23
scorekaart 10
skiën 6
alpine 6
snowboarden 6
slaapmodus 11, 12
slagen 8
smartphone 17, 18
applicaties 16, 17
koppelen 1
snelheid 20
snelheids- en cadanssensors 23
snowboarden 6
software
bijwerken 1
licentie 24
versie 24
specificaties 24
sporen 7, 14
staplengte 3
stopwatch 14
stressscore 4, 6
swolfscore 8
systeeminstellingen 22
T
taal 22
tempe 24
temperatuur 24
tijd
instellingen 22
waarschuwingen 20
zones en notaties 22
timer 7–9, 15
afteltimer 14
toepassingen 17
toestel aanpassen 19, 22
toestel registreren 1
toestel schoonmaken 25
toestel-id 24
tonen 7, 14
TracBack 6, 15
training 12, 13, 16
pagina's 7
plannen 12
Training Effect 13
trainingen 8
triatlontraining 9
U
UltraTrac 21
USB, loskoppelen 24
V
verbinden 16
vergrendelen, knoppen 1
vermogen (kracht)
meters 5
waarschuwingen 20
zones 11
verticale oscillatie 3
verticale ratio 3
verwijderen
alle gebruikersgegevens 24
geschiedenis 16
persoonlijke records 13
via-punten, projecteren 14
VIRB afstandsbediening 18
Virtual Partner 13
VO2 max. 4, 5, 29
voetsensor 23
voorspelde finishtijd 5
W
waarschuwingen 14, 19, 20
watch faces 21
Index 31
waterbestendigheid 25
WiFi, verbinden 17
widgets 2, 17, 18
wielmaten 29
wijzerplaten 17, 21
workouts 12
laden 12
Z
zones
hartslag 10, 11
voeding 11
zonsopkomst en -ondergang, tijden 14
zoomen 1
zwemmen 7, 8
zwemmen in open water 8
32 Index
support.garmin.com
1800 235 822 +43 (0) 820 220230
+ 32 2 672 52 54 0800 770 4960
1-866-429-9296
+385 1 5508 272
+385 1 5508 271
+420 221 985466
+420 221 985465
+ 45 4810 5050
+ 358 9 6937 9758 + 331 55 69 33 99
+ 39 02 36 699699 (+52) 001-855-792-7671
0800 427 652 0800 0233937
+47 815 69 555
00800 4412 454
+44 2380 662 915
+35 1214 447 460 +386 4 27 92 500
0861 GARMIN (427 646)
+27 (0)11 251 9800
+34 93 275 44 97
+ 46 7744 52020 +886 2 2642-9199 ext 2
0808 238 0000
+44 870 850 1242
+49 (0) 89 858364880
zum Ortstarif - Mobilfunk
kann abweichen
913-397-8200
1-800-800-1020
Januari 2017
190-01840-35 _0E
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38

Garmin fēnix® 3 Handleiding

Type
Handleiding