KTM 525 XC ATV 2011 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2011
525 XC ATV EU
Artikelnr. 3211604nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een ATV van KTM. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve ATV en we zijn er zeker
van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u hem goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 16) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 17)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve doorontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveromvang horen.
BESTE KTM KLANT 2
© 2010 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldiging op welke wijze dan ook is slechts toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 7
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 8
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor ............................................. 12
Afbeelding voertuig rechtsachter ........................................ 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Framenummer.................................................................. 16
Typeplaatje...................................................................... 16
Motornummer .................................................................. 17
Sleutelnummer ................................................................ 17
Settingnummer schokdemper voor...................................... 18
Settingnummer schokdemper achter .................................. 18
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 19
Koppelingshendel............................................................. 19
Remhendel, parkeerrem voor ............................................. 20
Parkeerremhendel ............................................................ 21
Gashendel ....................................................................... 22
Stopknop......................................................................... 22
Lichtschakelaar................................................................ 23
Richtingaanwijzerschakelaar.............................................. 23
Claxonknop...................................................................... 24
Contactschakelaar ............................................................ 24
E-starterknop ................................................................... 25
Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten .................. 25
Overzicht controlelampjes ................................................. 26
Noodstopschakelaar met veiligheidskoord ........................... 26
Tachometer...................................................................... 27
Activeren en testen van tachometer.................................... 27
Tripmaster-schakelaar....................................................... 28
Kilometers of mijlen instellen ............................................ 28
Tijd instellen.................................................................... 29
Tachometerfuncties instellen............................................. 30
Rondetijd oproepen .......................................................... 31
Weergavemodus SPEED (snelheid) ..................................... 32
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)............................. 33
Weergavemodus SPEED/CLK (tijd) ..................................... 34
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd).............................. 34
Weergavemodus SPEED/ODO (bedrijfsuren) ........................ 35
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)......................... 35
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)......................... 36
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1) ........... 37
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2) ........... 37
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1) ....................... 38
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2) ....................... 38
Tankdop openen............................................................... 41
Tankdop sluiten ............................................................... 41
Brandstofkraan................................................................. 42
Choke.............................................................................. 43
Hotstart-knop................................................................... 43
Versnellingshendel............................................................ 44
Rempedaal ...................................................................... 45
Stuurslot ......................................................................... 45
Stuur blokkeren................................................................ 46
Stuur deblokkeren ............................................................ 46
INBEDRIJFNAME................................................................. 47
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 47
Motor inrijden .................................................................. 49
INHOUDSOPGAVE 4
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 50
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 50
Starten ............................................................................ 51
Beginnen met rijden ......................................................... 53
Schakelen........................................................................ 54
Afremmen........................................................................ 54
Rijden ............................................................................. 55
Rijden in bochten............................................................. 56
Bergaf rijden.................................................................... 57
Bergop rijden ................................................................... 58
Dwars over hellingen rijden................................................ 59
Keren op hellingen ........................................................... 59
Rijden door water ............................................................. 61
Motor uitzetten................................................................. 62
Stoppen, parkeren ............................................................ 63
Brandstof tanken.............................................................. 64
SERVICESCHEMA ................................................................ 66
Serviceschema ................................................................. 66
Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht) .............. 68
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 70
Basisbeginselen wijzigen chassisinstellingen....................... 70
Schokdemper voor - ingaande demping instellen ................. 70
Schokdemper voor - uitgaande demping instellen ................ 72
Schokdemper voor - veervoorspanning instellen ................... 74
Schokdemper voor - cross-over instellen.............................. 76
Schokdemper achter - ingaande demping instellen .............. 78
Schokdemper achter - uitgaande demping instellen ............. 80
Schokdemper achter - veervoorspanning instellen x........... 81
Stuurpositie ..................................................................... 84
Stuurpositie instellen x................................................... 85
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 88
Voertuig met hefbok opkrikken........................................... 88
Voertuig van hefbok nemen ............................................... 88
Schokdemper achter uitbouwen x .................................... 88
Schokdemper achter inbouwen x ..................................... 90
Radiateurspoiler uitbouwen ............................................... 90
Radiateurspoiler inbouwen ................................................ 91
Frontkap uitbouwen .......................................................... 93
Frontkap inbouwen ........................................................... 93
Spatbord achter uitbouwen................................................ 94
Spatbord achter inbouwen................................................. 95
Zadel afnemen ................................................................. 97
Zadel monteren ................................................................ 97
Luchtfilter uitbouwen x................................................... 98
Luchtfilter inbouwen x.................................................. 100
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x ........................... 101
Brandstoftank demonteren x ......................................... 102
Brandstoftank monteren x............................................. 103
Bekleding voor uitbouwen................................................ 105
Bekleding voor inbouwen................................................. 106
Sporing controleren x ................................................... 106
Sporing instellen x ....................................................... 109
Wielvlucht controleren/instellen x .................................. 111
Vervuiling ketting controleren .......................................... 114
Ketting reinigen ............................................................. 114
Kettingspanning controleren ............................................ 115
Kettingspanning instellen................................................ 116
INHOUDSOPGAVE 5
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren............................................. 118
Achterwielexcentriek insmeren......................................... 123
Gaskabellegging controleren ............................................ 123
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ....................... 124
Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren................ 124
Motorbescherming uitbouwen .......................................... 125
Motorbescherming inbouwen ........................................... 125
REMMEN .......................................................................... 126
Vrije slag remhendel controleren ...................................... 126
Uitgangspositie remhendel instellen ................................. 126
Remschijven controleren ................................................. 127
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren.......................... 128
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x.............................. 129
Remplaketten voorwielrem controleren.............................. 131
Remvoeringen voorwielrem vervangen x.......................... 132
Remplaketten voorwielrem uitbouwen x.......................... 134
Remplaketten voorwielrem inbouwen x........................... 135
Vrije slag rempedaal controleren ...................................... 136
Uitgangspositie rempedaal instellen x ............................ 137
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren....................... 138
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x........................... 139
Remplaketten achterwielrem controleren .......................... 140
Remplaketten achterwielrem vervangen x ....................... 141
Remplaketten achterwielrem uitbouwen x....................... 142
Remplaketten achterwielrem inbouwen x........................ 144
WIELEN, BANDEN ............................................................. 146
Wiel/wielen uitbouwen .................................................... 146
Wiel/wielen inbouwen ..................................................... 146
Toestand banden controleren........................................... 147
Bandenspanning controleren ........................................... 148
ELEKTRONICA................................................................... 150
Accu uitbouwen ............................................................. 150
Accu inbouwen............................................................... 151
Accu laden x ............................................................... 151
Hoofdzekering vervangen................................................. 153
Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen ........ 154
Koplampinstelling controleren ......................................... 156
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 157
KOELSYSTEEM.................................................................. 158
Koelsysteem................................................................... 158
Radiateurventilator ......................................................... 158
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 159
Koelmiddelpeil controleren.............................................. 160
Koelmiddel aftappen x.................................................. 161
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten x................. 163
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 166
Gaskabelspeling controleren ............................................ 166
Speling gaskabel instellen ............................................... 166
Carburateur - stationair afstellen x................................. 167
Vlotterkamer van de carburateur aftappen x.................... 169
Carburateur - stationair ................................................... 170
Uitgangspositie versnellingshendel controleren.................. 171
Uitgangspositie versnellingshendel instellen x................. 172
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 173
Motoroliepeil controleren................................................. 173
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen x.................................................................... 174
INHOUDSOPGAVE 6
Motorolie aftappen, oliezeven reinigen x......................... 174
Oliefilter uitbouwen x ................................................... 177
Oliefilter inbouwen x .................................................... 179
Motorolie vullen x ........................................................ 179
Motorolie bijvullen.......................................................... 180
REINIGING, ONDERHOUD.................................................. 182
Voertuig reinigen ............................................................ 182
STALLING ......................................................................... 184
Stalling ......................................................................... 184
Inbedrijfname na stalling ................................................ 185
FOUTEN OPSPOREN.......................................................... 186
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 191
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 192
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 192
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR ... 193
TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR ........................ 196
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 197
Lampen......................................................................... 199
Banden ......................................................................... 199
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 200
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER VOOR............... 201
Optie: KT 770................................................................ 201
Optie: KT 870................................................................ 201
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ACHTER........... 203
Optie: KT 771................................................................ 203
Optie: KT 871................................................................ 203
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 205
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 207
HULPSTOFFEN.................................................................. 210
NORMEN........................................................................... 213
INDEX ............................................................................... 214
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
Gebruikte symbolen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde symbolen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit symbool zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw voertuig door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Gebruiksdefinitie
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat hij gebruikt kan worden bij normale belastingen tijdens het rijden over de weg en op eenvou-
dig terrein (niet-geasfalteerde wegen), echter niet voor het rijden op racecircuits.
Info
De ATV is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op het openbare wegennet.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadigingen
en het breken van de chassiscomponenten.
Het rijden op het voertuig bij moeilijkere omstandigheden zoals erg modderig en vochtig terrein kan leiden tot verhoogde slijtage van com-
ponenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat
de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van het voertuig.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsstoffen gebruiken.
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid enkel reserveonderdelen en toebehoren, die zijn vrijgegeven of worden aanbevolen door KTM en laat deze
monteren in een geautoriseerde KTM-garage. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn tussen haakje aangegeven bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn speciale gereedschappen nodig. Deze zijn geen bestanddeel van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder het aangegeven nummer tussen haakjes. Voorbeeld: kleplichter (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet opnieuw kunnen worden gebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pak-
kingen, keerringen, pennen, borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde en versleten onderdelen vervangen.
Na beëindiging van de reparatie of het onderhoud moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingOnbedoeld wegrollen van het voertuig.
Het voertuig op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren en met de parkeerrem vastzetten.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten.
Draaigreep op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding 100013-10 pag. 42)
Voertuig met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen wegrollen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Parkeerremhendel omklappen. (afbeelding 601044-10 pag. 21)
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten. (afbeelding 302856-10 pag. 20)
Milieu
Rijden op een ATV is fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Er kunnen echter problemen voor het
milieu en conflicten met andere personen worden veroorzaakt. Door op een verantwoorde manier met het voertuig om te gaan kunt u ervoor
zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Gebruik de ATV alleen legaal, handel milieubewust en respecteer de rechten van
anderen.
Rijtraining
Als u nog nooit op een ATV hebt gereden wordt sterk aangeraden om voordat u met dit voertuig gaat rijden een rijtraining te volgen.
Een professionele trainer laat u zien hoe u met uw ATV in verschillende rijsituaties op verschillende terreinen veilig kunt rijden.
Uw KTM-dealer kan u hierover meer informatie geven.
Aanwijzing/waarschuwingen
U moet beslist de aangegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op uw voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen/waarschuwingen aangebracht. Deze stickers nooit verwijderen. Als deze
ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 11
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en
tips die de bediening en het onderhoud van uw voertuig eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van het voertuig.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1Afbeelding voertuig linksvoor
B00460-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Stuurslot ( pag. 45)
2 Settingnummer schokdemper voor ( pag. 18)
3 Koplamp
4 Zekeringenblok
5 Remhendel, parkeerrem voor ( pag. 20)
6 Koppelingshendel ( pag. 19)
7 Noodstopschakelaar met veiligheidskoord ( pag. 26)
8 Choke ( pag. 43)
9 Hotstart-knop ( pag. 43)
10 Versnellingshendel ( pag. 44)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter
B00461-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Achterwielrem
2 Schokdemper achter
3 Nummerplaathouder
4 Tankdop
5 Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten ( pag. 25)
6 E-starterknop ( pag. 25)
7 Lichtschakelaar, richtingaanwijzerschakelaar, stopknop, claxonknop
8 Parkeerremhendel ( pag. 21)
9 Contactschakelaar ( pag. 24)
10 Gashendel ( pag. 22)
11 Brandstofkraan ( pag. 42)
12 Oliekijkglas
13 Rempedaal ( pag. 45)
SERIENUMMERS 16
4.1Framenummer
100002-10
Het framenummer is in de rechterzijde van het frame in het bereik van de bovenste wiel-
draagarm gegraveerd.
4.2Typeplaatje
100034-10
Het typeplaatje is op de framebuis rechts, voor de radiateur aangebracht.
SERIENUMMERS 17
4.3Motornummer
601047-10
Het motornummer is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
4.4Sleutelnummer
100089-10
Sleutelnummer staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
SERIENUMMERS 18
4.5Settingnummer schokdemper voor
100033-10
Het settingnummer is in het bovenste deel van de schokdemper gefreesd.
4.6Settingnummer schokdemper achter
100032-10
Het settingnummer is in het bovenste deel van de schokdemper gefreesd.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.1Koppelingshendel
601027-10
De koppelingshendel is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Koppelingshendel in uitgangspositie In deze stand is er een gesloten verbinding tus-
sen motor en aandrijving en is het stroomcircuit van de starter verbroken. De e-starter
draait niet door als de e-starterknop wordt ingedrukt.
Koppelingshendel getrokken In deze stand is de gesloten verbinding tussen motor
en aandrijving verbroken en is het stroomcircuit van de starter gesloten. De e-starter
draait door als de e-starterknop wordt ingedrukt.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.2Remhendel, parkeerrem voor
302856-10
De remhendel bevindt aan de rechterzijde van het stuur en bedient de remmen van de
voorwielen.
De remhendel is gecombineerd met de parkeerrem voor. Hiermee worden de voorwielen
geblokkeerd om het voertuig tegen wegrollen te beveiligen.
Voor het activeren van de parkeerrem, remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen
en remhendel loslaten.
Mogelijke toestanden
Remhendel in de uitgangspositie Voorwielen niet geblokkeerd.
Remhendel in getrokken toestand vastgezet Voorwielen geblokkeerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.3Parkeerremhendel
601044-10
De parkeerremhendel bevindt aan de linkerzijde van het stuur en bedient de remmen van
de achterwielen.
De parkeerremhendel is gecombineerd met de parkeerrem. Hiermee worden de achterwielen
geblokkeerd om het voertuig tegen wegrollen te beveiligen.
Voor het activeren van de parkeerrem de parkeerremhendel omklappen.
Mogelijke toestanden
parkeerremhendel in uitgangspositie Achterwielen niet geblokkeerd.
parkeerremhendel in getrokken toestand Achterwielen geblokkeerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.4Gashendel
100007-10
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Met de gashendel wordt het motortoerental geregeld.
5.5Stopknop
601029-10
De stopknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en
kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.6Lichtschakelaar
601026-10
De lichtschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar naar rechts geschakeld. In deze stand is het
licht uitgeschakeld.
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
5.7Richtingaanwijzerschakelaar
601028-10
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
gezwenkt.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
gezwenkt.
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.8Claxonknop
601030-10
De claxonknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
5.9Contactschakelaar
601032-10
De contactschakelaar bevindt zich rechts naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan de
motor worden gestart.
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.10E-starterknop
601031-10
De e-starterknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
5.11Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten
601033-11
De noodknipperlichtschakelaar is in het midden onder de controlelampjes aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 30 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking geactiveerd of gedeactiveerd worden.
Noodknipperlichten slechts zolang activeren als noodzakelijk is. Actieve noodknip-
perlichten ontladen namelijk de accu.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten uit
Noodknipperlichten aan Alle vier lampjes van de richtingaanwijzers, de
noodknipperlichtschakelaar en de groene controlelampjes voor de richting-
aanwijzers knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
5.12Overzicht controlelampjes
601033-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje achteruitrijstand Geen functie.
Controlelampje voor de richtingaanwijzer knippert groen in het ritme van
de richtingaanwijzer Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Stationaire versnelling is inge-
schakeld.
5.13Noodstopschakelaar met veiligheidskoord
601084-10
De noodstopschakelaar is aan de linkerzijde van de brandstoftank gemonteerd.
De noodstopschakelaar schakelt de motor uit, als de bestuurder van het voertuig valt.
Aan de clip is een veiligheidskoord bevestigd, die met de karabijnhaak aan de kleding
van de bestuurder wordt vastgezet.
Mogelijke toestanden
Clip afgetrokken Het ontstekingscircuit is onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
Clip gemonteerd Het ontstekingscircuit is gesloten en de motor kan worden gestart.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
5.14Tachometer
400312-01
Met de knop wijzigt u de weergavemodus of gaat u naar een van de setupmenu's.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geacti-
veerd.
5.15Activeren en testen van tachometer
400313-01
Tachometer activeren:
De tachometer wordt geactiveerd, wanneer één van de knoppen wordt ingedrukt of wanneer
de wieltoerentalsensor een impuls geeft.
Displaytest
Voor de functietest van de display lichten alle displayelementen kort op.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
400740-01
WS (wheel size)
Na de functietest van de display wordt kort de wielomvang WS (wheel size) weergegeven.
Info
1735 mm komt overeen met de omvang van de 10" voorwielen met standaardban-
den.
Vervolgens wisselt de weergave naar de als laatste gekozen modus.
5.16Tripmaster-schakelaar
Met de tripmaster-schakelaar kunt u de functies van de tachometer vanaf het stuur aansturen.
Info
De tripmaster is optioneel leverbaar.
5.17Kilometers of mijlen instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
400329-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergegeven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt weergegeven en de geactiveerde functies verschijnen op het
scherm.
De knop zo vaak indrukken, totdat de weergave Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
Knop indrukken.
Mph instellen
Knop indrukken.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Als er 20 seconden geen knop wordt ingedrukt of geen impuls van de wieltoe-
rentalsensor wordt ontvangen, worden de instellingen automatisch opgeslagen en
het setupmenu gesloten.
5.18Tijd instellen
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
400330-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
Knop kort indrukken.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende segmenten op dezelfde
wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Als er 20 seconden geen knop wordt ingedrukt of geen impuls van de wieltoe-
rentalsensor wordt ontvangen, worden de instellingen automatisch opgeslagen en
het setupmenu gesloten.
5.19Tachometerfuncties instellen
Info
In de aflevertoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
400318-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergegeven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
De knop indrukken om naar de gewenste functie te wisselen.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Knop indrukken.
Symbool blijft op de display staan en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
Functie deactiveren
Knop indrukken.
Symbool op de display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende func-
tie.
Alle gewenste functies op deze wijze activeren of deactiveren.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen knop wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
5.20Rondetijd oproepen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen als er rondetijden zijn gemeten.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
400321-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
Knop kort indrukken.
Aan de linkerzijde van de display wordt LAP 1 weergegeven.
De rondes 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
Knop geen functie.
Knop kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor wordt ontvangen, wisselt de linker-
zijde van de display terug naar de SPEED-modus.
5.21Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Knop zo vaak kort indrukken totdat SPEED links op de display wordt weergegeven.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling instellen.
Als er een impuls van het voorwiel wordt ontvangen wisselt de linkerzijde van de
tachodisplay naar de modus SPEED en wordt de actuele snelheid weergegeven.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
5.22Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
400316-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergegeven.
In de weergavemodus H worden de bedrijfsuren van de motor weergegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te voldoen aan de onderhoudswerkzaamheden.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt hij
automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
BEDIENINGSELEMENTEN 34
5.23Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.24Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden geme-
ten.
Info
Als de rondetijd doorloopt nadat op de knop is ingedrukt zijn 9 geheugenplaatsen
bezet.
De 10e ronde moet met de knop worden gemeten.
Knop indrukken. Start of stopt de tijd.
Knop indrukken. Meet de actuele rondetijd, slaat deze op en de chronometer start
de volgende ronde.
BEDIENINGSELEMENTEN 35
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.25Weergavemodus SPEED/ODO (bedrijfsuren)
400317-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat ODO rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus ODO wordt het totale gereden traject weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.26Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat TR1 rechtsboven op de display wordt weergege-
ven.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops
worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.27Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat TR2 rechtsboven op de display wordt weergege-
ven.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
De weergegeven waarde kan handmatig met de knop en de knop worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten volgens het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met de
knop en de knop .
Als 999,9 wordt overschreden wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op 0,0.
Knop indrukken. Verhoogt waarde TR2.
Knop indrukken. Verlaagt waarde TR2.
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Wist waarde TR2.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
BEDIENINGSELEMENTEN 37
5.28Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat A1 rechtsboven op de display wordt weergegeven.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de berekening
van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoeren-
talsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.29Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat A2 rechtsboven op de display wordt weergegeven.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele snel-
heid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snelheid als
S2 na het rijden niet is gestopt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
BEDIENINGSELEMENTEN 38
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.30Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat S1 rechtsboven op de display wordt weergegeven.
S1 (chronometer 1) geeft de rijsnelheid weer op basis van TR1 en loopt verder als een
impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor en
eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
5.31Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat S2 rechtsboven op de display wordt weergegeven.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op de display van de tachometer.
Knop indrukken. Start of stopt S2.
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 - 5 secon-
den indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Knop kort indruk-
ken.
Volgende weergavemodus
BEDIENINGSELEMENTEN 39
Functieoverzicht
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
tachofuncties.
Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
klok.
Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/LAP (rondetijd)
Start of stopt de tijd. Meet de actuele ronde-
tijd, slaat deze op en de
chronometer start de vol-
gende ronde.
De chronometer en ron-
detijd worden teruggezet.
Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/ODO (bedrijfsuren)
Geen functie Geen functie Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1 en
S1 worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/TR2 (tripmaster 2)
Verhoogt waarde TR2. Verlaagt waarde TR2. Wist waarde TR2. Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1 en
S1 worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Geen functie Volgende weergavemodus
Weergavemodus
SPEED/S1
(chronometer 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1 en
S1 worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemodus
BEDIENINGSELEMENTEN 40
Functieoverzicht
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/S2
(chronometer 2)
Start of stopt S2. Geen functie Weergave van S2 en A2
worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemodus
Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave Het voertuig staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
BEDIENINGSELEMENTEN 41
5.32Tankdop openen
100012-10
Ontgrendelknop indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe eraf
nemen.
5.33Tankdop sluiten
100012-11
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop vastklikt.
Controleren of de brandstoftankontluchting correct is geplaatst.
» Als de brandstoftankontluchting scheef of los zit:
Brandstoftankontluchting correct monteren.
BEDIENINGSELEMENTEN 42
5.34Brandstofkraan
100013-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de rechterzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep op de brandstofkraan kan de brandstoftoevoer naar de carburateur
worden geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Er kan geen brandstof van de tank naar de carburateur
stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de tank naar de carburateur stro-
men. De brandstof in de tank wordt tot op de reserve verbruikt.
Toevoer van reservebrandstof geopend RES Er kan brandstof van de tank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de tank wordt volledig verbruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 43
5.35Choke
100014-10
De chokeknop is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven waar-
door de motor extra brandstof kan aanzuigen. Hierdoor ontstaat een rijker mengsel van
brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
5.36Hotstart-knop
100015-10
De hotstart-knop (rood) is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Als de hotstart-functie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven
waardoor de motor extra lucht kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een armer mengsel van
brandstof en lucht dat voor de warme start nodig is.
Info
Bij een koude motor moet de hotstart-functie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Hotstart-functie geactiveerd Hotstart-knop is tot de aanslag uitgetrokken.
Hotstart-functie gedeactiveerd Hotstart-knop is tot de aanslag ingedrukt.
BEDIENINGSELEMENTEN 44
5.37Versnellingshendel
100018-10
De versnellingshendel is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
601043-10
De positie van de versnellingen kunnen worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 45
5.38Rempedaal
100016-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal worden de remmen van alle vier wielen bediend.
5.39Stuurslot
B00462-10
Het stuurslot is aan de stuurkolom aangebracht.
Het stuur kan met het stuurslot worden geblokkeerd. Sturen en ermee rijden is niet meer
mogelijk.
BEDIENINGSELEMENTEN 46
5.40Stuur blokkeren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig uitzetten.
Stuur in rechtuitstand zetten.
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts draaien.
Sleutel uittrekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
5.41Stuur deblokkeren
400731-01
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, een beetje uittrekken en naar rechts
draaien. Sleutel uittrekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
INBEDRIJFNAME 47
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWennen aan het rijden op een ATV.
Als u nog nooit op een ATV hebt gereden wordt sterk aangeraden om voordat u met dit voertuig gaat rijden een rijtraining te vol-
gen.
Een professionele trainer laat u zien hoe u met uw ATV in verschillende rijsituaties op verschillende terreinen veilig kunt rijden.
Uw KTM-dealer kan u hierover meer informatie geven.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
De rijsnelheid aan de rijwegsituatie en uw rijvaardigheid aanpassen.
INBEDRIJFNAME 48
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Voertuig nooit onbeheerd staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Motor uitzetten, contact-
sleutel uittrekken en stuurslot vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door het meenemen van bagage.
Het voertuig is niet geschikt voor het meenemen van bagage. Bevestig daarom geen bagage op het voertuig.
Info
Bij het gebruik van het voertuig er rekening mee houden, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de levering van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 124)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 126)
Uitgangspositie rempedaal instellen. x ( pag. 137)
INBEDRIJFNAME 49
Voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein oefenen, zodat u gewend raakt aan het besturen van het
voertuig.
Geen terreinritten maken, die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en uw voeten op de voetsteunen laten rusten.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting
voor 160 kg
achter 190 kg
Motor inrijden.
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijfase het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vermijd het om vol gas te geven!
RIJ-INSTRUCTIES 50
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 173)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 128)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 138)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 131)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 140)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 160)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 114)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 118)
Kettingspanning controleren. ( pag. 115)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 148)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 51
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motor niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stoffen in de
brandstof vervluchtigen als het voertuig langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten tot de volgende startpoging.
Voorwaarde
Stilstand van het voertuig: 1 week
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 169)
Draaigreep op de brandstofkraan in stand ON draaien.
(afbeelding 100013-10 pag. 42)
Er kan brandstof van de tank naar de carburateur stromen.
RIJ-INSTRUCTIES 52
400733-01
Op het voertuig gaan zitten.
Stuuruitslag controleren.
» Als het stuur niet meer kan worden bewogen.
Stuur deblokkeren. ( pag. 46)
Clip in de noodstopschakelaar steken en het veiligheidskoord aan de kleding van de
bestuurder bevestigen. (afbeelding 601084-10 pag. 26)
Sleutel in de contactschakelaar in de stand draaien.
Het gele controlelampje voor de ontsteking ON brandt.
Info
Bij het inschakelen van de ontsteking in geen geval gas geven!
Het voertuig is met een veiligheidssysteem uitgerust, dat bij een defect aan de
gashendel, gaskabel of carburateur de motor uitschakelt. Bij het inschakelen
van de ontsteking wordt een systeemcontrole uitgevoerd, waarbij de gashendel
in de uitgangspositie moet staan. Als dat niet het geval is detecteert het veilig-
heidssysteem een fout en blokkeert de ontstekingstroom. Bij het indrukken van
de e-starterknop draait de e-starter de motor wel door, maar de motor wordt niet
ingeschakeld omdat er geen ontstekingsvonk aanwezig is.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
Voorwaarde
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Voorwaarde
Motor heet
Hotstart-knop (rood) tot de aanslag uittrekken.
Koppelingshendel trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 53
E-starterknop indrukken.
Info
Als de koppelingshendel niet is getrokken, is de het stroomcircuit van de starter
onderbroken. De e-starter draait niet door als de e-starterknop wordt ingedrukt.
Geen gas geven.
Koppelingshendel loslaten.
Voorwaarde
Motor heet en draait
Hotstart-knop bij draaiende motor tot de aanslag indrukken.
7.3Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. U wordt dan eerder gezien door de andere verkeersdeelnemers.
Parkeerremhendel in uitgangspositie brengen. (afbeelding 601044-10 pag. 21)
Parkeerrem achter wordt gedeactiveerd.
Remhendel trekken en weer loslaten.
Blokkeerhendel zwenkt naar de uitgangspositie, de parkeerrem voor wordt gedeactiveerd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 54
7.4Schakelen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert de achterwielen.
Niet bij een hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en de achterwielen kun-
nen blokkeren.
601043-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 5 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Voor het terugschakelen van het voertuig indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen. Als de voorwielen blokkeren kunt u het voertuig niet
meer sturen.
De wijze van remmen aan de rijsituatie en rijwegsituatie aanpassen.
RIJ-INSTRUCTIES 55
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Info
Met de remhendel bedient u de remmen van de voorwielen en met het rempedaal bedient u de remmen van alle vier de wielen.
Om te remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voorwielremmen en het rempedaal remmen.
Daarbij ook naar een lagere versnelling schakelen, afhankelijk van de snelheid.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond.
Bij langere dalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor schakelt u een of twee versnellingen terug. Overbelast de motor
daarbij niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6Rijden
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
Als u het voertuig niet meer onder controle heeft en u van het voertuig valt, wordt de clip door het aan de kleding bevestigde veilig-
heidskoord van de noodstopschakelaar getrokken. Daardoor wordt het ontstekingscircuit kortgesloten en de motor uitgeschakeld.
Als u normaal rijdt, zit u recht op het voertuig, houdt u beide handen aan het stuur en de voeten rusten op de voetsteunen.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet u deze deactiveren als de motor warm is.
RIJ-INSTRUCTIES 56
Na het bereiken van de maximale snelheid door het volledig indrukken van de gashendel, moet u het gas tot op 3/4 verlagen.
De snelheid verlaagt dan nauwelijks, maar het brandstofgebruik wordt aanmerkelijk verminderd.
Altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt indrukken van de gashendel verhoogt het verbruik.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats met een hoger toerental en slepende koppeling.
7.7Rijden in bochten
Info
Bij het rijden in bochten moeten de buitenste wielen een grotere afstand afleggen dan die aan de binnenzijde. Aangezien de ach-
teras van de ATV star is uitgevoerd, draaien beide achterwielen met dezelfde snelheid. Het verschil in afstand moet worden gecom-
penseerd door slippen van de banden.
400300-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen te hoge snelheid en het nemen van scherpe boch-
ten kunnen leiden tot over de kop slaan van het voertuig.
De snelheid verlagen voordat u een bocht neemt.
Het rijgedrag van de ATV wordt sterk beïnvloed door de verplaatsing van het lichaams-
gewicht. Uw lichaamsgewicht naar de binnenzijde van de bocht en naar voren verplaat-
sen.
Hoe sneller u rijdt en hoe scherper de bocht is, des te meer u uw lichaamsgewicht moet
verplaatsen.
RIJ-INSTRUCTIES 57
Altijd de voetsteun aan de binnenzijde van de bocht belasten.
Terwijl u rijdt, richt u uw blik op de bocht.
Hoe meer u naar achteren zit, des te meer heeft het voertuig de neiging om rechtuit te
rijden. Hoe meer u uw gewicht naar voren verplaatst, des te meer druk komt er op de
vooras te staan en des te gemakkelijker rijdt het voertuig in bochten.
7.8Bergaf rijden
400297-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen bij het bergop of bergaf rijden.
Altijd eerst het terrein controleren voordat u bergop of bergaf gaat rijden.
Nooit op een weg rijden met een stijging van meer dan 25°.
Nooit op een weg rijden die uw capaciteiten te boven gaan.
Als het voertuig stil komt te staan altijd afstappen en keren.
Nooit over een weg rijden met een gladde ondergrond. U kunt gemakkelijk
de controle over het voertuig verliezen en over de kop slaan.
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging van het voertuig door vallen of overslaan.
Het voertuig altijd controleren voordat u gaat rijden.
Nooit schuin een helling oprijden, maar altijd rechtuit.
In een versnelling schakelen waarmee u de volledige helling af kunt rijden zonder te
schakelen.
Uw lichaamsgewicht naar achteren verplaatsen en bijzonder voorzichtig rijden zonder
gas te geven.
De snelheid en het motortoerental zoveel mogelijk constant houden.
Overwegend met het rempedaal remmen, de achterwielen mogen niet blokkeren.
RIJ-INSTRUCTIES 58
7.9Bergop rijden
400295-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen bij het bergop of bergaf rijden.
Altijd eerst het terrein controleren voordat u bergop of bergaf gaat rijden.
Nooit op een weg rijden met een stijging van meer dan 25°.
Nooit op een weg rijden die uw capaciteiten te boven gaan.
Als het voertuig stil komt te staan altijd afstappen en keren.
Nooit over een weg rijden met een gladde ondergrond. U kunt gemakkelijk
de controle over het voertuig verliezen en over de kop slaan.
Nooit schuin een helling oprijden, maar altijd rechtuit.
In een versnelling schakelen waarmee u de volledige helling op kunt rijden zonder te
schakelen. Door op een helling te schakelen kan het voertuig omslaan.
Uw lichaamsgewicht naar voren verplaatsen en bijzonder voorzichtig rijden.
De snelheid en het motortoerental zoveel mogelijk constant houden.
Langzaam over de toppen van hellingen rijden om goed te kunnen reageren op wijzigin-
gen in het terrein en hindernissen.
Als het voertuig stil blijft staan, meteen beide remmen bedienen, zodat hij niet achter-
uit kan rollen. Afstappen en het voertuig keren.
RIJ-INSTRUCTIES 59
7.10Dwars over hellingen rijden
400299-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls u dwars over een helling rijdt kan het voertuig
gemakkelijk kantelen en over de kop slaan.
Probeer zoveel mogelijk te voorkomen dat u dwars over een helling rijdt.
Langzaam rijden om het lichaamsgewicht ten opzichte van de helling te ver-
lagen.
Als het voertuig gaat kantelen moet u het voertuig bergafwaarts sturen en meteen aan
de hellingzijde afstappen.
7.11Keren op hellingen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het omkeren van het voertuig op een helling.
Nooit achteruit bergafwaarts rijden. Het voertuig kan daarbij gemakkelijk over de kop slaan.
Altijd zo naast het voertuig gaan staan dat u niet kunt worden gegrepen door de wielen.
Bij het keren op een helling moet u altijd aan de bergkant staan, zodat u geen letsel oploopt als het voertuig kantelt.
Als de helling te steil of te glad is om te keren of moet u het voertuig laten staan en hulp halen om hem te bergen.
RIJ-INSTRUCTIES 60
400298-01
Als het voertuig op een helling stil komt te staan moet u afstappen en keren.
De motor uitschakelen en de parkeerremmen activeren.
Info
Het voertuig moet in een versnelling staan.
Aan de bergzijde van het voertuig afstappen.
Het stuur met beide handen vasthouden, de parkeerremmen loslaten en voorzichtig de
koppeling trekken.
Het voertuig voorzichtig bergafwaarts laten rollen, totdat u een plaats bereikt waar u
kunt keren. De snelheid regelt u met de koppeling.
Om te keren stuurt u het voertuig zijwaarts, waarbij u altijd aan de bergzijde moet staan
en de voetsteun aan deze zijde belast.
Wanneer het voertuig steil ten opzichte van de helling of licht bergafwaarts staat, de
parkeerremmen activeren.
Op het voertuig gaan zitten, motor starten, koppelingshendel trekken en in 1e versnel-
ling zetten. Parkeerremmen voorzichtig loslaten en in de 1e versnelling bergaf rijden.
Bergaf rijden. ( pag. 57)
Als u de controle over het voertuig verliest moet u zo snel mogelijk van het voertuig
afstappen.
RIJ-INSTRUCTIES 61
7.12Rijden door water
400302-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig kan kantelen als u door diep water met een
sterke stroming rijdt.
Rijden door diep water met sterke stroming voorkomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorBij het rijden door diep water kan er via het luchtfilter water
in de motor komen waardoor de motor beschadigt.
Alleen door water rijden als het water maximaal tot aan de bovenzijde van de voet-
steunen komt.
Voordat u door water gaat rijden moet u eerst de waterdiepte en de stroming controle-
ren.
Langzaam en om hindernissen heen rijden.
Na het rijden door water de remmen drogen, door beide remmen tijdens het rijden licht
te in te drukken, totdat de normale remwerking is bereikt.
Als het voertuig is ondergedompeld moet deze door een geautoriseerde KTM-garage vol-
ledig worden gecontroleerd en moeten de nodige onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Motor niet meer starten.
RIJ-INSTRUCTIES 62
7.13Motor uitzetten
Info
Er zijn drie mogelijkheden om de motor uit te zetten.
400739-01
Alternatief 1
Motor met de contactsleutel uitzetten.
Sleutel in de contactschakelaar, bij stationair toerental van de motor, in de stand
draaien.
Info
Alle stroomverbruikers worden uitgeschakeld.
Alternatief 2
Motor met de stopknop uitzetten.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stil-
staat.
Info
Als de motor met de stopschakelaar wordt uitgezet, worden de stroomver-
bruikers niet uitgeschakeld. Alle ingeschakelde stroomverbruikers (koplamp,
achterlicht e.d.) verbruiken nog steeds stroom. Daardoor wordt de accu nog
steeds belast en ontlaadt.
Alternatief 3
Motor met de noodstopschakelaar met veiligheidskoord uitzetten.
Clip aftrekken. (afbeelding 601084-10 pag. 26)
RIJ-INSTRUCTIES 63
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar wordt uitgezet, worden de stroom-
verbruikers niet uitgeschakeld. Alle ingeschakelde stroomverbruikers (kop-
lamp, achterlicht e.d.) verbruiken nog steeds stroom. Daardoor wordt de
accu nog steeds belast en ontlaadt.
7.14Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingOnbedoeld wegrollen van het voertuig.
Het voertuig op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren en met de parkeerrem vastzetten.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
RIJ-INSTRUCTIES 64
400296-01
Voertuig afremmen en op een zo horizontaal mogelijk oppervlak parkeren.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje voor stationair N brandt.
Motor uitzetten. ( pag. 62)
Contactsleutel en clip van de noodstopschakelaar aftrekken.
Parkeerremhendel omklappen. (afbeelding 601044-10 pag. 21)
Achterwielen zijn geblokkeerd.
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten.
(afbeelding 302856-10 pag. 20)
Voorwielen zijn geblokkeerd.
Draaigreep op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 100013-10 pag. 42)
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.
Als het voertuig op een helling moet worden geparkeerd, moeten de achterwielen extra
worden beveiligd tegen wegrollen (zie afbeelding).
7.15Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 65
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
400287-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 41)
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 207)
Tankdop sluiten. ( pag. 41)
SERVICESCHEMA 66
8.1Serviceschema
S1N S15A S30A
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 174)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 131)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 140)
Remschijven controleren. ( pag. 127)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 138)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 136)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbruglagers controleren. x
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 148)
Wiellagers op speling controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Voorwielophanging controleren. x
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 118)
Kettingspanning controleren. ( pag. 115)
Achterwielexcentriek smeren. x
SERVICESCHEMA 67
S1N S15A S30A
Parkeerrem controleren. x
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 124)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 128)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 126)
Controleren of de lagers van de stuurkolom speling hebben.
Lagers van de kroonplaat controleren. x
Klepspeling controleren. x
Koppeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 159)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 156)
Stationair controleren. x
Werking van de radiateurventilator controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
SERVICESCHEMA 68
S1N: eenmalig na 1 rij-uur
S15A: om de 15 rij-uren
S30A: om de 30 rij-uren
8.2Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S45A S90A J1A
Remvloeistof verversen. x
Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x
Stuurkolomlagers smeren. x
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
Schokdemperservice voor uitvoeren. x
Schokdemperservice achter uitvoeren. x
Bougie en bougiedop vervangen. x
Zuigers vervangen. x
Cilinder controleren/opmeten. x
Cilinderkop controleren. x
Kleppen, klepveren en klepveersteunen controleren. x
Nokkenas en tuimelaars controleren. x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
SERVICESCHEMA 69
S45A S90A J1A
Overbrengingssysteem en versnelling controleren. x
Oliedrukregelklep controleren. x
Oliepompen en smeersysteem controleren. x
Distributie controleren. x
Alle motorlagers vervangen. x
S45A: om de 45 rij-uren
S90A: om de 90 rij-uren / om de 45 rij-uren bij gebruik voor sportdoeleinden
J1A: jaarlijks
CHASSIS AFSTELLEN 70
9.1Basisbeginselen wijzigen chassisinstellingen
De standaardinstelling van het chassis is het resultaat van uitgebreide afsteltesten. Deze is in de leveringstoestand ingesteld op een stan-
daard gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding) en een sportieve rijwijze.
Standaard rijgewicht 70… 80 kg
Door de vele instelmogelijkheden kunt u het chassis nog beter afstellen op uw lichaamsgewicht en rijstijl.
De voorste schokdempers links en rechts altijd gelijk instellen.
Als uw gewicht buiten dit bereik ligt moet u de standaardinstelling van de veringscomponenten aanpassen.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet
een aangepaste vering worden gemonteerd.
Tip
Bij de nieuwe afstelling van het chassis moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Tussen de proefritten slechts één instelling wijzigen. Daardoor kunt u het effect op het rijgedrag beter beoordelen.
De instelling niet extreem wijzigen en in kleine stappen werken. Ook kleine veranderingen kunnen een sterke invloed hebben op het
rijgedrag.
9.2Schokdemper voor - ingaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
CHASSIS AFSTELLEN 71
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de ingaande demping toont haar werking bij het inveren van de schokdemper.
100027-10
Stelschroef tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 770...)
Ingaande demping
Standaard 14 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
(Optie: KT 870...)
Ingaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
CHASSIS AFSTELLEN 72
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
9.3Schokdemper voor - uitgaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de uitgaande demping toont haar werking bij het uitveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 73
100028-10
Stelschroef tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 770...)
Uitgaande demping
Standaard 20 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
(Optie: KT 870...)
Uitgaande demping
Standaard 20 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
CHASSIS AFSTELLEN 74
9.4Schokdemper voor - veervoorspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
Door het verhogen van de veervoorspanning komt het zwaartepunt van het voertuig hoger te liggen. Hierdoor kan het rijgedrag in
sterke mate veranderen.
Tip
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u noteren in welke groef de borgclip zich bevindt. Bij het afstellen altijd van de stan-
daardinstelling uitgaan.
Voertuig met hefbok opkrikken. ( pag. 88)
Schokdemper grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 75
100083-10
Verenpakket en veerschotel omlaag duwen om toegang te krijgen tot de borgclip .
Met een tang de borgclip in een van de bovenste groef zetten. Daarbij de borgclip niet
uitrekken.
Verenpakket loslaten en de lengte van het ontspannen verenpakket meten.
0
0
AA
400347-10
Verenpakket in elkaar drukken, borgclip in de betreffende groef zetten en verenpakket
loslaten.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 770...)
Clippositie veervoorspanning
Standaard 7e positie van boven
Komt overeen met een veervoor-
spanning van
5 mm
(Optie: KT 870...)
Clippositie veervoorspanning
Standaard 8e positie van boven
Komt overeen met een veervoor-
spanning van
9 mm
CHASSIS AFSTELLEN 76
Info
De veervoorspanning is het lengteverschil tussen ontspannen en gemonteerd
verenpakket.
De borgclip moet volledig in de inkeping van de veerschotel liggen.
Het verenpakket mag nooit ontspannen (zonder voorspanning) worden gemon-
teerd. De standaardinstelling is de laagste toegestane veervoorspanning. U kunt
daarom de veervoorspanning alleen verhogen.
Als u de veervoorspanning verhoogt, moet ook de uitgaande demping enigszins
verhoogd worden.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
Voertuig van hefbok nemen. ( pag. 88)
9.5Schokdemper voor - cross-over instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 77
Info
Met de instelling van de cross-over regelt u de veerweg van de korte (zachte) veren.
Meer cross-over zorgt voor een zachtere vering vooraan, waardoor het voertuig vooraan dieper komt te liggen. De veerweg en het pro-
gressieve deel van de lange (harde) veren worden niet volledig benut.
Minder cross-over zorgt voor een hardere vering vooraan, waardoor het voertuig voor hoger ligt.
Veervoorspanning van de schokdempers vooraan instellen. ( pag. 74)
Voertuig met hefbok opkrikken. ( pag. 88)
Schokdemper grondig reinigen.
100084-10
Stelringen en losmaken.
Haaksleutel (83019001000)
00
0
BB
4
3
400348-11
De cross-over instelling wordt tussen de glijbus en de kraag van de veerschotel
meten.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 770...)
Cross-over 17±1,5 mm
(Optie: KT 870...)
Cross-over 14±1,5 mm
Instelling wijzigen en stelringen met contramoer vastzetten.
CHASSIS AFSTELLEN 78
Info
De glijbus is van kunststof gemaakt. Daarom de contramoer van de stelringen
niet te vast schroeven om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen.
Schokdempers links en rechts gelijk instellen.
Voertuig van hefbok nemen. ( pag. 88)
9.6Schokdemper achter - ingaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de ingaande demping toont haar werking bij het inveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 79
100080-10
Stelschroef tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 771...)
Ingaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
(Optie: KT 871...)
Ingaande demping
Standaard 17 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 80
9.7Schokdemper achter - uitgaande demping instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De instelling van de uitgaande demping toont haar werking bij het uitveren van de schokdemper.
100081-10
Stelwiel naar rechts draaien tot de aanslag.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken naar links terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 771...)
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 81
(Optie: KT 871...)
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de stan-
daardwaarde
5… 5 klikken
Tip
Uit ervaringsgegevens blijkt dat het rijgedrag van het voertuig verslechtert als de
instelling buiten het instelbereik ligt. Bij de nieuwe afstelling van het chassis
moet u altijd van de standaardinstelling uitgaan.
Info
Draaien naar rechts verhoogt de demping, draaien naar links verlaagt de dem-
ping.
9.8Schokdemper achter - veervoorspanning instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Door extreme veranderingen van de instelling van de veerelementen kan het rijgedrag wezenlijk slechter worden en enkele
onderdelen overbelasten.
Zorg ervoor dat de instellingen zich binnen het aanbevolen bereik bevinden.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 82
Info
Door het verhogen van de veervoorspanning komt het zwaartepunt van het voertuig hoger te liggen. Hierdoor kan het rijgedrag in
sterke mate veranderen.
Tip
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Schokdemper achter uitbouwen. x ( pag. 88)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
100082-10
Contramoer losdraaien, daarbij aan stelring tegenhouden.
Haaksleutel (83019002000)
Info
Nooit de contramoer van het bovenste deel van de schokdemper losdraaien.
Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
CHASSIS AFSTELLEN 83
400363-11
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Info
De veervoorspanning is het lengteverschil tussen ontspannen en gemonteerde
veer.
Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
(Optie: KT 771...)
Veervoorspanning
Standaard 3 mm
(Optie: KT 871...)
Veervoorspanning
Standaard 3 mm
Contramoer en stelring tegenhouden.
Info
De stelring is van kunststof gemaakt. Daarom de contramoer van de stelring
niet te vast schroeven om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen.
Als u de veervoorspanning verhoogt, moet ook de uitgaande demping enigszins
verhoogd worden.
Schokdemper achter inbouwen. x ( pag. 90)
CHASSIS AFSTELLEN 84
9.9Stuurpositie
100098-10
De stuurpositie kan door het draaien van de stuuradapter en de kroonplaat in vier
standen worden gezet.
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand van het midden geplaatst.
Afstand tussen boringen 3,5 mm
De boringen op de kroonplaat zijn op een afstand van het midden geplaatst.
Afstand tussen boringen 7,5 mm
CHASSIS AFSTELLEN 85
9.10Stuurpositie instellen x
302816-10
Instrumentenhouder van het stuur aftrekken en opzij zwenken.
Info
Voertuig en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
CHASSIS AFSTELLEN 86
100099-10
De vier schroeven verwijderen. Stuurklemmen afnemen en stuur naar voren zwen-
ken en neerleggen.
Moeren verwijderen en stuuradapter met schroeven afnemen.
Schroeven en verwijderen.
Schroeven verwijderen. Kroonplaat afnemen.
Kroonplaat in de gewenste positie op de stuurkolom steken. Schroef monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat M8 20 Nm
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurkolom boven M20x1,5 25 Nm
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat M8 20 Nm
Stuuradapter met schroeven in de gewenste positie monteren. Nieuwe zelfborgende
schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer stuuradapter M10 45 Nm
Stuur positioneren en met stuurklemmen vastzetten. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
CHASSIS AFSTELLEN 87
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Instrumentenhouder op stuur positioneren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
10.1Voertuig met hefbok opkrikken
302815-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingGevaar voor beschadiging door kantelen van het voertuig.
Voertuig op een vaste en horizontale ondergrond op de montagebok plaatsen. Alleen
montagebokken gebruiken die bestand zijn tegen torsie.
Voertuig aan het frame onder de motor opkrikken.
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Voertuig borgen.
10.2Voertuig van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voertuig van montagebok nemen.
Hefbok verwijderen.
10.3Schokdemper achter uitbouwen x
Voertuig met hefbok opkrikken. ( pag. 88)
Spatbord achter uitbouwen. ( pag. 94)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
100078-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet glijblok van de ketting en/of het frame kunnen bij ondes-
kundig onderhoud worden beschadigd.
Als u de achterste schokdemper uitbouwt moet u de achterbrug met een spanriem
borgen tegen omlaag zwenken.
Achterbrug met een spanriem tegen de framearm spannen, zodat de schokdemper
wordt ontlast.
Onderste schroef van de schokdemper verwijderen.
Tip
Schroef met een schroevendraaier uit de achterbrug duwen en tegelijkertijd de
spanriem bewegen.
Bovenste schroef uit de schokdemper verwijderen en schokdemper naar achteren toe
uit het voertuig nemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
10.4Schokdemper achter inbouwen x
100079-10
Schokdemper met het reservoir rechts in het voertuig positioneren. Bovenste schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper achter boven M12 60 Nm
Schokdemper in de achterbrug positioneren. Onderste schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper achter onder M12 70 Nm
Spanriem verwijderen.
Spatbord achter inbouwen. ( pag. 95)
Voertuig van hefbok nemen. ( pag. 88)
10.5Radiateurspoiler uitbouwen
Info
De uit te voeren stappen zijn links en rechts gelijk.
Zadel afnemen. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
100056-10
Schroeven op de brandstoftank verwijderen.
B00467-10
Schroeven op de radiateur verwijderen.
Radiateurspoiler uithangen en verwijderen.
10.6Radiateurspoiler inbouwen
Info
De uit te voeren stappen zijn links en rechts gelijk.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
100058-10
Radiateurspoiler met uitsteeksel aan de brandstoftank in de houder hangen en
radiateur positioneren.
B00468-10
Schroeven aan radiateur monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven aan brandstoftank monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef aan tank M6 6 Nm
Zadel monteren. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
10.7Frontkap uitbouwen
302878-10
Schroef verwijderen.
Frontkap omhoog schuiven en afnemen.
10.8Frontkap inbouwen
100055-10
Frontkap aan beide zijden in de gleuf van de bekleding vooraan positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
10.9Spatbord achter uitbouwen
Zadel afnemen. ( pag. 97)
601078-10
Schroeven verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
601080-10
Afdekking van de luchtfilterbak achter optillen. Tegelijkertijd met de andere hand op
de carburateurmanchet duwen, zodat de manchet op deze plek knikt.
Info
Daarmee wordt voorkomen, dat de carburateurmanchet van de carburateur wordt
afgetrokken.
Spatbord achter optillen en afnemen.
10.10Spatbord achter inbouwen
601081-10
Afedekking van de luchtfilterbak achter optillen. Tegelijkertijd met de andere hand
op de carburateurmanchet duwen, zodat de manchet op deze plek afknikt.
Info
Daarmee wordt voorkomen, dat de carburateurmanchet van de carburateur wordt
afgetrokken.
Spatbord positioneren.
Afdekking van de luchtfilterbak in het spatbord vastzetten.
Info
Als de afdekking van de luchtfilterbak niet correct is gemonteerd kan er stof en
vuil in de motor terechtkomen en schade veroorzaken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
601079-10
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Zadel monteren. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
10.11Zadel afnemen
601070-10
Ontgrendelingshaak naar achteren trekken. Het zadel achter optillen, naar achteren
trekken en dan naar boven toe afnemen.
10.12Zadel monteren
100046-10
Zadel met de gleuf in de flensbus van de brandstoftank hangen, achter neerlaten
en uitsteeksel onder de brandstoftank schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
601071-10
Zadel achter omlaag duwen, totdat de ontgrendelingshaak vastklikt.
Controleren of het zadel goed vastzit.
10.13Luchtfilter uitbouwen x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Zadel afnemen. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
100077-10
Afdekking van de luchtfilterbak achter optillen. Tegelijkertijd met de andere hand op
de carburateurmanchet duwen, zodat de manchet op deze plek knikt.
Info
Daarmee wordt voorkomen, dat de carburateurmanchet van de carburateur wordt
afgetrokken.
Beugel van de luchtfilterhouder uithangen en opzij zwenken. Luchtfilter met
luchtfilterhouder afnemen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
10.14Luchtfilter inbouwen x
301262-10
Schone luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik invetten.
Duurzaam vet ( pag. 210)
100086-10
Beide onderdelen samen inzetten, positioneren en met de beugel van de luchtfilterhou-
der vastzetten.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kan er stof en vuil in de motor
terechtkomen en schade veroorzaken.
Afdekking van de luchtfilterbak monteren.
Info
Als de afdekking van de luchtfilterbak niet correct is gemonteerd kan er stof en
vuil in de motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Zadel monteren. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
10.15Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Luchtfilter uitbouwen. x ( pag. 98)
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 211)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Smeer het luchtfilter in met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 211)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de carburateurmanchet niet is beschadigd en goed vastzit.
Luchtfilter inbouwen. x ( pag. 100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
10.16Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Bekleding voor uitbouwen. ( pag. 105)
Radiateurspoiler uitbouwen. ( pag. 90)
Draaigreep op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 100013-10 pag. 42)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
600150-10
Slangklem losmaken.
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Er kan nog een rest brandstof uit de brandstofslang stomen.
600151-10
Schroef verwijderen en brandstoftank verwijderen.
10.17Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 123)
600151-11
Brandstoftank positioneren. Schroef met bus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
600150-11
Brandstofslang aansluiten.
Slangklem positioneren.
Radiateurspoiler inbouwen. ( pag. 91)
Bekleding voor inbouwen. ( pag. 106)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 105
10.18Bekleding voor uitbouwen
Frontkap uitbouwen. ( pag. 93)
100075-10
Schroeven verwijderen.
Bekleding voor optillen en steekverbinding van de koplamp en noodstopschakelaar met
veiligheidskoord verbreken.
Bekleding voor afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 106
10.19Bekleding voor inbouwen
100076-10
Steekverbindingen van de koplamp en noodstopschakelaar met veiligheidskoord verbin-
den en bekleding vooraan positioneren.
Alle schroeven monteren.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef aan tank M6 6 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Frontkap inbouwen. ( pag. 93)
10.20Sporing controleren x
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 148)
Chassisonderdelen controleren op beschadigingen, speling en slijtage.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 107
302865-10
Voertuig met het aangegeven gewicht belasten.
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 70… 80 kg
Stuur in rechtuitstand zetten en fixeren.
Stuurfixatie voor rechtuitstand (83019015100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 108
400333-10
Afstand en meten.
» Als de afstand en niet gelijk is:
Sporing instellen. x ( pag. 109)
Afstand en meten.
Voorgeschreven waarde
Sporing
voor 0 mm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 109
Info
De sporing is het lengteverschil tussen afstand en , waarmee de wielen bij het rechtuit rijden voor of achter uit elkaar
staan. De meting vindt plaats ter hoogte van het wielmidden van velgrand naar velgrand.
» Als de sporing niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Sporing instellen. x ( pag. 109)
10.21Sporing instellen x
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 148)
Chassisonderdelen controleren op beschadigingen, speling en slijtage. Beschadigde en
versleten onderdelen vervangen.
302865-10
Voertuig met het aangegeven gewicht belasten.
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 70… 80 kg
Stuur in rechtuitstand zetten en fixeren.
Stuurfixatie voor rechtuitstand (83019015100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 110
400333-11
Moeren en losdraaien.
Afstand en door het draaien van de spoorstangen op dezelfde waarde instellen.
Afstand en door het draaien van de spoorstangen op aangegeven waarde instellen.
Voorgeschreven waarde
Sporing
voor 0 mm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 111
Info
De sporing is het lengteverschil tussen afstand en , waarmee de wielen bij het rechtuit rijden voor of achter uit elkaar
staan. De meting vindt plaats ter hoogte van het wielmidden van velgrand naar velgrand.
Moeren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Contramoer spoorstang buiten M12x1,25 20 Nm
Contramoer spoorstang binnen M12LHx1,25 20 Nm
Info
De spoorstangen moeten daarna vrij kunnen bewegen.
10.22Wielvlucht controleren/instellen x
Info
Wielvlucht links en rechts gelijk instellen.
De uit te voeren stappen zijn links en rechts gelijk.
Voertuig met hefbok opkrikken. ( pag. 88)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 112
600128-10
Moeren losdraaien.
600126-10
Schroeven met bussen verwijderen.
600127-10
Gereedschap in scharnierkop zetten en op A-arm klemmen.
Uitlijngereedschap voor wielvlucht (83019014000)
Wielvlucht aan beide scharnierkoppen controleren.
» Als de markering niet gelijk ligt met de bovenkant van de A-arm:
Gereedschap met scharnierkop in stappen van 180° draaien tot de markering
gelijk ligt met de bovenkant van de A-arm.
Gereedschap afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 113
600126-10
A-arm met bussen positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef A-arm boven M10x52 45 Nm
600128-10
Scharnierkop in een rechte hoek ten opzichte van de schroeven uitlijnen en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer A-arm boven M12x1,25 30 Nm
Info
Alle vier scharnierkoppen moeten gecontroleerd en indien nodig ingesteld wor-
den.
Voertuig van hefbok nemen. ( pag. 88)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 114
10.23Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 114)
10.24Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 115
400725-01
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 210)
Kettingspray onroad ( pag. 210)
10.25Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lagers in de aandrijving en de achterwielexcentriek) extra belast. Dit kan leiden tot
vroegtijdige slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting
echter te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en de achterwielen blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten en versnelling in stationair schakelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 116
100093-10
Bovenste deel van de ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de
kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste gedeelte van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschillende
plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 140… 145 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Kettingspanning instellen. ( pag. 116)
10.26Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lagers in de aandrijving en de achterwielexcentriek) extra belast. Dit kan leiden tot
vroegtijdige slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting
echter te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en de achterwielen blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 115)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 117
601051-10
Schroeven 4 slagen losdraaien.
Alternatief 1
Gereedschap van het boordgereedschap in de boring van de achterwielexcen-
triek steken.
Alternatief 2
Hulpgereedschap op achterwielexcentriek plaatsen.
Haaksleutel (83019011000)
Voor het instellen van de kettingspanning langzaam het achterwiel resp. het hulpge-
reedschap draaien om de achterwielexcentriek naar voren of naar achter te draaien.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 140… 145 mm
Info
Door de achterwielexcentriek naar voren te draaien verhoogt u de kettingspan-
ning. Door de achterwielexcentriek naar achteren te draaien verlaagt u de ket-
tingspanning.
De achterwielexcentriek moet altijd zo staan dat de smeernippel zichtbaar is.
Zo heeft het voertuig de beste carrosseriehoogte.
Gereedschap verwijderen.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef achterwielexcentriek M8 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 118
10.27Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
400227-01
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 119
B00464-10
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht .
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand van 18 kettingschakels aan het bovenste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschillende
plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand op het langste punt
van de ketting
272 mm
» Als de afstand groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het kettingwiel en
het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 120
B00465-01
Glijblok boven op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder het
glijblok bevindt:
Glijblok vervangen. x
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 121
B00463-01
Glijblok onder op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder het
glijblok bevindt:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 122
B00466-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok los zit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 123
10.28Achterwielexcentriek insmeren
601052-10
Achterwielexcentriek via smeernippel met een vetspuit vullen totdat er vet komt uit
de linker asafdichtingsring .
Duurzaam vet ( pag. 207)
10.29Gaskabellegging controleren
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 102)
B00469-01
Legging van de gaskabel controleren.
De gaskabel moet aan de voorzijde van het stuur, door de kabelgeleiding aan de
stuurkolom en langs de bovenste framebuis naar de carburateur gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Brandstoftank monteren. x ( pag. 103)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 124
10.30Uitgangspositie koppelingshendel instellen
601065-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
10.31Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
302833-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan afnemen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van het
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 125
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 207)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
10.32Motorbescherming uitbouwen
302825-10
Schroeven en verwijderen. Motorbescherming afnemen.
10.33Motorbescherming inbouwen
302825-10
Motorbescherming op de bevestigingsbuis van het frame positioneren. Schroeven
en monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
REMMEN 126
11.1Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is, bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voorwiel-
rem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
302855-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 126)
11.2Uitgangspositie remhendel instellen
302857-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 126)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef aan de grootte van de hand
aanpassen.
REMMEN 127
Info
Remhendel naar voren trekken en de stelschroef draaien.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel verder
van het van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dichter bij
het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.3Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400362-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat .
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak van de
remplaketten verminderen.
Remschijven slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de remschijf dunner is dan de voorgeschreven waarde.
REMMEN 128
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
11.4Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot de onderkant van het kijkglas, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
302858-10
De aan het stuur gemonteerde remvloeistof-reservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil tot de onderkant van het kijkglas is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 129)
REMMEN 129
601073-10
Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil tot de onderkant van het kijkglas is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 129)
11.5Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot de onderkant van het kijkglas, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 130
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purperkleurig. Afdichtingen en remslangen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
REMMEN 131
302838-10
De aan het stuur gemonteerde remvloeistof-reservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan afnemen.
Remvloeistof tot maat vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.6Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Wiel/wielen uitbouwen. ( pag. 146)
REMMEN 132
100074-10
Aan beide remklauwen voor moeten de remplaketten op de minimale plaketdikte
worden gecontroleerd.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 132)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 132)
Wiel/wielen inbouwen. ( pag. 146)
11.7Remvoeringen voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
REMMEN 133
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purperkleurig. Afdichtingen en remslangen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
302838-10
Remplaketten van de voorwielrem uitbouwen. x ( pag. 134)
De aan het stuur gemonteerde remvloeistof-reservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan afnemen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloeistof
uit het reservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de voorwielrem inbouwen. x ( pag. 135)
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat .
Voorgeschreven waarde
Maat (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
REMMEN 134
11.8Remplaketten voorwielrem uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
De uit te voeren stappen zijn links en rechts gelijk.
Wiel/wielen uitbouwen. ( pag. 146)
Remhendel trekken en weer loslaten.
Blokkeerhendel zwenkt naar de uitgangspositie, de parkeerrem wordt gedeacti-
veerd.
100071-10
Remzuigers terugduwen, zodat de remplaketten spanningsvrij worden.
Borgpen verwijderen, bout uitdraaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en bout reinigen.
REMMEN 135
11.9Remplaketten voorwielrem inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten. De
opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM remplaketten.
Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeenkomen met de
originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Info
De uit te voeren stappen zijn links en rechts gelijk.
Remschijven controleren. ( pag. 127)
100072-10
Binnenste remplaket in de remklauw steken en met bout vastzetten.
Buitenste remplaket in de remklauw steken en bout tot de aanslag inschuiven.
REMMEN 136
100073-10
Borgpen monteren.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
Wiel/wielen inbouwen. ( pag. 146)
11.10Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
601085-10
Veer uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en cilinderzuiger van het rempedaal heen en weer bewe-
gen en vrije slag controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. x ( pag. 137)
Veer inhangen.
REMMEN 137
11.11Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
302829-10
Veer uithangen.
Moer losdraaien en met drukstang terugdraaien tot de maximale vrije slag is
bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer los-
draaien en schroef draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang zoveel draaien tot de vrije slag is bereikt. Eventueel uitgangspositie van
het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef tegenhouden en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Drukstang tegenhouden en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 15 Nm
REMMEN 138
Veer inhangen.
11.12Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot de onderkant van het kijkglas, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
302828-10
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil tot de onderkant van het kijkglas is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 139)
REMMEN 139
11.13Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot de onderkant van het kijkglas, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purperkleurig. Afdichtingen en remslangen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
REMMEN 140
302830-10
Schroefdop met membraan verwijderen.
100050-10
Remvloeistof tot markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Schroefdop met membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.14Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 141
601053-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 141)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 141)
11.15Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
REMMEN 142
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purperkleurig. Afdichtingen en remslangen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
302832-10
Remplaketten van de achterwielrem uitbouwen. x ( pag. 142)
Schroefdop met membraan verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloeistof
uit het reservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de achterwielrem inbouwen. x ( pag. 144)
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering .
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Schroefdop met membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.16Remplaketten achterwielrem uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
REMMEN 143
601054-01
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
601055-10
Schroef losdraaien, daarbij aan de zeskant van de lagerbout tegenhouden. Schroef
ca. 10 slagen uitschroeven en met de schroef de lagerbouten uit de remklauw duwen.
Schroef verwijderen.
601056-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingAfknikken van de remkabel.
Remkabel spanningsvrij positioneren en spanningsvrij houden. De remkabel moet
worden vervangen als deze is afgeknikt.
Remklauw omhoog zwenken, bij de remklauwhouder uithangen en wegleggen.
Remplaketten afnemen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
REMMEN 144
11.17Remplaketten achterwielrem inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten. De
opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM remplaketten.
Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeenkomen met de
originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Remschijven controleren. ( pag. 127)
601057-10
Controleren of glijplaat goed in de remklauwhouder zit en remplaketten inzetten.
Info
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat gemonteerd is aan de remplaket aan de
zuigerzijde.
REMMEN 145
601058-10
Lagerbout invetten en remklauw met de lagerbout in de remklauwhouder steken.
Smeermiddel (T625) ( pag. 212)
601059-01
Remklauw omlaag zwenken. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw achter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
WIELEN, BANDEN 146
12.1Wiel/wielen uitbouwen
Info
Indien nodig moet bij de andere wielen op dezelfde wijze te werk worden gegaan.
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten.
(afbeelding 302856-10 pag. 20)
700001-01
Wielmoeren losdraaien.
Voertuig met hefbok opkrikken. ( pag. 88)
Wielmoeren verwijderen. Wiel afnemen.
Info
Wiel voorzichtig afnemen zodat deze de schroefdraad niet beschadigd.
12.2Wiel/wielen inbouwen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door verkeerde positionering en montage.
De wielen niet verwisselen, de ventielen van de banden moeten bij de positionering en montage altijd naar buiten gericht zijn.
Info
Indien nodig moet bij de andere wielen op dezelfde wijze te werk worden gegaan.
WIELEN, BANDEN 147
700002-01
Wiel op de naaf positioneren.
Info
Wiel voorzichtig op de naaf positioneren en daarbij de schroefdraad niet bescha-
digen.
Wielmoeren monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Wielmoer M10x1,25 45 Nm
Voertuig van hefbok nemen. ( pag. 88)
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten.
(afbeelding 302856-10 pag. 20)
Wielmoeren kruisgewijs vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Wielmoer M10x1,25 45 Nm
12.3Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van het voertuig.
Het profiel van het voor- en achterwiel moeten altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
WIELEN, BANDEN 148
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op het
productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
12.4Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
De bandenspanning moet bij alle wielen worden gecontroleerd en indien nodig gecorrigeerd.
WIELEN, BANDEN 149
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanningtester (83519001000)
Bandenspanning 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
ELEKTRONICA 150
13.1Accu uitbouwen
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Spatbord achter uitbouwen. ( pag. 94)
200150-10
Minkabel van de accu losklemmen.
Pluspoolafdekking terugtrekken en pluskabel van de accu losklemmen.
Rubberband losmaken.
Accu uitnemen.
ELEKTRONICA 151
13.2Accu inbouwen
200150-11
Accu in het accuvak zetten.
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 199)
Rubberband inhangen.
Pluskabel opklemmen en pluspoolafdekking aanbrengen.
Minkabel van de accu opklemmen.
Spatbord achter inbouwen. ( pag. 95)
13.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuComponenten en zuren van de accu zijn schadelijk voor het milieu.
Accu's nooit bij het huisvuil gooien. Voer een defecte accu op milieuvriendelijke wijze af. Geef de accu af bij uw KTM-dealer of
bij een inzamelpunt voor oude accu's.
ELEKTRONICA 152
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treedt er diepteontlading en sulfatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Spatbord achter uitbouwen. ( pag. 94)
Minkabel van de accu losklemmen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
ELEKTRONICA 153
100087-10
Acculader op de accu klemmen. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze lader kan ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en dynamo
worden getest. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel .
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis is aan-
gegeven.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu opklemmen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
De accu regelmatig bijladen als het voer-
tuig niet wordt gebruikt.
3 maanden
Spatbord achter inbouwen. ( pag. 95)
13.4Hoofdzekering vervangen
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
ELEKTRONICA 154
100091-10
De hoofdzekering bevindt zich in het startrelais voor de accu.
Schermkappen afnemen.
Defecte hoofdzekering verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Nieuwe zekering inzetten.
Zekering (58011109120)
Tip
De reservezekering moet altijd in het startrelais zijn geplaatst zodat u er een
bij u hebt als dat nodig is.
Schermkappen opsteken.
13.5Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Frontkap uitbouwen. ( pag. 93)
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
ELEKTRONICA 155
302827-10
Deksel van het zekeringenblok openen.
Info
De aanduidingen van de zekeringen staan in het deksel van het zekeringen-
blok .
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10A - ontsteking, CDI-unit, controlelampjes ON, N, R
Zekering 2 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, remlicht, controlelampje
groot licht
Zekering 3 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 4 - 10 A - voor extra apparatuur (constant plus)
Zekering 5 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering res. - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Nieuwe zekering met geschikte sterkte plaatsen.
Zekering (58011109110)
ELEKTRONICA 156
Tip
De reservezekeringen moet altijd in het zekeringenblok zijn geplaatst zodat u er
een bij u hebt als dat nodig is.
Deksel van het zekeringenblok sluiten.
Frontkap inbouwen. ( pag. 93)
13.6Koplampinstelling controleren
0
0
AA
0
0
BB
400778-10
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten voor een lichte muur en ter hoogte van het
midden van de schijnwerper een markering aanbrengen.
Nog een markering op afstand onder de eerste markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 cm
Voertuig op een afstand loodrecht voor de muur zetten.
Nu gaat de bestuurder met complete veiligheidskleding in normale zitpositie (voeten op
de voetsteunen) op het voertuig zitten.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 m
Dimlicht inschakelen. Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een rijklaar voertuig met bestuurder precies
op de onderste markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 157)
ELEKTRONICA 157
13.7Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 156)
601090-01
Schroef losdraaien.
Door de koplamp te zwenken de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een rijklaar voertuig met bestuurder precies
op de onderste markering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling controleren).
Info
Door een verandering van het gewicht kan het nodig zijn de lichtbundelbreedte
van de koplamp te corrigeren.
Schroef vastdraaien.
KOELSYSTEEM 158
14.1Koelsysteem
601087-01
De waterpomp in de motor zorgt voor een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind. Er vindt extra koeling plaats via de radiateurventila-
tor.
Hoe lager dus de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
14.2Radiateurventilator
600117-10
De radiateurventilator bevindt zich op de radiateur onder de brandstoftank.
Werkbereik waarbinnen de radiateurventilator wordt geschakeld.
Thermoschakelaar
Uitschakeltemperatuur 80 °C
Inschakeltemperatuur 85 °C
KOELSYSTEEM 159
14.3Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden wordt het koelmiddel in het voertuig zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Bekleding voor uitbouwen. ( pag. 105)
600123-12
Radiateurdop afnemen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
KOELSYSTEEM 160
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil boven de radiateurla-
mellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
Radiateurdop monteren.
Bekleding voor inbouwen. ( pag. 106)
14.4Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden wordt het koelmiddel in het voertuig zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 161
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Bekleding voor uitbouwen. ( pag. 105)
400243-10
Radiateurdop afnemen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil boven de radiateurla-
mellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
Radiateurdop monteren.
Bekleding voor inbouwen. ( pag. 106)
14.5Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden wordt het koelmiddel in het voertuig zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 162
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.
Bekleding voor uitbouwen. ( pag. 105)
Geschikte bak onder het voertuig klaarzetten.
601072-10
Schroef verwijderen.
600119-10
Schroef verwijderen.
KOELSYSTEEM 163
600123-11
Radiateurdop afnemen. Koelmiddel volledig laten uitlopen.
14.6Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.
0
0
AA
400360-10
Voertuig in de afgebeelde positie zetten en tegen wegrollen beveiligen. Het hoogtever-
schil moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil 50 cm
Remhendel trekken, blokkeerhendel omlaag duwen en remhendel loslaten.
(afbeelding 302856-10 pag. 20)
Voorwielen zijn geblokkeerd.
KOELSYSTEEM 164
600120-10
Radiateur met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,30 l Koelmiddel ( pag. 207)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 208)
600121-10
Schroef openen om de cilinderkop te ontluchten. Schroef vastdraaien, als het
koelmiddel uit de opening stroomt.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de radiateur altijd met voldoende koelmiddel is gevuld.
600122-10
Schroef openen, om de radiateur te ontluchten. Schroef vastdraaien, als het koel-
middel uit de opening stroomt.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
KOELSYSTEEM 165
600123-10
Radiateur volledig vullen met koelmiddel en radiateurdop sluiten.
Voertuig op de bodem zetten.
Bekleding voor inbouwen. ( pag. 106)
Een korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 160)
MOTOR AFSTELLEN 166
15.1Gaskabelspeling controleren
302877-11
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 166)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 166)
15.2Speling gaskabel instellen
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 123)
MOTOR AFSTELLEN 167
302877-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Moer losdraaien en met schroef de speling van de gaskabel instellen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer vastdraaien.
15.3Carburateur - stationair afstellen x
600145-10
Regelschroef voor stationair mengsel tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef voor stationair mengsel
open 1,0 omwenteling
Instelgereedschap voor mengsel-regelschroef (59029034000)
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Met de stelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt. ( pag. 43)
Stationair toerental 1.500… 1.600 1/min
MOTOR AFSTELLEN 168
Info
Als het stationaire toerental veel hoger is ingesteld, schakelt de motor niet in.
Bij het indrukken van de e-starterknop draait de e-starter de motor wel door,
maar de motor wordt niet ingeschakeld omdat er geen ontstekingsvonk aanwe-
zig is.
Regelschroef voor stationair mengsel langzaam met de klok mee draaien tot het stati-
onaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef voor het stationair mengsel nu langzaam
tegen de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer worden
verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog een keer
worden herhaald.
Als het voertuig wordt gebruikt voor het sporten onder extreme omstandigheden
zal de ideale waarde ca. 1/4 slag armer (met de klok mee) worden ingesteld,
aangezien de motor bij het sporten warmer wordt.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt bereikt
kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef voor het stationaire mengsel tot de aanslag is gedraaid en
het toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden inge-
zet.
De regelschroef voor het stationair mengsel mag maximaal twee draaiingen zijn
geopend. Zijn er meer dan twee slagen nodig zijn (rijk mengsel) dan moet een
grotere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af aan
worden herhaald.
Met de stelschroef het stationaire toerental instellen.
MOTOR AFSTELLEN 169
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt. ( pag. 43)
Stationair toerental 1.500… 1.600 1/min
Info
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogteverschillen
moet er opnieuw stationair worden afgesteld.
15.4Vlotterkamer van de carburateur aftappen x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
MOTOR AFSTELLEN 170
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Draaigreep op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 100013-10 pag. 42)
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.
100051-10
Hang de slang die achter de motor naar beneden loopt in een geschikte bak.
Info
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Schroef (tegen de klok in draaien) enkele slagen openen en brandstof uit de vlotter-
kamer laten stromen.
Schroef vastdraaien.
15.5Carburateur - stationair
600145-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een sta-
biele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met een cor-
recte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde stationaire
afstelling.
MOTOR AFSTELLEN 171
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan een
verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.
Als het stationaire toerental veel hoger is ingesteld, schakelt de motor niet in. Bij
het indrukken van de e-startknop draait de e-starter de motor wel door, maar de
motor wordt niet ingeschakeld omdat er geen ontstekingsvonk aanwezig is.
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef .
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef stationair mengsel .
15.6Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand meten tussen de bovenkant
van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
van de laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 172)
MOTOR AFSTELLEN 172
15.7Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
601068-10
Schroef verwijderen en versnellingshendel afnemen.
601069-10
Vertanding van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de vertanding
laten ingrijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen geen voertuigonderdelen aanraken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 173
16.1Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij koude en warme motor.
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
600131-10
Voorwaarden
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas .
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 180)
600131-11
Voorwaarden
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot de onderkant van het kijkglas .
» Als de motorolie niet tot de onderkant van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 180)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 174
16.2Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
601086-01
Motorolie aftappen, oliezeven reinigen. x ( pag. 174)
Oliefilter uitbouwen. x ( pag. 177)
Oliefilter inbouwen. x ( pag. 179)
Motorolie vullen. x ( pag. 179)
16.3Motorolie aftappen, oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in het voertuig zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voertuig op een horizontaal oppervlak zetten.
Motorbescherming uitbouwen. ( pag. 125)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 175
302845-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olie-aftapschroef verwijderen.
302844-10
Sluitschroef en kleine oliezeef met beide keerringen verwijderen.
601067-10
Sluitschroef en grote oliezeef met beide keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 176
600144-10
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
Keerringen oliën, op de oliezeef monteren en met behulp van een lange binnen-
zeskant sleutel voorzichtig inzetten, totdat de keerring met de oliezeef in het huis is
geplaatst.
Sluitschroef voor transmissieolie met pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef lang M20x1,5 15 Nm
600140-10
Oliezeef met keerringen in de sluitschroef  inzetten en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef kort M16x1,5 10 Nm Geolied met motor-
olie
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 177
302845-11
Olie-aftapschroef  met pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olie-aftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Motorbescherming inbouwen. ( pag. 125)
16.4Oliefilter uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in het voertuig zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 178
600137-10
Massakabel aan de motor afsluiten.
Schroeven en verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring afnemen.
600138-10
Oliefilters en uit het motorhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtingsvlak grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 179
16.5Oliefilter inbouwen x
600147-10
Oliefilters en met motorolie vullen en in het oliefilterhuis steken.
600137-10
Keerringen van het oliefilterdeksel oliën en monteren met oliefilterdeksel. Schroeven
en monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm
Massakabel aansluiten op de motor en schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startmotor M6 10 Nm
16.6Motorolie vullen x
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leiden tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 180
302837-10
Schroefverbinding aan het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,7 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 208)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 208)
Schroeven monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Voorgeschreven waarde
Motor uitzetten, als de radiateurventilator is ingeschakeld.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 173)
16.7Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leiden tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 181
302837-10
Motor op lekkage controleren.
Schroefverbinding aan het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 208)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 208)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt afgeraden verschillende
motoroliesoorten met elkaar te vermengen.
Wij adviseren indien nodig de motorolie te verversen.
Schroeven monteren en vastdraaien.
REINIGING, ONDERHOUD 182
17.1Voertuig reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Het voertuig regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat het voertuig tijdens het reinigen blootstaat aan directe zonnestralen.
Info
Voertuig voor het reinigen niet op de beugel van het achterframe zetten, daardoor kan hij omvallen.
Het voertuig nooit alleen optillen, ook niet als hij in een versnelling staat.
Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.
Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 210)
Info
Voertuig reinigen met warm water, een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte spons.
REINIGING, ONDERHOUD 183
Nadat het voertuig grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Luchtfilterbak reinigen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 169)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijke plaatsen van de motor en de remmen.
Schermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van voertuig alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 114)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 211)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken ( pag. 211)
Stuurslot insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 212)
STALLING 184
18.1Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u het voertuig voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleren of alle onderdelen van het voertuig goed werken en of ze zijn versleten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wij-
zigingen nodig zijn kunt u dat het beste laten doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange
wachttijden bij aanvang van het seizoen.
Voertuig reinigen. ( pag. 182)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 174)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 159)
Brandstof uit de tank in een geschikte bak laten stromen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 169)
Bandenspanning controleren. ( pag. 148)
Accu uitbouwen. ( pag. 150)
Accu laden. x ( pag. 151)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder directe blootstelling aan
zonnestralen
0… 35 °C
STALLING 185
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschommelingen.
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie
ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestald voertuig voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende
warm wordt, condenseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de motoronderdelen en de uitlaat
gaan roesten.
18.2Inbedrijfname na stalling
Accu laden. x ( pag. 151)
Accu inbouwen. ( pag. 151)
Brandstof tanken. ( pag. 64)
Tijd instellen. ( pag. 29)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 50)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 186
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 51)
Voertuig is gedurende langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude brand-
stof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
( pag. 169)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Bougie verroest of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig vervan-
gen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,6 mm
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Stekkerverbinding van CDU-unit,
impulsgever of bobine verroest
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Stationaire toerental te hoog afgesteld
Carburateur - stationair afstellen x
( pag. 167)
Stelschroeven van carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen x
( pag. 167)
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
FOUTEN OPSPOREN 187
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Noodstopschakelaar met veiligheids-
koord defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrisch systeem controleren.
Gashendel ingedrukt Gashendel niet indrukken.
Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 51)
Schakelaar voor gashendel defect Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrisch systeem controleren.
Zekering gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 154)
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 51)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 151)
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Dynamo controleren. x
Zekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 153)
Startrelais defect
Startrelais controleren. x
Startmotor defect
Startmotor controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
FOUTEN OPSPOREN 188
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor start niet Ontstekingssysteem defect
Bougiedop controleren. x
Bobine controleren. x
Impulsgever controleren. x
Dynamo controleren. x
CDI-unit controleren. x
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Stelschroeven van carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen x
( pag. 167)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect
Bougiedop controleren. x
Bobine controleren. x
Impulsgever controleren. x
Dynamo controleren. x
CDI-unit controleren. x
Motor stokt of klapt in carburateur. Te weinig brandstof Draaigreep op de brandstofkraan in stand ON
draaien. (afbeelding 100013-10 pag. 42)
Brandstof tanken. ( pag. 64)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de rubbermof en de carburateur
goed vast zitten.
Los contact en/of stekker verroest Elektrisch systeem controleren.
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
FOUTEN OPSPOREN 189
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 160)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 161)
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten. x
( pag. 163)
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Defect aan het ventilatiesysteem van
de radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controleren. x
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen. x
Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 101)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Uitlaatsysteem controleren op beschadiging.
Te weinig klepspeling
Klepspeling instellen. x
Ontstekingssysteem defect
Bougiedop controleren. x
Bobine controleren. x
Impulsgever controleren. x
Dynamo controleren. x
CDI-unit controleren. x
FOUTEN OPSPOREN 190
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 173)
vloeibaarheid motorolie te dun (viscosi-
teit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 174)
Zuigers of cilinder versleten
Inbouwspeling zuiger/cilinder berekenen. x
Onderdelen van de elektrische installa-
tie werken niet.
Defect in de elektrische installatie Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 154)
Elektrisch systeem controleren.
Accu leeg Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Dynamo controleren. x
Ongewilde stroomverbruikers
Ruststroom controleren. x
Tachowaarden gewist (tijd, chronome-
ter, rondetijden)
De batterij in de tachometer is leeg Accu tachometer vervangen.
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 191
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor met balansas, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 510 cm³
Slag 72 mm
Boring 95 mm
Compressie 11:1
Stationair toerental 1.500… 1.600 1/min
Distributie 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar en bovenliggende nokkenas,
aandrijving van de nokkenas met enkelvoudige ketting
Klepdiameter inlaat 35 mm
Klepdiameter uitlaat 30 mm
Klepspeling koud inlaat 0,10… 0,15 mm
Klepspeling koud uitlaat 0,10… 0,15 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Krukstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Bus van brons
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukomloopsmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 31:78 recht met vertande kopwielen
Koppeling Koppeling met meerdere platen in oliebad / hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 17:33
3e versnelling 19:30
4e versnelling 21:28
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 192
5e versnelling 23:26
Dynamo 12 V, 200 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK DCPR 8 E
Elektrodenafstand bougie 0,6 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
20.1Vulhoeveelheid - motorolie
Motorolie 1,7 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 208)
Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 208)
20.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 1,30 l Koelmiddel ( pag. 207)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 193
Schroef kabelhouder in dynamodeksel M4 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef hendel blokkeeras M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
222
Schroef statorbevestiging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tuimelaar M5 6 Nm
Schroef uitvalbescherming voor distribu-
tieketting
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aandrijftandwiel voor balansas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef beugel ontluchtingsslang M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bovenste deel cilinderkop M6x30 10 Nm
Schroef bovenste deel cilinderkop M6x45 10 Nm
Schroef bovenste deel cilinderkop M6x50 10 Nm
Schroef bovenste deel cilinderkop M6x55 10.9 10 Nm
Schroef bovenste deel cilinderkop M6x75 10 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef geleidingsrail voor distributie-
ketting
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 194
Schroef koppelingsveer M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerbouten startmotor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x30 10 Nm
Schroef motorhuis M6x45 10 Nm
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm
Schroef motorhuis M6x65 10 Nm
Schroef motorhuis M6x75 10 Nm
Schroef spanrail voor distributieketting M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Moer stelschroef klepspeling M6x0,75 11 Nm
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Banjobout olieleiding M8 10 Nm
Schroef dynamodeksel M8 10 Nm
Schroef nokkenas-tandwiel M8 28 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M8 10 Nm
Sproeierschroef olieleiding M8 10 Nm
Schroef cilinderkop M10 1e niveau
40 Nm
2e niveau
50 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 195
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M12x1 60 Nm
Bougie M12x1,25 17 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olie-aftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Ontluchtingsadapter motorhuis M12x1,5
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef kort M16x1,5 10 Nm Geolied met motorolie
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
243™
Schroefadapter koelsysteem in het
bovenste deel van cilinderkop
M20x1,5
Loctite
®
577
Sluitschroef oliezeef lang M20x1,5 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR 196
Carburateurtype KEIHIN FCR-MX 39
Kengetal carburateur 3925H
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef voor stationair mengsel
open 1,0 omwenteling
Aanslag pompmembraan 2,15 mm
Hoofdsproeier 170
Sproeiernaald OBDVT
Stationaire sproeier 42
Hoofdluchtsproeier 200
Stationaire luchtsproeier 100
Koude startsproeier 85
Schuifklep 15
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 197
Frame Dubbel wiegframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geë-
loxeerd
Wielophanging
voor Enkelvoudige wielophanging met dubbele wieldraagarm
achter Starre as
Veerweg
voor 275 mm
achter 272 mm
Naspoor
voor 46 mm
Sporing
voor 0 mm
Wielvlucht
voor
Spoorbreedte
voor 1.115 mm
achter 1.148 mm
Wielstand 1.280±10 mm
Draaicirkel 5.625 mm
Waterdiepte 330 mm
Zadelhoogte onbelast 820 mm
Carrosseriehoogte, onbelast 290 mm
Gewicht
zonder brandstof 168 kg
volgetankt 176 kg
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 198
Maximale asbelasting
voor 160 kg
achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Voertuiglengte 1.810 mm
Voertuigbreedte 1.148 mm
Voertuighoogte 1.125 mm
Remsysteem
voor Schijfremmen, remklauwen vast gelagerd, 4 remzuigers per rem-
klauw
achter Schijfrem, remklauw, vlottend gelagerd, 1 remzuiger
Remschijven diameter
voor 180 mm
achter 200 mm
Remschijven slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning 1,0 bar
Velgen
voor 5x10" DWT Al 6061
achter 8x9" DWT Al 6061
Overbrenging achterwiel 15:37
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 37, 38, 39
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 199
Accu YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
23.1Lampen
Koplamp S2 / sokkel BA20d 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W1,2W / sokkel W2x4,6d 12 V
1,2 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummperplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
23.2Banden
Banden voor Banden achter
21 x 7.00 - 10 20 x 11.00 - 9
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 200
23.3Vulhoeveelheid - brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 207)
Brandstofreserve ca. 3 l
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER VOOR 201
24.1Optie: KT 770...
Schokdempertype 36PRC
Settingnummer KT 770...
Ingaande demping
Standaard 14 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Uitgaande demping
Standaard 20 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Cross-over 17±1,5 mm
Clippositie veervoorspanning
Standaard 7e positie van boven
Komt overeen met een veervoorspanning van 5 mm
Veervoorspanning 5 mm
Veerconstante hoofdveer 21… 30 N/mm
Veerconstante hulpveer 30 N/mm
Veerlengte hoofdveer 275 mm
Veerlengte hulpveer 60 mm
Inbouwlengte 463 mm
24.2Optie: KT 870...
Schokdempertype 36PRC
Settingnummer KT 870...
Ingaande demping
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER VOOR 202
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Uitgaande demping
Standaard 20 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Cross-over 14±1,5 mm
Clippositie veervoorspanning
Standaard 8e positie van boven
Komt overeen met een veervoorspanning van 9 mm
Veervoorspanning 9 mm
Veerconstante hoofdveer 21… 30 N/mm
Veerconstante hulpveer 30 N/mm
Veerlengte hoofdveer 275 mm
Veerlengte hulpveer 60 mm
Inbouwlengte 460 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ACHTER 203
25.1Optie: KT 771...
Schokdempertype 46PRCQ
Settingnummer KT 771...
Ingaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Veervoorspanning
Standaard 3 mm
Veerconstante 62 N/mm
Veerlengte 250 mm
Inbouwlengte 457 mm
25.2Optie: KT 871...
Schokdempertype 46PRCQ
Settingnummer KT 871...
Ingaande demping
Standaard 17 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
Uitgaande demping
Standaard 15 klikken
Maximale afwijking van de standaardwaarde 5… 5 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ACHTER 204
Veervoorspanning
Standaard 3 mm
Veerconstante 62 N/mm
Veerlengte 250 mm
Inbouwlengte 449 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 205
Overige moeren chassis M6 15 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef aan tank M6 6 Nm
Schroef remklauw achter M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaalcilinder M6 7 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spanmoer achterwielas M6 10 Nm
Overige moeren chassis M8 30 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef achterwielexcentriek M8 20 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kroonplaat M8 20 Nm
Schroef lagerbok stuur M8 25 Nm
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remklauw achter M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Moer stuuradapter M10 45 Nm
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 50 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef A-arm boven M10x52 45 Nm
Schroef A-arm onder M10x70 45 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 206
Schroef motorhouder M10 60 Nm
Schroef schokdemper voor M10 45 Nm
Schroef stuurkolom onder aan stuurhen-
del
M10 25 Nm
Schroef voetsteun M10 45 Nm
Moer kettingwielschroef M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Moer kogelkop A-arm boven M10x1,25 35 Nm
Moer spoorstangkop M10x1,25 45 Nm
Wielmoer M10x1,25 45 Nm
Moer wielnaaf voor M12 70 Nm
Schroef schokdemper achter boven M12 60 Nm
Schroef schokdemper achter onder M12 70 Nm
Contramoer spoorstang binnen M12LHx1,25 20 Nm
Contramoer spoorstang buiten M12x1,25 20 Nm
Moer A-arm boven M12x1,25 30 Nm
Moer kogelkop A-arm onder M12x1,5 40 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer wielnaaf achter M18x1,5 130 Nm
Schroef stuurkolom boven M20x1,5 25 Nm
Schroef stuurkolom onder M20x1,5 40 Nm
Spanmoer achterwielas 2"-10UNS-2B-LH 25 Nm Geldt alleen bij gebruik van:
Dopsleutel 46 mm
(83019010461)
GEBRUIKSSTOFFEN 207
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Duurzaam vet
Volgens
NLGI
Voorgeschreven waarde
Alleen vet gebruiken dat voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschappen
beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fett 2000
Hydraulische olie (15)
Volgens
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
GEBRUIKSSTOFFEN 208
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
Anti Freeze
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 213)
SAE ( pag. 213) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 213)
SAE ( pag. 213) (SAE 5W/40)
GEBRUIKSSTOFFEN 209
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
HULPSTOFFEN 210
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
HULPSTOFFEN 211
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
HULPSTOFFEN 212
Smeermiddel (T625)
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Molykote
®
te gebruiken.
Leverancier
Molykote
®
33 Medium
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 213
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 214
INDEX
A
Accu
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Achterwielexcentriekl
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
B
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Basisbeginselen wijzigen chassisinstellingen . . . . . . . . . . . . . . 70
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bekleding voor
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186-190
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Frontkap
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
G
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Hotstart-knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
INDEX 215
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 47
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 50
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159-160
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Koppeling
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Luchtfilter
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Motorbescherming
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
INDEX 216
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Noodstopschakelaar met veiligheidskoord . . . . . . . . . . . . . . . . 26
O
Oliefilter
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
P
Parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
R
Radiateurspoiler
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Radiateurventilator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Remplaketten van de achterwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Remplaketten van de voorwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Remvloeistof van de achterwielrem
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Remvloeistofpeil van de achterwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
INDEX 217
Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Rijden
algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
bergaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
bergop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
bochten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
dwars over helling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
keren op hellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
motor uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
rijden door water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
stoppen, parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Rijtraining . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
S
Schakelen
versnellingen voor vooruitrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Schokdemper achter
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
settingnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Schokdemper voor
cross-over instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
settingnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66-69
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Spatbord achter
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Speling gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Sporing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Stuur
blokkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
deblokkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
INDEX 218
T
Tachometer
functiebeschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
kilometers of mijlen instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205-206
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193-195
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197-200
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191-192
schokdemper achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203-204
schokdemper voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201-202
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Versnellingshendel
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Voertuig
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Wiel/wielen
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Wielvlucht
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 154
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
06/2010 Foto: Mitterbauer
*3211604nl*
3211604nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221

KTM 525 XC ATV 2011 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor