Panasonic DMCFX520 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
Digitale Camera
Model Nr.
DMC-FX500/DMC-FX520
VQT1Q60
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden
onder licentie gebruikt.
- 2 -
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Geachte Klant,
Wij willen van de gelegenheid gebruik maken u te bedanken voor de aanschaf van deze
Panasonic Digitale Fotocamera. Lees deze handleiding met aandacht en bewaar hem
binnen handbereik voor toekomstige raadpleging.
Informatie voor Uw Veiligheid
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht.
Het opnemen van reeds beschreven banden of schijven, of ander gepubliceerd of
uitgezonden materiaal, voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik, kunnen
een overtreding van het auteursrecht vormen. Zelfs voor privé-gebruik kan het
opnemen van bepaald materiaal aan beperkingen onderhevig zijn.
Houdt u er rekening mee dat de huidige bedieningselementen, de onderdelen, de
menu-opties enz. van uw Digitale Camera enigszins af kunnen wijken van de illustraties
die in deze Handleiding voor Gebruik opgenomen zijn.
SDHC Logo is een handelsmerk.
Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft Corporatie.
Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
WAARSCHUWING:
OM HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF
PRODUCTBESCHADIGING TE VERKLEINEN,
STELT U DIT APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN, VOCHT, DRUPPELS OF
SPETTERS, EN MAG U GEEN VOORWERPEN WAARIN EEN VLOEISTOF ZIT
BOVENOP HET APPARAAT PLAATSEN.
GEBRUIKT U UITSLUITEND DE AANBEVOLEN ACCESSOIRES.
VERWIJDERT U NIET DE AFDEKKING (OF HET ACHTERPANEEL). ER BEVINDEN
ZICH GEEN ONDERDELEN IN HET APPARAAT DIE DOOR DE GEBRUIKER MOETEN
WORDEN ONDERHOUDEN. LAAT ONDERHOUD OVER AAN VAKBEKWAAM
ONDERHOUDSPERSONEEL.
HET STOPCONTACT MOET IN DE NABIJHEID VAN HET APPARAAT
GEÏNSTALLEERD WORDEN EN MAKKELIJK BEREIKBAAR ZIJN.
GEVAAR
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang alleen
door een zelfde soort batterij of equivalent, die door de fabrikant aanbevolen worden.
Gooi de gebruikte batterijen weg zoals door de fabrikant voorgeschreven wordt.
Waarschuwing
Gevaar voor brand, explosie en vuur. Niet uit elkaar halen, verhitten boven 60 xC of
verassen.
Het productidentificatielabel bevindt zich aan de onderkant van de apparaten.
Voor Gebruik
- 3 -
Over de batterijoplader
De batterijoplader is in de stand-byconditie wanneer de AC-stroom geleverd wordt.
Het primaire circuit is altijd “onder stroom” zo lang als de batterijoplader aangesloten is op een
elektrische uitlaat.
Over het batterijenpakket
Niet verhitten of aan vlam blootstellen.
De batterij(en) niet in een auto laten liggen, blootgesteld aan direct zonlicht gedurende een
lange tijd met deuren en ramen dicht.
WAARSCHUWING!
OM EEN GOEDE VENTILATIE TE VERZEKEREN, DIT APPARAAT NIET IN EEN
BOEKENKAST, EEN INGEBOUWDE KAST OF EEN ANDERE GESLOTEN RUIMTE
INSTALLEREN OF GEBRUIKEN. ZORG ERVOOR DAT DE VENTILATIEWEGEN NIET
DOOR GORDIJNEN OF ANDERE MATERIALEN WORDEN AFGESLOTEN, OM GEVAAR
VOOR ELEKTRISCHE SCHOK OF BRAND TEN GEVOLGE VAN OVERVERHITTING TE
VOORKOMEN.
ZORG DAT DE VENTILATIE-OPENINGEN VAN HET APPARAAT NIET GEBLOKKEERD
WORDEN DOOR KRANTEN, TAFELKLEEDJES, GORDIJNEN, OF IETS DERGELIJKS.
ZET GEEN OPEN VUUR, ZOALS BRANDENDE KAARSEN, OP HET APPARAAT.
DOE LEGE BATTERIJEN WEG OP EEN MILIEUVRIENDELIJKE MANIER.
- 4 -
Voor Gebruik
Wat u wel en niet met het toestel mag doen
Het toestel niet erg schudden of stoten.
U kunt hiermee de lens of de LCD-monitor beschadigen, problemen met het toestel
veroorzaken, of het opnemen onmogelijk maken.
We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
Wees bijzonder voorzicht op de volgende plaatsen die problemen met
het toestel kunnen veroorzaken.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in het toestel kan komen zoals op een strand of op
plaatsen waar het regent.
De lens en de uitlaten niet aanraken met vuile handen. Ook oppassen
dat er zich geen vloeistoffen, zand en andere er niet toe doende stoffen in de nabijheid
van de lens, knopen, enz. bevinden.
Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een droge doek gebruiken om het
toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Voor Gebruik
- 5 -
Over Condensatie (Wanneer de lens en LCD-monitor beslagen zijn)
Condensatie doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of -vochtigheid verandert. Pas
op condensatie, aangezien dit vlekken op de lens en de LCD-monitor, schimmel en storing van
het toestel veroorzaakt.
Als er condens in de camera komt, zet u het toestel uit en laat het ongeveer 2 uur met rust. De
aanslag verdwijnt vanzelf als de camera weer op kamertemperatuur komt.
Lees ook de “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik”. (P144)
- 6 -
Inhoud
Voor Gebruik
Informatie voor Uw Veiligheid ...................2
Beknopte gebruiksaanwijzingen................8
Standaard Accessoires ...........................10
Namen van de onderdelen......................11
Hoe het Aanraakpaneel te gebruiken......13
• Wat u Kunt Doen m.b.v.
Aanraakoperatie ...............................14
Voorbereiding
De batterij opladen..................................15
Over de batterij
(Opladen/Aantal opnamen).....................17
Een kaart of batterij in het toestel doen ... 19
Over het ingebouwde
geheugen/de kaart ..................................21
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................23
• Veranderen van de klokinstelling
(In programma-AE-functie) ...............24
Menu instellen.........................................25
• Menuonderdelen instellen.................26
• Gebruik van het snelle menu ............28
Over het set-up Menu .............................29
Het selecteren van de
[OPNAME] Functie..................................35
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de
automatische functie
(Intelligente Automatische Functie).........37
• Scènedetectie ...................................39
• Compensatie van de
achtergrondverlichting ......................39
• Over de flits.......................................40
• Instellingen in intelligente
automatische functie.........................40
Het maken van beelden met uw
favoriete instellingen
(AE-programmafunctie)...........................41
• Scherpstellen ....................................42
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer
deze zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u
wilt makenbevindt) ............................42
• Golfstoring (camerabeweging) ..........43
Beelden maken met de zoom..................44
• Gebruik van de Optische
Zoom/Gebruik van de Extra
Optische Zoom (EZ)/Gebruik
van de Digitale Zoom........................44
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.])...............................46
• De Aanraakzoom gebruiken..............47
• Schakelen van de
[AFSPELEN] functie..........................48
Beelden wissen .......................................49
• Om een enkele opname
uit te wissen ......................................49
• Om meerdere beelden (tot 50)
te wissen of alle beelden te wissen...49
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor ..............................51
Beelden maken met de
ingebouwde flits.......................................54
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................54
Close-up’s maken....................................59
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................60
Beelden Maken met
Focus en Belichting Ingesteld op
Onderwerp (Aanraking AF/AE)................61
Beelden Maken met Ingestelde Opening
(Openingsprioriteit AE) ............................62
Beelden maken met Instellen Sluitertijd
(Sluiterprioriteit AE) .................................63
Beelden Maken met
Belichting Handmatig Ingesteld
(Handmatige belichting) ..........................64
Openingswaarde en sluitertijd.................66
Belichtingscompensatie...........................68
Beelden maken met Auto Bracket...........69
Opnamen maken met een scènefunctie
die past bij de omstandigheden
(Scènefunctie) .........................................70
• [PORTRET] .......................................71
• [GAVE HUID] ....................................71
• [ZELFPORTRET] ..............................72
• [LANDSCHAP] ..................................72
• [SPORT]............................................72
• [NACHTPORTRET]...........................73
• [NACHTL. SCHAP] ...........................73
• [VOEDSEL] ......................................73
• [PARTY] ............................................74
• [KAARSLICHT]..................................74
- 7 -
• [BABY1]/[BABY2]..............................75
• [HUISDIER].......................................76
• [ZONSONDERG.] .............................76
• [H. GEVOELIGH.] .............................76
• [HI-SPEED BURST]..........................77
• [STERRENHEMEL] ..........................78
• [VUURWERK]...................................78
• [STRAND] .........................................79
• [SNEEUW] ........................................79
• [LUCHTFOTO] ..................................79
Bewegende beelden ...............................80
Nuttige functies op reisbestemmingen....83
• De dag van uw vakantie opslaan
waarop u de foto maakt ....................83
• Opnamedata/Tijden op Overzeese
Reisbestemmingen (Wereldtijd)........85
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken...87
• [FOTO RES.].....................................87
• [KWALITEIT].....................................88
• [ASPECTRATIO]...............................89
• [SLIMME ISO]...................................89
• [GEVOELIGHEID].............................90
• [WITBALANS] ...................................91
• [MEETFUNCTIE] ..............................93
• [AF MODE]........................................94
• [QUICK AF].......................................95
• [BURSTFUNCTIE] ............................96
• [I.CONTRAST] ..................................97
• [DIG. ZOOM].....................................97
• [KLEUR EFFECT].............................97
• [FOTO INST.]....................................98
• [STABILISATIE] ................................99
• [KORTE SLUITERT.] ........................99
• [AUDIO OPNAME] ..........................100
• [AF ASS. LAMP] .............................100
• [KLOKINST.] ...................................100
Gevorderd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling) ....................................101
Meervoudige Beelden
([MEERVOUDIG AFSPELEN])
afbeelden ..............................................104
Beelden afspelen volgens
opnamedatum ([KALENDER]) ..............105
Beelden afspelen op de
Dubbele Display ([DUBBEL AFSP.]) .....106
Beelden Selecteren en deze Afspelen
([CATEGOR. AFSP.]/
[FAVORIET AFSP.])...............................107
• [CATEGOR. AFSP.]........................107
• [FAVORIET AFSP.].........................108
Beelden organiseren
([EENVOUDIG ORDENEN])..................109
• [FAVORIETEN] ...............................110
• [BEWERKEN]..................................111
• [WISSEN] ........................................115
Bewegende beelden
terugspelen/Beelden met geluid............116
• Bewegende beelden .......................116
• Beelden met geluid .........................116
Stilstaande beelden maken van
een filmpje.............................................117
Het functiemenu
[AFSPELEN] gebruiken.........................119
• [TEKST AFDR.]...............................119
• [MULTI RESIZE] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................121
• [ASPECT CONV.] ...........................122
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN] ........123
• [DPOF PRINT] ................................124
• [BEVEILIGEN].................................126
• [AUDIO DUB.] .................................127
• [KOPIE] ...........................................128
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC.............................129
Beelden afdrukken ................................132
• Een beeld kiezen en uitprinten........133
• Meerdere beelden kiezen en
uitprinten .........................................134
• Printinstellingen...............................135
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................138
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel (bijgeleverd).....................138
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................139
• Afspelen op de TV Met
Componentaansluiting....................140
Overige
Schermdisplay.......................................141
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik...144
Waarschuwingen op het scherm...........148
Functies die niet ingesteld kunnen
worden of niet zullen werken onder
bepaalde omstandigheden....................151
Problemen oplossen..............................154
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................163
Specificaties ..........................................166
- 8 -
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
De batterij opladen. (P15)
De batterij wordt niet opgeladen voor de
verzending. Laad dus de batterij eerst
op.
plug-in type
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P19)
Als u geen kaart (optioneel) gebruikt,
kunt u opnamen opnemen of
terugspelen met het ingebouwde
geheugen (P21) .P22 raadplegen als u
een kaart gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar naar [¦/!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P37)
1
90
2
3
2
1
ONOFF
Voor Gebruik
- 9 -
Speel de opnamen terug af.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
focusschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wilt bekijken.
(P46)
4
1
- 10 -
Voor Gebruik
Standaard Accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
1 Batterijpakket
(In de tekst wordt deze aangeduid als batterij)
2 Batterijoplader
(In de tekst wordt deze aangeduid als oplader)
3 AC-Kabel
4 USB-kabel
5 AV-Kabel
6 CD-ROM
Software
7 CD-ROM
Gebruiksaanwijzing
8 Draagriem
9 Batterijhouder
10 Styluspen
De accessoires en hun vorm zullen verschillen afhankelijk van het land of zone waar het toestel
aangeschaft is.
Worden de SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de MultiMediaCard aangeduid als
kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
Voor Gebruik
- 11 -
Namen van de onderdelen
1 Flits (P54)
2 Lens (P5, 145)
3 Zelfontspannerlampje (P60)/
AF assistentielamp (P100)
4 Aanraakpaneel/LCD-monitor (P13, 51, 141)
5 Statuslampje (P20, 31, 37)
6 [MENU/SET] knop (P23)
7 [DISPLAY] knop (P51)
8 [Q.MENU] (P28)/Wis (P49) knop
9 [MODE] knop (P35)
10 [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar (P25)
11 Joystick
A: 3/Belichtingscompensatie (P68)/
Auto bracket (P69)/
Witbalansafstelling (P92)/
Compensatie van de
achtergrondverlichting (P39)
B: 4/Macrofunctie (P59)
C: 2/Zelfontspanner (P60)
D: 1/Flitsinstelling (P54)
De joystick wordt op twee verschillende manieren gehanteerd: deze kan in de op,
neer, linker en rechter richtingen verplaatst worden om een operatie uit te voeren, of
deze kan ingedrukt worden om te selecteren. In deze handleiding, wordt dit
weergegeven zoals afgebeeld in de figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
Voorbeeld: Wanneer de joystick naar 2 (links)
verplaatst wordt
Plaats uw vinger op de joystick en verplaats de joystick naar
links.
of Verplaats 2
Voorbeeld: Wanneer de [MENU/SET] knop ingedrukt is
Druk de joystick weer echt in.
of Op [MENU/SET]
drukken
123
104 9
5
7
8
11
6
D
A
B
C
- 12 -
Voor Gebruik
12 Toestel AAN/UIT (P23)
13 Zoomhendeltje (P44)
14 Luidspreker (P116)
15 Microfoon (P80, 100, 127)
16 Ontspanknop (P37, 80)
17 Lusje voor draagriem
Zorg ervoor de riem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om er
zeker van te zijn dat u het niet laat vallen.
18 Objectiefcilinder
19 [COMPONENT OUT] aansluiting (P140)
20 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P129,
132, 138)
21 [DC IN] aansluiting (P129, 132)
Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
U kunt de batterij niet in het toestel opladen, ook niet als de AC-adapter (optioneel) erop
aan is gesloten.
22 Statiefbevestiging
Zet het statief goed vast als u het toestel
erop bevestigt.
23 Kaart/Batterijklep (P19)
24 Vrijgavehendeltje (P19)
12
14
13
15 16
2
1
1
8
2
0
21
1
9
1
7
22 23
24
Voor Gebruik
- 13 -
Hoe het Aanraakpaneel te gebruiken
U kunt te werk gaan door direct de LCD-monitor (aanraakpaneel) aan te raken met uw
vinger.
Het is gemakkelijker de styluspen (meegeleverd) te gebruiken voor gedetailleerde operatie
zoals titelbewerking of als het moeilijk is met uw vingers te werk te gaan.
Aantekening
Niet op de LCD-monitor drukken met harde puntige voorwerpen, zoals balpennen.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Wrijf de LCD-monitor schoon met droge zachte doek wanneer deze vuil wordt met
vingerafdrukken en dergelijke.
Niet krassen op de LCD-monitor of er hard op drukken.
Alleen de meegeleverde stylus gebruiken.
Deze niet daar plaatsen waar kleine kinderen erbij kunnen.
De stylus kan bevestigd worden aan een riem (meegeleverd) zoals afgebeeld.
De stylus niet op de LCD-monitor plaatsen wanneer u deze opslaat. De LCD-monitor zou stuk
kunnen gaan wanneer de stylus hard tegen de LCD-monitor gedrukt wordt.
Aanraken
Het aanraakpaneel aanraken en vrijgeven.
Deze wordt gebruikt om icoon of beeld te selecteren.
Slepen
Een beweging zonder vrijgeven van het aanraakpaneel.
Deze wordt gebruikt om het bereik te veranderen van
getoonde beeld, of het scherm te schakelen met de scroll
bar.
Als u de verkeerde icoon selecteert, kunt u naar een andere
icoon slepen en zal deze die icoon selecteren doordat u
vrijgeeft met uw vinger.
Over de Styluspen
- 14 -
Voor Gebruik
Hieronder volgen voorbeelden van wat u kunt doen m.b.v. aanraakoperatie.
Aantekening
Menu-item kan niet ingesteld worden met aanraakoperatie. Instellen met de joystick.
Wat u Kunt Doen m.b.v. Aanraakoperatie
Wanneer u opneemt
[OPNAME] functie
(P35) selecteren
[OPNAME] functie kan
geselecteerd worden
door aanraken.
AanraakAF/AE (P61)
Het is mogelijk de
focus en belichting in
te stellen op het op het
aanraakpaneel
gespecificeerde
onderwerp.
Lensopening
Instelling (P62, 64)
Sluitertijd Ingestelde
Instelling (P63, 64)
Belichtingscompens
atie (P62
, 63)
Instelling voor
openingswaarde of
sluitertijd of
belichtingscompensati
e kan ingesteld worden
door de instelstaven
aan te raken die
afgebeeld worden op
het scherm.
Wanneer u terugspeelt
[AFSPELEN] functie
(P48) selecteren
[AFSPELEN] functie
kan geselecteerd
worden door aanraken.
Beeld Afspelen
Aanraakzoom (P47)
Een beeld kan verder/
teruggespeeld of
vergroot worden in
afspelen door het
scherm aan te raken.
[EENVOUDIG
ORDENEN] (P109)
De volgende operaties
kunnen uitgevoerd
worden m.b.v. het
aanraakpaneel.
Favoriete Instellingen
Aanraakzoom
Bewerken
[NW. RS.]
[BIJSNIJD.]
[TITEL BEW.]
Wissen
[DIASHOW] (P101)
Instelling voor
diavoorstelling kan
uitgevoerd worden
m.b.v. het
aanraakpaneel.
Voorbereiding
- 15 -
Voorber eid ing
De batterij opladen
Gebruik hiervoor de oplader.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC tot 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn.)
Steek de batterij in de goede richting.
Steek de stekker van de oplader in
het stopcontact.
De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over zoals
op de afbeelding.
Het laden start als het lampje [CHARGE] A
groen oplicht.
Het laden is voltooid wanneer de [CHARGE]
indicator A uitgaat (na ongeveer maximum
120 min).
plug-in type
inlaattype
Maak de batterij los als deze
opgeladen is.
1
2
90
3
- 16 -
Voorbereiding
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterij is te heet of te koud. Het zal langer duren dan normaal om de batterij op te laden.
Het kan ook zijn dat de batterij niet helemaal opgeladen wordt.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De batterij kan weer opgalden worden ook wanneer deze nog niet helemaal leeg is, maar het is
niet aan te raden dat de batterij vaak even bijgeladen wordt terwijl de batterij vrijwel helemaal
opgeladen is. (De batterij heeft eigenschappen die zijn werkingsduur zullen reduceren en de
batterij zullen doen opzwellen.)
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
Voorbereiding
- 17 -
Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (De
statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of vervang
deze met een volle batterij.
Levensduur van de batterij
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
¢
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (16 MB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE2]).
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal beelden dat u kunt maken neemt af in Automatische LCD-versterkingsfunctie,
LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie (P30).
Aantal beelden
Ongeveer 280 opnamen (Ongeveer 140 min)
(Volgens CIPA-standaard in programma-AE-functie)
- 18 -
Voorbereiding
Het aantal op te nemen beelden varieert afhankelijk van de intervaltijd van de
opname. Hoe langer de intervaltijd van het beeld, hoe minder op beelden er
opgenomen kunnen worden. [b.v. Wanneer u elke 2 minuten een opname maakt,
neemt het aantal op te nemen beelden af tot ongeveer 70.]
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
Opladen
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
De opnametijd zal enigszins variëren afhankelijk van de status van de batterij en de
omstandigheden in de oplaadomgeving.
Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Aantekening
De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang
meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal
leeg is.
De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
Terugspeeltijd Ongeveer 300 min
Oplaadtijd Ongeveer 120 min maximum
Voorbereiding
- 19 -
Een kaart of batterij in het toestel doen
Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Zet deze er helemaal in en let op
de richting waarin u deze erin doet. Trek
de hendel A in de richting van de pijl om
de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: Raak de aansluitingen op de achterkant van
de kaart niet aan.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1: Sluit de kaart/batterijklep.
2: Zet het vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
1
B
A
2
3
- 20 -
Voorbereiding
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden
verloren kunnen gaan.)
Voorbereiding
- 21 -
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
Geheugengrootte: Ongeveer 50 MB
Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P128)
De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k
>ð (Toegangaanduiding
¢
)
Als u de kaart gebruikt
(Toegangaanduiding
¢
)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
- 22 -
Voorbereiding
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen
bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen
die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing
voordat u het toestel gebruikt.)
U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die overeenstemming aangeeft met
SD-standaard) als u kaarten gebruikt met 4 GB of groter vermogen.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.co.jp/pavc/global/cs
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterij of kaart ervan niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsaanduiding brandt [wanneer beelden gelezen of
gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt (P34)].
Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie of stoten. De kaart of de gegevens op de
kaart zouden beschadigd kunnen raken en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen
werken.
De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart
stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P34)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Kaart
Soort kaart Eigenschappen
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of
FAT16 formaat in overeenstemming met
de SD-standaard)
Snelle opname en grote schrijfsnelheid.
Schakelaar schrijfbescherming A
voorzien. (Wanneer deze schakelaar in
de [LOCK] positie staat, is er geen
verder schrijven, wissen of formatteren
van gegevens meer mogelijk. De
mogelijkheid tot schrijven, wissen en
formatteren van gegevens wordt hernomen wanneer
de schakelaar in zijn originele positie teruggezet
wordt.)
SDHC-geheugenkaart (4 GB, 8 GB,
16 GB)
¢
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32
formaat in overeenstemming met de
SD-standaard)
MultiMediaCard Alleen stilstaande beelden.
2
A
Voorbereiding
- 23 -
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
We raden aan [TAAL] (P34) te selecteren vanaf het [SET-UP] menu (P29) voordat u
de datum/tijd instelt.
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 2/1 om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut of displayopeenvolging) te
selecteren, en verplats vervolgens 3/4 om
in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P85)
: Annuleren zonder de klok in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de
Veranderen van de
klokinstelling (In programma-AE-functie)
procedure hieronder te volgen.
Zet het toestel aan.
Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit
bericht verschijnt niet in [AFSPELEN] functie.)
A Joystick
1
ONOFF
A
2
:
:
3
4
- 24 -
Voorbereiding
1 Druk op [MENU/SET].
2 Verplaats 3/4 om [KLOKINST.] te selecteren.
3 Verplaats 1 en vervolgens de stappen 3 en 4 uitvoeren om de klok in te stellen.
4 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt de klok ook in het [SET-UP] menu instellen. (P29)
Aantekening
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
Wanneer een helemaal opgeladen batterij meer dan 24 uur erin zit, wordt het opladen van de
ingebouwde batterij voor de klok voltooid zodat de klokinstelling opgeslagen zal worden (in het
toestel) voor minstens 3 maanden ook al wordt de batterij verwijderd. (Als u een batterij erin
doet die niet voldoende opgeladen is, kan de tijdsduur van de klokinstelling korter worden.)
U kunt het jaar instellen tussen 2000 en 2099. Er wordt gebruik gemaakt van het 24 uren
systeem.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P119) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
Veranderen van de klokinstelling (In programma-AE-functie)
Voorbereiding
- 25 -
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken onder bepaalde
omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
Voor details, verwijzen naar P151.
A [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar
( [AFSPELEN] functiemenu (P119 tot 128) ! [OPNAME] functiemenu (P87 tot 100)
Dit menu laat u de
draaiing, bescherming
of DPOF-instellingen,
enz. van de
opgenomen beelden
maken.
Dit menu lat u de
kleuring,
gevoeligheid,
aspectratio, aantal
pixels en andere
aspecten instellen van
de beelden die u aan
het opnemen bent.
[SET-UP] menu (P29 tot 34)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
A
- 26 -
Voorbereiding
Deze sectie beschrijft hoe de functie-instellingen van de programma-AE te selecteren en
dezelfde instelling kan gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en ook voor het
[SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanuit [
Ø] naar [š] in de normale AE-functie
Menuonderdelen instellen
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET]-knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar
C [MODE] knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar naar [¦/!] en druk
vervolgens op [MODE].
Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
stap
4.
Raak [PROGRAM AE] aan.
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
Menu-item kan niet ingesteld worden met
aanraakoperatie. Instellen met de joystick.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
1
2
ONOFF
C
B
A
3
4
Voorbereiding
- 27 -
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Overschakelen naar het [SET-UP] menu
Verplaats 2.
Verplaats 4 om het [SET-UP]
menupictogram te kiezen [ ].
Verplaats 1.
Kies een menuonderdeel en stel het in.
Verplaats 3/4 om [AF MODE] te
selecteren.
Selecteer het item helemaal onderaan en verplaats 4
om naar het tweede scherm te verplaatsen.
Verplaats 1.
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Verplaats 3/4 om [š] te selecteren.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
1
2
3
5
6
7
8
9
- 28 -
Voorbereiding
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl [STABILISATIE] (P99) geselecteerd is, kan
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] afgebeeld worden.
Gebruik van het snelle menu
Druk op [Q.MENU] en houd dit ingedrukt
tijdens het opnemen.
Verplaats 3/4/2/1 om het
menuonderdeel te kiezen en de instelling
en druk dan op [MENU/SET] om het menu
te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
1
2
Q.MENU
A
Voorbereiding
- 29 -
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [AUTO REVIEW] en [BESPARING] zijn belangrijke onderdelen. Controleer
de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD],
[REISDATUM], [TOON] en [TAAL] ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P26 raadplegen.
Raadpleeg P23 voor details.
Raadpleeg P85 voor details.
U [KLOKINST.] De datum en de tijd instellen.
[WERELDTIJD]
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[BESTEMMING]:
U reisbestemming
[HOME]:
Uw woongebied
[LCD SCHERM] De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
- 30 -
Voorbereiding
De Hoge-hoekfunctie wordt ook geannuleerd als u de camera uitzet of de [BATT. BESP.] hebt
ingeschakeld.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
Het aantal beelden dat opgenomen kan worden neemt af in Automatische
LCD-versterkingsfunctie, LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
[LCD MODE]
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker voor u om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent of
wanneer u het toestel hoog boven uw hoofd houdt.
[OFF]
[AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
Å [GR. KIJKHOEK]:
De LCD-monitor is gemakkelijker zichtbar wanneer u beelden
maakt met het toestel hoog boven uw hoofd.
r [TOON]
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[SHUTTER VOL.]:
[ ] (Geluid uit)
[] (Laag)
[ ] (Hoge)
[PIEPTOON]:
[]/[]/[]
[SHUTTER TOON]:
[]/[]/[]
u [VOLUME]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
LCD
1 2 3
1 2 3
Voorbereiding
- 31 -
De [PATROON] instelling is vastgesteld op [ ] in de intelligente automatische functie.
Raadpleeg P83 voor details.
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
[BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de Intelligente automatische functie.
[BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[RICHTLIJNEN]
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden
wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de
richtlijnen afgebeeld worden. (P51)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]/[ON]
[PATROON]:
[]/[]
[HISTOGRAM]
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
beelden. (P52)
[OFF]/[ON]
[REISDATUM]
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
[OFF]/[SET]
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [BATT. BESP.]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
Wanneer u beelden maakt, wordt de LCD-monitor automatisch
uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op
de instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
- 32 -
Voorbereiding
De automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht zijn instelling wanneer u auto
bracket (P69), [HI-SPEED BURST] (P77) in scènefunctie, burstfunctie (P96) gebruikt en
wanneer u stilstaande beelden opneemt met geluid (P100). (De beelden kunnen niet vergroot
worden).
In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P131)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P34) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt maar
dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [LCD ROTEREN] (P123) in [AFSPELEN]
functiemenu ingesteld op [ON].
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P75) en [HUISDIER] (P76) in
scènefunctie.
Het aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum in [REISDATUM]. (P83)
De instelling voor [WERELDTIJD] (P85).
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
o [AUTO REVIEW]
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
Voorbereiding
- 33 -
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
x [USB MODE]
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
| [VIDEO UIT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
[m/ft]
De eenheid veranderen die afgebeeld wordt voor de afstand
waarop beelden gemaakt kunnen worden.
[m]: De afstand wordt in meters afgebeeld.
[ft]: De afstand wordt in feet afgebeeld.
[TOUCH GUIDE]
Stel het handleidingscherm inclusief Aanraking AF/AE of
Aanrakingzoom in op weergave of niet.
[OFF]/[ON]
- 34 -
Voorbereiding
Gebruikt een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Schakel het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
Calibratie wordt niet uitgevoerd als de correcte positie niet aangeraakt wordt. Raak de [i]
markering weer aan.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
A Demonstratie camerabewegingsdetectie
B Demonstratie bewegingsdetectie
In terugspeelfunctie, kan [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] niet
afgebeeld worden.
Druk op [DISPLAY] om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] te
sluiten. Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] is een benadering.
[AUTO DEMO] heeft geen mogelijkheid tot TV-output.
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus
controleer de gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
[KALIBREREN]
Stel de positie van het aanraakpaneel af als er iets anders
geselecteerd is als wat u aangeraakt heeft of als de
aanraakhandeling niet reageert.
1 Op [MENU/SET] drukken.
2 Raak de oranje [r] markering,
die afgebeeld wordt op het
scherm op volgorde, aan met
de styluspen (meegeleverd)
(5 plaatsen).
Er wordt een bericht afgebeeld
wanneer de positie eenmaal
ingesteld is.
3 Op [MENU/SET] drukken om te
eindigen.
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
[DEMOFUNCTIE]
Selecteer dit om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] of de
mogelijkheden van het toestel af te beelden.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.]
[AUTO DEMO]: De mogelijkheden van het toestel worden
afgebeeld als een diavoorstelling.
DEMO
A
B
Voorbereiding
- 35 -
Functieschakeling
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
A [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar
B [MODE] Knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar naar [¦/!].
Op [MODE] drukken.
Raak de opnamefunctie aan om deze te
selecteren.
1
2
3
ONOFF
A
B
4
- 36 -
Voorbereiding
Lijst van [OPNAME] functies
Aantekening
Wanneer de functie geschakeld wordt van [AFSPELEN] functie naar [OPNAME] functie, zal de
eerder ingestelde [OPNAME] functie ingesteld worden.
¦ Intelligente automatische functie (P37)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
geselecteerd worden door het toestel.
» AE-programmafunctie (P41)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
¹ Openingsvoorrang AE-functie (P62)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde opening.
¼ Sluitervoorrang AE-functie (P63)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde sluitertijd.
º Handmatige belichtingsfunctie (P64)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde opening- en sluitertijd.
Û Scènefunctie (P70)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$ Bewegende beeldfunctie (P80)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
Basiskennis
- 37 -
[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scèneherkenning/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsherkenning/[QUICK AF]/
[I.CONTRAST] (Intelligente Belichting)/Digitale Rode-ogencorrectie
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
De statusindicator 3 gaat branden wanneer u dit
apparaat aanzet 2. (Deze gaat na ongeveer
1 seconde uit.)
(1: Ontspanknop)
3
2
ONOFF
1
1
- 38 -
Basiskennis
Wanneer u beelden maakt met de flits (P54)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P44)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. Aanraking AF/AE (P61)
Aantekening
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
De voorkant van de lens niet aanraken.
Raak [INTELLIGENT AUTO] aan.
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
A Flits
B AF-lamp
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focusbereik is 5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot .
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
verder indrukken) en maak het beeld.
De kaartaanduiding (P21) wordt rood als er beelden
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
2
3
A
B
4
1
2
5
Basiskennis
- 39 -
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel heeft geoordeeld dat
toestelschudding minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de
sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Zorg ervoor het toestel niet te
bewegen terwijl u beelden maakt.
De meest gepaste scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte onderwerp tijdens
Aanraking AF/AE (P61).
Gezichtherkenning
Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, spoort het toestel automatisch het gezicht van een
persoon op en zullen de focus en de belichting erop aangepast worden (P95).
Onder achterlichtomstandigheden, wordt de belichting automatisch
gecorrigeerd zodat de helderheid van de gezichten optimaal zal zijn.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een
andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is,
De grootte van het onderwerp, De afstand naar het onderwerp, Het
contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt, Wanneer de zoom gebruikt
wordt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het voorwerp donker worden. De functie corrigeert het achtergrondlicht
door het hele beeld lichter te maken.
Verplaats 3.
Achterlicht kan ook gecompenseerd worden door
[BACKLIGHT] aan te raken.
Wanneer de achterlichtcompensatiefunctie geactiveerd is,
verschijnt [ ].
Verplaats opnieuw 3om deze functie te annuleren.
Scènedetectie
¦
> [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
Alleen wanneer [] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
Alleen wanneer [Œ] geselecteerd is
Compensatie van de achtergrondverlichting
- 40 -
Basiskennis
Wanneer [] geselecteerd is, zal digitale rode-ogencorrectie (P56) aangaan afhankelijk van
het soort onderwerp en de helderheid ervan, daarom zal het [ ], [ ], of [ ] worden.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, wordt de flits tweemaal geactiveerd.
Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
[FOTO RES.]
¢
(P87)/[ASPECTRATIO] (P89)/[BURSTFUNCTIE] (P96)/[KLEUR EFFECT]
¢
(P97)/[STABILISATIE]
¢
(P99)
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
[SET-UP] menu
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[REISDATUM]/[TOON]/[TAAL]
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[BELICHTING]/[AUTO BRACKET]/Witbalans fijne afstelling/[DIG. ZOOM]/[FOTO INST.]/
[KORTE SLUITERT.]/[AUDIO OPNAME]/[HISTOGRAM]
De andere items op het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in de functie zoals de
Programma AE functie. Wat ingesteld is zal weerspiegeld worden in de intelligente
automatische functie.
Over de flits
Instellingen in intelligente automatische functie
Onderdeel Instellingen
[RICHTLIJNEN] (P31) ([OPNAME INFO.]: [OFF])
[BESPARING]
([BATT. BESP.]) (P31)
[5MIN.]
[AUTO REVIEW] (P32) [2SEC.]
Focusbereik Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie.
[5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ] (P59)
De maximale close-upafstand (de kortste afstand waarop het
onderwerp genomen kan worden) verschilt afhankelijk van de
zoomvergroting.
Zelfontspanner (P60) 10 seconden
[KWALITEIT] (P88) A (Ingesteld op [] wanneer beeldgrootte [ ]
(0,3M ) is)
[SLIMME ISO] (P89)
[WITBALANS] (P91) [AWB]
[MEETFUNCTIE] (P93)
C
[AF MODE] (P94) š (Ingesteld op [] wanneer er geen gezicht kan worden
gevonden)
[QUICK AF] (P95) [ON]
[I.CONTRAST] (P97) [ON]
[AF ASS. LAMP] (P100) [ON]
ISOMAX
800
Basiskennis
- 41 -
[OPNAME] functie: ³
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(AE-programmafunctie)
Er kunnen nog veel meer menu-items ingesteld worden en u kunt beelden maken met
grotere vrijheid dan wanneer u beelden maakt in de intelligente automatische functie
(P37).
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P68)
Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P91)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar naar [¦/!] en druk
vervolgens op [MODE].
A [MODE] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar
Raak [PROGRAM AE] aan.
Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
(P87) verwijzen.
Richt de AF-zone op het punt waarop u wenst scherp te stellen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1 m (Tele) tot .
Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik,
Close-up’s maken (P59) raadplegen.
Druk de half ingedrukte ontspanknop
helemaal in om het beeld te maken.
De kaartaanduiding (P21) wordt rood als er beelden
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
1
A
B
2
3
4
5
- 42 -
Basiskennis
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Lensopening
¢
E Sluitertijd
¢
F ISO-gevoeligheid
¢ Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood.
(Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P94)
Onderwerpen en opnameomstandigheden waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Scherpstellen
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op
het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is
op het object
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan Knippert
AF-zone Wit>Groen Wit>Rood
Geluid Biept 2 keer Biept 4 keer
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
DEF
B
C
A
1/125
1/125
F2.8
F2.8
ISO
ISO
100
100
1/125F2.8
ISO
100
1/125
1/125
F2.8
F2.8
ISO
ISO
100
100
1/125F2.8
ISO
100
P
P
Basiskennis
- 43 -
Wanneer de beeldbibber alert [ ] verschijnt, [STABILISATIE] (P99), een statief of de
zelfontspanner (P60) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P70)
Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P123) ingesteld is op [ON])
Het beeld wordt misschien niet verticaal afgebeeld als u het gemaakt hebt met een naar boven
of naar beneden gericht toestel.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
Golfstoring (camerabeweging)
- 44 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿n
Beelden maken met de zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichterbij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken
[maximum van 8,9k], de beeldgrootte niet op de hoogste instelling zetten voor elke aspect
ratio (X/Y/W).
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Zoomtypes
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
Eigenschap Optische zoom
Extra optische zoom
(EZ)
Digitale zoom
Maximum
vergroting
5k 8
,9k
¢1
20k [inclusief optische zoom
5k]
35
,6k [inclusief extra optische
zoom 8
,9k]
Beeldkwaliteit
Geen verslechtering Geen verslechtering
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
Condities Geen
[FOTO RES.] met
(P87) is geselecteerd.
[DIG. ZOOM] (P97) op het
[OPNAME] menu is ingesteld
op [ON].
Schermdisplay
A [] is afgebeeld.
B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
De AF-zone wordt breder
wanneer de ontspanknop tot
de helft ingedrukt wordt in het
digitale zoombereik
¢2
.
T
W
T
W
A
T
W
T
W
B
Basiskennis
- 45 -
Wanneer de zoomfunctie gebruikt wordt, zak er een benadering verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m)
¢1 Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] instelling.
¢2 De zoomaanduiding op het scherm kan tijdelijk stoppen met bewegen als u het
zoomhendeltje op de uiterste Telestand zet. U kunt het digitale zoombereik instellen door het
zoomhendeltje continu op Tele te zetten of het zoomhendeltje één keer los te laten en het
vervolgens weer op Tele te zetten.
Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [ ] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen pixels)
–zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ geselecteerd is.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P60) aan om opnamen te maken.
- 46 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
[2]/[1] aan blijven raken links en rechts van het scherm tijdens afspelen.
Het bestandsnummer en het beeldnummer wijzigen alleen elk afzonderlijk. [2]/[1] loslaten
zodra het nummer van het gewenste terug te spelen beeld verschijnt om het beeld terug te
spelen.
Als u op blijft drukken, neemt het aantal verder-/teruggespeelde beelden toe.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar A naar [(].
B [MODE] Knop
Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond
Het beeld verder of terugspoelen door
[2]/[1] aan te raken links en rechts
van het scherm.
A Bestandsnummer
B Beeldnummer
C De vorige opname terugspelen
D De volgende opname terugspelen
Beeld kan ook verder-/teruggespoeld worden
door 2/1 te bewegen.
Snelheid van beeld verder/terug spoelen
verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
1
A
B
2
D
A
B
C
Basiskennis
- 47 -
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en
met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit ervan wordt.
De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P112)
Beelden gemaakt met andere apparatuur zouden niet met de Aanraakzoom behandeld kunnen
worden.
De Aanraakzoom gebruiken
Raak de [ ] aan rechts onderaan het
scherm.
Raak het te vergroten gedeelte aan.
1k>2k>4k>8k>16k
Portie dat aangeraakt wordt zal vergroot worden.
Beeld kan ook vergroot worden door de zoomhendel
richting [Z] (T) te draaien.
Deze zal terugkeren naar normaal afspelen door [ANNUL]
aan te raken.
Verplaats de af te beelden positie door het
beeld (P13) te slepen.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt
de aanduiding van de zoomstand A gedurende ongeveer
1 seconde.
Positie van het vergrootte gedeelte kan ook verplaatst
worden door [3]/[4]/[2]/[1] aan te raken of door 3/4/
2/1 te verplaatsen.
Het beeld zal terugkeren naar zijn originele grootte (1k) door aan te raken [ ].
De vergroting wordt ook minder door de zoomhendel naar [L] (W) te draaien.
Deze zal terugkeren naar normaal afspelen door [ANNUL] aan te raken na het instellen
van de vergroting op 1.
1
2
3
A
k1.0
- 48 -
Basiskennis
Lijst van [AFSPELEN] functies
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
1
Druk op [MODE] tijdens afspelen.
2 Raak het te selecteren item aan.
( [NORMAAL AFSP.] (P46)
Alle beelden worden afgespeeld.
K
[DIASHOW] (P101)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[EENVOUDIG ORDENEN] (P109)
Beelden kunnen bewerkt/gewist worden d.m.v. het aanraakpaneel.
Ü
[FAVORIET AFSP.] (P108)
¢
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] kan niet geselecteerd worden als er geen beeld ingesteld is als
[FAVORIETEN].
[KALENDER] (P105)
Beelden kunnen afgespeeld worden per opgenomen datum.
L
[MEERVOUDIG AFSPELEN] (P104)
Meervoudige beelden worden afgespeeld op één scherm.
[CATEGOR. AFSP.] (P107)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[DUBBEL AFSP.] (P106)
Beelden afspelen op de Dubbele Display
Basiskennis
- 49 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden, zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk dan
op [].
A [DISPLAY] knop
B [
] Knop
Verplaats 2 om [JA] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Op [] drukken.
Verplaats 3/4 om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Verplaats 3/4/2/1 om het beeld te
selecteren en druk vervolgens op
[DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze
stap.)
[ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] om dit
in te stellen.
1
B
A
2
1
2
3
DISPLAY
4
5
- 50 -
Basiskennis
Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P110) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES
WISSEN BEHALVEÜ], verplaats 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
Aantekening
Het toestel niet uitschakelen terwijl u aan het wissen bent (d.w.z. terwijl [] afgebeeld wordt).
Gebruik een voldoende opgeladen batterij of de AC-adapter (optioneel).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet conform de DCF-standaard zijn of beschermd zijn (P126), zullen deze niet
gewist worden als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 51 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd.
In opnamefunctie
In terugspeelfunctie
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal het histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
¢3 Als er een bepaalde tijd lang geen handeling uitgevoerd wordt, zal de aanraakicoon
verdwijnen.
Aantekening
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P70)
C Normale weergave
¢
1
D Non-display
¢
3
E
Non-display
(Opnamerichtlijn)
¢1, 2, 3
F Normale weergave
G Display met
opname-informatie
¢
1
H Non-display
¢
3
A
B
CDE
9
9
1/9
1/9
1/9
100
_
0001
100
_
0001
100
_
0001
ISO
ISO
100
100
AWB
AWB
ISO
100
AWB
1/9
1/9
1/9
100
_
0001
100
_
0001
100
_
0001
FGH
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
F2.8 1/100
F2.8 1/100
F2.8 1/100
1E DAG
1E DAG
1E DAG
10:00 1. DEC. 2008
10:00 1. DEC. 2008
10:00 1. DEC. 2008
2 mnd. 10 dg.
2 mnd. 10 dg.
2 mnd. 10 dg.
- 52 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale
en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze
lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
1 Donkere zone, middelmatige tint, en heldere zone worden gelijkmatig uitgebalanceerd,
het geschikt makend om een beeld te maken.
2 Het beeld zal onderbelicht worden met donkerdere zone. De beelden met vooral
donkere zones, zoals nachtlandschap, zullen ook een histogram als deze hebben.
3 Het beeld zal overbelicht worden met helderdere zone. De beelden met vooral witte
zones zullen ook een histogram als deze hebben.
Voorbeeld van histogram
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
positioneren.
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
¢ Histogram
10:00 DEC.1.2008
10:00 DEC.1.2008
10:00 DEC.1.2008
100
_
0001
1/9
1/9
100
100
_
_
0001
0001
1/9
F2.8 1/100
F2.8 1/100
F2.8 1/100
100
_
0001
1
AWB
ISO
100
123
100
_
0001
1/9
1/9
100
100
_
0001
0001
1/9
F4.0 1/200
F4.0 1/200
F2.8 1/200
100
_
0001
0
1
AWB
ISO
100
100
_
0001
1/9
1/9
100
100
_
0001
0001
1/9
F2.8 1/50
F2.8 1/50
F2.8 1/50
100
_
0001
1
AWB
ISO
100
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008 10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008 10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
¢
Gevorderd (Opname van beelden)
- 53 -
Aantekening
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingsassistentie geen [n0EV] is tijdens
belichtingscompensatie of in de handmatige belichtingsfunctie
Als de flits geactiveerd is
In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P70)
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Als de belichting niet goed is ingesteld
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
- 54 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Beelden maken met de ingebouwde flits
De flits instellen voor opnamen.
Verplaats 1 [].
Verplaats 3/4 om de functie te kiezen.
U kunt ook 1 [] verplaatsen om te selecteren.
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen
kunnen worden,
Beschikbare flitsinstellingen voor de
opnamefuncties
raadplegen. (P56)
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
A
1
2
3
Gevorderd (Opname van beelden)
- 55 -
¢ De flits wordt twee keer geactiveerd. Het object mag niet bewegen totdat de tweede
flits geactiveerd is.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
:
AUTO/
Rode-ogenreductie
¢
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
: Gedwongen flits
AAN
:
Vast ingesteld op
AAN/
Rode-ogenreductie
¢
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
De flitsinstelling is alleen vast ingesteld op [ ] wanneer u
[PARTY] of [KAARSLICHT] in de scènefunctie instelt. (P70)
:
Langzame synchr./
Reductie
rode-ogeneffect
¢
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
Œ:
Gedwongen fits
UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
- 56 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
¢ Het zou niet mogelijk kunnen zijn rode ogen te corrigeren afhankelijk van de
opnamecondities.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢ Wanneer [] geselecteerd is, is [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
Œ Œ
³ ±±±± ± 3 ———±±¥
± ±±±± ± : ±¥±——±
´ ±±±——± ; ±¥±——±
² ±±±——± í ± ± ——¥
ñ
±
¢
————± ï —————¥
* ±¥±——± 9 ± ± ——¥
+ ±
¥
± ——± ô —————¥
0 ±¥±——± 5 —————¥
, —————
¥
4 —————¥
- ¥ ± ——± 6 ——¥ ——±
. ———¥
±
8 ¥ ± ——±
/ —————
¥
7 —————¥
1 ± ± ——
¥
n —————±
2 ———¥±±
Gevorderd (Opname van beelden)
- 57 -
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
In [H. GEVOELIGH.] (P76) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert het flitsbereik ook.
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P99).
¢2 Wanneer de Intelligente ISO ingesteld is (P89)
¢3 [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie (P70)
¢2, 3: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
Als het toestel bepaalt dat er beweging is terwijl de optische-beeldstabilisator ingesteld is op
[MODE1] of [MODE2].
Lees P66 voor de AE-openingsvoorrang, AE-sluitervoorrang of
handmatige-belichtingsfunctie.
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Er zullen verschillen zijn in de bovenstaande sluitertijden in de scènefuncties.
[NACHTPORTRET]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
¢4
[NACHTL. SCHAP]: 8 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
¢4
[KAARSLICHT]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
¢4
[STERRENHEMEL]: 15 seconden, 30 seconden, 60 seconden
[VUURWERK]: 1/4ste van een seconde, 2 seconden
¢4
Alle andere scènefuncties: 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
¢4 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
AUTO 60 cm tot 6,0 m 1,0 m tot 2,8 m
ISO100 60 cm tot 1,9 m 1,0 m
ISO200 60 cm tot 2,7 m 1,0 m tot 1,2 m
ISO400 60 cm tot 3,8 m 1,0 m tot 1,8 m
ISO800 80 cm tot 5,4 m 1,0 m tot 2,5 m
ISO1600 1,15 m tot 7,7 m 1,0 m tot 3,6 m
Breed: Ongeveer 1,15 m tot ong. 15,4 m
Tele: Ongeveer 1,0 m tot ong. 7,3 m
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/30ste tot 1/2000ste
1
¢1
tot 1/2000ste
1 of 1/4ste tot
1/2000ste
¢2
Œ
1
¢1
tot 1/2000ste
1 of 1/4ste tot
1/2000ste
¢2, 3
- 58 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de
hitte of het licht van de flits.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Wanneer de flits opgeladen wordt, knippert de flitsicoon in het rood en kunt u geen beeld
maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Wanneer [AUTO LCD UIT]
ingesteld is, schakelt de LCD-monitor uit en gaat de statusindicator branden.
De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 59 -
[OPNAME] functie: ³±´²n
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 5 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Verplaats 4 [#].
In macrofunctie, wordt [ ] afgebeeld. Om te
annuleren, weer 4 verplaatsen.
Maak de beelden.
Focusbereik
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
Aantekening
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
De macrofunctie zal voorrang geven aan elk object dat zich dichtbij de camera bevindt. Als dus
de afstand tussen de camera en het object meer dan 1,0 m bedraagt, duurt het langer om
scherp te stellen in de macrofunctie dan in de AE-programmafunctie.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
1
2
5 cm
1 m
T
W
- 60 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Opnamen maken met de zelfontspanner
Aantekening
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P100) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] is vastgesteld op 3.
Verplaats 2 [ë].
Verplaats 3/4 om de functie te kiezen.
U kunt ook 2 [ë] verplaatsen om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
1
2
3
4
A
Gevorderd (Opname van beelden)
- 61 -
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Beelden Maken met Focus en Belichting Ingesteld
op Onderwerp
(Aanraking AF/AE)
Het is mogelijk de focus en belichting in te stellen op het op het aanraakpaneel
gespecificeerde onderwerp.
Focus zal automatisch het onderwerp blijven volgen zelfs als deze zich verplaatst.
Aantekening
Als aanraking AF/AE niet lukt, zal AF-zone in het rood flitsen en verdwijnen. Raak het scherm
opnieuw aan.
Frame die laat zien dat mogelijk aan te raken zone afgebeeld wordt wanneer u buiten de
mogelijke zone aanraakt. De aaraking is ongeldig wanneer deze buiten de aan te raken zone valt.
Als er een onderwerp is die dezelfde kleur is als het aangeraakte onderwerp aan de rand, zou
dynamische opsporing een ander onderwerp kunnen volgen i.p.v. het aangeraakte onderwerp
De meest geschikte scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte onderwerp in de intelligente
automatische functie.
Alleen focus kan afgesteld worden tijdens handmatige belichting.
Dynamische opspoorfunctie zou niet goed kunnen werken afhankelijk van de
opnameomstandigheden zoals die, die hieronder staan.
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnamelocatie te donker is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur als het onderwerp heeft
Wanneer er zich beeldbibber voordoet
Als u de zoom gebruikt
Aanraking AF/AE zal het niet doen onder de volgende omstandigheden. [AF MODE] zal.
opgenomen worden in [
] onder deze omstandigheden.
Wanneer het onderwerp verloren is
Wanneer het onderwerp niet geselecteerd is
Wanneer Aanraking AF/AE niet lukt
[QUICK AF] zal het niet doen tijdens aanraking AF/AE.
Raak [ ] aan.
Raak het onderwerp aan.
AF zone zal afgebeeld worden wanneer het onderwerp
herkend wordt en de focus zal de beweging volgen van het
onderwerp. (Dynamische opsporing)
Aanraking AF/AE wordt geannuleerd door [ANNUL] aan te
raken.
Maak het beeld.
1
2
3
- 62 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ±
Beelden Maken met Ingestelde Opening
(Openingsprioriteit AE)
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Aantekening
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
Schuifstaaf kan verstopt (P65) worden.
Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Gelieve
bevestigen in terugspeelfunctie.
Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en de sluitertijd rood wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt.
Stel de openingswaarde groter in als deze te helder is en stel de openingswaarde kleiner in als
deze te donker is.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [LENSOPEN INGSPR.] aan.
Raak de opening ingestelde staaf aan.
A Opening Ingestelde Staaf
B Belichtingscompensatie Ingestelde Staaf
Belichting (P68) kan gecompenseerd worden door de
belichtingscompensatie ingestelde staaf aan te raken.
Raak de belichtingscompensatiewaarde aan die u wilt
instellen.
Maak het beeld.
1
2
3
B
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 63 -
[OPNAME] functie: ´
Beelden maken met Instellen Sluitertijd
(Sluiterprioriteit AE)
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Aantekening
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
Schuifstaaf kan verstopt (P65) worden.
Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Bevestigen
in afspeelfunctie.
Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en de sluitertijd rood wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [SLUITER PRIORITEIT] aan.
Raak de sluitertijd ingestelde staaf aan.
A Sluitertijd Ingestelde Staaf
B Belichtingscompensatie Ingestelde Staaf
Belichting (P68) kan gecompenseerd worden door de
belichtingscompensatie ingestelde staaf aan te raken.
Raak de belichtingscompensatiewaarde aan die u wilt
instellen.
Maak het beeld.
1
2
3
B
4
- 64 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ²
Beelden Maken met Belichting Handmatig
Ingesteld
(Handmatige belichting)
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [HANDM. BELICHT.] aan.
Raak de opening ingestelde staaf A of
sluitertijd ingestelde staaf B aan.
Druk de ontspanknop half in.
De hulpfunctie voor de handmatige belichting C
verschijnt ongeveer 10 seconden lang om de belichting
te signaleren.
Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid
weer in als de belichting niet goed is.
Maak het beeld.
1
2
3
A
B
4
C
5
Gevorderd (Opname van beelden)
- 65 -
Hulp bij handmatige belichting
Handmatige Belichtingsassistentie is een benadering. Het wordt aangeraden op te nemen door
te bevestigen in afspeelfunctie.
Aantekening
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Gelieve
bevestigen in terugspeelfunctie.
Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als
u de ontspanknop half indrukt.
[AUTO] of [GEVOELIGHEID] kan niet ingesteld worden.
[GEVOELIGHEID] zal [ISO100] zijn als u de opnamefunctie naar handmatige belichting
schakelt wanneer [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO], en instelling van [I.CONTRAST]
zal uitgeschakeld worden.
Schuifstaaf kan verstopt worden door [ ] aan te raken.
Raak de openingswaarde, sluitertijd of het belichtingsdisplay aan om de instellingen te
veranderen.
De schuifstaaf zal ook tijdens Aanraking AF/AE verstopt worden.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
Verstop de schuifstaaf
- 66 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ±´²
Openingswaarde en sluitertijd
AE-openingsvoorrang
AE-sluitervoorrang
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
F8.0 8 tot 1/2000
F7.1 F6.3 F5.6 8 tot 1/1600
F5.0 F4.5 F4.0 8 tot 1/1300
F3.5 F3.2 F2.8 8 tot 1/1000
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
Lensopening
8654
F2.8 tot F8.0
3.2 2.5 2 1.6
1.3 1
1/1.3 1/1.6
1/2 1/2.5 1/3.2 1/4
1/5 1/6 1/8 1/10
1/13 1/15 1/20 1/25
1/30 1/40 1/50 1/60
1/80 1/100 1/125 1/160
1/200 1/250 1/320 1/400
1/500 1/640 1/800 1/1000
1/1300
F4.0 tot F8.0
1/1600 F5.6 tot F8.0
1/2000
F8.0
Gevorderd (Opname van beelden)
- 67 -
Handmatige belichting
Aantekening
De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op
Breed staat.
Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen.
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
F2.8 tot F3.5 60 tot 1/1000
F4.0 tot F5.0 60 tot 1/1300
F5.6 tot F7.1 60 tot 1/1600
F8.0 60 tot 1/2000
- 68 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ³±´¿n
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Belichting kan ook gecompenseerd worden door de belichtingscompensatie instelstaaf aan te
raken wanneer in openingsprioriteit AE of sluiterprioriteit AE.
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Verplaats 3 [È] totdat [BELICHTING]
verschijnt en corrigeer de belichting met
2/1.
Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele
belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
1
2
Gevorderd (Opname van beelden)
- 69 -
[OPNAME] functie: ³±´²¿
Beelden maken met Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
Aantekening
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
De auto bracketinstelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT. BESP.]
geactiveerd is.
Wanneer de auto bracket ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. (Het beeld wordt niet vergroot.) U kunt de
automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
In sluitervoorrang AE en handmatige belichting wordt auto bracket uitgeschakeld, als u de
sluitertijd instelt op meer dan 1 seconde.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1 EV i1 EV
Verplaats 3 [È] totdat [AUTO BRACKET]
verschijnt, stel het compensatiebereik in
van de belichting met 2/1.
Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF]
(0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
1
2
- 70 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ¿
Opnamen maken met een scènefunctie die past bij
de omstandigheden (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [SCÈNE MODE] aan.
Raak de scènefunctie aan om te selecteren.
Menuscherm kan geschakeld worden door [2]/[1]
aan te raken in het linker en rechter gedeelte van het
scherm.
Het menuscherm schakelt over naar het
opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
Over de informatie
Als de informatie op [ON] staat, zal er uitleg afgebeeld
worden over de geselecteerde scènefunctie wanneer de
scènefunctie aangeraakt wordt in stap
3.
Aantekening
Als u [SCN] aanraakt op het opnamescherm van de scènefunctie, zal het scherm terugkeren
naar het scherm dat beschreven wordt in de stap hierboven
3.
Lees P57 voor informatie over de sluitertijd.
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[MEETFUNCTIE]/[I.CONTRAST]/[KLEUR EFFECT]/
[FOTO INST.]
Aanraking AF/AE kan gebruikt worden behalve voor de volgende scènefuncties.
[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]
[I.CONTRAST] wordt automatisch geactiveerd behalve in de volgende scènefuncties.
[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[HUISDIER]/[HI-SPEED BURST]/[STERRENHEMEL]/
[VUURWERK]/[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]
1
2
3
Gevorderd (Opname van beelden)
- 71 -
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[PORTRET]
[GAVE HUID]
- 72 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
Zelfportrettechnieken
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het
gebruik
aan van de 2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 70 cm
U kunt opnamen van uzelf maken met (P100). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P99)
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
[ZELFPORTRET]
[LANDSCHAP]
[SPORT]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 73 -
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
Technieken voor nachtportretten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [ ].)
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Het object gedurende ongeveer 1 seconde stil laten staan nadat u de opname gemaakt hebt.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opnameopname maakt.
Aantekening
Het focusbereik is 1,2 m tot 5 m
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 1 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Technieken voor nachtlandschappen
Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er weining beeldbibber is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou sluitertijd langzamer kunnen worden tot 8 seconden.
We raden het gebruik van het statief en de zelfsontspanner aan voor het maken van een beeld.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ]
[NACHTPORTRET]
[NACHTL. SCHAP]
[VOEDSEL]
- 74 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
Technieken voor opnamen van feesten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [ ] of [ ].)
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ]
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[PARTY]
[KAARSLICHT]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 75 -
Met deze functie kunt u opnamen maken vaneen baby met een mooi huidkleurtje. Als u de
flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P119).
Verjaardag/Naaminstelling
1 [SET] van [LEEFTIJD] of [NAAM] aanraken.
2 De verjaardag/naam invoeren
Verjaardag: [3]/[4] voor elk item aanraken om jaar/
maand/dag in te stellen en [INST.]
aanraken.
Naam: Voor gedetailleerde informatie over hoe
er tekens ingevoerd moeten worden, de
[TITEL BEW.] sectie lezen over P114.
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
3 Raak [EXIT] aan om te eindigen.
Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
1 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO-viewer-”
bijgesloten software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ]
[SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO400].
Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[BABY1]/[BABY2]
- 76 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P119).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P75 raadplegen.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
De startinstelling voor [AF MODE] is [Ø].
Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
Beeldresolutie en aspectratio
Raak de beeldgrootte en aspectratio aan om te
selecteren.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ]
[HUISDIER]
[ZONSONDERG.]
[H. GEVOELIGH.]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 77 -
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
Beeldresolutie en aspectratio
1 Raak de beeldgrootte en aspectratio aan om te
selecteren.
2M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.
2 Beelden maken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de
ontspanknop helemaal ingedrukt is.
De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die
wordt gebruikt.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
De sluitertijd wordt 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ]
De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
De ISO-gevoeligheid schakelt automatisch over naar een waarde tussen [ISO500] en [ISO800].
De ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
[HI-SPEED BURST]
Maximum Bursttijd ongeveer 6 beelden/seconde
Aantal opnamen
ongeveer 20 (ingebouwd geheugen)/ongeveer 20 tot 100
¢
(kaart)
¢ het maximum is 100.
- 78 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Raak het aantal te selecteren seconden aan.
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te
veranderen m.b.v. het snelle menu. (P28)
2 Beelden maken.
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af
te beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm
afgebeeld wordt. Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB
WACHTEN ...] net zolang als de ingestelde sluitertijd
duurt om de signalen te verwerken.
Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname
terwijl de aftelling op het scherm staat.
Technieken voor opnamen van
sterrenhemels
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
Technieken voor opnamen van vuurwerk
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: Vast op 2 seconden
Als u [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 1/4t of
2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een beetje
golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz)
U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
De AF-zone verschijnt niet.
De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].
[STERRENHEMEL]
[VUURWERK]
Gevorderd (Opname van beelden)
- 79 -
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Raak de camera niet aan met natte handen.
Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
Techniek voor Luchtfoto’s
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot .
Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
[STRAND]
[SNEEUW]
[LUCHTFOTO]
- 80 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: n
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [BEWEGEND BEELD] aan.
Druk de opspanknop half in om scherp te
stellen en druk hem dan helemaal in om
beelden te maken.
A Geluidsopname
De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
Nadat u de ontspanknop helemaal ingedrukt heeft,
deze onmiddellijk loslaten. Als de knop ingedrukt
gehouden wordt, zal het geluid gedurende een paar
seconden niet opgenomen worden wanneer opnemen
start.
Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
1
2
3
A
B
C
4
Gevorderd (Opname van beelden)
- 81 -
Verplaats 3/4 om [FOTOMODE] te selecteren en
verplaats vervolgens 1.
Verplaats 3/4 om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Als u [X] hebt gekozen in het scherm van stap 3
Als u [W] hebt gekozen in het scherm van stap 3
fps “frames per seconde”; Dit verwijst naar het aantal frames gebruikt in 1 seconde.
U kunt zachtere beeldopnamen maken met “30 fps”.
U kunt langere beeldopnamen maken met “10 fps” maar de kwaliteit is wel minder.
[ý] en [ü] kunnen genoten worden op de TV als hoge kwaliteit bewegend beeld
m.b.v. de componentkabel (DMW-HDC2; optioneel). Raadpleeg
Afspelen op de TV
Met Componentaansluiting
(P140) voor details.
Met [ø] blijft het bestand klein. Daarom is deze grootte geschikt voor verzending per
e-mail.
¢ Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De aspectratio en de beeldkwaliteit wijzigen
Op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 3/4 om [ASPECTRATIO] te selecteren en
verplaats vervolgens 1.
Verplaats 3/4 om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel Beeldgrootte fps
÷
¢
640k480 pixels
30
ö
¢
10
ù
320k240 pixels
30
ø 10
Onderdeel Beeldgrootte fps
ý
¢
1280k720 pixels
30
ü
¢
15
ÿ
¢
848k480 pixels
30
þ
¢
10
1
2
3
4
5
6
- 82 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
P165 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [÷], [ý], [ü] of [ÿ], raden we aan een hoge
snelheidskaart te gebruiken met “10MB/s” of groter afgebeeld op de verpakking.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
In bewegende beeldfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[š] in [AF MODE]/Richtingsherkenningfunctie/[MODE2] op de optische
beeldstabilisatorfunctie
Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB. Alleen de maximum beschikbare
opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-FX500PL/DMC-FX500SG/DMC-FX520GC)
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden tot 15 minuten.
De maximum continue opnametijd (tot 15 minuten) wordt afgebeeld op het scherm.
(DMC-FX500EG/DMC-FX500E)
Gevorderd (Opname van beelden)
- 83 -
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿n
Nuttige functies op reisbestemmingen
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P26 raadplegen.
Als u een vertrekdatum voor uw vakantie op voorhand instelt, zal het aantal dagen dat is
verstreken sinds die vertrekdatum (en de dag van uw vakantie) worden opgeslagen als u
een opname maakt. U kunt het aantal verstreken dagen weergeven als u de beelden
afspeelt en deze weergeven op de beelden met [TEKST AFDR.] (P119).
Het aantal dagen die verstreken zijn sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-bijgeleverde software op de CD-ROM (bijgeleverd).
De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt
Selecteer [REISDATUM] vanuit het [SET-UP] menu
en verplaats vervolgens 1.
Verplaats 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
Verplaats 3/4/2/1 om de vertrekdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen en druk vervolgend op
[MENU/SET].
Verplaats 3/4/2/1 om de terugkeerdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [] rechts onderaan op het scherm.
1
2
3
4
5
6
- 84 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum later is dan de einddatum.
Als u de reisdatum wil annuleren voordat uw vakantie voorbij is, kiest u [OFF] op de pagina
die u ziet in stap
2 en drukt u vervolgens twee keer op [MENU/SET].
Aantekening
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P85) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
Als u een vertrekdatum instelt en de klokinstelling wijzigt op de datum en tijd van uw
reisbestemming, verschijnt een wit [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen als de datum van uw reisbestemming
bijvoorbeeld één dag vroeger valt dan bijvoorbeeld de ingestelde vertrekdatum.
Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden, ook niet als u de reisdatum of de einddatum hebt ingesteld. Ook als u
[REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld
worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 85 -
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P26 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P23)
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
Selecteer [WERELDTIJD] vanuit het [SET-UP]
menu en verplaats vervolgens 1.
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het
[GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN]
bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap
3.
Verplaats 4 om [HOME] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 2/1 om de thuiszone te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
A Huidige tijd
B Tijdsverschil van GMT (Greenwich Mean Time)
Als in uw thuisgebied het zomeruur [ ] wordt gebruikt, 3
verplaatsen. Verplaats opnieuw 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf
de klok één uur vooruit.
1
2
3
A
B
- 86 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Het pictogram van de reisbestemming [
] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
Verplaats 3 om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] om dit in te stellen.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
Verplaats 2/1 om de zone van uw
reisbestemming te kiezen en dan op [MENU/
SET].
D Huidige tijd van de bestemmingszone
E Tijdsverschil
Als het zomeruur [ ] gebruikt wordt op de
reisbestemming, 3 verplaatsen. (De tijd wordt één uur
vooruit gezet.) Verplaats 3 opnieuw om terug te keren naar
de originele tijd.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
4
C
5
E
D
6
Gevorderd (Opname van beelden)
- 87 -
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
ñ³±´²¿
Aspectratio [X].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
Aspectratio [Y].
Aspectratio [W].
[FOTO RES.]
(10M) 3648k2736 pixels
(7M )
¢
3072k2304 pixels
(5M ) 2560k1920 pixels
(3M ) 2048k1536 pixels
(2M )
¢
1600k1200 pixels
(0,3M ) 640k480 pixels
(9M) 3648k2432 pixels
(6M )
¢
3072k2048 pixels
(4,5M ) 2560k1712 pixels
(2,5M ) 2048k1360 pixels
(7,5M) 3648k2056 pixels
(5,5M )
¢
3072k1728 pixels
(3,5M ) 2560k1440 pixels
(2M ) 1920k1080 pixels
- 88 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
De verengde optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de
scènefunctie, daarom wordt de grootte voor [ ] niet afgebeeld.
Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
P163 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
³±´²¿
Aantekening
P163 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
[KWALITEIT]
[A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Gevorderd (Opname van beelden)
- 89 -
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies:
ñ³±´²¿n
Aantekening
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken
,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P160)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies:
³±
[OFF]/[ ]/[ ]/[ ]
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
misschien niet voorkomen.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau verlaagd heeft door de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder
[FOTO INST.] te verhogen of de instelling van elk van de items die niet [RUISREDUCTIE] zijn te
verlagen. (P98)
[ASPECTRATIO]
[X]: [ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, etc.
[X][Y] (alleen stilstaande
beelden)
[W]
[SLIMME ISO]
ISOMAX
400
ISOMAX
800
ISOMAX
1600
ISOMAX
1600
- 90 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies:
³±´²
[AUTO]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]
Aantekening
Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum
van [ISO1000] wanneer u de flits gebruikt.)
De gevoeligheid schakelt automatisch naar tussen [ISO1600] en [ISO6400] in
[H. GEVOELIGH.] in scènefunctie.
De ISO-gevoeligheid kan niet ingesteld worden op [AUTO] in Handmatige belichting.
De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([ ] is afgebeeld.)
[I.CONTRAST] is uitgeschakeld wanneer deze ingesteld is op [ISO100].
Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau verlaagd heeft door de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder
[FOTO INST.] te verhogen of de instelling van elk van de items die niet [RUISREDUCTIE] zijn te
verlagen. (P98)
[GEVOELIGHEID]
ISO-gevoeligheid
100
1600
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
Gevorderd (Opname van beelden)
- 91 -
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
³±´²¿n
De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de beelden; gebruik
dus [AWB] of [Ó].
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans
instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 TV scherm
6 Zonlicht
7 Wit fluorescerend licht
8 Gloeilamp
9 Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
[WITBALANS]
[AWB]: Automatische afstelling
[V]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]: Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]: Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[Ò]: Waarde ingesteld d.m.v. [Ó]
[Ó]: Handmatig ingesteld
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
- 92 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De witbalans handmatig instellen
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
3 Na het instellen, [Ò] selecteren.
Aantekening
De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
De witbalans fijn afstellen [ ]
Gebruik deze functie om de witbalans handmatig in te stellen.
Stel de witbalans in op [V]/[Ð]/[
î
]/[Ñ]/[Ò].
1 Verplaats 3 [È] meerdere keren totdat [WB INSTELLEN]
verschijnt en verplaats dan
2/1 om de witbalans af te
stellen.
2 [ROOD]: Verplaatsen wanneer de tint blauwachtig is.
1 [BLAUW]:Verplaatsen wanneer de tint roodachtig is.
Kies [0] om de oorspronkelijke witbalans weer in te stellen.
2 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De witbalansaanduiding op het scherm wordt rood of blauw.
Aantekening
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans in [Ò] keert terug
naar [0] wanneer u de witbalans opnieuw instelt met behulp van [Ó].
Gevorderd (Opname van beelden)
- 93 -
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
³±´²n
Aantekening
Meteringfunctie is vastgesteld op [C] in Intelligente automatische functie.
Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting
afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon.
[MEETFUNCTIE]
[C]: Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet
door de helderheid op het hele beeld automatisch te
berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode te
gebruiken.
[ ]: Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op
het object in het midden van het volledige beeld en de rest van
het beeld aan dit middelste beeld aan te passen.
[Ù]: Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
- 94 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
³±´²¿n
[AF MODE]
[š]: Gezichtsherkenning Het toestel herkent automatisch het gezicht van de persoon.
De focus en belichting kunnen vervolgens afgesteld worden
om bij dat gezicht te passen ongeacht in welk gedeelte van het
beeld deze zich bevindt. (max. 15 zones)
[]: 9-zone-focussing: Het toestel stelt scherp op één van de 9 focuszones. Dit werkt
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
[]: 3-zone-focussing
(Hoge snelheid)
Het toestel stelt snel scherp op één van de 3 punten van de
focuszones. d.w.z. links, rechts of in het midden. Dit werkt
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
[ƒ]: 1-zone-focussing
(hoge snelheid)
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in
het midden van het scherm.
[Ø]: 1-zone-focussing Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
midden van het scherm.
[Ù]: Punt-focussing Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op
het scherm.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 95 -
Over [š]
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningfunctie niet kunnen werken en zou het dus onmogelijk kunnen zijn
gezichten te herkennen. [AF MODE] is geschakeld naar [].
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
Over [ ] of [ƒ]
U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF- functies.
Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
Aantekening
Het toestel stelt scherp op alle AF-zones wanneer meerdere AF-zones (max. 9 zones) tegelijk
oplichten. Als u de focuspositie wilt bepalen om om beelden te maken, de AF-functie
schakelen naar [ƒ], [Ø] of [Ù].
Als de AF-functie op [] staat of op [ ] verschijnt de AF-zone niet totdat u hebt
scherpgesteld op het onderwerp.
De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
In [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en [LUCHTFOTO] in de
scènefunctie.
In de bewegende-beeldenfunctie.
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Toepasbare functies:
³±´²¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
Wanneer [ON] ingesteld is, is [ ] afgebeeld op het scherm.
Deze doet het niet tijdens Aanraking AF/AE.
[QUICK AF]
- 96 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies:
ñ³±´²¿
¢ De burstsnelheid is constant dezelfde ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
Aantekening
Burstfunctie ingesteld op onbegrensd
De burstsnelheid wordt de helft langzamer. De exacte snelheidsafname hangt af van de
kaart, de resolutie en de kwaliteit.
U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde vermogen of de kaart vol is.
De focus wordt vast ingesteld tijdens de eerste opname.
Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [˜], worden de belichting en de witbalans ook voor
de daaropvolgende beelden vastgesteld op de instellingen die gebruikt worden voor het eerste
beeld. Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [
ò], worden deze elke keer dat u een beeld
maakt afgesteld.
Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
Als u een bewegend voorwerp volgt tijdens opnamen in een landschap, binnenshuis en weer
buitenshuis, met een groot verschil tussen licht en schaduw, kan het zijn dat de belichting er
even over doet om stabiel te worden. Als u de burstfunctie in deze situatie gebruikt, kan de
belichting niet erg goed zijn.
De burstsnelheid (beelden per seconde) kan afnemen afhankelijk van de opname-omgeving
zoals op donkere plaatsen of als de ISO-gevoeligheid hoog is, enzovoort.
De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer burst ingesteld is.
Auto bracket is geannuleerd wanneer burst ingesteld is.
[BURSTFUNCTIE]
[OFF] ˜ ò
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
—2,5
¢
Ongeveer 2
Aantal opnamen
A
—max. 3
Hangt af van de
resterende ruimte in het
ingebouwde geheugen/
de kaart.
—max. 5
Gevorderd (Opname van beelden)
- 97 -
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
³±´²
[OFF]/[ON]
Aantekening
Wanneer [ON] ingesteld is, is [ ] afgebeeld op het scherm.
[GEVOELIGHEID] wordt veranderd naar [AUTO] wanneer [I.CONTRAST] ingesteld is op [ON]
terwijl [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100].
[I.CONTRAST] kan niet ingesteld worden waneer [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100]
tijdens handmatige belichting.
Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische
zoom.
Toepasbare functies:
³±´²¿n
[OFF]/[ON]
Aantekening
P44 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
Als toestelschudding (beeldbibber) een probleem is tijdens zoomen, wordt het aangeraden
[STABILISATIE] in te stellen op [MODE1].
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Kleureffecten instellen.
Toepasbare functies:
ñ³±´²n
Aantekening
Wanneer In intelligente automatische functie, kan alleen [B/W] of [SEPIA] geselecteerd
worden.
De Intelligente automatische functie wordt apart van andere opnamefuncties ingesteld.
[I.CONTRAST]
[DIG. ZOOM]
[KLEUR EFFECT]
[OFF]: Dit is de standaard instelling.
[B/W]: Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA]: Het beeld wordt sepia.
[COOL]: Het beeld wordt blauwachtig.
[WARM]: Het beeld wordt roodachtig.
- 98 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
De beeldresolutie instellen.
Toepasbare functies:
³±´²
Aantekening
Wammeer u beelden maakt op donkere plekken, zou er beeldruis op kunnen treden. Als
beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt na het vergroten van de
instelling voor [RUISREDUCTIE] of het verlagen van de instelling voor elk van de items
afgezien van [RUISREDUCTIE].
[FOTO INST.]
[CONTRAST]:
[r]: Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld.
[s]: Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld.
[SCHERPTE]:
[r]: Het beeld is zeer scherp.
[s]: Het beeld is onscherp.
[VERZADIGING]:
[r]: De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s]: De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[RUISREDUCTIE]:
[r]: Versterkte geruisvermindering.
De beeldresolutie kan een beetje minder worden.
[s]: Minder geruisvermindering.
U kunt opnamen met een betere resolutie maken.
Gevorderd (Opname van beelden)
- 99 -
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
ñ³±´²¿n
Aantekening
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
In het digitale zoombereik.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
U kunt dit niet instellen op [OFF] in de intelligente automatische functie.
In de bewegende beeldenfunctie, kan [MODE2] niet ingesteld worden.
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Toepasbare functies:
³
[1/250]/[1/125]/[1/60]/[1/30]/[1/15]/[1/8]/[1/4]/[1/2]/[1]
Aantekening
Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [1/8 ] om beelden te maken. (Wanneer u een
minimum sluitertijd selecteert die niet [1/8], verschijnt [ ] op het scherm.)
Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [ ] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
[STABILISATIE]
[OFF]
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
[KORTE SLUITERT.]
Instelling minimum sluitertijd 1/250 1
Helderheid
Donkerder Helderder
Beweging
Minder Meer
- 100 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Geluid kan tegelijk opgenomen worden met het beeld. U kunt de conversatie tijdens het
filmen of de situatie als een memo opnemen.
Toepasbare functies:
³±´²¿
Als u op [MENU/SET] drukt tijdens het geluidsopname, wordt het geluidsopname geannuleerd.
Aantekening
Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
³±´²¿n
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt precies op dezelfde manier als [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu.
[AUDIO OPNAME]
[OFF]: Er zal geen geluid opgenomen worden.
[ON]:[B] wordt afgebeeld op het scherm.
Het geluid zal opgenomen worden zo snel als het beeld opgenomen wordt.
(Dit zal binnen 5 seconden stoppen.)
[AF ASS. LAMP]
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]: Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones
worden nu afgebeeld.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF]
zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
[KLOKINST.]
A
Gevorderd (Terugspelen)
- 101 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Gevorderd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)
U kunt de beelden die u heeft gemaakt op gesynchroniseerde wijze met muziek afspelen en u
kunt dit doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde ruimt laat tussen de beelden.
Verder kunt u de beelden in groepen afspelen, die gebaseerd worden op categorie of alleen die
beelden afspelen die u ingesteld heeft als favorieten als een diavoorstelling.
Deze terugspeelmethode wordt aangeraden wanneer u het toestel moet verbinden aan een TV
die ingesteld is om de beelden die u gemaakt hebt te bekijken.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [DIASHOW] aan.
Raak het item aan.
[ALLE]: Elk beeld wordt afgebeeld als een
diavoorstelling.
[FAVORIETEN]:Beelden met [Ü] worden afgespeeld
als een diavoorstelling.
Deze kan alleen geselecteerd
worden als er reeds beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN].
[CATEGORIE]: Raak de categorie aan om af te
spelen.
Geselecteerde categorie zal
afgespeeld worden als een
diavoorstelling.
Raak [START] aan.
Raak [EXIT] aan om de diavoorstelling te eindigen.
1
2
3
4
5
- 102 -
Gevorderd (Terugspelen)
Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
1
Geef bedieningspaneel weer door het scherm aan te raken.
Als er gedurende 2 seconden geen operatie uitgevoerd wordt, zal deze terugkeren naar
zijn originele status.
2 Bedieningspaneel hanteren door aan te raken.
A Terug naar vorig beeld
¢
B Spelen/Pauze
C Verder naar volgend beeld
¢
D Terugkeren naar instelscherm van de
diavoorstelling
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
G Verlaten diavoorstelling
¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden
in de pauzefunctie.
A
A: Bedieningspaneel
EXIT
ANNUL
t
j
u
i
E
C DA B
F G
Gevorderd (Terugspelen)
- 103 -
[MUZIEK]
Volgende muziek kan geselecteerd worden om te spelen tijdens afspelen diavoorstelling.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF]
[ ] ([AUTO]) kan alleen gebruikt worden als [CATEGORIE] geselecteerd is. Deze zal
afgespeeld worden met [EFFECT] en [MUZIEK] voor elke categorie automatisch ingesteld.
Previewscherm wordt afgebeeld wanneer [PREVIEW] aangeraakt wordt. Raak [ANNUL] aan
om de preview te annuleren.
[MUZIEK] met dezelfde naam zal ingesteld worden voor het geselecteerde [EFFECT].
Selecteer [MUZIEK] na het selecteren van [EFFECT].
[INST.]
[DUUR] of [HERHALEN] enz. kan ingesteld worden.
[DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [EFFECT] ingesteld is op [OFF].
[AUDIO] zal alleen afgebeeld worden wanneer het [MUZIEK] ingesteld is op [OFF]. Geluid zal
gespeeld worden samen met het stilstaande beeld met geluid door [AUDIO] op [ON] in te
stellen.
Aantekening
Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden als een diavoorstelling.
Het is niet mogelijk nieuwe muziekeffecten toe te voegen.
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor [EFFECT] en
[MUZIEK] tijdens het afspelen van de diavoorstelling op het
instelscherm van de diavoorstelling.
[EFFECT]
Dit biedt u de mogelijkheid het schermeffecte te selecteren
wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld
overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit
verschijnen als een schermeffect.
Instelscherm van de
diavoorstelling
Onderdeel Instellingen
[DUUR] 1SEC/2SEC/3SEC/5SEC
[HERHALEN] ON/OFF
[AUDIO] ON/OFF
- 104 -
Gevorderd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Meervoudige Beelden ([MEERVOUDIG AFSPELEN])
afbeelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [MEERVOUDIG AFSPELEN] aan.
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen beelden
B Schuifstaaf
U kunt ook de zoomhendel verschillende keren richting [L] (W) draaien om het
meervoudige scherm te schakelen.
Raak het beeld aan om te selecteren.
Het scherm kan geschakeld worden naar 12 schermen door
[]
aan te raken en naar 30 schermen door [ ] aan te
raken.
Scherm kan geschakeld worden door [3]/[4] aan te raken
of de schuifstaaf op of neer (P13) te slepen.
1
2
3
B
A
Gevorderd (Terugspelen)
- 105 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden afspelen volgens opnamedatum
([KALENDER])
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 Januari
2008.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [KALENDER] aan.
U kunt ook de zoomhendel verschillende keren richting [L] (W) draaien om het
kalenderscherm te schakelen.
Raak de datum aan om af te spelen.
A: Vorige maand
B: Volgende maand
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn
gemaakt, verschijnt deze maand niet.
Raak het beeld aan om te selecteren.
C: Schuifstaaf
Deze zal terugkeren naar kalenderscherm door [ANNUL] aan
te raken.
Scherm kan geschakeld worden door [3]/[4] aan te raken of
de schuifstaaf op of neer (P13) te slepen.
1
2
3
A B
4
C
- 106 -
Gevorderd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden afspelen op de Dubbele Display
([DUBBEL AFSP.])
U kunt twee opgenomen beelden tonen op het scherm om deze te vergelijken.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [DUBBEL AFSP.] aan.
U kunt niet [DUBBEL AFSP.] selecteren als er geen opgenomen beelden zijn of slechts
1 opgenomen beeld is.
Raak een van bovenaf of van onderaf te selecteren beeld aan.
Een beeld kan ook geselecteerd worden door 3/4/2/1 te verplaatsen.
U kunt niet hetzelfde beeld tegelijkertijd tonen op de dubbele display.
Aantekening
[AFSPELEN] functiemenu (P119) en [SET-UP] menu kunnen niet gebruikt worden.
Wanneer [LCD ROTEREN] ingesteld is op [ON], zullen beelden die opgenomen zijn terwijl het
toestel verticaal gehouden werd of beelden die geroteerd zijn verticaal afgebeeld worden.
1 Het vorige beeld wordt getoond.
2 Het vogende beeld wordt getoond.
3 Terugkeren naar normaal afspelen.
A Wissen (P49, 115)
B Aanraakzoom (P47)
1
2
3
2008.12. 1
2/10
ANNUL
A
3
B
2
1
Gevorderd (Terugspelen)
- 107 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden Selecteren en deze Afspelen ([CATEGOR.
AFSP.]/[FAVORIET AFSP.])
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [CATEGOR. AFSP.] aan.
Raak de categorie aan om af te spelen.
Een categorie kan alleen afgespeeld worden als het
een beeld bevat.
Het kan even duren om het beeld te zoeken als er
veel beelden op de kaart staan of het ingebouwde
geheugen.
Als u [ANNUL] aanraakt tijdens het zoeken, zal deze onderweg stoppen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
Stilstaande beelden die gecreëerd zijn vanuit een bewegend beeld kunnen niet
afgespeeld worden vanuit de bewegende beeldencategorie in categorie afspelen.
[CATEGOR. AFSP.]
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
*
[PORTRET],
[i-PORTRET],
[GAVE HUID],
[ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2]
[SPORT], [PARTY],
[KAARSLICHT],
[VUURWERK],
[STRAND], [SNEEUW],
[LUCHTFOTO]
,
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ZONSONDERG.],
[LUCHTFOTO]
Î [BABY1]/[BABY2]
í [HUISDIER]
1 [VOEDSEL]
.
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
[REISDATUM]
Í [BEWEGEND BEELD]
1
2
3
- 108 -
Gevorderd (Terugspelen)
Beelden die niet ingesteld zijn als [FAVORIETEN] (P110) kunnen afgespeeld worden.
(Alleen als hun beelden al ingesteld zijn als [FAVORIETEN])
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [FAVORIET AFSP.] aan.
Aantekening
U kunt alleen [ROTEREN], [LCD ROTEREN], [DPOF PRINT], [BEVEILIGEN] of [AUDIO DUB.]
in het [AFSPELEN] menu gebruiken.
[FAVORIET AFSP.]
1
2
Gevorderd (Terugspelen)
- 109 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden organiseren ([EENVOUDIG ORDENEN])
Favoriete instelling van het beeld, aanraakzoom, bewerken en wissing kan gemakkelijk
bewerkstelligd worden m.b.v. het aanraakpaneel.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [(], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [EENVOUDIG ORDENEN] aan.
[EENVOUDIG ORDENEN] Scherm
Aantekening
Met [NW. RS.] of [BIJSNIJD.] wordt er een nieuw beeld gecreeerd. Een nieuw beeld kan niet
gecreeerd worden als er geen vrije ruimte is op het ingebouwde geheugen of de kaart, daarom
raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en vervolgens het beeld te bewerken.
[AFSPELEN] functiemenu (P119) en [SET-UP] menu kunnen niet gebruikt worden.
A Het vorige beeld wordt getoond.
B Het vogende beeld wordt getoond.
C Items
D Thumbnail
Beeld kan ook verder-/teruggespoeld worden door
2/1 te bewegen.
Items
Ü [FAVORIETEN] (P110)
Aanraakzoom (P47)
[BEWERKEN]
[NW. RS.] (P111)
[BIJSNIJD.] (P112)
[TITEL BEW.] (P114)
[WISSEN] (P115)
1
2
C
A
D
B
- 110 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Aantekening
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P49)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
U kunt de instellingen van beelden als favorieten uitvoeren, controleren en annuleren m.b.v. de
bijgesloten
PHOTOfunSTUDIO-viewer--software op de CD-ROM (bijgeleverd).
[FAVORIETEN]
Raak een beeld aan vanuit thumbnail aan de
onderkant van het scherm.
Raak [Ü] aan.
Instelling wordt geannuleerd door [Ü] opnieuw aan te raken.
1
2
Gevorderd (Terugspelen)
- 111 -
We raden aan om nieuwe grootte op [ ] in te stellen als u een beeld als bijlage wilt
meesturen met een e-mail of een beeld wilt gebruiken op een website. (Beelden die
ingesteld zijn op het minimum aantal pixels voor [ASPECTRATIO] kunnen niet verder
gereduceerd worden in grootte.)
Aantekening
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
[BEWERKEN]
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Raak een beeld aan vanuit thumbnail aan de onderkant van het
scherm.
Raak [ ] aan.
Raak [NW. RS.] aan.
Selecteer de beeldgrootte.
Alleen de groottes waar de beelden tot gereduceerd
kunnen worden zijn afgebeeld.
Raak [JA] aan.
1
2
3
4
5
- 112 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
[BIJSNIJD.]
Raak een beeld aan vanuit thumbnail aan de
onderkant van het scherm.
Raak [ ] aan.
Raak [BIJSNIJD.] aan.
Selecteer het te bewerken
gedeelte.
Raak [ ] aan: Vergroten
Raak [ ] aan: Reduceren
Slepen (P13) of
Raak [3]/[4]/[2]/[1] aan:
Verplaatsen
Ook de zoomhendel en joystick
kunnen gebruikt worden.
Reductie
()
Vergroting
De positie verplaatsen
()
1
2
3
4
Gevorderd (Terugspelen)
- 113 -
Aantekening
De beeldresolutie van het bijgewerkte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het
origineel afhankelijk van de snijgrootte.
De beeldkwaliteit van het bijgewerkte beeld zal slechter worden.
Opnamen die met andere apparatuur opgenomen zijn kunnen wellicht niet bijgewerkt worden.
Raak [INST.] aan.
Raak [JA] aan.
5
6
- 114 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt tekst (commentaar) aan de beelden toevoegen. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
dit in de afdrukken gezet worden m.b.v. [TEKST AFDR.] (P119). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
U kunt de styluspen (meegeleverd) gebruiken als het moeilijk is met uw vingers te werk te
gaan.
Letters invoeren.
Raak [ ] aan om te schakelen tussen [A]
(hoofdletters), [a] (kleine letters) en [&/1] (speciale
letters/nummers).
De cursor bij de invoerpositie kan verschoven worden
naar links met aanraken van [ ] en naar rechts met
aanraken van [ ].
Om een spatie in te voeren, []] aanraken of, om een ingevoerde letter te wissen,
[WISSEN] aanraken.
Om te stoppen met bewerken op een willekeurig tijdstip tijdens het invoeren van tekst,
[ANNUL] aanraken.
Er kan een maximum van 30 tekens ingevoerd worden.
Raak [EXIT] aan.
Wis de titel.
1 In stap 4, alle teksten wissen.
2 Raak [EXIT] aan.
Aantekening
Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie kan ook worden
geregistreerd m.b.v. de handeling in stappen
4 en volgende.
De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in scènefunctie en [TITEL BEW.] kan
niet tegelijkertijd geregistreerd worden.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de bijgesloten
“PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-software op de CD-ROM (bijgeleverd).
U kunt geen titelbewerking gebruiken voor beelden die gemaakt zijn met andere apparatuur.
[TITEL BEW.]
Raak een beeld aan vanuit thumbnail aan de onderkant van het
scherm.
Raak [ ] aan.
Raak [TITEL BEW.] aan.
1
2
3
4
5
Gevorderd (Terugspelen)
- 115 -
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Wis de beelden op de kaart terwijl de kaart in het toestel zit.
Raadpleeg P49 om meervoudige of alle beelden te wissen.
[WISSEN]
Raak een beeld aan vanuit thumbnail aan de onderkant van het
scherm.
Raak [] aan.
Raak [JA] aan.
1
2
3
- 116 -
Gevorderd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Bewegende beelden terugspelen/Beelden met geluid
Selecteer bewegend beeld [ ] en raak [ ] aan om
af te spelen.
A De tijd voor opnamen van bewegende beelden
B Bewegend beeldicoon
Nadat het afspelen start, wordt de verstreken afspeeltijd rechts
bovenaan het scherm afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als
[8m30s].
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van
bewegend beeld
1 Geef bedieningspaneel weer door het scherm aan te raken.
Als er 2 seconden lang geen operatie uitgevoerd wordt, zal deze terugkeren naar zijn
originele status.
2 Bedieningspaneel hanteren door aan te raken.
Aantekening
U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P30) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
Het formaat dat met dit toestel teruggespeeld kan worden is QuickTime Motion JPEG.
Vergeet niet dat het programma Quick Time meegeleverd wordt om bestanden van bewegende
beelden die gemaakt zijn met het toestel terug te spelen op een PC.
Sommige QuickTime Motion JPEG-bestanden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur kunnen niet met dit toestel teruggespeeld worden.
Als u bewegende beelden terugspeelt die opgenomen zijn met andere apparatuur kan de
beeldkwaliteit slechter worden of kunnen de opnamen niet teruggespeeld worden.
Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Bewegende beelden
A Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen
¢
B Spelen/Pauze
C Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder
spoelen
¢
D Stop
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in
de pauzefunctie.
Beelden met geluid
Selecteer stilstand beeld met geluid [ ] en raak [ ]
aan om af te spelen
A Stilstaand beeld met geluidsicoon
Lees [AUDIO OPNAME] (P100) en [AUDIO DUB.] (P127) voor
informatie over hoe u niet bewegende opnamen maakt met geluid.
AB
t
j
u
i
E
DA B
F
C
A
Gevorderd (Terugspelen)
- 117 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Stilstaande beelden maken van een filmpje
U kunt een enkel stilstaand beeld maken (met 1 of met 9 schermen) van een filmpje met
bewegende beelden. Dit is handig om de beweging van bijvoorbeeld een sporter te
bestuderen van wie u bewegende beelden hebt opgenomen.
Raak [ ] aan terwijl u bewegend beeld afspeelt
en pauzeert.
Om het afgebeelde beeld op te slaan als 1 beeld > ga naar
stap
3
Om het bewegend beeld op te slaan als 1 beeld met 9 schermen
> ga naar stap
2
Druk op [MENU/SET] om het
9 schermen-afspeelscherm af te beelden.
A: 30 frames: Beeld afbeelden elke 1/30 seconde als beeld
Om frame-per-frame vooruit te gaan
3/4: Elke 3 frame vooruitgaan
2/1: Elke 1 frame vooruitgaan
Verander het aantal framesnelheid per seconde
Draai het zoomhendeltje naar [L] (W)
Om 9-schermdisplay te eindigen
Op [MENU/SET] drukken.
Op de ontspanknop drukken.
Verplaats 3 om [JA] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Kwaliteit
Framesnelheid per
seconde
÷/ù/ý/ÿ 30>15>10>5
ü 15>5
ö/ø/þ 10>5
1
A
2
3
4
- 118 -
Gevorderd (Terugspelen)
[KWALITEIT] is vast ingesteld op [].
Aantekening
Stilstaande beelden opslaan uit een filmpje dat is gemaakt zijn met andere apparatuur is
wellicht onmogelijk.
Beeldgrootte
Onderdeel 1 opname 9 beelden
÷/ö 0,3M 2M
ù/ø 0,3M 1M
ý/ü/ÿ/þ 2M 2M
Gevorderd (Terugspelen)
- 119 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
Met [TEKST AFDR.], [MULTI RESIZE] of [ASPECT CONV.] wordt er een nieuw beeld
gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden al er geen vrije ruimte is op het
ingebouwde geheugen of de kaart daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en
vervolgens het beeld te bewerken.
U kunt de opnamedatum/-tijd, jaar, reisdatum of titel afdrukken op de opgenomen beelden.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan [ ]
worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Verplaats 3/4 om [ENKEL] of [MULTI] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[TEKST AFDR.]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[] A verschijnt op het scherm als
het beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De instelling wordt geannuleerd
wanneer [DISPLAY] nog een keer
ingedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Verplaats 2/1 om
het beeld te kiezen.
Verplaats 3/4/2/1
om de beelden te
kiezen.
1
2
3
A
- 120 -
Gevorderd (Terugspelen)
Verplaats 3/4/2/1 om [OPNAMEDATUM], [LEEFTIJD],
[REISDATUM] of [TITEL] te kiezen en druk dan op [MENU/SET] om elk
onderdeel in te stellen.
[OPNAMEDATUM]
[LEEFTIJD] (P75)
Als deze ingesteld is op [ON], wordt [LEEFTIJD] afgedrukt op de beelden.
[REISDATUM]
Als deze ingesteld is op [SET], wordt [REISDATUM] afgedrukt op de beelden.
[TITEL]
Er wordt tekst afgedrukt samen met het beeld voor beelden die al opgenomen zijn
met tekst in [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] naaminstellingen in scènefunctie of
[TITEL BEW.].
Op [MENU/SET] drukken.
Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een opname met een grotere beeldresolutie dan
[ ] wordt de beeldresolutie kleiner dan wat u hieronder ziet.
Het beeld iets grover.
Verplaats 3 om [JA] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het
beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [ ] of
minder.
Druk op [] om terug te keren naar het
menuscherm.
¢
¢ Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Wanneer er tekst gedrukt wordt op de [ ] beelden, is het moeilijk deze te lezen.
Er kunnen geen tekst en data gedrukt worden op de beelden die genomen worden met andere
apparatuur.
[ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten af.
Aspectratio instellen Beeldgrootte
X
// >
Y
// >
W
// >
4
5
6
7
Gevorderd (Terugspelen)
- 121 -
We raden aan om nieuwe grootte op [ ] in te stellen als u een beeld als bijlage wilt meesturen
met een e-mail of een beeld wilt gebruiken op een website. (Beelden die ingesteld zijn op het
minimum aantal pixels voor [ASPECTRATIO] kunnen niet verder gereduceerd worden in
grootte.)
Aantekening
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen.
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
[MULTI RESIZE] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Selecteer [MULTI RESIZE] op het [AFSPELEN]
functiemenu. (P26)
Verplaats 3/4 om de grootte te kiezen, en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, wordt er een uitleg
afgebeeld van het van nieuwe grootte voorzien.
Verplaats 3/4/2/1 om het beeld te kiezen en
vervolgens op [DISPLAY] drukken.
Herhaal deze stap voor elk beeld en druk vervolgens op [MENU/
SET] om in te stellen.
Verplaats 3 om [JA] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
2
3
4
5
- 122 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt beelden converteren die gemaakt zijn met een [W] aspectratio in een [Y] of
[X] aspect ratio.
Selecteer [ASPECT CONV.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Op [
] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Nadat de aspectratio is geconverteerd, kan het beeld groter worden dan het originele.
Beelden die gemaakt zijn met andere apparatuur kunt u wellicht niet converteren.
[ASPECT CONV.]
Verplaats 3/4 om [
Y] of [X] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 2/1 om een beeld te selecteren dat
genomen is met [W] aspectratio en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Verplaats 2/1 om de horizontale positie te bepalen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
Gebruik 3/4 om de framestand te bepalen voor verticaal
gedraaide opnamen.
Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
1
2
3
4
5
6
Gevorderd (Terugspelen)
- 123 -
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
Selecteer [ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
De [ROTEREN] functie wordt uitgeschakeld wanneer [LCD ROTEREN] ingesteld is op
[OFF].
Verplaats 2/1 om het beeld te kiezen, en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Bewegende beelden en beveiligde opnamen kunnen niet
gedraaid worden.
Verplaats 3/4 om de richting
te kiezen waarin u het beeld wenst te draaien en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op [
] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Aantekening
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
[ROTEREN]/[LCD ROTEREN]
Draaien (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
: De opname draait rechtsom in stappen van 90
o.
: De opname draait linksom in stappen van 90o.
Display draaien (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
Verplaats 4 om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
Lees P46 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
2
3
4
1
2
3
- 124 -
Gevorderd (Terugspelen)
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u fotograaf opnamen af wenst te laten drukken door een fotograaf die op het
ingebouwde geheugen staan, dient u deze naar een kaart te kopiëren (P128) en
vervolgens de DPOF in te stellen.
Selecteer [DPOF PRINT] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Verplaats 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken om in te stellen.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet
mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [] om terug te gaan naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
[DPOF PRINT]
Verplaats 3/4 om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL] [MULTI]
Verplaats 2/1 om
het beeld te kiezen.
Verplaats 3/4/2/
1 om de beelden
te kiezen.
1
2
3
4
5
Gevorderd (Terugspelen)
- 125 -
Alle [DPOF PRINT] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt geen [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor DPOF-afdrukken.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Als u [TEKST AFDR.] instelt voor beelden waarvoor u “datum afdrukken” hebt ingesteld, wordt
het afdrukken van de datum geannuleerd.
Aantekening
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de DPOF-afdrukinstellingen te gebruiken met andere
apparatuur. In dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw maken.
Als het bestand niet voldoet aan de DCF-standaard, kunt u geen DPOF-print instellen.
- 126 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Op [] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
Zelfs als u de beelden niet beschermt op een SD-geheugenkaart of een
SDHC-geheugenkaart, kunnen ze niet gewist worden wanneer de schrijfbeveiliging van de
kaarten op [LOCK] staat.
[BEVEILIGEN]
Verplaats 3/4 om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
Deze stappen herhalen voor elk beeld.
De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Verplaats 2/1 om
het beeld te kiezen.
Verplaats 3/4/2/
1 om de beelden
te kiezen.
1
2
3
4
Gevorderd (Terugspelen)
- 127 -
U kunt geluid toevoegen nadat u een beeld gemaakt heeft.
Selecteer [AUDIO DUB.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Aantekening
Audiodubbing zou niet kunnen goed kunnen werken voor opnamen die gemaakt zijn met
andere apparatuur.
[AUDIO DUB.]
Verplaats 2/1 drukken om het beeld te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken om de
geluidsopname te starten.
Het berichtscherm [AUDIOGEGEVENS OVERSCHRIJVEN ?]
verschijnt wanneer er al geluid opgenomen is. Verplaats 3 om
[JA] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om de
geluidsopname te starten. (Er wordt over het originele geluid
heen geschreven.)
Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
Als u op [] drukt, wordt het dubben van geluid geannuleerd.
Op [MENU/SET] drukken om te stoppen met
opnemen.
Deze zal automatisch stoppen na ongeveer 10 seconden
opnemen zonder dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt.
Op [] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
1
2
3
4
- 128 -
Gevorderd (Terugspelen)
U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P26)
Verplaats 3/4 om de kopiebestemming kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 2/1 om het beeld te kiezen, en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl gegevens van het geheugen
op de kaart worden gekopieerd, zal het kopiëren halverwege
stoppen.
Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [] om terug te gaan naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
Als u gegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet voldoende vrije
ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden. Wij raden aan
een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dan het ingebouwde geheugen (ongeveer
50 MB).
Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [ ] geselecteerd is, wordt er een nieuw
mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde
naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld
wanneer [ ] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P149)
Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd
worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
DPOF-instellingen van de originele beeldgegevens zullen niet gekopieerd worden. De
DPOF-instellingen opnieuw instellen nadat het kopiëren voltooid is.
[KOPIE]
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen zijn
opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de kaart.
> stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart naar
het ingebouwde geheugen.
> stap 3.
1
2
3
4
5
Aansluiten op andere apparatuur
- 129 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
U kunt gemakkelijk de beelden die u geïmporteerd heeft afdrukken of versturen via e-mail. Het
gebruik de bijgesloten
PHOTOfunSTUDIO-viewer--software op de CD-ROM (bijgeleverd) is
een handige manier hiervoor.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
A USB aansluitkabel (geleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
C AC-adapter (optioneel)
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel). Als de
resterende batterijstroom schaars wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert
de statusindicator en piept het alarm.
Raadpleeg
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken. (P130) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
1
C
A B
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
- 130 -
Aansluiten op andere apparatuur
M.b.v. een slepen-en-laten vallen-operatie, de beelden die u wilt
verkrijgen of de map waar deze beelden in opgeslagen zitten naar
een andere map op de PC verplaatsen.
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
Geen enkele andere USB-kabel gebruiken dan de meegeleverde kabel.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter vast of loskoppelt (optioneel).
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
Met de Mac OS X v10.2 of een eerder operatiesysteem, de Schrijfbeschermingschakelaar van
de SDHC-geheugenkaart instellen op de [LOCK]-positie wanneer u beelden importeert van
een SDHC-geheugenkaart.
Verplaats 3/4 om [PC] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Als [USB MODE] (P33) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
Wanneer het toestel verbonden is aan de PC met [USB MODE]
om in te stellen op [PictBridge(PTP)], kan er een bericht
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om het
scherm af te sluiten en koppel vervolgens het toestel los van de
PC. Stel vervolgens [USB MODE] weer in op [PC].
Dubbel klikken op [Removable Disk] in [My Computer].
Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (LUMIX”,
NO_NAME of Untitled wordt afgebeeld.)
Dubbel klikken op [DCIM] map.
2
USB MODE
SELEC
INST.
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
MENU
MENU
3
4
5
Aansluiten op andere apparatuur
- 131 -
De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [NR. RESET] (P32) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Aansluiting in de PTP-stand (alleen Windows
R
XP, Windows Vista
R
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
Wanneer er 1000 of meer beelden op een kaart staan, zouden de beelden niet geïmporteerd
kunnen worden.
1 Mapnummer
2 Bestandsnummer
3 JPG: Opnamen
MOV: Bewegende beelden
MISC: DPOF-print
Favoriet
Ingebouwde
geheugen
Kaart
100_PANA
101_PANA
999_PANA
DCIM
MISC
P1000001.JPG
P1000002.JPG
P1000999.JPG
100_PANA
1
23
- 132 -
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en beginnen met afdrukken op de LCD-monitor van het toestel.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
Sluit het toestel aan op een printer met de USB-kabel A (bijgeleverd).
A USB aansluitkabel (geleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
C AC-adapter (optioneel)
Een batterij gebruiken met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel). Als de
resterende batterijstroom aan het opgaan is terwijl het toestel en de printer met elkaar
verbonden zijn, knippert de statusindicator en gaat het alarm af. Als dit gebeurt tijdens het
afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de
USB-kabel loskoppelen.
Wanneer het toestel verbonden is aan de printer, verschijnt de verboden-kabel-los te
koppelen-icoon [å]. De USB-kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Verplaats 3/4 om [PictBridge(PTP)] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
1
C
A B
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
2
USB MODE
SELEC
INST.
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
MENU
MENU
Aansluiten op andere apparatuur
- 133 -
Aantekening
Geen enkele andere USB-kabel gebruiken dan de meegeleverde kabel.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter vast of loskoppelt (optioneel).
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
Een beeld kiezen en uitprinten
Verplaats 2/1 om het beeld te kiezen, en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
Verplaats 3 om [PRINT START] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P135 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
1
PictBridge
MENU
1/
100
_
0001
1/
1/9
100
100
_
0001
0001
1/9
100
_
0001
SELEC
VEELV. AFDR.
PRINTEN
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
2
OFF
1
ANNUL
SELEC
INST.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ENKELVOUDIG SELECT.
MENU
MENU
- 134 -
Aansluiten op andere apparatuur
¢ Alleen wanneer er beelden al ingesteld zijn als [FAVORIETEN] (P110).
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Verplaats 3.
Verplaats 3/4 om een item te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Verplaats 3/4/2/1 om de beelden te selecteren, en vervolgens
verschijnt er, wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt, [
é] op de af te
drukken beelden. (Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt
de instelling geannuleerd.)
Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[DPOF FOTO]
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld in [DPOF PRINT].
(P124)
[FAVORIETEN]
¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P110)
Verplaats 3 om [PRINT START] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P135 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
1
2
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
DPOF FOTO
FAVORIETEN
PictBridge
ANNUL
SELEC
INST.
MENU
MENU
3
OFF
1
ANNUL
SELEC
INST.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
MULTI SELECTEREN
MENU
MENU
Aansluiten op andere apparatuur
- 135 -
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de
“Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
Wanneer [DPOF FOTO] geselecteerd is, worden de [PRINT MET DAT.] en [AANTAL PRINTS]
items niet afgebeeld.
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door de datum af te drukken m.b.v. [TEKST AFDR.] (P119) of het afdrukken van de datum in te
stellen op het moment van de [DPOF PRINT] (P124) instelling voordat u naar een fotowinkel
gaat, kunnen de data afgedrukt worden bij de fotowinkel.
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
Printinstellingen
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[AANTAL PRINTS]
OFF
1
ANNUL
SELEC
EXIT
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
MULTI SELECTEREN
MENU
MENU
- 136 -
Aansluiten op andere apparatuur
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mm
k
127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
Aansluiten op andere apparatuur
- 137 -
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [LAY-OUT
PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [LAY-OUT
PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1 voor elk van
de 4 beelden.
Aantekening
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
- 138 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Voorbereiding:
[TV-ASPECT]. (P33) instellen.
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan.
Aantekening
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen (gebieden) met een NTSC-of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
U kunt niet te werk gaan als u de op het TV-scherm weergegeven aanraakicoon aanraakt.
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
B
1
2
A
1
2
3
4
Aansluiten op andere apparatuur
- 139 -
Stilstaande opnamen die gemaakt zijn met een SD-geheugenkaart kunnen teruggespeeld
worden op een TV met een SD-geheugenkaartslot.
Aantekening
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden. Om bewegende beelden terug te
spelen, het toestel op de TV aansluiten met de AV-kabel (bijgeleverd).
U kunt geen beelden afspelen op SDHC-kaarten als de TV niet voor deze kaarten uitgerust is.
MultiMediaCard kunnen wellicht niet afgespeeld worden.
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een SD-geheugen-
kaart
- 140 -
Aansluiten op andere apparatuur
U kunt beelden en bewegende beelden op de TV van hoge kwaliteit genieten door het
toestel aan te sluiten op de TV m.b.v. componentkabel (DMW-HDC2: optioneel).
Componentoutput wordt uitgegeven als 1080i. Verbinden met een TV die compatibel is
met de 1080i.
Aantekening
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Nooit andere kabels gebruiken dan originele Panasonic componentkabels (DMW-HDC2;
optioneel).
Audio zal uitgegeven worden als monauraal.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
Het beeld zou niet afgebeeld kunnen worden op de LCD-monitor wanneer de componentkabel
verbonden is.
Er zijn een paar [AFSPELEN] functies en menu’s, enz. die niet gebruikt kunnen worden terwijl
de componentkabel verbonden is. (P153)
Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Afspelen op de TV Met Componentaansluiting
Voorbereiding: Schakel het toestel en de televisie uit.
1
Componentpluggen:
De pluggen verbinden met de inputaansluitingen van de
componentvideo op de TV met dezelfde kleur. (Indicatie op de TV
kan anders zijn.)
2 Audio-pinpluggen:
naar de geluidsaansluiting
3 TV met componentaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B Componentkabel (DMW-HDC2: optioneel)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
Verbind de componentkabel B (DMW-HDC2; optioneel) met de
componentinput en de audio-inputaansluitingen op de TV.
Verbind de componentkabel aan de [COMPONENT OUT] aansluiting
op het toestel.
Zet de TV aan en schakel naar componentinput.
Zet het toestel aan.
DC IN
AV OUT/
DIGITAL
COMPONENT
OUT
Y/G
PB/B
P
R/R
AUDIO
L
R
#WFKQ .)
#WFKQ 4&
1
2
B
A
3
1
2
3
4
Overige
- 141 -
Overige
Schermdisplay
In Opname
Opnemen met programma AE-functie [»] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
2 Flitsfunctie (P54)
3 AF-zone (P42)
4 Focus (P42)
5 Beeldgrootte (P87)
6 Kwaliteit (P88)
7 Batterij-aanduiding (P17)
8 Aantal opnamen (P163)
9 Ingebouwd geheugen (P21)
: Kaart (P21) (alleen afgebeeld tijdens
opname)
10 Opnamestaat
11 ISO-gevoeligheid (P90)
12 : Aanraak-AF/AE (P61)
13 Sluitertijd (P42)
14 Lensopening (P42)
15 Meetfunctie (P93)
16 Optische beeldstabilisator (P99)/ : Waarschuwingsbeweging (P43)
9
10
1114 13
16
4567
8
3
12
9
9
1/30
1/30
1/30F2.8
F2.8
F2.8
100
100
100
ISO
ISO
ISO
12
15
- 142 -
Overige
Tijdens de opname (na het instellen)
17 Macrofunctie (P59)
18 Witbalans (P91)
19 ISO-gevoeligheid (P90)
Maximaal ISO-gevoeligheidniveau (P89)
20 Kleureffect (P97)
21 Beeldkwaliteit (P81)
22 Beschikbare opnametijd (P80):
23 AF-Puntzone (P94)
24 Naam
¢
1
(P75)
25 Histogram (P31, 52)
26 Reisdatum (P83)
27 Verstreken opnametijd (P80)
: Intelligente ISO (P89)
28 Huidige datum en tijd/: Reisdatum ingesteld (P85)
¢2
: Zoom/Extra optische zoom (P44)/Digitale zoom (P44, 97)
: Achtergrondverlichting compenseren (P39)
29 Minimum sluitertijd (P99)
30 Leeftijd
¢
1
(P75)
31 Belichtingscompensatie (P68)/ : Compensatie achtergrondverlichting (P39)
32 Hoge-hoekfunctie (P30)
: LCD-versterking (P30)
: Automatische Stroom LCD (P30)
33 Intelligente Belichting (P97)
34 Burst (P96)/ : Auto bracket (P69)/B: Audio-opname (P100)
35 Snelle AF (P95)/
: AF assistentielamp (P100)
36 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P83)
37 Zelfontspanner functie (P60)
¢
1 Dit wordt afgebeeld gedurende 5 seconden wanneer het toestel aangezet wordt in [BABY1]/
[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie.
¢2 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
24
3s
3s
3s3s
ISO
ISO
100
100
ISO
100
21
22
26
27
1918 2017
23
31
28
Q
Q
35
34
32
33
29
1
1
30
36
37
25
COOL
COOL
COOL
3
3
R8
m
30
s
W
T
1X
W
BACKLIGHT
Overige
- 143 -
In Terugspelen
1 Terugspeelfunctie (P46)
2 Beveiligd beeld (P126)
3 Favorieten (P110)
4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P119)
5 Beeldgrootte (P87)
Beeldkwaliteit (P81)
6 Kwaliteit (P88)
7 Batterij-aanduiding (P17)
8 Map/bestandsnummer (P131)
Ingebouwd geheugen (P21)
Verstreken opnametijd (P116):
9 Beeldnummer/Totaal opnamen
10 Bewegende-beeldenopname (P116):
11 Histogram (P31, 52)
12 Belichtingscompensatie (P68)
13 Opname-informatie (P51)
14 Aanraakzoom (P47, 109)
15 Afspelen (Bewegend beeld, Stilstaand beeld met geluid) (P116)
16 Opgenomen datum en tijd/Reisdatum ingesteld (P85)/Naam (P75)/Titel (P114)
17 Leeftijd (P75)
18 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P83)
19 LCD-versterking (P30)
20 Icoon beeld verder-/terugspoelen (P46)
21 Aantal DPOF-prints (P124)
22 Stilstaand beeld met geluid (P116)
: Bewegend beeld (P116)
Verbodsicoon kabellosmaking (P132)
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
1E DAG
1E DAG1E DAG
1E DAG
8
9
21
22
20
13
16
14
10
19
18
17
1234 6 75
11
1
1
100
_
0001
1/9
1/9
100
100
_
0001
0001
1/9
100
_
0001
9s
9s
9s
2
mnd.
10
dg.
2
mnd.
10
dg.
2
mnd.
10
dg.
15
12
8
m
30
s
8
m
30
s
- 144 -
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Laat het toestel niet vallen, klop er niet mee en oefen er geen zware kracht op uit.
Erop letten de tas/hoes waar het toestel inzit nergens tegen aan te stoten en niet te laten vallen
aangezien dit schade zou kunnen opleveren aan het toestel, de lens of de LCD-monitor.
Pas op geen grote druk uit te oefenen op de LCD-monitor met accessoires enz. die aan de riem
hangen. Dit zou schade kunnen veroorzaken aan de LCD-monitor.
Geen papieren zak gebruiken voor het toestel aangezien een papieren zak makkelijk stuk kan
gaan en het toestel zo kan vallen en kapot kan gaan.
We raden het sterk aan dat u een goede toesteltas/goed toestelkistje aanschaft bij uw
plaatselijke dealer om uw toestel te beschermen.
Houd het toestel uit de buurt van magnetische apparatuur (zoals magnetrons,
televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u het toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen de opnamen en de audio
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik het toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon omdat het geluid ervan een
nadelige invloed kan hebben op de opnamen en de geluiden.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op het toestel en storingen van beelden en geluiden
veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetische geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dient u het toestel uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
AC-adapter (optioneel) los te maken, en vervolgens de batterij weer terug te plaatsen of de
AC-adapter weer aan te sluiten. Hierna schakelt u het toestel weer in.
Gebruik de digitale fotocamera niet in de nabijheid van hoogspanningsdraden of
hoogspanningsleidingen.
Opnemen in de buurt van hoogspanningsdraden of hoogspanningsleidingen kan nadelige
gevolgen hebben voor de opnamen of geluiden.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Overige
- 145 -
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij verwijderen of de stekker uit het
stopcontact trekken. Vervolgens het toestel schoonvegen met een droge zachte
doek.
Wanneer het toestel bevuild is, kan deze schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgeknepen vochtige doek en daarna met een droge doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol, keukenmiddelen,
enz., om het toestel schoon te maken aangezien dit de externe laag kan aantasten of zou de
lak eraf kunnen gaan.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, er zeker van zijn de bijgesloten instructies te volgen.
Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor aanvankelijk
een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden
zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Schoonmaken
Over de LCD-monitor
De LCD-monitor wordt geproduceerd met hoge-precisietechnologie. Toch kunnen er
donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect.
De LCD-monitors hebben meer dan 99,99% effectieve pixels met nauwelijks 0,01%
van de pixels die niet actief zijn of altijd oplichten. De punten zullen niet opgenomen
worden op beelden op het ingebouwde geheugen of een kaart.
Over de Lens
- 146 -
Overige
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Steek de verwijderde batterij in de meegeleverde batterijhouder.
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of
de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het
toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op
stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
Houd de batterijoplader 1 m of verder weg van radio’s.
De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Batterij
Oplader
Kaart
Overige
- 147 -
Sla de batterij op een koele en droge plek met een relatief stabiele temperatuur op:
[Aanbevolen temperatuur:15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40% tot 60%]
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
Als de camera op een statief zit, kunt u de kaart of batterij niet verwijderen.
De schroef op het statief mag niet scheef zitten als u er de camera aan vast maakt of los
maakt. U kunt de schroef op de camera stuk maken als u deze te hard aanhaalt. U kunt ook de
camera zelf en alles wat erop zit, beschadigen als u deze te hard aanschroeft op het statief.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing van het statief.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven
- 148 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART VERGRENDELD]
> De Schrijfbeveiliging op de SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart staat op
[LOCK]. Verschuif de schakelaar terug om deze te ontgrendelen. (P22)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P126)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P34)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P49), [FAVORIETEN] (P110), [TITEL BEW.] (P114), [TEKST AFDR.]
(P119) of [MULTI RESIZE] (P121) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
[TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [DPOF PRINT] kan niet worden ingesteld voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
Overige
- 149 -
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P34) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
Deze kaart heeft een formaat dat niet herkend wordt door het toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P34)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]
Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P22)
U kunt alleen een SDHC-geheugenkaart gebruiken als u kaarten gebruikt met 4 GB of meer
vermogen.
[STORINGGEHEUGENKAART
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
[LEESFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het aflezen van de gegevens.
> Voer de kaart opnieuw in.
- 150 -
Overige
[SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Er heeft zich een fout voorgedaan tijdens het schrijven van de gegevens.
> Het toestel uitzetten en de kaart eruit halen. De kaart er opnieuw indoen en het toestel
weer aanzetten. Het toestel moet uit staan voordat u de kaart erin doet of eruit haalt
omdat u anders de kaart kunt beschadigen.
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [÷], [ý], [ü] of [ÿ], raden we aan een hoge
snelheidskaart te gebruiken met “10MB/s” of groter afgebeeld op de verpakking.
Afhankelijk van het type SD-geheugenkaart of SDHC-geheugenkaart kan het opnemen van
bewegende beelden halverwege stoppen.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P131)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P34)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P32)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN
VOOR 16:9 TV]
De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P33)
Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P129, 132)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
Overige
- 151 -
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet
zullen werken onder bepaalde omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
De tabel hieronder noemt deze functies en de overeenkomende omstandigheden ervan
op.
Voor de functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken in de Intelligente
automatische functie,
Instellingen in intelligente automatische functie (P40) raadplegen.
Functies die niet ingesteld
kunnen worden of niet zullen
werken
Hoofdomstandigheden waarin de functies niet ingesteld kunnen
worden of niet zullen werken
[AUTO POWER LCD]/
[GR. KIJKHOEK] (P30)
( functie
[BATT. BESP.] (P31)
Als u een AC-adapter gebruikt
Als u het toestel aansluit op een PC of een printer
Als u bewegende beelden opneemt of afspeelt
Tijdens een diavoorstelling
[AUTO DEMO]
[AUTO LCD UIT] (P31)
Als u een AC-adapter gebruikt
Terwijl het menuscherm afgebeeld is
Als de zelfontspanner ingesteld is
Terwijl u bewegende beelden opneemt
Als u het toestel aansluit op een PC of een printer
[AUTO REVIEW] (P32)
$ functie
Extra Optische Zoom
(P44)
9 en ô in [SCÈNE MODE]
$ functie
[DIG. ZOOM] (P44)
-, :, ;, í, 9 en ô in [SCÈNE MODE]
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
Aanraakzoom (P47)
Wanneer u bewegende beelden afspeelt
Stilstaande beelden met geluid (wanneer u geluid afspeelt)
[HISTOGRAM] (P31, 52)
$ functie
Tijdens meervoudig afspelen
Tijdens aanraakzoom
[KALENDER]
[FLITS] (P54)
Wanneer auto bracket ingesteld is
Wanneer de burstfunctie ingesteld is
,, /, ï, ô, 5, 4 en 7 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[ZELFONTSPANNER]
(P60)
ô in [SCÈNE MODE]
$ functie
- 152 -
Overige
Aanraak-AF/AE (P61)
5 en 4 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[B/W], [SEPIA], [COOL] of [WARM] in [KLEUR EFFECT]
ingesteld is
[BELICHTING] (P68)
º functie
5 in [SCÈNE MODE]
[AUTO BRACKET] (P69)
ô en 5 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[FOTO RES.] (P87)
9, ô in [SCÈNE MODE]
$ functie
[KWALITEIT] (P88)
$ functie
[ASPECTRATIO] (P89)
9 en ô in [SCÈNE MODE]
[SLIMME ISO] (P89)
¼ functie
º functie
[SCÈNE MODE]
$ functie
[GEVOELIGHEID] (P90)
[SCÈNE MODE]
$ functie
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
[WITBALANS] (P91)
,, ., /, 1, 2, 3, ï, 5, 4, 6, 8 en 7 in
[SCÈNE MODE]
[WB INSTELLEN] (P92)
[B/W], [SEPIA], [COOL] of [WARM] in [KLEUR EFFECT]
ingesteld is
[MEETFUNCTIE] (P93)
[SCÈNE MODE]
[QUICK AF] (P95)
., /, 5 en 4 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[BURSTFUNCTIE] (P96)
ô en 5 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[AUDIO OPNAME]
[I.CONTRAST] (P97)
[SCÈNE MODE]
$ functie
[KLEUR EFFECT] (P97)
[SCÈNE MODE]
[FOTO INST.] (P98)
[SCÈNE MODE]
$ functie
[KORTE SLUITERT.] (P99)
¹ functie
¼ functie
º functie
[SCÈNE MODE]
$ functie
Wanneer [SLIMME ISO] geselecteerd is
Overige
- 153 -
Functies die niet gebruikt kunnen worden terwijl u de componentkabel verbonden
is
[LCD MODE]/[HISTOGRAM]/[TEKST AFDR.]/[MULTI RESIZE]/[ASPECT CONV.]/[AUDIO
DUB.]/[KOPIE]/[MULTI] instellingen van [DPOF PRINT]/[MULTI] instellingen van
[BEVEILIGEN]/[MULTI WISSEN]/Creatie van stilstaande beelden uit bewegende beelden/
[EENVOUDIG ORDENEN]/[DUBBEL AFSP.]
[AUDIO OPNAME] (P100)
[AUTO BRACKET]
[BURSTFUNCTIE]
ô en 5 in [SCÈNE MODE]
$ functie
[AF ASS. LAMP] (P100)
0, ,, /, ï, 4 en 7 in [SCÈNE MODE]
[NW. RS.] (P111)
[MULTI RESIZE] (P121)
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[BIJSNIJD.] (P112)
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[TITEL BEW.] (P114)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
[TEKST AFDR.] (P119)
Beelden die zijn opgenomen zonder dat de klok is ingesteld
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[ASPECT CONV.] (P122)
Beelden die gemaakt zijn met Y of X
Bewegende beelden
Stilstaande beelden met audio
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[ROTEREN] (P123)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
[LCD ROTEREN] (P123)
Meervoudig terugspelen
[KALENDER]
AFDRUKKEN MET
DATUM (P125)
Beelden met weergave van de [TEKST AFDR.]
[AUDIO DUB.] (P127)
Bewegende beelden
Beveiligde beelden
- 154 -
Overige
Problemen oplossen
Probeer eerst de volgende procedures (P154 tot 162).
De batterij is er niet goed ingedaan. (P19)
De batterij is op.
Is [AUTO LCD UIT] (P31) van de [BESPARING] functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
De batterij is op.
De batterij is op.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel uit m.b.v. de [BESPARING] functie etc. (P31)
Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P32)
te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Het [CHARGE] lampje knippert.
Overige
- 155 -
Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar de [¦/!] instelling geschoven? (P25)
Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P49, 115)
Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P12) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P44)
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P68)
Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> De [KORTE SLUITERT.] instellen op lagere snelheid.
> Stel auto bracket (P69), [HI-SPEED BURST] (P77) in scènefunctie of [BURSTFUNCTIE]
(P96) van het [OPNAME] functiemenu in op [OFF].
Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
Ligt het onderwerp buiten het focusbereik van het toestel. (P41)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P43)
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer er beelden gemaakt worden op donkere plekken,
daarom het toestel stevig vasthouden met beide handen om de beelden te maken. (P38)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P60)
Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
Het opgenomen beeld is witachtig.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden 2 of 3 beelden één voor één genomen.
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Het is niet mogelijk beelden maken m.b.v. auto bracket.
- 156 -
Overige
Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P90)
> Vergroot de instelling voor [RUISREDUCTIE] in [FOTO INST.] of verlaag de instelling voor
elk van de items met uitzondering van [RUISREDUCTIE]. (P98)
> Beelden op heldere plekken maken.
Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Gebruikt u een MultiMediaCard? Dit apparaat verdraagt geen MultiMediaCard
> Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [÷], [ý], [ü], of [ÿ], raden we aan een hge
snelheidskaart te gebruiken met “10MB/s” of groter afgebeeld op de verpakking.
Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
> Raak een onderwerpspecifieke kleur aan als het onderwerp een andere kleur dan de rand
heeft. (P61)
Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden,
afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het
beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede
hoek gebruikt is. Dit is geen storing.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
Er verschrijnt een roodachtige verticale streep (smear) op de LCD-monitor
tijdens het maken van beelden.
Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het onderwerp
een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen zich voordoen in
de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm
niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel licht.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Dynamische opsporing werkt niet zelfs nadat het onderwerp aangeraakt is.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
Overige
- 157 -
De LCD-monitor gaat uit en de statusindicator gaat branden wanneer [AUTO LCD UIT] (P31)
geselecteerd is voor de [BESPARING] functie.
[Dit gebeurt niet wanneer u een AC-adapter gebruikt (optioneel).]
Als de resterende batterijstroom laag is, zou het langer kunnen duren de flits op te laden en zou
de tijd dat de LCD-monitor uitstaat langer kunnen worden.
Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel in gebruik is of wanneer het toestel verplaatst wordt. Dit is zo vanwege de operatie van
de automatische opening van het toestel en duidt niet op storing.
De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
> Stel de helderheid van het scherm af. (P29)
[SPANNING LCD] of [GR. KIJKHOEK] is geactiveerd. (P30)
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
Staat de flitsinstelling op [Œ]?
> De flitsinstelling wijzigen. (P54)
De flitsfunctie is niet beschikbaar wanneer auto bracket (P69) of [BURSTFUNCTIE] (P96) in
[OPNAME] functiemenu ingesteld is.
De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P55) ingesteld is.
LCD-monitor
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
De LCD-monitor wordt even donkerder of helderder.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
Ruis op de LCD-monitor.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt 2 keer geactiveerd.
- 158 -
Overige
Is [LCD ROTEREN] (P123) ingesteld op [ON]?
U kunt beelden draaien met de [ROTEREN] functie. (P123)
Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar ingesteld op [(]? (P46)
Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
Is [KALENDER], [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor terugspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P46)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P34)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P23)
Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
De opname wordt niet teruggespeeld.
De opgenomen beelden worden niet afgebeeld.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
Met een kalenderzoektocht, worden beelden afgebeeld met data die verschillen
van de eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Overige
- 159 -
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens bewegend beeldopname. Op zulke
momenten, wordt er een klikkend geluid gehoord, en dit geluid kan opgenomen worden op de
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden.
- 160 -
Overige
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Output vanaf de [COMPONENT OUT] uitlaat is niet mogelijk wanneer deze aangesloten is op
de PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit het toestel aan op de TV met de AV kabel (meegeleverd) of met de componentkabel
(DMW-HDC2; optioneel), en speel vervolgens de bewegende beelden terug op het toestel.
(P138, 140)
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P33)
Is het toestel correct aangesloten op de PC?
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Stel in op [PC] in [USB MODE]. (P33, 129)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P33, 132)
> Wanneer u een printer gebruikt met een bijwerkfunctie of een kantenvrije afdrukfunctie,
dient u deze functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing
lezen van de printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
Overige
- 161 -
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [ ] en kies dan het [~]
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P34)
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P100) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P100)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de
lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet
beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is
geen storing.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> Wanneer het bericht [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt, de klok opnieuw instellen. (P23)
Wanneer u een beeld maakt voordat u de klok instelt, wordt [0:00 0. 0. 0] opgenomen.
Op sommige vergrotingniveaus, zijn de gemaakte beelden enigszins vervormd of zijn de
randen en sommige andere zones in de beelden die gemaakt zijn verkleurd, maar dit is geen
storing.
Wanneer u de extra optische zoom gebruikt, zal de inzoomactie tijdelijk stoppen in de buurt van
[W]. Dit is geen storing.
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De lens klikt.
De klok is opnieuw ingesteld.
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd en
hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
- 162 -
Overige
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P131)
Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
Controleer de klok- (P23) en verjaardaginstellingen (P75).
De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar
[AFSPELEN] functie in.
> De calibratie (P34) uitvoeren.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
De lenscilinder is ingetrokken.
Er wordt iets anders geselecteerd dan wat u aangeraakt heeft.
Overige
- 163 -
Overige
Aantal mogelijke beelden en beschikbare opnametijd
• Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen afhankelijk
van de opnamecondities en het kaarttype.)
• Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
Aantal opnamen
Aspectratio X
Beeldgrootte
(10M):
(3648k2736)
(7M ):
(3072k2304)
(5M ):
(2560k1920)
(3M ):
(2048k1536)
Kwaliteit A A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
92014
28
20 40 32
62
Kaart
16MB2537510816
32MB5 11 7 1611231836
64 MB 11 24 16 34 24 48 38 75
128 MB 24
49 35
69 50 99 78 150
256 MB 48
97
68 135 98 190 150 290
512 MB 97 190 135 270 195 380 300 590
1 GB 195 380 270
540
390 770 600 1180
2 GB 390 770 550
1090
790 1530 1220 2360
4 GB 770
1520 1090 2150
1560 3010 2410 4640
8 GB
1580 3100 2230 4380 3180 6130 4910
9440
16 GB
3180 6250 4490 8820 6410 12350 9880
19000
Aspectratio X
Beeldgrootte
(2M ):
(1600k1200)
(0,3M ):
(640k480)
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
51
97
240 400
Kaart
16 MB 13 26 68 110
32 MB 29 56 145 230
64 MB 61 115 290 480
128 MB 125 230 600 970
256 MB 240 460 1170 1900
512 MB 480 910 2320 3770
1 GB 970 1830 4640 7550
2 GB 1920 3610 8780 12290
4 GB 3770 7090 17240 24130
8 GB 7670 14440 35080 49120
16 GB
15440 29070
70590
98840
- 164 -
Overige
Aspectratio Y
Beeldgrootte
(9M):
(3648k2432)
(6M ):
(3072k2048)
(4,5M ):
(2560k1712)
(2,5M ):
(2048k1360)
Kwaliteit A A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
11 22 15 32 22 45 36 69
Kaart
16 MB 2538512918
32 MB
6 12 8 18 13 26 20 40
64 MB
13 27 19 38 27 54 43 83
128 MB 27 55 39 78 56 110 88 165
256 MB
54 105
77
150 110 210 170 330
512 MB
105 210 150 300 210 430 340 650
1GB 210 430 300 600 440 860 680 1310
2GB
440
870 620
1220 890 1700 1360 2560
4GB 870
1720
1230
2410 1740 3350 2680 5020
8 GB 1770 3500 2500 4910 3550 6820 5450 10230
16 GB 3580 7050 5040
9880
7160 13720 10980 20590
Aspectratio W
Beeldgrootte
(7,5M):
(3648k2056)
(5,5M ):
(3072k1728)
(3,5M ):
(2560k1440)
(2M ):
(1920k1080)
Kwaliteit A A A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
13 26 18 37 27 53 47 92
Kaart
16 MB 3 6 4 10 7 141225
32 MB
7 15102115302753
64 MB
15 32
22 45
32
63
57 105
128 MB 33 65 46 92 66 125 115 220
256 MB 65
125
91 180
130 250 220 430
512 MB
125 250
180 350
250
500
450 860
1GB 250 510 360 710 520 1000 900 1720
2GB
520 1020
730 1420
1040
1980
1800 3410
4 GB 1030 2010 1450 2800
2040
3890
3540 6700
8 GB 2090 4090 2950 5710 4160 7920 7220 13640
16 GB 4220 8230 5950 11490 8370 15940 14530 27450
Overige
- 165 -
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Aantekening
De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
De verengde optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de
scènefunctie, daarom wordt de grootte voor [ ] niet afgebeeld.
Aspectratio X W
Instelling beeldkwaliteit ÷ ö ù ø ý ü ÿ þ
Ingebouwd geheugen
(Ongeveer 50 MB)
jj
1min
43 s
5min jjjj
Kaart
16 MB 6 s 26 s 26 s
1min
22 s
0s 4s
5s 22s
32 MB 17 s
58 s
59 s
2min
55 s
4s 12s
14 s 50 s
64 MB 39 s 2 min 2 min 6 min
13 s 29 s
33 s
1min
45 s
128 MB
1min
23 s
4min
10 s
4min
10 s
12 min
20 s
29 s
1min
1s
1min
11 s
3min
35 s
256 MB
2min
45 s
8min
10 s
8min
10 s
24 min
1min
2min
2min
20 s
7min
512 MB
5min
30 s
16 min
20 s
16 min
20 s
47 min
50 s
2min
4min
4min
40 s
14 min
1GB 11min
32 min
50 s
32 min
50 s
1h
35 min
4min
8min
10 s
9min
20 s
28 min
10 s
2GB
22 min
30 s
1h
7min
1h
7min
3h
15 min
8min
20 s
16 min
50 s
19 min
20 s
57 min
30 s
4 GB
44 min
20 s
2h
11 min
2h
11 min
6h
22 min
16 min
40 s
33 min
20 s
38 min
1h
53 min
8GB 1h
30 min
4h
28 min
4h
28 min
12 h
59 min
33 min
50 s
1h
7min
1h
17 min
3h
50 min
16 GB 3 h
1min
8h
59 min
8h
59 min
26 h
8min
1h
8min
2h
16 min
2h
36 min
7h
43 min
(DMC-FX500PL/DMC-FX500SG/DMC-FX520GC)
¢ U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB.
Alleen de maximum beschikbare opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-FX500EG/DMC-FX500E)
¢ Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden tot 15 minuten.
De maximum continue opnametijd (tot 15 minuten) wordt afgebeeld op het scherm.
- 166 -
Overige
Specificaties
Digitale Camera: Informatie voor uw veiligheid
Stroom: DC 5,1 V
Stroomverbruik: 1,6 W (Wanneer u opneemt)
0,8 W (Wanneer u terugspeelt)
Toesteleffectieve pixels
: 10.100.000 pixels
Beeldsensor:
1/2,33
q
CCD, totaal pixelaantal 10.700.000 pixels,
Primaire-kleurenfilter
Lens: Optisch 5k zoom, fl4,4 mm tot 22 mm (35 mm filmcamera
equivalent: 25 mm tot 125 mm)/F2.8 tot F5.9
Digitale zoom: Max. 4k
Geactiveerde optische
zoom: Max. 8,9k
Focus: Normaal, Macro, Aanraking AF/AE, Gezichtsherkenning,
9-zones-focussing, 3-zones-focussing (Hoge snelheid),
1-zone-focussing (Hoge snelheid), 1-zone-focussing,
Puntfocussing, Aangeraakte zone (tijdens Aanraking AF/AE)
Focusbereik:
Normaal: 50 cm (Breed)/1 m (Tele) tot
Macro/Intelligente automatische:
5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot
Scènefunctie: Er kunnen verschillen zijn in de bovenstaande
instellingen.
Ontspannersysteem:
Elektronische ontspanneriMechanische ontspanner
Overige
- 167 -
Bewegende
beeldopname: Wanneer de instelling van de aspectratio [X] is
640k480 pixels (30 frames/seconde, 10 frames/seconde,
alleen wanneer u een Kaart gebruikt)
320k240 pixels (30 frames/seconde, 10 frames/seconde)
Wanneer de instelling van de aspectratio [W] is
848k480 pixels (30 frames/seconde, 10 frames/seconde,
alleen wanneer u een Kaart gebruikt)
1280k720 pixels (30 frames/seconde, 15 frames/seconde,
alleen wanneer u een Kaart gebruikt)
Met geluid
Burstopname
Bursttijd:
2,5 opnamen/seconde (
Normaal
), Ongeveer 2 opnamen/
seconde
(Onbegrensd)
Aantal mogelijke
beelden: Max. 5 beelden (Standaard), max. 3 beelden (Fijn),Is
afhankelijk van het resterende vermogen van het ingebouwde
geheugen of de kaart (Onbegrensd).
(Prestatie in burstopname bestaat alleen met
SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart.
MultiMediaCard-prestatie zal minder zijn.)
Snelle snelheid-burst
Bursttijd: Ongeveer 6 opnamen/seconde
(2M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
beeldgrootte.)
Aantal mogelijke
beelden: Als u het ingebouwde geheugen gebruikt:
Ongeveer 20 opnamen (onmiddellijk nah et formatteren)
Wanneer u een Kaart gebruikt: Max. 100 beelden (verschilt
afhankelijk van het type Kaart en de opnameomstandigheden)
- 168 -
Overige
ISO-gevoeligheid: AUTO/100/200/400/800/1600
[H. GEVOELIGH.] functie: 1600 tot 6400
Sluitertijd: 60 seconden op 1/2000ste van een seconde
[STERRENHEMEL] functie: 15 seconden, 30 seconden,
60 seconden
Witbalans: Automatische witbalans/Daglicht/Bewolkt/Schaduw/Halogeen/
Witinstelling
Belichting (AE):
AE-programma AE (P)/AE-openingsvoorrang (A)/
AE-sluitervoorrang (S)/Handmatige belichting (M)
Belichtingscompensatie (1/3 EV Stap, j2EV tot i2EV)
Meetfunctie: Meervoudig/Middenmeting/Punt
LCD-monitor: 3,0q lage temperatuur polykrystallijn TFT LCD
(Ongeveer 230.000 punten) (zichtsveldratio ongeveer 100%)
Flits: Flitsbereik: [ISO AUTO]
Ongeveer 60 cm tot 6,0 m (Breed)
AUTO, AUTO/Rode-ogenreductie, Gedwongen flits AAN
(Gedwongen AAN/Rode-ogenreductie), Langzame synch./
Rode-ogenreductie, Gedwongen flits UIT
Microfoon: Monauraal
Luidspreker: Monauraal
Opnamemedia: Ingebouwd geheugen (Ong. 50 MB)/SD-geheugenkaart/
SDHC-geheugenkaart/MultiMediaCard (Alleen stilstaande
beelden)
Beeldgrootte
Bewegingloze
opname: Wanneer de instelling van de aspectratio [X] is
3648k2736 pixels, 3072k2304 pixels, 2560k1920 pixels,
2048k1536 pixels, 1600k1200 pixels, 640k480 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [Y] is
3648k2432 pixels, 3072k2048 pixels, 2560k1712 pixels,
2048k1360 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [W] is
3648k2056 pixels, 3072k1728 pixels, 2560k1440 pixels,
1920k1080 pixels
Bewegende beelden: Wanneer de instelling van de aspectratio [X] is
640k480 pixels (Alleen wanneer u een Kaart gebruikt),
320k240 pixels
Wanneer de instelling van de aspectratio [W] is
1280k720 pixels (Alleen wanneer u een Kaart gebruikt)
848k480 pixels (Alleen wanneer u een Kaart gebruikt)
Overige
- 169 -
Kwaliteit: Fijn/Standaard
Opname-fileformaat
Stilstaand beeld: JPEG (gebaseerd op “Design rule for Camera File system”,
gebaseerd op “Exif 2.21” standaard)/DPOF-overeenkomstig
Beelden met geluid: JPEG (gebaseerd op “Design rule for Camera File system”,
gebaseerd op “Exif 2.21” standaard)rQuickTime” (opname
met geluid)
Bewegende beelden: “QuickTime Motion JPEG” (Bewegende beelden met audio)
Interface
Digitaal: “USB 2.0” (Hoge snelheid)
Analoge video/audio: NTSC/PAL Composiet (Geschakeld door menu), Component
Geluidslijn-output (monauraal)
Terminal
[COMPONENT OUT]: Voorbehouden stekker (10 pin)
[AV OUT/DIGITAL]: Voorbehouden stekker (8 pin)
[DC IN]: Voorbehouden stekker (2 pin)
Afmetingen: Ongeveer 94,9 mm (W)k57,1 mm (H)k22,9 mm (D)
(de uitstekende delen niet meegerekend)
Massa: Ongeveer 155 g (de kaart en batterij niet meegerekend)
Ongeveer 175 g (met kaart en batterij)
Werkingstemperatuur:
0 oC tot 40 oC
Bedrijfsvochtigheid: 10% tot 80%
- 170 -
Overige
Batterijoplader: Informatie voor uw veiligheid
Input: 110 V tot 240 V 50/60 Hz, 0,2 A
Output: LADING 4,2 V 0,8 A
Batterijpakket
(lithium-ion):
Informatie voor uw veiligheid
Stroom/capaciteit: 3,6 V, 1000 mAh
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170

Panasonic DMCFX520 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor