Tabel E-9 root > ConnectionType > view (vervolg)
Registersleutel Beschrijving
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/perfFlagNoTheming
Indien ingesteld op 1, worden gebruikersinterfacethema's
uitgeschakeld, waardoor de prestaties voor RDP-
verbindingen met een lage bandbreedte kunnen verbeteren.
Indien ingesteld op 2, wordt de waarde geselecteerd op
basis van de prestaties van de thin client.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/perfFlagNoWallpaper
Indien ingesteld op 1, wordt de bureaubladachtergrond
uitgeschakeld, waardoor de prestaties voor RDP-
verbindingen met een lage bandbreedte kunnen verbeteren.
Indien ingesteld op 2, wordt de waarde geselecteerd op
basis van de prestaties van de thin client.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/perfFlagNoWindowDrag
Indien ingesteld op 1, wordt het slepen van het volledige
venster uitgeschakeld, waardoor de prestaties voor RDP-
verbindingen met een lage bandbreedte kunnen verbeteren.
In plaats daarvan wordt de venstercontour gebruikt. Indien
ingesteld op 2, wordt de waarde geselecteerd op basis van
de prestaties van de thin client.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/portMapping
Indien ingesteld op 1, worden de volgende seriële en
parallelle poorten omgeleid naar de externe host: ttyS0,
ttyS1, ttyS2, ttyS3, ttyUSB0, lp0.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/printerMapping
Indien ingesteld op 1, worden alle printers lokaal
gedefinieerd via CUPS omgeleid naar de externe host.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/rdpEncryption
Indien ingesteld op 1, wordt de standaard-RDP-codering
gebruikt voor het coderen van alle gegevens tussen de client
en de server.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/remoteFx
Indien ingesteld op 1, wordt RemoteFX gebruikt, mits
beschikbaar.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/securityLevel
Stelt het certificaatbeveiligingsniveau in. Indien ingesteld op
0, zijn alle verbindingen toegestaan. Indien ingesteld op 1,
worden onthouden hosts gecontroleerd en wordt er een
waarschuwingsvenster weergegeven als de verificatie is
mislukt. Indien ingesteld op 2, worden onthouden hosts niet
gecontroleerd en wordt er een waarschuwingsvenster
weergegeven als de verificatie is mislukt. Indien ingesteld op
3, worden alle onveilige verbindingen geweigerd.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/sendHostname
Stelt de clienthostnaam in die naar de externe host wordt
verzonden. Als deze sleutel leeg wordt gelaten, wordt de
systeemhostnaam verzonden. Deze sleutel kan alleen
worden gebruikt als de registersleutel root/
ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/general/sendHostname is ingesteld
op hostname.
root/ConnectionType/view/connections/<UUID>/
xfreerdpOptions/sound
Als deze sleutel is ingesteld op Bring to this
computer, wordt geluid via een virtueel standaardkanaal
omgeleid van de externe host naar de client. Als deze sleutel
is ingesteld op Leave at remote computer, blijft het
geluid op de externe host. Dit kan handig zijn bij gebruik van
een audioapparaat dat wordt omgeleid via USB. Als deze
registersleutel is ingesteld op een andere waarde, wordt
audio uitgeschakeld. Doorgaans wordt aangeraden deze
waarde in te stellen op Bring to this computer en
USB-afspeelapparaten niet om te leiden naar de externe
host. Dit zorgt voor een betere geluidskwaliteit en clientaudio
die wordt omgeleid via andere virtuele kanalen (zoals
root > ConnectionType 125