Miele CS 1012-2 de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding
Gebruiks- en montagehandleiding
ProLine gaskookplaat
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel
plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 11 173 830
2
De kookplaat mag ook in andere dan op het toestel aangegeven landen worden
gebruikt. De landspecifieke uitvoering en de manier waarop de kookplaat wordt
aangesloten, hebben een grote invloed op de correcte en veilige werking van de
kookplaat.
Neem daarom contact op met de Miele Service in het betreffende land als u het
toestel in een land wilt gebruiken dat niet op het toestel vermeld staat.
Inhoud
3
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ................................................................... 5
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 16
Overzicht .............................................................................................................. 17
Kookplaat .............................................................................................................. 17
Indicatoren............................................................................................................. 18
Schakelaars........................................................................................................... 18
Brander.................................................................................................................. 19
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen .................................................... 20
Kookplaat voor de eerste keer reinigen................................................................. 20
Kookplaat voor de eerste keer in gebruik nemen.................................................. 20
De juiste pannen.................................................................................................. 21
Tips om energie te besparen ............................................................................. 22
Bediening ............................................................................................................. 23
Vonkontsteking...................................................................................................... 23
Inschakelen ........................................................................................................... 23
Vlam instellen ........................................................................................................ 24
Uitschakelen.......................................................................................................... 24
Controlelampje/restwarmte-indicatie .................................................................... 24
Beveiligingen........................................................................................................ 25
Vlambeveiliging ..................................................................................................... 25
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 26
Roestvrijstalen kom............................................................................................... 27
Roestvrijstalen rand / bedieningspaneel ............................................................... 27
Bedieningsknoppen .............................................................................................. 27
Pannendrager ........................................................................................................ 28
Brander.................................................................................................................. 28
Nuttige tips........................................................................................................... 30
Bij te bestellen accessoires................................................................................ 32
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen ......................................................... 33
Veiligheidsafstanden ........................................................................................... 34
Aanwijzingen voor het inbouwen....................................................................... 37
Inbouwmaten ....................................................................................................... 38
Inhoud
4
Inbouw van meerdere ProLine-elementen........................................................ 39
Inbouwen.............................................................................................................. 41
Elektrische aansluiting........................................................................................ 45
Gasaansluiting ..................................................................................................... 47
Brandervermogen................................................................................................ 49
Aanpassen aan een andere gassoort................................................................ 50
Tabel voor de inspuiters ........................................................................................ 50
Inspuiters vervangen ............................................................................................. 51
Functie controleren................................................................................................ 52
Klantendienst....................................................................................................... 53
Contact bij storingen ............................................................................................. 53
Typeplaatje: ........................................................................................................... 53
Garantie................................................................................................................. 53
Productgegevensbladen..................................................................................... 54
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
5
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het toestel tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig
door, voordat u het toestel in gebruik neemt. In de handleiding
vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veilig-
heid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
6
Verantwoord gebruik
Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteldheid,
hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kookplaaat niet in
staat zijn om deze veilig te bedienen, mogen deze alleen onder toe-
zicht gebruiken. Deze personen mogen de kookplaat alleen zonder
toezicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen
inzien en begrijpen.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
7
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen.
Kinderen moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening
kunnen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandings-
gevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar. Bewaar in de opbergruimte boven of onder
de kookplaat geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn.
Dat kan kinderen ertoe brengen op het toestel te klimmen.
Verbrandingsgevaar. Draai de grepen van de pannen zo dat ze
zich boven het werkblad bevinden, zodat kinderen de pannen niet
van het toestel kunnen trekken.
Verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal
over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen bij
kinderen vandaan.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
8
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. In-
stallatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
Schade aan de kookplaat kan uw veiligheid in gevaar brengen.
Controleer de kookplaat op zichtbare schade. Gebruik nooit een be-
schadigde kookplaat.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol-
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze funda-
mentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elek-
trische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeen-
komen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kook-
plaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
9
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat
leiden.
Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij ga-
randeren, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
Een gasspecialist moet de gasaansluiting uitvoeren (zie het hoofd-
stuk “Gasaansluiting”). Als de stekker van de aansluitkabel wordt
verwijderd of als de aansluitkabel geen stekker heeft, dan moet de
kookplaat door een elektricien op het elektriciteitsnet worden aange-
sloten (zie het hoofdstuk “Elektrische aansluiting”).
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie hoofd-
stuk “Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Contro-
leer dit als u
de zekeringen in uw zekeringkast uitschakelt, of
de zekeringen van de huisinstallatie volledig worden losge-
schroefd, of
als de stekker (indien aanwezig) uit het stopcontact is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
de gastoevoer sluit.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
10
Gevaar voor elektrische schok.
Neem de kookplaat niet in gebruik bij een defect of schakel de kook-
plaat meteen uit. Maak de kookplaat spanningsvrij en sluit de gas-
toevoer af. Neem contact op met de Miele Service.
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is inge-
bouwd, sluit deze dan nooit wanneer u de kookplaat gebruikt. Achter
een gesloten deur hopen warmte en vocht zich op. Daardoor kunnen
de kookplaat, de ombouwkast en de vloer beschadigd worden. Sluit
een meubeldeur pas wanneer de restwarmte-indicatie uit is.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
11
Veilig gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de res-
terende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Voorwerpen in de nabijheid van de ingeschakelde kookplaat kun-
nen door de hoge temperaturen beginnen te branden.
Gebruik de kookplaat nooit om ruimten te verwarmen.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter.
Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat
uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusde-
ken.
Houd voortdurend toezicht op de kookplaat tijdens het gebruik.
Houd voortdurend toezicht bij korte kook- en braadprocessen.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom mak-
kelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kook-
plaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblik-
ken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de
kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een
bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek
of een beschermfolie.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
12
Als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van
het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op de
kookplaat liggen heet worden. Andere materialen kunnen smelten of
ontbranden. Gebruik de kookplaat nooit als werkblad.
U kunt zich aan het hete toestel branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbran-
dingen veroorzaken. Zorg dat het textiel niet te dicht bij de vlammen
komt. Gebruik dan ook geen al te grote pannenlappen, theedoeken
of iets dergelijks.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact ko-
men met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Serviesgoed van kunststof of aluminiumfolie smelt bij hoge tem-
peraturen. Gebruik daarom geen serviesgoed van kunststof of alumi-
niumfolie.
Als u de bedieningsknop indrukt, genereert de ontstekingselektro-
de een vonk. Druk de bedieningsknop niet in als u de kookplaat of
de brander rond de ontstekingselektrode reinigt of aanraakt.
Zorg dat op een ontstoken brander altijd een pan staat. Een erbo-
ven geplaatste afzuigkap kan anders beschadigd raken of vuur vat-
ten.
Zorg dat alle branderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd,
voordat u een brander ontsteekt.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
13
Gebruik alleen pannen waarvan de bodemdiameter niet groter of
kleiner is dan in de gebruiksaanwijzing staat aangegeven (zie “De
juiste pannen”). Als de diameter te klein is, staat de pan niet stevig
genoeg. Is de diameter te groot, dan worden de hete verbrandings-
gassen te ver naar de zijkant gevoerd en kunnen het werkblad, een
niet hittebestendige wand of onderdelen van de kookplaat bescha-
digd raken. Voor schade die op deze wijze is ontstaan, kan Miele niet
aansprakelijk worden gesteld.
Zorg dat de vlammen van de brander niet onder het kookgerei
vandaan komen.
Gebruik geen pannen met een te dunne bodem. De kookplaat kan
anders beschadigd raken.
Gebruik daarvoor de meegeleverde pannendragers. Het kookgerei
mag niet rechtstreeks op een brander worden gezet.
Plaats pannendragers van boven op de kookplaat, zodat er geen
krassen kunnen ontstaan.
Bewaar geen licht ontvlambare voorwerpen in de buurt van het
toestel.
Verwijder vetspatten en andere brandbare verontreinigingen zo
spoedig mogelijk van de kookplaat. Er ontstaat anders brandgevaar.
Gerechten en vloeistoffen die zout bevatten, kunnen op roestvrij
staal corrosie veroorzaken. Verwijder dergelijke verontreinigingen
daarom meteen.
Bij gebruik van het toestel ontstaan warmte, vocht en verbran-
dingsgassen. Zorg daarom voor voldoende ventilatie in de ruimte
waar het toestel zich bevindt. Open een buitenraam of zorg voor me-
chanische afzuiging (bijvoorbeeld via een afzuigkap).
Als u het toestel lang en intensief gebruikt, is het aan te raden de
ruimte extra te ventileren, bijvoorbeeld door een buitenraam te ope-
nen of door de afzuigkap op een hoge stand in te schakelen.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
14
Gebruik geen braadpannen, pannen of grillstenen die zo groot zijn
dat zij meerdere branders bedekken. Door warmteophoping kan het
toestel beschadigd raken.
Als het toestel gedurende een ongebruikelijk lange tijd niet is ge-
bruikt, is het aan te bevelen het toestel grondig te reinigen voordat u
het weer in gebruik neemt. Laat de correcte werking van het toestel
zo nodig door een vakman controleren.
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen:
hete voorwerpen kunnen de afdichting van de verbindingsstrip be-
schadigen. Plaats daarom geen hete pannen in de buurt van de ver-
bindingsstrip.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
15
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
16
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriende-
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri-
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateri-
aal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toe-
stellen bevatten meestal nog waarde-
volle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het ge-
wone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza-
meldepot voor elektrische en elektro-
nische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verant-
woordelijk voor het wissen van eventue-
le persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
de handelaar bij wie u het kocht
of
de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intus-
sen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Overzicht
17
Kookplaat
a
Sterkbrander
b
Sudderbrander
c
Pannendragers
d
Symbolen voor de kookzones
e
Controlelampjes
Bedieningsknop voor de kookzone
f
achter
g
voor
Overzicht
18
Indicatoren
l
Aan/uit-indicator
m
Restwarmte-indicator
Schakelaars
Symbool Beschrijving
Brander uit, gastoevoer afgesloten
Grootste vlam
Kleinste vlam
Overzicht
19
Brander
n
Branderdop
o
Branderkop
p
Thermo-element met vlambeveiliging
q
Ontstekingselektrode
r
Brandervoet
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen
20
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Kookplaat voor de eerste keer
reinigen
Reinig de afneembare delen van de
brander(s) met een sponsdoekje, af-
wasmiddel en warm water. Droog de
delen daarna weer af en zet de bran-
der(s) vervolgens weer in elkaar (zie
het hoofdstuk “Reiniging en onder-
houd”).
Veeg het roestvrijstalen lekblad met
een vochtige doek af en maak het
vervolgens weer droog.
Kookplaat voor de eerste keer
in gebruik nemen
De onderdelen van metaal worden met
een onderhoudsmiddel beschermd. Als
het toestel voor het eerst in gebruik
wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aan-
sluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
De juiste pannen
21
Ø pannen [cm]
Brander Panbodem mini-
maal
Sudderbrander 10
Normaalbrander 12
Sterkbrander 14
Brander Bovenkant maxi-
maal
Sudderbrander 20
Normaalbrander 22
Sterkbrander 24
Gebruik een pan die qua diameter bij
de brander past:
grote diameter = grote brander
kleine diameter = kleine brander
Houdt u aan de afmetingen in de ta-
bel. Wanneer u erg grote pannen ge-
bruikt, kan het gebeuren dat de vlam-
men zich uitbreiden en schade aan
het werkblad of andere toestellen ver-
oorzaken. Het gebruik is efficiënter bij
pannen met de juiste afmetingen.
Pannen waarvan de diameter kleiner
is dan de pannendrager en pannen
die niet stevig op de pannendrager
staan (zonder te wiebelen), vormen
een gevaar en mogen dan ook niet
worden gebruikt.
Op een elektrische kookplaat moeten
pannen met een vlakke bodem wor-
den gebruikt. Op een gaskookplaat
kunt u ook pannen zonder vlakke bo-
dem gebruiken en toch goede resul-
taten bereiken.
Houd er rekening mee dat pannenfa-
brikanten vaak de diameter van de
bovenkant van de pannen vermelden.
In dit geval is de diameter van de bo-
dem echter van belang.
Voor gas zijn geen speciale pannen
nodig. Het materiaal moet alleen hit-
tebestendig zijn.
Gebruik bij voorkeur pannen met een
dikke bodem, omdat de warmtever-
deling dan beter is. Bij pannen met
een dunne bodem bestaat het gevaar
de voedingsmiddelen gemakkelijk
oververhit raken. Roer de gerechten
dan ook regelmatig om.
Zet de pannen altijd op de bijgele-
verde pannendrager. De pannen mo-
gen niet rechtstreeks op de brander
worden gezet.
Plaats pannen zodanig op de pan-
nendrager dat deze niet kunnen kan-
telen. Minimale bewegingen kunnen
echter nooit helemaal worden uitge-
sloten.
Gebruik geen pannen of schalen met
een rand langs de bodem.
Tips om energie te besparen
22
Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen. Zo
wordt voorkomen dat er onnodig
warmte verloren gaat.
Gebruik liever brede, lage pannen
dan smalle, hoge pannen. De inhoud
wordt dan beter verhit.
Gebruik zo weinig mogelijk water.
Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere
stand.
Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
Bediening
23
Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen.
Onbeheerde voedingsmiddelen kun-
nen oververhit raken en ontbranden.
Houd voortdurend toezicht op de
kookplaat tijdens het gebruik.
Vonkontsteking
De kookplaat heeft een snel reagerende
vonkontsteking met de volgende ken-
merken:
U ontsteekt de brander zonder dat u
de knop ingedrukt hoeft te houden.
De brander wordt automatisch op-
nieuw ontstoken.
Mocht de vlam doven (bijvoorbeeld
door tocht), dan wordt de brander
automatisch weer ontstoken. Als dit
niet lukt, dan wordt de gastoevoer
automatisch afgesloten (zie het
hoofdstuk “Veiligheidsfuncties”, para-
graaf “Vlambeveiliging”).
De brander wordt bij een stroomsto-
ring niet automatisch opnieuw ontsto-
ken.
Inschakelen
Druk de bedieningsknop iets in en
draai deze naar links op het grootste
vlamsymbool.
Druk de bedieningsknop stevig in om
de gastoevoer te openen.
De ontstekingselektrode “klikt” en
steekt het gas aan.
Als een knop bediend wordt, ontstaat
automatisch bij alle kookzones een
vonk. Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
Draai de bedieningsknop naar als
de brander niet is gaan branden. Ven-
tileer de ruimte of wacht minstens 1
minuut voordat u de brander opnieuw
ontsteekt.
Mocht de brander ook na een tweede
poging niet aangaan, zet de bedie-
ningsknop dan op en raadpleeg het
hoofdstuk “Nuttige tips”.
Het is mogelijk dat de vonkontsteking
bij het inschakelen even opnieuw rea-
geert (1-2 klikken), bijvoorbeeld bij
tocht.
Inschakelen bij een stroomstoring
Wanneer de stroom uitvalt, kunt u de
gasbrander met een lucifer aansteken.
Druk de bedieningsknop in en draai
deze naar links op het grootste vlam-
symbool.
Houd de bedieningsknop ingedrukt
en steek het gas met een lucifer aan.
Houd de bedieningsknop nog ca.5–
10 seconden ingedrukt en laat deze
dan los.
Bediening
24
Vlam instellen
U kunt de branders traploos instellen op
een stand tussen de grootste en de
kleinste vlam.
Omdat de vlam aan de buitenkant he-
ter is dan in de kern, moeten de pun-
ten van de vlam de panbodem raken.
De hitte wordt anders aan de lucht af-
gegeven. Bovendien kunnen de pan-
grepen beschadigd raken en neemt de
kans op verbrandingen toe.
Stel de brander zo in dat de vlammen
niet onder de pan vandaan komen.
Uitschakelen
Draai de knop naar rechts op .
De gastoevoer wordt afgesloten en de
vlam gaat uit.
Controlelampje/restwarmte-in-
dicatie
Het controlelampje “Aan” gaat branden
als u een kookzone aansteekt. Na enige
tijd licht ook de restwarmte-indicatie
op. Als de kookzone wordt uitgescha-
keld, gaat het controlelampje uit. De
restwarmte-indicatie brandt zo lang als
er restwarmte aanwezig is.
Als de restwarmte-indicatie knippert,
is er sprake van een fout (zie het
hoofdstuk “Nuttige tips”).
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Wanneer u klaar bent met koken, zijn
de oppervlakken nog heet.
Raak de oppervlakken niet aan als
de restwarmte-indicatie nog brandt.
Beveiligingen
25
Vlambeveiliging
Uw kookplaat is voorzien van een ther-
mo-elektrische vlambeveiliging. Dit
houdt in dat de gastoevoer wordt afge-
sloten als de vlam dooft, bijvoorbeeld
omdat een gerecht overkookt of omdat
de vlam uitwaait. Als het vervolgens niet
lukt om de vlam weer aan te steken,
wordt de gastoevoer afgesloten. Zo
wordt voorkomen dat er gas vrijkomt.
Als u de bedieningsknop op zet, is de
kookplaat weer klaar voor gebruik.
Reiniging en onderhoud
26
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de oppervlakken van de
kookplaat, de pannendragers en de
branders heet.
Laat de kookzones afkoelen, voordat
u de kookplaat reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die on-
der spanning staan en een kortslui-
ting veroorzaken.
Reinig de kookplaat nooit met een
stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u onge-
schikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of rei-
nigingsmiddelen die krassen kunnen
maken.
Door overgekookte voedingsmid-
delen kunnen er op de branders ver-
kleuringen ontstaan.
Verwijder verontreinigingen en zout-
en suikerspatten daarom meteen.
Als u de bedieningsknop indrukt, ge-
nereert de ontstekingselektrode een
vonk. Druk de bedieningsknop niet in
als u de kookplaat of de brander
rond de ontstekingselektrode reinigt
of aanraakt.
Laat het ProLine-element afkoelen,
voordat u het reinigt.
Reinig het ProLine-element en de ac-
cessoires na elk gebruik.
Veeg het ProLine-element na het rei-
nigen met een vochtige doek weer
droog om kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmidde-
len
Om beschadigingen aan de oppervlak-
ken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet worden gebruikt om te
reinigen:
soda-, ammoniak-, zuur- en chloride-
houdende reinigingsmiddelen
kalkoplossende reinigingsmiddelen
vlek- en roestverwijderaars
schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmid-
del en reinigingsstenen
oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
reinigingsmiddelen voor vaatwassers
grill- en ovensprays
glasreinigers
schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) en ge-
bruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
vlekkensponsjes
Reiniging en onderhoud
27
Roestvrijstalen kom
Schade door scherpe voor-
werpen.
De afdichtingstape tussen de kook-
plaat en het werkblad kan worden
beschadigd.
Gebruik voor het reinigen geen
scherpe voorwerpen.
Schade door verontreinigingen.
De opdruk kan beschadigd raken als
verontreinigingen (zoals gerechten en
vloeistoffen die zout bevatten, en
olijfolie) langere tijd inwerken.
Verwijder dergelijke verontreinigingen
daarom meteen.
Schade door verkeerde reiniging.
Reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal kunnen de opdruk bescha-
digen.
Gebruik geen reinigingsmiddel voor
roestvrij staal.
Reinig de roestvrijstalen kom met een
sponsdoekje, wat afwasmiddel en
warm water. Laat vastzittende veront-
reinigingen eerst inweken. Indien no-
dig, kunt u de ruwe kant van een
schoonmaaksponsje gebruiken.
Droog de roestvrijstalen kom met een
schone, zachte doek af.
Roestvrijstalen rand / bedie-
ningspaneel
Reinig de rand en het bedieningspa-
neel met een sponsdoekje, wat af-
wasmiddel en warm water.
U kunt voor de reiniging ook een reini-
gingsmiddel voor keramische kookpla-
ten en roestvrij staal gebruiken. De op-
pervlakken blijven langer schoon als u
daarnaast nog een onderhoudsmiddel
voor roestvrij staal gebruikt (zie “Bij te
bestellen accessoires”).
Gebruik op delen met een opdruk
geen reinigingsmiddel voor kera-
mische kookplaten en roestvrij staal
en geen reinigingsmiddel voor roest-
vrij staal.
Hierdoor kan de opdruk worden aan-
getast.
Reinig de betreffende delen uitslui-
tend met een sponsdoekje, wat af-
wasmiddel en warm water.
Bedieningsknoppen
Reinig de bedieningsknoppen met
een sponsdoekje, wat afwasmiddel
en warm water. Laat hardnekkig vuil
eerst inweken.
Maak de bedieningsknoppen met een
schone doek droog.
Reiniging en onderhoud
28
Pannendrager
Verwijder de pannendrager.
Reinig de pannendrager(s) in de vaat-
wasser met een sponsdoekje, afwas-
middel en warm water. Laat vastzit-
tende verontreinigingen eerst inwe-
ken.
Droog de pannendrager met een
schone doek af.
Brander
De onderdelen van de branders zijn
niet geschikt voor de vaatwasser.
Reinig de onderdelen van de bran-
ders uitsluitend met de hand.
Het oppervlak van de branderdop
wordt mettertijd iets matter. Dit is nor-
maal en heeft verder geen gevolgen
voor het gebruik van de kookplaat.
Verwijder alle losse delen van de
brander en reinig deze uitsluitend
handmatig met een sponsdoekje, af-
wasmiddel en warm water.
Veeg de onderdelen van de brander
die u er niet af kunt nemen met een
vochtige doek af.
Veeg de ontstekingselektrode en het
thermo-element voorzichtig af met
een goed uitgewrongen vochtige
doek.
De elektrode mag niet nat worden, an-
ders wordt er geen vonk afgegeven.
Wrijf alles tot slot nog eens droog met
een schone doek. Zorg dat ook de
vlamopeningen goed droog zijn.
Reiniging en onderhoud
29
Brander in elkaar zetten
Plaats de branderkop zodanig op
de brandervoet dat de ontste-
kingselektrode en het thermo-ele-
ment door de gaten van de bran-
derkop heen steken. Zorg dat de
branderkop goed op de brandervoet
ligt.
Plaats de branderdop goed op de
branderkop. Als de branderdop
goed is geplaatst, kunt u de dop niet
verschuiven.
Zorg dat de branderdelen in de juiste
volgorde worden teruggeplaatst.
Nuttige tips
30
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
Probleem Oorzaak en oplossing
Bij de eerste ingebruik-
neming of nadat het
toestel lange tijd niet is
gebruikt, ontsteekt de
brander niet.
Er bevindt zich mogelijk lucht in de gasleiding.
Herhaal de ontstekingsprocedure eventueel meer-
maals.
De brander ontsteekt
niet, ook niet na meer-
dere pogingen.
Er is een technische storing opgetreden.
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op en
maak de kookplaat enkele seconden spannings-
vrij.
De brander is niet goed in elkaar gezet.
Zet de brander goed in elkaar.
De gaskraan is niet geopend.
Open de gaskraan.
De brander is nat en/of verontreinigd.
Reinig en droog de brander.
De gleuven in de brander zijn verstopt en/of nat.
Reinig en droog de gleuven.
De gasvlam gaat na het
ontsteken weer uit.
De vlammen raken het thermo-element niet. Het ele-
ment wordt niet heet genoeg:
de branderonderdelen zijn niet correct geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder het vuil.
De vlam is veranderd. De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
De branderkop of de openingen in de branderdop zijn
verontreinigd.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
De gasvlam dooft
tijdens het gebruik.
De branderdelen zijn niet goed geplaatst.
Plaats de onderdelen correct.
Nuttige tips
31
Probleem Oorzaak en oplossing
Het controlelampje/de
restwarmte-indicatie
van een kookzone knip-
pert.
De stroom is uitgevallen.
Draai alle bedieningsknoppen naar rechts op . Als
de stroomvoorziening weer in orde is, kunt u de
kookplaat weer gewoon bedienen.
De elektrische vonkont-
steking van de brander
werkt niet.
De zekering van de huisinstallatie is doorgeslagen.
Neem zo nodig contact op met een elektricien of
met Miele Service.
Er bevinden zich voedingsresten tussen de ontste-
kingselektrode en de branderdop.
Het thermo-element is verontreinigd.
Verwijder de verontreinigingen (zie het hoofdstuk
“Reiniging en onderhoud”).
Bij te bestellen accessoires
32
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebe-
horen, alsook reinigings- en onder-
houdsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie einde van deze gebruiksaan-
wijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Reinigingsmiddel voor kera-
mische platen en roestvrij staal
250ml
Voor het verwijderen van verontrei-
nigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdruk-
ken en lichte verontreinigingen
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
33
Schade door ondeskundige inbouw.
Het ProLine-element kan beschadigd raken door ondeskundige inbouw.
Laat het ProLine-element uitsluitend inbouwen door een gekwalificeerde vak-
man.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes of een dampkap kan het ProLine-element be-
schadigd raken.
Plaats het ProLine-element pas na montage van de bovenkastjes en de damp-
kap.
Houdt u bij de opstellocatie van het ProLine-element aan alle gel-
dende voorschriften en richtlijnen van het betreffende land.
(Voor België: DVGW-TRGI 2008 en NBN-normen)
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loskomen of ver-
vormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
Vanwege het eventuele overslaan van de vlammen mag een gas-
kookplaat/wokbrander niet meteen naast een friteuse worden inge-
bouwd. Houd tussen de genoemde toestellen een afstand aan van
ten minste 288mm.
Het ProLine-element mag niet boven koelapparatuur, vaatwas-
sers, wasmachines en droogkasten worden ingebouwd.
De gasslang en de aansluitkabel mogen na de inbouw van het
ProLine-element niet met hete onderdelen in aanraking komen.
De aansluitkabel voor de elektriciteit en een flexibele gaskabel
mogen na de inbouw van het ProLine-element niet in aanraking ko-
men met de beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een
lade) en mogen ook niet worden blootgesteld aan mechanische be-
lastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
Veiligheidsafstanden
34
Veiligheidsafstand boven het
ProLine-element
U dient tussen het ProLine-element en
de dampkap die erboven wordt gemon-
teerd de veiligheidsafstand opgegeven
door de fabrikant van de dampkap aan
te houden. Als de specificaties van de
fabrikant ontbreken of als er zich boven
het ProLine-element licht ontvlambare
materialen bevinden (zoals een keuken-
plank), dan moet de afstand minstens
760mm bedragen.
Als er onder een dampkap verschil-
lende ProLine-elementen zijn inge-
bouwd waarvoor verschillende veilig-
heidsafstanden worden genoemd,
kies dan altijd de grootste veilig-
heidsafstand.
Veiligheidsafstanden
35
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Bij inbouw van een ProLine-element
mag zich aan de achterkant en aan één
kant (rechts of links) een hoge keuken-
kast of een wand bevinden (zie afbeel-
dingen).
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50 mm
Minimale afstand rechts of links
van de werkbladuitsparing tot een er-
naast staand meubelstuk (bijvoorbeeld
een hoge kast) of een wand:
40mm CS 1212, CS 1212-1
CS 1221, CS 1221-1
CS 1234, CS 1234-1
CS 1223
CS 1222
50mm CS 1112
CS 1122
CS 1134
CS 1326
CS 1327
CS 1411
100mm CS 1012, CS 1012-1
CS 1012-2
150mm CS 1421
CS 1312
CS 1322
200mm CS 1034, CS 1034-1
250mm CS 1011, CS 1011-1
CS 1021, CS 1021-1
CS 1018 G
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Veiligheidsafstanden
36
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uit-
sparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge tem-
peraturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tus-
sen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en kera-
mische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn.
Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand
50 mm -15 mm = 35 mm zijn.
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet brandbare materialen 50mm - maat x
Aanwijzingen voor het inbouwen
37
Afdichting tussen ProLine-ele-
ment en werkblad
Als u voegenkit gebruikt, kunnen het
ProLine-element en het werkblad be-
schadigd raken als het element moet
worden verwijderd. Gebruik daarom
geen voegenkit tussen het ProLine-
element en het werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde ge-
deelte onder de rand van het ProLine-
element moeten glad en vlak zijn, zodat
het ProLine-element gelijkmatig aansluit
en de afdichting onder de rand van de
bovenkant van het toestel de afdichting
met het werkblad waarborgt.
Inbouwmaten
38
a
Klemveren
b
voor
c
Inbouwhoogte
d
Inbouwhoogte aansluitkast met aansluitkabel, L = 2.000mm
e
Inbouwhoogte gasaansluiting R 1/2 - ISO 7-1 (DIN EN 10226)
Inbouw van meerdere ProLine-elementen
39
Voorbeeld: 3 ProLine-elementen
a
Klemveren
b
Verbindingsstrips
c
Ruimte tussen verbindingsstrip en werkblad
d
Afdekking
e
Breedte ProLine-element min 8mm
f
Breedte ProLine-element
g
Breedte ProLine-element min 8mm
h
Uitsparing werkblad
Inbouw van meerdere ProLine-elementen
40
Uitsparing werkblad berekenen
De randen van de ProLine-elementen liggen rechts- en linksbuiten telkens 8mm
op het werkblad.
Tel de breedtes van de ProLine-elementen op en trek van de som 16mm af.
Voorbeeld:
288mm + 288mm + 380mm = 956mm - 16mm = 940mm
Afhankelijk van het type zijn de ProLine-elementen 288mm, 380mm of 576mm
breed (zie het hoofdstuk “Inbouwmaten”).
Verbindingsstrips
Bij inbouw van meerdere ProLine-elementen moet tussen de afzonderlijke ProLine-
elementen telkens een verbindingsstrip worden geplaatst. De positie van elke ver-
bindingsstrip is afhankelijk van de breedte van het ProLine-element.
Inbouwen
41
Voorbereiding werkblad
Maak de werkbladuitsparing volgens
de afbeelding in het hoofdstuk “In-
bouwmaten” dan wel volgens de be-
rekening (zie het hoofdstuk “Inbouw
van meerdere ProLine-elementen”).
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie het hoofdstuk “Veiligheidsaf-
standen”).
Werkblad van hout
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afge-
werkt om te voorkomen dat het werk-
blad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuur-
bestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terecht-
komen.
Plaats de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de in de afbeel-
dingen aangegeven posities op de
bovenste rand van de uitsparing.
Bevestig de klemveren of de ver-
bindingsstrips met de bijgeleverde
houtschroeven 3,5x25mm.
Inbouwen
42
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de klemveren
of de verbindingsstrips moet u sterk
dubbelzijdig plakband gebruiken (niet
bijgeleverd).
Bevestig het plakband langs de
bovenrand van de uitsparing, zoals
aangegeven op de afbeeldingen.
Leg de klemveren of de verbin-
dingsstrips op de bovenrand van
de uitsparing en druk alles goed aan.
Breng langs de zijranden en de on-
derkant van de klemveren of de
verbindingsstrips siliconenkit aan.
Vul hierna de ruimte tussen de ver-
bindingsstrips en het werkblad
met siliconenkit.
Inbouwen
43
ProLine-element plaatsen
Geleid de aansluitkabel door de uit-
sparing in het werkblad omlaag.
Leg het ProLine-element in de uitspa-
ring van het werkblad (eerst de voor-
kant van het toestel).
Druk het ProLine-element met beide
handen aan de rand gelijkmatig om-
laag totdat het duidelijk vastklikt.
Zorg ervoor dat de afdichting op het
werkblad rust, zodat de afdichting
met het werkblad gewaarborgd is.
Dicht het ProLine-element in geen
geval extra af met voegenkit (zoals
siliconenkit).
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de
hoekradius van het werkblad ( R4)
voorzichtig met een decoupeerzaag
nabewerkt worden.
Plaatsen van meerdere ProLine-ele-
menten
Schuif het ingebouwde ProLine-ele-
ment opzij, totdat u de gaten in de
verbindingsstrip kunt zien.
Klik de afdekking in de daarvoor
bestemde gaten van de verbindings-
strip.
Leg het volgende ProLine-element in
de uitsparing van het werkblad (eerst
de voorkant van het toestel).
Ga verder te werk zoals hiervoor be-
schreven.
Inbouwen
44
ProLine-element aansluiten
Sluit het ProLine-element/de ProLine-
elementen op het elektriciteitsnet en
de gasvoorziening aan (zie de hoofd-
stukken “Elektrische aansluiting” en
“Gasaansluiting”).
Functie controleren
Controleer na het inbouwen of alle
branders correct functioneren.
Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
ProLine-element eruit tillen
Als het ProLine-element van onder af
toegankelijk is, kunt u het vanaf die
kant uit het werkblad drukken. Druk
de achterkant er het eerst uit.
Als het ProLine-element niet van on-
der af toegankelijk is, pak het dan
met beide handen aan de achterkant
vast, trek het naar voren en haal het
vervolgens naar boven toe uit de uit-
sparing.
Elektrische aansluiting
45
Wij adviseren om het ProLine-element
via een stopcontact op het elektriciteits-
net aan te sluiten. Dit maakt eventuele
werkzaamheden van een technicus ge-
makkelijker. Het stopcontact moet na
de inbouw van het ProLine-element
goed toegankelijk zijn.
Schade door ondeskundige aan-
sluiting.
Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatie-
werkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen waarvoor
Miele niet aansprakelijk kan worden
gesteld.
Miele kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die wordt ver-
oorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld
een elektrische schok).
Laat het ProLine-element door een
elektricien aansluiten op het elektrici-
teitsnet.
De elektricien moet op de hoogte zijn
van de toepasselijke nationale en lo-
kale voorschriften voor elektriciteits-
voorziening en deze in acht nemen.
Er moet na het inbouwen worden ge-
garandeerd dat delen die onder
spanning staan niet kunnen worden
aangeraakt.
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het type-
plaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeen-
komen.
Verliesstroomschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EU-
voorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om het ProLine-element
van een verliesstroomschakelaar te
voorzien (30mA).
Elektrische aansluiting
46
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw in-
schakelen van de netspanning leiden
tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingescha-
keld.
Als het toestel spanningsvrij moet wor-
den gemaakt, gaat u, afhankelijk van de
situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Zekeringautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringautomaten
(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschake-
laar van1 (Aan) op 0(Uit).
Verliesstroomschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
Aansluitkabel vervangen
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans
op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend ver-
vangen door een gekwalificeerd
elektricien.
Gebruik bij de vervanging van de aansl-
uitkabel uitsluitend het kabeltype
H05VV-F met de juiste doorsnede. De
aansluitkabel is verkrijgbaar via de fa-
brikant of de Miele Service.
Gasaansluiting
47
Explosiegevaar door onjuiste
gasaansluiting.
Als het gas niet op de juiste manier
wordt aangesloten, kan er gas weg-
stromen.
Laat het gas alleen aansluiten door
een door het verantwoordelijke gas-
bedrijf erkende installateur. Deze is
verantwoordelijk voor het probleem-
loos functioneren op de opstelloca-
tie.
Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing.
Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan er gas weg-
stromen.
Laat het aanpassen aan een andere
gassoort alleen uitvoeren door een
erkende installateur van het verant-
woordelijke gasbedrijf. Deze is ver-
antwoordelijk voor het probleemloos
functioneren op de opstellocatie.
Let erop dat de gasaansluiting zoda-
nig is geplaatst dat het toestel bin-
nen of buiten het keukenmeubel kan
worden aangesloten. De gaskraan
moet zichtbaar en toegankelijk zijn,
eventueel na het openen van een
deur van het keukenmeubel.
Vraag aan het plaatselijke gasbedrijf
welke gassoort u heeft. Vergelijk die
met de gegevens op het typeplaatje.
De kookplaat wordt niet op een rook-
gasafvoer aangesloten.
Let bij de plaatsing en aansluiting op
de geldende installatievoorschriften.
Zorg met name voor voldoende ven-
tilatie.
Let erop dat de gasaansluiting vol-
doet aan de geldende voorschriften
en richtlijnen (Voor België: DVGW-
TRGI 2008 en NBN-normen).
Houd rekening met de specifieke
voorschriften van het plaatselijke
gasbedrijf en bouw- en woningtoe-
zicht.
Schade door verwarming.
De gasaansluitingen, de gasslang en
de elektriciteitskabel kunnen bij ge-
bruik van de kookplaat door verhit-
ting beschadigd raken.
De gasslang en de elektriciteitskabel
mogen niet in aanraking komen met
hete delen van de kookplaat. De gas-
slang en de aansluitarmaturen op de
kookplaat mogen niet in aanraking
komen met hete verbrandingsgas-
sen.
Explosiegevaar door bescha-
digde aansluitkabels.
Bij beschadigde flexibele aansluitka-
bels kan er gas wegstromen.
Breng flexibele aansluitkabels zoda-
nig aan dat deze niet in aanraking
komen met beweegbare delen van
keukenelementen (zoals een schuif-
lade). De leidingen mogen ook niet
aan mechanische belastingen wor-
den blootgesteld.
Gasaansluiting
48
Stel de kookplaat in op de plaatse-
lijke gassituatie. Controleer de gas-
aansluiting op lekkage.
Het toestel voldoet aan klasse 3 en is
geschikt voor aardgas en vloeibaar gas.
Categorie overeenkomstig EN 30
België
II2E+3+ 20/25, 28–30/37mbar
Afhankelijk van de landspecifieke uit-
voering is het toestel ingesteld op aard-
gas of vloeibaar gas (zie de sticker op
het toestel).
Voor aanpassing aan een andere gas-
soort zijn afhankelijk van de uitvoering
per land de juiste inspuiters bijgevoegd.
Neem contact op met uw vakhandelaar
of met Miele Service als de juiste set
voor de installatie niet is meegeleverd.
Het aanpassen aan een andere gas-
soort is beschreven in het hoofdstuk
Aanpassen aan een andere gassoort”.
Aansluiting op de kookplaat
De gasaansluiting van de kookplaat
heeft een conische ¹/₂"-aansluiting. Er
zijn twee aansluitmogelijkheden:
een vaste aansluitleiding,
een flexibele aansluitleiding conform
DIN 3383 deel 1, maximale lengte
2.000mm.
Explosiegevaar door wegstro-
mend gas.
Ongeschikte afdichtmiddelen waar-
borgen de vereiste dichtheid van de
aansluiting niet.
Gebruik alleen geschikte afdichtmid-
delen.
Gebruik van een 90°-bocht
c
Gasaansluiting R¹/₂" - ISO 7-1 (DIN
EN 10226)
d
90°-bocht
Bij gebruik van een 90°-bocht neemt
de inbouwhoogte bij de gasaanslui-
ting met ca.60mm toe.
Brandervermogen
49
Brander Gassoort Hoogste stand Laagste
stand
kW g/h kW
Normaalbran-
der
Aardgas H 1,80 0,35
Vloeibaar gas 1,80 131 0,35
Sterkbrander Aardgas H 3,00 0,50
Vloeibaar gas 3,00 218 0,50
Totaal Aardgas H 4,80
Vloeibaar gas 4,80 349
Aanpassen aan een andere gassoort
50
Explosiegevaar door onjuiste
aanpassing.
Als de aanpassing aan een andere
gassoort niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan er gas weg-
stromen.
Laat het aanpassen aan een andere
gassoort alleen uitvoeren door een
erkende installateur van het verant-
woordelijke gasbedrijf. Deze is ver-
antwoordelijk voor het probleemloos
functioneren op de opstellocatie.
Tabel voor de inspuiters
De boringsdiameter van de inspuiters is
in ¹/₁₀₀mm aangegeven.
Grote inspui-
ter
Kleine inspui-
ter
Aardgas H
Normaalbran-
der
Sterkbrander
1,00
1,28
0,42
0,52
Vloeibaar gas
Normaalbran-
der
Sterkbrander
0,67
0,87
0,27
0,32
Aanpassen aan een andere gassoort
51
Inspuiters vervangen
Maak de kookplaat spanningsvrij en
sluit de gastoevoer af.
Bij aanpassing aan een andere gas-
soort moeten de grote en de kleine in-
spuiter(s) van de brander(s) worden
vervangen.
Verwijder de pannendragers, de bran-
derdop en de branderkop.
Grote inspuiter vervangen
Verwijder de grote inspuiter met
een steeksleutel7.
Plaats de nieuwe inspuiter (zie tabel
inspuiters) en draai deze vast.
Kleine inspuiter vervangen
Om de kleine inspuiter te kunnen ver-
vangen, moet de bovenkant van het
toestel worden verwijderd.
Trek de bedieningsknoppen van de
branders eraf.
Draai de schroeven los en verwij-
der de brandervoet.
Verwijder voorzichtig de bovenkant
van het toestel. Voorkom dat u de
verlichtingsunit (aan de onderkant)
onbedoeld lostrekt. Om de verlich-
tingsunit los te halen, moet u de bei-
de haakjes indrukken.
Aanpassen aan een andere gassoort
52
Draai de inspuiter met een kleine
schroevendraaier los.
Verwijder de inspuiter met een punt-
tang.
Plaats de nieuwe inspuiter (zie tabel
inspuiters) en draai deze vast.
Verzegel de inspuiters daarna met ze-
gellak, om te voorkomen dat de in-
spuiters per ongeluk worden losge-
draaid.
Functie controleren
Controleer alle gasleidingen op dicht-
heid (met lekzoekspray).
Zet de kookplaat weer in elkaar.
Controleer of de brander(s) correct
functioneren:Controleer het correcte
functioneren van de brander(s):
Op de laagste stand mag de vlam
niet doven, ook niet wanneer u de
knop snel van de grote naar de kleine
vlam draait.
Op de hoogste stand moet de vlam
een duidelijk zichtbare kern hebben.
Plak de sticker die bij de inspuiters
wordt geleverd over de oude sticker
op het toestel waarop de gassoort
staat.
Klantendienst
53
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u achter in dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk
type toestel u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u
op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
Productgegevensbladen
54
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en monta-
gehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke gaskookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het model CS 1012-2
Aantal gasbranders
Energie-efficiëntie per gasbrander (EE
gasbrander
) 1. = 57,3
2. = 58,8
Energie-efficiëntie van de gaskookplaat, berekend
per kg (EE
gaskookplaat
)
58,1
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
M.-Nr. 11 173 830 / 01nl-BE
CS1012-2
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Miele CS 1012-2 de handleiding

Categorie
Kookplaten
Type
de handleiding