Miele K 12023 S-3 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruiks- en montagehandleiding
Koelapparaat
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw appa-
raat plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw apparaat.
nl-NL M.-Nr. 09 552 320
Inhoud
2
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen......................................................... 4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 12
Energie besparen ................................................................................................ 13
Beschrijving van het apparaat............................................................................ 15
K 12010 S-2, K 12012 S-2, K 12012 S-3 .............................................................. 15
K 12020 S-1, K 12023 S-2, K 12023 S-3 .............................................................. 16
K 12022 S-1, K 12024 S-3 .................................................................................... 17
Bedieningselement................................................................................................ 18
Het apparaat in- en uitschakelen....................................................................... 19
Apparaat inschakelen............................................................................................ 19
Het apparaat uitschakelen .................................................................................... 19
Bij langdurige afwezigheid .................................................................................... 19
De juiste temperatuur ......................................................................................... 20
. . . in de koelzone ................................................................................................. 20
. . . in het vriesvak.................................................................................................. 21
Temperatuur instellen ............................................................................................ 21
Winterschakeling................................................................................................. 22
Lage kamertemperaturen ...................................................................................... 22
Het inschakelen van de winterschakeling ........................................................ 22
Het uitschakelen van de winterschakeling .......................................................22
Optimaal invriezen................................................................................................. 23
Het inschakelen van de winterschakeling ........................................................ 23
Het uitschakelen van de winterschakeling .......................................................23
Levensmiddelen in de koelzone bewaren ......................................................... 24
Gedeelten met verschillende temperaturen .......................................................... 24
Niet geschikt voor de koelzone ............................................................................. 25
Waar u in de winkel al op moet letten ................................................................... 25
Levensmiddelen juist bewaren .............................................................................. 25
De binnenruimte indelen..................................................................................... 26
De plateaus verplaatsen........................................................................................ 26
Tweedelige plateaus.............................................................................................. 26
Deurvak/flessenvak verplaatsen............................................................................ 26
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen (afhankelijk van het model) . 27
Het vriesvak........................................................................................................... 27
Wat gebeurt er bij het invriezen van verse levensmiddelen? ................................ 27
Diepvriesproducten bewaren ................................................................................ 28
Inhoud
3
Zelf levensmiddelen invriezen ............................................................................... 28
Dranken snel koelen .............................................................................................. 31
Het bereiden van ijsblokjes ................................................................................... 31
Ontdooien............................................................................................................. 32
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 35
Opmerkingen over het reinigingsmiddel ............................................................... 35
Het apparaat voor reiniging voorbereiden............................................................. 36
Binnenkant en toebehoren reinigen....................................................................... 36
Front en zijkanten reinigen..................................................................................... 37
Ventilatieopeningen reinigen ................................................................................. 37
De compressor en het metalen rooster aan de achterkant reinigen ..................... 37
Deurdichting reinigen ............................................................................................ 38
Het apparaat na de reiniging in gebruik nemen .................................................... 38
Nuttige tips........................................................................................................... 39
Oorzaken van geluiden ....................................................................................... 44
Service en garantie ............................................................................................. 45
Elektrische aansluiting........................................................................................ 46
Tips voor het plaatsen van het apparaat........................................................... 47
Plaats van opstelling ............................................................................................. 47
Klimaatklasse ........................................................................................................ 48
Luchttoevoer en luchtafvoer.................................................................................. 48
Koelapparaat met wandafstandhouders ............................................................... 48
Apparaat plaatsen ................................................................................................. 49
Het apparaat in een keukenblok inbouwen........................................................... 50
Afmetingen van het apparaat ................................................................................ 51
Draairichting van deur veranderen .................................................................... 52
De draairichting van de deur van het vriesvak wijzigen ........................................ 53
Het verplaatsen van de deurgrepen ...................................................................... 54
Het Apparaat onder een werkblad inbouwen ................................................... 56
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
4
Dit apparaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het apparaat tot gevolg hebben.
Lees deze gebruiks- en montageaanwijzing daarom aandachtig
door, voordat u het apparaat in gebruik neemt. In de gebruiks- en
montageaanwijzing vindt u belangrijke instructies met betrekking
tot inbouw, veiligheid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
Verantwoord gebruik
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor huishoudelijk of vergelijk-
baar gebruik.
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor gebruik binnenshuis.
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor het koelen en bewaren
van levensmiddelen, voor het bewaren van diepvriesproducten, voor
het invriezen en bewaren van verse levensmiddelen en voor het be-
reiden van ijs.
Gebruik voor andere doeleinden is ontoelaatbaar en kan gevaarlijk
zijn.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
5
Dit apparaat is niet geschikt voor het koelen en bewaren van me-
dicijnen, bloedplasma, laboratoriumpreparaten en andere stoffen en
producten die vallen onder de richtlijn voor medische hulpmiddelen.
Wordt het apparaat daar wel voor gebruikt, dan kan dat tot kwali-
teitsverlies en zelfs tot bederf van de opgeslagen producten leiden.
Dit apparaat mag ook niet worden gebruikt in explosiegevoelige
ruimtes.
Miele is niet verantwoordelijk voor schade die is ontstaan door ge-
bruik voor andere doeleinden dan hier aangegeven of door een fou-
tieve bediening.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteldheid,
hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet in
staat zijn om het veilig te bedienen, mogen het alleen gebruiken als
ze onder toezicht staan.
Ze mogen het apparaat alleen dan zonder toezicht gebruiken, als ze
instructies hebben gekregen over het gebruik en de risico's van het
gebruik.
Wanneer er kinderen in huis zijn
Kinderen onder de acht jaar mogen alleen in de buurt van het ap-
paraat komen als ze constant onder toezicht staan.
Kinderen vanaf acht jaar mogen het apparaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze dit veilig moeten bedienen. De
kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van een onjuiste
bediening.
Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of on-
derhouden.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van het
apparaat bevinden. Laat ze nooit met het apparaat spelen.
Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van kin-
deren in verband met verstikkingsgevaar.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
6
Technische veiligheid
Het koelsysteem is op lekken gecontroleerd. Het apparaat voldoet
aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften en de geldende EU-
richtlijnen.
Dit apparaat bevat het koelmiddel isobutaan (R600a). Dit is een
natuurlijk gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is.
Het gas is niet schadelijk voor de ozonlaag en versterkt het broeikas-
effect niet, maar het gebruik van dit koelmiddel heeft er wel toe ge-
leid dat het apparaat meer lawaai maakt wanneer het aanstaat. Be-
halve de geluiden van de compressor kunnen er dan in het hele koel-
systeem stromingsgeluiden optreden.
Deze effecten zijn helaas niet te vermijden, maar hebben geen nega-
tieve invloed op de capaciteit van het apparaat.
Let er bij het transport en bij de plaatsing van het apparaat op dat er
geen onderdelen van het koelsysteem worden beschadigd. Vrijko-
mend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken!
Wordt het koelsysteem toch beschadigd:
vermijd dan open vuur of andere brandhaarden,
trek de stekker uit het stopcontact,
lucht het vertrek waarin het apparaat staat gedurende enkele mi-
nuten en
neem contact op met Miele.
Hoe meer koelmiddel een koelapparaat bevat, des te groter moet
het vertrek zijn waarin dit koelapparaat wordt geplaatst. Wanneer het
vertrek te klein is, kan zich bij een eventueel lek een brandbaar
mengsel van gas en lucht vormen. Per 8 g koelmiddel moet het ver-
trek minstens 1 m
3
groot zijn. De hoeveelheid koelmiddel staat op
het typeplaatje aan de binnenkant van het apparaat.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
7
Vergelijk voordat u het apparaat aansluit de aansluitgegevens (ze-
kering, spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het
elektriciteitsnet. Deze moeten beslist overeenkomen zodat het appa-
raat niet beschadigd raakt.
Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
De elektrische veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol-
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Dit fundamentele
veiligheidssysteem moet aanwezig zijn. Laat de elektrische installatie
bij twijfel door een vakman/vakvrouw inspecteren.
Het apparaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als
het op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
Wanneer de aansluitkabel is beschadigd, moet deze door een
door Miele erkende vakman/vakvrouw worden vervangen om gevaar
voor de gebruiker te voorkomen.
Meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren bieden niet vol-
doende veiligheid (brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aanslui-
ten van het apparaat op het elektriciteitsnet.
Wanneer er vocht op spanningsvoerende delen of de elektriciteits-
kabel komt, kan dat kortsluiting veroorzaken. Gebruik het apparaat
daarom niet in ruimtes waar met water wordt gespetterd (bijv. gara-
ge, waskeuken etc.).
Dit apparaat mag niet op een niet-stationaire locatie (bijv. op een
schip) worden gebruikt.
Beschadigingen aan het apparaat kunnen uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer het apparaat op zichtbare beschadigingen. Een
beschadigd apparaat mag niet in gebruik worden genomen.
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet het
apparaat spanningsvrij zijn. Dit is het geval als:
de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
8
de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting er geheel zijn
uitgedraaid of
de stekker uit het stopcontact is getrokken. Trek daarbij aan de
stekker en niet aan de aansluitkabel.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- en repa-
ratiewerkzaamheden kan de gebruiker ernstig gevaar lopen.
Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde vakman/vakvrouw worden uitge-
voerd.
Garantieclaims komen te vervallen als het apparaat niet door
Miele-technici wordt gerepareerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele-onderdelen kunnen wij ga-
randeren, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
Veilig gebruik
Het apparaat is voor een bepaalde klimaatklasse (kamertempera-
tuur) geconstrueerd waarvan de grenzen niet mogen worden over-
schreden. De klimaatklasse staat aangegeven op het typeplaatje aan
de binnenkant van uw apparaat. Een te lage kamertemperatuur heeft
tot gevolg dat de compressor langer afslaat, zodat het apparaat de
vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Zorg dat de ventilatieopeningen niet afgedekt of afgesloten wor-
den. Een goede luchtgeleiding is dan niet meer gewaarborgd. Het
energieverbruik neemt toe en schade aan onderdelen kan niet wor-
den uitgesloten.
Het bovenblad van dit apparaat heeft een kunststof rand. Zorg er-
voor dat hier geen vet of olie op komt. De kunststof kan dan breken
of scheuren.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
9
Indien u vet- of oliehoudende levensmiddelen in het apparaat of
de deur van het apparaat bewaart, voorkom dan dat evt. vrijkomend
vet of olie in aanraking komt met kunststof onderdelen van het appa-
raat. Hierdoor kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan
waardoor deze knapt of scheurt.
Bewaar geen explosieve stoffen en geen producten met brandba-
re drijfgassen (bijv. spuitbussen) in het apparaat. Door de elektrische
onderdelen kunnen explosieve gasmengsels ontsteken en brand of
explosies veroorzaken.
Gebruik geen elektrische apparaten in dit apparaat, bijv. voor het
maken van softijs. Hierdoor kunnen vonken ontstaan, wat leidt tot
explosiegevaar.
Bewaar geen blikjes en flessen in de diepvrieszone die koolzuur-
houdende dranken bevatten of vloeistoffen die kunnen bevriezen. De
blikjes en flessen kunnen uit elkaar springen, u zou zich kunnen ver-
wonden en er zou schade kunnen ontstaan.
Haal flessen die u in de diepvrieszone heeft gelegd om snel te
koelen er na maximaal één uur weer uit. De blikjes en flessen kunnen
uit elkaar springen, u zou zich kunnen verwonden en er zou schade
kunnen ontstaan.
Raak ingevroren levensmiddelen en metalen onderdelen niet met
natte handen aan om letsel aan uw handen te voorkomen.
Nuttig ijsblokjes en ijslolly's, vooral waterijsjes, nooit meteen nadat
u ze uit het vriesvak heeft gehaald om letsel aan lippen en tong te
voorkomen.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet op-
nieuw in. Gebruik deze levensmiddelen zo snel mogelijk omdat ze
anders aan voedingswaarde verliezen en bederven. Als ontdooide le-
vensmiddelen worden gekookt of gebraden kunnen ze wel opnieuw
worden ingevroren.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
10
Wanneer u levensmiddelen eet die te lang zijn bewaard, loopt u
het risico om voedselvergiftiging op te lopen.
De bewaartijd hangt van vele factoren af, zoals de versheid en kwali-
teit van de levensmiddelen en de bewaartemperatuur. Neem de be-
waartips en de uiterste houdbaarheidsdatum van de levensmid-
delenfabrikanten in acht.
Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga-
rantieaanspraken vervallen.
Reiniging en onderhoud
Behandel de deurdichting niet met olie of vet om te voorkomen
dat deze in de loop van de tijd poreus wordt.
Gebruik voor het ontdooien en reinigen van het apparaat nooit een
stoomreiniger, aangezien stoom in aanraking kan komen met span-
ningsvoerende delen van het apparaat en zo kortsluiting kan veroor-
zaken.
Spitse of scherpe voorwerpen beschadigen de koelelementen
waardoor het apparaat niet meer functioneert. Gebruik daarom geen
spitse of scherpe voorwerpen, om
rijp- en ijslagen te verwijderen
en vastgevroren ijsbakjes en/of vastgevroren levensmiddelen los
te wrikken.
Plaats wanneer u wilt ontdooien nooit elektrische verwarmingsap-
paraten of kaarsen in het apparaat om te voorkomen dat de kunst-
stof beschadigd raakt.
Gebruik geen ontdooisprays of andere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vormen, oplosmiddelen of drijfgas-
sen bevatten die de kunststof beschadigen of schadelijk zijn voor de
gezondheid.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
11
Transport
Het apparaat moet altijd rechtop en in de transportverpakking
worden vervoerd.
Het apparaat is erg zwaar. Vraag daarom iemand u te helpen bij
het vervoeren van het apparaat, anders bestaat er gevaar voor be-
schadiging.
Wat te doen wanneer u het apparaat afdankt
Maak het slot onbruikbaar om te voorkomen dat kinderen in het
apparaat ingesloten kunnen raken en in levensgevaar komen.
Vrijkomend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken. Beschadig
daarom geen onderdelen van het koelsysteem, bijv. door
koelmiddelkanalen van de verdamper open te prikken,
buisleidingen om te buigen,
coatings af te krabben.
Symbool op de compressor (afhankelijk van het model)
Deze waarschuwing is alleen voor de recycling van belang. Bij normaal gebruik
bestaat er geen gevaar!
Het is levensgevaarlijk, de olie in de compressor in te slikken of in
te ademen.
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
12
Verpakkingsmateriaal weg-
gooien
De verpakking beschermt het apparaat
tegen transportschade. Het verpak-
kingsmateriaal is uitgekozen met het
oog op een zo gering mogelijke belas-
ting van het milieu en de mogelijkheden
voor recycling.
Door hergebruik van verpakkingsmateri-
aal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
over het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap-
paraten bevatten meestal nog waarde-
volle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de apparaten
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude apparaat bij het
gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid en het milieu. Doe uw oude
apparaat daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza-
meldepot voor elektrische en elektroni-
sche apparatuur, bij uw vakhandelaar of
bij Miele. U bent wettelijk zelf verant-
woordelijk voor het wissen van eventue-
le persoonlijke gegevens op het af te
danken apparaat.
Let erop dat de buisleidingen van uw
apparaat niet worden beschadigd, tot-
dat het op vakkundige en milieuvriende-
lijke wijze wordt verschroot.
Alleen dan kunt u er zeker van zijn dat
de koelmiddelen in het koelsysteem en
de olie in de compressor niet in het mili-
eu terechtkomen.
Het afgedankte apparaat moet tot die
tijd buiten het bereik van kinderen wor-
den opgeslagen. Zie voor meer informa-
tie hierover het hoofdstuk: "Veiligheids-
instructies en waarschuwingen" van de
gebruiksaanwijzing.
Energie besparen
13
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Plaatsing en on-
derhoud
In goed geventileerde ruim-
tes.
In gesloten, niet geventileer-
de ruimtes.
Niet direct blootgesteld aan
zonnestralen.
Direct blootgesteld aan zon-
nestralen.
Niet naast een warmtebron
(verwarming, fornuis).
Naast een warmtebron (ver-
warming, fornuis)
Bij een ideale omgevings-
temperatuur van ca. 20 °C.
Bij een hoge omgevingstem-
peratuur.
Dek ventilatieroosters niet af
en maak ze regelmatig stof-
vrij.
Als ventilatieroosters zijn af-
gedekt of vol zitten met stof.
Compressor en metalen
rooster (warmtewisselaar)
aan de achterwand van het
apparaat worden minstens
1x per jaar stofvrij gemaakt.
Als de compressor en het
metalen rooster (warmtewis-
selaar) op de achterwand
van het apparaat vol zitten
met stof.
Temperatuur-
instelling
Stel één van de middelste
standen in: 2 of 3.
Bij lage temperatuurinstel-
ling: hoe lager de tempera-
tuur in de koel- resp. diep-
vrieszone, hoe hoger het
energieverbruik.
Bij apparaten met winter-
schakeling: let erop dat deze
bij kamertemperaturen hoger
dan 18°C uitgeschakeld is.
Energie besparen
14
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Gebruik Plaats de laden, plateaus en
vakken zoals bij levering.
Open de deur alleen indien
dat nodig is en zo kort mo-
gelijk. Leg de levensmidde-
len bij het inruimen meteen
op de goede plek.
De deur vaak en lang ope-
nen betekent koudeverlies
en instroom van warme lucht
in het apparaat. Het appa-
raat gaat koelen. De com-
pressor moet langer werken.
Neem een koeltas mee als u
gaat winkelen en zet uw le-
vensmiddelen snel in het ap-
paraat.
Zet voedingsmiddelen die u
uit het apparaat heeft ge-
haald zo snel mogelijk weer
terug, voordat ze te veel op-
warmen.
Laat warme gerechten en
dranken eerst buiten het ap-
paraat afkoelen.
Als levensmiddelen nog
warm of op omgevingstem-
peratuur zijn wanneer ze in
het apparaat worden gelegd,
ontstaat er warme lucht in
het apparaat. Het apparaat
gaat koelen. De compressor
moet langer werken.
Leg de levensmiddelen al-
leen afgedekt of verpakt in
het apparaat.
Wanneer vloeibare stoffen in
de koelzone condenseren,
neemt de koelcapaciteit af.
Leg ingevroren levensmid-
delen in de koelzone wan-
neer ze moeten ontdooien.
Zorg ervoor dat vakken en
laden niet te zwaar worden
beladen, zodat de lucht kan
circuleren.
Als de luchtcirculatie af-
neemt, wordt de koelcapaci-
teit minder.
Ontdooien Ontdooi het vriesvak wan-
neer er een ijslaag van maxi-
maal 0,5 cm in zit.
Een ijslaag bemoeilijkt het
invriezen en bewaren van le-
vensmiddelen.
Beschrijving van het apparaat
15
K 12010 S-2, K 12012 S-2, K 12012 S-3
a
Vriesvak (afhankelijk van het model)
b
Plateau (aantal afhankelijk van het model)
c
Gootje voor het dooiwater en afvoeropening voor het dooiwater
d
Fruit- en groentevak
e
Boter- en kaasvak
f
Deurvak met eierhouder
g
Aan/Uit-schakelaar en temperatuurregelaar, binnenverlichting en winterschake-
ling (afhankelijk van het model)
h
Deurvak voor flessen
Beschrijving van het apparaat
16
K 12020 S-1, K 12023 S-2, K 12023 S-3
a
Plateau
b
Gootje voor het dooiwater en afvoeropening voor het dooiwater
c
Groente- en fruitvakken
d
Boter- en kaasvak
e
Deurvak met eierhouder
f
Half deurvak (afhankelijk van het model)
g
Aan/Uit-schakelaar en temperatuurregelaar, binnenverlichting en winterschake-
ling (afhankelijk van het model)
h
Deurvak voor flessen
Beschrijving van het apparaat
17
K 12022 S-1, K 12024 S-3
a
Vriesvak
b
Plateau (aantal afhankelijk van het model)
c
Gootje voor het dooiwater en afvoeropening voor het dooiwater
d
Groente- en fruitvakken
e
Boter- en kaasvak
f
Deurvak met eierhouder
g
Half deurvak (afhankelijk van het model)
h
Aan/Uit-schakelaar en temperatuurregelaar, binnenverlichting en winterschake-
ling*
i
Deurvak voor flessen
Beschrijving van het apparaat
18
Bedieningselement
a
Aan/Uit-schakelaar en temperatuurregelaar
b
Tuimelschakelaar voor de winterschakeling (alleen bij apparaten met vriesvak)
c
Lichtcontactschakelaar
Het apparaat in- en uitschakelen
19
Vóór het eerste gebruik
Verpakkingsmateriaal
Verwijder al het verpakkingsmateriaal
uit het apparaat.
Beschermfolie
De roestvrijstalen lijsten aan de plateaus
en de deurvakken zijn tijdens het trans-
port van een beschermfolie voorzien.
Trek deze folie van de roestvrijstalen
lijsten en panelen af.
Reiniging
Neem daarbij de aanwijzingen uit het
hoofdstuk "Reiniging en onderhoud"
in acht.
Reinig de binnenkant van het appa-
raat en de accessoires.
Apparaat inschakelen
Voordat u voor de eerste keer le-
vensmiddelen in het apparaat legt,
kunt u het apparaat het beste een
paar uur laten voorkoelen.
Draai de Aan/Uit-schakelaar en tem-
peratuurregelaar vanuit stand "0"
naar rechts.
Hoe hoger de stand, des te lager de
temperatuur in het apparaat.
Het apparaat begint te koelen.
Bij het openen van de deur van het ap-
paraat gaat de binnenverlichting in de
koelzone aan.
Het apparaat uitschakelen
Draai de aan/uit-schakelaar en tem-
peratuurregelaar naar links vanuit
stand "1" terug in stand "0". Daarbij
moet u enige weerstand voelen.
De binnenverlichting gaat uit. De koe-
ling wordt uitgeschakeld.
Bij langdurige afwezigheid
Als het apparaat bij langdurige
afwezigheid wordt uitgeschakeld,
maar niet gereinigd, bestaat er ge-
vaar voor schimmelvorming als de
deur van het apparaat gesloten blijft.
Reinig het apparaat.
Wanneer u het apparaat langere tijd niet
gebruikt, neemt u de volgende stappen:
schakel het apparaat uit,
trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de zekering van de huisin-
stallatie uit,
ontdooi het vriesvak (afhankelijk van
het model),
reinig het apparaat en
laat de deur openstaan om het appa-
raat te luchten en te voorkomen dat
er geurtjes ontstaan.
De juiste temperatuur
20
Voor het bewaren van levensmiddelen
is de juiste temperatuurinstelling heel
belangrijk. Door micro-organismen be-
derven levensmiddelen heel snel, wat
door de juiste bewaartemperatuur kan
worden verhinderd of kan worden ver-
traagd. De temperatuur heeft invloed op
de snelheid waarmee micro-organismen
groeien. Met dalende temperatuur wor-
den deze processen vertraagd.
De temperatuur in het apparaat stijgt
als,
u vaak en gedurende lange tijd de
deur van het apparaat opent,
er meer levensmiddelen worden op-
geslagen,
de temperatuur van de levensmidde-
len die in het apparaat gelegd zijn ho-
ger is,
de omgevingstemperatuur hoger is.
Het apparaat is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een kli-
maatklasse is een temperatuurbereik
waar de kamertemperatuur niet bo-
ven of onder mag liggen.
. . . in de koelzone
Voor de koelzone adviseren wij een
koeltemperatuur van 4 °C.
Als u de koeltemperatuur wilt controle-
ren, zet u een glas water met een ther-
mometer in het midden van het appa-
raat.
Deze geeft na ca. 24 uur de koeltempe-
ratuur in uw apparaat ongeveer aan.
U dient er echter rekening mee te hou-
den dat de meeste badthermometers
en andere huisthermometers vaak zeer
onnauwkeurig meten. Gebruik bij
voorkeur een elektronische tempera-
tuurmeter.
Meet niet de luchttemperatuur in het
apparaat. Deze zegt niets over de tem-
peratuur van de levensmiddelen.
U kunt de deur van het apparaat het
beste zo min mogelijk opendoen in de
tijd waarin u aan het meten bent, om-
dat er anders iedere keer warme lucht
naar binnen stroomt.
De juiste temperatuur
21
. . . in het vriesvak
(afhankelijk van het model)
Om verse levensmiddelen in te vriezen
en om levensmiddelen lange tijd te be-
waren is een temperatuur nodig van
-18°C. Bij deze temperatuur is de groei
van micro-organismen vrijwel uitgeslo-
ten. Zodra de temperatuur stijgt tot bo-
ven -10 °C, begint de ontbinding door
micro-organismen en zijn de levensmid-
delen minder lang houdbaar. Daarom
mogen geheel of gedeeltelijk ontdooide
levensmiddelen pas opnieuw worden
ingevroren nadat ze eerst zijn verwerkt
(koken of braden). De meeste micro-or-
ganismen worden door de hoge tempe-
raturen vernietigd.
Temperatuur instellen
De temperatuur kunt u instellen met be-
hulp van de temperatuurregelaar.
Draai de regelaar vanuit stand 0 op
één van de standen tussen 1 en 7.
Hoe hoger de stand, des te lager de
temperatuur in het apparaat.
Wij adviseren één van de middelste
standen.
Wanneer zich in de diepvrieszone in-
gevroren levensmiddelen bevinden die
voorlopig beslist niet mogen ontdooien,
is het aan te bevelen om een stand tus-
sen de 4 en 7 in te stellen.
Deze stand is ook aan te bevelen wan-
neer
u vaak en/of gedurende lange tijd de
deur van het apparaat opent,
er grote hoeveelheden levensmidde-
len in het apparaat worden gelegd,
de kamertemperatuur hoog is.
Pas om bovengenoemde redenen de
temperatuur met de temperatuurrege-
laar aan.
De temperatuur in het vriesvak is af-
hankelijk van de temperatuur in de
koelzone.
Winterschakeling
22
Lage kamertemperaturen
Bij kamertemperaturen van 18 °C of
lager slaat de compressor minder vaak
aan en daardoor kan het in de diep-
vrieszone te warm worden. Dat kan er-
toe leiden dat de ingevroren producten
gaan ontdooien. Om dat te voorkomen
kunt u de winterschakeling gebruiken.
Het inschakelen van de winterscha-
keling
Zet de tuimelschakelaar voor de win-
terschakeling op "1".
De compressor slaat nu vaker aan en
daardoor wordt het in de diepvrieszone
kouder. Zo is de voor ingevroren pro-
ducten vereiste temperatuur gegaran-
deerd.
Het uitschakelen van de winterscha-
keling
Zodra de kamertemperatuur boven de
18 °C komt, wordt de diepvrieszone
met de temperatuurregelaar voldoende
gekoeld en moet de winterschakeling
worden uitgeschakeld. Gebeurt dat niet,
dan wordt er onnodig veel energie ver-
bruikt.
Zet de tuimelschakelaar voor de win-
terschakeling op "0".
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
Winterschakeling
23
Optimaal invriezen
Om verse levensmiddelen optimaal in te
vriezen, kunt u de winterschakeling het
beste vóór het invriezen inschakelen. Zo
worden de levensmiddelen snel tot in
de kern ingevroren en blijven voedings-
waarde, vitaminen, vorm en smaak be-
houden.
Uitzonderingen:
Als u reeds ingevroren levensmidde-
len in het apparaat plaatst.
Wanneer u dagelijks slechts max. 2
kg verse levensmiddelen invriest.
Het inschakelen van de winterscha-
keling
In de andere gevallen schakelt u de
winterschakeling 24 uur voordat u de in
te vriezen levensmiddelen in de diep-
vrieszone legt in.
Zet de tuimelschakelaar voor de win-
terschakeling op "1".
De compressor slaat dan vaker aan
waardoor het in het vriesvak kouder
wordt.
Het uitschakelen van de winterscha-
keling
Verse levensmiddelen zijn ca. 24 uur
nadat ze in de diepvrieszone zijn gelegd
tot in de kern ingevroren en u kunt de
winterschakeling uitschakelen.
Zet de tuimelschakelaar voor de win-
terschakeling op "0".
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
24
Gevaar voor explosie!
Bewaar geen explosieve stoffen en
geen producten met brandbare drijf-
gassen (bijv. spuitbussen) in het ap-
paraat.
Indien u vet- of oliehoudende le-
vensmiddelen in het apparaat of de
deur van het apparaat bewaart, kun-
nen spanningsscheuren in de kunst-
stof ontstaan waardoor deze knapt
of scheurt.
Voorkom, dat vet of olie in aanraking
komt met kunststof onderdelen.
Gedeelten met verschillende
temperaturen
Door de natuurlijke luchtcirculatie ont-
staan er verschillende temperaturen in
de koelzone.
De koude, zware lucht daalt naar het
onderste gedeelte van de koelzone.
Maak gebruik van de verschillende kou-
dezones als u levensmiddelen bewaart!
Leg de levensmiddelen niet te dicht op
elkaar, zodat de lucht goed kan circu-
leren.
De levensmiddelen mogen de achter-
wand van de koelzone niet aanraken.
Anders kunnen ze aan de achterwand
vastvriezen.
Warmste gedeelte
Het minst koele gedeelte in de koel-
kast / koelzone bevindt zich helemaal
bovenin tegen de deur. Gebruik dit ge-
deelte voor het opslaan van boter zodat
deze smeerbaar blijft en voor kaas zo-
dat deze zijn aroma niet verliest.
Koudste gedeelte
Het koudste gedeelte in de koelzone
bevindt zich direct boven de groente-
en fruitvakken en aan de achterwand.
Gebruik deze gedeelten voor alle le-
vensmiddelen die niet lang houdbaar
zijn, zoals:
vis, vlees, gevogelte,
worst, kant-en-klaar-gerechten,
levensmiddelen waar eieren of room
in zitten,
alle soorten deeg,
melkproducten,
in folie verpakte, voorgesneden
groente en in het algemeen alle verse
groenten waarvan de houdbaarheids-
datum alleen geldt bij een tempera-
tuur van minstens 4°C.
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
25
Niet geschikt voor de koelzone
Koudegevoelige levensmiddelen zijn
niet geschikt om bij temperaturen onder
de 5°C te worden bewaard. Te lage
temperaturen kunnen een negatieve in-
vloed hebben op de smaak, het vitami-
negehalte, het uiterlijk en de consisten-
tie van deze levensmiddelen.
Tot de koudegevoelige levensmiddelen
behoren onder andere:
ananas, avocado's, bananen, gra-
naatappels, mango's, meloenen, pa-
paja's, passievruchten, citrusvruch-
ten (zoals citroenen, sinaasappelen,
mandarijntjes, grapefruit),
fruit dat nog verder moet rijpen,
aubergines, komkommers, aardap-
pels, paprika, tomaten, courgettes,
harde kazen (zoals parmezaan en
bergkaas).
Waar u in de winkel al op moet
letten
Het belangrijkste voor een lange be-
waartijd is de versheid van de levens-
middelen op het ogenblik waarop ze in
de koelkast worden gelegd. Deze vers-
heid is beslissend voor de bewaartijd.
Let ook op de houdbaarheidsdatum en
op de juiste bewaartemperatuur.
De koelketen mag niet worden onder-
broken. Zorg er bijv. voor dat de levens-
middelen niet te lang in de warme auto
liggen.
Tip: Neem een koeltas mee als u bood-
schappen doet en leg de levensmidde-
len bij thuiskomst snel in het apparaat.
Levensmiddelen juist bewaren
Bewaar levensmiddelen in de koelzone
alleen afgedekt of verpakt. Zo voor-
komt u dat er luchtjes van levensmidde-
len vrijkomen en op andere levensmid-
delen worden overgedragen. Tevens
voorkomt u dat de levensmiddelen uit-
drogen en dat mogelijk aanwezige bac-
teriën zich verspreiden. Dit geldt vooral
voor dierlijke levensmiddelen.
Ook als u de juiste temperatuur instelt
en het apparaat regelmatig reinigt, blij-
ven de levensmiddelen langer houd-
baar.
Groente en fruit
Groente en fruit kunnen wel onverpakt
in de fruit- en groentevakken worden
bewaard.
Eiwitrijke levensmiddelen
Houd er rekening mee dat eiwitrijke le-
vensmiddelen sneller bederven. Zo be-
derven schaal- en schelpdieren dus
sneller dan vis, en vis bederft weer snel-
ler dan vlees.
De binnenruimte indelen
26
De plateaus verplaatsen
De plateaus kunt u in hoogte verstellen
als u producten van verschillende hoog-
te in de koel-vriescombinatie wilt bewa-
ren:
Til het plateau vooraan iets op. Trek
het naar voren. Til het met de uitspa-
ring over de plateauribben heen. Ver-
plaats het naar boven of naar bene-
den.
De opstaande rand die aan de be-
schermlijst aan de achterkant van het
plateau zit moet naar boven wijzen, zo-
dat de levensmiddelen niet met de ach-
terwand in aanraking kunnen komen en
eraan vastvriezen.
Met stopjes wordt voorkomen dat de
plateaus er per ongeluk uit worden ge-
trokken.
Tweedelige plateaus
(afhankelijk van het model)
Wanneer u hoge producten in het appa-
raat wilt plaatsen, bijv. flessen, kunt u
het plateau gebruiken dat uit twee delen
bestaat waarvan het voorste gedeelte
onder het achterste gedeelte kan wor-
den geschoven.
Druk het achterste gedeelte van on-
deren iets omhoog.
Til tegelijk het voorste gedeelte iets
op en schuif het onder het achterste
gedeelte.
Deurvak/flessenvak verplaat-
sen
Schuif het deurvak/flessenvak naar
boven en haal het eruit.
Zet het deurvak/ flessenvak er op de
gewenste plaats weer in. Zorg er
daarbij voor dat het goed vastklikt.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
(afhankelijk van het model)
27
Het vriesvak
Beschikt uw koelkast over een vriesvak,
gebruik het dan voor
het bewaren van diepvriesproducten,
het bereiden van ijsblokjes en ijs,
het invriezen van kleinere hoeveelhe-
den levensmiddelen.
Er kan maximaal 2 kg per 24 uur wor-
den ingevroren.
Wat gebeurt er bij het invriezen
van verse levensmiddelen?
Verse levensmiddelen moeten zo snel
mogelijk tot in de kern worden ingevro-
ren. Alleen zo blijven voedingswaarde,
vitaminen, vorm en smaak behouden.
Hoe langzamer de levensmiddelen in-
vriezen, des te meer vocht komt er uit
iedere cel vrij. Dit vocht komt in de tus-
senruimten terecht. De cellen gaan
krimpen. Wanneer de levensmiddelen
ontdooien komt slechts een deel van
het vocht dat eerder vrijkwam in de cel-
len terug. Praktisch betekent dit dat de
levensmiddelen veel vocht verliezen.
Dat ziet u aan de grote waterplas die
zich om de levensmiddelen vormt wan-
neer deze ontdooien.
Wanneer de levensmiddelen snel hele-
maal invriezen, heeft het vocht minder
tijd om uit de cellen vrij te komen en in
de tussenruimten terecht te komen. De
cellen krimpen veel minder. Wanneer de
levensmiddelen ontdooien kan de kleine
hoeveelheid vocht die vrijgekomen is
naar de cellen terugkeren. Dat betekent
dat de levensmiddelen weinig vocht
verliezen en dat zich slechts een kleine
waterplas om de levensmiddelen vormt.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
(afhankelijk van het model)
28
Diepvriesproducten bewaren
Wilt u diepvriesproducten bewaren,
controleer dan al tijdens de aankoop in
de winkel:
de verpakking op beschadigingen,
de houdbaarheidsdatum en
de temperatuur van de diepvrieskist
in de winkel. Als deze hoger is dan
-18 °C, zijn de diepvriesproducten
niet zo lang houdbaar.
Koop diepvriesproducten pas als u
de andere boodschappen al heeft ge-
daan en neem ze mee in krantenpa-
pier of in een koeltas.
Leg de diepvriesproducten thuis di-
rect in het apparaat.
Vries geheel of gedeeltelijk ont-
dooide levensmiddelen niet opnieuw
in. Pas nadat u deze levensmiddelen
heeft gekookt of gebraden, kunt u ze
opnieuw invriezen.
Zelf levensmiddelen invriezen
Vries uitsluitend verse levensmidde-
len in perfecte staat in!
Houd bij het invriezen rekening met
het volgende
De volgende levensmiddelen zijn ge-
schikt om in te vriezen:
vers vlees, gevogelte, wild, vis,
groenten, kruiden, onbewerkt fruit,
zuivelproducten, bakproducten,
voedselresten, eigeel, eiwit en talrijke
kant-en-klaarproducten.
De volgende levensmiddelen zijn niet
geschikt om in te vriezen:
wijndruiven, bladsalade, radijsjes,
rammenas, zure room, mayonaise,
volledige eieren in de schaal, uien,
hele onbewerkte appels en peren.
Om kleur, smaak, aroma en vitamine
C te behouden kunt u groenten en
fruit het beste voor het invriezen
blancheren. Breng daartoe een pan
water aan de kook, leg het voedsel
daar per portie in, laat het er 2-3 mi-
nuten in liggen, haal het eruit, laat het
snel in koud water afkoelen en laat
het uitlekken.
Mager vlees is beter geschikt om te
worden ingevroren dan vet vlees en
het kan aanmerkelijk langer worden
bewaard.
Leg tussen koteletten, biefstukjes,
schnitzels enz. telkens een stukje
huishoudfolie om te voorkomen dat
stukken vlees aan elkaar vastvriezen.
Kruid en zout verse levensmiddelen
en geblancheerde groente voor het
invriezen niet. Kruid en zout reeds
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
(afhankelijk van het model)
29
bereide gerechten voor het invriezen
slechts licht. Sommige kruiden veran-
deren de smaakintensiteit van de ge-
rechten.
Laat warme gerechten en dranken
eerst buiten het apparaat afkoelen
om te voorkomen dat reeds ingevro-
ren levensmiddelen beginnen te ont-
dooien en het energieverbruik stijgt.
Verpakken
Vries levensmiddelen per portie in.
Geschikte verpakking
Kunststof folie
Vershoudfolie
Aluminiumfolie
Diepvriesbakjes
Ongeschikte verpakking
Pakpapier
Perkamentpapier
Cellofaan
Vuilniszakken
Gebruikte plastic tassen
Druk de lucht uit de verpakking.
Sluit de verpakking met
rubberen ringen
kunststof klemmen
touw of
koudebestendig plakband.
Tip: Zakken en diepvrieszakken van po-
lyethyleen kunt u ook met een sealap-
paraat afsluiten.
Doe een sticker op de verpakking
met inhoud en invriesdatum.
Ca. 24 uur vóórdat u de verse levens-
middelen in de diepvrieszone legt
Stel met de Aan/Uit-schakelaar en
temperatuurregelaar een gemiddelde
of lage temperatuur in (ca. 6).
Is de kamertemperatuur hoger dan 18
°C, dan kan de winterschakeling beter
niet worden ingeschakeld.
Schakel de winterschakeling in. Zie
hoofdstuk: "Winterschakeling".
De levensmiddelen die al zijn ingevroren
krijgen zo een koudereserve.
Het inruimen
Leg in te vriezen levensmiddelen niet
tegen reeds ingevroren levensmidde-
len om te voorkomen dat de laatste
gaan ontdooien.
Zorg ervoor dat het materiaal waarin
de in te vriezen levensmiddelen zijn
verpakt droog is, zodat ze niet aan el-
kaar of aan de bodem van het vries-
vak vastvriezen.
Leg de in te vriezen levensmiddelen
over de hele breedte op de bodem
van het vriesvak, zodat ze zo snel
mogelijk tot in de kern worden inge-
vroren.
Ca. 24 uur na het inruimen
Het invriezen is voltooid.
Draai de temperatuurregelaar na 24
uur terug naar de normale instelling.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
(afhankelijk van het model)
30
Bewaartijd van ingevroren le-
vensmiddelen
Zelfs als de voorgeschreven tempera-
tuur van -18 °C aangehouden wordt, is
de houdbaarheid van levensmiddelen
heel verschillend. Ook in ingevroren
producten vinden sterk vertraagde af-
braakprocessen plaats. Door zuurstof in
de lucht kan bijv. vet ranzig worden.
Mager vlees kan daarom ca. dubbel zo
lang bewaard worden als vet vlees.
De genoemde bewaartijden zijn richt-
waarden voor de bewaartijd van ver-
schillende soorten levensmiddelen in de
diepvrieszone.
Soort levensmiddelen Bewaartijd
(maanden)
Consumptie-ijs 2 tot 6
Brood, bakwaren 2 tot 6
Kaas 2 tot 4
Vis, vet 1 tot 2
Vis, mager 1 tot 5
Worst, ham 1 tot 3
Wild, varkensvlees 1 tot 12
Gevogelte, rundvlees 2 tot 10
Groente, fruit 6 tot 18
Kruiden 6 tot 10
Bij de in de handel verkrijgbare diep-
vriesproducten is de op de verpakking
aangegeven uiterste houdbaarheidsda-
tum beslissend.
Diepvriesproducten ontdooien
U kunt diepvriesproducten ontdooien
in de magnetron,
in de oven met de functie "Hetelucht"
of "Ontdooien",
bij kamertemperatuur,
in de koelzone (de koude die daarbij
vrijkomt, kan voor het koelen van de
andere levensmiddelen worden ge-
bruikt),
in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen
gedeeltelijk ontdooid in een hete braad-
pan worden gelegd.
Hompen vlees en vis zoals gehakt, kip
en visfilet kunnen het beste worden ont-
dooid als ze niet tegen andere levens-
middelen aankomen. Het vrijgekomen
vocht moet worden opgevangen en
zorgvuldig worden verwijderd.
Fruit kan bij kamertemperatuur zowel in
de verpakking als ook in een afgedekte
schaal worden ontdooid.
Groenten kunnen over het algemeen in
bevroren toestand in het kokende water
worden gedaan of in heet vet worden
gestoofd. Door de veranderde celstruc-
tuur is de bereidingstijd iets korter dan
bij verse groenten.
Vries geheel of gedeeltelijk ont-
dooide levensmiddelen niet opnieuw
in. Pas nadat u deze levensmiddelen
heeft gekookt of gebraden, kunt u ze
opnieuw invriezen.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
(afhankelijk van het model)
31
Dranken snel koelen
Wanneer u flessen drank in het diep-
vriesvak heeft gelegd om snel te koelen,
haal ze er dan na maximaal 1 uur weer
uit. Dit om te voorkomen dat ze uit el-
kaar springen!
Het bereiden van ijsblokjes
Vul het bakje voor ijsblokjes voor
driekwart met water. Zet het bakje op
de bodem van het vriesvak.
Wanneer een bakje is vastgevroren,
gebruik dan een stomp voorwerp,
bijv. een lepelsteel om het los te ma-
ken.
Tip: Houd het bakje even onder stro-
mend water, dan laten de ijsblokjes ge-
makkelijk los.
Ontdooien
32
Koelzone
De koelzone wordt automatisch ont-
dooid.
Terwijl de compressor in werking is,
kunnen zich op de achterwand van de
koelzone rijp en waterdruppels vormen.
Deze hoeft u niet te verwijderen, want
ze verdampen automatisch door de
warmte van de compressor.
Het dooiwater loopt via het gootje voor
het dooiwater en via de afvoeropening
voor het dooiwater in het verdampings-
systeem aan de achterkant van het ap-
paraat.
Het dooiwater moet altijd pro-
bleemloos afgevoerd kunnen wor-
den.
Houd het gootje en de afvoeropening
voor het dooiwater schoon.
Vriesvak
Het vriesvak ontdooit niet automatisch,
daar de ingevroren levensmiddelen niet
mogen ontdooien.
Bij normale werking zetten er zich na
verloop van tijd rijp en ijs in het vriesvak
af, bijv. op de binnenwanden. Er vormt
zich meer ijs en rijp als:
de deur van het vriesvak vaak en/of
vrij lange tijd open is geweest.
grote hoeveelheden verse levensmid-
delen zijn ingevroren,
de luchtvochtigheid in de ruimte ho-
ger is geworden.
Wanneer er een dikke ijslaag is ge-
vormd, gaat de deur van het vriesvak
niet meer goed dicht. Bovendien gaat
de vriescapaciteit achteruit en stijgt het
energieverbruik.
Ontdooi het vriesvak van tijd tot tijd,
echter in ieder geval zodra zich een
ca. 0,5 cm dikke ijslaag heeft ge-
vormd.
Maak gebruik van de gelegenheid om te
ontdooien, wanneer
er weinig of geen ingevroren levens-
middelen in het vriesvak liggen
en de luchtvochtigheid en de tempe-
ratuur in het vertrek laag zijn.
Ontdooien
33
Zorg er bij het ontdooien voor
dat u de vriesplaat niet beschadigt.
Anders werkt het apparaat niet meer.
Krab de rijp- en ijslagen er niet af en
gebruik geen puntige of scherpe
voorwerpen.
Vóór het ontdooien
Draai 1 dag voor het ontdooien de
Aan/Uit-schakelaar en de tempera-
tuurregelaar op een gemiddelde tot
koude stand (ca. 6), en schakel de
winterschakeling in (zie "Winterscha-
keling").
Daardoor krijgen de reeds ingevroren
levensmiddelen een extra koudereserve
en kunnen ze dus iets langer bij kamer-
temperatuur worden bewaard.
Neem de ingevroren levensmiddelen
uit het apparaat en wikkel ze in ver-
schillende lagen krantenpapier of de-
kens.
Tip: U kunt de levensmiddelen ook in
koeltassen bewaren.
Bewaar de ingevroren levensmidde-
len op een koele plaats, totdat het
vriesvak weer klaar is voor gebruik.
Het ontdooien
Hoe langer de ingevroren levens-
middelen bij kamertemperatuur wor-
den bewaard, hoe korter ze houd-
baar zijn.
Handel het ontdooien zo snel moge-
lijk af.
De stoom van een stoomreiniger
kan in aanraking komen met delen
van het apparaat die onder spanning
staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Gebruik geen stoomreiniger voor het
ontdooien.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsappa-
raten of kaarsen in het apparaat, om-
dat daardoor de kunststof bescha-
digd kan raken.
Gebruik geen ontdooisprays of
andere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vor-
men, oplosmiddelen of drijfgassen
bevatten die de kunststof bescha-
digen of schadelijk zijn voor de ge-
zondheid.
Ontdooien
34
Schakel de winterschakeling en het
apparaat uit.
Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit.
Laat de deur van het vriesvak open.
U kunt het ontdooien versnellen door
een pannetje op een onderzetter met
heet (niet kokend) water in het vriesvak
te zetten. In dat geval moet de deur bij
het ontdooien gesloten blijven, zodat de
warmte niet vrij kan komen.
Neem de stukjes ijs die zijn losge-
raakt uit het apparaat.
Neem het dooiwater met een spons
of doek op, eventueel meer dan één
keer.
Na het ontdooien
Reinig het vriesvak en maak het
droog.
Sluit de deuren van het apparaat.
Sluit het apparaat weer aan en scha-
kel het weer in.
Leg de ingevroren levensmiddelen
weer terug in het diepvriesvak, zodra
de temperatuur laag genoeg is.
Reiniging en onderhoud
35
Zorg ervoor dat er geen water te-
rechtkomt in de Aan/Uit-schakelaar
en de temperatuurregelaar of in de
verlichting.
De stoom van een stoomreiniger
kan in aanraking komen met delen
van het apparaat die onder spanning
staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Gebruik geen stoomreiniger voor het
reinigen van het apparaat.
Er mag geen reinigingswater in de af-
voeropening voor het dooiwater te-
rechtkomen.
Het typeplaatje in het apparaat mag
niet worden verwijderd. De gegevens
zijn nodig in het geval er een storing
optreedt!
Opmerkingen over het reini-
gingsmiddel
Gebruik in het apparaat alleen reini-
gings- en onderhoudsmiddelen die
geen risico vormen voor de levens-
middelen.
Om beschadigingen aan de oppervlak-
ken te voorkomen, gebruikt u bij de rei-
niging geen
zuur-, soda-, ammoniak- of chloride-
houdende reinigingsmiddelen,
kalkoplossende reinigingsmiddelen,
schurende reinigingsmiddelen (bijv.
schuurpoeder, schuurmiddel, schuur-
sponsjes),
oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen,
reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal,
reinigingsmiddelen voor afwasauto-
maten,
ovensprays,
glasreinigers,
schurende harde sponsjes en
borstels (bijv. schuursponsjes),
vlekkensponsjes,
scherpe metalen schrapers.
Wij adviseren om voor het reinigen van
het apparaat lauwwarm water met wat
afwasmiddel te gebruiken.
Belangrijke opmerkingen over de reini-
ging vindt u op de volgende pagina's.
Reiniging en onderhoud
36
Het apparaat voor reiniging
voorbereiden
Schakel het apparaat uit.
Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de zekering van de huisin-
stallatie uit.
Neem de levensmiddelen uit het ap-
paraat en bewaar ze op een koele
plaats.
Ontdooi het vriesvak (afhenkelijk van
het model) (zie hoofdstuk: "Ontdooi-
en").
Neem alle overige onderdelen die
kunnen worden verwijderd uit het ap-
paraat.
Binnenkant en toebehoren rei-
nigen
Reinig het apparaat regelmatig (min-
stens 1 keer per maand) en reinig het
vriesvak na elke ontdooiing.
Verwijder vuil direct om te voorkomen
dat het vast gaat zitten.
Reinig de binnenkant met een
schoon sponsdoekje, lauw water en
wat afwasmiddel.
Neem alles na de reiniging met
schoon water af en droog het met
een doek.
De volgende onderdelen zijn niet ge-
schikt voor de afwasautomaat:
alle laden en deksels van laden (mo-
delafhankelijk)
de deurvakken met lijsten
Reinig deze accessoires met de
hand.
De volgende onderdelen zijn geschikt
voor de afwasautomaat:
De temperatuur van het gekozen
programma mag niet hoger zijn dan
55 °C!
Kunststof onderdelen kunnen in de
afwasautomaat verkleuren, wanneer
ze in aanraking komen met natuur-
lijke kleurstoffen, zoals die van wor-
tels, tomaten en ketchup. Verkleu-
ringen hebben echter geen negatief
effect op de stabiliteit van de onder-
delen.
het botervak, de eierhouder en het
bakje voor de ijsblokjes
(afhankelijk van het model)
de deurvakken
het boter- en kaasvak
Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater in de koelzo-
ne regelmatig met een wattenstaafje
of iets dergelijks, zodat het dooiwater
ongehinderd weg kan lopen.
Laat de deur van het apparaat nog
even open staan, om het apparaat te
luchten en geurtjes te voorkomen.
Reiniging en onderhoud
37
Front en zijkanten reinigen
Als verontreinigingen te lang inwer-
ken, kunt u ze soms niet meer verwij-
deren.
De oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen.
U kunt vuil op het front en op de zij-
wanden het beste direct verwijderen.
Alle oppervlakken zijn gevoelig voor
krassen en kunnen verkleuren of ver-
anderen, wanneer ze in contact ko-
men met ongeschikte reinigingsmid-
delen.
Lees de informatie "Opmerkingen
over het reinigingsmiddel" aan het
begin van dit hoofdstuk.
Reinig de oppervlakken met een
schone doek, lauwwarm water en rei-
nigingsmiddel. U kunt ook een
schoon, vochtig microvezeldoekje
zonder reinigingsmiddel gebruiken.
Neem het front na de reiniging met
schoon water af en droog het met
een zachte doek.
Ventilatieopeningen reinigen
Stof op de ventilatieopeningen ver-
hoogt het energieverbruik.
Reinig het ventilatierooster regelmatig
met een borsteltje of een stofzuiger
(gebruik daarvoor bijv. de reliëfborstel
voor Miele-stofzuigers).
De compressor en het metalen
rooster aan de achterkant rei-
nigen
Let er bij het reinigen van de
compressor en het metalen rooster
op dat er geen kabels of andere on-
derdelen worden losgetrokken, ge-
knikt of beschadigd.
Maak de compressor en het metalen
rooster aan de achterkant van het ap-
paraat (warmtewisselaar) minstens een-
maal in het jaar stofvrij. Wanneer er zich
stof ophoopt wordt er onnodig veel
energie verbruikt!
Reiniging en onderhoud
38
Deurdichting reinigen
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet. Doet u dit wel, dan wordt
deze in de loop van de tijd poreus.
Reinig de deurdichting regelmatig al-
leen met helder water en wrijf deze
daarna met een doek grondig droog.
Het apparaat na de reiniging in
gebruik nemen
Plaats alle onderdelen weer terug in
het apparaat.
Sluit het apparaat weer aan en scha-
kel het weer in.
Schakel de winterschakeling enige
tijd in, zodat het in het vriesvak weer
snel koud wordt.
Leg de levensmiddelen in de koelzo-
ne en sluit de deur van het apparaat.
Leg na een tijdje de ingevroren le-
vensmiddelen weer in het vriesvak en
sluit de deur.
Nuttige tips
39
De meeste problemen waar u in het dagelijks gebruik mee te maken zou kunnen
krijgen, kunt u zelf oplossen. Het volgende overzicht helpt u daarbij.
Neem contact op met Miele als u de oorzaak van een probleem niet kunt vinden of
het probleem niet kunt verhelpen.
Open de deur van het apparaat als het enigszins mogelijk is niet vóórdat de storing
is verholpen. Op deze manier houdt u het koudeverlies zo gering mogelijk.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of reparatiewerk-
zaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen.
Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een
door Miele geautoriseerde vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Probleem Oorzaak en oplossing
Het apparaat koelt niet
en de binnenverlichting
doet het niet wanneer
de deur van de koelzo-
ne wordt geopend.
Het apparaat is niet ingeschakeld.
Schakel het apparaat in.
De stekker zit niet goed in de contactdoos.
Steek de stekker in de contactdoos.
De hoofdschakelaar van de elektrische huisinstallatie
is wel ingeschakeld. Dit apparaat, een ander apparaat
of de huisspanning kan defect zijn.
Neem contact op met een elektricien of met Miele.
De compressor is voort-
durend in werking.
Dit is geen storing. Om energie te besparen, schakelt
de compressor bij een geringere koel-/vriescapaciteit
op een laag toerental over. Daardoor moet de com-
pressor langer werken.
De compressor slaat
steeds vaker en steeds
langer aan, de tempera-
tuur in het apparaat is
te laag.
De luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen zijn ge-
blokkeerd of er zit veel stof in.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer- en luchtafvoero-
peningen niet worden geblokkeerd.
Reinig de luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen
regelmatig door stof te verwijderen.
De deur van het apparaat en de deur van het vriesvak
(afhankelijk van het model) zijn vaak open en dicht
gedaan of er zijn grote hoeveelheden verse levens-
middelen tegelijk in de koelzone of in het vriesvak ge-
legd.
Open de deuren van het apparaat alleen indien no-
dig en altijd zo kort mogelijk.
Nuttige tips
40
Probleem Oorzaak en oplossing
De compressor slaat
steeds vaker en steeds
langer aan, de tempera-
tuur in het apparaat is
te laag.
Na een tijdje wordt automatisch weer de juiste tempe-
ratuur bereikt.
De deuren van het apparaat zijn niet goed gesloten.
Misschien heeft zich in het vriesvak al een dikke ijs-
laag gevormd.
Sluit de deuren van het apparaat.
Na een tijdje wordt automatisch weer de juiste tempe-
ratuur bereikt.
Een dikke ijslaag vermindert de koelcapaciteit en ver-
hoogt het energieverbruik.
Ontdooi het vriesvak en reinig het.
De omgevingstemperatuur is te hoog. Hoe hoger de
omgevingstemperatuur, des te langer is de compres-
sor in werking.
Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk: "Tips voor
het plaatsen van het apparaat", paragraaf: "Plaats
van opstelling".
Er is een te lage temperatuur ingesteld.
Corrigeer de temperatuur.
Er is ineens een vrij grote hoeveelheid verse levens-
middelen ingevroren.
Lees de opmerkingen in het hoofdstuk: "Invriezen
en bewaren".
De winterschakeling is nog ingeschakeld.
Schakel de winterschakeling weer uit.
De compressor slaat
steeds minder vaak en
steeds korter aan; de
temperatuur in het ap-
paraat stijgt.
Dit is geen storing! De temperatuur is te hoog.
Corrigeer de instelling van de temperatuurregelaar.
De diepvriesproducten beginnen te ontdooien.
De kamertemperatuur waarvoor het apparaat is ge-
maakt, is onderschreden.
De compressor schakelt minder vaak in als de kamer-
temperatuur te laag is. Daarom kan het in de diep-
vrieszone te warm worden.
Verhoog de omgevingstemperatuur.
Schakel de winterschakeling in. Lees ook de aan-
wijzingen in het hoofdstuk: "Winterschakeling".
Nuttige tips
41
Probleem Oorzaak en oplossing
Het LED-controlelampje
achter/onder het appa-
raat bij de compressor
knippert.
Dit is geen storing. Het knipperen is normaal. De
compressorelektronica heeft een operationeel con-
trolelampje en een controlelampje voor de storingsdi-
agnose (afhankelijk van het model). Dit lampje knip-
pert regelmatig om de 15 seconden.
De binnenverlichting is
warm, hoewel de deur
van het apparaat vrij
lang niet geopend is (al-
leen bij apparaten met
vriesvak).
Dit is geen storing! Het apparaat heeft een winter-
schakeling. Dat houdt het volgende in:
Als de omgevingstemperatuur onder de 18 °C komt,
slaat bij apparaten zonder winterschakeling de com-
pressor minder vaak aan. Anders zou het in het vries-
vak te warm worden. De winterschakeling zorgt er
echter voor dat bij een omgevingstemperatuur van 18
°C de verlichting in het apparaat gaat branden, ook
als de deur van het apparaat dicht is. Zo wordt de
koelzone verwarmd. Doordat de koelzone verwarmd
wordt, slaat de compressor vaker aan en wordt het
vriesvak weer voldoende gekoeld.
Bij een omgevingstemperatuur van minder dan 10 °C
is de werking van het apparaat ook als de winter-
schakeling ingeschakeld is, niet meer gewaarborgd!
Zorg er dus voor dat de omgevingstemperatuur meer
dan 10 °C bedraagt!
Nuttige tips
42
Probleem Oorzaak en oplossing
De verlichting in de
koelzone functioneert
niet.
Het apparaat is niet ingeschakeld of de lichtcontact-
schakelaar klemt.
Draai de temperatuurregelaar vanuit stand 0 op
één van de standen tussen 1 en 7 en/of controleer
de lichtcontactschakelaar.
Als dit niet de oorzaken zijn, is de gloeilamp defect.
Als de gloeilamp defect is, kan de ingeschakelde
winterschakeling niet functioneren.
Vervang zo snel mogelijk de gloeilamp.
Trek de stekker uit het stopcontact of schakel de
hoofdschakelaar van de elektrische huisinstallatie
uit.
Pak de lampafdekking aan de achterkant vast en
druk de zijkant omhoog . Trek de lampafdekking
eraf .
Draai de gloeilamp eruit en vervang deze.
Aansluitgegevens van de gloeilamp: 220 - 240 V, fit-
ting E 14. Kijk op de oude gloeilamp voor de capaci-
teit (Watt).
Draai de nieuwe gloeilamp erin en klik het afdek-
plaatje weer erop.
Nuttige tips
43
Algemene problemen met het apparaat
Probleem Oorzaak en oplossing
De diepvriesproducten
zijn vastgevroren.
De verpakking van de levensmiddelen was niet droog
toen ze in het apparaat werden gelegd.
Maak de ingevroren levensmiddelen met een
stomp voorwerp los, bijv. met een lepelsteel.
Het apparaat voelt aan
de buitenkant warm
aan.
Dat is geen storing. Met de ontstane warmte wordt
condensvorming voorkomen.
De bodem van de koel-
zone is nat.
De afvoeropening voor het dooiwater is verstopt.
Reinig het gootje en de afvoeropening voor het
dooiwater.
Oorzaken van geluiden
44
Vaak voor-
komende
geluiden
Waardoor worden ze veroorzaakt?
Brrrrr ... Dit brommende geluid komt van de motor (compressor). Wan-
neer de motor aanslaat, klinkt dit geluid nog iets sterker.
Blub, blub ... Deze klotsende, gorgelende of snorrende geluiden komen van
de koelvloeistof die door de leidingen stroomt.
Klik ... Dit klikkende geluid is altijd te horen wanneer de thermostaat de
motor in- of uitschakelt.
Knak ... Een knakkend geluid is hoorbaar wanneer materiaal in het appa-
raat uitzet.
Houdt u er rekening mee dat motor- en stromingsgeluiden in het koelsysteem
niet te vermijden zijn!
Geluiden Oorzaak en oplossing
Klapperende,
rammelende,
kletterende
geluiden
Het apparaat staat niet recht. Zet het apparaat recht met behulp
van een waterpas. Gebruik daarvoor de stelvoeten onder het ap-
paraat of leg er iets onder.
Het apparaat komt tegen andere meubels of apparaten aan.
Schuif het een stukje op.
Laden of plateaus zitten niet goed op hun plaats. Controleer de
uitneembare onderdelen en plaats ze indien nodig opnieuw in
het apparaat.
Flessen, potten etc. komen tegen elkaar aan. Zet ze uit elkaar.
De kabelhouder die voor het transport wordt gebruikt, zit nog op
de achterwand van het apparaat. Verwijder de houder.
Service en garantie
45
Service
Voor storingen die u niet zelf kunt ver-
helpen, waarschuwt u
uw Miele-vakhandelaar of
Miele.
De gegevens van Miele vindt u achter
in deze gebruiks- en montageaanwij-
zing.
Voor een goede en vlotte afhandeling
moet Miele weten welk type apparaat u
heeft en welk fabricagenummer het
heeft.
Deze informatie vindt u op het type-
plaatje in het apparaat.
Garantietermijn en garantie-
voorwaarden
De garantietermijn voor dit apparaat be-
draagt 2 jaar.
Voor meer informatie over de garantie-
bepalingen voor uw land kunt u het
desbetreffende telefoonnummer bellen.
Het telefoonnummer vindt u achter in
deze gebruiks- en montagehandlei-
ding.
Elektrische aansluiting
46
Het apparaat wordt aansluitklaar gele-
verd voor wisselstroom van 50Hz, 220–
240V.
De zekering moet minstens 10 A bedra-
gen.
Het apparaat mag uitsluitend worden
aangesloten op een contactdoos met
randaarde en op een huisinstallatie die
aan alle voorschriften voldoet (zoals
NEN 1010).
In geval van nood moet de stekker van
het apparaat direct uit het stopcontact
getrokken worden. Daarom mag de
contactdoos zich niet achter het appa-
raat bevinden en moet ze makkelijk be-
reikbaar zijn.
Als de gebruiker niet meer bij het stop-
contact kan komen of als er sprake is
van een vaste aansluiting, moet het ap-
paraat via een schakelaar met alle polen
van de netspanning kunnen worden los-
gekoppeld. De contactopening in uitge-
schakelde toestand moet minimaal
3mm bedragen. Geschikte schakelaars
zijn zelfuitschakelaars, zekeringen en
relais (EN60335).
Stekker en aansluitkabel van het appa-
raat mogen niet tegen de achterkant
van het apparaat aan komen, omdat ze
door trillingen van het apparaat bescha-
digd kunnen raken. Dat kan kortsluiting
veroorzaken.
Ook andere apparaten mogen niet wor-
den aangesloten op een contactdoos
die zich aan de achterkant van dit ap-
paraat bevindt.
Het is niet toegestaan om het apparaat
met een verlengsnoer op het elektrici-
teitsnet aan te sluiten. Met verlengsnoe-
ren kan een veilig gebruik van het appa-
raat namelijk niet worden gewaarborgd
in verband met het gevaar voor overver-
hitting.
Het apparaat mag niet op omvormers
worden aangesloten die bij autonome
stroomvoorzieningen zoals zonne-ener-
gie worden gebruikt. Wanneer het ap-
paraat in dat geval wordt ingeschakeld,
kunnen er spanningspieken ontstaan,
kan het apparaat om veiligheidsredenen
weer worden uitgeschakeld en kan de
elektronica beschadigd raken. Het ap-
paraat mag ook niet met een energie-
zuinige stekker worden gebruikt. Derge-
lijke stekkers verminderen de energie-
toevoer, waardoor het apparaat te warm
wordt.
Als de elektriciteitskabel moet worden
vervangen, mag dat uitsluitend door
een erkend elektricien gebeuren.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
47
Let op! Apparaten die warmte af-
geven, bijvoorbeeld mini-ovens, dub-
bele kookplaten of broodroosters
kunnen in brand vliegen.
Zet zulke apparaten niet op het koel-
apparaat.
Plaats dit apparaat niet naast
("side-by-side") of op een ander
model.
Bij deze manier van opstellen kan er
condens tussen de apparaten ko-
men! Het apparaat heeft geen hier-
voor bestemde verwarming. Infor-
meer hiernaar bij uw vakhandelaar.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een for-
nuis, een verwarming of in de buurt van
een raam waar de zon direct doorheen
kan schijnen. Hoe hoger de kamertem-
peratuur is, des te langer is de com-
pressor in werking en des te hoger is
het energieverbruik. Geschikt is een
droge ruimte waar kan worden geventi-
leerd.
Let bij het plaatsen van het apparaat op
het volgende:
Het stopcontact moet gemakkelijk
toegankelijk zijn in geval van nood.
Het mag zich dus niet achter het ap-
paraat bevinden.
Stekker en aansluitkabel van het ap-
paraat mogen niet tegen de achter-
kant van het apparaat aan komen,
omdat ze door trillingen van het ap-
paraat beschadigd kunnen raken.
Ook andere apparaten mogen niet
worden aangesloten op een contact-
doos die zich aan de achterkant van
dit apparaat bevindt.
Bij hoge luchtvochtigheid kan
zich condens op de buitenkant van
het apparaat vormen.
Dit condenswater kan corrosie ver-
oorzaken.
Om dit te voorkomen, kunt u het ap-
paraat het beste plaatsen in een
droog vertrek of een vertrek met vol-
doende ventilatie.
Controleer na plaatsing of de deur
van het apparaat goed sluit, of de
lucht ongehinderd kan worden toe-
gevoerd en afgevoerd en of het ap-
paraat op de beschreven wijze is ge-
plaatst.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
48
Klimaatklasse
Het apparaat is bestemd voor een be-
paalde klimaatklasse (kamertempera-
tuur), waarvan de grenzen moeten wor-
den aangehouden. De klimaatklasse
wordt vermeld op het typeplaatje in het
apparaat.
Klimaatklasse Kamertempera-
tuur
SN +10 tot +32°C
N +16 tot +32°C
ST +16 tot +38 °C
T +16 tot +43 °C
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot hogere
temperaturen in het apparaat leiden,
waardoor schade kan ontstaan.
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht op de achterwand van het
koelapparaat wordt warm.
De ventilatieopeningen mogen
niet worden afgedekt of geblokkeerd,
zodat de luchttoevoer en luchtafvoer
probleemloos verloopt. Bovendien
moeten ze regelmatig stofvrij worden
gemaakt.
Koelapparaat met wandaf-
standhouders
Enkele apparaten worden met wandaf-
standhouders geleverd. Als deze wor-
den gemonteerd, staat het apparaat
ca. 35 mm verder van de muur af en is
het energieverbruik van dit apparaat
zoals aangegeven. Wanneer de wand-
afstandhouders niet worden gebruikt,
heeft dat geen invloed op de werking
van het apparaat, maar gaat het ener-
gieverbruik iets omhoog.
Monteer de wandafstandhouders op
de achterkant van het apparaat links
en rechts bovenaan.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
49
Apparaat plaatsen
Vraag iemand anders u te helpen
bij het inbouwen.
Verplaats het apparaat alleen als
het leeg is.
Verwijder in geen geval de zakjes
tussen de achterwand en het metalen
rooster (warmtewisselaar) (afhankelijk
van het model). Zij zijn belangrijk voor
de werking van het apparaat. Hun in-
houd is niet giftig en ongevaarlijk.
Haal eerst de netaansluitkabel van de
achterkant van het apparaat af.
Verwijder de kabelhouder van de ach-
terwand van het apparaat.
Controleer of de onderdelen op de
achterwand van het apparaat nergens
tegenaan kunnen komen. Buig even-
tueel in de weg zittende onderdelen
voorzichtig weg.
Schuif het apparaat voorzichtig op de
daarvoor bestemde plaats.
Heeft het apparaat geen wandaf-
standhouders, zet het dan met de
achterkant direct tegen de muur.
Heeft het apparaat wel wandafstand-
houders, zet het dan met de houders
direct tegen de muur.
Het apparaat waterpas plaat-
sen
Plaats het apparaat met de bijge-
voegde steeksleutel stevig en water-
pas via de voorste stelvoeten.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
50
Het apparaat in een keuken-
blok inbouwen
Voor de luchttoevoer- en luchtaf-
voeropeningen moeten de genoem-
de afmetingen aangehouden worden.
Anders slaat de compressor vaker
gedurende steeds langere tijd aan.
Daardoor stijgen het energieverbruik
en de temperatuur van de compres-
sor. Deze kan beschadigd raken.
Houd dus beslist de aangegeven af-
metingen voor de luchttoevoer- en
luchtafvoeropeningen aan.
a
Opzetkast
b
Koelapparaat
c
Keukenkast
d
Muur
* Zijn de wandafstandhouders gemon-
teerd, dan zijn de apparaten ca.
35mm dieper.
Het apparaat kan in elk keukenblok in-
gebouwd en direct naast de keukenkast
geplaatst worden. De voorkant van het
apparaat dient dan aan de zijkant
34mm en in het midden minstens 55
mm uit te steken t.o.v. de voorkant van
de keukenkast. Daardoor kunt u de
deur van het apparaat probleemloos
openen en sluiten. U kunt het apparaat
aan de hoogte van het keukenblok aan-
passen door boven het apparaat een
bijbehorende opzetkast te plaatsen.
Wanneer het apparaat naast een muur
wordt geplaatst, is aan de kant waar
de scharnieren zitten tussen muur en
apparaat een afstand van minstens
50 mm noodzakelijk. Daardoor kan de
deur van het apparaat probleemloos
open zonder dat de deurgreep in de
weg zit.
Hoe groter de luchtafvoeropening, hoe
energiezuiniger de compressor werkt.
Voor de luchttoevoer en luchtafvoer
moet aan de achterkant van het ap-
paraat een luchtafvoerkanaal worden
geplaatst dat minstens 50 mm diep is
en net zo breed is als de extra kast
boven het apparaat.
De ruimte tussen het apparaat of de
extra kast en het plafond moet min-
stens 300 cm
2
bedragen, zodat de
warme lucht ongehinderd kan wor-
den afgevoerd.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
51
Afmetingen van het apparaat
A
[mm]
B
[mm]
C
[mm]
D
[mm]
E
[mm]
F
[mm]
K 12010 S-2 850 554 610* 623 1129 601
K 12012 S-2 850 554 610* 623 1129 601
K 12012 S-3 850 554 610* 623 1129 601
K 12020 S-1 850 600 615* 628 1175 649
K 12022 S-1 850 600 615* 628 1175 649
K 12023 S-2 851 602 615* 628 1175 650
K 12023 S-3 851 602 615* 628 1175 650
K 12024 S-3 851 602 615* 628 1175 650
* Afmeting zonder wandafstandhouders. Als de meegeleverde wandafstandhou-
ders gebruikt worden, wordt het apparaat 35mm dieper.
Draairichting van deur veranderen
52
Het apparaat wordt geleverd met
rechtsscharnierende deuren. Moeten de
deuren linksscharnierend zijn, verander
dan de draairichting.
De deuren van het apparaat en uw
vloer moeten tegen beschadigingen
worden beschermd. Leg daarvoor
een geschikte onderlegger op de
vloer vóór het apparaat.
Let er daarbij op dat u de deur-
dichting niet beschadigt om te voor-
komen dat de deur niet goed meer
sluit en de levensmiddelen niet vol-
doende worden gekoeld.
Sluit de deur van het apparaat.
Schroef het hoekscharnier aan de on-
derkant eraf.
Laat de deur iets zakken en haal deze
eraf.
Neem de scharnierbout uit het
hoekscharnier en schroef hem er
in het andere gat van het hoekschar-
nier weer in. (De scharnierbout kan er
met de inbus van de bijgevoegde
steeksleutel uit en weer in worden ge-
schroefd).
Neem de afdekking eraf en sluit
daarmee de vrijgekomen gaten aan
de andere kant af.
Schroef de bovenste scharnierbout
er met de inbus van de bijge-
voegde steeksleutel uit en schroef
hem er aan de andere kant weer in.
Let daarbij op het afstandsschijfje.
Draairichting van deur veranderen
53
Hang de deur van het apparaat weer
in de bovenste scharnierbout en
sluit de deur van het apparaat.
Plaats het hoekscharnier in de
deurlager aan de onderkant en
schroef het vast.
Stel de deur van het apparaat met
behulp van de sleufgaten in het hoek-
scharnier. Let erop dat alle schroeven
stevig zijn aangedraaid!
De draairichting van de deur
van het vriesvak wijzigen
Open de deur van het vriesvak .
Klap de afdekking van de lagersteun
naar beneden.
Schroef de lagersteun eraf en leg
de deur van het vriesvak samen
met de lagersteun opzij.
Schroef de sluiting eraf.
Draairichting van deur veranderen
54
Draai de sluiting 180° en schroef
deze er aan de andere kant weer op.
Sluit de vrijgekomen gaten met de
bijgevoegde afdekkingen af.
Plaats de lagersteun samen met
de deur van het vriesvak tegen de
bovenkant van het apparaat en
schroef de lagersteun vast.
Klap de afdekking van de lagersteun
weer dicht.
Het verplaatsen van de deur-
grepen
Haal het afdekkapje en de stopjes
voorzichtig met een sleufschroe-
vendraaier van de zijkanten af.
Schuif het afdekplaatje naar links
en plaats een geschikt voorwerp
rechts in de inkeping. Het beste is om
een voorwerp van hout of kunststof te
nemen.
Haal het afdekplaatje er voorzich-
tig af.
Let erop dat het voorwerp niet uit
uw handen glijdt en het oppervlak
van het apparaat daarmee bescha-
digt.
Draairichting van deur veranderen
55
Draai de schroeven aan de zijkant
en in het midden van de deurgreep
los en haal de deurgreep eraf.
Draai de deurgreep 180° en zet deze
er aan de andere kant weer aan.
Schroef de deurgreep eerst aan de
zijkant en daarna in het midden vast
.
Zet het afdekkapje en de stopjes
er aan de andere kant weer op.
Klik het afdekplaatje weer op de
deur, eerst links en daarna rechts.
Het Apparaat onder een werkblad inbouwen
56
Het apparaat kunt u onder het werkblad
schuiven. Eerst moet u echter het bo-
venblad van het apparaat verwijderen.
Voor de luchttoevoer- en luchtaf-
voeropeningen moeten de genoem-
de afmetingen aangehouden worden.
Anders slaat de compressor vaker
gedurende steeds langere tijd aan.
Daardoor stijgen het energieverbruik
en de temperatuur van de compres-
sor. Deze kan beschadigd raken.
Voor de luchttoevoer en -afvoer dient
u in het werkblad een ventilatieope-
ning van minstens 140 cm
2
aan te
houden.
De afhankelijk van het model meege-
leverde wandafstandhouders kunnen
niet worden gebruikt wanneer het bo-
venblad verwijderd is (zie hoofdstuk:
"Tips voor het plaatsen van het appa-
raat")!
Het wandafsluitprofiel op het werkblad
mag bij 600 mm inbouwdiepte hoog-
stens 10 mm diep zijn!
Zorg ervoor dat u altijd bij het stop-
contact kunt komen.
Draai de schroeven aan de achter-
kant van het apparaat eruit.
Til het bovenblad aan de achterkant
omhoog en verwijder het.
Duitsland - Miele & Cie. KG, Carl-Miele-Straße 29, 33332 Gütersloh
Plan nu zelf een serviceafspraak via www.miele.nl.
Snel en gemakkelijk.
Miele Nederland B.V.
Postbus 166
4130 ED VIANEN
(0347) 37 88 88
Bezoek het Miele Experience Center:
De Limiet 2
4131 NR VIANEN
Bezoek op ook de Miele Shop
voor een compleet overzicht van alle accessoires,
toebehoren en reinigings- en onderhoudsproducten
voor uw Miele-apparaat.
U kunt ook bellen met onze afdeling Klantcontacten,
bereikbaar via telefoonnummer (0347) 37 88 88.
www.miele.nl
M.-Nr. 09 552 320 / 01nl-NL
K12010S-2, K12012S-2, K12012S-3, K12020S-1, K12022S-1,
K12023S-2, K12023S-3, K12024S-2
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60

Miele K 12023 S-3 de handleiding

Type
de handleiding