Miller Mpi 180 CE de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
Beschrijving
Multiproces Lassen
OM−264 152B/dut 2013−08
www.MillerWelds.com
Bestand: Multiproces
MPi 180
CE
HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan
de slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om
het anders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn
producten lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u
nu konden zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De
producten van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten
gewoon het allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verko-
pen die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service
te bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die
in 1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te bescher-
men tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor ge-
zorgd, dat u de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij
Miller kunt u rekenen op jarenlange betrouwbare service en goed onder-
houd. En mocht uw apparatuur om wat voor reden dan ook ooit moeten
worden gerepareerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud & Storin-
gen precies nagaan wat het probleem is. Aan de hand van de onderdelen-
lijst kunt u bepalen welk onderdeel u precies nodig hebt om het pro-
bleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie en de onderhoudsinformatie
voor uw specifieke model bijgesloten.
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie over
de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en
afzonderlijke productleaflets voor u.
Elke krachtbron van
Miller gaat vergezeld
de meest probleemlo-
ze garantie in onze
bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 7...............................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 7............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 9.........................................................
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS 10..................................................
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 10..............................
3-2. Technische gegevens 10.................................................................
3-3. Inschakelduur en oververhitting 10........................................................
3-4. Stroom-spanning-grafieklijnen 11..........................................................
3-5. Omstandigheden gebruik en opslag 12.....................................................
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE 13..............................................................
4-1. Keuze van de locatie 13.................................................................
4-2. De gastoevoer installeren 14.............................................................
4-3. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen 15.............................
4-4. Proces/polariteitstabel 15................................................................
4-5. De polariteit veranderen 16...............................................................
4-6. De draadspoel installeren en de drukspanning op de naaf afstellen 17...........................
4-7. De aandrijfrollen en de draadinvoergeleider verwisselen 18....................................
4-8. De aandrijfrollen en de draadgeleider uitlijnen 19.............................................
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 19...............................................
4-10. Eenfase voedingsspanning (230 VAC) aansluiten 20.........................................
4-11. Lasdraad invoeren en de spanning van de drukrol afstellen 22.................................
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING 23...............................................................
5-1. Bedieningsfuncties 23...................................................................
5-2. Het apparaat voorbereiden voor beklede-elektrodelassen 24...................................
5-3. Het apparaat voorbereiden voor TIG-lassen 25..............................................
5-4. Het systeem voorbereiden voor het handbediend MIG (GMAW en FCAW) lasproces 26............
5-5. Startoplooptijd, uitkratertijd en afbrandtijd 27................................................
5-6. Zekering F1 27.........................................................................
5-7. Het systeem voorbereiden voor het synergisch MIG (GMAW en FCAW) proces 28................
5-8. Instellingen voor het invoeren van lasdraden 29..............................................
5-9. Soorten beschermgas 29................................................................
HOOFDSTUK 6 − ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN 30..................................
6-1. Routineonderhoud 30...................................................................
6-2. Lastoorts en draadaanvoersysteem 30.....................................................
6-3. Overbelasting van de unit 30.............................................................
6-4. Storingen 31...........................................................................
HOOFDSTUK 7 − ELECTRISCH SCHEMA 34.....................................................
HOOFDSTUK 8 − RICHTLIJNEN MIG−LASSEN (GMAW) 36........................................
8-1. Typische aansluitingen voor het MIG−proces 36.............................................
8-2. Typische instellingen voor de MIG-procesregeling 37.........................................
8-3. De lastoorts vasthouden en positioneren 38.................................................
8-4. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las 39................................
8-5. Toortsbeweging tijdens het lassen 40......................................................
8-6. Slechte lasnaad karakteristieken 40.......................................................
8-7. Goede lasnaad karakteristieken 40........................................................
8-8. Problemen oplossen − Uitzonderlijk spatten 41..............................................
INHOUDSOPGAVE
8-9. Problemen oplossen − Porositeit 41........................................................
8-10. Problemen oplossen − te sterke inbranding 41...............................................
8-11. Problemen oplossen − onvoldoende inbranding 42...........................................
8-12. Problemen oplossen − onvolledige samensmelting 42........................................
8-13. Problemen oplossen − doorbranden 42.....................................................
8-14. Problemen oplossen − golvende lasverbinding 43............................................
8-15. Problemen oplossen − vervorming 43......................................................
8-16. Algemeen gebruikte MIG beschermgassen 44...............................................
8-17. Gids voor probleemoplossing bij halfautomatische lasapparatuur 44.............................
HOOFDSTUK 9 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN 46..............................
9-1. Lasprocedure met beklede elektroden 46...................................................
9-2. Overzicht elektrode- en stroomsterktetabel 47...............................................
9-3. Een boog creëren 47....................................................................
9-4. De elektrodehouder positioneren 48.......................................................
9-5. Slechte lasnaad karakteristieken 48.......................................................
9-6. Goede lasnaad karakteristieken 48........................................................
9-7. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las 49................................
9-8. De elektrodebeweging tijdens het lassen 49.................................................
9-9. Gegroefde lasnaden 50..................................................................
9-10. Overlapnaad 50........................................................................
9-11. T-verbinding 50.........................................................................
9-12. Lastest 51.............................................................................
9-13. Problemen oplossen − Porositeit 51........................................................
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET
EEN LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM 53................................
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen) 53..............
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode negatief (DCEN) of
wisselstroom bij gebruik van een lasinverter 53..............................................
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN 54..........................................
HOOFDSTUK 12 − ONDERDELENLIJST 56......................................................
GARANTIE
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
ITW Welding Products Italy S.r.l Via Privata Iseo 6/E, 20098 San Giuliano M.se, (MI) Italy declares that
the product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product Stock Number
MPi 180 230VAC 059016009
Council Directives:
·2006/95/EC Low Voltage
·2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
·2011/65/EU Restriction of the use of certain hazardous substances in electrical and electronic equipment
Standards:
·IEC 609741 Arc Welding Equipment  Welding Power Sources: edition 3, 200507.
·IEC 609745 Arc Welding Equipment – Wire Feeders: edition 2, 200711.
·IEC 6097410 Arc Welding Equipment  Electromagnetic Compatibility Requirements: edition 2.0, 200708.
·EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding, arc weld
ing and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic fields
(0Hz300Hz)
EU Signatory:
May 15
th
, 2013
___________________________________________________________________________________
Massimigliano Lavarini Date of Declaration
ELECTRONIC ENGINEER R&D TECH. SUPPORT
956 172 109
OM-264 152 pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELENLEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_2011−10
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
OM-264 152 pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan-
ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING
op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom-
bronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
−kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
OM-264 152 pagina 3
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een voldoen-
de aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheids-
voorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu-
nen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
OM-264 152 pagina 4
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en
beschermplaten alleen verwijderen door
bevoegd personeel indien nodig voor
onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden-
de regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-264 152 pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite
103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga-
net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de
toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit
voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om
zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring
tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-264 152 pagina 6
OM−264 152 pagina 7
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
.
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken.
Geen natte of kapotte handschoenen dragen.
Safe2 2012−05
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de rookgassen van de werkplek af te voeren.
Safe8 2012−05
Gebruik een ventilator om de rookgassen af te voeren.
Safe10 2012−05
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 2012−05
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg
dat er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 2012−05
Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2012−05
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012−05
OM−264 152 pagina 8
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe5 2012−05
Het product niet meegeven met het gewone afval.
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA).
Voer het af naar een daarvoor aangewezen inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 2012−05
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe30 2012−05
Raak bekend met de machine door de instructies door te lezen en de labels goed te bekijken
voordat u aan de machine gaat werken.
Safe35 2012−05
?
V
?
A
Bekijk het label met de technische gegevens voor de vereiste ingangsspanning.
Safe34 2012−05
Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden.
Safe32 2012−05
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning −
houd handen en metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril.
Gebruik gehoorbescherming en knoop de kraag van uw overhemd
dicht. Gebruik een lashelm met de juiste filtersterkte.
Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
Lees eerst de handleiding door voordat men aan het apparaat gaat
werken of mee gaat lassen.
Safe40 2012−05
31
Safe49 2012−05
Plaats de jumpers volgens de instructies op de label aan de binnenzijde,
overeenkomstig de netspanning op de werkplek. Zorg voor extra
lengte van de aarddraad en sluit deze het eerst aan. Sluit de
fasedraden aan volgens de instructies op de label aan de binnenzijde.
Controleer nogmaals alle verbindingen, posities van de jumpers en de
netspanning voordat u de elektrische voeding aanzet.
OM−264 152 pagina 9
2-2. Diverse symbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten.
A
Ampère
V
Volt
Wisselstroom
(AC)
Gelijkstroom
(DC)
Afstandsbediening Aan Uit Aarding
Netaansluiting
Enkelfase statische
frequentieomvormer−
transformator−
gelijkrichter
Enkelfase
MIG/MAG
lassen
U
1
Primaire
spanning
I
1max
Maximale nominale
netstroom
I
1eff
Maximale
effectieve
netstroom
U
2
Uitgangsspanning
belast
I
2
Nominale
lasstroom
X
Inschakelduur Percent
U
0
Nominale
nullastspanning
(gemiddeld)
IP
Beschermings−
graad
Zekering Up−slope−tijd
Beklede
elektrode−lassen
Gasinvoer Gasuitvoer Ingangsspanning Draadaanvoer
Hz
Hertz Ingang TIG−lassen
Lees de
gebruikers−
handleiding
Draadafbrand−
regeling
Diameter Verhogen/verlagen
Aantekeningen
OM-264 152 pagina 10
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de onderzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische aansluitspanning
en het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde
van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
Bedrijfstemperatuurbereik: -10 °C tot 40 °C. Nominale waarden zijn bepaald bij een omgevingstemperatuur tussen 20 en 25 °C.
3-2. Technische gegevens
Model
Ingangsvermoge
n
enkelfase
wisselstroom
AC 50/60 Hz
spanning Nominale uitgangsbelasting
Max.
open
spanning
Stroom/
spannings-
bereik DC
Verbrui
k
kVA
Verbrui
k
kW
Afmetingen
(mm)
Gewich
t
(kg)
MPi 180
230 volt
MIG
100% 60% 20%
30 V
30 A - 180 A
15,5 V - 23,0 V
7,6 6,0
L = 548
W = 237
H = 365
15,2 kg
90 A
18,5 V
115 A
19,8 V
180 A
23,0 V
230 volt
TIG
100% 60% 25%
58 V
5 A - 175 A
10,2 V - 17,0 V
90 A
13,6 V
115 A
14,6 V
175 A
17,0 V
230 volt
BEKLEDE
ELEKTRODE
100% 60% 20%
58 V
5 A - 175 A
20,2 V - 27,0 V
80 A
23,2 V
100 A
24,0 V
175 A
27,0 V
De inschakelduur is het percentage van
10 minuten dat het apparaat kan lassen
met nominaal vermogen zonder
oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zorgt
een thermostaat (thermostaten) er voor
dat er geen uitgangsspanning meer is en
gaat de koelventilator draaien. Wacht
vijftien minuten om het apparaat te laten
afkoelen. Verlaag de stroomsterkte of de
inschakelduur voor u weer gaat lassen.
OPMERKING − Het overschrijden van
de inschakelduur kan de unit
beschadigen en de garantie vervalt dan.
3-3. Inschakelduur en oververhitting
Ononderbroken lassen
6 minuten lassen 4 minuten rusten
2 minuten lassen 8 minuten rusten
Oververhitting
0
15
OF verlaag
de inschakelduur
minuten
60% inschakelduur bij 115 ampère
100% inschakelduur bij 90 ampère
sduty1 5/95
10 20 30 40 50 60 70 80 90 1000
90
100
130
180
210
240
50
20% inschakelduur bij 180 ampère
% INSCHAKELDUUR
LASSTROOM
A of V
OM-264 152 pagina 11
3-4. Stroom-spanning-grafieklijnen
De stroom/spanning grafieklijnen geven de minimaal en de maximaal mogelijke uitgangsspanning en -stroom aan van de voedingsbron van het
lasapparaat. De grafieklijnen van de andere instellingen vallen tussen de aangegeven krommen.
A. MIG
DC ampère
DC volt
B. TIG/beklede elektrode
DC ampère
DC volt
OM-264 152 pagina 12
3-5. Omstandigheden gebruik en opslag
A. IP-graad
IP-graad Toegelaten temperaturen bij gebruik
IP22S
Deze apparatuur is ontworpen voor binnen gebruik,
en niet voor opslag of gebruik buiten.
Van -10 tot +40°C
B. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMV)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het grote publiek aangezien de EMV-grenzen voor het grote publiek mogelijk
kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974-1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het grote publiek geen toegang heeft of waar
toegang zodanig is geregeld dat dit gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog ontsteek- en stabilisatieapparatuur)
die onderdeel uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle
onderdelen van de lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling.
S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
S Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
ce-emf 1 2010-10
C. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbaar laagspanningsnetwerk. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische
compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
! Deze apparatuur voldoet niet aan de IEC 61000-3-12 norm. Als hij wordt aangesloten op het openbaar laagspanningsnetwerk, dan
is het de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om er, eventueel in overleg met de bediener
van het distributienetwerk, voor te zorgen dat de apparatuur mag worden aangesloten.
ce-emc 2 2011-09
Aantekeningen
OM-264 152 pagina 13
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
! Verplaats het apparaat niet naar en
gebruik het niet op plaatsen waar
het kan omvallen.
1 Werkschakelaar
Plaats het apparaat in de buurt van een
juiste netaansluiting.
! Mogelijk is een speciale installatie
nodig, wanneer er benzine of
vluchtige vloeistoffen aanwezig
zijn - zie het Amerikaanse NEC
Article 511 (National Electrical
Code) of het Canadese CEC
Section 20 (Canadian Electrical
Code) en equivalente Europese
voorschriften.
4-1. Keuze van de locatie
1
460 mm
460 mm
Afstand vereisten i.v.m.
de luchtstroming
Ref. 800 402-A / 956172107_4-A
OM-264 152 pagina 14
4-2. De gastoevoer installeren
956172107_1-A
CO
2
gas
1
2
3
1
2
3
Achterpaneel
4
5
7
8 9
Bevestig de gasfles met een
ketting aan het wielonderstel, de
wand of een andere vaste
ondersteuning, zodat de cilinder
niet kan vallen en de kraan kan
afbreken.
1 Kap
2 Gasfleskraan
Verwijder de kap, ga aan de zijkant
van de kraan staan en draai het
een stukje open. De gasstroom
blaast stof en vuil uit de kraan.
Draai de kraan weer dicht.
3 Cilinder
4 Drukregelaar/
gasstromingsmeter
Installeer deze zodanig dat de
voorzijde verticaal zit.
5 Aansluiting gasslang
drukregelaar/stromingsmeter
6 Aansluiting gaslang
lasstroombron
Sluit de meegeleverde gasslang
aan tussen de gasslangaansluiting
op de drukregelaar/stromingsmeter
en de fitting aan de achterzijde van
de lasstroombron.
7 Stroming afstellen
Een typische gasstroming ligt
tussen 12 en 15 liter per minuut.
Controleer de door de fabrikant
aanbevolen hoeveelheid.
8CO
2
tussenstuk
(te verzorgen door de klant)
9 O-ring
(te verzorgen door de klant)
Installeer het tussenstuk met de
o-ring tussen de drukregelaar/
stromingsmeter en de CO
2
cilinder.
6
Argon gas of een gasmengsel
OF
OM-264 152 pagina 15
4-3. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
OPMERKING − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de totale lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld
de stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60 m-kolom
voor het bepalen van de kabel doorsnede.
! Schakel de voeding
uit voordat u de
laskabels aansluit op
de laskoppelingen.
! Gebruik geen ver
-
sleten, beschadigde
,
te dunne of slech
t
verbonden kabels.
Aansluitklemmen
van de lasuitgangen
Laskabeldikte** en totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring
Niet langer dan***
30 m (100 ft)
of minder
45 m
(150 ft)
60 m
(200 ft)
70 m
(250 ft)
90 m
(300 ft)
105 m
(350 ft)
120 m
(400 ft)
Lasstroom
(A)
10 - 60%
inschakel-
duur
mm
2
(AWG)
60 - 100%
inschakel-
duur
mm
2
(AWG)
10 - 100% inschakelduur
mm
2
(AWG)
Ref. 956172107_6-A
Negatief
(-)
Positief
(+)
100 20 (4) 20 (4) 20 (4) 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 60 (1/0)
150 30 (3) 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 70 (2/0) 95 (3/0) 95 (3/0)
200 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 70 (2/0) 95 (3/0)
120
(4/0)
120
(4/0)
250 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 70 (2/0) 95 (3/0)
120
(4/0)
2x70
(2x2/0)
2x70
(2x2/0)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel die
één maat dikker is.
** De laskabeldikte is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van maximaal 6 ampère per mm (300 circular
mils per ampère).
*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de fabriek. Milan Ref. S-0007-J 2011-07
4-4. Proces/polariteitstabel
Proces Polariteit Kabelaansluitingen
Kabel naar toorts Kabel naar werkstuk
GMAW massieve draad
met beschermgas
DCEP omgekeerde
polariteit
Sluit aan op de positieve (+) lasuitgang. Sluit aan op de negatieve (-) lasuitgang.
FCAW zelfbeschermende
draad zonder
beschermgas
DCEN gewone
polariteit
Sluit aan op de negatieve (-) lasuitgang. Sluit aan op de positieve (+) lasuitgang.
OM-264 152 pagina 16
4-5. De polariteit veranderen
956172107_2-A
1 Draadaansluitingen voor
positieve elektrodestroom
(DCEP)
2 Draadaansluitingen voor
negatieve elektrodestroom
(DCEN)
Lees altijd wat de door de fabrikant
aanbevolen polariteit is en volg die
op; zie ook Hoofdstuk 4-4.
1
2
Laskabel draadaanvoer
Laskabel draadaanvoer
Laskabel werkstukklem
Laskabel werkstukklem
OM-264 152 pagina 17
4-6. De draadspoel installeren en de drukspanning op de naaf afstellen
956172107_9-A
1 Draadspoel 5 kg
2 Draaiknop
Hiermee kan de spoelremming
worden afgesteld. Draai de knop
rechtsom om de remming te
verhogen.
3 Spoelhouderkap
Aandraaien om de draadspoel vast
te zetten.
Benodigde
gereedschappen:
2
1
3
OM-264 152 pagina 18
4-7. De aandrijfrollen en de draadinvoergeleider verwisselen
956172107_8-A
1 Stelschroef
2 Draadinvoergeleider
Draai de stelschroef los. Laat de tip
van de geleider zo dicht mogelijk tot
bij de aandrijfrollen komen zonder
dat ze deze raken. Draai de
stelschroef vast.
3 Aandrijfrol
De aandrijfrol heeft twee
verschillende groeven. De waarde
aanduiding op de voorzijde van de
aandrijfrol geeft aan de maat aan de
andere zijde van de aandrijfrol.
De groef die het dichtst bij de
motoras zit, is de juiste groef voor de
lasdraad.
4 Borgmoer aandrijfrol
Draai de moer rechtsom om de
aandrijfrol vast te zetten.
3
Benodigde
gereedschappen:
4
2
1
2,5 mm
OM-264 152 pagina 19
4-8. De aandrijfrollen en de draadgeleider uitlijnen
! Schakel de voeding uit en
haal stekker uit de wand-
contactdoos.
Het aanzicht is vanaf de bovenkant
van de aandrijfrollen omlaag gezien
met het druksysteem open.
1 Borgmoer aandrijfrol
2 Aandrijfrol
3 Draadgeleider
4 Lasdraad
5 Aandrijftandwiel
Draai met een schroevendraaier de
schroef naar binnen of naar buiten
tot de groef van de aandrijfrol op
één lijn zit met de draadgeleider.
Sluit het klemmechanisme.
Ref. 800 412-A
4
3
2
1
5
Benodigde
gereedschappen:
Juist
Onjuist
2,5 mm
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
Elec Serv 2011-08
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een bepaald gedeelte van het circuit dat zorgt voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
50/60 Hz
enkelfase
Voedingsspanning (V) 230
Stroomopname (A) bij nominaal uitgangsvermogen 33
Max. aanbevolen standaard zekeringswaarde in ampère
1
Trage zekeringen
2
40
Normale zekeringen
3
50
Min. afmeting voedingskabel in mm
2
(AWG)
4
4 (14)
Max. aanbevolen lengte voedingskabel in meter (voet)
13
(42)
Min. draaddikte aardleiding in mm
2
(AWG)
4
4 (14)
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2011 (met inbegrip van artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/
stroomkromme die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “trage” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248.
3 De “normale” zekeringen zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De kabel gegevens in dit hoofdstuk geven de doorsnede aan van de geleider (m.u.v. flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de apparatuur
conform NEC Tabel 310.15(B)(16). Als er een flexibel snoer of kabel wordt gebruikt, moet de minimumdoorsnede van de geleider mogelijk groter zijn.
Zie NEC-tabel 400.5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM-264 152 pagina 20
input4 2012-05 - Ref. 803 766-C / 956172107_5-A
Benodigde
gereedschappen:
4-10. Eenfase voedingsspanning (230 VAC) aansluiten
2
1
L1
L2
1
= GND/PE aarding
6
5
3
4
7
OM-264 152 pagina 21
input4 2012-05 - 803 766-C / 956172107_5-A
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en
voorschriften - alleen daartoe
bevoegde personen mogen deze
installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en vergrendel/schakel uit
de netvoeding voordat u de
voedingskabel aansluit. Volg de
gangbare procedures voor wat betreft
de installatie en het verwijderen van
vergrendel/uitschakelapparaten.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele
draad aan op een massaklem en nooit
op een netaansluitklem.
Kijk op het label op het apparaat voor
de stroomvereisten en controleer de
aansluitspanning die op de werkplek
beschikbaar is.
1 Voedingskabel
2 Werkschakelaar
(getekend in de UIT-stand)
3 Aarde-aansluitklem
van de werkschakelaar
4 Fase-aansluitklemmen
van de werkschakelaar
5 Zwart-witte ingaande draad (L1 en L2)
6 Groene of groengele aarddraad
Sluit eerst de groene of groengele aarddraad
aan op de aardklem van de werkschakelaar.
Sluit de ingaande draden L1 en L2 aan op de
klemmen van de werkschakelaar.
7 Maximale stroombeveiliging
Bepaal het type en de maat van de maximale
stoombeveiliging aan de hand van hoofdstuk
4-9 (afgebeeld: gezekerde werkschakelaar).
Sluit en vergrendel de behuizing van de
werkschakelaar. Volg de vastgelegde
vergrendelingsprocedures om het apparaat
in gebruik te nemen.
4-10. Eenfase voedingsspanning (230 VAC) aansluiten (vervolg)
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig. Lees
deveiligheidsregels
aan het begin van
deze handleiding.
OM-264 152 pagina 22
4-11. Lasdraad invoeren en de spanning van de drukrol afstellen
1 Draadspoel
2 Lasdraad
3 Draadinvoergeleider
4 Drukafstelknop
5 Aandrijfrol
6 Uitgaande draadgeleider
7 Toortskabel
Leg de kabel van de toorts in een
rechte lijn.
Benodigde gereedschappen:
. Houd de draad goed vast om te voorkomen
dat hij van de spoel schiet.
Open het aandrukmechanisme. Trek de draad aan en houd hem tegen;
knip het uiteinde eraf.
Duw de draad door de geleiders de toorts in;
blijf de draad vasthouden.
Sluit het aandrukmechanisme,
zet hem vast en laat de draad los.
Verwijder het gasmondstuk en contacttip van de toorts.
Druk de toortsschakelaar in tot er
draad uit de toorts komt. Monteer
de contacttip en het gasmondstuk.
Voer draad aan om de druk van de aandrijfrol
te controleren. Draai de knop vast genoeg
om slippen van de draad te voorkomen.
Knip de draad af. Sluit
en vergrendel de kap.
Ref. 956172107_3-B
1
2
3
4
. Stel de gewenste druk van de aandrijfrol
in met behulp van de drukindicator.
Drukindicatie
1
2
3
4
4
7
62
1
3
5
150 mm
(6 inch)
Vastdraaien
HOUT
Vastdraaien
OM-264 152 pagina 23
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING
5-1. Bedieningsfuncties
956172107_6-A
1 Aan/uit schakelaar S1
Schakel met behulp van deze schakelaar de
netstroom in of uit.
2 Digitaal meterscherm (links)
Toont tijdens het lassen de feitelijk door het
apparaat geleverde lasstroom. Wordt niet gelast,
dan is hier het gekozen lasproces te zien.
3 Spanningsindicator (groene led)
PL1 brandt als het systeem is ingeschakeld.
4 Oververhittingsindicator (gele led)
PL2 gaat branden wanneer het systeem
oververhit raakt en uitschakelt.
5 Maximale stroom indicator
PL3 brandt als de stroom te hoog is.
6 Digitaal meterscherm (rechts)
Toont tijdens het lassen de feitelijk door het
apparaat geleverde boogspanning. Wordt niet
gelast, dan is hier het gekozen lasproces te zien.
7 Keuzeknop lasproces (TIG, beklede
elektrode, MIG, synergisch MIG).
. Als de keuzeknop voor het lasproces in
een niet-toegestane stand staat, staat op
het linkerscherm “Err” (fout) en op het
rechterscherm “POS”.
8 Regelknop voor hot start (beklede
elektrode), lasspanning (MIG),
uitgangspercentage (SYN MIG)
9 Positieve laskabelaansluiting
Om te lassen met beklede elektrode moet
u de elektrodekabel aansluiten op deze
aansluiting. Voor TIG-lassen moet u de
massakabel aansluiten op deze aansluiting.
10 Negatieve laskabelaansluiting
Bij MIG-lassen of lassen met beklede
elektrode moet u de massakabel aansluiten
op deze aansluiting. Voor TIG-lassen moet u
de toortskabel aansluiten op deze aansluiting.
11 Aansluiting MIG-toorts
Aansluiting Euro-type MIG-toorts.
12 Regelknop voor stroomsterkte
(TIF/beklede elektrode),
draadaanvoersnelheid (MIG/SYN MIG)
1
9
2
3 4
5
7
6
12
10
11
8
OM-264 152 pagina 24
5-2. Het apparaat voorbereiden voor beklede-elektrodelassen
Ref. 956172107_13-A
1 Digitaal meterscherm (links)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont de vooringestelde lasstroom.
2 Keuzeknop lasstroom
(zie hoofdstuk 5-1)
3 Digitaal meterscherm (rechts)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont de ‘hot start’-waarde.
4 Regelknop hot start
(zie hoofdstuk 5-1)
De ‘hot start’-waarde is met deze knop in
te stellen tussen 0 en 50% van de
vooringestelde stroom.
. Bij een voorinstelling van 110 A en de
regelknop op 0%, is de startstroom
110 A. Staat de regelknop op 50% (het
maxium), dan is de startstroom 165 A.
Bij een voorinstelling van 160 A en de
regelknop op 0%, is de startstroom
160 A. Met de regelknop op 50%
(max.) zou de startstroom nu in theorie
240 A moeten worden. Maar het
maximum voor hot start is 230 A, zodat
de startstroom 230 A is.
5 Stroominstelknop (zie hoofdstuk 5-1)
Hiermee wordt de lasstroom ingesteld
tussen 5 A (min.) en 175 A (max.).
Ga als volgt te werk om de unit voor te
bereiden voor lassen met beklede elektrode:
S Sluit de elektrodehouder aan op de
positieve lasaansluiting.
S Sluit de werkstukklem aan op de
negatieve lasaansluiting.
S Schakel de spanning in.
S Geef het apparaat even de tijd om
de opstartcyclus af te ronden.
S Kies met de keuzeknop voor het
lasproces beklede elektrode (stick).
S Stel met de stroomregelknop het
gewenste amperage in. Draai de knop
rechtsom voor meer stroom (min. - max.).
S Met de regelknop voor hot start kunt u de
startstroom aanpassen. Rechtsom
draaien geeft meer stroom (min. - max.).
Hot Start-instelling
Verhoog met behulp van Hot Start de
lasstroom bij de start van een las om zo te
voorkomen dat de elektrode blijft plakken.
1
2
3
4
5
OM-264 152 pagina 25
5-3. Het apparaat voorbereiden voor TIG-lassen
956172107_14-A
1 Digitaal meterscherm (links)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont de vooringestelde lasstroom.
2 Keuzeknop lasstroom
(zie hoofdstuk 5-1)
3 Digitaal meterscherm (rechts)
(zie hoofdstuk 5-1)
Bij TIG-lassen is deze meter niet actief.
4 Regelknop hot start
(zie hoofdstuk 5-1)
Bij TIG-lassen is deze regelaar niet actief.
5 Stroominstelknop (zie hoofdstuk 5-1)
Hiermee wordt de lasstroom ingesteld
tussen 5 A (min.) en 175 A (max.)
Ga als volgt te werk om de unit voor te
bereiden voor TIG-lassen:
S Sluit de elektrodehouder aan op de
negatieve lasaansluiting.
S Sluit de werkstukklem aan op de positieve
lasaansluiting.
S Schakel de stroom in. Geef het apparaat
even de tijd om de opstartcyclus af te ronden.
S Kies met de keuzeknop voor het
lasproces TIG.
S Gebruik de stroominstelknop om de
gewenste waarde voor de stroomsterkte in
te stellen. Draai de knop rechtsom om de
stroomsterkte te verhogen (min. - max.).
1
4
2
3
5
OM-264 152 pagina 26
5-4. Het systeem voorbereiden voor het handbediend MIG (GMAW en FCAW) lasproces
956172107_15-A
1 Digitaal meterscherm (links)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont de draadtoevoersnelheid.
2 Keuzeknop lasstroom
(zie hoofdstuk 5-1)
3 Digitaal meterscherm (rechts)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toon de nullastspanning.
4 Regelknop boogspanning
(zie hoofdstuk 5-1)
Stelt de nullastspanning in.
5 Instelknop draadaanvoersnelheid
(WFS) (zie hoofdstuk 5-1)
Stelt de toevoersnelheid van de lasdraad in.
Om het MIG-lasproces te kiezen, moet u
als volgt te werk gaan:
S Bereid het apparaat voor zoals
aangegeven in hoofdstuk 4.
S Sluit een toorts aan met de juiste
aansluiting op de adaptor van het
MIG-pistool.
S Voor het GMAW-proces:
S Sluit de draad van de draadaanvoer aan
op de positieve uitgang. Sluit de draad van
de werkstukklem aan op de negatieve
uitgang. Zie hoofdstuk 4-4 voor het
GMAW-proces met massieve draad en
beschermgas. Zie hoofdstuk 4-2 voor het
installeren van de gastoevoer.
S Voor het FCAW-proces:
Sluit de draad van de draadaanvoer aan op
de negatieve uitgang. Sluit de draad van de
werkstukklem aan op de positieve uitgang.
Zie hoofdstuk 4-4 voor het FCAW-proces
met zelfbeschermende draad zonder
beschermgas.
S Kies met de keuzeknop voor het
lasproces MIG.
S Kies met behulp van boogregelknop de
gewenste lasspanning. Draai de knop
rechtsom om de waarde van de
uitgangsspanning te verhogen (min. = 13
volt DC, max. = 30 volt DC).
S Kies met de draadsnelheidsknop (WFS)
de gewenste draadaanvoersnelheid.
Draai de knop rechtsom om de waarde van
de draadaanvoersnelheid te verhogen
(min. = 1,5 mpm, max. = 21,6 mpm).
. Zonder de encoder kan de
draadaanvoersnelheid iets afwijken.
2
1
3
4
5
OM-264 152 pagina 27
5-5. Startoplooptijd, uitkratertijd en afbrandtijd
956172107_12-B
1 Regelknop oplooptijd
Kies met behulp van de regelknop
de hoeveelheid tijd om van
de startstroomsterkte naar de
lasstroomsterkte te gaan. Draai de
knop rechtsom om de waarde te
verhogen (min. = 0, max. = 1,5 s).
2 Afbrandtijd (BBT)
Met de regelknop stelt u in hoe lang
de lasdraad aangevoerd blijft
worden nadat de toortsschakelaar
losgelaten is. Rechtsom draaien
geeft een langere tijd (min. 0, max.
400 ms).
1
2
5-6. Zekering F1
956172107_12-B
1 Zekering F1
F1 beveiligt de aandrijfmotor tegen
overbelasting.
1
OM-264 152 pagina 28
5-7. Het systeem voorbereiden voor het synergisch MIG (GMAW en FCAW) proces
956172107_16-A
1 Digitaal meterscherm (links)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont hoeveel procent de draad-
aanvoersnelheid is bijgesteld t.o.v. de
voorinstelling.
2 Keuzeknop lasstroom
(zie hoofdstuk 5-1)
3 Digitaal meterscherm (rechts)
(zie hoofdstuk 5-1)
Toont hoeveel procent de lasstroom is
bijgesteld t.o.v. de voorinstelling.
4 Stroominstelknop (zie hoofdstuk 5-1)
Voegt een percentage tot aan de bijstelling
van de gekozen stroom in synergische
curve. Het bereik loopt van 1 tot 100% van
de vooringestelde stroom, afhankelijk van
de dikte van het werkstuk. Rechtsom
draaien geeft een hogere waarde.
5 Instelknop draadaanvoersnelheid
(WFS) (zie hoofdstuk 5-1)
Voegt een percentage tot aan de bijstelling
van de vooringestelde draadaanvoer-
snelheid. “0” op het linkerscherm betekent
dat de draadaanvoersnelheid (WFS)
ongewijzigd blijft. Draai de knop rechtsom
om de WFS te vergroten met 0 tot 40% van
de voorinstelling. Draai de knop linksom
om de WFS te verlagen met 0 tot 40% van
de voorinstelling.
. De draadaanvoersnelheid hangt af
van de lasspanning. De maximale
WFS is 22 meter per minuut.
Om het synergische MIG-lasproces te
kiezen, gaat u als volgt te werk:
S Bereid het apparaat voor zoals
aangegeven in hoofdstuk 4.
S Sluit een toorts aan met de juiste
aansluiting op de adaptor van het
MIG-pistool.
S Voor het GMAW-proces:
S Sluit de draad van de draadaandrijving
aan op de positieve uitgang. Sluit de draad
van de werkstukklem aan op de negatieve
uitgang. Zie hoofdstuk 4-4 voor het
GMAW-proces met massieve draad en
beschermgas. Zie hoofdstuk 4-2 voor het
installeren van de gastoevoer.
S Voor het FCAW-proces:
S Sluit de draad van de draadaandrijving
aan op de negatieve uitgang. Sluit de draad
van de werkstukklem aan op de positieve
uitgang. Zie hoofdstuk 4-4 voor het
FCAW-proces met zelfbeschermende
draad zonder beschermgas.
S Gebruik de proceskeuzeknop om het
gewenste synergische MIG-proces te
kiezen.
S Kies met de stroominstelknop om de
gewenste stroom in te stellen. Draai de
knop rechtsom om de waarde te verhogen.
. De minimale en maximale lasbare diktes
en hoe die zich verhouden tot
de lasparameters (spanning/stroom)
hangen af van de gekozen synergische
curve.
S Gebruik de WFS-regelknop om de
gewenste draadaanvoersnelheid te
kiezen. Rechtsom draaien geeft een hoger
WFS-percentage.
. In de synergische MIG-functie moet
de lasser mogelijk de lasgegevens
bijstellen (draadtype, draaddiameter
en gastype) en slechts één
lasparameter. Over het algemeen
wordt de draadaanvoersnelheid
aangepast en het synergische proces
stelt automatisch de nodige las-
spanning in. Synergisch lassen stelt
ook automatisch veel secundaire
lasparameters in voor verbeterde
laskwaliteit.
5
1
2
3
4
OM-264 152 pagina 29
5-8. Instellingen voor het invoeren van lasdraden
956172107_7-A
Zo bereidt u het apparaat voor, voor het
invoeren van lasdraden:
S Installeer de draadspoel en stel de
naafspanning af (zie hoofdstuk 4-6).
S Gebruik de correcte aandrijfrollen en
draadgeleider (zie hoofdstuk 4-7).
S Voer lasdraad in en stel de drukrols
panning in (zie hoofdstuk 4-11).
Druk, zonder een las te starten, de
toortsschakelaar in en houd hem drie
seconden ingedrukt om lasdraad in te
voeren.
. Na indrukken en vasthouden van de
toortsschakelaar, wordt de gasklep
geblokkeerd. De lasdraad wordt
aangevoerd met een snelheid van
ongeveer 8,5 mpm. De draad-
aanvoersnelheid wordt altijd
aangegeven in meter per minuut
(mpm).
Laat de toortsschakelaar los om te
stoppen met het invoeren van draad.
Draadinvoersnelheid
Indrukken &
vasthouden
Stop het draad invoeren
Loslaten
5-9. Soorten beschermgas
Materiaal Type gas Opmerking
Vloeistaal Argon + CO
2
+ zuurstof Zuurstof verbetert de boogstabiliteit
Aluminium Argon + helium Meer warmtetoevoer,
geschikt voor grote doorsneden
Roestvast staal
Argon + CO
2
+ zuurstof Boogstabiliteit
Argon + zuurstof Minimaal spatten
Koper, nikkel en legeringen Argon + helium Meer warmtetoevoer,
geschikt voor grote doorsneden
OM-264 152 pagina 30
HOOFDSTUK 6 ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN
6-1. Routineonderhoud
! Verbreek de verbinding
met de netvoeding
voordat u met het
onderhoud begint.
. Geef vaker een
onderhoudsbeurt als
het apparaat zwaar
belast wordt.
n = Controleren Z = Verversen ~ = Reinigen l = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek erkend servicebedrijf
Referentie
Elke 3
maanden
l Onleesbare labels ~ Lasklemmen nl Laskabels
Elke 6
maanden
OF
~ Binnenkant van het
apparaat
n Breng een dun laagje
olie of vet aan op de as van
de aandrijfmotor
~ Reinig de aandrijfrollen
6-2. Lastoorts en draadaanvoersysteem
Ref. 956172107_17-B
1 Lastoorts
Kijk of de liner van de toorts wordt
geblokkeerd of dat er een knik inzit.
2 Draadaanvoersysteem
Kijk of er draad is vastgelopen,
of het aandrijftandwiel aanloopt,
of dat er niet goed uitlijnende
aandrijfrollen zijn.
Laat onderdelen eerst afkoelen.
Sluit de deur.
1
2
6-3. Overbelasting van de unit
De thermische schakelaar TP1 (deze bevindt zich op het primaire koellichaam) beschermt de machine tegen schade
door oververhitting. Als TP1 heeft geopend door oververhitting, laat het systeem dan afkoelen en laat de
ventilatiemotor draaien voordat u weer begint met lassen. Als het systeem is afgekoeld en er is geen
lasuitgangsspanning meer, neem dan contact op met een door de fabriek erkende serviceorganisatie.
OM-264 152 pagina 31
6-4. Storingen
A. MIG (GMAW)-lassen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsspanning;
geen draad aanvoer.
Zorg dat de werkschakelaar aan staat (zie Hoofdstuk 4-10).
Vervang de netzekering of reset de automatische zekering als die open staat (zie Hoofdstuk 4-10).
Zet de aansluitingen van de toortsschakelaar vast (zie de Handleiding voor de Eigenaar van de lastoorts).
Controleer de werking van de hoofdschakelaar S1 en vervang hem indien nodig.
Laat een door de fabrikant erkende servicemonteur de hoofdtransformator T1 op defecte wikkelingen
controleren. Controleer de omstandigheden van de wikkelingen en kijk of de aansluitingen goed zijn.
Controleer de secundaire spanningen. Vervang T1 indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de geleiding van schakelaar TP1 nakijken. Vervang zo
nodig TP1.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent stuurprint PC2 en de aansluitingen nakijken en hem indien
nodig vervangen.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent alle printaansluitingen en de stuurprint nakijken.
Geen lasuitgangsspanning;
geen draadaanvoer.
Sluit de werkstukklem aan om een goed metaal-op-metaal contact te verkrijgen.
Vervang de contacttip (zie de Handleiding voor de Eigenaar van de lastoorts).
Er is sprake van overbelasting (zie Hoofdstuk 6-3).
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de primaire en secundaire stroomkring van het apparaat
nakijken.
Laat een door de fabrikant erkende servicemonteur de hoofdtransformator T1 op defecte wikkelingen
controleren. Controleer de omstandigheden van de wikkelingen en kijk of de aansluitingen goed zijn.
Controleer de secundaire spanningen. Vervang T1 indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de spanningsschakelaar(s) nakijken en deze indien nodig
vervangen.
Laag lasuitgangsvermogen. Sluit de machine aan op de juiste netspanning of controleer of er sprake is van een lage netspanning (zie
Hoofdstuk 4-10).
Hoge, lage of onregelmatige
draadsnelheid.
Stel de instellingen op het voorpaneel bij (zie Hoofdstuk 5).
Kies het juiste formaat aandrijfrollen (zie Hoofdstuk 4-7).
Stel de druk van de aandrijfrollen bij (zie Hoofdstuk 4-11).
Vervang de invoergeleider, de contacttip en/of de liner indien nodig (zie de Handleiding voor de Eigenaar
van de lastoorts).
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de draadaanvoerregeling nakijken en indien nodig
vervangen.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent motorprint PC4 en de aansluitingen nakijken en deze
indien nodig vervangen.
OM-264 152 pagina 32
Probleem Oplossing
Geen draadaanvoer. Draai draadsnelheidsregelaar op een hogere stand (zie Hoofdstuk 5).
Haal de verstopping weg uit de contacttip van de toorts of de liner (zie de Handleiding voor de Eigenaar
van de lastoorts).
Stel de druk van de aandrijfrollen bij (zie Hoofdstuk 4-11).
Kies het juiste formaat aandrijfrollen (zie Hoofdstuk 4-7).
Wikkel de lasdraad opnieuw op (zie Hoofdstuk 4-11).
Controleer de toortsschakelaar en de draden. Repareer of vervang de toorts indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de stuurprint nakijken.
B. Beklede-elektrodelassen (SMAW)
Probleem Oplossing
Moeilijk starten; slechte laskarakte-
ristieken, ongewoon spatten.
Gebruik een elektrode van het juiste type en het juiste formaat.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer deze om; controleer of er slechte verbindingen zijn
en herstel dit.
Zorg dat er geen afstandsbediening is aangesloten.
C. TIG-lassen (GTAW)
Probleem Oplossing
Een weglopende boog; moeilijk starten;
slechte laskarakteristieken;
problemen met spatten.
Gebruik wolfraam van het juiste type en het juiste formaat.
Gebruik op de juiste wijze geprepareerd wolfraam.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer deze om indien nodig.
De wolfraam elektrode oxideert en blijf
t
niet helder na het lassen.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Controleer op juiste type beschermgas
Kijk de gaskoppelingen na en draai ze aan.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer deze om indien nodig.
OM-264 152 pagina 33
Aantekeningen
OM-264 152 pagina 34
HOOFDSTUK 7 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 7-1. Stroomkringschema voor lasstroombronnen
OM-264 152 pagina 35
956172108-B
OM−264 152 Pagina 36
HOOFDSTUK 8 − RICHTLIJNEN MIG−LASSEN (GMAW)
mig1 2009−12
Stroombron met
draadaanvoerunit
Werkstuk
Pistool
Drukregelaar/
gasstromingsmeter
Gas
Beschermgas
Werkstukklem
8-1. Typische aansluitingen voor het MIG−proces
! Lasstroom kan elektronische
onderdelen in voertuigen
beschadigen. Ontkoppel beide
accukabels voordat u aan een
voertuig gaat lassen. Plaats
de werkstukklem zo dicht
mogelijk bij de las.
Ref. 801 909−A
OM−264 152 Pagina 37
8-2. Typische instellingen voor de MIG-procesregeling
. Deze instellingen zijn slechts richtlijnen. Materiaal en draadtype, de aard van de las, het aanbrengen, de stand, het beschermgas, enz. zijn
allemaal van invloed op de instellingen. Test de gemaakte lassen om er zeker van te zijn dat ze aan de specificaties voldoen.
3,5 x 125 A = 437 inch/min
2 x 125 A = 250 inch/min
1,6 x 125 A = 200 inch/min
30 − 90 A
40 − 145 A
50 − 180 A
Omzetten van
materiaaldikte naar
stroomsterkte (A)
De materiaaldikte bepaalt
de lasparameters.
.035 in
1/8 of 0,125 inch
(0,001 inch = 1 ampère)
0,125 inch = 125 A
Draaddiameter Lasstroombereik
0,023 inch
0,030 inch
0,035 inch
Bepaal draaddiameter
Draad−
diameter
0,023 inch
0,030 inch
0,035 inch
3,5 inch per ampère
2 inch per ampère
1,6 inch per ampère
Bepaal de draadsnelheid
(stroomsterkte)
125 A gebaseerd
op een materiaaldikte
van 1/8 inch
ipm = inches per minuut
Te lage spanning: draadophoping in het werkstuk
Te hoge spanning: boog is instabiel (spetteren)
Stel de spanning in op ongeveer de helft
van de maximale spanning
Kies de spanning
De spanning regelt de hoogte
en breedte van het lasbad.
De draadaanvoer (stroomsterkte) regelt de
lasinbranding (draadaanvoer = afbrandsnelheid)
Aanwijzing
Draadsnelheid
(ongeveer)
OM−264 152 Pagina 38
8-3. De lastoorts vasthouden en positioneren
. Wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt wordt de lasdraad onder stroom gezet. Voordat u de helm laat zakken en de schakelaar indrukt
moet u eerst controleren dat de draad niet meer dan 13 mm uit het gasmondstuk van de toorts steekt en dat de punt van de draad correct
op de naad is gepositioneerd.
1 Houd de toorts vast en druk
de toortsschakelaar in
2 Werkstuk
3 Werkstukklem
4 Draaduitsteeklengte
(uitstekend gedeelte)
6 tot 13 mm
5 Pak de toorts beet en laat uw
hand op het werkstuk rusten
2
3
5
4
90° 90°
0°−15°
45°
45°
1
0°−15°
S−0421−
A
Eindaanzicht van werkhoek Zijaanzicht van toortshoek
STOMPE LASSEN
Eindaanzicht van werkhoek Zijaanzicht van toortshoek
HOEKLASSEN
OM−264 152 Pagina 39
8-4. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las
. De vorm van de las hangt af van de toortshoek, de beweegrichting, de draaduitsteeklengte, de voorloopsnelheid, de dikte van het basismetaal,
draadaanvoersnelheid (lasstroom) en de spanning.
Langzaam
DRAADUITSTEEKLENGTE BIJ HOEKLASSEN
VERLENGEN DRAADUITSTEEKLENGTE
TOORTSHOEKEN EN LASBADPROFIELEN
10°
10°
S−0634
Drukken
Loodrecht
Trekken
Kort Normaal Lang
Kort Normaal Lang
Normaal Snel
VOORLOOPSNELHEID VAN DE TOORTS
OM−264 152 Pagina 40
8-5. Toortsbeweging tijdens het lassen
. Normaal gesproken is één getrokken las voldoende voor de meeste lassen met een smalle groef; bij lassen met een brede groef of bij het
overbruggen van openingen werken zwaailassen of meerdere getrokken lassen echter beter.
1 Getrokken las − regelmatige
beweging langs de naad
2 Zwaailas − beweging van de
ene naar de ander kant langs
de las
3 Zwaaipatronen
Maak gebruik van zwaaipatronen
om een breed gebied in één
elektrodebeweging te dekken.
S−0054−A
3
1 2
8-6. Slechte lasnaad karakteristieken
1 Grote lasspatten
2 Ruwe ongelijke las
3 Kleine krater tijdens het lassen
4 Slechte overlapping
5 Slechte inbranding
5
4
2
3
1
S−0053−
A
8-7. Goede lasnaad karakteristieken
1 Fijne spatjes
2 Gelijkmatige las
3 Middelmatige krater tijdens
het lassen
Leg een nieuwe las of laag voor
elke 1/8 inch (3,2 mm) dikte van het
te lassen basismetaal.
4 Geen overlapping
5 Goede inbranding in basis
metaal
S−0052−B
2
3
1
4
5
OM−264 152 Pagina 41
8-8. Problemen oplossen − Uitzonderlijk spatten
Uitzonderlijk spatten − het spatten van gesmolten metalen
deeltjes die afkoelen en hard worden vlakbij de las.
S−0636
Mogelijke oorzaken Herstellen
Draadaanvoersnelheid te hoog. Kies een lagere draadaanvoersnelheid.
Spanning te hoog. Kies een lager spanningsbereik.
Draaduitsteeklengte te lang. Gebruik een kortere draaduitsteeklengte.
Vuil werkstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, en vuil van het werkoppervlak voor u gaat lassen.
Onvoldoende beschermgas bij de lasboog. Verhoog de beschermgasstroom bij de regelaar/stromingsmeter en/of voorkom tocht in de buurt van
de lasboog.
Vuile lasdraad. Gebruik een schone, droge lasdraad.
Voorkom dat er olie of smeermiddel van de draadaanvoerunit of de liner op de lasdraad kan komen.
Verkeerde polariteit. Controleer de polariteit die is vereist voor de lasdraad en verander deze op lasstroombron.
8-9. Problemen oplossen Porositeit
Porositeit − kleine holtes of gaten die het gevolg zijn van
gasinsluiting in het lasmetaal.
S−0635
Mogelijke oorzaken Herstellen
Onvoldoende beschermgas bij de lasboog. Verhoog de beschermgasstroom bij de regelaar/stromingsmeter en/of voorkom tocht in de buurt van
de lasboog.
Verwijder spetters van het gasmondstuk.
Kijk de gasslangen na op lekken.
Afstand van het mondstuk op 6 tot 13 mm van het werkstuk houden.
Houd het pistool dichtbij het lasbad aan het einde van de las tot het gesmolten metaal stolt.
Verkeerd gas. Gebruik geschikt beschermgas; gebruik een ander soort gas.
Vuile lasdraad. Gebruik een schone, droge lasdraad.
Voorkom dat er olie of smeermiddel van de draadaanvoerunit of de liner op de lasdraad kan komen.
Vuil werkstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, en vuil van het werkoppervlak voor u gaat lassen.
Gebruik een meer des oxiderende lasdraad (neem contact op met uw leverancier).
De lasdraad steekt te ver uit het mondstuk. Zorg ervoor dat de lasdraad niet verder uit het mondstuk steekt dan 13 mm.
8-10. Problemen oplossen − te sterke inbranding
Te sterke inbranding − het lasmetaal smelt door het basismetaal
heen en hangt onder aan de las.
S−0639
Te sterke inbranding
Goede inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lager spanningsbereik en verlaag de draadaanvoersnelheid.
Verhoog de voorloopsnelheid.
OM−264 152 Pagina 42
8-11. Problemen oplossen − onvoldoende inbranding
Onvoldoende inbranding − versmelting tussen
lasmetaal en basismetaal niet diep genoeg.
S−0638
Onvoldoende inbranding
Goede inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Verbinding niet goed voorbereid. Materiaal te dik. De voorbereiding en het ontwerp van de verbinding moeten toegang bieden tot
de bodem van de groef terwijl de juiste lasdraad afbranding en boogkarakteristieken blijven
gehandhaafd.
Onjuiste lastechniek. Houd een normale toortshoek aan van 0 tot 15 graden om maximale penetratie te verkrijgen.
Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Zorg ervoor dat de lasdraad niet verder uit het mondstuk steekt dan 13 mm.
Onvoldoende warmte inbreng. Kies een hogere draadaanvoer snelheid en/of kies een hoger spanningsbereik.
Verminder de voorloopsnelheid.
Verkeerde polariteit. Controleer de polariteit die is vereist voor de lasdraad en verander deze op lasstroombron.
8-12. Problemen oplossen − onvolledige samensmelting
Onvolledige samensmelting − het lasmetaal versmelt niet volledig
met het basismetaal of met een eerdere lasverbinding.
S−0637
Mogelijke oorzaken Herstellen
Vuil werkstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, en vuil van het werkoppervlak voor u gaat lassen.
Onvoldoende warmte inbreng. Kies een hoger spanningsbereik en/of pas de draadaanvoer snelheid aan.
Onjuiste lastechniek. Breng een trek las aan op de juiste locatie(s) van de verbinding.
Pas de werk hoek aan of maak de groef breder om bij de onderkant te komen tijdens het lassen.
Houd de boog even kort op de zijwanden van de groef als u een zwaaitechniek gebruikt.
Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Gebruik de juiste toortshoek van 0 tot 15 graden.
8-13. Problemen oplossen − doorbranden
Doorbranden − het lasmetaal smelt volledig door het basismetaal
heen hetgeen gaten veroorzaakt waar geen metaal meer is.
S−0640
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lager spanningsbereik en verlaag de draadaanvoersnelheid.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
OM−264 152 Pagina 43
8-14. Problemen oplossen − golvende lasverbinding
Golvende lasverbinding − het lasmetaal loopt niet parallel
en dekt de naad niet af van het basismetaal.
S−0641
Mogelijke oorzaken Herstellen
De lasdraad steekt te ver uit het mondstuk. Zorg ervoor dat de lasdraad niet verder uit het mondstuk steekt dan 13 mm.
Geen vaste hand. Steun met uw hand op een stevig oppervlak of gebruik beide handen.
8-15. Problemen oplossen − vervorming
Vervormingsamentrekken van lasmetaal tijdens het lassen waardoor
er krachten komen op het basismetaal waardoor het beweegt.
S−0642
Het basismetaal beweegt
in de richting van de las.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Houd het basismetaal op zijn plaats met een hulpmiddel (klem).
Breng hechtlassen aan op de naad voordat u met het eigenlijke lassen begint.
Kies een lager spanningsbereik en/of verlaag de draadaanvoer snelheid.
Verhoog de voorloopsnelheid.
Las in kleine segmenten en laat de materialen tussen het lassen door afkoelen.
OM−264 152 Pagina 44
8-16. Algemeen gebruikte MIG beschermgassen
Dit is een algemeen overzicht van de gewone gassen en waar ze worden gebruikt. Door de jaren zijn veel verschillende
combinaties (mengsels) van beschermgassen ontwikkeld. De meest gebruikte beschermgassen staan in de tabel
hieronder.
Toepassing
Gas Staal voor
sproeibooglassen
Staal voor
kortsluitbooglassen
Roestvaststaal voor
kortsluitbooglassen
Aluminium
Argon X
Argon + 25% CO
2
X
80% of meer argon +
balans −CO
2
of zuurstof
X X
1
100% CO
2
X
Tri−Mix
2
X
1 Beperkt kortsluitboog gebruik
2 90% HE + 7−1/2% AR + 2−1/2% CO
2
8-17. Gids voor probleemoplossing bij halfautomatische lasapparatuur
Probleem Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
De draadaanvoermotor werk
t
maar er wordt geen draad
aangevoerd.
Te weinig druk op de draadaanvoerrollen. Verhoog de drukinstelling op de draadaanvoerrollen.
Verkeerde draadaanvoerrollen. Controleer het formaat dat op de draadaanvoerrollen
staat vermeld; vervang indien nodig door rollen van het
goede draadformaat en −type.
De remkracht van de draadspoel is te hoog. Verlaag de remkracht van de draadspoel.
Opstopping in de toorts en/of het systeem. Controleer en vervang de kabel, de toorts en de
contacttip als ze beschadigd zijn. Controleer het formaat
van de contacttip en de liner; zo nodig vervangen.
De draad krult op vóór de
draadaanvoerrollen
(vogelnest).
Te veel druk op de draadaanvoerrollen. Verlaag de instelling van de druk op de
draadaanvoerrollen.
Onjuist formaat van de liner of de contacttip van de toorts. Controleer het formaat van de contacttip en de lengte en
de doorsnee van de liner; zo nodig vervangen.
Het uiteinde van de toorts niet correct in het aandrijfhuis
aangebracht.
Draai de bout los waarmee de toorts vastzit in het
aandrijfhuis en druk het uiteinde van de toorts ver
genoeg in de behuizing dat hij de daadaanvoerrollen net
niet raakt.
Vuile of beschadigde (geknikte) liner. Vervang de liner.
Er is draadaanvoer, maar e
r
stroomt geen gas.
Gascilinder leeg. Vervang de lege gascilinder.
Gasmondstuk verstopt. Reinig of vervang het gasmondstuk.
De kraan van de gascilinder niet open of de stromingsmeter
niet afgesteld.
Open de cilinderkraan en stel de stroming af.
Verstopping in de gasleiding. Controleer de gasslang tussen de stromingsmeter en de
draadaanvoerunit en de gasslang in de toorts/kabel.
Losse of defecte draden naar de gasklep. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de
bedrading herstellen.
Gasklep werkt niet. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de
gasklep vervangen.
Onjuiste primaire spanning aangesloten op de
lasstroombron.
Controleer de primaire spanning en sluit de
lasstroombron weer aan voor de juiste spanning.
OM−264 152 Pagina 45
Probleem OplossingWaarschijnlijke oorzaak
Lasboog niet stabiel.
De draad slipt tussen de draadrollen. Stel de druk op de draadrollen af. Versleten draadrollen
vervangen, indien nodig.
Verkeerd formaat toortsliner of contacttip. Pas de liner en de contacttip aan het draadformaat
en −type aan.
Onjuiste spanningsinstelling voor de gekozen
draadaanvoersnelheid op de lasstroombron.
Stel de lasparameters bij.
Losse verbindingen bij de laskabel van de toorts of de
werkstukkabel.
Reinig alle aansluitingen en zet ze vast.
Toorts in slechte staat of losse aansluitingen in de toorts. De toorts repareren of zo nodig vervangen.
OM-264 152 pagina 46
HOOFDSTUK 9 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN
! De lasstroom start als de
elektrode het werkstuk raakt.
! Lasstroom kan elektro-
nische onderdelen in voertui-
gen beschadigen. Ont- kop-
pel beide accukabels voor-
dat u aan een voertuig gaat
lassen. Plaats de massaklem
zo dicht mogelijk bij de las.
. Draag altijd geschikte bescher-
mende kleding
1 Lasobject
Zorg dat het lasobject schoon is voor
u begint te lassen.
2 Massaklem
3 Elektrode
Een elektrode met een kleine dia-
meter heeft minder stroom nodig
dan een grote. Volg de instructies
van de fabrikant van de elektrode
als u de lasstroom instelt (zie sectie
9-2).
4 Geïsoleerde elektrodehouder
5 Stand elektrodehouder
6 Booglengte
De booglengte is de afstand van de
elektrode tot het werkstuk. Een kor-
te boog met de juiste stroomsterkte
geeft een scherp krakend geluid af.
7 Slak
Verwijder slak met een bikhamer en
een staalborstel. Verwijder slak en
controleer het lasbad voor u weer
verder gaat met lassen.
9-1. Lasprocedure met beklede elektroden
stick 2010−02 − ST-151 593
1
4
3
5
2
7
6
Benodigde
gereedschappen:
OM-264 152 pagina 47
9-2. Overzicht elektrode- en stroomsterktetabel
Ref. S-087 985-A
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
1/16
5/64
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
3/32
1/8
5/32
6010
&
6011
6013
7014
7018
7024
Ni-Cl
308L
50
100
150
200
250
300
350
400
450
ELECTRODE
DC*
AC
POSITION
PENETRATION
USAGE
MIN. PREP, ROUGH
HIGH SPATTER
GENERAL
SMOOTH, EASY,
FAST
LOW HYDROGEN,
STRONG
SMOOTH, EASY,
FASTER
CAST IRON
STAINLESS
DEEP
DEEP
LOW
MED
LOW
LOW
LOW
LOW
ALL
ALL
ALL
ALL
ALL
FLAT
HORIZ
FILLET
ALL
ALL
EP
EP
EP,EN
EP,EN
EP
EP,EN
EP
EP
6010
6011
6013
7014
7018
7024
NI-CL
308L
*EP = ELECTRODE POSITIVE (REVERSE POLARITY)
EN = ELECTRODE NEGATIVE (STRAIGHT POLARITY)
ELECTRODE
AMPERAGE
RANGE
DIAMETER
9-3. Een boog creëren
S-0049 / S-0050
1 Elektrode
2 Lasobject
3 Boog
De aanstrijk techniek
Sleep de elektrode over het werk
stuk alsof u een lucifer aansteekt
Til de elektrode een klein stukje o
nadat u het werkstuk heeft aange
raakt. Als de boog dooft, dan is de
elektrode te hoog opgetild. Als de
elektrode aan het lasobject blijf
plakken, maak hem dan met een
snelle draai los.
De techniek d.m.v. aanslaan
Laat de elektrode recht op he
werkstuk zakken en til hem dan
een klein stukje op om de boog te
starten. Als de boog dooft, dan i
de elektrode te hoog opgetild. Al
de elektrode aan het werkstuk blij
plakken, maak hem dan met een
snelle draai los.
1
2
3
1
3
2
OM-264 152 pagina 48
9-4. De elektrodehouder positioneren
S-0060
90° 90°
10°-30°
45°
45°
10°-30°
1 Eindaanzicht van werkhoek
2 Zijaanzicht van elektrodehoek
1
1
2
2
VULLASSEN
GROEFLASSEN
9-5. Slechte lasnaad karakteristieken
S-0053-A
5
4
2
3
1
1 Grote lasspatten
2 Ruwe ongelijke las
3 Kleine krater tijdens het lassen
4 Slechte overlapping
5 Slechte inbranding
9-6. Goede lasnaad karakteristieken
S-0052-B
1
5234
1 Fijne spatjes
2 Gelijkmatige las
3 Middelmatige krater tijdens het
lassen
Leg een nieuwe las of laag voor elke
1/8 inch (3,2 mm) dikte van het te las
sen basismetaal.
4 Geen overlapping
5 Goede inbranding in basis metaa
OM-264 152 pagina 49
9-7. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las
S-0061
10° - 30°
. De vorm van de las wordt
beïnvloed door de elektrode-
hoek, de booglengte, voorloop
snelheid en de dikte van het te
lassen basismetaal.
Hoek te klein
Hoek te grootJuiste hoek
Trekken
Te kort
Normaal
Te lang
Spatten
Langzaam
Normaal
Snel
ELEKTRODEHOEK
BOOGLENGTE
VOORLOOPSNELHEID
9-8. De elektrodebeweging tijdens het lassen
S-0054-A
1
2
3
. Normaal gesproken is één getrok-
ken las voldoende voor de meeste
lassen met een smalle groef; bij
lassen met een brede groef of bij
het overbruggen van spleten wer-
ken zwaailassen of meerdere ge-
trokken lassen echter beter.
1 Getrokken las − regelmatige
beweging langs de naad
2 Zwaailas − beweging van de ene
naar de ander kant langs de las
3 Zwaaipatronen
Gebruik zwaaipatronen om een breed
gebied te bedekken met één elektro-
debeweging. De zwaaibreedte mag
niet groter zijn dan 2-1/2 maal de dia-
meter van de elektrode.
OM-264 152 pagina 50
9-9. Gegroefde lasnaden
S-0062
30°
2
1
1/16 in.
3
4
1 Hechtlassen
Voorkom bij het hechtlassen dat er verbin-
dingsranden ontstaan door samentrek-
ken van materialen voordat men gaat af-
lassen.
2 Vierkante groeflas
Goed voor materialen tot 3/16 inch (5 mm)
dikte.
3 Enkele V-groeflas
Goed voor materialen van 3/16 − 3/8 inch
(5-9 mm) dikte. Schuin snijden met zuurstof
en acetyleen of plasmasnijdapparatuur.
Verwijder de schilfers van het materiaal
na het snijden. Er kan een ook slijpmachi-
ne worden gebruikt om de schuine randen
voor te bereiden.
Maak een schuine hoek van 30 graden
op het materiaal bij V-groeflassen.
4 Dubbel V-groeflassen
Goed voor materialen die dikker zijn dan
3/8 inch (9 mm).
(1,6 mm)
9-10. Overlapnaad
S-0063 / S-0064
30°
of minder
30°
of minder
1
1
2
3
1 Elektrode
2 Eenlaags hoeklas
Beweeg de elektrode in een cirkelbewe
ging.
3 Meerlaags hoeklas
Las een tweede laag als een zwaardere
hoeklas nodig is. Verwijder de slak voorda
u een nieuwe las maakt. Las beide zijden
van de verbinding voor maximale sterkte.
9-11. T-verbinding
S-0060 / S-0058-A / S-0061
45°
of
minder
1
2
1
3
2
1 Elektrode
2 Hoeklas
Houd de boog kort en beweeg met een
vaste snelheid. Houd de elektrode
zoals is afgebeeld om te zorgen voo
samensmelting tot in de hoek. Vierkan
te rand van het lasoppervlak.
Las beide zijden van het staande pro
fiel voor maximale sterkte.
3 Neersmelt van meerdere lagen
Las een tweede laag als er een zwaarde
re hoeklas nodig is. Gebruik hiervoo
een van de zwaaipatronen die staan af
gebeeld in sectie 9-8. Verwijder schil
fers voor u een nieuwe lasbeweging
maakt.
OM-264 152 pagina 51
9-12. Lastest
S-0057-B
3
2
1
3
2
1
(51-76 mm)
(6.4 mm)
(51-76 mm)
1 Bankschroef
2 Lasverbinding
3 Hamer
Sla in de aangegeven richting op
de lasverbinding. Een goede las
buigt door maar breekt niet.
2 à 3 inch
1/4 inch
2 à 3 inch
9-13. Problemen oplossen − Porositeit
Porositeit − kleine holtes of gaten die het gevolg zijn van gasinsluiting in het lasmetaal.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Booglengte te lang. Verlaag de booglengte.
Vochtige elektrode. Gebruik een droge elektrode.
Vuil werstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak voor u
gaat lassen.
Uitzonderlijk spatten − het spatten van gesmolten metalen deeltjes die afkoelen en hard worden
vlakbij de las.
Mogelijke oorzaken Herstellen
De stroomsterkte is te hoog
voor de elektrode.
Verlaag de stroomsterkte of neem een grotere elektrode.
Booglengte te lang of spanning te hoog. Verlaag de booglengte of de spanning.
Onvolledige neersmelt − het lasmetaal versmelt niet volledig met het basismetaal of
met een eerdere lasverbinding.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Onvoldoende warmte inbreng. Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Onjuiste lastechniek. Breng een draadlas aan op de juiste locatie(s) van de verbinding.
Pas de werkhoek aan of maak de groef breder om bij de onderkant te komen tijdens het las-
sen.
Houd de boog even kort op de zijwanden van de groef als u een zwaaitechniek gebruikt.
Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Vuil werstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak
voor u gaat lassen.
OM-264 152 pagina 52
Onvoldoende inbranding − versmelting tussen lasmetaal en basismetaal niet
diep genoeg.
Onvoldoende inbran-
ding
Goede inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Verbinding niet goed voorbereid. Materiaal te dik. De voorbereiding van de verbinding en de vorm moeten toegang verschaffen
tot de onderzijde van de groef.
Onjuiste lastechniek. Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Onvoldoende warmte inbreng. Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Verminder de voorloopsnelheid.
Te sterke inbranding − het lasmetaal smelt door het basismetaal
heen en hangt onder aan de las.
Goede inbranding
Te sterke inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
Doorbranden − het lasmetaal smelt volledig door het basismetaal heen hetgeen gaten veroorzaakt
waar geen metaal meer is.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
Zwaaiende lasverbinding − het lasmetaal loopt niet parallel en dekt de naad niet af van het basis-
metaal.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Geen vaste hand. Gebruik twee handen. Oefen de techniek.
Vervorming − samentrekken van lasmetaal tijdens het lassen waardoor er krachten komen op het basis-
metaal waardoor het beweegt.
Het basismetaal beweegt
in de richting van de las.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Houd het basismetaal op zijn plaats met een hulpmiddel (klem).
Breng hechtlassen aan op de naad voordat u met het eigenlijke lassen begint.
Kies een lagere stroomsterkte voor de elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid.
Las in kleine segmenten en laat de materialen tussen het lassen door afkoelen.
OM-264 152 pagina 53
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN
EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET EEN
LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM
gtaw_Inverter_2011−06dut
! Gebruik waar dit mogelijk en praktisch is, gelijkstroom in plaats van wisselstroom.
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen)
. Niet alle fabrikanten van wolfraam elektrodes gebruiken dezelfde kleuraanduidingen om het wolfraamtype aan te geven. Neem contact op met
de fabrikant van de wolfraam elektrode of kijk op de verpakking om vast te stellen welk type wolfraam u gebruikt.
Stroomgamma − Type gas − Polariteit
Elektrodediameter (DCEN) − Argon
Gelijkstroom, elektrode negatief
(voor gebruik met zachtstaal of roestvast staal)
AC − Argon
Balansregeling op 65% elektrode negatief
(voor gebruik met aluminium)
Wolfraamlegeringen met 2% cerium, 1,5% lanthanum of 2% thorium
0,010” (1 mm) Tot 25 Tot 20
0,020” (1 mm) 15-40 15-35
0,040” (1 mm) 25-85 20-80
1/16” (1,6 mm) 50-160 50-150
3/32” (2,4 mm) 130-250 135-235
1/8” (3,2 mm) 250-400 225-360
5/32” (4,0 mm) 400-500 300-450
3/16” (4,8 mm) 500-750 400-500
1/4” (6,4 mm) 750-1000 600-800
Typisch gasbeschermingsdebiet ligt tussen 11 tot 35 cfh (311 tot 991 liter/uur).
Waarden hierboven vermeld dienen als richtlijn en zijn aanbevelingen van de American Welding Society (AWS) en van de elektrodefabrikanten.
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode
negatief (DCEN) of wisselstroom bij gebruik van een lasinverter
! Het slijpen van de wolfraamelektroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmasker.
Lees het veligheidsblad voor veiligheidsinformatie. Cerium- of lanthaangelegeerde wolfraamelektroden in
overweging nemen in plaats van gethorieerd wolfraam. Thorium gelegeerde elektroden bevatten licht radio-
actieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag de nodige gezichts-, hand-
en lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
1 Slijpschijf
De elektrode slijpen met behulp van een hard
abrasieve slijpschijf alvorens te lassen.
Geen slijpmachine gebruiken die reeds
gebruikt wordt voor ander werk; zoniet kan
de elektrode besmet worden en een mindere
laskwaliteit veroorzaken.
2 Wolraamelektrode
Een 2% ceriumgelegeerde wolfraam elektrode
wordt aanbevolen.
3 Afvlakking
De afvlakking bepaalt de stroomcapaciteit.
4 Lengterichting
Slijp in de lengterichting, niet radiaal.
1
3
4
2
Radiaal slijpen
veroorzaakt
een verlopende
vlamboog
Onjuiste
wolfraamvoorbereiding
2-1/2 maal de
elektrodediameter
Ideale wolfraamvoorbereiding −
stabiele vlamboog
OM-264 152 pagina 54
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN
11-1. Positie van de lastoorts
Ref. ST-161 892
! Het slijpen van de wolfraam
electroden veroorzaakt stof
en vonken die verwonding
en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ven-
tilatie (afzuiging) van de
slijpmachine of draag een
goedgekeurd zuurstofmas-
ker. Cerium of Lanthaan ge-
legeerde wolfraam electro-
den in overweging nemen in
plaats van gethorieerd wol-
fraam. Thorium gelegeerde
electroden bevatten licht ra-
dioaktieve stoffen. Het slijp-
stof op een milieuvriendelij-
ke manier verwerken. Draag
de nodige gezichts−, hand−
en lichaamsbescherming.
Hou brandbare stoffen uit de
buurt.
1 Werkstuk
Het werkstuk zuiver maken voor-
aleer te lassen.
2 Massaklem
Zo dicht mogelijk bij de las plaatsen.
3 Toorts
4 Toevoegdraad
5 Gasbuis
6 Wolraamelectrode
De Wolraamelectrode kiezen en
aanslijpen volgens hoofdstuk 10.
Richtlijnen:
De binnendiameter van de gasbuis
moet minstens driemaal groter zijn
dan de electrodediameter om vol-
doende gasbescherming te geven.
De Wolfraamelectrode mag niet
meer uitsteken in lengte dan de
grootte van de binnendiameter van
de gasbuis.
De booglengte is de afstand tussen
de electrode en het werkstuk.
1
10−25°
10−15°
6
2
3
4
90°
4
5
3/16 in
1/16 in
6
5
Onderaanzicht
OM-264 152 pagina 55
Zonder toevoegmetaal
11-2. Toortsbeweging tijdens het lassen
ST-162 002-B
75°
75°
15°
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen Naar het voorste deel van het smeltbad
bewegen. Herhaal het proces.
Met toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen
Naar het voorste deel van het smeltbad
bewegen. Herhaal het proces.
Metaaldraad toevoegen
Toevoegdraad terugtrekken
11-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen
ST-162 003 / S-0792
75°
70°
90°
20°
20°
10°
15°
75°
20-40°
30°
15°
75°
90°
15°
Stompe las
Hoeklas
Overlapnaad
Buitenhoeklas
OM-264 152 pagina 56
HOOFDSTUK 12 − ONDERDELENLIJST
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
956172107_10-B
Afbeelding 12-1. Hoofdmontage
OM-264 152 pagina 57
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 12-1. Hoofdmontage
Quanti
ty
1 207233 Label, General Precautionary 1... .............. . .......................................
2 156034005 Slide Clip 1... .......... . ........................................................
3 156034007 Hinge, Plastic, 40x40 2... .......... . ..............................................
4 +156007045 Panel, LH 1... ......... . ........................................................
5 +156015030 Threaded Ring, Spool Holder, 5kg Spool 1... ......... . .............................
6 056020078 Handwheel Reel, w/Ring M8x20 1... .......... . ....................................
7 156032137 Spring 17x2, 6x4sp.L=19 1... .......... . ...........................................
8 156009146 Clamp, Holder 17x41 − 4mm Thick 1... .......... . ..................................
9 656009005 Disk Clutch, 20x42 For Holder 5kg 1... .......... . ..................................
10 656102008 Spool Holder C/W Ring 5kg Spool 1... .......... . ...................................
11 556009032 Brass Washer, 8,5x51,5− 0,7mm Thick 1... .......... . ..............................
12 156012153 Spool Holder Shaft D.50 5kg D.16 L=58 1... .......... . ..............................
13 155436 Label, Ground 1... .............. . ....................................................
14 176106 Label, Moving Parts 1... .............. . ...............................................
15 +156122095 Plate, Baffle 1... ......... . ......................................................
16 056020080 Knob, BBT/Slope Control 2... .......... . ..........................................
17 956172104 Label, Warning Changing Polarity BBT/Slope Control 1... .......... . ..................
18 057094073 Kit, Gas/No Gas Change Board 1... .......... . .....................................
19 056020079 Lobes D.30 Handwheel 2... .......... . ............................................
20 116039031 Box Protection, PCB 1... .......... . ..............................................
21 178937 Label, Warning Electric Shock 1... .............. . ......................................
22 056126085 Motor C/W Pinion 1... .......... . .................................................
23 057021028 Wire Drive System, C/W 0.8−1.0 Rolls, 2 Rolls 1... .......... . ........................
24 556090048 Wire Guide, 2 X 5, L.71, Outlet 1... .......... . .....................................
25 057052052 Connector, Mini−Euro, Quick Female, L.17 1... .......... . ...........................
26 956172009 Nameplate, MPi 180 1... .......... . ...............................................
27 156118081 Bezel, Front 1... .......... . ......................................................
28 193919 Knob, Pointer 1.250 Dia X .250 Ld 2... .............. . ..................................
29 193920 Knob, Pointer .840 Dia X .250 Ld 1... .............. . ...................................
30 356029258 Nameplate, MPi 180 Upper 1... .......... . .........................................
31 PC3 057084186 Circuit Card, Meter 1... ... .. . ................................................
32 PC4 057084187 Circuit Card, BBT/Slope Control 1... ... .. . ....................................
33 PC2 028069153 Circuit Card, Power Interconnecting 1... ... .. . .................................
34 PC1 057084188 Circuit Card, Inverter Control 1... ... .. . .......................................
35 GSV 056061071 Valve, Gas 1... ... . . .......................................................
36 156005146 Corner Seal, Plastic 2... .......... . ...............................................
37 +156118086 Panel, Rear 1... ......... . ......................................................
38 356029246 Nameplate, Rear 1... .......... . ..................................................
39 656089046 Strain Relief, M 25x1.5, Primary Cord 1... .......... . ................................
40 256071014 Primary Cable, 3 Core 2,5 Mq 1... .......... . ......................................
41 220805 Nut, Gas Valve 1... .............. . ...................................................
42 S1 124511 Switch, 40A 600VAC 1... .... ...... . ..............................................
43 156008044 Spacer, Fan 4... .......... . ......................................................
44 FM1 057035022 Fan, 120x120 24VDC C/W Wire Harness 1... ... .. . ............................
45 956172110 Rating Plate, MPi 180 1... .......... . .............................................
46 156006080 Base 1... .......... . ............................................................
47 656110015 Foot, Rubber Mount, D.45 H=25 4... .......... . ....................................
48 156118093 Panel, Front 1... .......... . ......................................................
49 356029263 Nameplate, MPi 180 Lower 1... .......... . .........................................
50 056076270 Dinse, Socket, Female, 25MMQ 2... .......... . ....................................
51 208015 Handle 1... .............. . ..........................................................
52 +156122092 Panel RH 1... ......... . ........................................................
53 207291 Label, Primary Power Connections 1... .............. . ..................................
54 056092098 Fuse holder 1... .......... . ......................................................
55 F1 056092101 Fuse, 5x20 T, 1A 250VAC 1... .... .. . ..........................................
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-264 152 pagina 58
956172107_11-A
See Table 12-1 Drive Roll And Wire Guide Kits
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 12-2. Wire Drive Assembly
OM-264 152 pagina 59
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 12-2. Wire Drive Assembly
Quanti
ty
1 M 056126085 Motor, Gear 1... .... ... . ......................................................
2 556009033 Motor, Plate 1... .......... . ......................................................
3 156018121 Nut, Hex M5, Steel 4... .......... . ................................................
4 656161010 Cover, Rear, Gear Box Assembly 1... .......... . ...................................
5 156033035 Bushing, D.10x14, Brass 1... .......... . ...........................................
6 656003014 Drive Shaft, Central Gear/Drive Roll 1... .......... . .................................
7 156012141 Snap Ring, TR.PL−Al Es.12 L=52 1... .......... . ...................................
8 156017161 Bearing, D. 10x26 1... .......... . .................................................
9 156012142 Pin, D.4x25 Sm.0,3x45ø C40 RETT 1... .......... . .................................
10 156003042 Gear, Reducer, D32z30−D17z12 1... .......... . ....................................
11 156012140 Pin, D.4x35 Sm.0,3x45ø C40 RETT 2... .......... . .................................
12 156003041 Gear, Reducer, D24z30−D14z12 1... .......... . ....................................
13 156003040 Gear, Reducer, D23z38−D12z14 1... .......... . ....................................
14 156019825 Screw, M3x14, Zinc Steel 2... .......... . ..........................................
15 356052008 Housing, Adapter Gun/Feeder 1... .......... . ......................................
16 156012155 Bushing, Upper Pressure Arm Pivot 1... .......... . .................................
17 156032132 Spring, D. 15 1... .......... . .....................................................
18 156012145 Pin, Drive Roll 1... .......... . ....................................................
19 056002016 Upper Pressure Arm Housing, PVC 1... .......... . .................................
20 156019777 Screw, M4x8, Pan Head 2... .......... . ...........................................
21 156009136 Washer, D. 10,5x4, Brass 2... .......... . ..........................................
22 156013050 Key, Upper Drive Roll Assembly, 3x3 L=15 1... .......... . ...........................
23 156033036 Bushing, Upper Drive Roll Assembly 1... .......... . .................................
24 156003036 Gear, Upper Drive Roll Assembly, D.17x32.5 1... .......... . .........................
25 156053112 Drive Roll, Upper Pressure Arm Housing, D. 17x30 1... .......... . ....................
26 156019805 Bolt, M5x25, Through Housing 3... .......... . ......................................
27 756009061 Washer, Insulator Drive Assembly Through Bolt 3... .......... . .......................
28 156023165 C Clip, Gear/Shaft, D.10 1... .......... . ...........................................
29 156013051 Key, Lower Drive Roll Assembly, D. 3x3 L=20 1... .......... . .........................
30 156003037 Gear, Lower Drive Roll Assembly, D.10x32,5, Drive Roll 1... .......... . ................
31 156053051 Wire Drive Roll, D.30, See Fig. 4-7 Refer To Table 12-1 1... .......... . ................
32 656021268 O−Ring, D. 7,2x1,78 1... .......... . ...............................................
33 656002022 Thumb Screw, Drive Roll Locator, D. M4x8 1... .......... . ...........................
34 156090022 Wire Inlet Guide, See Fig. 4-7 Refer To Table 12-1 1... .......... . ....................
35 156019779 Screw, M4x4, Wire Inlet 1... .......... . ............................................
36 156012143 Pin, D.3x13 L. 5mm, Knurled 1... .......... . .......................................
37 656064003 Tension Arm, Pinned 1... .......... . ..............................................
38 156032133 Sleeve, D. 7x7, Spring Housing 1... .......... . .....................................
39 156032134 Spring, 10x1.3 L.30, Wire Tensioning 1... .......... . ................................
40 056020075 Knob, Adjustment Tension 1... .......... . .........................................
41 656033009 Nut, Locating, Tension Knob 1... .......... . ........................................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-264 152 pagina 60
Table 12-1. Drive Roll And Wire Guide Kits
.Base selection of drive rolls upon the following recommended usages:
1. V-Grooved rolls for hard wire.
2. U-Grooved rolls for soft and soft shelled cored wires.
3. V-Knurled rolls for hard shelled cored wires.
4. Drive roll types may be mixed to suit particular requirements (example: V-Knurled roll in combination with U-Grooved).
Wire Diameter Drive Roll Wire Guide
Metric Fraction Decimal Part No. Type Inlet
0.6/0.8 mm* 0.023/0.030 in. 0.023/0.030 in. 156053051 V
156090022
0.8/1.0 mm* 0.030/0.035 in. 0.030/0.035 in. 156053109 V
0.8/1.0 mm* 0.030/0.035 in. 0.030/0.035 in. 156053121 U
0.8/1.0 mm** 0.030/0.045 in. 0.030/0.035 in. 156053053 U
1.0/1.2 mm* 0.035/0.045 in. 0.035/0.045 in. 156053110 V-K
*Available in steel 30 mm diameter
**Available in nylon 30 mm diameter
Geldig vanaf 1 januari 2013
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MD” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder
andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande
bepalingen en voorwaarden garandeert ITW Weldiing
Products Italy S.r.l., zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller
installaties die verkocht zijn na de geldende datum van deze
beperkte garantie geen materiaal- en/of fabricagefouten
hebben. DEZE GARANTIE VERVANGT UITDRUKKELIJK
ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET OF IMPLICIET,
VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle
onderdelen of componenten die niet meer functioneren door
dergelijke fabricage- en materiaalfouten met garantie repare-
ren of vervangen. Miller moet binnen dertig (30) dagen schrifte-
lijk op de hoogte worden gebracht van een dergelijke fout of
storing, waarop Miller instructies zal geven over de garantie-
claim-procedure die hierop volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperio-
de zal MILLER garantiesclaims toestaan op installaties met ga-
rantie die hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden
vanaf de dag dat de installatie geleverd werd aan de oor-
spronkelijke kleinhandelkoper, of één jaar nadat een installatie
naar een Europese distributeur gezonden is, of achttien maan-
den nadat de installatie naar een internationale distributeur ge-
zonden is.
1. 5 jaar op onderdelen — 3 jaar op arbeidsloon
* De thyristoren , diodes en afzonderlijke gelijkricht-
modules in de originele hoofdstroom gelijkrichters
met uitzondering van de STR, SI, STi, STH en MPi
series.
2. 3 jaar — op onderdelen en arbeidsloon
* Lasaggregaten met aandrijfmotor
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte
garantie, bij de fabrikant van de motor.)
* Inverter stroombronnen (tenzij anders aangegeven)
* Procesbeheersingsapparatuur
* Semiautomatische en automatische draadaanvoer-
eenheden
* Transformator/gelijkrichter −stroombronnen
* Waterkoelingsystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — op onderdelen
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(geen arbeidsloon)
* Migmatic 175
* HF Units
* Waterkoelsystemen (EU modellen, niet geïntegreerd)
4. 1 jaar — op onderdelen en arbeidsloon tenzij anders
aangegeven
* Automatisch bewegende apparatuur
* Inbouwopties
(OPMERKING: Inbouwopties zijn gedekt onder
True Blue®
voor de resterende garantieperiode van
het product waarin ze in geïnstalleerd zijn, of voor een
minimum van één jaar — afhankelijk van welke van de
twee het langste duurt.)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
en elektronische regelapparatuur/recorders
* Motoraangedreven laspistolen
(m.u.v. de Spoolmate −laspistolen)
* Positionerings en regelapparatuur
* Powered Air Purifying Respirator (PAPR) de venti-
latorunit (geen arbeidsloon)
* Rekken
* Wielonderstellen en trailers
* Onderpoederdek−draadaanvoersystemen
* Waterkoelsystemen
(Amerikaanse modellen, niet geïntegreerd)
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Windingen en dekens voor inductieverwarming
* MIG−pistolen
* Afstandsbedieningen
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Spoolmate pistolen
* Kabels en niet-elektronische regelingen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, schakelaars,
sleepringen, relais of andere onderdelen die niet
meer goed werken als gevolg van normale slijtage.
2. Items furnished by Miller, but manufactured by others,
such as engines or trade accessories. These items are
covered by the manufacturers warranty, if any.
3. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door
anderen, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze on-
derdelen vallen onder de eventuele garanties door de fa-
brikanten.
4. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door
andere partijen dan Miller, of installaties die onjuist
geïnstalleerd of verkeerd gebruikt zijn volgens industrie-
richtlijnen, of installaties die geen redelijk en noodzakelijk
onderhoud hebben gehad, of installaties die gebruikt zijn
voor andere dan de aangegeven toepassingen voor de in-
stallatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP
EN GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE
GEBRUIKERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ER-
VARING HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD
VAN LASINSTALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of
(2) vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of
(4) krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
ITW Welding Products Group Europe of f.o.b. naar een door
Miller goedgekeurd onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door
Miller. Daarom zal er geen compensatie of terugbetaling voor
transportkosten worden toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN
ANDERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGE-
NE DIE HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MIL-
LER CONTRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF
ANDERSZINS, AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTS-
TREEKSE, ONRECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCI-
DENTELE, OF GEVOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN
GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE
GEREEDSCHAP DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT,
ELKE UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET
VOORZIEN IS, EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF
VERKLARING M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP
GROND VAN CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT
ONRECHTMATIGE DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING
NIET OPGENOMEN, IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE,
NAAR HANDELSGEWOONTE OF NAAR AANLEIDING VAN
DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN VAN DE
TRANSACTIE ZOU VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE
ANDERE RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID
OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
milan_warr_dut2013−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2013 Miller Electric Mfg. Co 2013−01
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Papieren van de eigenaar
ITW Welding Italy S.r.l.
Via Privata Iseo, 6/E
20098 San Giuliano
Milanese, Italy
Tel: 39 (0) 2982901
Fax: 39 (0) 298290-203
email: miller@itw−welding.it
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Handleiding
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Service
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Neem contact op met de transportafdeling van uw distribu-
teur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het
indienen en afhandelen van schadeclaims.
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Miller Mpi 180 CE de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor