Documenttranscriptie
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr.
DMC-FX66
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT2P87
until
2010/2/8
Inhoud
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen................4
Standaard accessoires..............................6
Namen van de onderdelen........................7
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])....43
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen) .................44
• De terugspeelzoom gebruiken ..........44
• De [AFSPELEN] functie schakelen ...45
Beelden wissen .......................................46
• Om een enkele opname
uit te wissen ......................................46
• Om meerdere beelden (tot 50) te
wissen of alle beelden te wissen.......47
Voorbereiding
Opladen van de Batterij.............................9
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................12
Een kaart (optioneel) of batterij in
het toestel doen.......................................13
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart ...................................................15
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................17
• De klokinstelling veranderen.............18
Menu instellen .........................................19
• Menuonderdelen instellen.................20
• Gebruik van het snelle menu ............22
Over het set-up Menu .............................23
Het selecteren van de [OPNAME] Functie ....30
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de
automatische functie
(Intelligente Automatische Functie).........32
• Scènedetectie ...................................34
• AF-opsporingsfunctie ........................35
• [Happy] kleur ([KLEURFUNCTIE])....35
• Instellingen in intelligente
automatische functie.........................36
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen (Normale beeldfunctie).........37
• Het focussen .....................................38
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt) ..................................38
• Golfstoring (camerabeweging)..........39
• Richtingfunctie ..................................39
Beelden maken met de zoom .................40
• M.b.v. de Optische Zoom/
M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/
M.b.v. de Intelligente Zoom/M.b.v.
de Digitale Zoom...............................40
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Over de LCD-monitor ..............................48
Beelden maken met de ingebouwde flits .....50
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................50
Close-up’s maken....................................55
• [MACRO-AF] .....................................55
• [MACRO ZOOM] ...............................56
Opnamen maken met de zelfontspanner ...57
Belichtingscompensatie...........................58
Beelden maken met Auto Bracket...........59
Beelden maken terwijl u de huidstructuur
verandert (Cosmetische Functie) ............60
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .........................................61
• [PORTRET] .......................................62
• [TRANSFORMEREN] .......................62
• [ZELFPORTRET] ..............................63
• [LANDSCHAP] ..................................63
• [PANORAMA ASSIST] ......................64
• [SPORT] ............................................65
• [NACHTPORTRET]...........................65
• [NACHTL. SCHAP] ...........................65
• [VOEDSEL] .......................................66
• [PARTY] ............................................66
• [KAARSLICHT]..................................66
• [BABY1]/[BABY2] ..............................67
• [HUISDIER] .......................................68
• [ZONSONDERG.] .............................68
• [H. GEVOELIGH.] .............................68
• [HI-SPEED BURST] ..........................69
• [FLITS-BURST] .................................70
• [STERRENHEMEL]...........................71
• [VUURWERK] ...................................71
• [STRAND] .........................................72
• [SNEEUW] ........................................72
• [LUCHTFOTO] ..................................72
• [SPELDENPRIK] ...............................72
• [ZANDSTRAAL] ................................73
• [HOGE DYNAMIEK] ..........................73
• [FOTO FRAME].................................73
-2-
Bewegende beelden ...............................74
Een beeld maken met Gezichtsdetectie
functie......................................................77
• Gezichtsinstellingen ..........................78
• Instellen van Automatische
Registratie/Gevoeligheid...................82
• Automatische Registratie ..................83
Nuttige functies op reisbestemmingen ....84
• De dag van uw vakantie opslaan
waarop u de foto maakt ....................84
• Opnamedata/Tijden op Overzeese
Reisbestemmingen (Wereldtijd)........87
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken ....89
• [FOTO RES.].....................................89
• [KWALITEIT] .....................................90
• [ASPECTRATIO]...............................91
• [SLIMME ISO] ...................................91
• [GEVOELIGHEID].............................92
• [WITBALANS] ...................................93
• [GEZICHT HERK.] ............................95
• [AF MODE]........................................95
• [QUICK AF] .......................................98
• [I. EXPOSURE] .................................98
• [KORTE SLUITERT.] ........................99
• [BURSTFUNCTIE] ..........................100
• [I.RESOLUTIE]................................101
• [DIG. ZOOM]...................................101
• [KLEURFUNCTIE] ..........................102
• [STABILISATIE] ..............................103
• [AUDIO OPNAME] ..........................104
• [AF ASS. LAMP] .............................105
• [RODE-OGEN CORR] ....................105
• [KLOKINST.] ...................................105
Het maken en bekijken van
clipboardbeelden (Clipboardfunctie) .....106
• Het maken van clipboardbeelden ...106
• Clipboardbeelden bekijken..............108
Tekst Invoeren ......................................111
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling) ....................................112
Beelden Selecteren en deze Afspelen
([CATEGOR. AFSP.]/
[FAVORIET AFSP.])..............................114
• [CATEGOR. AFSP.]........................114
• [FAVORIET AFSP.].........................115
Bewegende beelden terugspelen/
Beelden met geluid ...............................116
• Bewegende beelden .......................116
• Beelden met geluid .........................117
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken ..............................................118
• [KALENDER]...................................118
• [TITEL BEW.] ..................................119
• [TEKST AFDR.]...............................120
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................123
• [BIJSNIJD.]......................................124
• [LEVELING].....................................125
• [LCD ROTEREN] ............................126
• [FAVORIETEN] ...............................127
• [PRINT INST.] .................................128
• [BEVEILIGEN] .................................130
• [GEZ.HERK. BEW.].........................131
• [KOPIE] ...........................................132
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC.............................133
Beelden afdrukken ................................136
• Een beeld kiezen en uitprinten ........137
• Meerdere beelden kiezen en
uitprinten .........................................138
• Printinstellingen ...............................139
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................142
• Opnamen terugspelen met
de AV-kabel (bijgeleverd)................142
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................143
• Afspelen op de TV met de
HDMI-aansluiting ............................143
Overige
Schermdisplay.......................................149
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik...152
Waarschuwingen op het scherm ...........158
Problemen oplossen..............................161
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................170
-3-
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
plug-in-type
De batterij opladen. (P9)
• De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P13)
• Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen. (P15)
P16 raadplegen als u een kaart
gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P32)
-4-
Voor Gebruik
Speel de opnamen terug af.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P43)
-5-
Voor Gebruik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
• De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
• Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
• Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
• De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
• De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
-6-
Voor Gebruik
Namen van de onderdelen
1
2
3
Flits (P50)
Lens (P153, 154)
Zelfontspannerlampje (P57)
AF-lamp (P105)
4
5
6
7
8
LCD-monitor (P48, 149)
[MENU/SET] knop (P17)
[DISPLAY] knop (P48)
[Q.MENU] (P22)/Wisknop (P46)
[OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar (P19)
1
4
2
3
98
5 67
9
Cursorknoppen
A: 3/Belichtingscompensatie (P58)/
Auto bracket (P59)/Fijne afstelling
witbalans (P94)
B: 4/Macrofunctie (P55)
AF-opsporing (P35, 97)
C: 2/Zelfontspannerknop (P57)
D: 1/Flitsinstelknop (P50)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of
-7-
Op 4 drukken
Voor Gebruik
10
11
12
13
14
15
Toestel AAN/UIT (P17)
Zoomhendeltje (P40)
Speaker (P117)
Microfoon (P74, 104)
Ontspanknop (P32, 74)
Instelknop (P30)
10 11
12 13
14 15
16 Objectiefcilinder
17 [HDMI] aansluiting (P144, 146)
18 Lusje voor handdraagriem
• Zorg ervoor de handriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor
te zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
16
17
18
19
19 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P133,
136, 142)
20 Statiefbevestiging
• Zet het statief goed vast als u het toestel
20
21
erop bevestigt.
21 Kaart/Batterijklep (P13)
22 Vrijgavehendeltje (P13)
23 DC-koppelaardeksel (P14)
• Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er
voor zorgen dat de DC-koppelaar van
Panasonic (optioneel) en de AC-adapter
(optioneel) gebruikt worden. Voor
verbindingsdetails, P14 raadplegen.
-8-
23 22
Voorbereiding
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
∫ Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken
in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van
dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te
voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid
dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten
dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als
een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te
zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van
originele batterijpakketten van Panasonic.
• Gebruik hiervoor de oplader.
• Dit apparaat heeft een functie die batterijen onderscheidt die veilig gebruikt kunnen
worden. De exclusieve batterij wordt ondersteund door deze functie. Batterijen die
gebruikt kunnen worden met dit apparaat zijn originele Panasonic batterijen of batterijen
gemaakt door derden die gebrevetteerd zijn door Panasonic. (Batterijen die niet
ondersteund kunnen worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.) De
kwaliteit, prestatie en veiligheid van batterijen gemaakt door derden die verschillen van
die, die als origineel beschouwd worden, hebben geen garantie.
∫ Opladen
• De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
• Laad de batterij op met de oplader.
• Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC en 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn).
Steek de batterij in de goede
richting.
-9-
Voorbereiding
plug-in-type
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
• De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding.
• Het laden start als het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
• Het laden is helemaal voltooid wanneer
het lampje [CHARGE] A uitgaat.
inlaattype
Maak de batterij los als deze
opgeladen is.
• Nadat het opladen klaar is, ervoor
zorgen de stroomvoorzieningsinrichting
los te maken van de elektrische uitlaat.
- 10 -
Voorbereiding
∫ Oplaadtijd
Oplaadtijd
Ongeveer 130 min.
• De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
∫ Als het [CHARGE] lampje knippert
• De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Gelieve de batterij opnieuw opladen in een
omgeving waar de temperatuur tussen 10 oC en 35 oC ligt.
• De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
∫ Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
• De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. Laad de batterij
op of vervang deze met een geheel opgeladen batterij.
Aantekening
• De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
• De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 11 -
Voorbereiding
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Aantal beelden
Ongeveer 380 opnamen
opnametijd
Ongeveer 190 min.
Volgens CIPA-standaard in normale
beeldfunctie
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
• CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• De geleverde batterij gebruiken.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
• Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
Terugspeeltijd
Ongeveer 360 min.
Aantekening
• De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
– In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
– Wanneer u [AUTO POWER LCD] of [SPANNING LCD] (P24) gebruikt.
– Wanneer operaties zoals flits en zoom herhaaldelijk gebruikt worden.
• Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
- 12 -
Voorbereiding
Een kaart (optioneel) of batterij in het toestel doen
• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
• Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen
wij de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting
van de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
• De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
- 13 -
Voorbereiding
Aantekening
• Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
• De batterij niet verwijderen zolang de LCD-monitor nog aan is aangezien de instellingen op het
toestel niet goed opgeslagen zouden kunnen worden.
• De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten de “LUMIX” display op
de LCD-monitor geheel uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen
gaan.)
∫ M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de
batterij
Zorg ervoor dat de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) aangeschaft worden in
een set. Niet gebruiken als deze apart verkocht
worden.
1 Open de kaart/batterijklep.
2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting.
3 Sluit de kaart/batterijklep.
• Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is.
4 Open de DC-koppelaardeksel A.
• Als het moeilijk is te openen, de
koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit
met de kaart-/batterijklep open.
5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat.
6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C
van de DC-koppelaar verbinden.
D De markeringen uitlijnen en erin zetten.
• Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de
DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het
gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen
veroorzaken.
Aantekening
• Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de
AC-adapter geleverd is.
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is.
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent.
• Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale
toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden.
• Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 14 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
• Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
• Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
• Clipboardbeelden (P106) worden opgeslagen op het ingebouwde
geheugen zelfs als de kaart erin zit.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k>ð (toegangsaanduiding ¢)
• Als u de kaart gebruikt
† (toegangaanduiding¢)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
• U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P132)
• Geheugengrootte: Ongeveer 40 MB
• Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
- 15 -
Voorbereiding
Kaart
De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Type kaart dat gebruikt kan
Opmerkingen
worden met dit toestel
SD-geheugenkaart (8 MB tot • SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten
2 GB)
kunnen alleen gebruikt worden in apparatuur die compatibel
is met the respectievelijke formaten ervan.
SDHC-geheugenkaart (4 GB
• Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
tot 32 GB)
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
SDXC-geheugenkaart (48 GB http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
tot 64 GB)
• Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten.
• Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB tot 64 GB kaarten.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 6” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
• Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden
geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart
geformatteerd (P28)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
• Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
• De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken
of verloren gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat
het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
• Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P28)
• Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 16 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
• De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
• Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap 4.
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
• Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet in
[AFSPELEN] functie.)
Op [MENU/SET] drukken.
- 17 -
Voorbereiding
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om in te
stellen.
:
:
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P87)
‚: Annuleren zonder de klok in te stellen.
• Selecteer ofwel [24 UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay.
• AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken.
• Druk op [‚] om terug te keren naar het instellingenscherm.
• Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
• Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de “ De klokinstelling veranderen”
procedure hieronder te volgen.
De klokinstelling veranderen
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P20)
• Deze kan veranderd worden in stappen 5, 6 en 7 om de klok in te stellen.
• De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
• De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
• U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P120) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 18 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
[MODE] Afspeelfunctiemenu
(P45, 112 tot 115)
• Dit menu laat u de
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
! [OPNAME] functiemenu (P89 tot 105)
• Dit menu lat u de
kleuring,
gevoeligheid,
aspectratio, aantal
pixels en andere
aspecten instellen van
de beelden die u aan
het opnemen bent.
instelling selecteren
van de
afspeelmethodes
zoals afspelen of
diavoorstelling van
alleen de beelden die
ingesteld zijn als
[FAVORIETEN] .
( [AFSPELEN] functiemenu (P118 tot 132)
• Dit menu laat u de
Bescherming, Knip- of
Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte
beelden instellen.
[SET-UP] menu (P23 tot 29)
• Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
• Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf oftewel de [OPNAME]
functie of [AFSPELEN] Functie.
Aantekening
• Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
- 19 -
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
Deze sectie beschrijft hoe de instellingen van de normale beeldfunctie te selecteren en
dezelfde instelling vervolgens gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en het
[SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [Ø] naar [š] in de normale beeldfunctie
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
• Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
stap 4.
Stel de functieknop in op [·].
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
• Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
• Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
- 20 -
Voorbereiding
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Naar andere menu's schakelen
bijv.: Schakel naar het [SET-UP] menu
1 Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
2
Op 2 drukken.
3
Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te kiezen.
4
Op 1 drukken.
• Selecteer een menu-item erna en stel het in.
- 21 -
Voorbereiding
Gebruik van het snelle menu
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
• Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
• Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl en terwijl [STABILISATIE] (P103) geselecteerd is,
kan [O.I.S. DEMO] afgebeeld worden.
Druk op [Q.MENU] en houd dit ingedrukt
tijdens het opnemen.
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel te
kiezen en de instelling en druk dan op
[MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
- 22 -
A
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
• In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [TOON],
[TAAL] en [O.I.S. DEMO] (P29) ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P20 raadplegen.
U [KLOKINST.]
De datum en de tijd instellen.
• Raadpleeg P17 voor details.
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[WERELDTIJD]
“ [BESTEMMING]:
U reisbestemming
– [HOME]:
Uw woongebied
• Raadpleeg P87 voor details.
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
— [REISDATUM]
[REIS-SETUP]
[OFF]/[SET]
[LOCATIE]
[OFF]/[SET]
• Raadpleeg P84 voor details.
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOON]
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[
[
[
[SHUTTER VOL.]:
] (Geluid uit)
] (Laag)
] (Hoge)
[PIEPTOON]:
]/[ ]/[ ]
[
[SHUTTER TOON]:
]/[ ]/[ ]
[
u [VOLUME]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
• Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
- 23 -
Voorbereiding
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[LCD MODE]
[OFF]
„ [AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
… [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
• Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander
voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren.
• Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
• [AUTO POWER LCD] kan niet geselecteerd worden in de terugspeelfunctie.
[BEELDGROOTTE]
[RICHTLIJNEN]
Verander de displaygrootte van sommige iconen en
menuschermen.
[STANDARD]/[LARGE]
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden
wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de
richtlijnen afgebeeld worden. (P48)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]/[ON]
• De [PATROON] instelling is vastgesteld op [
clipboardfunctie.
[HISTOGRAM]
[PATROON]:
[ ]/[
]
]in de intelligente automatische functie en het
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
beelden. (P49)
[OFF]/[ON]
- 24 -
Voorbereiding
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Bovendien wordt de batterijlevensduur behouden door de
LCD-monitor minder helder te zetten.
q [BESPARING]
p [SLAAPSMODUS]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
ECO
[LCD-ENERGIEB.]:
Helderheid van de LCD-monitor wordt verminderd. De
batterijlevensduur zal behouden worden door de beeldkwaliteit
van de LCD-monitor verder te verminderen tijdens de opname¢.
¢ Met uitzondering van het Digitale Zoombereik.
[OFF]/[ON]
• De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
• [SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de Intelligente automatische functie en de
Clipboardfunctie.
• [SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– Tijdens een diavoorstelling
– [AUTO DEMO]
• Het effect van de [LCD-ENERGIEB.] is lager in het Digital Zoombereik vergeleken met het
Optische Zoombereik.
• Het effect van de [LCD-ENERGIEB.] zal het beeld dat gemaakt wordt niet beïnvloeden.
• Instelling van [LCD MODE] heeft prioriteit over de instelling van [LCD-ENERGIEB.] m.b.t. de
herlderheid van de LCD-monitor.
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
o [AUTO REVIEW]
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]:
De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
• De Automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht de instelling ervan wanneer u
Auto bracket (P59), [ZELFPORTRET] (P63), [HI-SPEED BURST] (P69), [FLITS-BURST] (P70)
en [FOTO FRAME] (P73) in Scènefunctie, Burst-functie (P100) gebruikt en wanneer u
stilstaande beelden opneemt met geluid (P104).
• In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
• [AUTO REVIEW] werkt niet in bewegende beeldfunctie.
- 25 -
Voorbereiding
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
• Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P135)
• U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P28) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
• Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
• Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
• Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
• Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P126) ingesteld op [ON],
en wordt [FAVORIETEN] (P127) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu.
– De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P67) en [HUISDIER] (P68) in
Scènefunctie
– De instellingen van [REISDATUM] (P84) (vertrekdatum, terugkomstdatum, locatie)
– De [WERELDTIJD] (P87) instelling
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
x [USB MODE]
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
• Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
- 26 -
Voorbereiding
| [VIDEO UIT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
Het formaat instellen voor de HDMI-output wanneer u afspeelt op
de HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit
apparaat m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel).
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080i]:
[HDMI-FUNCTIE] Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt
gebruikt voor output.
[576p] ¢1/[480p] ¢2:
De progressieve methode met 576¢1/480¢2 beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
• Interlacemethode/progressieve methode
i= interlace scanning (interliniëring scannen) houdt het scannen van het scherm in met de helft
van de effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden, terwijl p= progressive scanning
(progressief scannen) een beeldsignaal van scannen met hoge densiteit inhoudt dat het
scherm scant met alle effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden.
De [HDMI]-aansluiting op dit toestel is compatibel met high definition output [1080i]. Om
progressieve en high definition-beelden te kunnen bekijken, hebt u een compatibele TV nodig.
• Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve
scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
• Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
• Ga naar P143 voor meer informatie.
- 27 -
Voorbereiding
Zo opzetten dat dit apparaat bediend kan worden door de
afstandsbediening van de VIERA door dit apparaat automatisch
vast te koppelen aan de apparaatuur van de VIERA-link die
compatibel is m.b.v. HDMI-minikabel (optioneel).
[VIERA Link]
[OFF]:
Operatie is uitgevoerd met de knoppen op dit apparaat.
[ON]:
De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op afstand
worden bediend. (Niet alle handelingen zijn mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de
knoppen worden bediend.
• Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
• Ga naar P146 voor meer informatie.
Het scherm instellen dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
} [SCÈNEMENU]
[OFF]:
Het opnamevenster voor de op dit ogenblik
geselecteerde scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: De menupagina [SCÈNE MODE] verschijnt.
[VERSIE DISP.]
Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op
het toestel zit.
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de
gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
• Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
• Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
- 28 -
Voorbereiding
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Geeft de hoeveelheid beeldbibber weer die het toestel
opgespoord heeft ([O.I.S. DEMO])
De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
[O.I.S. DEMO]
DEMO [DEMOFUNCTIE]
A Hoeveelheid beeldbibber
B Hoeveelheid beeldbibber na correctie
A
B
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
• De stabilisatorfunctie wordt elke keer dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt tussen [ON] en
[OFF] geschakeld tijdens de [O.I.S. DEMO].
• In terugspeelfunctie, [O.I.S. DEMO] kan niet afgebeeld worden.
• [O.I.S. DEMO] is een benadering.
• Druk op [DISPLAY] om [O.I.S. DEMO] te sluiten.
• [AUTO DEMO] heeft geen TV-outputmogelijkheid zelfs wanneer deze in de afspeelfunctie
staat.
• Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
- 29 -
Voorbereiding
Functieschakeling
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
B Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Schakelen tussen functies door aan de
instelknop te draaien.
Zet het deel C op de gewenste functie.
• Draai langzaam en krachtig aan de instelknop om elke functie af te stellen. (Het
gedeelte waar geen functie zit zal niet draaien.)
- 30 -
Voorbereiding
∫ Lijst van [OPNAME] functies
¦
Intelligente automatische functie (P32)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
!
Normale opnamefunctie (P37)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Cosmetische Functie (P60)
Maakt een beeld met aanpassing van de huidstructuur.
Û
Scènefunctie (P61)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$
Bewegende beeldfunctie (P74)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
ì Klembordfunctie (P106)
Opnemen als een memo.
- 31 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
– Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/[QUICK AF]/[I.
EXPOSURE]/Digitale Rode-ogencorrectie/Compensatie van de achtergrondverlichting/
[I.RESOLUTIE]/Intelligente Zoom
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
B Instelknop
C Ontspanknop
Stel de functieknop in op [ñ].
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
A Flits
B AF assistentielamp
- 32 -
Basiskennis
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
1
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
2
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
verder indrukken) en maak het beeld.
• De toegangsaanduiding (P15) gaat branden wanneer er
beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart)
opgenomen worden.
Aantekening
• Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
• De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
• De voorkant van de lens niet aanraken.
∫ Wanneer u beelden maakt met de flits (P50)
• Wanneer [
] geselecteerd is, wordt [
], [
], [
] of [
] ingesteld afhankelijk van
het type onderwerp en helderheid.
• Wanneer [
] of [
] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld.
• De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [
] of [
].
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P40)
∫ Om beelden te maken m.b.v. functie van de Gezichtsdetectie (die gezichten
opslaat van vaak voorkomende personen samen met informatie zoals hun namen
en hun verjaardagen) (P77)
- 33 -
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦
>
[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
• Alleen wanneer [
] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
[i-ZONSONDERG.]
[i-BABY]¢
• [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P96)
• Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel heeft geoordeeld dat
toestelschudding minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de
sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Zorg ervoor het toestel niet te
bewegen terwijl u beelden maakt.
• Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een
persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
• Wanneer [
Aantekening
• Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
• Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht
door het geheel van het beeld automatisch op te lichten.
- 34 -
Basiskennis
AF-opsporingsfunctie
Het is mogelijk om de focus in te stellen op het gespecificeerde onderwerp. De focus zal
het onderwerp automatisch blijven volgen zelfs wanneer deze beweegt.
1
Op 3 drukken.
• [ ] wordt afgebeeld links bovenaan het scherm.
• AF-opsporingsframe wordt afgebeeld in het midden van
het scherm.
• Druk weer op 3 om te annuleren.
2
Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe
en druk op 4 om het onderwerp te vergrendelen.
• AF-opsporingsframe zal geel worden.
• Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde
onderwerp gekozen worden.
• Druk op 3 om te annuleren.
Aantekening
• [GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
• Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P97
[Happy] kleur ([KLEURFUNCTIE])
In Intelligente Automatische Functie, kan [Happy] geselecteerd
worden in [KLEURFUNCTIE] van het [OPNAME] menu. Wanner
[Happy] geselecteerd is, is het mogelijk om automatisch een beeld
te maken met een hoger helderheidniveau voor de kleurhelderheid
en -levendigheid.
•[
] is afgebeeld op het opnamescherm wanneer [Happy]
geselecteerd is.
- 35 -
Basiskennis
Instellingen in intelligente automatische functie
• Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
– [FOTO RES.]¢ (P89)/[BURSTFUNCTIE] (P100)/[KLEURFUNCTIE]¢ (P102)/[GEZICHT
HERK.] (P77)
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
[SET-UP] menu
– [KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO]
• De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Onderdeel
Instellingen
[RICHTLIJNEN] (P24)
([OPNAME INFO.]: [OFF])
[BESPARING]
[5MIN.]
([SLAAPSMODUS]) (P25)
[AUTO REVIEW] (P25)
[2SEC.]
Flits (P50)
/Œ
[KWALITEIT] (P90)
A
[SLIMME ISO] (P91)
ISOMAX
[WITBALANS] (P93)
[AWB]
[AF MODE] (P95)
š (Instellen op [
kan worden)
[QUICK AF] (P98)
[ON]
[I. EXPOSURE] (P98)
[ON]
1600
[I.RESOLUTIE] (P101)
[i.ZOOM]
[STABILISATIE] (P103)
[AUTO]
[AF ASS. LAMP] (P105)
[ON]
[RODE-OGEN CORR]
(P105)
[ON]
] wanneer een gezicht niet opgespoord
• De volgende functies kunt u niet gebruiken.
– [BELICHTING]/[AUTO BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/[DIG. ZOOM]/[AUDIO OPNAME]/
[KORTE SLUITERT.]/[HISTOGRAM]
• De andere items op het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in een functie zoals de
normale beeldfunctie. Wat ingesteld wordt, zal invloed hebben op de intelligent auto mode.
- 36 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ·
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(Normale beeldfunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
B Instelknop
Stel de functieknop in op [·].
• Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar “Het functiemenu [OPNAME] gebruiken ”
(P89) verwijzen.
Richt de AF-zone op het punt waarop u
wenst scherp te stellen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden wanneer er
op het onderwerp scherpgesteld is.
• Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik, “ Close-up’s maken” (P55) raadplegen.
Druk de half ingedrukte ontspanknop
helemaal in om het beeld te maken.
• De kaartaanduiding wordt (P15) rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P58)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P93)
- 37 -
Basiskennis
Het focussen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A
B
C
DE
Wanneer er
Wanneer er niet
scherpgesteld is op scherpgesteld is
het object
op het object
Focus
F G
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan
Knippert
AF-zone
Wit>Groen
Wit>Rood
Geluid¢2
Biept 2 keer
Biept 4 keer
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
E Lensopening¢1
F Sluitertijd¢1
G ISO-gevoeligheid
¢1 Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
¢2 Geluidsvolume kan ingesteld worden in [SHUTTER VOL.] (P23).
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1
2
De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P95)
F2.8
1/125
ISO
100
F2.8 1/125
ISO
100
∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
• Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
• Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 38 -
Basiskennis
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibber alert [
] verschijnt, [STABILISATIE] (P103), een statief of de
zelfontspanner (P57) gebruiken.
• De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
– Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
– In [PANORAMA ASSIST], [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY],
[KAARSLICHT], [STERRENHEMEL], [VUURWERK] of [HOGE DYNAMIEK] in de
Scènefunctie (P61)
– Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P126) ingesteld is op [ON])
• De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
• Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 39 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ·
¿n¨
Beelden maken met de zoom
M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/M.b.v. de
Intelligente Zoom/M.b.v. de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken
(maximum van 10,5k), de beeldresolutie niet instellen op de hoogste stand voor elke
aspectratio (X/Y/W).
De zoomvergroting kan ongeveer 1,3k vergroot worden zonder merkbare achteruitgang
in het beeld dankzij de Intelligente Resolutietechnologie wanneer de Intelligente Zoom
gebruikt wordt.
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
- 40 -
Basiskennis
∫ Zoomtypes
Eigenschap
Maximum
vergroting
Beeldkwaliteit
Optische zoom
Extra optische zoom (EZ)
5k
10,5k¢
Geen verslechtering
Condities
Geen verslechtering
[FOTO RES.] met
(P89) is
geselecteerd.
Geen
Schermdisplay
A [
Eigenschap
Maximum
vergroting
Intelligente Zoom
6,5k (inclusief optische zoom 5k)
13,7k (inclusief extra optische zoom
10,5k)
Beeldkwaliteit Geen merkbare achteruitgang
Condities
[I.RESOLUTIE] (P101) op het
[OPNAME] menu is ingesteld op
[i.ZOOM].
Schermdisplay
B [
] is afgebeeld.
Digitale zoom
20k (inclusief optische zoom 5k)
42,2k (inclusief extra optische zoom
10,5k)
26k (inclusief optische zoom en
[i.ZOOM] 6,5k)
54,8k (inclusief extra optische zoom
en [i.ZOOM] 13,7k)
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe
groter de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P101) op het [OPNAME]
menu is ingesteld op [ON].
W
T
W
T
W
T
W
T
W
T
W
T
] wordt afgebeeld.
C Het digitale zoombereik wordt
afgebeeld.
• Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m –¶)
¢ Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
- 41 -
Basiskennis
∫ Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [
] (3 miljoen pixels), wordt de 14M
(14,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen
pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
• De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ of ¨ geselecteerd is.
• De Intelligente Zoom kan niet ingesteld worden wanneer n geselecteerd is.
• De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
• De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P57) aan om opnamen te maken.
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [i.ZOOM] in Intelligente Automatische Functie, Cosmetische
Functie, Scènefunctie¢ of Clipboardfunctie.
¢ [i.ZOOM] kan niet gebruikt worden in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST] of [SPELDENPRIK] in Scènefunctie.
• De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In macrozoom-functie
– In [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK] of [FOTO FRAME] in de scènefunctie
– In de bewegende-beeldenfunctie
• [DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] in de scènefunctie
- 42 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar A naar [(].
• Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
– Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
– Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond.
• Wanneer de functieknop ingesteld is op [¨], zal
het clipboard afgebeeld worden. Raadpleeg
“Clipboardbeelden bekijken” (P108) voor
informatie over het afspelen van het clipboard.
Op 2/1 drukken om het beeld te
kiezen.
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
• Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
∫ Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
• Het bestandsnummer A en het beeldnummer B
wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten zodra het
nummer van het gewenste terug te spelen beeld
verschijnt om het beeld terug te spelen.
• Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal (terug) afgespeelde beelden toe.
- 43 -
A
B
Basiskennis
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
A
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Schermdisplay
(P118)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
• Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
• Beelden worden niet gedraaid voor de display.
• Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
• Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
2
instellingen.
Druk op [MENU/SET].
• Het gekozen beeld verschijnt.
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
• Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
• Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en kan
de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden door op
3/4/2/1 te drukken.
• Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
• Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
- 44 -
A
Basiskennis
Aantekening
• Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association”
en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
• De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
• Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P124)
• Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
• Terugspeelzoom kan niet gebruikt worden tijdens terugspelen van bewegend beeld of beelden
met terugspelen van geluid.
De [AFSPELEN] functie schakelen
1
2
3
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
Op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P43)
Alle beelden worden afgespeeld.
[DIASHOW] (P112)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[CATEGOR. AFSP.] (P114)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[FAVORIET AFSP.] (P115)¢
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
- 45 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
• Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk dan
op [‚].
A [DISPLAY] knop
B [‚] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
- 46 -
Basiskennis
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Op [‚] drukken.
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [ALLES WISSEN] > stap 5.
Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te
kiezen en vervolgens op [DISPLAY]
drukken. (Herhaal deze stap.)
•[
] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P127) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
([ALLES WISSEN BEHALVE Ü] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN].)
Aantekening
• Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [‚] afgebeeld is). Gebruik een
batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel).
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
• Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
• Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P130), zullen deze niet gewist
worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVE Ü] geselecteerd is.
- 47 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P44), als u
bewegende beelden terugspoelt (P116) en tijdens een
diavoorstelling (P112), kunt u alleen kiezen tussen “Normale
weergave F” of “Geen weergave H”.
In opnamefunctie
C Normaal display¢1
D Non-display
E Non-display
(Opnamerichtlijn)¢1, 2
In terugspeelfunctie
F Normaal display
G Display met
opname-informatie¢1
H Non-display
100_0001
100_0001
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
Aantekening
• In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P61)
• In [FOTO FRAME] in scènefunctie, wordt de richtlijn niet afgebeeld. (P61)
- 48 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale
en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze
lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
A [
]:
Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B [
]:
Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
positioneren.
∫ Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Voorbeeld van histogram
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
¢ Histogram
Aantekening
• Wanneer u opnamen maakt met de flits of op donkere plekken, wordt het histogram
oranje afgebeeld omdat het opgenomen beeld en het histogram niet met elkaar
overeenkomen.
• Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
• Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
• Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
• Histogrammen worden niet afgebeeld in de volgende gevallen.
– Intelligent Automatische Functie
– Meervoudig terugspelen
– In de bewegende-beeldenfunctie
– Terugspeelzoom
– Clipboardfunctie
– Kalender
– [FOTO FRAME] in scènefunctie
– Wanneer de HDMI-kabel verbonden is
- 49 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ñ·
¿¨
Beelden maken met de ingebouwde flits
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
De flits instellen voor opnamen.
Op 1 [‰] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 1 [‰] drukken om te selecteren.
• Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden, “Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties”
raadplegen. (P52)
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
- 50 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Onderdeel
‡: AUTO
ˆ:
AUTO/Rodeogenreductie¢
‰: Vast ingesteld
op AAN
Š:
Vast ingesteld op
AAN/Rodeogenreductie¢
‹:
Langzame synchr./
Rodeogenreductie¢
Œ: Vast ingesteld
op UIT
Beschrijving van instellingen
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
• Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
• Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
• De flitsinstelling is alleen op [Š] ingesteld wanneer u of
[PARTY] in scènefunctie[KAARSLICHT] instelt. (P61)
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
[RODE-OGEN CORR] (P105) op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ]
verschijnt op de flitsicoon.
∫ Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer [RODE-OGEN CORR] (P105) ingesteld is op [ON] en de rode-ogenreductie
([
], [
], [
]) geselecteerd is, wordt er digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd
elke keer dat de flits gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en
corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] ingesteld is op [š] en de
gezichtsdetectie actief is)
• Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
• In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogenreductie niet.
– Wanneer de flitsinstelling ingesteld is op [‡], [‰] of [Œ]
– Wanneer [RODE-OGEN CORR] ingesteld is op [OFF]
– Wanneer [AF MODE] ingesteld is op iets dat niet [š] is
- 51 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
ñ
·
*
0
,
.
/
1
2
3
:
;
‡
ˆ
‰
±¢
—
—
‹ Š
—
—
Œ
±
±
±
±
±
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
í
ï
9
ô
5
4
6
8
7
‡
ˆ
‰
±
—
±
‹ Š
—
—
Œ
—
—
—
—
—
¥
±
—
±
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
—
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
±
¥
—
±
—
—
±
¥
±
¥
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
¥
—
±
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
±
—
±
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
¥
±
±
—
—
—
±
—
¥
—
—
—
±
±
¥
¥
±
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
—
—
—
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
—
±
—
—
±
n
¨
¢ [
] wordt afgebeeld. [
], [
], [
] of [
] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
• De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
- 52 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
• Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed
Tele
AUTO
60 cm tot 6,0 m
1,0 m tot 2,8 m
¢
ISO80
60 cm tot 1,3 m
ISO100
60 cm tot 1,5 m
¢
ISO200
60 cm tot 2,1 m
1,0 m
ISO400
60 cm tot 3,0 m
1,0 m tot 1,4 m
ISO800
80 cm tot 4,2 m
1,0 m tot 2,0 m
ISO1600
1,15 m tot 6,0 m
1,0 m tot 2,8 m
¢ Het is mogelijk op te nemen met zoomvergroting tot 4k. Beelden die gemaakt zijn met Tele
zouden donkerder dan normaal kunnen zijn.
• In [H. GEVOELIGH.] (P68) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert het flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 1,15 m tot ongeveer 12,0 m
Tele: Ongeveer 1,0 m tot ongeveer 5,6 m
• In [FLITS-BURST] (P70) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 60 cm tot ongeveer 4,0 m
Tele: Ongeveer 1,0 m tot ongeveer 1,9 m
- 53 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
Sluitertijd (Sec.)
Flitsinstelling
‡
ˆ
‹
1/30¢1 tot 1/2000
‰
Š
Sluitertijd (Sec.)
1¢1 tot 1/2000
1 of 1/4 tot 1/2000¢2
Œ
¢1 Deze kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling. (P99)
¢2 Wanneer [KORTE SLUITERT.] ingesteld is op [AUTO]. (P99)
• ¢2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
– Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
– Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
• In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
• In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel.
Aantekening
• Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de
hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
• Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
• De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
• Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
• Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
- 54 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ·n
Close-up’s maken
Druk op 4 [#].
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden.
Nu wordt het geselecteerde item automatisch
ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
•[
] wordt afgebeeld tijdens AF-macrofunctie en
[ ] wordt afgebeeld tijdens macro-zoomfunctie.
• Om te annuleren, [UIT] selecteren in stap 2.
• Het zoombereik, het focusbereik en de
zoomvergroting worden afgebeeld tijdens het
zoomen.
[MACRO-AF]
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 3 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
∫ Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
T
W
1m
3 cm
- 55 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[MACRO ZOOM]
U kunt een beeld maken met de digitale zoom tot 3k terwijl u de afstand tot het onderwerp
voor de extreme Breed-positie behoudt [3 cm].
A Focusbereik
• Focusbereik zal 3 cm tot ¶ bedragen tijdens
macrozoomfunctie ongeacht de zoompositie.
• Het zoombereik zal afgebeeld worden in blauw. (digitaal
zoombereik B)
• De beeldkwaliteit is slechter dan tijdens normale opname.
• De macrozoomfunctie kan niet gebruikt worden wanneer
[
] in [AF MODE] ingesteld is.
• De volgende functies zijn niet geactiveerd.
– Extra Optische Zoom
– Intelligente Zoom
A
B
Aantekening
• Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te
gebruiken.
• Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
• Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
• Macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen het
toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
- 56 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ñ·
¿¨
Opnamen maken met de zelfontspanner
Op 2 [ë] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
• Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
• Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
• Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P105) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] staat vast op 3.
• Het aantal beelden dat gemaakt wordt in [FLITS-BURST] in scènefunctie is vastgesteld op 5.
• Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie
of clipboardfunctie.
• Zelfontspanner kan niet gebruikt worden tijdens het in [HI-SPEED BURST] scènefunctie staan.
- 57 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ·
¿n¨
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
Juiste
belichting
De belichting positief
compenseren.
Overbelicht
De belichting negatief
compenseren.
Druk verschillende keren op 3 [È] totdat
[BELICHTING] verschijnt en corrigeer de belichting
met 2/1.
• Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
• EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
• Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie.
- 58 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ·
¿
Beelden maken met Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met Auto Bracket d1 EV
1ste beeld
2de beeld
3de beeld
d0 EV
j1 EV
i1 EV
Druk op 3 [È] totdat [AUTO BRACKET] verschijnt,
stel het compensatiebereik in van de belichting met
2/1.
• Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
• Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
• Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
• De Auto bracket-instelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [SLAAPSMODUS]
geactiveerd is.
• Wanneer de Auto bracket ingesteld is, wordt de Automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. U kunt de Automatische overzichtsfunctie niet instellen
in het [SET-UP] menu.
• De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
• Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
• Auto Bracket kan niet gebruikt worden in [TRANSFORMEREN], [PANORAMA ASSIST],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL]
en [FOTO FRAME] in scènefunctie.
- 59 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Beelden maken terwijl u de huidstructuur
verandert (Cosmetische Functie)
Er kunnen beelden gemaakt worden terwijl u de structuur of helderheid van de huid instelt.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [
].
Druk op 2/1 om een onderdeel te selecteren en
druk vervolgens op 3/4 om de helderheid van de
huid af te stellen.
Onderdeel
Inhoud van de aanpassing
[ZACHTE HUID]
Een beeld maken met lichte
huid.
[NATUURLIJKE HUID]
Om de oorspronkelijke
schoonheid van de huid tot
uitdrukking te laten komen.
[ZOMERS TINTJE]
Gezonde gebruinde huid creëren
zoals aan het strand.
• 3 niveaus van helderheid: [HIGH], [STANDARD] of [LOW] kunnen geselecteerd
worden.
• Als u op [DISPLAY] drukt, verschijnt er een beschrijving van de aanpassing. (Als u er
nogmaals op drukt, gaat u terug naar het selectiescherm.)
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Aantekening
• Effect wordt niet toegepast als er geen huidkleur aangetroffen wordt.
• Indien u de instelling opnieuw wenst bij te stellen, druk dan op [MENU/SET] en 1 en keer
terug naar bovenstaande stap 3.
• De gemaakte instelling van de Cosmetische Functie wordt opgeslagen zelfs als het toestel
uitstaat.
• Iconen voor het afstellen van onderdelen worden afgebeeld op de LCD-monitor wanneer de
instellingen afgesteld worden.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden omdat het toestel ze automatisch op de
optimale instelling zet.
– [SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[I. EXPOSURE]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/
[KLEURFUNCTIE]
- 60 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: ¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [¿].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
• Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
∫ Over de informatie
• Als u op [DISPLAY] drukt wanneer u een scènefunctie selecteert in
stap 3, wordt er uitleg over elke scènefunctie afgebeeld.
(Als u opnieuw op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het
scènefunctiemenu.)
Aantekening
• Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en dan op 1 drukken en
terugkeren naar stap 3 hierboven.
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
– [SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[I. EXPOSURE]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/
[KLEURFUNCTIE]
• Sluitertijd voor scènefuncties met uitzondering van [PANORAMA ASSIST], [SPORT],
[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK], [SNEEUW] en [HOGE DYNAMIEK]
zullen van 1/4ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde zijn.
- 61 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[PORTRET]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
∫ Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[TRANSFORMEREN]
Onderwerp kan ofwel dun of uitgerekt opgenomen worden en de huis kan tegelijkertijd
glad opgenomen worden.
1 Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu (P22).
2 Beelden maken.
Aantekening
• [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] worden vastgesteld zoals hieronder aangegeven wordt.
–[
] voor [X], [
] voor [Y] en [
] voor [W]
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Wanneer [SLANK HOOG] of [UITREKKEN HOOG] ingesteld is, zou gezichtsdetectie niet
geheel kunnen werken.
• Het kan niet gebruikt worden zonder de copyright-eigenaar in te lichten, behalve voor
privégerbuik.
• Gebruik het materiaal niet tegen de openbare orde en moraal of om iemand te beledigen.
• Gebruik het materiaal niet tegen de interesse van het onderwerp.
- 62 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[ZELFPORTRET]
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
∫ Zelfportrettechnieken
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
• Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
• Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het
gebruik aan van de 2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
• Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m (Breed).
• U kunt opnamen van uzelf maken met (P104). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
• D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
• De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P103)
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
- 63 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[PANORAMA ASSIST]
U kunt beelden maken met aansluitingen die geschikt zijn voor het creëren van
panoramabeelden.
∫ Instellen van de opnamerichting
1 Druk op 3/4 om de opnamerichting te kiezen en druk dan
op [MENU/SET].
• De horizontale/verticale richtlijn zal afgebeeld worden.
2
Maak de opname.
• U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
3
Op 3 drukken om [VOLG.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu in te stellen.
• Een gedeelte van het gemaakte beeld wordt afgebeeld als een doorzichtig beeld.
4
Maak een beeld na het horizontaal of verticaal bewegen
van het toestel zodat het doorzichtige beeld een ander
beeld overlapt.
• Wanneer u het derde beeld en beelden daarna maakt, de stappen
3 en 4 herhalen.
• U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
5
Op 3/4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• We raden het gebruik van een statief aan. Wanneer het donker is, raden we aan de
zelfontspanner te gebruiken voor het maken van beelden.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• De gemaakte beelden kunnen gecombineerd worden om panoramabeelden te vormen m.b.v.
de software “PHOTOfunSTUDIO” op de CD-ROM (meegeleverd).
- 64 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[SPORT]
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
∫ Technieken voor nachtportretten
• De flits gebruiken. (U kunt instellen op [‹].)
• Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opname maakt.
Aantekening
• Het focusbereik is 60 cm (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
- 65 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
[PARTY]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
∫ Technieken voor opnamen van feesten
• De flits gebruiken. (U kunt instellen op [‹] of [Š].)
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
• Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
Aantekening
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 66 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[BABY1]/[BABY2]
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P120).
∫ Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam:
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten
worden, “Tekst Invoeren” op P111 raadplegen.
• Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
• Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
4
het instellingscherm automatisch.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap 2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
• De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
• Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 67 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[HUISDIER]
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P120).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P67 raadplegen.
Aantekening
• De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [ ].
• Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
2 Beelden maken.
Aantekening
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [ON].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 68 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1
2
3
Druk op 3/4 om [SNELHEID VOORKEUR] of [BEELD VOORKEUR] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Beelden maken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt
is.
Maximum Bursttijd
ongeveer 10 beelden/seconde (Speedprioriteit)
ongeveer 6 beelden/seconde (Beeldprioriteit)
Aantal opnamen
ongeveer 15 tot 100
• De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
• Het aantal Burstopname-beelden zijn beperkt door de omstandigheden waar het beeld in
gemaakt wordt en het type en/of status van de kaart die gebruikt wordt.
• Het aantal Burstopname-beelden neemt toe onmiddellijk na het formatteren.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [ON].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid wordt automatisch afgesteld. Let echter op dat de ISO-gevoeligheid hoog
ingesteld wordt om een hoge sluitertijd te verkrijgen.
• Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende
beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt.
- 69 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[FLITS-BURST]
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
2 Beelden maken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt
is.
Aantal opnamen
max. 5 beelden
Aantekening
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De sluitertijd wordt 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
• Zie de Aantekening op P54 wanneer u de flits gebruikt.
- 70 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
• Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P22)
2 Beelden maken.
• Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
∫ Technieken voor opnamen van
sterrenhemels
• De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
• De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
– Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 2 seconden
– Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een
beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
– U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
• De AF-zone verschijnt niet.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
- 71 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STRAND]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
∫ Techniek voor Luchtfoto’s
• Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
[SPELDENPRIK]
Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de onderwerpen.
Aantekening
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Gezichtsdetectie (P96) zou niet normaal kunnen werken in de donkere
zones ronde de randen van het scherm.
- 72 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[ZANDSTRAAL]
Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
Aantekening
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO1600].
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
[HOGE DYNAMIEK]
U kunt deze functie gebruiken om gemakkelijk beelden te maken waarin heldere en
donkere regio’s van de scène uitgedrukt worden met gepaste helderheid wanneer u in de
zon kijkt, ‘s nachts of in soortgelijke omstandigheden.
∫ Het effect instellen
1 Druk op 3/4 om het te gebruiken effect te kiezen en dan op [MENU/SET].
• Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu (P22).
2
[
]: Natuurlijk kleureffect
[
]: Oogvangend effect dat het contrast en de kleur benadrukt
[
]: Zwart-wit effect
Opnamen maken.
Aantekening
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO400].
• Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Wanneer het donker is, raden wij het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan om
beelden te maken.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Ruis op het LCD-scherm zou zichtbaarder kunnen zijn tijdens normale opname wegens
helderheidcompensatie van de donkere zones.
[FOTO FRAME]
Het beeld opnemen met een frame eromheen.
∫ Instelling van de frame
1 Druk op 2/1 om het te gebruiken frame te kiezen en dan op [MENU/SET].
• Het aantal pixels is vastgesteld op 2M (4:3).
2 Beelden maken.
Aantekening
• [AUTO REVIEW] is vastgesteld op [2SEC.].
• De kleur van het frame dat afgebeeld wordt op het scherm en de kleur van de frame rond het
eigenlijke beeld zou kunnen verschillen, maar dit is geen storing.
- 73 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie: n
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [n].
Druk de opspanknop half in om scherp te
stellen en druk hem dan helemaal in om
beelden te maken.
A Geluidsopname
• De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
• Na het geheel indrukken van de ontspanknop, deze
onmiddellijk loslaten.
• Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
• De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
• Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
A
B
C
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
- 74 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het veranderen van de instellingen voor de opnamekwaliteit
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
¢
¢
¢
Beeldgrootte
fps
1280k720 pixels
30
848k480 pixels
30
640k480 pixels
30
320k240 pixels
30
Aspectratio
16:9
4:3
•[
] kan genoten worden op de TV als hoge kwaliteit- bewegend beeld m.b.v. de
HDMI-minikabel (optioneel). Raadpleeg “Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting”
op P143 voor details.
¢Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 75 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 6” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• P174 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
• Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
• Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
• Geluid van bewegende beelden met audio die door dit toestel opgenomen worden kunnen niet
teruggespeeld worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX)
die voor juli 2008 uitgegeven zijn.
• In bewegende beeldfunctie, kan richtingdetectie-functie niet gebruikt worden.
• In de bewegende beeldfunctie, is [AF MODE] vastgesteld op [ ] en [STABILISATIE] op
[MODE1].
• [DIG. ZOOM] en [AF ASS. LAMP] kunnen niet ingesteld worden in Bewegend Beeld. Instelling
van andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
• Vergeleken met stilstaande beelden, zouden bewegende beelden een smalle zichthoek
kunnen hebben.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt wordt, niet gemaakt worden.
• Het geluid van de handelingen zou opgenomen kunnen worden wanneer de knop of andere
handelingen uitgevoerd worden tijdens bewegende beeldopname.
- 76 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie: ñ·
¿
Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
[GEZICHT HERK.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel.
[GEZICHT HERK.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld
geregistreerd is.
• De gezichtsdetectiefunctie bevat het volgende.
In opnamefunctie
– Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht¢ opspoort (als de naam ingesteld is voor het
geregistreerde gezicht)
– Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto
gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden
(als [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON])
In terugspeelfunctie
– Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
– Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie
([CATEGOR. AFSP.] (P114))
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de
volgorde van registratie.
Aantekening
• [AF MODE] is vastgesteld op [š].
• Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
• Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere
persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen
wordt voor het maken van een foto.
• [GEZICHT HERK.] kan gebruikt worden in de volgende scènefuncties.
– [PORTRET]/[ZELFPORTRET]¢/[LANDSCHAP]/[SPORT]/[NACHTPORTRET]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[HUISDIER]/[ZONSONDERG.]/[H. GEVOELIGH.]/
[STRAND]/[SNEEUW]/[SPELDENPRIK]/[HOGE DYNAMIEK]/[FOTO FRAME]
¢ [AUTOM. REGISTR.] is vastgesteld op [OFF].
• [GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert
geen zekere herkenning van een persoon garanderen.
• Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale Gezichtsdetectie.
• Zelfs wanneer er informatie van de Gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P81), zal gezichtherkenning
informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in
[GEZ.HERK. BEW.] (P131) uitvoeren.
- 77 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Gezichtsinstellingen
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie)
∫ Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
• Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
• Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
∫ Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen
• Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P81)
• Verder registreren op de opnamelocatie.
• Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling. (P82)
• Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten
niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van
geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk
van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
• Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A)
• Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B)
• Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht
• Gezicht is naar boven/beneden gericht
• De ogen zijn dicht
• Wanneer het gezicht heel helder of donker is
• Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar,
hoed, enz.
• Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
• Niet het gehele gezicht is in het scherm
• Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn
door ouder worden
• Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar
lijken
• Gezichtsuitdrukking is heel anders
• Wanneer er weinig contrast is op de gezichten
• Wanneer er zich snelle beweging voordoet
• Wanneer het toestel trilt
• Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 78 -
A
B
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon
Druk op [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P20)
Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet
geregistreerd is en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af
te stellen.
• Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen personen
zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden.
• Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht verschijnen
en zal de display terugkeren naar het opnamescherm. In dit
geval, gelieve het beeld opnieuw maken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Selecteer item om te bewerken met 3/4 en druk vervolgens op 1.
• U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
- 79 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
[NAAM]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 De naam invoeren.
• Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst
Invoeren” sectie op P111.
[LEEFTIJD]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te
selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[FOCUS
ICOON]
De afgebeelde focusicoon veranderen wanneer er op het
onderwerp scherpgesteld is.
Druk op 3/4 om de focusicoon te kiezen en druk vervolgens
op [MENU/SET].
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
( Voeg Beelden) toe
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde
gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET]
2 Voer stappen 4 en 5 in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uit.
3 Op [‚] drukken.
[BLDN TOEV.]
Eén van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
1 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Op [‚] drukken.
• Als er slechts één beeld geregistreerd is, kan deze niet gewist
worden.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
∫ Over de informatie
• Wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap 4
op P79, verschijnt er een uitleg voor het maken van gezichtsbeelden. (Opnieuw drukken om
terug te keren naar het opnamescherm.)
- 80 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P20)
2 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of
gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Onderdeel
5
Beschrijving van instellingen
[INFO BEW.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde
persoon.
Stap 6 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw
persoon”. uitvoeren
[PRIORITEIT]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[WISSEN]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 81 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid
Het Instellen van Automatische Registratie en Gevoeligheid voor Gezichtsdetectie kan
uitgevoerd worden.
1
2
3
Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P20)
Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
Onderdeel
[AUTOM. REGISTR.]
Beschrijving van instellingen
[OFF]/[ON]
• Wanneer de [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal
[GEZICHT HERK.] automatisch op [ON] ingesteld zijn.
• Voor meer informatie, zie “Automatische Registratie” op P83.
[HIGH]/[NORMAL]/[LOW]
• Selecteer [HIGH] wanneer herkenning moeilijk blijkt. De
[GEVOELIGHEID]
4
waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de
waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning.
• Selecteer [LOW] wanneer verkeerde herkenning vaak
voorkomt.
• Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAL]
selecteren.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 82 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Automatische Registratie
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch
afgebeeld worden na het maken van een beeld of van een gezicht dat een vaak voorkomt.
• Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld. (Het wordt niet meegerekend
wanneer [BURSTFUNCTIE] en Auto bracket ingesteld staan.)
• Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen,
registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu.
∫ Het registreren vanuit het automatische registratiescherm
1 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar
stap 3.
• Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE]
2
geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3,
[AUTOM. REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF].
Op 3/4 drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
• Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld
[NIEUW REGIST.]
[TOEVOEG.BEELD]
wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te
vervangen persoon.
Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een
geregistreerd persoon.
Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie
u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het
beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld
selecteren dat u wenst te vervangen.
• Na extra registreren of vervangen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch
na het opnamescherm terug.
3
Voer de handeling in Stap 6 en volgende uit in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon”.
Aantekening
• Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden
door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen.
• Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van
de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving
herkenning makkelijker maken.
• Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het
extra registreren de herkenning makkelijker maken.
• Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits
geregistreerd is.
- 83 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie: ñ·
¿n
Nuttige functies op reisbestemmingen
De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P20 raadplegen.
Als u de vertrekdatum of de reisbestemming van de vakantie vooraf instelt, wordt het
aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is)
opgenomen wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden
wanneer u de beelden terugspeelt en deze afdrukken op de gemaakte beelden met
[TEKST AFDR.] (P120).
• Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P17)
Selecteer [REISDATUM] vanuit het [SET-UP] menu
en druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op
[MENU/SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
- 84 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
• Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op
[MENU/SET].
De locatie invoeren.
• Voor details over hoe karakters in te voeren, “Tekst Invoeren” op P111 raadplegen.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
• Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
• Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm.
- 85 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap 3 of 7 en vervolgens twee maal
op [MENU/SET] drukken. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is op [OFF] in stap 3, zal
[LOCATIE] ook ingesteld worden op [OFF].
Aantekening
• De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P87) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
• De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt
gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze
opnamen hebt gemaakt.
• Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
• Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
• [LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
• [REISDATUM] kan niet ingesteld worden in de Intelligente automatische functie. Instelling van
andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
- 86 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P20 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P17)
Selecteer [WERELDTIJD] vanuit het [SET-UP]
menu en druk vervolgens op 1.
• Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap 3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om uw thuiszone te selecteren en A
druk dan op [MENU/SET].
A Huidige tijd
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
B
• Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [
],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
• Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf
de klok één uur vooruit.
- 87 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
C
Druk op 2/1 om de zone te selecteren van uw
reisbestemming en druk dan op [MENU/SET] om
in te stellen.
D
E
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
• Als de daglichtbesparingstijd [
] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3drukken. (De tijd wordt één uur vooruit
gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te
zetten.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en
3.
• Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
• Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
• Het pictogram van de reisbestemming [“] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
- 88 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
[FOTO RES.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies: ñ· ¿
∫ Aspectratio [X].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
(14M)
4320k3240 pixels
)¢
(10M
3648k2736 pixels
(7M
)¢
(5M
)
2560k1920 pixels
(3M
)¢
2048k1536 pixels
(0,3M
3072k2304 pixels
)
640k480 pixels
∫ Aspectratio [Y].
(12,5M)
4320k2880 pixels
(9M
)¢
3648k2432 pixels
(6M
)¢
3072k2048 pixels
(4,5M
)¢
2560k1712 pixels
(2,5M
)¢
2048k1360 pixels
(0,3M
¢
640k424 pixels
)
∫ Aspectratio [W].
(10,5M)
4320k2432 pixels
(7,5M
)¢
3648k2056 pixels
(5,5M
)¢
3072k1728 pixels
(3,5M
)¢
2560k1440 pixels
(2M
(0,2M
)¢
1920k1080 pixels
¢
)
640k360 pixels
- 89 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
• De Extra optische zoom werkt niet wanneer de Macrozoom ingesteld is of in
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK] en [FOTO FRAME] in Scènefunctie zodat de beeldgrootte voor [
] niet
afgebeeld wordt.
• Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
• P170 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
[KWALITEIT]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies: · ¿
[A]:
Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[›]:
Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Aantekening
• P170 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
- 90 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[ASPECTRATIO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies: · ¿
[X]:
[ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, enz.
[X]
[Y]
[W]
Aantekening
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P168)
[SLIMME ISO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies: ·
ISOMAX
ISOMAX
[OFF]/[ ISOMAX
400 ]/[ 800 ]/[ 1600 ]
• De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
• Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
misschien niet voorkomen.
• Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
• Om opnameruis te voorkomen, raden we aan om maximum ISO-gevoeligheidsniveau af te
doen nemen of om [KLEURFUNCTIE] in te stellen op [NATURAL]. (P102)
- 91 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[GEVOELIGHEID]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies: ·
[AUTO]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aangeraden)
Sluitertijd
Ruis
80
Wanneer het licht is (buiten)
1600
Wanneer het donker is
Langzaam
Snel
Minder
Verhoogd
Aantekening
• Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum
van [ISO1600] wanneer u de flits gebruikt.)
• De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([
] is afgebeeld.)
• Om beeldruis te voorkomen, raden we aan dat u ofwel de ISO-gevoeligheid vermindert ofwel
[KLEURFUNCTIE] instelt op [NATURAL] en vervolgens beelden maakt. (P102)
- 92 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[WITBALANS]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies: · ¿n
[AWB]: Automatische afstelling
[V]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]:
Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]:
Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[Ò]:
Waarde ingesteld d.m.v. [Ó]
[Ó]: Handmatig ingesteld
Aantekening
• De optimale Witbalans zal variëren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder
opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB] of [Ó].
• De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
• In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].
– [LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]/
[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]/[ZANDSTRAAL]
∫ De witbalans handmatig instellen
Stel de ingestelde witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen
doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
• De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de Witbalans opnieuw in nadat u de juister helderheid afgesteld heeft.
- 93 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ De witbalans fijn afstellen [
]
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
• Stel de Witbalans in op [V]/[Ð]/[î]/[Ñ]/[Ò].
1
2
Druk op 3 [È], meerdere keren, totdat [WB INSTELLEN]
verschijnt en druk dan op 2 /1 om de Witbalans fijn in te
stellen.
2 [ROOD]: Indrukken wanneer de tint blauwachtig is.
1 [BLAUW]: Indrukken wanneer de tint roodachtig is.
• Kies [0] om de oorspronkelijke Witbalans weer in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• De witbalansaanduiding op het scherm wordt rood of blauw.
• U kunt de Witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke Witbalansfunctie.
• De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de Witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
• De fijnafstelling van de Witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
• Het niveau van de instelling voor het nauwkeurig afstellen van de Witbalans in [Ò] keert
terug naar [0] wanneer u de Witbalans opnieuw instelt met behulp van [Ó].
• Fijne afstelling van de witbalans kan niet ingesteld worden voor [B/W], [SEPIA], [COOL]
en [WARM] in [KLEURFUNCTIE].
∫ Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 TV scherm
6 Zonlicht
7 Wit fluorescerend licht
8 Gloeilamp
9 Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
KlKelvintemperatuur en kleuren
- 94 -
2)
3)
4)
1)
6)
7)
8)
9)
10)
5)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[GEZICHT HERK.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Specificeer het gezicht van een persoon en gebruik de functies van de gezichtsdetectie.
Toepasbare functies: ñ·
[OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET]
¿
Aantekening
• Raadpleeg P77 voor details.
[AF MODE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies: ·
¿
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
[š]: Gezichtsherkenning
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
Focus kan afgesteld worden op een gespecificeerd onderwerp.
De focus zal het onderwerp blijven volgen ook wanneer deze
beweegt. (Dynamische opsporing)
[
]: AF-opsporing
[
Het toestel stelt scherp op één van de 11 focuszones. Dit werkt
]: 11-zonefocussing wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
[ƒ]: 1-zone-focussing
(Hoge snelheid)
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in
het midden van het scherm.
[Ø]: 1-zone-focussing
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
midden van het scherm.
[Ù]: Punt-focussing
Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op het
scherm.
- 95 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• Het toestel is aan het scherpstellen op alle AF-zones wanneer meervoudige AF-zones (max.
11 zones) tegelijkertijd gaan branden in [ ]. Als u de focuspositie wilt bepalen om beelden te
maken, de AF-functie naar [ƒ], [Ø] of [Ù] schakelen.
• Als de AF-functie ingesteld is op [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld
scherpgesteld wordt.
• De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
• Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
• Deze zal vastgesteld worden op [š] wanneer de [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON].
• De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
– In [PANORAMA ASSIST], [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en
[LUCHTFOTO] in de scènefunctie.
∫ Over [š] (Gezichtsherkenning)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
• Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz.
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 96 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Over [ƒ] [1-zone-focussing (Hoge snelheid)]
• U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF-functies.
• Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
∫ Opzetten van [
1
] (AF-opsporing)
Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op 4 om
het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
• De frames van AF-opsporing zal continu
scherp stellen op de beweging van het
onderwerp wanneer het onderwerp
eenmaal herkend is.
• AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op 4 gedrukt wordt.
2
Voor het
vergrendelen
Vergrendeld
A
B
Maak de opname.
Aantekening
• Dynamische opspoorfunctie kan er niet in slagen te vergrendelen, het onderwerp verliezen in
AF-opsporing of ander onderwerp opsporen afhankelijk van de opnameomstandigheden zoals
die, die hieronder staan.
– Wanneer het onderwerp te klein is
– Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
– Wanneer het onderwerp te snel beweegt
– Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
– Wanneer er zich golfstoring voordoet
– Wanneer u de zoom gebruikt
• Als deze er niet in slaagt te vergrendelen, zal de AF-zone rood knipperen en verdwijnen. Druk
weer op 4.
• AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
• [GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is.
• [QUICK AF] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
• Het is niet mogelijk [ ] in [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [HOGE DYNAMIEK] in Scènefunctie in te stellen.
• Het is niet mogelijk om [ ] in [B/W], [SEPIA], [COOL], of [WARM] in [KLEURFUNCTIE] in te
stellen.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 97 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[QUICK AF]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Toepasbare functies: · ¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
] afgebeeld op het scherm.
• Wanneer [ON] ingesteld is, is [
• Deze werkt niet tijdens AF-opsporing.
• [QUICK AF] kan niet worden ingesteld in [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL], [VUURWERK] in de scènefunctie.
[I. EXPOSURE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies: ·n
[OFF]/[ON]
Aantekening
] afgebeeld op het scherm.
• Wanneer [ON] ingesteld is, is [
• Zelfs wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO80]/[ISO100], kan [GEVOELIGHEID]
ingesteld hoger ingesteld worden dan [ISO80]/[ISO100] als het beeld gemaakt wordt met
[I. EXPOSURE] ingesteld op geldig.
• Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
•[
] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is.
- 98 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[KORTE SLUITERT.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Toepasbare functies: ·
[AUTO]/[1/250]/[1/125]/[1/60]/[1/30]/[1/15]/[1/8]/[1/4]/[1/2]/[1]
Instelling minimum sluitertijd
1/250
1
Helderheid
Donkerder
Helderder
Beweging
Minder
Meer
Aantekening
• Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [AUTO] om beelden te maken. (Wanneer u
een minimum sluitertijd selecteert die verschilt van [AUTO], verschijnt [
] links onderaan het
scherm.)
• Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
• Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [
] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
- 99 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[BURSTFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies: ñ·
[OFF]/[˜]
¿
Ongeveer 1,8¢
Burstsnelheid (opnamen/seconde)
Aantal opnamen
A
max. 3
›
max. 5
¢ De Burstsnelheid is constant ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
• De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of sneller is.
Aantekening
• De focus, belichting en Witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
• Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
• Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u beelden maakt op een plek (landschap) binnen,
buiten enz. waar er een groot verschil is tussen het licht en de schaduw, zou de belichting niet
optimaal kunnen zijn.
• De Burstsnelheid (beelden/seconde) zou langzamer kunnen worden afhankelijk van de
opnameomgeving zoals op donkere plekken, als de ISO-gevoeligheid hoog is enz.
• De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
• Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
• [Œ] is ingesteld voor de flitser wanneer Burst ingesteld is.
• Auto Bracket wordt geannuleerd wanneer Burst ingesteld is.
• Burst kan niet gebruikt worden in [TRANSFORMEREN], [PANORAMA ASSIST],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [SPELDENPRIK],
[ZANDSTRAAL], [HOGE DYNAMIEK] of [FOTO FRAME] in scènefunctie.
- 100 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[I.RESOLUTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Toepasbare functies: ·
[OFF]/[ON]
[i.ZOOM]:
[I.RESOLUTIE] wordt geactiveerd en de zoomvergroting wordt ongeveer
1,3k vergroot zonder merkbare achteruitgang in het beeld.
Aantekening
• Lees P40 voor informatie over de Intelligente Zoom.
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [i.ZOOM] in Intelligente Automatische Functie, Cosmetische
Functie of Clipboardfunctie.
• Deze zal vastgesteld worden op [ON] voor [H. GEVOELIGH.] en [HI-SPEED BURST] in
Scènefunctie, op [OFF] voor [FLITS-BURST] en [SPELDENPRIK] in Scènefunctie en op
[i.ZOOM] in alle andere Scènefuncties.
• [I.RESOLUTIE] is in de Video Mode vast op [OFF] ingesteld.
[DIG. ZOOM]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische
zoom.
Toepasbare functies: ·
¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
• P40 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
• Als toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het aangeraden
dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE1].
• De instelling is vastgesteld op [ON] in macro-zoomfunctie.
• [DIG. ZOOM] kan niet ingesteld worden in Bewegend Beeld. Instelling van andere
opnamefunctie zal beïnvloed worden.
- 101 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[KLEURFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Met behulp van deze functies, kunnen de beelden scherper of zachter gemaakt worden,
kunnen de kleuren van de beelden naar sepia kleuren gebracht worden of kunnen er
andere kleur effecten verkregen worden.
Toepasbare functies: ñ·n
[STANDARD]:
Dit is de standaard instelling.
[Happy]¢1:
Beeld met verbeterde helderheid en levendigheid.
¢2
[NATURAL]
:
De opname wordt zachter.
[VIVID]¢2:
De opname wordt scherper.
[B/W]:
Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA]:
Het beeld wordt sepia.
[COOL]¢2:
Het beeld wordt blauwachtig.
[WARM]¢2:
Het beeld wordt roodachtig.
¢1 Deze kan alleen ingesteld worden wanneer de Intelligent Automatische Functie ingesteld is.
¢2 Deze kan alleen ingesteld worden tijdens Normale Beeldfunctie of Bewegend Beeldfunctie.
Aantekening
• Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, kan er ruis optreden. Om ruis te voorkomen,
raden wij aan in te stellen op [NATURAL].
• In Intelligente Automatische Functie, kunt u deze functie apart instellen.
- 102 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STABILISATIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies: · ¿
[OFF]
[AUTO]:
De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]:
Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]:
De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
Aantekening
• De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
– Wanneer er veel camerabeweging is.
– Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
– In het digitale zoombereik.
– Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
– Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
• De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
• De instelling is vastgesteld op [MODE1] in bewegende beeldfunctie.
- 103 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[AUDIO OPNAME]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Geluid kan tegelijk opgenomen worden met het beeld. U kunt de conversatie tijdens het
filmen of de situatie als een memo opnemen.
Toepasbare functies: · ¿
[OFF]:
Er zal geen geluid opgenomen worden.
[ON]:
[B] wordt afgebeeld op het scherm.
Het geluid zal opgenomen worden zo snel als het beeld opgenomen wordt.
(Dit zal binnen 5 seconden stoppen)
• Als u op [MENU/SET] drukt tijdens het geluidsopname, wordt het geluidsopname geannuleerd.
Aantekening
• Het geluid wordt apart ingesteld van [AUDIO OPNAME] (P107) in de clipboardfunctie.
• Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
• Geluidsopname met dit apparaat zou niet teruggespeeld kunnen worden op andere apparatuur.
• Geluid van bewegende beelden met audio die door dit toestel opgenomen worden kunnen niet
teruggespeeld worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX)
die voor juli 2008 uitgegeven zijn.
• [AUDIO OPNAME] kan niet ingesteld worden in de volgende gevallen.
– Wanneer u opneemt met Auto Bracket
– Tijdens Burst shooting
– [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en [STERRENHEMEL] in de
scènefunctie
- 104 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[AF ASS. LAMP]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies: · ¿
[OFF]:
De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]:
Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones
worden nu afgebeeld.)
Aantekening
• Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
• Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF]
zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
• [AF ASS. LAMP] staat vast op [OFF] in [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP],
[NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.], [VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in
scènefunctie.
• [AF ASS. LAMP] kan niet ingesteld worden in Bewegend Beeld. Instelling
van andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
[RODE-OGEN CORR]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([
], [
], [
])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
Toepasbare functies: ·
¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
• Waneer de digitale rode-ogencorrectie ingesteld is op [ON], verschijnt [
• Raadpleeg P51 voor details.
] op de flitsicoon.
[KLOKINST.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P20 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt op precies dezelfde manier als [KLOKINST.] (P23) in het [SET-UP] menu.
- 105 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Instelknop: ¨
Het maken en bekijken van clipboardbeelden
(Clipboardfunctie)
Deze instelling is handig wanneer u beelden maakt van tijdroosters, routekaarten of
andere informatie i.p.v. aantekeningen maken. Ongeacht het feit dat er een kaart inzit
of niet, zijn de gegevens opgeslagen in de gewijde clipboardmap van het
ingebouwde geheugen daarom kan deze onderscheden worden van de normaal
gemaakte beelden en beschikbaar gemaakt worden om onmiddellijk bekeken te worden.
Clipboardbeelden kunnen alleen opgenomen, afgespeeld en gewist worden wanneer de
functieknop ingesteld is op [¨].
Het maken van clipboardbeelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [¨].
Maak de beelden.
• Aantal opneembare beelden wanneer u het ingebouwde geheugen alleen voor
clipboardbeelden gebruikt
Beeldgrootte
2M
Aantal opnamen
1M
81
120
– Als het ingebouwde geheugen beelden bevat die opgenomen zijn in een andere
opnamefunctie, kunnen er minder beelden opgenomen worden dan de figuren die
hierboven gegeven worden.
– Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 106 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Clipboard-opnamemenu
Het menuscherm verschijnt wanneer [MENU/SET] ingedrukt wordt tijdens opname van
clipboardbeeld.
Op 3/4 drukken om het gewenste menuonderdeel
te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
Onderdeel
[FOTO RES.]
[AUDIO
OPNAME]
Beschrijving van de instelling
Hiermee wordt de beeldresolutie gewijzigd.
2M : begininstelling (Verkies kwaliteit)
1M : verkies kwaliteit
Hiermee wordt gelijktijdig met beeld geluid (5 seconden) opgenomen.
¢ Deze instelling wordt niet weerspiegeld in [AUDIO OPNAME] (P104) in
het [OPNAME] functiemenu.
[LCD MODE]
Deze heeft dezelfde functie als de [LCD MODE] in het [SET-UP]
menu. (P24)
[KLOKINST.]
Hiermee wordt de klok ingesteld.
Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 107 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Clipboardbeelden bekijken
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(].
Stel de functieknop in op [¨].
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2:
De vorige opname terugspelen.
1:
De volgende opname terugspelen.
• Wanneer het zoomhendeltje naar [L] (W) gedraaid is, verschijnt er een scherm dat
12 beelden toont. Om terug te keren naar de volle scherm-display, het zoomhendeltje
naar [Z] (T) draaien.
∫ Clipboardbeelden wissen
De stappen die genomen worden zijn dezelfde als voor normaal wissen. Raadpleeg P46.
• Wanneer een beeld met een zoommarkering gewist wordt, zal het ook niet meer mogelijk zijn
het beeld te bekijken vóór het zoomen.
• Ook gezoomde beelden kunnen gewist worden.
Clipboardbeelden vergroten en deze opslaan in het geheugen
(zoommarkeringen)
Deze functie is handig voor het vergroten van delen of plattegronden, bijvoorbeeld, en
voor het opslaan van deze in het geheugen. Voor details over hoe beelden te vergroten,
“De terugspeelzoom gebruiken” op P44 raadplegen.
Selecteer de positie om op te nemen door zoomhendeltje en
3/4/2/1.
A
Op [MENU/SET] drukken.
• De zoommarkering [
] A verschijnt nu op het beeld dat
opgeslagen is i het geheugen.
• Om de zoomvergroting of –positie te veranderen, de stappen
hierboven herhalen.
• Om de instelling van de zoommarkering te verlaten, de
zoomvergroting terugzetten op [L] (W) (1k).
- 108 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Beelden bekijken die opgeslagen zijn in het geheugen
1 Op 2/1 drukken om het beeld te tonen met de
zoommarkering [ ].
2 Het zoomhendeltje naar [Z] (T) draaien.
Clipboard afspeelmenu
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt wordt tijdens clipboard afspelen,
verschijnt het menuscherm. (De genomen stappen zijn dezelfde als
voor het “Clipboard-opnamemenu” (P107).)
Onderdeel
Beschrijving van de instelling
Hiermee wordt de zoompositie vrijgegeven.
[ANNULEER 1 Op 2/1 drukken om een clipboardbeeld te selecteren met
MARK.]
zoommarkering [ ].
2 Druk op [MENU/SET] om te annuleren.
[KOPIE]
Hiermee kunnen klembordopnamen één voor één naar een kaart
worden gekopieerd.
¢Zoommarkeringen worden niet gekopieerd.
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
[LCD MODE] Deze heeft dezelfde functie als de [LCD MODE] in het [SET-UP] menu. (P24)
- 109 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Instellingen Tijdens Clipboard
• De volgende functies zijn vastgesteld.
Onderdeel
[RICHTLIJNEN]
([OPNAME INFO.])
Beschrijving
van
instellingen
[OFF]
[RICHTLIJNEN]
([PATROON])
Onderdeel
Beschrijving
van
instellingen
[GEVOELIGHEID]
[AUTO]
[WITBALANS]
[AWB]
[BESPARING]
([SLAAPSMODUS])
5 minuten
[AF MODE]
Ø
[ZELFONTSPANNER]
2 seconden/
uit
[I.RESOLUTIE]
[i.ZOOM]
[KWALITEIT]
›
[AF ASS. LAMP]
[ON]
[ASPECTRATIO]
X
• In de clipboardfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
– [AUTO BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/[SLIMME ISO]/[QUICK AF]/[I. EXPOSURE]/
[KORTE SLUITERT.]/[BURSTFUNCTIE]/[DIG. ZOOM]/[KLEURFUNCTIE]/[HISTOGRAM]/
[DIASHOW]/[CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.]
• De [STABILISATIE] (P103) instelling in [OPNAME] geldt ook voor de klembordfunctie.
• Andere items in het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in de normale beeldfunctie, enz.
Instelling zal weerspiegeld worden naar de clipboardfunctie.
Aantekening
• Gelieve copyrights en andere soortgelijke kwesties in gedachte houden.
• Het [AFSPELEN] functiemenu (P118) kan niet gebruikt worden.
• U kunt niet afdrukken terwijl u clipboard speelt. (Clipboardbeeld gekopieerd naar kaart kan
afgedrukt worden.)
- 110 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om namen van baby's en huisdieren en de namen van reisbestemmingen
in te voeren wanneer u opneemt. (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen
ingevoerd worden.)
Het invoerscherm afbeelden en op 4 drukken om de
letterselectie-sectie af te beelden.
• U kunt het invoerscherm afbeelden via de volgende handelingen.
– [NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] (P67) in Scènefunctie.
– [NAAM] in [GEZICHT HERK.] (P80)
– [LOCATIE] in [REISDATUM] (P84).
– [TITEL BEW.] (P119)
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te registreren.
• Druk op [DISPLAY] om te tekst te schakelen tussen [A]
(hoofdletters), [a] (kleine letters) en [&/1] (speciale letters en
cijfers).
• De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts
verplaatst worden met de zoomhendel.
• Om een spatie in te voeren, de cursor naar [SPATIE] verplaatsen, om een ingevoerd
teken te wissen, de cursor naar [WISSEN] verplaatsen of om de stoppen met bewerken
tijdens de invoer van tekst, de cursor naar [ANNUL] verplaatsen en opnieuw op [MENU/
SET] drukken.
• Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden. (Maximum van 9 letters
wanneer u namen instelt in [GEZICHT HERK.])
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [INST.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
• Display zal terugkeren naar het juiste instellingscherm.
Aantekening
• Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
- 111 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen stilstaande
beelden, alleen bewegende beelden, alleen beelden van een bepaalde categorie of alleen
favorieten.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
naar [(] en druk dan op [MENU/SET].
• Stel de functieknop in op wat dan ook behalve [¨] .
Op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om [DIASHOW] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P127) op [ON] staat
en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
• Tijdens [CATEGORIESELECTIE], op 3/4/2/1 drukken om een
categorie te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om
verder te gaan met stap 5.
Voor details over categorieën, P114 raadplegen.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te eindigen.
• Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
- 112 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
• Het menuscherm wordt hersteld wanneer [‚] ingedrukt wordt.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Terug naar het vorige beeld¢
Verder naar het volgende beeld¢
Deze handelingen kunnen alleen uitgevoerd worden in de
pauzefunctie of tijdens het afspelen van bewegend beeld.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
∫ De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling
door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het
diavoorstellingmenuscherm.
[EFFECT]
Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te
selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld
overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
• Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
• [AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
• [EFFECT] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u een diavoorstelling met alleen bewegend
beelden afspeelt.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
Onderdeel
Instellingen
[DUUR]
1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN]
OFF/ON
[OFF]:
Er zal geen geluid zijn.
[AUTO]:
Er wordt muziek afgespeeld wanneer de stilstaande
beelden afgebeeld worden en er wordt geluid
afgespeeld wanneer de bewegende beelden of
stilstaande beelden met geluid afgespeeld worden.
[GELUID]
[MUZIEK]:
Er wordt muziek afgespeeld.
[AUDIO]:
Er wordt (alleen voor bewegende beelden en
stilstaande beelden met geluid) geluid afgespeeld.
• [DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
Aantekening
• Het is niet mogelijk om nieuwe muziek toe te voegen.
- 113 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden Selecteren en deze Afspelen
([CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.])
[CATEGOR. AFSP.]
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 112 uit.
Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
.
Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te
selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
• Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
• Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden
op de kaart staan of het ingebouwde geheugen.
• Als u op [‚] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege stoppen.
• Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
- 114 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Opname-informatie bijv.
[CATEGORIE]
scènefuncties
[CATEGORIE]
[GEZICHT HERK.]¢1
*
[PORTRET],
[i-PORTRET],
[TRANSFORMEREN],
[ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
[COSMETISCHE MODUS]
,
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ZONSONDERG.],
[i-ZONSONDERG.],
[LUCHTFOTO]
.
[SPORT], [PARTY],
[KAARSLICHT],
[VUURWERK],
[STRAND], [SNEEUW],
[LUCHTFOTO]
Î
í
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
1
[BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
[HUISDIER]
[VOEDSEL]
[REISDATUM]¢2
Í
[BEWEGEND BEELD]
¢ 1 Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct
kunnen herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat,
afhankelijk van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
¢ 2 De reisdata van beelden in de clipboardmap zijn niet in categorieën ondergebracht.
[FAVORIET AFSP.]
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P127) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Voer stappen 1 en 2 op pagina 112 uit.
Druk op 3/4 om [FAVORIET AFSP.] selecteren en druk op
[MENU/SET].
Aantekening
• U kunt alleen [LCD ROTEREN], [PRINT INST.] of [BEVEILIGEN] in het [AFSPELEN] menu
gebruiken.
- 115 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Bewegende beelden terugspelen/Beelden met
geluid
Bewegende beelden
Op 2/1 drukken om een beeld te selecteren met een
bewegend beeldicoon (zoals [
]), en vervolgens op
3 drukken om terug te spelen.
C
B
A
A De tijd voor opnamen van bewegende beelden
B Pictogram voor opname van bewegende beelden
C Icoon bewegend beeld afspelen
• Nadat het afspelen start, wordt de verstreken afspeeltijd rechts
bovenaan het scherm afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als
[8m30s].
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen¢
Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen¢
Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
• Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
– Druk op 1 tijdens het afspelen om vooruit te spoelen (druk op 2 om snel terug te spoelen).
De vooruit/terugspoelsnelheid neemt toe als u opnieuw op 2/1 drukt. (De display op het
scherm gaat van 5 naar
.)
– Druk op 3 om de normale afspeelsnelheid te hernemen.
– Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
- 116 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Beelden met geluid
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen met het
geluidspictogram [
] en vervolgens op 3 drukken
om het beeld met geluid terug te spelen.
A
A Geluidsicoon
• Lees [AUDIO OPNAME] (P104) voor informatie over hoe u niet
bewegende opnamen maakt met geluid.
Aantekening
• U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P23) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
• Het formaat dat met dit toestel teruggespeeld kan worden is QuickTime Motion JPEG.
• Vergeet niet dat het programma QuickTime meegeleverd wordt om bestanden van bewegende
beelden die gemaakt zijn met het toestel terug te spelen op een PC.
• Sommige QuickTime Motion JPEG-bestanden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur kunnen niet met dit toestel teruggespeeld worden.
• Als u bewegende beelden terugspeelt die opgenomen zijn met andere apparatuur kan de
beeldkwaliteit slechter worden of kunnen de opnamen niet teruggespeeld worden.
• Beelden met geluid opgenomen met andere apparatuur zouden niet teruggespeeld kunnen
worden op dit apparaat.
- 117 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
• Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.] of [LEVELING] wordt er een nieuw bewerkt beeld
gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op het
ingebouwde geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en
dan het beeld te bewerken.
[KALENDER]
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
• U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden. (P44)
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
• Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt,
verschijnt deze maand niet.
Druk op [MENU/SET] om de beelden af te beelden
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
• Op [‚] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm.
Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
• Het gekozen beeld verschijnt.
Aantekening
• De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
• Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
• U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
• Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2010.
• Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
- 118 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TITEL BEW.]
U kunt tekst (commentaar) aan de beelden toevoegen. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
dit in de afdrukken gezet worden m.b.v. [TEKST AFDR.] (P120). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in
te stellen.
[ENKEL]
[MULTI]
• [’] wordt afgebeeld voor beelden met al
geregistreerde titels.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om (herhalen) Op 2/1 drukken
om het beeld te
in te stellen en vervolgens op
kiezen.
[MENU/SET] drukken.
• De instelling wordt geannuleerd wanneer
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
[DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
De tekst invoeren. (P111)
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
• Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
• U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software
op de CD-ROM (meegeleverd).
• U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI].
• U kunt [TITEL BEW.] niet gebruiken voor de volgende soorten beelden:
– Bewegende beelden
– Beveiligde opnamen
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 119 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TEKST AFDR.]
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan
[
] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in
te stellen.
[ENKEL]
[MULTI]
• [‘] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om (herhalen) Op 2/1 drukken
om het beeld te
in te stellen en vervolgens op
kiezen.
[MENU/SET] drukken.
• De instelling wordt geannuleerd wanneer
[DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
- 120 -
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
Geavanceerd (Terugspelen)
Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk
dan op 1.
Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Onderdeel
Instellingsitem
[OFF]
[OPNAMEDATUM]
[ZON. TIJD]:
Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[OFF]
[NAAM]
[
Drukt namen af die geregistreerd zijn in de
naaminstellingen voor [GEZICHT HERK.].
]:
[
]:
Drukt namen af die geregistreerd staan in de
naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] of
[HUISDIER] in Scènefunctie.
[OFF]
[LOCATIE]
[ON]:
Drukt de naam van de reisbestemming af die ingesteld
is onder [LOCATIE].
[OFF]
[REISDATUM]
[ON]:
Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[REISDATUM].
[OFF]
[TITEL]
[ON]:
De Titelinvoer in de [TITEL BEW.] zal afgedrukt
worden.
- 121 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Op [MENU/SET] drukken.
• Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een opname met een grotere beeldresolutie dan
[
] wordt de beeldresolutie kleiner dan wat u hieronder ziet.
Aspectratio instellen
Beeldgrootte
/
X
/
/
>
Y
/
/
/
>
W
/
/
/
>
] of [
], selecteert, op 3 drukken om [JA] te selecteren voor het
afdrukken van [LEEFTIJD] en druk dan op [MENU/SET] en ga verder naar stap 7.
• Wanneer u [
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het
beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [
minder.
] of
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
• Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
• Wanneer er tekst op de [
]/[
]/[
] gedrukt is, is het moeilijk te lezen.
• Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen.
– Bewegende beelden
– Beelden met geluid
– Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
– Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.]
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 122 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en de grootte.
Instelling [ENKEL]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te
selecteren en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 2/1 drukken om de grootte¢
te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
¢ Alleen de groottes die de beelden aan
kunnen nemen kunnen worden afgebeeld.
Instelling [MULTI]
1 Op 3/4 drukken om de grootte te
kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt
2
[MULTI]
wordt, wordt er een uitleg van het
voorzien van nieuwe grootte afgebeeld.
Op 3/4/2/1 drukken om het
beeld te kiezen en vervolgens op
[DISPLAY] drukken.
• Herhaal deze stap voor elk beeld en
druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI]
geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
• Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
• Bewegende beelden, beelden met geluid en beelden die bestempeld zijn met [TEKST AFDR.]
kunnen niet van nieuwe grootte voorzien worden.
- 123 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[BIJSNIJD.]
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Reductie
Gebruik het zoomhendeltje
en druk op 3/4/2/1 om de
te knippen delen te
selecteren.
Vergroting
()
De positie verplaatsen
Zoomhendel (T): Vergroting
Zoomhendeltje (W): Reductie
3/4/2/1: Verplaatsen
()
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [‚] drukken om terug te keren naar het
menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• De beeldresolutie van het geknipte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het origineel
afhankelijk van de snijdgrootte.
• De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
• Beelden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen wellicht niet geknipt worden.
• Bewegende beelden, beelden met geluid en beelden die bestempeld zijn met [TEKST AFDR.]
kunnen niet geknipt worden.
• Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [BIJSNIJD.] ondergaan hebben.
- 124 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[LEVELING]
Enigszins kantelen van het beeld kan afgesteld worden.
Selecteer [LEVELING] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Druk op 2/1 om de kanteling bij te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
1: met de klok mee
2: tegen de klok in
• Tot 2 o kan afgesteld worden.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Beeldkwaliteit kan ruw worden wanneer het recht zetten uitgevoerd wordt.
• Opgenomen pixels kunnen afnemen in vergelijking met het originele beeld wanneer het
rechtzetten uitgevoerd worden.
• Recht zetten zou niet uitgevoerd kunnen worden op beelden die opgenomen zijn met andere
apparatuur.
• Bewegende beelden, beelden met geluid en beelden die bestempeld zijn met [TEKST AFDR.]
kunnen niet uitgelijnd worden.
• Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [LEVELING] ondergaan hebben.
- 125 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[LCD ROTEREN]
Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze
gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
• Lees P43 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
• De display wordt niet gedraaid tijdens Meervoudige terugspeelfunctie (P44).
- 126 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[FAVORIETEN]
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
• Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
• De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
• Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN]
ingesteld is op [OFF]. Bovendien zal [Ü] niet verschijnen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze
eerder op [ON] gezet is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan
op 4 drukken.
• Herhaal de bovenstaande procedure.
• Als 4 opnieuw ingedrukt wordt, wordt de favoriete instelling
geannuleerd.
∫ Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
Aantekening
• U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
• Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P47)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
- 127 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[PRINT INST.]
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u beelden die op het ingebouwde geheugen staan af wenst te laten drukken
door een fotograaf, dient u deze beelden naar een kaart (P132) te kopiëren en vervolgens
de afdrukinstelling in te stellen.
Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
[MULTI]
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk dan op
[MENU/SET].
• Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet
mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 128 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken.
∫ De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
• Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
• Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
• De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Aantekening
• Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
• Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
• Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
• Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet
ingesteld worden.
- 129 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[BEVEILIGEN]
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
[MULTI]
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
• Deze stappen herhalen voor elk beeld.
• De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
Op [‚] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
∫ Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
• De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
• Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
• Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de
Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
- 130 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[GEZ.HERK. BEW.]
U kunt de informatie m.b.t. de Gezichtsdetectie wissen of veranderen voor het
geselecteerde beeld.
Selecteer [GEZ.HERK. BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om [REPLACE] of [DELETE] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan
op [MENU/SET] drukken.
• U kunt geen beelden selecteren waarvoor de informatie van
Gezichtsdetectie niet geregistreerd is.
Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [DELETE] > stap 6.
• U kunt een persoon die niet geregistreerd is kunt u niet
selecteren.
Op 3/4/2/1 drukken om de te vervangen persoon
te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het
menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Gewiste informatie m.b.t. de [GEZICHT HERK.] kan niet hersteld worden.
• Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• U kunt de informatie van de Gezichtsdetectie van beschermde beelden niet bewerken.
- 131 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[KOPIE]
Informatie van opnamen die u hebt gemaakt kan van het ingebouwde geheugen naar een
kaart worden gekopieerd, van een kaart naar het ingebouwde geheugen of van een kaart
naar de speciale klembordmap.
• Wanneer u clipboardbeelden naar een kaart kopieert, [KOPIE] selecteren op het clipboard
afspeelmenu. (P109)
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P20)
Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen
zijn opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de
kaart. > stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart
naar het ingebouwde geheugen. > stap 3.
: De beelden worden één voor één gekopieerd van de
kaart naar de daaraan gewijde clipboardmap (intern
geheugen). (Bewegende beelden kunnen niet
gekopieerd worden.) > stap 3.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beeldenkopieert, zal het
kopiëren halverwege stoppen.
• Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
• Als u beeldgegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet voldoende vrije
ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden. We raden aan een
kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dat het ingebouwde geheugen (ongeveer 40 MB).
• Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [
] geselecteerd is, wordt er een nieuw
mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde
naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld
wanneer [
] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P159)
• Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
• Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
• [PRINT INST.] of [BEVEILIGEN] instellingen zullen niet gekopieerd worden. Voer de
instellingen opnieuw uit nadat het kopiëren voltooid is.
- 132 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
• Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
• Als de computer die gebruikt wordt geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan er
een bericht verschijnen dat u uitnodigt tot het formatteren. (Als u hiermee instemt,
zullen de gemaakte beelden gewist worden, kiest u dus niet voor formatteren.)
Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande
ondersteunende site.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
• U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik
van de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd) is een
handige manier om dit te doen.
• Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
Stel de functieknop in op wat dan ook behalve [¨].
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC
communiceren, hoort u het alarm.
Raadpleeg “ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken” (P134) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
• Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing
kunnen veroorzaken.
- 133 -
Aansluiten op andere apparatuur
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
• Als [USB MODE] (P26) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
• Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE]
ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om het
scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel dan
[USB MODE] weer in op [PC].
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
SELEC
INST.
Dubbel klikken op [Removable Disk] in [My Computer].
• Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbel klikken op [DCIM] map.
M.b.v. een slepen-en-laten vallen-operatie, de beelden die u wilt
verkrijgen of de map waar deze beelden in opgeslagen zitten naar
een andere map op de PC verplaatsen.
∫ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken
• Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
• Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
• Als het toestel aangesloten is in clipboardfunctie, worden de gegevens van het ingebouwde
geheugen afgebeeld zelfs als er een kaart erin zit.
- 134 -
Aansluiten op andere apparatuur
∫ De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
1
Mapnummer
2
Bestandsnummer
3
JPG:
MOV:
MISC:
Opnamen
Bewegende beelden
DPOF-print
Favorieten
PRIVATE1:
(Alleen ingebouwd
geheugen)
Clipboardbeelden
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
• Nadat [NR. RESET] (P26) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
• Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
• Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
∫ Verbinding in de PTP-functie (alleen WindowsR XP, Windows VistaR , WindowsR 7
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
• Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
- 135 -
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
• Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
Stel de functieknop in op wat dan ook behalve [¨].
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de
printer verbonden zin, gaat het alarm af. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken
onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
Sluit het toestel aan op een printer met de USB-kabel A (bijgeleverd).
• Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt de icoon van verbod
kabelloskoppeling [å]. De USB kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
SELEC
- 136 -
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
• U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
• De beelden die opgenomen zijn in clipboardfunctie, kopieer deze naar een kaart (P109), en
druk deze dan af.
Een beeld kiezen en uitprinten
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
PictBridge
100-0001
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
VEELV. AFDR.
SELEC
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg P139 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
• Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 137 -
PRINTEN
ENKELVOUDIG SELECT.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
INST.
1
Aansluiten op andere apparatuur
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Op 3 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
PictBridge
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
PRINT INST. (DPOF)
FAVORIETEN
selecteren en de beelden afdrukken.
ANNUL
Onderdeel
SELEC
INST.
Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
• Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en dan verschijnt er,
wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, [é] op de af te drukken beelden.
(Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de instelling
geannuleerd.)
• Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[PRINT
INST.(DPOF)]
Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P128)
[FAVORIETEN]¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P127)
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P127)
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg P139 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
• Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 138 -
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
1
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Printinstellingen
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap 3 van de
“Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in.
• Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [{] en stelt u
ANNUL SELEC
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
• Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, zullen de items [PRINT MET DAT.] en
[AANTAL PRINTS] niet worden weergegeven.
OFF
1
EXIT
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
[OFF]
Datum wordt niet afgedrukt.
[ON]
Datum wordt afgedrukt.
• Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
• Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
• Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
• Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P120) of het instellen van het
afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P128) instelling voordat u naar
een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[AANTAL PRINTS]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
- 139 -
Aansluiten op andere apparatuur
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mmk127 mm
[2L/5qk7q]
127 mmk178 mm
[POSTCARD]
100 mmk148 mm
[16:9]
101,6 mmk180,6 mm
[A4]
210 mmk297 mm
[A3]
297 mmk420 mm
[10k15cm]
100 mmk150 mm
[4qk6q]
101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q]
203,2 mmk254 mm
[LETTER]
216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE]
54 mmk85,6 mm
• Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
- 140 -
Aansluiten op andere apparatuur
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
á
1 beeld zonder frame op 1 pagina
â
1 beeld met een frame op 1 pagina
ã
2 beelden op 1 pagina
ä
4 beelden op 1 pagina
• U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
∫ Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u
[LAY-OUT PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier,
[LAY-OUT PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1
voor elk van de 4 beelden.
Aantekening
• Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
• Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
- 141 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
Voorbereiding:
[TV-ASPECT] instellen. (P27)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan en schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar op [(].
Aantekening
• Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
• Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
• De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
• Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
• U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
- 142 -
Aansluiten op andere apparatuur
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart
De gemaakte stilstaande beelden kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf.
Aantekening
• Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
• Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden. Om bewegende beelden terug te
spelen, het toestel op de TV aansluiten met de AV-kabel (bijgeleverd).
• SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen afgespeeld worden op
compatibele televisies.
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting
U kunt beelden en bewegende beelden van hoge kwaliteit verkrijgen op de TV door het
toestel te verbinden met de HDMI compatibele hoge definitie-TV m.b.v. de
HDMI-minikabel (optioneel).
Wat is HDMI?
HDMI is de interface voor digitale inrichtingen. Wanneer dit apparaat verbonden is aan
een HDMI compatibele inrichting, kunnen het beeld en het geluid uitgegeven worden
met een digitaal signaal. Als u dit apparaat aan een HDMI -compatibele hoge
definitie-TV verbindt en vervolgens de opgenomen hoge definitie definitiebeelden
afspeelt, kunt u deze in hoge resolutie verkrijgen met geluid van hoge kwaliteit.
Als u dit toestel aansluit op een Panasonic-TV die compatibel is met VIERA Link, is het
mogelijk gekoppelde handelingen (VIERA Link) uit te voeren. (P146)
- 143 -
Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding: Controleer de [HDMI-FUNCTIE]. (P27)
Schakel het toestel en de televisie uit.
HDMI IN
1 HDMI-aansluiting
2 TV met HDMI-aansluiting
3 HDMI mini (C-type)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-minikabel (optioneel)
• Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de stekker
vasthoudt. (Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan).
De HDMI-minikabel B (optioneel) met op de HDMI-inputaansluiting
op de TV verbinden.
Sluit de HDMI-minikabel aan op de [HDMI]-aansluiting op de camera.
Zet de TV aan en schakel over naar de HDMI-ingang.
Zet het toestel aan en schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar op [(].
• Wanneer [VIERA Link] (P28) op [ON] staat en de camera wordt aangesloten op een TV
die VIERA Link ondersteunt, wordt de ingang van de TV automatisch omgeschakeld en
wordt het afspeelscherm weergegeven (P146).
(Behalve voor Clipboardfunctie)
- 144 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Afhankelijk van de [ASPECTRATIO], zouden er stroken afgebeeld kunnen worden bovenaan
en onderaan of links en rechts van de beelden.
• Gebruik geen andere kabels dan echte Panasonic HDMI minikabels (RP-CDHM15,
RP-CDHM30; optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
• Tijdens HDMI-output, wordt er geen beeld afgebeeld op de LCD-monitor.
• Uitgave van de HDMI-minikabels heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel en de
HDMI-minikabel verbonden zijn.
• HDMI-output is niet mogelijk, zelfs als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
• De HDMI-aansluiting is uitgeschakeld en de aansluiting met de USB aansluitkabel zal de
prioriteit hebben wanneer de USB aansluitkabel aangesloten wordt terwijl de HDMI-minikabel
aangesloten is.
• Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
• De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
• Het geluid zal afgespeeld worden als mono.
• De volgende functies kunnen in de Afspeelfunctie niet ingesteld worden.
[TITEL BEW.], [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.], [LEVELING], [GEZ.HERK. BEW.],
[KOPIE], meervoudige selectie, enz.
- 145 -
Aansluiten op andere apparatuur
Afspelen m.b.v. VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)
Wat is VIERA Link?
• Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV
eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel
(optioneel) voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het
VIERA Link-compatibele apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
• VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde
handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet
gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link
gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
• Dit apparaat is compatibel met VIERA Link Ver.5. VIERA Link Ver.5 is de nieuwste
Panasonic versie en is ook compatibel met de bestaande Panasonic
VIERA Linkinrichtingen.(Per december 2009)
Voorbereiding: Zet de [VIERA Link] op [ON]. (P28)
Dit apparaat verbinden aan een Panasonic TV die compatibel is met
VIERA Link met een HDMI minikabel (optioneel) (P143).
Zet het toestel aan en schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar op [(].
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Panasonic TV compatibel met VIERA Link
1 [OPTION]
2 [OK]
3 [RETURN]
¢ De vorm van de afstandsbediening varieert afhankelijk van de regio. Hanteer de volgende
TV-gids die op het scherm afgebeeld wordt.
- 146 -
Aansluiten op andere apparatuur
∫ Handige functies
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Dit wordt afgebeeld aan het begin wanneer u de
VIERA Link gebruikt.
3/4/2/1: Selecteer het beeld.
Meervoudig terugspelen [OK]:
Ga naar de één-schermdisplay.
Rode toets: Schakel de af te spelen gegevenstypen.
[OPTION]:
Beeld het selectiescherm van de
Afspeelfunctie af.
• Het soort gegevens voor afspelen verandert in de volgorde van
[ALLE] > [!] > [
] > [ALLE].
• Ofwel de [NORMAAL AFSP.], [DIASHOW], [CATEGOR. AFSP.],
[KALENDER]of de [FAVORIET AFSP.] kan geselecteerd worden
in het selectiescherm van de Afspeelfunctie.
Eén-schermdisplay
A
Selecteer het beeld terwijl u zich in Meervoudig
Terugspelen bevindt en druk dan op [OK].
2/1:
Ga naar het vorige/volgende beeld.
3:
Beeld de opname-informatie af.
4:
Keer terug naar Meervoudig Afspelen.
[OK]:
Speel het bewegend beeld af (wanneer
bewegend beeld geselecteerd is).
Het geluid afspelen (wanneer het beeld met
geluid geselecteerd is).
Rode toets: Start de Diavoorstelling.
[OPTION]:
Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
• Gebruik tijdens het afspelen van de film 2/1 om vooruit/
achteruit te gaan en 4 om het afspelen te stoppen.
Diavoorstelling
A
Druk op de Rode toets tijdens de één-schermdisplay.
2/1:
Ga naar vorige/volgende beeld (wanneer de
Diavoorstelling gepauzeerd wordt/wanneer er
bewegend beeld afgepespeeld wordt).
4:
Beëindig de Diavoorstelling en keer terug naar
één-schermdisplay.
[OK]:
Pauze.
[OPTION]:
Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
• Om het geluid van de bewegende beelden af te spelen, de
[GELUID] in het instellingscherm van de Diavoorstelling instellen
op [AUTO] of [AUDIO].
A bedieningsicoon
- 147 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Bedieningsiconen worden verborgen door op [RETURN] te drukken of als er geen bediening
uitgevoerd wordt gedurende een bepaalde tijd wanneer de bedieningsiconen afgebeeld
worden. De bedieningsiconen worden afgebeeld wanneer één van de volgende toetsen
ingedrukt wordt terwijl de bedieningsiconen niet afgebeeld worden.
– 3/4/2/1, [OK], [OPTION], [RETURN], Rode toets, Groene toets, Gele toets
• Als de TV over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit
toestel niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
• Wanneer [VIERA Link] (P28) van dit toestel op [ON] staat, kan dit toestel slechts beperkt met
behulp van de knop worden bediend.
• VIERA Link moet op de aangesloten TV worden geactiveerd. (Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de TV om te lezen hoe u instelt enz.)
• Als u VIERA Link niet gebruikt, stel [VIERA Link] (P28) dan in op [OFF].
∫ Andere gekoppelde handelingen
Het toestel uitzetten:
Als u de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening voor de TV, gaat dit toestel ook
uit. (Als u het toestel met een USB-kabel aansluit op een PC, blijft het toestel aan.)
Automatische ingangsschakeling:
• Als u een HDMI-minikabel aansluit en het toestel vervolgens aanzet, wordt het ingangskanaal
op de TV automatisch gewisseld naar het scherm van het toestel. Als de TV stand-by staat,
gaat hij automatisch aan (als de [Power on link]-instelling [Set] voor de TV geselecteerd is).
• Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor
de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor
de TV.)
• Ga naar pagina 167 als VIERA Link niet goed werkt.
Aantekening
• Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
• Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
• Bediening is niet mogelijk met een kabel die niet voldoet aan de HDMI-standaard.
Gebruik geen andere kabels dan echte Panasonic HDMI minikabels (RP-CDHM15,
RP-CDHM30; optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
• VIERA Link werkt niets, zelfs niet als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
• [HDMI-FUNCTIE] (P27) voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link
werkt.
- 148 -
Overige
Overige
Schermdisplay
∫ In Opname
Opnemen met de normale opnamefunctie [!] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
2 Flitsfunctie (P50)
3 AF-zone (P38)
4 Focus (P38)
5 Beeldgrootte (P89)
6 Kwaliteit (P90)
7 Batterij-aanduiding (P11)
8 Aantal opnamen¢1 (P170)
9 Ingebouwd geheugen (P15)
: Kaart (P15) (alleen afgebeeld tijdens
opname)
10 Opnamestaat
11 ISO-gevoeligheid (P92)
12 Sluitertijd (P38)
13 Lensopening (P38)
14 Optische beeldstabilisator (P103)/
: Waarschuwingsbeweging (P39)
- 149 -
Overige
∫ Tijdens de opname (na het instellen)
15 AF-opsporing (P97)
: AF-macrofunctie (P55)
: Macro-zoomfunctie (P56)
16 Witbalans (P93)
17 ISO-gevoeligheid (P92)
maximum niveau ISO-gevoeligheid (P91)
18 Kleurfunctie (P102)
19 Opnamekwaliteit (P75)
20 Beschikbare opnametijd (P74): R8m30s
21 AF-Puntzone (P95)
22 Naam¢ 2 (P67)
23 Histogram (P49)
24 Reisdatum (P84)
25 Verstreken opnametijd (P74)
AF-opsporingoperatie (P35, 97)
: Intelligente ISO (P91)
26 Huidige datum en tijd/“: Reisdatum ingesteld¢3 (P87)
Zoom/Extra optische zoom (P40)/Intelligente Zoom (P40)/Digitale Zoom (P40, 101):
W
27 Minimum sluitertijd (P99)
28 Leeftijd¢ 2 (P67)
Locatie¢3 (P84)
29 Cosmetische Functie (P60)
30 Belichtingscompensatie (P58)
31 LCD-functie (P24)/
ECO : Energiebesparing LCD (P25)
32 Intelligente Belichting (P98)
33 Intelligente Resolutie (P101)
34 Snelle AF (P98)/
: AF assistentielamp (P105)
35 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P84)
36 Burstfunctie (P100)/
: Auto bracket (P59)/B: Geluidsopname (P104)
37 Zelfontspanner functie (P57)
¢1 [i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden.
¢2 Dit wordt afgebeeld gedurende 5 seconden wanneer het toestel aangezet wordt in [BABY1]/
[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie.
¢3 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
- 150 -
Overige
∫ In Terugspelen
1 Terugspeelfunctie (P43)
2 Beveiligd beeld (P130)
3 Favorieten (P127)
: Zoommarkering (P108)
1/7
1
4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P120)
5 Beeldgrootte (P89)
Opnamekwaliteit (P75)
6 Kwaliteit (P90)
7 Batterij-aanduiding (P11)
10:00 1.DEC.2010
8 Map/bestandsnummer (P135)
Ingebouwd geheugen (P15)
Verstreken opnametijd (P116): 8m30s
9 Beeldnummer/Totaal opnamen
10 Bewegende-beeldenopname (P116): 8m30s
11 Histogram (P49)
12 Belichtingscompensatie (P58)
13 Opname-informatie (P48)
14 Favorieten (P127)
15 Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P87)/Naam¢ (P67, 80)/Locatie¢ (P84)/Titel¢
(P119)
16 Leeftijd (P67)
17 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P84)
18 LCD-versterking (P24)
ECO : Energiebesparing LCD (P25)
19 Kleurfunctie (P102)
Cosmetische Functie (P60):
20 Aantal afdrukken (P128)
21 Geluid terugpelen (P116)
: Bewegende beelden terugspelen (P116)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P136)
¢ Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [TITEL], [LOCATIE], [NAAM] ([BABY1]/[BABY2],
[HUISDIER]), [NAAM] ([GEZICHT HERK.]).
- 151 -
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Houd het toestel uit de buurt van magnetische apparatuur (zoals magnetrons,
televisie, videospelletjes, enz.).
• Indien u het toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen de opnamen en de audio
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
• Gebruik het toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon omdat het geluid ervan een
nadelige invloed kan hebben op de opnamen en de geluiden.
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
• De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op het toestel en storingen van beelden en geluiden
veroorzaken.
• Als het toestel de invloed van magnetische geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dient u het toestel uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
netspanningsadapter (optioneel) los te maken, en vervolgens de batterij weer terug te plaatsen
of de netspanningsadapter weer aan te sluiten. Hierna schakelt u het toestel weer in.
Gebruik de digitale fotocamera niet in de nabijheid van hoogspanningsdraden of
hoogspanningsleidingen.
• Opnemen in de buurt van hoogspanningsdraden of hoogspanningsleidingen kan nadelige
gevolgen hebben voor de opnamen of geluiden.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
• Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
• Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
- 152 -
Overige
Zorgdragen voor de fotocamera
• De lens en de aansluitingen niet aanraken met vuile handen. Tevens erop letten geen
vloeistoffen, zand en andere vreemde deeltjes in de buurt te doen komen van de lens,
knoppen, enz.
• Het toestel niet hard schudden of stoten bezorgen door het te laten vallen of het ergens
tegen aan laten slaan. Geen zware druk uitoefenen.
Het toestel kan slecht werken, het maken van beelden zou onmogelijk kunnen worden of de
lens, de LCD-monitor of de buitenkant zouden beschadigd kunnen raken.
• We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
• Geen andere spullen aan de handriem hangen die bij het toestel wordt
geleverd. Bij het opbergen zou er anders iets tegen de LCD-monitor kunnen
komen en zou deze zo beschadigd kunnen worden.
• Bijzonder voorzichtig zijn in de volgende gevallen aangezien deze er
voor kunnen zorgen dat het toestel slecht gaan werken.
– Plaatsen met veel zand of stof.
– Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals wanneer u het gebruikt op
een regenachtige dag of op het strand.
• Dit toestel is niet waterbestendig. Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een
droge doek gebruiken om het toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Als het apparaat niet normaalt werkt, gelieve contact opnemen met de dealer waar u het
toestel gekocht heeft of met het reparatieservicecentrum.
Over condens (Als de lens beslagen is)
• Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Op condens
letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of storing veroorzaakt.
• Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De
mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt
komt van de kamertemperatuur.
- 153 -
Overige
Schoonmaken
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen
(optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel
afwrijven met een droge zachte doek.
• Wanneer het toestel bevuild is, kan deze schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgeknepen vochtige doek en daarna met een droge doek.
• Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het
deklaagje zou kunnen aantasten.
• Wanneer u een chemische doek gebruikt, er zeker van zijn de bijgesloten instructies te volgen.
Over de LCD-monitor
• Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
• Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor aanvankelijk
een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden
zodra het toestel zelf opgewarmd is.
De LCD-monitor wordt geproduceerd met hoge-precisietechnologie. Toch kunnen er
donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect.
De LCD-monitors hebben meer dan 99,99% effectieve pixels met nauwelijks 0,01%
van de pixels die niet actief zijn of altijd oplichten. De punten zullen niet opgenomen
worden op beelden op het ingebouwde geheugen of een kaart.
Over de Lens
• Niet hard op de lens drukken.
• Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
- 154 -
Overige
Batterij
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
• Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder
(meegeleverd).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of
de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
• Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel
stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op
stap gaat.
• U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
• Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
• Batterijen hebben een beperkte levensduur.
• Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
• Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Oplader
• Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
• De oplader 1 m of meer verwijderd houden van radio’s.
• De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
• Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
• De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
- 155 -
Overige
Kaart
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
• De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
• De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
• Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
• “Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement
veranderen en dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel
verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens
die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat
of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Over de persoonlijke informatie
Als er een naam of verjaardag ingesteld is voor [BABY1]/[BABY2]/de functie van
gezichtsdetectie, wordt deze persoonlijke informatie in het toestel gehouden en wordt
deze in het opgenomen beeld gezet.
Ontkoppeling
• Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien
• De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P26)
• Als er beelden opgeslagen zijn in het ingebouwd geheugen, deze naar de geheugenkaart
(P132) kopiëren voordat u het ingebouwd geheugen (P28) formatteert zoals nodig.
• Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
• Ingebouwd geheugen en instellingen kunnen terugkeren naar fabriekstandaard wanneer het
toestel gerepareerd wordt.
• Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens
storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve
“Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart” op P156 raadplegen.
- 156 -
Overige
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
• De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40% tot 60%)
• De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
• Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
• Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
• We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Over de Beeldgegevens
• Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Over statieven met drie poten of met één poot
• Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
• U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
• Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestellichaam en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen
als het toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één
poot.
• Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één
poot.
• Sommige statieven met drie poten of met één poot kunnen niet bevestigd worden wanneer de
DC-koppelaar (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) verbonden zijn.
- 157 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART TEGEN SCHRIJVEN BEVEILIGD]
> De Schrijfbeveiligingschakelaar op de kaart is verplaatst naar [LOCK]. De beveiliging
terugverplaatsen om deze te ontgrendelen. (P16)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P130)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
• Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P28)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
• Het aantal beelden dat tegelijkertijd ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is
voor [MULTI WISSEN] (P47), [FAVORIETEN] (P127), [TITEL BEW.] (P119), [TEKST AFDR.]
(P120) of [BIJSNIJD.] (P124) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
• Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
• [TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
• Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
– Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
- 158 -
Overige
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
• De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
– Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
– Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
• Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
• Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P28) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
• Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P28)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
• Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET
WORDEN GEBRUIKT.]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P16)
• SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
• SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
• SDXC-geheugenkaart (48 GB tot 64 GB)
[PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.]
• Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Doe een andere kaart erin.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
• Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet
de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
• De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Doe een andere kaart erin.
- 159 -
Overige
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 6” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Class 6”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P28) te formatteren.
• Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
• U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P135)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P28)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P26)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN
VOOR 16:9 TV]
• De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P27)
• Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P133, 136)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
• De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
[ACCU IS LEEG]
• De resterende batterijstroom is laag.
> De batterij opladen.
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
• De batterij kan niet herkend worden door het toestel.
> Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een
echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde
Servicecentrum.
• De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is.
> Verwijder vuil enz. van het uiteinde.
- 160 -
Overige
Problemen oplossen
Probeer eerst de volgende procedures (P161 tot 169).
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P26) te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
• De batterij is er niet goed ingedaan. (P13)
• De batterij is op.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
• Is [SLAAPSMODUS] (P25) van de [BESPARING] Functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
• De batterij is op.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
• De batterij is op.
• Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [BESPARING] Modus, enz. (P25)
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
• Als u het toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) aansluit op een met
VIERA Link-compatibele TV en de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening van de TV,
gaat dit toestel ook uit.
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA Link] dan op [OFF]. (P28)
Het [CHARGE] lampje knippert.
• Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
• Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
- 161 -
Overige
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
• Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar de [!] instelling geschoven? (P30)
• Is de functieknop correct ingesteld?
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P46)
Het opgenomen beeld is witachtig.
• Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P8) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
• Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P40)
• Is dit beeld gemaakt in [SPELDENPRIK] in scènefunctie?
Het beeld is te licht of te donker.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P58)
• Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> Stel de [KORTE SLUITERT.] (P99) in op langzamere snelheid.
Er worden 2 of 3 beelden één voor één genomen.
> Auto bracket (P59), [HI-SPEED BURST] (P69), [FLITS-BURST] (P70) in scènefunctie of
[BURSTFUNCTIE] (P100) van het [OPNAME] functiemenu op [OFF] instellen.
Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
• Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P37)
• Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P39)
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer er beelden gemaakt worden op donkere plekken,
daarom het toestel stevig vasthouden met beide handen om de beelden te maken. (P32)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P57)
- 162 -
Overige
Het is niet mogelijk beelden maken m.b.v. auto bracket.
• Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P92)
> Stel [KLEURFUNCTIE] in op [NATURAL]. (P102)
> Beelden op heldere plekken maken.
• Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
• Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Wanneer u beelden maakt of de sluiterknop half indrukt, zouden er roodachtige
strepen kunnen verschijnen op de LCD-monitor. Anders kan er een gedeelte of
de hele LCD-monitor roodachtig worden.
• Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het onderwerp
een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen zich voordoen in
de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
• Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm
niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel licht.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 6” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
> Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Class 6”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te
maken en vervolgens (P28) te formatteren.
Het onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing lukt niet)
• Als het onderwerp andere kleuren heeft dan de omtrek, de AF-zone instellen op de voor het
onderwerp specifieke kleuren door die zone uit te lijnen met de AF-zone. (P97)
- 163 -
Overige
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
• Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden,
afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het
beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede
hoek gebruikt is. Dit is geen storing.
LCD-monitor
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
• LCD monitor zal uitgaan wanneer[SLAAPSMODUS] (P25) van de [BESPARING] Functie
geactiveerd is.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
De LCD-monitor wordt even donkerder of helderder.
• Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
• Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
• De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
• [SPANNING LCD] is geactiveerd. (P24)
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
• Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Ruis op de LCD-monitor.
• In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
- 164 -
Overige
Flits
De flits is niet geactiveerd.
• Staat de flitsinstelling op [Œ]?
> De flitsinstelling wijzigen. (P50)
• De flitsfunctie is niet beschikbaar wanneer auto bracket (P59) of [BURSTFUNCTIE] (P100) in
[OPNAME] functiemenu ingesteld is.
Flits wordt verschillende keren geactiveerd.
• De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P51) ingesteld is.
• Is [FLITS-BURST] (P70) in scènefunctie gezet?
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
• Is [LCD ROTEREN] (P126) ingesteld op [ON].
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
• Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar ingesteld op [(]? (P43)
• Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
• Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
• Is [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor terugspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P43)
• Waren de beelden gemaakt in Clipboardfunctie?
> Playback in Clipboardfunctie. (P108)
- 165 -
Overige
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het
scherm wordt zwart.
• Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
• Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P28)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Met een Kalenderzoektocht, worden de beelden afgebeeld op data die
verschillen van de werkelijke data waar de beelden op gemaakt werden.
• Is de klok van de camera goed ingesteld? (P17)
• Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
• Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
• Wanneer de Digitale Rode-ogenreductie ([
], [
], [
]) in werking is, als u een beeld
maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode
gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de Digitale Rode-ogenreductiefunctie.
> Het wordt aangeraden een beeld te maken met flitsfunctie ingesteld op [‡], [‰] of [Œ], of
[RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu ingesteld op [OFF]. (P105)
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
• Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden.
• Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens de opname van bewegend beeld. Als dit
gebeurt, valt er een klikkend geluid te horen en dit geluid zou opgenomen kunnen worden op
de bewegende beelden. Dit is geen storing.
- 166 -
Overige
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
• Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
• Uitvoer vanaf de [HDMI]-aansluiting is niet mogelijk wanneer het toestel is verbonden met de
PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
• Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
• Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Het toestel aan de TV verbinden met de AV kabel (bijgeleverd) of met en de
HDMI-minikabel (optioneel) en dan de bewegende beelden afspelen op die op de camera
staan. (P142, 144)
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P27)
VIERA Link werkt niet.
• Is het toestel goed aangesloten met de HDMI-minikabel (optioneel)? (P143)
> Vergewis u ervan dat de HDMI minikabel (optioneel) goed is aangesloten.
• Staat [VIERA Link] op dit toestel op [ON]? (P28)
> Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening
voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de
gebruiksaanwijzing voor de TV.)
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Zet het toestel uit en weer aan.
> Stel [VIERA Link] in op [Off] op de TV en zet het daarna weer op [On]. (Zie de
gebruiksaanwijzing van het TV-toestel voor meer informatie.)
> Controleer de [VIDEO UIT] instelling. (P27)
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
• Is het toestel correct aangesloten op de PC?
• Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Stel in op [PC] in [USB MODE]. (P26, 133)
- 167 -
Overige
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
• Wanneer de functieknop ingesteld is op [¨], zal de inhoud van het ingebouwde geheugen
afgebeeld worden.
> Stel de functieknop in op wat dan ook behalve [¨].
De kaart wordt niet door de PC herkend (er wordt een SDXC-geheugenkaart
gebruikt)
> Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
> Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart
te formatteren. Doe dit niet.
> Als [TOEGANG] op de LCD-monitor weergegeven wordt en niet verdwijnt, sluit de
USB-verbindingskabel dan af na de stroom te hebben uitgeschakeld.
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
• Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P26, 136)
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
> Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze functie
te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P29)
] en kies dan het [~]
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
• Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P105) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
De AF-lamp gaat niet aan.
• Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P105)
• De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het toestel wordt warm.
• Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
De lens klikt.
• Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de lens
klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet beïnvloed.
Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is geen storing.
- 168 -
Overige
De klok is opnieuw ingesteld.
• Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [AUB KLOK INSTELLEN] bericht zal afgebeeld worden; gelieve de klok opnieuw instellen.
Wanneer u beelden maakt, zal het niet mogelijk zijn de correcte datum op te nemen zonder
de klok in te stellen. (P17)
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd
en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
• Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervormd wordt of dat de randen gekleurd zijn,
afhankelijk van de zoomvergroting wegens de kenmerken van de lens, maar dit is geen storing.
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
• Wanneer u de Extra Optische Zoom of de Intelligente Zoom gebruikt, zal de zoomwerking
tijdelijk stoppen. Dit is geen storing.
Zoom gaat niet naar maximum vergroting.
• Is het toestel ingesteld op macro-zoomfunctie? (P56)
Maximum zoom tijdens macro zoomfunctie is 3k digitale zoom.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
• Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P135)
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
• Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
• Controleer de klok- (P17) en verjaardaginstellingen (P67).
De lenscilinder is ingetrokken.
• De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar
[AFSPELEN] functie in.
Wanneer het toestel met rust gelaten wordt, wordt de diavoorstelling opeens
afgebeeld.
• Dit is de [AUTO DEMO] om de kenmerken te introduceren van het toestel. Druk op een knop
om het toestel terug te doen keren naar het originele scherm.
- 169 -
Overige
Aantal mogelijke beelden en beschikbare
opnametijd
• Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
• Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
∫ Aantal opnamen
Aspectratio
X
(
Beeldgrootte
)
(
)
(
)
Kwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
A
›
A
›
A
›
A
›
7
10
9
14
11
19
14
25
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
41
61
55
82
68
105
80
140
83
120
110
160
135
210
160
280
165
240
220
320
270
430
320
560
340
490
450
660
550
870
650
1130
660
980
880
1310
1090
1720
1280
2230
1010
1490
1340
1990
1660
2620
1950
3390
1360
1990
1800
2660
2230
3500
2610
4540
2050
3010
2720
4020
3360
5290
3940
6860
2740
4010
3630
5370
4490
7050
5250
9150
3980
5830
5270
7790
6520
10250
7630
13280
Kaart
5500
8050
7280
10770
9010
14160
10540
18350
8090
11750
10710
15830
13000
20230
15170
26010
10980
15940
14530
21490
17650
27460
20590
35300
- 170 -
Overige
Aspectratio
X
(
Beeldgrootte
)
(
)
Kwaliteit
A
›
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
27
53
195
310
150
290
1080
1690
300
580
2150
3350
600
1160
4310
6710
1220
2360
8780
12290
2410
4640
17240
24130
3660
7050
26210
36700
4910
9440
35080
49120
7400
14240
52920
74090
9880
19000
70590
98840
14350
27590
102500 143510
19820
38120
141620 198270
28020
52030
182140 182140
38020
70610
247160 247160
Kaart
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
- 171 -
Overige
Aspectratio
Y
(
Beeldgrootte
)
(
)
(
)
Kwaliteit
A
›
A
›
A
›
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
7
11
10
15
12
20
21
38
Kaart
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
45
67
59
88
69
115
115
210
90
130
115
175
135
220
230
420
180
260
230
350
270
460
470
850
360
540
480
720
560
930
950
1700
720
1060
940
1410
1100
1820
1880
3350
1100
1620
1440
2150
1680
2770
2860
5090
1470
2170
1930
2880
2250
3720
3830
6820
2230
3270
2910
4350
3390
5610
5780
10290
2970
4370
3890
5810
4530
7480
7720
13720
4320
6340
5640
8440
6580
10870
11210
19930
5970
8770
7800
11660
9090
15010
15480
27530
8670
12560
11380
16550
13000
21420
22760
40470
11760
17040
15440
22460
17650
29070
30890
54920
Aspectratio
Y
(
Beeldgrootte
)
(
)
Kwaliteit
A
›
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
30
58
210
310
170
320
1170
1690
330
640
2320
3350
670
1280
4640
6710
1360
2560
8780
12290
2680
5020
17240
24130
4070
7640
26210
36700
5450
10230
35080
49120
8230
15430
52920
74090
10980
20590
70600
98840
15940
29890
102500 143510
22020
41300
141620 198270
30350
60710
182140 182140
41190
82380
247160 247160
Kaart
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
- 172 -
Overige
Aspectratio
W
(
Beeldgrootte
)
(
)
(
)
Kwaliteit
A
›
A
›
A
›
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
8
13
10
17
12
22
24
45
Kaart
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
50
75
62
98
71
125
135
240
100
150
120
195
140
240
260
490
200
300
250
390
280
490
530
990
400
610
500
790
570
1000
1090
1980
800
1200
990
1560
1130
1970
2150
3890
1220
1830
1510
2380
1730
3000
3270
5910
1630
2450
2020
3180
2310
4020
4380
7920
2460
3700
3060
4810
3490
6070
6610
11950
3290
4940
4080
6410
4660
8100
8820
15940
4780
7170
5920
9310
6760
11760
12810
23140
6600
9910
8190
12870
9350
16250
17700
31970
9580
14570
11750
18210
13490
22760
26010
45530
13000
19770
15940
24710
18300
30890
35300
61790
Aspectratio
W
(
Beeldgrootte
)
(
)
Kwaliteit
A
›
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
40
77
250
340
220
420
1380
1900
440
830
2740
3770
880
1670
5490
7550
1800
3410
10240
15360
3540
6700
20110
30170
5390
10190
30580
45870
7220
13640
40930
61400
10890
20580
61740
92620
Kaart
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
14530
27450
82360
123550
21100
39860
119590
179390
29150
55070
165220 247830
40470
72850
182140 364280
54920
98860
247160 494330
- 173 -
Overige
∫ Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Instelling beeldkwaliteit
Ingebouwd geheugen
(Ongeveer 40 MB)
Kaart
1 min 24 s
j
j
j
256 MB
59 s
2 min 35 s
2 min 40 s
7 min 50 s
512 MB
2 min 00 s
5 min 10 s
5 min 20 s
15 min 40 s
1 GB
4 min 00 s
10 min 20 s
10 min 50 s
31 min 20 s
2 GB
8 min 20 s
21 min 20 s
22 min 10 s
1 h 3 min
4 GB
16 min 30 s
41 min 50 s
43 min 40 s
2 h 5 min
6 GB
25 min 10 s
1 h 3 min
1 h 6 min
3 h 11 min
8 GB
33 min 40 s
1 h 25 min
1 h 28 min
4 h 15 min
12 GB
50 min 50 s
2 h 8 min
2 h 14 min
6 h 26 min
16 GB
1 h 8 min
2 h 52 min
2 h 59 min
8 h 35 min
24 GB
1 h 38 min
4 h 9 min
4 h 19 min
12 h 27 min
32 GB
2 h 16 min
5 h 45 min
5 h 59 min
17 h 13 min
48 GB
3 h 20 min
8 h 27 min
8 h 48 min
25 h 18 min
64 GB
4 h 32 min
11 h 28 min
11 h 56 min
34 h 21 min
¢ Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum tijd van
15 minuten. Verder is continue opname groter dan 2 GB niet mogelijk. (Voorbeeld: [8m 20s]
met [ ])
Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
Aantekening
• De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
• De Extra optische zoom werkt niet wanneer [MACRO ZOOM] ingesteld is of in
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK] en [FOTO FRAME] in Scènefunctie dus wordt de beeldgrootte voor [
afgebeeld.
- 174 -
] niet
• SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
• HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen.
• HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation.
• QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde
merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt.
• Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van
Microsoft Corporatie.
• Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze
handleiding voorkomen, zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van de betreffende bedrijven.