Documenttranscriptie
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr.
DMC-LX5
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT2Y69
until
2010/7/30
Inhoud
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen................5
Standaard accessoires..............................7
Namen van de onderdelen........................8
De bescherming van de flitsschoen
verwijderen..............................................11
Gebruik van de functieknop achterop .....12
Bevestiging van het lensdeksel...............13
Het bevestigen van de Schouderriem .....14
Voorbereiding
Opladen van de Batterij...........................16
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................19
De kaart (optioneel)/batterij in het
toestel doen en eruit halen......................21
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart ...................................................23
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................25
• De klokinstelling veranderen.............26
Menu instellen .........................................27
• Menuonderdelen instellen.................28
• Gebruik van het snelle menu ............30
Over het set-up Menu .............................31
Selecteren van de [OPNAME]-functie
en opnemen van stilstaand beeld of
bewegend beeld......................................41
• Tips om mooie opnamen te
maken ...............................................43
• Selecteer de Aspectratio
(Alleen stilstaande beelden) .............43
• Het stilstaande beeld maken.............44
• Opname van het bewegend beeld ....44
Basiskennis
Het maken van beelden met uw
favoriete instellingen
(AE-programmafunctie)...........................45
• Het focussen .....................................46
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer
deze zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u
wilt makenbevindt) ............................47
• Golfstoring (camerabeweging)..........47
• Richtingfunctie ..................................47
• Programmaschakeling ......................48
Beelden maken m.b.v. de automatische
functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................49
• Scènedetectie ...................................50
• AF-opsporingsfunctie ........................51
• Instellingen in intelligente
automatische functie .........................52
Beelden maken met de zoom..................54
• M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v.
de Extra Optische Zoom (EZ)/
M.b.v. de Intelligente Zoom/M.b.v.
de Digitale Zoom...............................54
• Gebruik van de Step Zoom ...............57
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.])...............................58
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen) .................59
• De terugspeelzoom gebruiken ..........60
• Het focuspunt groter maken
(display focuspunt)............................61
• Omschakelen van de
[AFSPEELFUNCTIE] ........................61
Beelden wissen .......................................62
• Om een enkele opname uit te
wissen ...............................................62
• Om meerdere beelden (tot 50) te
wissen of alle beelden te wissen.......63
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Omschakelen van de
beeldschermweergave ............................64
Beelden maken met de ingebouwde
flits ...........................................................67
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................67
Close-up’s maken....................................73
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................74
De lichtgevoeligheid instellen ..................75
Belichtingscompensatie...........................77
Fotograferen met Auto Bracket/Aspect
Bracket ....................................................78
• Auto Bracket......................................78
• Aspect Bracket ..................................79
Opnamen maken door het diafragma/
de sluitertijd te specificeren .....................81
• Diafragmaprioriteit AE .......................81
• Sluitertijdprioriteit AE .........................81
Beeld maken door de belichting
handmatig in te stellen ............................82
Openingswaarde en sluitertijd .................83
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen ...........................................84
• MF-ASSIST .......................................85
Opnamen maken met kleuraanpassing
(My colour-functie)...................................87
-2-
• Afstellen van de uw
standaardinstellingen om gewenste
effecten te bereiken ..........................89
Registreren van Persoonlijke
Menu-instellingen (Registreren van
klantinstellingen) .....................................90
Opnamen maken in Klantfunctie .............91
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .........................................92
• [PORTRET].......................................93
• [GAVE HUID] ....................................93
• [ZELFPORTRET] ..............................94
• [LANDSCHAP] ..................................94
• [PANORAMA ASSIST]......................95
• [SPORT]............................................96
• [NACHTPORTRET] ..........................96
• [NACHTL. SCHAP] ...........................96
• [VOEDSEL] .......................................97
• [PARTY] ............................................97
• [KAARSLICHT] .................................97
• [BABY1]/[BABY2]..............................98
• [HUISDIER].......................................99
• [ZONSONDERG.] .............................99
• [H. GEVOELIGH.] .............................99
• [HI-SPEED BURST]........................100
• [FLITS-BURST]...............................101
• [STERRENHEMEL] ........................102
• [VUURWERK] .................................102
• [STRAND] .......................................103
• [SNEEUW] ......................................103
• [LUCHTFOTO] ................................103
Opname Bewegend Beeld ....................104
• Veranderen van
[OPNAMEFUNCTIE] en
[OPN. KWALITEIT] .........................108
Opnemen van Bewegend Beeld met
Handmatige Instellingen
(Creatieve bewegende beeldfunctie) ....111
Een beeld maken met
Gezichtsdetectie functie ........................113
• Gezichtsinstellingen ........................114
• Instellen van Automatische
Registratie/Gevoeligheid.................117
• Automatische Registratie ................118
Nuttige functies op
reisbestemmingen.................................119
• Opnemen welke Dag van de
Vakantie en de Locatie van de
Vakantie het is ................................119
• Opnamedata/-tijden op at
Reisbestemmingen ver weg
(World Time) ...................................122
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ..............................................124
• [OPN. MODE] .................................124
• [FOTO RES.]...................................127
• [KWALITEIT] ...................................129
• [GEVOELIGHEID]...........................130
• [ISO-LIMIET] ...................................130
• [ISO VERHOGING] .........................130
• [WITBALANS] .................................131
• [GEZICHT HERK.] ..........................134
• [AF MODE] ......................................134
• [PRE AF] .........................................138
• [AF/AE VERGR.] .............................139
• [MEETFUNCTIE].............................140
• [I. EXPOSURE] ...............................140
• [MULTI BELICHT.] ..........................141
• [KORTE SLUITERT.] ......................143
• [BURSTFUNCTIE] ..........................144
• [I.RESOLUTIE] ................................145
• [i.ZOOM]..........................................145
• [DIG. ZOOM] ...................................145
• [STAPSG. ZOOM]...........................146
• [STABILISATIE] ..............................146
• [AF ASS. LAMP]..............................147
• [FLITS] ............................................147
• [FLITS-SYNCHRO] .........................148
• [FLITS INSTEL.] ..............................148
• [RODE-OGEN CORR] ....................149
• [OPT. ZOEKER] ..............................149
• [CONVERSIE] .................................150
• [AUTO BRACKET] ..........................150
• [ASP. BRACKET] ............................150
• [KLOKINST.] ...................................150
Het functiemenu [BEWEGEND
BEELD] gebruiken.................................151
• [OPNAMEFUNCTIE] .......................151
• [OPN. KWALITEIT] .........................151
• [BELICHT.STAND] ..........................152
• [CONTINU AF] ................................152
• [WINDREDUCTIE] ..........................152
Tekst Invoeren.......................................153
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling) ....................................154
Selecteren van Beelden en deze
Terugspelen ..........................................156
• [MODE PLAY] .................................156
• [CATEGOR. AFSP.] ........................157
• [FAVORIET AFSP.] .........................158
Bewegende beelden terugspelen..........159
Creëren van foto’s uit een video............160
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken...............................................161
• [KALENDER]...................................161
• [TITEL BEW.] ..................................162
• [SPLITS VIDEO]..............................163
• [TEKST AFDR.]...............................164
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................167
• [BIJSNIJD.]......................................168
• [LEVELING].....................................169
• [LCD ROTEREN] ............................170
-3-
• [FAVORIETEN] ...............................171
• [PRINT INST.] .................................172
• [BEVEILIGEN].................................174
• [GEZ.HERK. BEW.] ........................175
• [KOPIE] ...........................................176
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................177
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel (bijgeleverd) ....................177
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................178
• Afspelen op de TV met de
HDMI-aansluiting ............................178
Opslaan van de opgenomen
stilstaande beelden en bewegende
beelden .................................................184
• Kopieer het afspeelbeeld m.b.v.
een AV-kabel ..................................184
• Kopiëren naar een PC met
gebruik van “PHOTOfunSTUDIO
5.0 HD Edition” ...............................185
Aansluiting op de PC.............................186
Beelden afdrukken ................................190
• Een beeld kiezen en uitprinten........191
• Meerdere beelden kiezen en
uitprinten .........................................192
• Printinstellingen...............................193
Overige
Gebruik Externe Live Zoeker
(optioneel) .............................................196
Gebruik Externe Zoeker (optioneel) ......198
Gebruik een externe flitser
(optioneel) .............................................199
De Conversielens (optioneel)
gebruiken ..............................................201
Het gebruiken van de Beschermer/
Filter ......................................................203
Schermdisplay.......................................205
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik ..................................................209
Waarschuwingen op het scherm...........215
Problemen oplossen .............................218
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................228
-4-
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
plug-in-type
De batterij opladen. (P16)
• De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
90
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P21)
• Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen. (P23)
P24 raadplegen als u een kaart
gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Stel de functieknop in op [³].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P44)
-5-
OFF
ON
Voor Gebruik
Speel de opnamen terug af.
1 Druk op [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P58)
-6-
Voor Gebruik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
• De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
• Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
• Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
• De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
• De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
-7-
Voor Gebruik
Namen van de onderdelen
1
2
3
4
5
Lens (P210, 211)
Zelfontspannerlampje (P74)
AF-lamp (P147)
Flits (P67)
Lusje voor schouderriem (P14)
Focus-keuzeschakelaar (P45, 73, 84)
6
7
8
9
10
11
12
LCD-monitor (P64, 205)
[AF/AE LOCK] Knop (P51, 136, 139)
Afspeelknop (P58)
Statuslampje (P22, 35, 41)
[MENU/SET] knop (P25)
[DISPLAY] knop (P64)
[Q.MENU] (P30)/Wisknop (P62)
1
2
6
3
7 13
4 5
8
9 10 11 12 14
13 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137)
Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding.
bijv.: Naar links of rechts draaien
bijv.: De functieknop achterop
indrukken
• Raadpleeg P12 voor de werking van de functieknop achterop.
-8-
Voor Gebruik
14 Cursorknoppen
3/[FOCUS] knop (P51, 61, 137)
4/Functieknop (P32)
Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan toe te kennen dat
vaak gebruikt wordt.
[OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/[AF MODE]/
[I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/[
OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/
[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]
2/Zelfontspannerknop (P74)
1/ISO (P75)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of
Aspectratio-keuzeschakelaar (P43)
Microfoon (P105)
Zoomhendeltje (P54)
Bewegend beeldknop (P44, 104)
Schakelaar opening flitser (P67)
Bescherming flitsschoen (P11, 196, 198,
199)
21 Instelknop (P41)
22 Sluiterknop (P49)
23 Toestel AAN/UIT (P25)
Op 4 drukken
15
16
17
18
19
20
24 [HDMI] aansluiting (P179, 181)
25 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P177,
184, 186, 190)
26 Lensringvoorkant (P201, 203)
27 Objectiefcilinder
15
19
20
16
17 18
21 22 23
26
24
25
27
-9-
Voor Gebruik
28 Statiefbevestiging
• Zet het statief goed vast als u het toestel
28
29
30
erop bevestigt.
29 Speaker (P159)
• Dek de luidspreker niet af met uw
vingers.
30 Kaart/Batterijklep (P21)
31 Vrijgavehendeltje (P21)
32 31
32 DC-koppelaardeksel (P22)
• Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er
voor zorgen dat de DC-koppelaar van
Panasonic (optioneel) en de AC-adapter
(optioneel) gebruikt worden. Voor
verbindingsdetails, P22 raadplegen.
- 10 -
Voor Gebruik
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen
bevestigd is.
Voor het gebruik van de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) (P196), de externe
zoeker (DMW-VF1; optioneel) (P198) of de externe flitser (P199), moet de afdekking van
de hot shoe worden weggenomen.
Druk op de knop voor de vrijgave van de afdekking
van de hot shoe 1 en trek de afdekking in de richting
van de pijl 2.
Aantekening
• Als de externe live-zoeker (optioneel), de externe zoeker (optioneel) of de externe flitser
(optioneel) niet gebruikt worden, wees er dan zeker van de afdekking op de hot shoe aan
te brengen.
• Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
• Wanneer u de bescherming van de flitsschoen niet gebruikt, ervoor zorgen geen vloeistof, zand
of iets anders in de verbindingsaansluitingen te laten komen.
• De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken
ervan te voorkomen.
- 11 -
Voor Gebruik
Gebruik van de functieknop achterop
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop,
deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het
beslissen ingedrukt worden.
Voorbeeld van bediening tijdens opnemen/
afspelen beeldscherm
1 “Rotatie”
2 “Drukken”
Afstelling van
programmaschakeling
(P48),
¢1 Handmatig
scherpstellen (P84),
Opening (P81),
Sluitertijd (P81), enz.
Naar compensatie
belichting schakelen
(P77), naar manuele
scherpstelling
schakelen (P84), enz.
Verder spoelen/
terugspoelen van
beelden tijdens
1-scherm afspelen
¢2 (P58), Multi-playback
(P59),
Kalenderzoektocht
(P161), Afspeelzoom
(P60).
Beeldselectie tijdens
Multi-Playback en
Kalenderzoektocht.
A Functieknop achterop
¢1 Opnemen
¢2 Terugspelen
Aantekening
• Het geluid van de draaihandeling zou opgenomen kunnen worden wanneer die uitgevoerd
wordt tijdens het maken van bewegende beelden.
- 12 -
Voor Gebruik
Bevestiging van het lensdeksel
• Als u de camera uitzet of vervoert, maakt u lensdop erop vast om het lensoppervlak te
beschermen.
Steek het riempje door de opening op de
lensdop.
Steek hetzelfde riempje door de
opening op de camera.
Bevestig de lensdop.
• Maak de lensdop los voordat u de camera
aanzet om opnamen te maken.
• Deze eenheid niet ophangen of
rondslingeren met het lensdopriempje
bevestigd.
• Verlies de lensdop niet.
- 13 -
Voor Gebruik
Het bevestigen van de Schouderriem
• We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het vallen
ervan tegen te gaan.
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het lichaam van het
toestel.
A: Lusje voor schouderriem
Haal het uiteinde van de schouderriem door
de ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
Haal het uiteinde van de schouderriem door
het gat aan de andere kant van de stopper.
Trek aan de andere kant van de
schouderriem en controleer
vervolgens dat deze er niet uit
zal komen.
• Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de
schouderriem.
- 14 -
Voor Gebruik
Aantekening
• Zorg ervoor de stappen te volgen en bevestig de schouderriem op correcte wijze.
• Controleer of de schouderriem goed vastzit aan het toestel.
• Bevestig de riem zo dat het “LUMIX” LOGO aan de buitenkant zit.
• Gebruik de schouderriem om uw schouder.
– Draag hem niet om uw nek.
– Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
• Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
– De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
- 15 -
Voorbereiding
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
∫ Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken
in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van
dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te
voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid
dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten
dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als
een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te
zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van
originele batterijpakketten van Panasonic.
• Gebruik hiervoor de oplader.
• Dit apparaat heeft een functie die batterijen onderscheidt die veilig gebruikt kunnen
worden. De exclusieve batterij wordt ondersteund door deze functie. Batterijen die
gebruikt kunnen worden met dit apparaat zijn originele Panasonic batterijen of batterijen
gemaakt door derden die gebrevetteerd zijn door Panasonic. (Batterijen die niet
ondersteund kunnen worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.) De
kwaliteit, prestatie en veiligheid van batterijen gemaakt door derden die verschillen van
die, die als origineel beschouwd worden, hebben geen garantie.
∫ Opladen
• De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
• Laad de batterij op met de oplader.
• Er wordt aanbevolen de batterij te laden bij een temperatuur tussen 10 oC en 30 oC (dit
moet ook de temperatuur van de batterij zelf zijn).
Steek de batterij in de goede
richting.
- 16 -
Voorbereiding
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
plug-in-type
• Sluit de lader af van het stopcontact en
verwijder de batterij als het laden
geheel klaar is.
• De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding.
90
inlaattype
∫ Over het [CHARGE] lampje
Het [CHARGE] lampje wordt ingeschakeld:
Het [CHARGE] lampje A is ingeschakeld en het laden gaat van start.
Het [CHARGE] lampje gaat uit:
Het [CHARGE] lampje A van de lader zal uitgaan als het laden zonder problemen voltooid is.
• Als het [CHARGE] lampje knippert
– De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
– De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
- 17 -
Voorbereiding
∫ Oplaadtijd
Oplaadtijd
Ongeveer 155 min
• De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
∫ Batterijaanduiding
De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven¢.
¢ “Beeldscherm” betekent hier de LCD-monitor van dit toestel en het beeldscherm van de
externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) indien geselecteerd.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
• De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (Het statuslampje
knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij op of vervang deze met een geheel
opgeladen batterij.
Aantekening
• De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
• De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 18 -
Voorbereiding
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
∫ Stilstaande beelden opnemen
[met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)]
Aantal beelden
Ongeveer 400 opnamen
opnametijd
Ongeveer 200 min
Met CIPA-standaard in
programma-AE-functie
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
• CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• De geleverde batterij gebruiken.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
• Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
- 19 -
Voorbereiding
∫ Terugspelen
[met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)]
Terugspeeltijd
Ongeveer 360 min
Aantekening
• De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
– In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
– Wanneer u [AUTO POWER LCD] of [SPANNING LCD] (P32) gebruikt.
– Wanneer operaties zoals flits en zoom herhaaldelijk gebruikt worden.
• Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
- 20 -
Voorbereiding
De kaart (optioneel)/batterij in het toestel doen en
eruit halen
• Controleer of het toestel uit staat.
• Sluit de flits.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
• Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting van
de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
• De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
- 21 -
Voorbereiding
Aantekening
• Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
• De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) zijn uitgegaan
omdat de instellingen van het toestel anders verkeerd opgeslagen kunnen worden.
• De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de
kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
∫ M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de
batterij
De netadapter (optioneel) kan alleen gebruikt
worden met de speciale Panasonic DC-koppelaar
(optioneel). De netadapter (optioneel) kan niet
autonoom gebruikt worden.
1 Open de kaart/batterijklep.
2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting.
3 Sluit de kaart/batterijklep.
• Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is.
4 Open de DC-koppelaardeksel A.
• Als het moeilijk is te openen, de
koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit
met de kaart-/batterijklep open.
5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat.
6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C van
de DC-koppelaar verbinden.
D De markeringen uitlijnen en erin zetten.
• Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de
DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het
gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen veroorzaken.
Aantekening
• Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de
AC-adapter geleverd is.
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is.
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent.
• Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale
toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden.
• Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 22 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
• Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden
in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
• Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k>ð (toegangsaanduiding ¢)
• Als u de kaart gebruikt
† (toegangaanduiding¢)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
• U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P176)
• Geheugengrootte: Ongeveer 40 MB
• Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
- 23 -
Voorbereiding
Kaart
De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Type kaart dat gebruikt kan
worden met dit toestel
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
Opmerkingen
• De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten
of SDXC-geheugenkaarten.
• SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met
SDXC-geheugenkaarten.
• Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
• Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten.
• Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB en 64 GB kaarten.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse
“Class 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
• Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden
geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart
geformatteerd (P40)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
• Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
A
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
• De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken
2
of verloren gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat
het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
• Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P40)
• Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 24 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
• De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
• Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap 4.
OFF
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
• De melding [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt.
Op [MENU/SET] drukken.
- 25 -
ON
Voorbereiding
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om in te
stellen.
:
:
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P122)
• Selecteer ofwel [24 UURS] of [AM/PM] voor het
formaat van de tijddisplay.
• AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
• De instelling van de klok kan gewist worden door op [‚] te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken.
• Druk op [‚] om terug te keren naar het instellingenscherm.
• Nadat de klokinstellingen gemaakt zijn moet het toestel worden uitgeschakeld. Schakel
het toestel daarna weer in en controleer of het display de gemaakte instellingen toont.
• Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de “ De klokinstelling veranderen”
procedure hieronder te volgen.
De klokinstelling veranderen
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P28)
• Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
• De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
• De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
• U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P164) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 26 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
MODE [AFSPEELFUNCTIE] menu
(P58, 154 tot 158)
! [OPNAME] functiemenu (P124 tot 150)
• Met dit menu kunt u
• Dit menu laat u de
de kleuring, de
gevoeligheid of het
aantal pixels enz.,
van de beelden die
u opneemt instellen.
instelling selecteren
van de
afspeelmethodes
zoals afspelen of
diavoorstelling van
alleen de beelden
die ingesteld zijn als [FAVORIETEN].
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
(P151 tot 152)
• Dit menu laat u de
[OPNAMEFUNCTIE],
[OPN. KWALITEIT]
en andere aspecten
voor bewegend
beeldopname
instellen.
( [AFSPELEN] functiemenu (P161 tot 176)
• Dit menu laat u de
Bescherming,
Knip- of
Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte
beelden instellen.
[SET-UP] menu (P31 tot 40)
• Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker
voor u maken om het toestel te hanteren.
• Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf oftewel de
[OPNAME] functie of [AFSPELEN] Functie.
Aantekening
• Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
- 27 -
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
In dit deel wordt beschreven hoe de instellingen van het [OPNAME] menu geselecteerd
moeten worden en hoe dezelfde instelling ook gebruikt kan worden voor het
[BEWEGEND BEELD] menu, het [AFSPELEN] menu en het [SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [Ø] tot [š] in de programma-AE-functie
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
Zet de instelknop op [
OFF
].
• Om het terugspeelmenu in te stellen, overgaan tot
stap 3 door de [(] in te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te
geven.
B Icoon snelle menuwisseling
C Menu-item
D Beeldschermpagina menu
E Instellingen
• De beeldschermpagina’s van de menu’s kunnen
gemakkelijk doorgelopen worden door aan de
zoomhendel te draaien.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
• Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
• Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
- 28 -
B
C
D
E
ON
Voorbereiding
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
Naar andere menu's schakelen
bijv.: Schakel naar het [SET-UP] menu
1
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
2
Op 2 drukken.
3
Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te kiezen.
4
Op 1 drukken.
• Selecteer een menu-item erna en stel het in.
- 29 -
Voorbereiding
Gebruik van het snelle menu
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
• Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
Druk tijdens het opnemen op [Q.MENU].
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel
te kiezen en de instelling en druk dan op
[MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
• U kunt de volgende items in detail instellen door op [DISPLAY] te drukken.
[WITBALANS] (P131)/[AF MODE] (P134)
- 30 -
Q.MENU
A
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
• In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [TOON],
[TAAL] en [O.I.S. DEMO] (P40) ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P28 raadplegen.
U [KLOKINST.]
De datum en de tijd instellen.
• Raadpleeg P25 voor details.
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[WERELDTIJD]
“ [BESTEMMING]:
U reisbestemming
– [HOME]:
Uw woongebied
• Raadpleeg P122 voor details.
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
— [REISDATUM]
[REIS-SETUP]
[OFF]/[SET]
[LOCATIE]
[OFF]/[SET]
• Raadpleeg P119 voor details.
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOON]
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[
[
[
[PIEPTOON]:
]/[ 2 ]/[ 3 ]
[
[
u [VOLUME]
1
[SHUTTER VOL.]:
] (Geluid uit)
] (Laag)
] (Hoge)
1
[SHUTTER TOON]:
]/[ 2 ]/[ 3 ]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
• Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
- 31 -
Voorbereiding
[GEH VOORK INST]
Er kunnen tot 4 huidige toestelinstellingen geregistreerd worden
als standaard instellingen.
(Alleen in de opnamefunctie)
[
]/[
]/[
]/[
]
• Raadpleeg P90 voor details.
Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan
toe te kennen dat vaak gebruikt wordt.
(Alleen in de opnamefunctie)
[Fn KNOPINST.]
[OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/
[AF MODE]/[I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/
[
OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/[AUTO
BRACKET]/[ASP. BRACKET]
• Raadpleeg P124 voor details over het [OPNAME] Functiemenu.
• [Fn KNOPINST.] kan uitgeschakeld zijn, al naargelang de instellingen.
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[LCD MODE]
[OFF]
„ [AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
… [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
• Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander
voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren.
• Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
• [AUTO POWER LCD] kan niet geselecteerd worden in de terugspeelfunctie.
[BEELDGROOTTE]
Verander de displaygrootte van sommige iconen en
menuschermen.
[STANDARD]/[LARGE]
- 32 -
Voorbereiding
Stel het patroon of de positie van de richtlijnen in die tijdens het
opnemen van de beelden worden weergegeven. U kunt ook
instellen of u de opnameinformatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden. (P64)
[RICHTLIJNEN]
[OPNAME INFO.]:
[OFF]
[ON]
[PATROON]:
[ ]
[
]
[
]:
De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Ga naar
P65 voor informatie over de manier van instellen.
• De instelling [PATROON] is vastgesteld op [
[HISTOGRAM]
] in Intelligente automatische functie.
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
beelden. (P66)
[OFF]/[ON]
Zichthoek voor bewegend beeldopname kan gecontroleerd
[
OPN.GEBIED] worden.
[OFF]/[ON]
• De weergave van de frames van filmopnames is slechts een benadering.
• De weergave van deze frames kan verdwijnen wanneer met Tele gezoomd wordt, afhankelijk
van de instelling van het beeldformaat.
• Dit kan niet gebruikt worden samen met de Intelligente automatische functie.
Dit zal van display schakelen tussen het aantal opneembare
beelden en beschikbare opnametijd.
[RESTAANDUID.]
[REST.OPNAMEN]:
Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor stilstaande
beelden.
[REST.TIJD]:
Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende beelden
afbeelden.
- 33 -
Voorbereiding
[HIGHLIGHT]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of
wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die
in het zwart en wit knipperen.
[OFF]/[ON]
• Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we het
[ON]
[OFF]
compenseren aan van de belichting naar negatief
(P77) door na het histogram (P66) te verwijzen en
het beeld dan opnieuw te maken. Het beeld zou zo
van betere kwaliteit kunnen blijken.
• Er zouden witte verzadigde zones kunnen zijn als de
afstand tussen het toestel en het onderwerp te klein
is wanneer u opnamen maakt met de flits.
Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON] in dit geval, zal de zone die direct verlicht wordt door de
fotoflits wit verzadigd worden en in het zwart en wit knipperen.
• Highlighting werkt niet tijdens meervoudig afspelen (P59), kalenderzoektocht (P161),
afspeelzoom (P60) of afspelen van bewegend beeld (P159).
Het is mogelijk de zoompositie en de MF (manual focus)-positie
op te slaan wanneer de stroom uitgezet wordt [OFF].
[ZOOM HERVAT.]:
Deze zal automatisch terugkeren naar de zoompositie als de
stroom op [OFF] gezet is, de volgende keer dat u de stroom op
[ON] zet.
[LENS HERVAT.] [OFF]/[ON]
[HANDM. F. HERVAT.]:
Dit zal de MF-positie die ingesteld is met de handmatige
scherpstelling opslaan. De opgeslagen handmatige
scherpstelpositie zal hernomen worden wanneer u teruggaat naar
de handmatige scherpstelopname.
[OFF]/[ON]
• De MF-positie zal opgeslagen worden in de volgende gevallen:
– Wanneer het toestel uitgezet wordt
– Wanneer de keuzeschakelaar van het scherpstellen geschakeld is naar iets anders dan naar
[MF]
– Wanneer er geschakeld is naar afspeelfunctie
• De zoompositie zal helemaal naar breed ingesteld zijn wanneer de [ZOOM HERVAT.] ingesteld
is op [OFF].
• Wanneer [HANDM. F. HERVAT.] ingesteld is op [OFF], zal de MF-positie de afstand zijn waarop
scherp gesteld is op het moment van opname met handmatig scherpstellen.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, zouden de opgeslagen MF-posities en hernomen
MF-posities kunnen verschillen.
• [ZOOM HERVAT.] staat vast op [OFF] als [CONVERSIE] op [
- 34 -
] staat.
Voorbereiding
Als u manueel scherpstelt, verschijnt een hulpscherm (MF Assist)
in het middel van het scherm om u te helpen bij het scherpstellen.
[MF ASSIST]
[OFF]
[MF1]:
Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot.
[MF2]:
Het midden van het scherm wordt vergoot over het
hele scherm.
• Raadpleeg P84 voor details.
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
q [BESPARING]
p [SLAAPSMODUS]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
• De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
• [SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
• [SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op
[15SEC.] of [30SEC.].
• De statusaanduiding licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
• [AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
• [SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– [MULTI BELICHT.]
– Tijdens een diavoorstelling
– [AUTO DEMO]
• [AUTO LCD UIT] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Als de zelfontspanner ingesteld is
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– [MULTI BELICHT.]
– Tijdens een diavoorstelling
– Terwijl het menuscherm afgebeeld is
– [AUTO DEMO]
- 35 -
Voorbereiding
[WEERG OP LCD]
Als de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt wordt,
zal de LCD-monitor automatisch ingeschakeld worden als de
Opnamewijze op Afspelen gezet is.
[OFF]/[ON]
• Raadpleeg P65 voor details.
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
o [AUTO REVIEW]
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]:
De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
• De Auto Review functie wordt geactiveerd, onafhankelijk van diens instelling, als [AUTO
BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79), [MULTI-FILM] (P126), [BURSTFUNCTIE] (P144)
en [ZELFPORTRET] (P94), [HI-SPEED BURST] (P100) en [FLITS-BURST] (P101) in de
Scène Mode gebruikt worden.
• In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
• Als [HIGHLIGHT] (P34) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die
knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
• [AUTO REVIEW] werkt niet in opname van bewegende beelden.
Stel in of u wilt opstarten in de [OPNAME] Mode of in de
[AFSPELEN] Mode nadat de power-schakelaar op [ON] gezet is.
[STARTMODUS]
[!]:
U gaat de [OPNAME] Mode binnen nadat de stroom is
ingeschakeld.
[(]:
U gaat de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom
is ingeschakeld.
• Ook al is [!] ingesteld dan gaat u toch de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom
ingeschakeld is, door op de [(] knop te drukken terwijl de power-schakelaar op [ON] staat.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
• Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P189)
• U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P40) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
• Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
- 36 -
Voorbereiding
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
• Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
• Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
• Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON],
en wordt [FAVORIETEN] (P171) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu.
– De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P98) en [HUISDIER] (P99) in
scènefunctie.
– De [REISDATUM] (P119) instelling. (Vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
– De [WERELDTIJD] (P122) instelling.
– De [GEH VOORK INST] (P90) instelling.
– Positie bewaard in [LENS HERVAT.]/[MENU HERVAT.].
– De gebruikersnaam die geregistreerd was met [GEBR.NAAM OPN].
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
x [USB MODE]
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
• Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
| [VIDEO UIT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
- 37 -
Voorbereiding
Het formaat instellen voor de HDMI-output wanneer u afspeelt op
de HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit
apparaat m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel).
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080i]:
[HDMI-FUNCTIE] Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt
gebruikt voor output.
[576p] ¢1/[480p] ¢2:
De progressieve methode met 576¢1/480¢2 beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
• Interlacemethode/progressieve methode
i= interlace scanning (interliniëring scannen) houdt het scannen van het scherm in met de helft
van de effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden, terwijl p= progressive scanning
(progressief scannen) een beeldsignaal van scannen met hoge densiteit inhoudt dat het
scherm scant met alle effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden.
De [HDMI]-aansluiting op dit toestel is compatibel met high definition output [1080i]. Om
progressieve en high definition-beelden te kunnen bekijken, hebt u een compatibele TV nodig.
• Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve
scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
• Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
• Raadpleeg P178 voor details.
Zo opzetten dat dit apparaat bediend kan worden door de
afstandsbediening van de VIERA door dit apparaat automatisch
vast te koppelen aan de apparaatuur van de VIERA-link die
compatibel is m.b.v. HDMI-minikabel (optioneel).
[OFF]:
Operatie is uitgevoerd met de knoppen op dit
apparaat.
[ON]:
De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn
mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de
knoppen worden bediend.
[VIERA Link]
• Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
• Ga naar P181 voor meer informatie.
- 38 -
Voorbereiding
Stel het scherm in dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
} [SCÈNEMENU]
[OFF]:
Het opnamescherm in de huidig geselecteerde
scènefunctie verschijnt.
[AUTO]:
Het beeldscherm van het [SCENE MODE] menu
verschijnt.
De laatst gebruikte mennupositie wordt bewaard, zelfs als de
[MENU HERVAT.] camera wordt uitgezet.
[OFF]/[ON]
De naam van de gebruiker kan opgenomen worden in het beeld
terwijl u het beeld maakt. De naam van de gebruiker die
opgenomen wordt in het beeld kan bevestigd worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”-software op de CD-ROM
(bijgeleverd).
[GEBR.NAAM OPN]
[OFF]:
De naam van de gebruiker zal niet opgenomen
worden.
[ON]:
De naam van de gebruiker zal opgenomen worden.
[SET]:
De naam van de gebruiker zal geregistreerd
(gewijzigd) worden.
• Raadpleeg voor details over de invoering van de karakters voor de registratie (wijziging) van de
gebruikersnaam “Tekst Invoeren” op P153.
• De gebruikersnaam kan niet opgenomen worden bij bewegende beelden.
• De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in de RAW-beelden.
• De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in reeds gemaakte beelden.
• Opgenomen namen van gebruikers kunnen niet bevestigd worden m.b.v. het toestel.
[VERSIE DISP.]
Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op
het toestel zit.
- 39 -
Voorbereiding
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de
gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
• Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
• Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Geeft de hoeveelheid beeldbibber weer die het toestel
opgespoord heeft. ([O.I.S. DEMO])
De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
[O.I.S. DEMO]
DEMO
[DEMOFUNCTIE]
A Hoeveelheid beeldbibber
B Hoeveelheid beeldbibber na correctie
A
B
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
• De stabilisatorfunctie wordt elke keer dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt tussen [ON] en
[OFF] geschakeld tijdens de [O.I.S. DEMO].
• [O.I.S. DEMO] is een benadering.
• Druk op [DISPLAY] om [O.I.S. DEMO] te sluiten.
• [AUTO DEMO] heeft geen TV-outputmogelijkheid zelfs wanneer deze in de afspeelfunctie
staat.
• Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
- 40 -
Voorbereiding
Functieschakeling
Selecteren van de [OPNAME]-functie en opnemen
van stilstaand beeld of bewegend beeld
Zet het toestel aan.
A Instelknop
• De statusindicator 2 brandt wanneer u dit
apparaat aan 1 zet. (Deze gaat uit na ongeveer
1 seconde.)
OFF
ON
De functie schakelen door de functieknop te draaien.
Lijn een gewenste functie uit met deel B.
• Draai de functieknop langzaam maar zeker om elke functie af te
stellen.
(De functieknop draait 360 o)
∫ Basiskennis
AE-programmafunctie (P45)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Intelligente automatische functie (P49)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
- 41 -
Voorbereiding
∫ Gevorderd
Openingsvoorrang AE-functie (P81)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld
hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P81)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld
hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P82)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u
handmatig hebt ingesteld.
Creatieve bewegende beeldfunctie (P111)
Bewegend beeld opnemen met handmatige instellingen.
Klantfunctie (P91)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Scènefunctie (P92)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
My colour-functie (P87)
Gebruik deze functie om kleureffecten te controleren, een kleurmodus te kiezen uit
acht kleurmodi en vervolgens beelden op te nemen.
- 42 -
Voorbereiding
Tips om mooie opnamen te maken
A AF-lamp
• Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil
houden en uw benen een beetje spreiden.
• Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
• De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere
voorwerpen.
• Dek de luidspreker niet af met uw vingers.
• De voorkant van de lens niet aanraken.
Selecteer de Aspectratio (Alleen stilstaande beelden)
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Schakelen van de keuzeschakelaar van de
aspectratio.
[1:1]
[4:3]
[3:2]
[16:9]
Vierkante
aspectratio
Beeldverhouding
van een 4:3 TV
Beeldverhouding
van een 35 mm
filmcamera
Beeldverhouding
van een
high-definition TV,
enz.
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P225)
- 43 -
Voorbereiding
A Ontspanknop
B Bewegend beeldknop
Het stilstaande beeld maken
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en
maak het beeld.
∫ Voor meer details, de uitleg raadplegen van elke opnamefunctie.
Opname van het bewegend beeld
Druk de bewegend beeldknop in om de opname te
beginnen.
Druk de bewegend beeldknop opnieuw in om de opname te
stoppen.
• Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt
wordt voor het starten/stoppen van de filmopname.
Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
∫ Opname van bewegend beeld geschikt voor elke functie is mogelijk. Voor meer
details, “Opname Bewegend Beeld” (P104) raadplegen.
- 44 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ³
Basiskennis
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen (AE-programmafunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Stel de functieknop in op [
].
• Stel de focus-keuzeschakelaar in op [AF].
• Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar “Het functiemenu [OPNAME] gebruiken ”
(P124) verwijzen.
AF
AF
MF
Richt de AF-zone 1 op het punt waar u op
wilt scherpstellen.
2
Druk de sluiterknop tot halverwege in om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding 2 (groen) gaat branden als op
het onderwerp scherp gesteld wordt.
• Het focusbereik is 50 cm tot ¶.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik, “ Close-up’s maken” (P73) raadplegen.
1
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
• De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
- 45 -
Basiskennis
∫ Instelling van de kleurtint van het beeld m.b.v. het [OPNAME] functiemenu (P124)
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67)
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P54)
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P77)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P131)
∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104)
Het focussen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A
B
C
DE F
G
Wanneer er
Wanneer er niet
scherpgesteld is op scherpgesteld is
het object
op het object
Focus
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan
Knippert
AF-zone
Wit>Groen
Wit>Rood
Geluid¢2
Biept 2 keer
Biept 4 keer
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
E Lensopening¢1
F Sluitertijd¢1
G ISO-gevoeligheid
¢1 Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
¢2 Geluidsvolume kan ingesteld worden in [SHUTTER VOL.] (P31).
- 46 -
Basiskennis
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1
2
De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de
gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken
wanneer u opnamen van mensen maakt. (P134)
F2.0
1/125
ISO
80
F2.0
1/125
ISO
80
∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
• Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
• Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibberalert [
] verschijnt, [STABILISATIE] (P146), een statief of de
zelfontspanner (P74) gebruiken.
• De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
– Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
– In [PANORAMA ASSIST], [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY],
[KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de Scènefunctie (P92)
– [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) in de My Colour functie (P87)
– Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.] (P143)
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld is op [ON])
• De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
• Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 47 -
Basiskennis
Programmaschakeling
In programma AE-functie kunt u de ingestelde
openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de
belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de
openingswaarde kleiner te maken of een bewegend
voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd
langzamer in te stellen als u een opname maakt in de
AE-programmafunctie.
A
• Druk de ontspanknop tot halverwege in en gebruik dan de knop op de achterkant om de
programmaschakeling te activeren terwijl de openingswaarde en de sluitersnelheid op het
scherm verschijnen (ong. 10 seconden).
• De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
• De programmaschakeling wordt geannuleerd als u de camera uitzet of als aan de functieknop
op de achterkant gedraaid wordt, tot de aanduiding van de programmaschakeling verdwijnt.
∫ Voorbeeld van programmaschakeling
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
1
2
3
4
5
1
1/2
1/4
1/8
1/15
6
7
8
9
10
11
12
13
14 (Ev)
2
2.8
4
(A)
5.6
8
11
1/30 1/60 1/125 1/250 1/500 1/1000 1/2000 1/4000
(B)
Aantekening
• Als de belichting niet goed is wanneer u de ontspanknop tot de helft indrukt, worden de
openingswaarde en sluitertijd rood.
• Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd
is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
• Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet
werkt.
- 48 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
– Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Snelle AF/[I. EXPOSURE]/
Digitale Rode-ogencorrectie/Compensatie van de achtergrondverlichting/[I.RESOLUTIE]/
Intelligente Zoom
Stel de functieknop in op [ñ].
• [MF] kan niet ingesteld worden in [ñ] (P84).
1
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
2
Druk de tot de helft ingedrukte
ontspanknop helemaal in om het beeld te
maken.
• De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67)
• Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P67)
•[
], [
], [
] of [
] zullen verschijnen afhankelijk van het type en de helderheid
van het onderwerp.
• Wanneer [
] of [
] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld.
• De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [
] of [
].
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P77)
∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104)
∫ Om beelden te maken m.b.v. functie van de Gezichtsdetectie (die gezichten
opslaat van vaak voorkomende personen samen met informatie zoals hun namen
en hun verjaardagen) (P113)
- 49 -
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦ >
[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
• Alleen wanneer [
] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
[i-ZONSONDERG.]
[i-BABY]¢
• [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135)
• Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding
minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld
worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u
beelden maakt.
• Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een
persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
• Wanneer [
Aantekening
• Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
• Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht
door het geheel van het beeld automatisch op te lichten.
- 50 -
Basiskennis
AF-opsporingsfunctie
Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en
belichting zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt.
1
Op 3 (FOCUS) drukken.
• [ ] wordt afgebeeld links bovenaan het scherm.
• Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het
scherm weergegeven.
• Druk weer op 3 (FOCUS) om te annuleren.
2
Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe
en druk op [AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
• AF-opsporingsframe zal geel worden.
• Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde
onderwerp gekozen worden.
• Druk op 3 (FOCUS) om te annuleren.
Aantekening
• [GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
• U kunt de AF Tracking functie niet gebruiken als [KLEUR EFFECT] op [B/W] staat.
• Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P136.
- 51 -
AF/AE LOCK
Basiskennis
Instellingen in intelligente automatische functie
∫ [OPNAME] functiemenu
[FOTO RES.]¢1 (P127)/[BURSTFUNCTIE] (P144)/[KLEUR EFFECT]/[GEZICHT HERK.]
(P113)
• [KLEUR EFFECT] kan de kleureffecten van [STANDARD], [Happy] of [B/W] instellen. Als
[Happy] gekozen wordt, is het mogelijk een foto te maken die automatisch een hoger niveau
van helderheid heeft voor de helderheid en de levendigheid van de kleur.
∫ [BEWEGEND BEELD] functiemenu
[OPNAMEFUNCTIE] (P108)/[OPN. KWALITEIT]¢1 (P108)
∫ Menu [SET-UP]
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO]
• De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Onderdeel
[RICHTLIJNEN] (P33)
Instellingen
[
] ([OPNAME INFO.]: [OFF])
[BESPARING]
[5MIN.]
([SLAAPSMODUS]) (P35)
[AUTO REVIEW] (P36)
[2SEC.]
[OPN. MODE] (P124)
[STANDAARD]
[KWALITEIT] (P129)
[A]
[GEVOELIGHEID] (P75)
[
] (Intelligente ISO)¢2
(De maximum ISO -gevoeligheid: [ISO1600])
[ISO-LIMIET] (P130)
[1600]
[WITBALANS] (P131)
[AWB]
[AF MODE] (P134)
[š] (Instellen op [
kan worden¢3)
[PRE AF] (P138)
[
[I. EXPOSURE] (P140)
[STANDARD]
]
[MEETFUNCTIE] (P140)
[C]
[I.RESOLUTIE] (P145)
[STANDARD]¢4
[i.ZOOM] (P145)
[ON]
[STABILISATIE] (P146)
[AUTO]¢5
[AF ASS. LAMP] (P147)
[ON]
[FLITS-SYNCHRO] (P148) [1ST]
[RODE-OGEN CORR]
(P149)
[ON]
[CONTINU AF] (P152)
[ON]
[WINDREDUCTIE] (P152)
[OFF]
- 52 -
] wanneer een gezicht niet opgespoord
Basiskennis
¢1 De instellingen die geselecteerd kunnen worden kunnen geselecteerd worden verschillen
van wanneer er andere [OPNAME] functies gebruikt worden.
¢2 Vaststellen op [AUTO] tijdens opname van bewegend beeld.
¢3 Vaststellen op [Ø] wanneer er een gezicht niet herkend wordt tijdens de opname van een
bewegend beeld
¢4 Vaststellen op [OFF] als de Scènedetectie op [ ], [ ], of [ ] gezet is.
¢5 Vaststellen op [MODE1] tijdens opname van bewegend beeld.
• De volgende functies kunt u niet gebruiken.
– [FLITS INSTEL.]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/
[AF/AE VERGR.]/[MULTI BELICHT.]/[DIG. ZOOM]/[STAPSG. ZOOM]/[KORTE SLUITERT.]/
[HISTOGRAM]/[HIGHLIGHT]
• [OPT. ZOEKER] en [CONVERSIE] in het [OPNAME] functiemenu, en de andere items in het
[SET-UP] menu, kunnen ingesteld worden in een functie zoals de Programma AE functie. Wat
ingesteld wordt, zal teruggevonden worden in de Intelligente automatische functie.
- 53 -
Basiskennis
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de zoom
M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/M.b.v. de
Intelligente Zoom/M.b.v. de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken
(maximum van 6,7k), de beeldresolutie niet instellen op de hoogste stand voor elke
aspectratio (1:1/4:3/3:2/16:9).
De zoomvergroting kan ongeveer 1,3k vergroot worden zonder merkbare achteruitgang
in het beeld dankzij de Intelligente Resolutietechnologie wanneer de Intelligente Zoom
gebruikt wordt.
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
∫ Opslaan van de zoompositie (Zoom hernemen)
• Raadpleeg P34 voor details.
- 54 -
Basiskennis
∫ Zoomtypes
Eigenschap
Maximum
vergroting
Beeldkwaliteit
Optische zoom
Extra optische zoom (EZ)
3,8k
6,7k¢
Geen verslechtering
Condities
Geen verslechtering
[FOTO RES.] met
(P127) is
geselecteerd.
Geen
Schermdisplay
A [
Eigenschap
Maximum
vergroting
Intelligente Zoom
5k (inclusief optische zoom 3,8k)
8,9k (inclusief extra optische zoom
6,7k)
Beeldkwaliteit Geen merkbare achteruitgang
Condities
[i.ZOOM] (P145) in het [OPNAME]
menu is op [ON] gezet.
Schermdisplay
B [
] is afgebeeld.
Digitale zoom
15,1k (inclusief optische zoom 3,8k)
26,8k (inclusief extra optische zoom
6,7k)
20,1k (inclusief optische zoom en
[i.ZOOM] 5k)
35,7k (inclusief extra optische zoom
en [i.ZOOM] 8,9k)
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe
groter de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P145) in het [OPNAME]
menu is op [ON] gezet.
W
T
W
T
W
T
W
T
W
T
W
T
] wordt afgebeeld.
C Het digitale zoombereik wordt
afgebeeld.
• Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. [Voorbeeld: 0.5 m – ¶]
¢ Het niveau van de vergroting verschilt, al naargelang de [FOTO RES.] en de instelling van
de beeldverhouding.
- 55 -
Basiskennis
∫ Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [
] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen
pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
• De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
Zoompositie is als wanneer de stroom uitgezet werd als de [ZOOM HERVAT.] (P34) ingesteld is
op [ON].
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
• De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P74) aan om opnamen te maken.
• In de volgende gevallen, is [i.ZOOM] vastgesteld op [ON].
– Intelligent Automatische Functie
– Scène Mode ([i.ZOOM] kan niet gebruikt worden als het toestel op [H. GEVOELIGH.],
[HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de Scène Mode staat.)
– [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) of [ZANDSTRAAL] in de My Colour
functie
• [i.ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– [SPELDENPRIK] in de My Colour functie
• De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie
– [SPELDENPRIK] in de My Colour functie
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
– Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
], [
] of [
]
– [MULTI BELICHT.]
• [DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– Intelligent Automatische Functie
– In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie
– [SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie
– Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
], [
] of [
]
– [MULTI BELICHT.]
– Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
- 56 -
Basiskennis
Gebruik van de Step Zoom
Als de [STAPSG. ZOOM] (P146) in het [OPNAME] menu op [ON] gezet is, wordt de
zoompositie weergegeven, die gestopt kan worden, zodat het mogelijk is om op de
brandpuntlengte (opneembaar veld van de zoekindicator) die u wilt gebruiken in te
zoomen.
Het zoomen kan gestopt worden op de brandpuntlengtes
van 24 mm, 28 mm, 35 mm, 50 mm, 70 mm en 90 mm
(equivalent aan een 35 mm film camera) telkens als aan
de zoomhendel wordt gedraaid.
A Brandpuntlengte
A
Huidige zoompositie
• 3 brandpuntlengtes voor Wide, huidige zoompositie en Tele worden op het beeldscherm
weergegeven (de uitvergroting wordt niet weergegeven).
• De maximum brandpuntlengte zal veranderen afhankelijk van de instellingen van
[FOTO RES.], extra optische zoom, [DIG. ZOOM] of [i.ZOOM]. De Step Zoom zal met een
brandpuntlengte tot 800 mm werkzaam zijn.
Aantekening
• De brandpuntlengte is een benadering.
• De waarde van de brandpuntlengte zal veranderen als de beeldverhouding op [1:1] gezet is.
• [STAPSG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– Intelligent Automatische Functie
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
– Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
• De brandpuntlengte wordt weergegeven tijdens het afspelen van beelden die met Step Zoom
opgenomen zijn.
- 57 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Druk op [(].
Op 2/1 drukken om het beeld te
kiezen.
A
B
A Bestandsnummer
B Beeldnummer
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
• Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
• Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de opnamen achterelkaar terugspelen.
• Het is tevens mogelijk om beelden vooruit/achteruit te spoelen door de functieknop
achterop te draaien.
∫ Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [( ], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
de helft indrukken.
Aantekening
• Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is
door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif
“Exchangeable Image File Format”. De bestanden die niet aan de DCF-norm voldoen, kunnen
niet worden afgespeeld.
• De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
- 58 -
Basiskennis
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
A
1 scherm>12 schermen>30 schermen>
Schermdisplay (P161)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
• Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
• Beelden worden niet gedraaid voor de display.
• Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
• Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
instellingen.
2
• Het is tevens mogelijk om beelden te selecteren door de functieknop achterop te draaien.
Druk op [MENU/SET].
• Het gekozen beeld verschijnt.
• Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de functieknop achterop te drukken.
- 59 -
Basiskennis
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
• Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
• Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en
kan de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden
door op 3/4/2/1 te drukken.
• Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
• Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
A
∫ De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
Tijdens Playback Zoom aan de functieknop op de achterkant draaien om
het beeld te selecteren.
• U kunt van weergegeven beeld wisselen en dezelfde zoomvergroting en zoompositie voor
Playback Zoom handhaven.
Aantekening
• U kunt de opnameinformatie op het beeldscherm, enz., ook wissen tijdens Playback Zoom
door op [DISPLAY] te drukken.
• Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P168)
• Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
• De zoomvergroting en de zoompositie worden gewist als het toestel wordt uitgeschakeld (met
inbegrip van de Slaapfunctie).
• De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden.
– Opnamen met verschillende aspectratio’s
– Opnamen met verschillende aantallen pixels
– Opnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
• Het afspelen van het zoomen is niet beschikbaar tijdens het afspelen van films.
- 60 -
Basiskennis
Het focuspunt groter maken (display focuspunt)
Deze eenheid zal het focuspunt herinneren tijdens de opname, en kan vergroot worden
met dat punt als een centrum.
Druk tijdens het afspelen van de beelden op 3
(FOCUS).
• Focuspunt zou niet in het midden kunnen zijn van
verbreding wanneer het zich aan de rand van het beeld
bevindt.
• Raadpleeg “ De terugspeelzoom gebruiken” (P60) voor
werking tijdens het zoomen.
• Volgende beelden kunnen niet vergroot worden omdat er
geen focuspunt is:
– Beeld dat gemaakt is zonder scherp stellen
– Beeld dat gemaakt is met handmatige focus
– Beeld dat gemaakt is met een ander toestel
Omschakelen van de [AFSPEELFUNCTIE]
1
2
3
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
Op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P58)
Alle beelden worden teruggespeeld.
[DIASHOW] (P154)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[MODE PLAY] (P156)
Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite]¢1, of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden.
¢1 Dit is de specificatie voor het opnemen en afspelen van hoge definitiebeelden.
[CATEGOR. AFSP.] (P157)
De in categorieën onderverdeelde gegroepeerde beelden worden teruggespeeld.
[FAVORIET AFSP.] ¢2 (P158)
Uw favoriete beelden worden teruggespeeld.
¢2 [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
- 61 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie:
¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
• Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk
vervolgens op [‚].
A [DISPLAY] knop
B [‚] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
- 62 -
Basiskennis
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Druk op [‚].
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [ALLES WISSEN] > stap 5.
Druk op 3/4/2/1 om het beeld te
selecteren en druk vervolgens op
[DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze
stap.)
•[
] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u
opnieuw op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling
gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P171) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
([ALLES WISSEN BEHALVE Ü] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN].)
Aantekening
• Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [‚] afgebeeld is). Gebruik een
batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel).
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
• Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
• Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P174), zullen deze niet gewist
worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVE Ü] geselecteerd is.
- 63 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Omschakelen van de beeldschermweergave
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P60), als u
bewegende beelden terugspoelt (P159) en tijdens een
diavoorstelling (P154), kunt u alleen kiezen tussen “Normale
weergave G” of “Geen weergave I”.
In opnamefunctie
C
D
E
F
Normale weergave¢1, 2
Non-display
Non-display (Opnamerichtlijn)¢1, 3
Scherm niet afgebeeld¢4
10
In terugspeelfunctie
G Normaal display
H Display met
opname-informatie¢1
I Non-display
10:00 1.DEC.2010
10:00 1.DEC.2010
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 U kunt tussen de beschikbare opnametijd en het aantal beschikbare opnamebeelden
schakelen door [RESTAANDUID.] in het [SET-UP] menu in te stellen.
¢3 Het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu instellen.Het is mogelijk om de positie van de richtlijn te verplaatsen als
deze op [
] gezet is. (P65) U kunt ook instellen of u de opnameinformatie wel of niet
afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
¢4 Het is pas mogelijk te schakelen tussen schermen wanneer [OPT. ZOEKER] (P149) in het
[OPNAME] functiemenu ingesteld is op [ON]. Het scherm staat normaal gesproken uit.
Elementen zoals de focusicoon (P46) en de icoon van de flitsoplading branden echter.
Aantekening
• In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P92)
- 64 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Monitorvoorrang
Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu (P36) wordt de LCD-monitor
ingeschakeld wanneer van de opnamefunctie naar de afspeelfunctie geschakeld wordt.
U kunt de tijd besparen die nodig is om de weergave naar de LCD-monitor om te
schakelen, zelfs als u de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) voor het opnemen
gebruikt.
∫ Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van
deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
A [
]:
Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B [
]:
Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt positioneren.
C [
]:
De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Met de richtlijn kunnen goed
uitgebalanceerde opnamen te maken van onderwerpen die zich niet midden in het
beeld bevinden.
∫ Instellen van de positie van de richtlijn
Selecteer [RICHTLIJNEN] van het [SET-UP] menu en druk vervolgens op 1.
(P28)
2 Op 4 drukken om [PATROON] te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
3 Op 4 drukken om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
1
4
Druk op 3/4/2/1 om de positie in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om de instelling uit te voeren.
• De richtlijn keert terug naar het midden wanneer [DISPLAY]
5
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu
ingedrukt wordt.
te sluiten.
- 65 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Voorbeeld van histogram
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
¢ Histogram
F2.0 1/100
F2.0 1/200
ISO
AWB 80
F2.0 1/50
Aantekening
• Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
ISO
AWB 80
wordt het histogram oranje afgebeeld.
– Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0EV] is tijdens belichtingcompensatie of
in handmatige belichtingfunctie
– Als de flits geactiveerd is
– In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P92)
– Als de flits gesloten is
• Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
• Als de belichting niet goed is ingesteld
• Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
• Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
• Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
• Histogrammen worden niet afgebeeld in de volgende gevallen.
– Intelligent Automatische Functie
– Meervoudig terugspelen
– Opname bewegende beelden
– Terugspeelzoom
– Kalender
– Wanneer de HDMI-kabel verbonden is
- 66 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de ingebouwde flits
A De flits openen
Druk op de schakelaar voor het
openen van de flitser.
OPEN
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
• Sluit de flits altijd als u deze niet
gebruikt.
• De flitsinstelling is vastgesteld op
[Œ] terwijl de flits gesloten wordt.
Aantekening
• Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
• Open de flits.
Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P28)
Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op
[MENU/SET].
• Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden, “Beschikbare flitsinstellingen voor de
opnamefuncties” raadplegen. (P69)
Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 67 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Onderdeel
‡: AUTO
ˆ:
AUTO/Rodeogenreductie¢
‰: Vast ingesteld
op AAN
Š:
Vast ingesteld op
AAN/Rodeogenreductie¢
‹:
Langzame synchr./
Rodeogenreductie¢
Œ: Vast ingesteld
op UIT
Beschrijving van instellingen
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
• Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
• De flitsinstelling is alleen op [Š] ingesteld wanneer u of
[PARTY] in scènefunctie [KAARSLICHT] instelt. (P92)
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
• Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
[RODE-OGEN CORR] (P149) op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ]
verschijnt op de flitsicoon.
∫ Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer [RODE-OGEN CORR] (P149) ingesteld is op [ON] en de rode-ogenreductie
([
], [
], [
]) geselecteerd is, wordt er digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd
elke keer dat de flits gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en
corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] ingesteld is op [š] en de
gezichtsdetectie actief is)
• Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
• In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogenreductie niet.
– Wanneer de flitsinstelling ingesteld is op [‡], [‰] of [Œ]
– Wanneer [RODE-OGEN CORR] ingesteld is op [OFF]
– Wanneer [AF MODE] ingesteld is op iets dat niet [š] is
- 68 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
ñ
‡
ˆ
‰
±¢1
—
—
‹ Š
—
—
Œ
±
±
±
±
±
—
±
±
±
±
±
—
±
±
±
±
—
—
±
±
±
±
—
—
±
—
—
—
—
—
±
¢2
—
—
—
—
—
±
¢3
—
—
—
±
—
±
¢4
±
—
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
*
+
0
,
.
±
¥
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
¥
—
±
/
1
2
3
:
;
í
ï
9
ô
5
4
6
8
7
‡
ˆ
‰
—
—
—
‹ Š
—
—
Œ
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
¥
±
±
—
—
—
±
¥
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
—
±
—
—
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
—
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
±
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
¢1 [
] wordt afgebeeld. [
], [
], [
] of [
] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
¢2 [EXPRESSIEF]/[RETRO]/[PUUR]/[ELEGANT]/[ZWART/WIT]/[SILHOUET]/[KLANT]
¢3 [HOGE DYNAMIEK]/[DYNAMIEK]/[DYNAMISCH] ( )
¢4 [SPELDENPRIK]/[ZANDSTRAAL]
• De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
• De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
- 69 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
• Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed
Tele
AUTO
80 cm tot 7,2 m¢
30 cm tot 4,4 m¢
ISO80
80 cm tot 2,0 m
30 cm tot 1,2 m
ISO100
80 cm tot 2,3 m
30 cm tot 1,3 m
ISO200
80 cm tot 3,2 m
30 cm tot 1,9 m
ISO400
80 cm tot 4,6 m
30 cm tot 2,7 m
ISO800
80 cm tot 6,5 m
40 cm tot 3,9 m
ISO1600
80 cm tot 9,2 m
60 cm tot 5,5 m
ISO3200
1,15 m tot 13,0 m
90 cm tot 7,8 m
ISO6400
1,60 m tot 18,4 m
1,30 m tot 11,1 m
ISO12800
2,30 m tot 26,0 m
1,90 m tot 15,7 m
¢ Wanneer de [ISO-LIMIET] (P130) ingesteld is op [AUTO]
• In [H. GEVOELIGH.] (P99) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO12800] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 26,0 m
Tele: Ongeveer 60 cm tot ongeveer 15,7 m
• In [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 5,6 m
Tele: Ongeveer 30 cm tot ongeveer 3,4 m
- 70 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Stel de flitsoutput af
Stel de flitsoutput af wanneer het onderwerp klein is, of de terugkaatsing zeer hoog of laag is.
1
2
Selecteer [FLITS INSTEL.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
Druk op 2/1 om de flitser-output in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
• U kunt afstellen van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van
3
• Kies [0 EV] om de oorspronkelijke flitswerking in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt het menu ook sluiten door de ontspanknop half in te drukken.
[1/3 EV].
Aantekening
• Wanneer de flitsoutput afgesteld wordt, verschijnt de flitsoutputwaarde links bovenaan het
scherm.
• De flitswerkinginstellingen worden opgeslagen ook als u de camera uitzet.
• U kunt [FLITS INSTEL.] niet instellen in de volgende gevallen.
– Intelligente automatische functie
– In [FLITS-BURST] in de scènefunctie
- 71 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
Sluitertijd (Sec.)
Flitsinstelling
‡
ˆ
‹
1/60¢1 tot 1/4000
‰
Š
Sluitertijd (Sec.)
1¢1 tot 1/4000
1 of 1/4 tot 1/4000¢2
Œ
¢1 Deze kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling. (P143)
¢2 Wanneer [KORTE SLUITERT.] ingesteld is op [AUTO]. (P143)
• Raadpleeg P83 voor details over de Openingsprioriteit-AE, Sluiterprioriteit-AE, en Handmatige
Belichting.
• ¢2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
– Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
– Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
• In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
• In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel.
Aantekening
• Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van
de objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
• Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
• Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
• Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
• De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
• Het flitseffect kan onvoldoende zijn wanneer [FLITS-BURST] (P101) gebruikt wordt in de
Scènefunctie of wanneer de sluitersnelheid hoog is.
• Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
• Wanneer de [CONVERSIE] (P150) ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
• Wanneer de externe flits geïnstalleerd is, zal deze prioriteit hebben. Zie P199 voor meer
informatie over de externe flits.
- 72 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 1 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Schuif de focus-keuzeschakelaar naar
[AF#].
• In AF-macrofunctie, [
] wordt afgebeeld.
AF
AF
MF
Maak de beelden.
∫ Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
30 cm
T
W
1 cm
Aantekening
• Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
• Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
• Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
• AF-macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen
het toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
- 73 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met de zelfontspanner
Druk op 2 [ë].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
• Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
• Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
• Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P147) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] staat vast op 3.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie is
vastgesteld op 5.
• Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie.
• Instellen van de zelfontspanner kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen.
– In [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
- 74 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
De lichtgevoeligheid instellen
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u
deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat
de opnamen donker worden.
Op 1 drukken (
).
• Dit kan ingesteld worden vanuit het [OPNAME] menu (P130).
Druk op 3/4 om de ISO-gevoeligheid te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om
deze in te stellen.
• U kunt ook op 1 (
) drukken om te selecteren.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te
stellen.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aangeraden)
Sluitertijd
Ruis
80
¢
(Intelligent)
Wanneer het donker is
Langzaam
Snel
Minder
Verhoogd
ISO-gevoeligheid
AUTO¢
12800
Wanneer het licht is (buiten)
Instellingen
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de
beweging van het onderwerp en de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
80/100/200/400/800/1600/3200/
(Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu
6400/12800
(P130) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met
betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.)
¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME] menu (P130) op iets anders dan [AUTO] wordt
gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen het waardenbereik dat ingesteld is bij
[ISO-LIMIET].
Het wordt als volgt ingesteld als [ISO-LIMIET] op [AUTO] gezet is.
• Wanneer [AUTO] geselecteerd is, is ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld afhankelijk
van de helderheid binnen een maximuminstelling van [ISO400]. ([ISO1000] als de flits
gebruikt wordt)
• Als de ISO-gevoeligheid op [
] gezet wordt, zal deze automatisch bijgesteld worden,
afhankelijk van de helderheid binnen de maximuminstelling van [ISO1600]. ([ISO1000] als
de flits gebruikt wordt).
- 75 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
• Als [FOTO RES.] ingesteld is op een waarde die groter is dan [
] (1:1), [
] (4:3), [
(3:2) of [
] (16:9) met [ISO6400]/[ISO12800] ([ISO4000] tot [ISO12800] terwijl
[ISO VERHOGING] op [1/3 EV]) gezet is, dan zal [FOTO RES.] kleiner worden, zoals
onderstaande tabel toont:
Aspectratio instellen
]
Beeldgrootte
1:1
>
/
4:3
/
/
>
3:2
/
/
>
16:9
/
/
>
• Als [ISO6400]/[ISO12800] ingesteld is ([ISO4000] tot [ISO12800] als [ISO VERHOGING] op
[1/3 EV] staat), kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
–[
], [
] of [
] in [KWALITEIT]
– Extra Optische Zoom
– [i.ZOOM]
– [DIG. ZOOM]
• De ISO-gevoeligheid zal ingesteld worden op [AUTO] wanneer u bewegende beelden maakt.
Tevens zal de [ISO-LIMIET] niet werken.
• Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]
∫ Over [
] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie)
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
• De sluitertijd is niet vastgesteld wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Deze
verandert continu om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp totdat de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. Bevestig de eigenlijke sluitertijd op de
informatiedisplay om de opname terug te laten spelen.
Aantekening
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
• Raadpleeg P70 voor het flitsbereik.
• Afhankelijk van de helderheid en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt, kan jitter
(beeldvervorming) mogelijk niet worden voorkomen, zelfs niet als [
] wordt geselecteerd.
• Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
• De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [
].
– In [SPORT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER] en [FLITS-BURST] in de scènefunctie
• Programmawisseling kan niet worden geactiveerd als de ISO-gevoeligheid op [
] is
ingesteld.
• U kunt [
] niet selecteren in de sluitertijdprioriteit AE-functie en in de functie handmatige
belichting.
• Vastgesteld op [AUTO] met uitzondering van [KLANT] in de My Colour Mode.
• Om beeldruis te voorkomen, raden wij aan een lagere ISO-gevoeligheid te gebruiken door
[RUISREDUCTIE] in de [OPN. MODE] richting [ _] te draaien of door alle items behalve
[RUISREDUCTIE] richting [ `] te draaien voor het maken van opnamen. (P125)
- 76 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op de functieknop op de achterkant
om [È] te selecteren en draai aan de
functieknop om de belichting te
compenseren.
A Waarde belichtingcompensatie
• De in werking gestelde handeling zal elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen.
• De werking van de belichtingscompensatie wordt
vrijgegeven als [È] linksonder op het beeldscherm
oranje wordt.
• De waarde van de belichtingscompensatie kan
ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot
i3 EV.
• Selecteer [È] alleen om terug te keren naar de
originele belichting (0 EV).
A
Maak de beelden.
Aantekening
• EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet. De
belichtingswaarde wordt in de Intelligent Auto Mode echter niet opgeslagen.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
• Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie.
• De compensatie van de belichting kan niet gebruikt worden in [EXPRESSIEF], [RETRO],
[PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET] en [KLANT] in de My Color Mode.
- 77 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Fotograferen met Auto Bracket/Aspect Bracket
Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
1ste beeld
2de beeld
3de beeld
d0 EV
j1 EV
i1 EV
Druk op [AUTO BRACKET] op het [OPNAME]
functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
Druk op 2/1 om het compensatiebereik van de
belichting in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu
te sluiten.
- 78 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aspect Bracket
Door de ontspanknop een keer in te drukken worden er automatisch vier beelden gemaakt
met aspectratio’s van [4:3], [3:2], [16:9] en [1:1] (met een enkel sluitergeluid).
Druk op [ASP. BRACKET] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• De combinaties van beeldresoluties zijn als volgt.
[4:3]
-.
[3:2]
-.
[16:9]
9M
-.
[1:1]
10M
9,5M
7,5M
7M
6,5M
6M
5,5M
5M
4,5M
4,5M
3,5M
3M¢
3M¢
2,5M ¢
2,5M¢
Bijv. als instelling 6,5M (3:2) is
• 7M (4:3), 6,5M (3:2), 6M (16:9) en 5,5M (1:1).
¢Dit zijn de minimum beeldformaten als de instelling Aspect Bracket geselecteerd is. Als
het beeldformaat op een kleiner formaat dan het minimum beeldformaat gezet is, zal
het tijdelijk op het minimum beeldformaat gezet worden.
- 79 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
• Als Aspect Bracket ingesteld wordt, verschijnt [ ] op het beeldscherm.
• Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
• De instelling Auto Bracket/Aspect Bracket wordt gewist als u het toestel uitschakelt of als de
[SLAAPSMODUS] wordt geactiveerd.
• Als Auto Bracket/Aspect Bracket ingesteld is, wordt de Auto Review functie geactiveerd,
onafhankelijk van de instelling daarvan. U kunt de Automatische overzichtsfunctie niet instellen
in het [SET-UP] menu.
• De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
• Het zal langer duren om de beeldgegevens te schrijven als Auto Bracket of Aspect Bracket met
het interne geheugen gebruikt is.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
• [BURSTFUNCTIE], [MULTI-FILM] of Witbalans Bracket zullen gewist worden als
[AUTO BRACKET] of [ASP. BRACKET] ingesteld is.
• In AE-sluiterprioriteit en handmatige belichting wordt auto bracket, als de sluitertijd ingesteld is
op meer dan 1 seconde, geannuleerd.
• De laatst ingestelde zal de prioriteit hebben. (Auto Bracket en Aspect Bracket kunnen
niet gelijktijdig ingesteld worden.)
• Instelling van de auto bracket kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen.
– In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en [STERRENHEMEL] in de
scènefunctie
– [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
– [MULTI BELICHT.]
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
• De instelling van Aspect Bracket kan onder de volgende omstandigheden niet plaatsvinden.
– In [PANORAMA ASSIST], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en
[STERRENHEMEL] in de scènefunctie
– [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
– Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
], [
] en [
]
– [MULTI BELICHT.]
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
- 80 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie:
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd
te specificeren
Diafragmaprioriteit AE
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Stel de functieknop in op [
].
Draai de functieknop achterop om de
openingswaarde in te stellen.
A Lensopening
• Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en
Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop
achterop ingedrukt wordt.
A
Een opname maken.
Sluitertijdprioriteit AE
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Stel de functieknop in op [
].
Draai de functieknop achterop om de
sluitertijd in te stellen.
B Sluitertijd
• Deze zal schakelen tussen instellingswerking van
sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt.
B
Een opname maken.
Aantekening
• Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
• De helderheid van het beeldscherm en van de opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden met gebruik van de afspeelfunctie.
• Zet de diafragmawaarde hoger als het onderwerp te licht is in de diafragmaprioriteit AE-functie.
Zet de diafragmawaarde lager als het onderwerp te donker is.
• De openingswaarde en de sluitertijd die op het scherm staan, worden rood als de belichting
niet goed is.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
• [‹] kan niet ingesteld worden voor AE-sluitervoorrang
- 81 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie:
Beeld maken door de belichting handmatig in te
stellen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
Draai de instelknop op [²].
• De handmatige belichtingassistentie A verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden.
Draai de functieknop achterop om de
opening en de sluitertijd in te stellen.
B Lensopening
C Sluitertijd
• Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en sluitertijdinstelling,
B C
elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
• Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF] afgebeeld wordt. (P84)
Druk de ontspanknop half in.
• De handmatige belichtingassistentie A verschijnt
gedurende ongeveer 10 seconden.
• Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid weer
in als de belichting niet goed is.
A
Maak de opname.
∫ Hulp bij handmatige belichting
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
• De manuele belichtingshulp is een benadering.
Aantekening
• Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
• De helderheid van het beeldscherm kan verschillen van die van de huidige beelden. Controleer
de beelden met gebruik van de afspeelfunctie.
• Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als
u de ontspanknop half indrukt.
• [‹] want flits kan niet ingesteld worden.
- 82 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Openingswaarde en sluitertijd
AE-openingsvoorrang
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
F8.0
F7.1
F6.3
F5.6
F5.0
F4.5
F4.0
F3.5
F3.2
F2.8
F2.5
F2.2
F2.0
8 tot 1/4000
8 tot 1/2000
AE-sluitervoorrang
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
Lensopening
8
6
5
4
3,2
2,5
2
1,6
1/1,6
1,3
1
1/1,3
1/2
1/2,5
1/3,2
1/4
1/5
1/6
1/8
1/10
1/13
1/15
1/20
1/25
1/30
1/40
1/50
1/60
1/80
1/100
1/125
1/160
1/200
1/250
1/320
1/400
1/1000
1/500
1/640
1/800
1/1300
1/1600
1/2000
1/2500
1/3200
1/4000
F2.0 tot F8.0
F4.0 tot F8.0
Handmatige belichting
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
F2.0 tot F3.5
60 tot 1/2000
F4.0 tot F8.0
60 tot 1/4000
Aantekening
• De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op
Breed staat.
• Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen.
- 83 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de focus-keuzeschakelaar in op [MF].
•[
] wordt afgebeeld links onderaan het scherm
terwijl deze zich in de Handmatig Afstellen Modus
bevindt.
AF
AF
MF
Druk een paar keer op de functieknop
achterop om de handeling van handmatig
scherpstellen in werking te stellen.
• De in werking gestelde handeling zal elke keer dat
de functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen.
• Handeling van handmatig scherpstellen is in werking
gesteld wanneer [
] rechts onderaan het scherm oranje wordt.
Draai aan de functieknop op de achterkant.
• Focusbereik verdwijnt.
Druk op 2/1 of draai aan de functieknop
op de achterkant om op het onderwerp
scherp te stellen.
of
A Focusbereik
• Het zou moeilijk kunnen zijn om een fijne afstelling te
maken wanneer u de functieknop achterop gebruikt.
A
Als u er moeite mee heeft, raden we aan om de
cursorknop te gebruiken voor het afstellen.
• Door de cursorknop ingedrukt te houden kunt u de focuspositie continu verplaatsen.
• MF-assistance verdwijnt ongeveer 2 seconden nadat de cursorknop, of de functieknop
op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd.
• Het focusbereik verdwijnt na ongeveer 5 seconden nadat de cursorknop, of de
functieknop op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd.
• Tijdens video-opname, zullen de MF-assistentie en het focusbereik niet weergegeven
worden, maar u kunt scherpstellen door op 2/1 te drukken of d.m.v. de functieknop
achterop.
Maak de opname.
- 84 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
MF-ASSIST
Als u aan de functieknop op de achterkant draait terwijl [MF ASSIST] op [MF1] of [MF2]
staat, wordt MF assist geactiveerd en wordt het beeldscherm vergroot zodat u
gemakkelijker op het onderwerp kunt scherpstellen.
Selecteer [MF ASSIST] op het [SET-UP] menu. (P28)
Op 3/4 drukken om [MF1] of [MF2] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
[MF1] Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot. U kunt scherpstellen
terwijl u rekening houdt met de compositie van het hele beeld op het
scherm.
[MF2] Het midden van het scherm wordt vergroot totdat het beeld het hele
scherm beslaat. Dit is handig voor het scherp stellen van
breedbeeldopnamen waarin veranderingen van de focus moeilijk te volgen
zijn.
[OFF] Het scherm wordt niet vergroot.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
∫ Veranderen van de zoomzone
De uitvergrootte zone kan veranderd worden terwijl het scherm uitgerekt is m.b.v.
MF-hulpfunctie. Dit is handig wanneer u de focuspositie wilt veranderen om opnamen te
maken.
1 Draai de functieknop achterop om
MF-assistentie weer te geven op
het scherm.
2 Beeld MF-zone (verbrede zone) af
door op [MENU/SET] te drukken.
3 Verander de uit te breiden zone
met de cursorknoppen 3/4/2/1.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
()
• Met de onderstaande handelingen wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke stand
gezet.
– De opnamemaat of –aspect veranderen.
– Het toestel uitzetten.
- 85 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Technieken voor handmatig
scherpstellen
1 Scherpstellen door aan de functieknop op
de achterkant te draaien.
2 Druk verder een paar keer in dezelfde
richting op de cursorknop.
3 Stel tenslotte scherp op het onderwerp
door de cursorknop andersom in te drukken.
∫ One shot AF
U kunt scherpstellen op het onderwerp met automatische focus door [MF] te selecteren
met Focus-keuzeschakelaar en vervolgens op de 3 (FOCUS) knop te drukken.
Dit is handig voor de prefocus.
∫ Prefocus
Met deze techniek stelt u op voorhand scherp op het punt waarop u de opnamen gaat
maken als het bijvoorbeeld moeilijk is scherp te stellen met de automatische scherpstelling
wegens bijvoorbeeld een snelle beweging.
Deze functie is geschikt als de afstand tussen de camera en het object vastligt.
Aantekening
• Als u scherpstelt in de Breed-functie en dan de zoomhendel op Tele draait, kan de
scherpstelling niet goed zijn. In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen.
• De MF-assistentie verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt.
• De afstand naar het onderwerp die afgebeeld wordt op het scherm in handmatige focus is een
benadering van de focuspositie. Gebruik het MF-assistentiescherm voor een uiteindelijke
controle van de focus.
• Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
• Door MF-Assist in combinatie met AE Lock te gebruiken, wordt het gemakkelijker de
scherpstelling te controleren
- 86 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] -functie:
Opnamen maken met kleuraanpassing
(My colour-functie)
U kunt foto’s met het gewenste effect maken door het onderwerp van tevoren op het
beeldscherm te bekijken en het gewenste effect in te stellen.
Stel de functieknop in op [
].
Druk op 3/4 om een item te selecteren.
Onderdeel
Effect
[EXPRESSIEF]
Dit is een pop art-stijl beeldeffect dat de kleur benadrukt.
[RETRO]
Dit is een zacht beeldeffect dat de er voor zorgt dat de foto er
aangetast uitziet.
[PUUR]
Dit is een beeldeffect dat een koel, helder licht gebruikt om een
gevoel van frisheid toe te voegen. (Het beeld zal er helder en
enigszins blauw uitzien).
[ELEGANT]
Dit is een beeldeffect dat een rustige sfeer creëert en een gevoel
van statigheid uitstraalt.
(Het beeld zal er enigszins donkerder en amberachtig uitzien).
[ZWART/WIT]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp vastlegt met het gebruik
van tinten die typisch zijn van zwart-witfotografie en met een
vlaagje kleur.
[HOGE DYNAMIEK]
Dit is een beeldeffect waardoor donkere en lichte zones met de
juiste helderheid en natuurlijke kleuren ontstaan.
[DYNAMIEK]
Dit is een indrukwekkend beeldeffect dat de kleur en het contrast
versterkt en donkere zones in heldere zones doet overgaan met de
juiste helderheid.
[DYNAMISCH] (
)
Dit is een zwart en wit beeldeffect waardoor donkere en lichte
zones met de juiste helderheid ontstaan.
[SILHOUET]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp in de schaduw beter doet
uitkomen als een zwarte silhouet door de achtergrondkleuren van
de lucht of de zonsondergang, enz. te gebruiken.
[SPELDENPRIK]
Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de
onderwerpen.
[ZANDSTRAAL]
Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
¢
[KLANT]
De kleureffecten kunnen ingesteld worden naar gelang uw wensen.
¢Voor [KLANT] instellingen, pagina 89 raadplegen.
- 87 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
∫ De My Colour-instellingen opnieuw aanpassen
Keer terug naar stap 2 op pagina 87 door op [MENU/SET] te drukken.
Aantekening
• Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor Mijn kleurfunctie.
• De instellingen van My Colour worden in het geheugen opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgezet.
• [I. EXPOSURE] kan alleen ingesteld worden wanneer de Mijn Kleurmodus ingesteld is op
[KLANT].
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in Mijn kleurmodus omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
– [OPN. MODE]/[ISO-LIMIET]
- 88 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Afstellen van de uw standaardinstellingen om gewenste effecten te
bereiken
Door [KLANT] te selecteren, kunt u beelden maken met kleur, helderheid en verzadiging
die afgesteld zijn op de door u gewenste niveaus.
In stap 2 op pagina 87, [KLANT] selecteren en op 1 drukken.
Druk op 3/4 om een item te selecteren en druk
vervolgens op 2/1 om het af te stellen.
Onderdeel
Inhoud van de aanpassing
[KLEUR]
Dit zal de kleur van het beeld van rood licht naar blauw
licht afstellen. (11 stappen in n5)
[HELDERHEID]
Dit zal de helderheid van het beeld afstellen. (19 stappen
in n9)
[VERZADIGING]
Dit zal de intensheid van de kleur van het beeld van zwart
wit naar een levendige kleur afstellen. (11 stappen in n5)
[RESET]
Alle instellingen terugzetten op standaard.
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te stellen.
∫ De [KLANT] instellingen terug doen keren naar de aanvankelijke instellingen
1
2
Selecteer [
] in bovenstaande stap 2.
Druk op 2, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET].
• De aangepaste waarde voor elk item wordt teruggezet op standaard (middelpunt).
Aantekening
• Afstellingen gemaakt met [KLANT] zijn niet effectief in andere opnamemodi.
• De iconen voor de bijgestelde items worden op het scherm weergegeven als [KLANT]
bijgesteld wordt. De weergegeven icoon is die van de richting van de bijstelling.
• AF-opsporing zou niet kunnen werken als u [VERZADIGING] afstelt om de kleur lichter te
maken.
- 89 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen
(Registreren van klantinstellingen)
Het is mogelijk om maximaal 4 instellingen van huidige toestelinstelling te registreren als
standaard instellingen.
• Stel de functieknop in op de gewenste functie en selecteer de gewenste menu-instellingen van
te voren.
Selecteer [GEH VOORK INST] op het [SET-UP] menu. (P28)
Druk op 3/4 om de standaard instelling te
registreren en druk vervolgens op [MENU/SET].
• De standaard instellingen geregistreerd in [
] kunnen
gebruikt worden met de [ ] van de funtieknop. Dit zal handig
zijn als de standaard instelling die vaak gebruikt wordt
geregistreerd is, aangezien deze gebruikt kan worden door simpelweg de functieknop
in te stellen.
• De standaardinstellingen die geregistreerd zijn in [
], [
] of [
] kunnen
geselecteerd worden in de [ ] van de functieknop. Er kunnen tot 3 standaard
instellingen geregistreerd worden, selecteer daarom die, die overeenkomt met de
vereisten.
Druk op 3, selecteer [JA] en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Wanneer [JA] geselecteerd is, wordt er over de eerder
opgeslagen instellingen heen geschreven.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• U kunt de volgende menu-items niet opslaan omdat deze andere Opnamefuncties
beïnvloeden.
[OPNAME] menu/Opnamefuncties
[SET-UP] Menu
• [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] verjaardag- • [KLOKINST.]
• [WERELDTIJD]
• [REISDATUM]
• [TOON]
en naaminstellingen in scènefunctie
• Gegevens geregistreerd met
• [VOLUME]
• [LCD MODE]
[GEZICHT HERK.]
• [BEELDGROOTTE] • [BESPARING]
• [AUTO REVIEW]
• [STARTMODUS]
• [NR. RESET]
• [RESETTEN]
• [USB MODE]
• [VIDEO UIT]
• [TV-ASPECT]
• [HDMI-FUNCTIE]
• [VIERA Link]
• [SCÈNEMENU]
• [VERSIE DISP.]
• [TAAL]
• [DEMOFUNCTIE]
- 90 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken in Klantfunctie
U kunt één van uw eigen standaard instellingen selecteren die opgeslagen zijn met [GEH
VOORK INST], om het overeen te doen komen met de omstandigheden van het maken
van het beeld.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de
standaard instellingen.
Stel de functieknop in op [
] of [
].
A Standaard instellingen van de display
• Wanneer ingesteld is op [ ]
> U kunt beelden maken met de standaard instellingen de
geregistreerd zijn in de [
]. ([
] wordt afgebeeld op het
scherm)
• Wanneer ingesteld is op [ ]
> Naar stappen 2 en 3
A
Druk op 3/4 om de standaard instellingen te
selecteren die u wilt gebruiken.
• In [
] op [DISPLAY] drukken om de instellingen af te beelden
voor elk menu-item. (Druk op 2/1 om te wisselen tussen
schermen en drukt vervolgens op [DISPLAY] om terug te keren
naar het selectiescherm.)
• Alleen de hoofdmenu-items worden afgebeeld.
Druk op [MENU/SET] om de instellingen
in te voeren.
• Het opslaan van de geselecteerde standaard
instellingen wordt afgebeeld op het scherm.
∫ Wanneer de menu-instellingen worden gewijzigd
Zelfs als de menuinstellingen tijdelijk veranderd worden terwijl [
], [
], [
] of
[
] geselecteerd is, zal wat geregistreerd is onveranderd blijven.
Om te veranderen wat geregistreerd is, over de geregistreerde gegevens heen schrijven
m.b.v. [GEH VOORK INST] (P90) op het set-upmenu.
Aantekening
• Zie de opmerking op P90 voor details over het menu dat niet in de gewone instellingen
bewaard wordt.
- 91 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Stel de functieknop in op [
].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
• Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
∫ Over de informatie
• Als u op [DISPLAY] drukt tijdens de selectie van een Scène Mode in
stap 2, zal een uitleg over iedere Scène Mode weergegeven worden.
(Als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het
menu van de Scènefunctie.)
Aantekening
• Om de Scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken.
Keer nu terug naar bovenstaande stap 2 (wanneer [MENU HERVAT.] (P39) op [OFF] staat).
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
– [OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[MEETFUNCTIE]/
[I. EXPOSURE]/[MULTI BELICHT.]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/
[FLITS-SYNCHRO]
- 92 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[PORTRET]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
∫ Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[GAVE HUID]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
∫ Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
• Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
• Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
- 93 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[ZELFPORTRET]
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
∫ Zelfportrettechnieken
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in
beeld staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te maken.
• Het object is niet scherpgesteld als de
zelfontspanneraanduiding knippert. Druk de ontspanknop
opnieuw half in om scherp te stellen.
• Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het gebruik aan van de
2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
• Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m.
• D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
• De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P146)
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
- 94 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[PANORAMA ASSIST]
U kunt beelden maken met aansluitingen die geschikt zijn voor het creëren van
panoramabeelden.
∫ Instellen van de opnamerichting
1
Druk op 3/4 om de opnamerichting te kiezen en druk
dan op [MENU/SET].
• De horizontale/verticale richtlijn zal afgebeeld worden.
2
Maak de opname.
• U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
3
Op 3 drukken om [VOLG.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu in te stellen.
• Een gedeelte van het gemaakte beeld wordt afgebeeld als een doorzichtig beeld.
Maak een beeld na het horizontaal of verticaal bewegen
van het toestel zodat het doorzichtige beeld een ander
beeld overlapt.
• Wanneer u het derde beeld en beelden daarna maakt, de
4
stappen 3 en 4 herhalen.
5
• U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
Op 3/4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• We raden het gebruik van een statief aan. Wanneer het donker is, raden we aan de
zelfontspanner te gebruiken voor het maken van beelden.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• De gemaakte beelden kunnen gecombineerd worden om panoramabeelden te vormen m.b.v.
de software “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de CD-ROM (meegeleverd).
- 95 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[SPORT]
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
• De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
∫ Technieken voor nachtportretten
• Open de flits (de flitsinstelling zal [‹] zijn, terwijl er een verplichte flits aangegeven
wordt).
• Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
Aantekening
• Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [
] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
• Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Aantekening
• Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [
] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
- 96 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
[PARTY]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
∫ Technieken voor opnamen van feesten
• Open de flits. (U kunt instellen op [‹] of [Š].)
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
• Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
Aantekening
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 97 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[BABY1]/[BABY2]
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164).
∫ Verjaardag/Naaminstelling
1
2
3
Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De verjaardag of naam invoeren.
Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam:
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten
worden, “Tekst Invoeren” op P153 raadplegen.
• Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
• Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
4
het instellingscherm automatisch.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap 2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
• Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor [PORTRET].
• De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
• De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
• Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
• Als [KWALITEIT] op [
], [
] of [
] gezet is en foto’s genomen worden, zal de naam niet
op de foto’s geregistreerd worden.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
- 98 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[HUISDIER]
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P98 raadplegen.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [ ].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [STANDARD].
• Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert het bewegen van de onderwerpen en stelt u in staat om ze in
schaars verlichte ruimtes te fotograferen. (Selecteer dit voor een bewerking met hoge
gevoeligheid. De gevoeligheid schakelt automatisch tussen [ISO1600] en [ISO12800].)
• 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
• [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
- 99 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
∫ Instelling van snelheidsprioriteit of beeldprioriteit
1 Druk op 3/4 om [SNELHEID VOORKEUR] of [BEELD VOORKEUR] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
2 Beelden maken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
• 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Maximum Bursttijd
ongeveer 10 beelden/seconde (Speedprioriteit)
ongeveer 6,5 beelden/seconde (Beeldprioriteit)
Aantal opnamen
ongeveer 15 tot 100
• De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
• Het aantal Burstopname-beelden zijn beperkt door de omstandigheden waar het beeld in
gemaakt wordt en het type en/of status van de kaart die gebruikt wordt.
• Het aantal Burstopname-beelden neemt toe onmiddellijk na het formatteren.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid wordt automatisch afgesteld. Let echter op dat de ISO-gevoeligheid hoog
ingesteld wordt om een hoge sluitertijd te verkrijgen.
• Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende
beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt.
- 100 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[FLITS-BURST]
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
• 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantal opnamen
max. 5 beelden
• De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
• [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
• De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
• [FLITS-BURST] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
• Zie de Aantekening op P72 wanneer u de flits gebruikt.
- 101 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1
2
Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
• Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P30)
Beelden maken.
• Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
∫ Technieken voor opnamen van sterrenhemels
• De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
• Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
] gebruikt die betere
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
• Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
• De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
– Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 2 seconden
– Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een
beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
– U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
• De AF-zone verschijnt niet.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
• [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
- 102 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STRAND]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
∫ Techniek voor Luchtfoto’s
• Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
- 103 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Opname Bewegend Beeld
Dit kan hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of
bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen.
Audio zal mono opgenomen worden.
De functie schakelen door de functieknop te draaien.
∫ Functies die opgenomen kunnen worden voor bewegend beeld
Onderdeel
Instellingen/Aantekening
automatische
ñ Intelligent
functie
Het toestel zal de meest geschikte instellingen kiezen
om het onderwerp overeen te doen komen met de
opnameomstandigheden, zodat u de instellingen aan
het toestel kunt overlaten en gemakkelijk bewegende
beelden kunt maken.
³/±/´/² functie
Bewegende beelden opnemen door het automatisch
instellen van de opening- en sluitertijd.
Creatieve bewegende
beeldfunctie
Bewegende beelden opnemen door het handmatig
instellen van de opening- en sluitertijd. (P111)
Standaardfunctie
Bewegende beelden opnemen met geselecteerde
standaard functie-instellingen.
¿ Scènefunctie
Mijn kleurfunctie
Scène bewegend beeld
Bewegende beelden maken in Mijn kleurfunctie
instelling.
Aantekening
• Dit zal opgenomen worden inde volgende categorieën voor bepaalde scènefuncties.
Geselecteerde scènefunctie
Scènefunctie terwijl u bewegend beeld opneemt
[BABY1]/[BABY2]
Portretfunctie
[NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
Weinig licht functie
[PANORAMA ASSIST],
[SPORT], [HUISDIER],
[HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST], [VUURWERK]
Normaal bewegend beeld
• Een bewegend beeldopname die bij elke scène past zal uitgevoerd worden voor die,
die niet hierboven opgenoemd staan. (P92 tot 103)
- 104 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A
A Beschikbare opnametijd
B Verstreken opnametijd
• Het zal opgenomen worden met de beeldverhouding
•
•
•
•
•
•
die ingesteld is bij [OPN. KWALITEIT] en
onafhankelijk van de positie van de keuzeschakelaar
van de beeldverhouding.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Het scherm zal tijdelijk donker worden en de opname
zal starten net nadat de display afgesteld is.
De focus kan verkregen worden tijdens het opnemen
door op 3 (FOCUS) te drukken.
Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF]
afgebeeld wordt. (P84)
C
B
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
• Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt wordt voor het
starten/stoppen van de filmopname.
Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
∫ Over scherp stellen
Wanneer [CONTINU AF] (P152) ingesteld is op [ON] en u scherp stelt op een onderwerp,
zal het toestel de focus op dat onderwerp gericht houden. Om de focuspositie te
behouden wanneer u begint met het maken van een bewegend beeld, instellen op [OFF].
- 105 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• Het scherm zal als volgt veranderen wanneer de knop van bewegend beeld in gedrukt wordt in
de stappen 2 en 3.
A Opnamescherm
stilstaand beeld¢1
B Functie-instelling
bewegend beeld¢2
C Opnamescherm
bewegend beeld
D Functie-instelling
stilstaand beeld¢3
10
R1m23s
3s
¢1 Stel [RESTAANDUID.] (P33) in op [
] om de beschikbare opnametijd weer te geven
voordat de bewegende beelden opgenomen worden.
¢2 Het scherm dat afgebeeld wordt tijdens de functie-instelling van bewegend beeld verschilt
afhankelijk van de instelling van de [OPNAMEFUNCTIE].
¢3 [!] zal niet weergegeven worden in de Creatieve filmfunctie.
• Raadpleeg P151 voor het [BEWEGEND BEELD] Functiemenu.
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• P235 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
• Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
• Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
• Als bewegende beelden opgenomen worden terwijl het koord van de lensdop bevestigd is, kan
het zijn dat het geluid van het koord dat tegen het toestel wrijft, opgenomen wordt.
• Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen
wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving
van de bewegende beeldopname.
• Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
• Als de Extra optische zoom gebruikt is voordat u op de bewegende beeldknop drukt, zal de
opneembare zone drastisch veranderd worden aangezien deze instellingen geannuleerd
worden.
• Zelfs als de instelling van de beeldverhouding voor foto’s en films
A
dezelfde is, kan de gezichtshoek aan het begin van de filmopname
veranderen. Wanneer [
OPN.GEBIED] (P33) op [ON] gezet is,
wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven.
A: (Voorbeeld)
Wanneer [OPN. KWALITEIT] ingesteld is op [AVCHD Lite] (16:9).
B: Dit deel wordt niet in filmopnames opgenomen.
B
- 106 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
• [STABILISATIE] (P146) is vast ingesteld op [MODE1] bij het opnemen van video’s.
• Bij het opnemen van bewegende beelden, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
–[
] en [ ] in de [AF MODE] (er zal naar [Ø] geschakeld worden.)
– Richtingfunctie
– Extra Optische Zoom
– [GEZICHT HERK.]
– [STAPSG. ZOOM]
• Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als u tijdens de opname van bewegende beelden de netadapter gebruikt (optioneel) en de
stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een black-out, of als de netadapter (optioneel)
afgesloten wordt, enz., dan zullen de bewegende beelden in kwestie niet opgenomen worden.
• De zoomsnelheid zou lager kunnen zijn dan normaal.
Wanneer u instelt op intelligente automatische functie
• Wanneer Intelligente Automatische Functie geselecteerd is in stap 1 op pagina 104, kan
bewegend beeldopname die bij het onderwerp of opnamesituatie hoort uitgevoerd worden.
∫ Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦
>
[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-ZACHT LICHT]
[i-MACRO]
• [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een persoon, en
zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135)
• Wanneer [
Aantekening
• Raadpleeg P52 voor instellingen in de Intelligente automatische functie.
• Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
- 107 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Veranderen van [OPNAMEFUNCTIE] en [OPN. KWALITEIT]
Selecteer [OPNAMEFUNCTIE] vanaf het
[BEWEGEND BEELD] menu en druk op 1. (P28)
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Opnameformaat
Kenmerken
• Selecteer dit formaat om HD (high definition) video op te
[AVCHD Lite]
nemen voor afspelen op uw HDTV m.b.v. een
HDMI-verbinding.
• Het kan afgespeeld worden door de kaart in een apparaat te
steken dat compatibel is met AVCHD. Raadpleeg de
instructies van het gebruikte apparaat voor details over de
compatibiliteit.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse¢ van “Class 4” of
hoger.
• Selecteer dit formaat om standaard definitie video op te
[MOTION JPEG]
nemen voor afspelen op uw PC. Deze kan opgenomen
worden m.b.v. minder opslagruimte wanneer er niet
voldoende ruimte over is op de geheugenkaart of wanneer u
het bewegende beeld als bijlage met een e-mail wilt
versturen.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse¢ van “Class 6” of
hoger.
¢De SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard voor continu schrijven.
Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen
en vervolgens op 1 drukken.
- 108 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Wanneer [AVCHD Lite] geselecteerd is in stap 2
Onderdeel
Kwaliteit (bit rate)¢1
([SH])
1280k720 pixels
Ongeveer 17 Mbps¢2
([H])
1280k720 pixels
Ongeveer 13 Mbps¢2
([L])
1280k720 pixels
Ongeveer 9 Mbps¢2
Hoge
kwaliteit
Langere
tijd
fps
Aspectratio
50p
(Sensoro
utput is
25 fps)
16:9
¢1 Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit
neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de
“VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit
rate (volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch
veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de
opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen
wordt.
¢2 Wat is Mbps
Dit is een afkorting van “Megabit Per Second” en het geeft de transmissiesnelheid
weer.
Wanneer [MOTION JPEG] geselecteerd is in stap 2
Onderdeel
Hoge
kwaliteit
Langere
tijd
Beeldgrootte
([HD])
1280k720 pixels
([WVGA])
848k480 pixels
([VGA])
640k480 pixels
([QVGA])
320k240 pixels
¢3
fps
Aspectratio
16:9
30
4:3
¢3 Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie.
• Met de [AVCHD Lite] of [ ] voor [MOTION JPEG] kan er bewegend beeld van hoge
kwaliteit verkregen worden op de TV d.m.v. de HDMI-minikabel (optioneel). Voor
details, zie “Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting” op P178.
• Dit kan niet opgenomen worden op het ingebouwde geheugen behalve voor [
].
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 109 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• Het maken van bewegend beeld zou middenin kunnen stoppen wanneer één van de volgende
kaarten gebruikt worden.
– Kaarten waarop vaak opgenomen is en waar vaak van afgewist is
– Kaarten die geformatteerd zijn m.b.v. een PC of andere apparatuur
Voordat u beelden maakt, de kaart formatteren (P40) in het apparaat. Omdat het formatteren
alle gegevens die op de kaart staan zal wissen, belangrijke informatie vooraf op de computer
opslaan.
• Het kan zijn dat u even niet kunt opnemen nadat de stroom op [ON] gezet is, als een kaart met
grote capaciteit gebruikt wordt.
• Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] zouden afgespeeld
kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk
kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met
deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden.
In dit geval, dit apparaat gebruiken.
Voor details over AVCHD-compatibele inrichtingen, de ondersteuningsites hieronder
raadplegen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
• Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] past niet bij de “DCF/Exif”, daarom zal sommige
informatie niet afgebeeld worden tijdens het afspelen.
• Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op
[MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door
oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008
uitgegeven zijn.
• Om AVCHD Lite-films, die met dit toestel opgenomen zijn, af te spelen op een Panasonic
Blu-ray Disc speler (DMP-BD30/DMP-BD31/DMP-BD50) moet de firmware van de Bly-ray Disc
speler ge-update worden.
U kunt de meest recente firmwareversie van de volgende website downloaden.
http://panasonic.net/support/
- 110 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie:
Opnemen van Bewegend Beeld met Handmatige
Instellingen (Creatieve bewegende beeldfunctie)
Het is mogelijk om handmatig de opening- en sluitertijd te veranderen en bewegend
beelden op te nemen. Het schakelen van de [BELICHT.STAND] biedt u de mogelijkheid
instellingen te gebruiken als die wanneer de functieknop naar [³], [±], [´] en [²]
geschakeld is.
Stel de functieknop in op [
].
Druk op 3/4 om de belichtingswijze te
selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Het kan geselecteerd worden vanuit het Quick Menu
(P30).
Draai aan de functieknop achterop om de
instellingen te veranderen.
• Items die ingesteld kunnen worden zullen elke keer
dat de functieknop achterop ingedrukt worden
schakelen.
[BELICHT.STAND]
P (AE-programmafunctie)
A (AE-openingsprioriteitfunctie)
Items die ingesteld kunnen worden
Programmaschakeling Belichtingscompensatie¢
Diafragma¢
¢
S (AE-sluiterprioriteitfunctie)
Sluitertijd
M (Handmatige
belichtingsfunctie)
Sluitertijd¢
Belichtingscompensatie¢
Belichtingscompensatie¢
Diafragma¢
¢U kunt de instellingen veranderen, zelfs tijdens opname van bewegend beeld. Let
echter op dat bedrijfsgeluiden opgenomen zouden kunnen worden.
• Als de focusschakelaar op [MF] staat kunt u de Handmatige Focus ook instellen met de
functieknop achterop of met de cursorknop. (P84)
Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken.
- 111 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
• Het opnemen van een film kan ook gestart/gestopt worden door op de sluitertoets te
drukken.
• Het geluid zal uit gaan wanneer op de filmknop of op de sluitertoets gedrukt wordt
waarmee aangegeven wordt dat de filmopname start/stopt. Geluidsvolume kan
ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
∫ Instellen van de openingswaarde en sluitertijd voor elke [BELICHT.STAND]
[BELICHT.STAND]
Diafragmawaarde
P
—
A
F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18
(Tele)
S
—
M
Sluitertijd (Sec.)
—
1/30 tot 1/20000ste
1/30 tot 1/20000ste
(Wanneer u de handmatige focus
F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18
gebruikt, kan de sluitertijd
(Tele)
ingesteld worden van 1/8 tot
1/20000ste.)
Aantekening
• Lensopening
– Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel
de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
• Sluitertijd
– Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
– Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen
toenemen wegens de hogere gevoeligheid.
– Wanneer u opneemt onder verlichting zoals fluorescent licht, kwiklicht en natriumlicht,
zouden de kleur en de helderheid van het scherm kunnen veranderen.
• Raadpleeg “Opname Bewegend Beeld” op P104 voor andere instellingen en handelingen voor
het opnemen van bewegende beelden.
• Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op
[MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door
oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008
uitgegeven zijn.
- 112 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
[GEZICHT HERK.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel.
[GEZICHT HERK.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld
geregistreerd is.
• De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
– Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht¢1 opspoort (als de naam ingesteld is voor het
geregistreerde gezicht)
– Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto
gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden
(als [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON])
In terugspeelfunctie
– Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
– Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie
([CATEGOR. AFSP.] (P157))
¢1 Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de volgorde
van registratie.
Aantekening
• [AF MODE] is vastgesteld op [š].
• Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
• Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere
persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen
wordt voor het maken van een foto.
• [GEZICHT HERK.] kan gebruikt worden in de volgende scènefuncties.
– [PORTRET]/[GAVE HUID]/[ZELFPORTRET]¢2/[LANDSCHAP]/[SPORT]/
[NACHTPORTRET]/[PARTY]/[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[HUISDIER]/
[ZONSONDERG.]/[H. GEVOELIGH.]/[STRAND]/[SNEEUW]
¢2 [AUTOM. REGISTR.] is vastgesteld op [OFF].
• [GEZICHT HERK.] zal niet werken tijdens het handmatig scherpstellen.
• [GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert
geen zekere herkenning van een persoon garanderen.
• Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale Gezichtsdetectie.
• Zelfs wanneer er informatie van de Gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P117), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in
[GEZ.HERK. BEW.] (P175) uitvoeren.
- 113 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Gezichtsinstellingen
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie)
∫ Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
• Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
• Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
∫ Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen
• Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P117)
• Verder registreren op de opnamelocatie.
• Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling. (P117)
• Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten
niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van
geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk
van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
• Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A)
• Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B)
• Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht
• Gezicht is naar boven/beneden gericht
• De ogen zijn dicht
• Wanneer het gezicht heel helder of donker is
• Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar,
hoed, enz.
• Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
• Niet het gehele gezicht is in het scherm
• Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn
door ouder worden
• Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar
lijken
• Gezichtsuitdrukking is heel anders
• Wanneer er weinig contrast is op de gezichten
• Wanneer er zich snelle beweging voordoet
• Wanneer het toestel trilt
• Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 114 -
A
B
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon
Druk op [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet
geregistreerd is en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Maak een beeld door het gezicht met de
richtlijn af te stellen.
• Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die
geen personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd
worden.
• Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht
verschijnen en zal de display terugkeren naar het
opnamescherm. In dit geval, gelieve het beeld
opnieuw maken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
- 115 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Selecteer item om te bewerken met 3/4 en druk vervolgens op 1.
• U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
[NAAM]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 De naam invoeren.
• Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst
Invoeren” sectie op P153.
[LEEFTIJD]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te
selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[FOCUS ICOON]
De afgebeelde focusicoon veranderen wanneer er op het
onderwerp scherpgesteld is.
Druk op 3/4 om de focusicoon te kiezen en druk vervolgens
op [MENU/SET].
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
(Voeg Beelden) toe
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde
gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen 4 en 5 in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uit.
3 Op [‚] drukken.
[BLDN TOEV.]
Eén van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
1 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Op [‚] drukken.
• Als er slechts één beeld geregistreerd is, kan deze niet gewist
worden.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
∫ Over de informatie
• Wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap 4
op P115, verschijnt er een uitleg voor het maken van gezichtsbeelden. (Opnieuw drukken om
terug te keren naar het opnamescherm.)
- 116 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1
2
3
4
Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET].
Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of
gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
5
Beschrijving van instellingen
[INFO BEW.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde persoon.
Stap 6 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw
persoon” uitvoeren.
[PRIORITEIT]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[WISSEN]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid
Het Instellen van Automatische Registratie en Gevoeligheid voor Gezichtsdetectie kan
uitgevoerd worden.
1
2
3
Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
Onderdeel
[AUTOM. REGISTR.]
Beschrijving van instellingen
[OFF]/[ON]
• Wanneer de [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal
[GEZICHT HERK.] automatisch op [ON] ingesteld zijn.
• Voor meer informatie, zie “Automatische Registratie” op P118.
[HIGH]/[NORMAL]/[LOW]
• Selecteer [HIGH] wanneer herkenning moeilijk blijkt. De
[GEVOELIGHEID]
4
waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de
waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning.
• Selecteer [LOW] wanneer verkeerde herkenning vaak voorkomt.
• Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAL]
selecteren.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 117 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Automatische Registratie
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch
afgebeeld worden na het maken van een beeld of van een gezicht dat een vaak voorkomt.
• Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld. (Behalve met [MULTI BELICHT.],
[BURSTFUNCTIE], [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], Witbalans Bracket, [MULTI-FILM]
en [ZELFPORTRET] in de Scène Mode)
• Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen,
registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu.
∫ Het registreren vanuit het automatische registratiescherm
1
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar
stap 3.
• Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE]
2
geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3,
[AUTOM. REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF].
Op 3/4 drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
[NIEUW REGIST.]
[TOEVOEG.BEELD]
Beschrijving van instellingen
• Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld
wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te
vervangen persoon.
Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een
geregistreerd persoon.
Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie
u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het
beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld
selecteren dat u wenst te vervangen.
• Na extra registreren of vervangen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch
3
na het opnamescherm terug.
Voer de handeling in Stap 6 en volgende uit in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon”.
Aantekening
• Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden
door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen.
• Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van
de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving
herkenning makkelijker maken.
• Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het
extra registreren de herkenning makkelijker maken.
• Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits
geregistreerd is.
- 118 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Nuttige functies op reisbestemmingen
Opnemen welke Dag van de Vakantie en de Locatie van de Vakantie het is
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen.
Als u een vertrekdatum en de locatie van de vakantie van te voren instelt, wordt het aantal
dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is) opgenomen
wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden wanneer u de
beelden afspeelt en deze af laten drukken op de opgenomen beelden met [TEKST AFDR.]
(P164).
• Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25)
Selecteer [REISDATUM] van het [SET-UP] menu
en druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/
SET].
- 119 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
• Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
De locatie invoeren.
• Voor details over hoe karakters in te voeren, “Tekst Invoeren”
op P153 raadplegen.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
• Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
• Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm.
- 120 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap 3 of 7, en vervolgens twee maal
op [MENU/SET] drukken.
[LOCATIE] zal ook automatisch ingesteld worden op [OFF] wanneer de reisdatum
ingesteld is op [OFF] in stap 3.
Aantekening
• De reisdatum wordt berekend m.b.v. de datum in de klokinstelling en de vertrekdatum die u
instelt. Als u [WERELDTIJD] (P122) instelt op de [BESTEMMING], wordt de reisdatum
berekend m.b.v. de reisbestemming.
• De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt
gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze
opnamen hebt gemaakt.
• Voor de datum voor de vertrekdatum, wordt [-] (minus) afgebeeld in het oranje en wordt de dag
van de vakantie niet opgeslagen.
• Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (minus) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
• [REISDATUM] kan niet ingesteld worden voor films die opgenomen zijn met [AVCHD Lite].
• [LOCATIE] kan in de volgende gevallen niet opgenomen worden.
– Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
], [
] of [
]
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
• [REISDATUM] kan niet ingesteld worden in de Intelligente automatische functie. Instelling van
andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
- 121 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Opnamedata/-tijden op at Reisbestemmingen ver weg (World Time)
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25)
Selecteer [WERELDTIJD] van het [SET-UP]
menu en druk vervolgens op 1.
• Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de
aanschaf ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap 3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
A
A Huidige tijd
B
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
• Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [
],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar
de originele tijd.
• Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent
dit niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet
zelf de klok één uur vooruit.
- 122 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
Druk op 2/1 om de zone van uw
reisbestemming te kiezen en dan op
[MENU/SET].
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
• Als de daglichtbesparingstijd [
] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3 drukken. (De tijd wordt één uur
vooruit gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd
terug te zetten.
C
D
E
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
• Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
• Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
- 123 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
[OPN. MODE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Net als elke soort film voor filmcamera’s zijn eigen kleurtint en contrastkenmerken heeft,
biedt de Filmmodus u de mogelijkheid tot 9 verschillende “digitale films”, kleurtinten te
selecteren, op dezelfde manier als u verschillende films voor filmcamera’s zou selecteren.
Selecteer verschillende instellingen in filmmodus om bij het fotobeeld wat u wenst te
maken te doen passen.
Toepasbare functies:
[
] [STANDAARD]
Dit is de standaard instelling.
[
] [DYNAMISCH]
De verzadiging en het contrast van de opgeslagen kleuren
worden vergroot.
[
] [NATUUR]
Helderder rood, groen en blauw. Versterkt natuurschoon.
[
] [ZACHT]
Het contrast wordt verlaagd voor soepelere en duidelijkere kleur.
[
] [LEVENDIG]
Hogere verzadiging en contrast dan dynamisch.
[
] [NOSTALGISCH]
Lagere verzadiging en contrast. Weerkaatsende tijdsovergang.
[
] [STANDAARD] (
) Dit is de standaard instelling.
[
] [DYNAMISCH] (
)
[
] [ZACHT] (
[
[
] [MIJN FILM 1]
] [MIJN FILM 2]
[
] [MULTI-FILM]
)
Het contrast is vergroot.
Maakt het beeld soepeler zonder de huidstructuur te verliezen.
De opgeslagen instelling wordt gebruikt.
Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het
beeld opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot
een maximum van drie films).
Aantekening
• U kunt [VERZADIGING] niet afstellen in de zwart en witinstellingen in filmfunctie.
- 124 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
1
2
Druk op 2/1 om een film te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
• Als u op het hier rechts getoonde beeldscherm op [DISPLAY]
drukt, wordt een uitleg over iedere Filmmodus weergegeven (als
u weer op [DISPLAY] drukt, keert het beeldscherm terug naar de
vorige weergave).
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
∫ Afstellen van elke filmfunctie op de gewenste instelling
1
2
Druk op 2/1 om een film te selecteren.
Druk op 3/4 om een item te selecteren en op 2/1 om af
te stellen.
• Geregistreerde instellingen worden opgeslagen zelfs als het
3
Op 3/4 drukken om [GEHEUGEN] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• U kunt 2 instellingen registeren. ([MIJN FILM 1] en
toestel uitstaat.
4
[MIJN FILM 2])
(Na het registreren, wordt de naam van de filmfunctie die eerder
geregistreerd werd, afgebeeld.)
• [STANDAARD] is geregistreerd in [MIJN FILM 1] en [STANDAARD] (
in [MIJN FILM 2] op het moment van aankoop.
Onderdeel
[CONTRAST]
Effect
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op
[r]
het beeld.
[s]
[SCHERPTE]
[VERZADIGING]
) is geregistreerd
Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken
op het beeld.
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[r]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan een beetje
minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een betere
resolutie maken.
[RUISREDUCTIE]
- 125 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Selecteer de film die u zou willen gebruiken met [MULTI-FILM]
1 Op 2/1 drukken om [MULTI-FILM] te kiezen en vervolgens op 4 drukken.
2
Selecteer [MULTI-FILM1], [MULTI-FILM2], of
[MULTI-FILM3] met 3/4, selecteer de voor ieder in te
stellen film met 2/1 en druk vervolgens op [MENU/SET].
• [OFF] kan alleen voor [MULTI-FILM3] geselecteerd worden.
• Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld
opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een
maximum van drie films).
Aantekening
• In filmfunctie, zou het toestel iets kunnen doen wat overeenkomt met trekprocessering of
duwprocessering om een beeld te creëren met bijzondere kenmerken. De sluitertijd zou zeer
langzaam kunnen worden op dit moment.
• Er zou ruis zichtbaar kunnen worden wanneer u beelden maakt op donkere plekken. Om
beeldruis te voorkomen, raden we het instellen van [RUISREDUCTIE] naar [_] of het instellen
van items met uitzondering van [RUISREDUCTIE] naar [`] aan voor het maken van beelden.
• Als [KWALITEIT] op [
], [
] of [
] staat, werkt [MULTI-FILM] niet.
• Als u een Film Mode bijstelt, zal de icoon van de Film Mode op het beeldscherm oranje
worden.
• [MULTI-FILM1] is ingesteld op [STANDAARD], [MULTI-FILM2] in ingesteld op [STANDAARD]
( ) en [MULTI-FILM3] is ingesteld op [OFF] op het moment van aankoop van deze camera.
• De instelling van [MULTI-FILM] wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld wordt (met
inbegrip van de Sleep Mode).
• [Œ] wordt voor de flitser ingesteld als [MULTI-FILM] ingesteld is.
• [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [BURSTFUNCTIE] of Witbalans Bracket zullen
uitgeschakeld worden als [MULTI-FILM] ingesteld is.
• Bewegende beelden worden gemaakt met de instellingen voor de [MULTI-FILM1] instelling.
- 126 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[FOTO RES.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
∫ Aspectratio [1:1].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
(7.5M)
2736k2736 pixels
(5.5M
)¢
(3.5M
)
1920k1920 pixels
(2.5M
)¢
1536k1536 pixels
(0.2M
)
2304k2304 pixels
480k480 pixels
∫ Aspectratio [4:3].
(10M)
3648k2736 pixels
(7M
)¢
3072k2304 pixels
(5M
)
2560k1920 pixels
(3M
)
2048k1536 pixels
(2M
)¢
1600k1200 pixels
(0.3M
)
640k480 pixels
∫ Aspectratio [3:2].
(9.5M)
(6.5M
(4.5M
3776k2520 pixels
)¢
3168k2112 pixels
)
2656k1768 pixels
)¢
2112k1408 pixels
(2.5M
)
2048k1360 pixels
(0.3M
)
640k424 pixels
(3M
- 127 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Aspectratio [16:9].
(9M)
3968k2232 pixels
)¢
3328k1872 pixels
(4.5M
)
2784k1568 pixels
(2.5M
)
2208k1248 pixels
)¢
1920k1080 pixels
(6M
(2M
(0.2M
)
640k360 pixels
Aantekening
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
• De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en
[FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [
] niet afgebeeld.
• U kunt [FOTO RES.] niet instellen wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
].
• Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
• P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
- 128 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[KWALITEIT]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
[A]:
Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[›]:
Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
[
]: RAWiFine (Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een vergelijkbaar fijn
JPEG-beeld gemaakt.)¢1
[
]: RAWiStandard (Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een
vergelijkbaar standaard JPEG-beeld gemaakt.)¢1
[
]: RAW-bestand (Als het beeld met een PC bewerkt moet worden tot hoge
kwaliteit)¢2
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels voor de aspect ratio van elk beeld.
Aantekening
• Als er een RAW-beeld opgenomen wordt met het ingebouwde geheugen, zal het tijd vergen om
de beeldgegevens te schrijven.
• P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
• U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files
opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze
ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft
Laboratory op de CD-ROM (meegeleverd).
•[
] beelden worden opgenomen met een kleiner gegevensvolume dan [
] of [
].
• [PRINT INST.] en [FAVORIETEN] kunnen niet ingesteld worden op een beeld dat gemaakt
wordt door [
].
- 129 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[GEVOELIGHEID]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies:
[AUTO]/[
]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]
Aantekening
• Raadpleeg P75 voor details.
[ISO-LIMIET]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Toepasbare functies:
[AUTO]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]
Aantekening
• Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
• Het is mogelijk in te stellen wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO] of [
].
[ISO VERHOGING]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De instellingen van de ISO-gevoeligheid tussen [ISO80] en [ISO12800] worden voor
iedere 1/3 EV veranderd.
Toepasbare functies:
[1/3 EV]:
[80]/[100]/[125]/[160]/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/
[1600]/[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]
[1 EV]:
[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]
Aantekening
• Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] tot [1 EV], zal de ISO-gevoeligheid
ingesteld worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de
[1/3 EV]. (Ingestelde waarde zal niet herstellen wanneer de instelling terugveranderd wordt
naar [1/3 EV]. Deze zal blijven zoals de instelling geselecteerd voor [1 EV].)
- 130 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[WITBALANS]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
[AWB]:
Automatische afstelling
[V]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]:
Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
]:
[Ñ]:
[
[
1
]/[
]:
Wanneer u beelden maakt onder fel licht
2
]: Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt
Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur gebruikt wordt
Aantekening
• De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder
opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [
1
] of [
2
].
• De witbalans zou niet afgesteld kunnen worden voor het onderwerp waar de flits geen bereik
heeft wanneer de flits gebruikt wordt.
• De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
• In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].
– [LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]/
[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]
• Witbalans is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen.
– Intelligent automatische functie
– [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
- 131 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ De witbalans handmatig instellen
Stel de ingestelde witbalanswaarde in. Een gebruik voor het
overeen doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1
2
Selecteer [ 1 ] of [ 2 ] en druk dan op 1.
Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte
object en druk dan op [MENU/SET].
• De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
∫ De witbalans fijn afstellen [
]
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1
2
Selecteer [WITBALANS] en druk dan op 1.
• Druk weer op 1 als [ 1 ], [ 2 ] of [
] geselecteerd wordt.
Druk op 3/4/2/1 om de witbalans af te stellen en druk
dan op [MENU/SET].
2:
1:
3:
4:
A (AMBER: ORANJE)
B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
G_ (GROEN: GROENACHTIG)
M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
Aantekening
• Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het
beeldscherm blauw worden.
• Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
• Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
• De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
• U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
• De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
• Het fijne afstelniveau van de witbalans doet terugkeren naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
– Wanneer u de witbalans terugzet in [ 1 ] of [ 2 ]
– Wanneer u de kleur temperatuur handmatig terugzet in [
]
- 132 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Witbalans bracket
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1
Druk op [DISPLAY] in stap 2 van de procedure van “De
witbalans fijn afstellen” en druk op 3/4/2/1 om de
bracket in te stellen.
2/1:
3/4:
2
Horizontaal (A naar B)
Verticaal (Gi naar Mj)
Druk op [MENU/SET].
Aantekening
] wordt op het beeldscherm weergegeven als de Witbalans Bracket ingesteld is.
•[
• De positie van de bracket kan niet hoger ingesteld worden dan de limiet van de fijne afstelling
van de witbalans (limietwaarde).
• Wanneer de fijne afstelling van de witbalans uitgevoerd wordt na het instellen van de bracket,
zullen de beelden gemaakt worden met een bracket met de veranderde afstellingwaarde als de
middenwaarde.
• De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld
wordt (met inbegrip van de slaapfunctie).
• Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
• Witbalans bracket kan niet ingesteld worden wanneer de [KWALITEIT] ingesteld is op [
],
[
], of [
].
• [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [MULTI-FILM] of [BURSTFUNCTIE] zullen gewist
worden als Witbalans Bracket ingesteld is.
• Witbalans bracket werkt niet wanneer u bewegend beeld opneemt.
• Witbalans Bracket kan niet ingesteld worden in [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode.
∫ Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
KlKelvintemperatuur en kleuren
- 133 -
2)
3)
4)
1)
5)
6)
7)
8)
9)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in
graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer.
Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1
2
Selecteer [
] en druk dan op 1.
Druk op 3/4 om de kleur temperatuur [MENU/SET] te
kiezen en dan op [MENU/SET].
• U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
[GEZICHT HERK.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Specificeer het gezicht van een persoon en gebruik de functies van de gezichtsdetectie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET]
Aantekening
• Raadpleeg P113 voor details.
[AF MODE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
[š]: Gezichtsdetectie
[
]: AF-opsporing¢
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een
specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het
onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische
opsporing)
[ ]:
23-zone-focussing¢
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld.
Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het
midden van het scherm bevindt.
(het kader van de AF-zone zal hetzelfde zijn als de instelling
van de beeldverhouding)
[Ø]: 1-zone-focussing
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op het
scherm.
¢ [Ø] zal gebruikt worden tijdens het opnemen van films.
- 134 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
• De camera stelt met behulp van [
] scherp op alle AF-zones als er meerdere AF-zones (max.
23 zones) gelijktijdig oplichten. Zet de AF-functie op [Ø] als u zelf de focuspositie voor het
maken van opnamen wilt bepalen.
• Als de AF-functie ingesteld is op [š] of [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het
beeld scherpgesteld wordt.
• Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
• Alleen [š] of [Ø] kunnen ingesteld worden tijdens de Creatieve filmfunctie.
• Deze zal vastgesteld worden op [š] wanneer de [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON].
• De AF-functie kan in de Scène Mode niet op [VUURWERK] worden gezet.
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
– In [PANORAMA ASSIST], [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en
[LUCHTFOTO] in de scènefunctie.
∫ Over [š] (Gezichtsherkenning)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
• Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [
] geschakeld.
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz.
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 135 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Opzetten van [
1
2
] (AF-opsporing)
Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op
[AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
• De AF-zone zal geel weergegeven
Voor het vergrendelen
Vergrendeld
A
B
worden wanneer een onderwerp herkend
wordt en de belichting en de
scherpstelling zullen automatisch
ingesteld worden terwijl de beweging van
het onderwerp gevolgd wordt (dynamisch
volgen).
• AF-opsporing wordt geannuleerd
wanneer [AF/AE LOCK] opnieuw
ingedrukt wordt.
Maak de opname.
Aantekening
• Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
• AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
• [GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is.
•[
] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
• Het is niet mogelijk [ ] in te stellen in de volgende gevallen.
– In [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de scènefunctie.
– In [STANDAARD] ( ), [DYNAMISCH] ( ) en [ZACHT] ( ) in [OPN. MODE]
– In [ZWART/WIT], [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ), [SPELDENPRIK]
en [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie
• Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
• Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
– Wanneer het onderwerp te klein is
– Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
– Wanneer het onderwerp te snel beweegt
– Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
– Wanneer er beeldbibber is
– Wanneer u de zoom gebruikt
- 136 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Over AF-zoneselectie
U kunt de AF-zone selecteren door op 3 (FOCUS) te drukken wanneer [Ø] geselecteerd is.
Het is ook mogelijk te schakelen naar het selectiescherm van de AF-zone door op 1 te
drukken wanneer AF-functie geselecteerd is met 3/4.
• U kunt instellen vanaf het snelle menu. (P30)
1
Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone te verplaatsen.
• U kunt instellen op onwillekeurige positie van het scherm. (Er
kan niet ingesteld worden aan de rand van het scherm)
• Na het verplaatsen van de AF-zone, op [DISPLAY] drukken om
deze terug te doen keren naar het midden.
2
Draai de functieknop op de achterkant om de grootte van
de AF-zone te veranderen.
Functieknop rechts achterop: Vergroten
Functieknop links achterop: Verkleinen
• Het kan veranderd worden in 4 verschillende maten: “punt” A,
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• U kunt voor de instelling ook op de functieknop op de achterkant
A
“normaal” B, “groot” C en “extra groot” D.
drukken.
BC D
Aantekening
• De AF-zone kan niet verplaatst worden en de afmetingen ervan kunnen niet veranderd worden
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
• Stel de grootte van de AF-zone in op “normaal”, “groot” of “extra groot” als het moeilijk is om
met “punt” scherp te stellen.
• De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen aan de AF-zone wanneer u
[Ù] gebruikt.
• De positie van de AF-zone zal terugkeren naar de beginstand wanneer het toestel op Intelligent
Auto gezet wordt, als de Slaapfunctie geactiveerd is of als dit toestel uitgeschakeld wordt.
• AF wordt in de middenpositie uitgevoerd met een breed frame i.p.v. het gebied geselecteerd
door AF-gebiedselectie in de volgende gevallen:
– Tijdens digitale zoom
– Wanneer het moeilijk is scherp te stellen omdat het donker is
- 137 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[PRE AF]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Het toestel zal de focus automatisch afstellen afhankelijk van de instellingen.
Toepasbare functies:
[OFF]
[
]: Snelle AF
[
] wordt afgebeeld op het scherm.
[
]: Continu AF¢
[
] wordt afgebeeld op het scherm.
¢ In opname van bewegende beelden, kan alleen [
] (Continu AF) geselecteerd worden.
Over [ ] en [ ]
[ ] zal de scherpte automatisch bijstellen als het schudden van het toestel afneemt. [ ]
zal de scherpte op ieder moment bijstellen (Continu AF).
Het toestel zal de focus automatisch afstellen en de focusafstelling wordt sneller wanneer
de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u geen fotokans wilt missen.
Aantekening
• De batterij raakt sneller op dan normaal.
• Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
• [ ] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
• Wanneer [PRE AF] ingesteld is op [ ], zou het even kunnen duren om scherp te stellen als u
de zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de camera van een object dat ver weg is,
richt op een object dichtbij.
• In de volgende gevallen, is [PRE AF] vastgesteld op [OFF].
– In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de
scènefunctie
– Wanneer handmatige focus in gebruik is
- 138 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[AF/AE VERGR.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Een beeld maken met focus of belichting vergrendeld.
Dit is een techniek voor het instellen van de focus en de belichting vooraf wanneer het
onderwerp zich buiten de focuszone bevindt of wanneer het contrast te scherp is en de
juiste belichting niet verkregen kan worden.
Toepasbare functies:
[AF]:
[AE]:
Alleen de focus is ontgrendeld.
•[
] is afgebeeld wanneer de focus afgesteld is.
Alleen de belichting is vergrendeld.
], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de
•[
belichting afgesteld is.
[AF/AE]:
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
• [ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de focus en
belichting afgesteld zijn.
∫ Instellen van de AF/AE-vergrendeling
1 De AF-zone op het object richten.
2 Druk op [AF/AE LOCK] om de focus en de belichting vast te stellen.
• Dit werkt niet wanneer het AF-volgen actief is.
3 Verplaats het toestel om de opname samen te stellen en druk de sluiter dan
helemaal in.
∫ de AF/AE-vergrendeling annuleren
De instelling wordt geannuleerd door weer op de [AF/AE LOCK] te drukken.
Aantekening
• Belichting wordt ingesteld zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert in [AE].
• Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
• Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
• Wanneer na het vergrendelen films opgenomen worden, kan de opname in de Creatieve
filmfunctie in de vergrendelde status worden voortgezet. De vergrendeling zal geannulleerd
worden in andere functies dan de Creatieve filmfunctie.
• Vergrendeling wordt geannuleerd wanneer het zoomen uitgevoerd wordt na het vergrendelen.
Voer het vergrendelen opnieuw uit.
• De AE-vergrendeling zal niet werkzaam zijn in de Manuele belichtingsfunctie (wanneer
[GEVOELIGHEID] op iets anders staat dan op [AUTO]), en Scènefunctie.
- 139 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[MEETFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
[C]:
Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de
helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden aan om
zoveel mogelijk deze methode te gebruiken.
[
]:
Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in het
midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit middelste
beeld aan te passen.
[Ù]:
Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
Aantekening
• Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting
afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon.
[I. EXPOSURE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
• [ ] wordt afgebeeld wanneer deze ingesteld is op [LOW], [STANDARD] of [HIGH].
• Zelfs wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO80]/[ISO100], kan [GEVOELIGHEID]
ingesteld hoger ingesteld worden dan [ISO80]/[ISO100] als het beeld gemaakt wordt met
[I. EXPOSURE] ingesteld op geldig.
• Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
•[
] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is.
• [LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect.
• De instelling is vastgesteld op [OFF] in de volgende gevallen.
– Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [
], [
] of [
]
– [MULTI BELICHT.]
- 140 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[MULTI BELICHT.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
M.b.v. deze functie kunt u het soort effect verkrijgen dat verkregen wordt wanneer een
beeld twee of drie keer belicht wordt.
Toepasbare functies:
1
Kies [START] en druk dan op [MENU/SET].
2
Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld.
• Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft
indrukken om het volgende beeld te maken.
• Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
[VOLG.]:
[NIEUW]:
[EXIT]:
3
Ga verder naar het volgende beeld.
Ga terug naar het eerste beeld.
Neem het beeld op van de eerste foto en
eindig de sessie van beelden maken met
meervoudige belichting.
Bepaal de samenstelling en maak het tweede beeld.
• Na het maken van het eerste beeld, zullen het eerste en het
tweede gemaakte beeld over elkaar heen gelegd en afgebeeld
worden.
• Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft
indrukken om het volgende beeld te maken.
• Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
[VOLG.]:
[NIEUW]:
[EXIT]:
4
5
Ga verder naar het volgende beeld.
Ga terug naar het tweede beeld.
Neem beelden op tot de tweede gemaakte
foto en eindig de sessie van het maken van
beelden met meervoudige belichting.
Bepaal de samenstelling en maak het derde beeld.
• Na het maken van het beeld, zullen de beelden van de eerste,
tweede en derde foto’s over elkaar heen gelegd en afgebeeld
worden.
• Druk op 3 om [NIEUW] te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET] om terug te keren naar het derde beeld.
Op 4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• De beelden worden tot het derde gemaakte beeld opgenomen en zal de sessie beelden
maken met meervoudige belichting voltooid worden.
- 141 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Over automatische instelling van controle krijgen
[AUTO GAIN] kiezen op het scherm dat getoond wordt in stap 1 kiezen en instellen.
[ON]:
Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de
beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle
over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
Aantekening
• Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing.
• De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
• Als [MENU/SET] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden
opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden.
• [FOTO RES.] is vastgesteld wanneer [START] geselecteerd is.
• De zoompositie en witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
• Sommige functies hebben restricties. U zult niet in staat zijn de volgende functies te gebruiken:
– [BURSTFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket/
Extra Optische Zoom/[DIG. ZOOM]
- 142 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[KORTE SLUITERT.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Toepasbare functies:
[AUTO], [1/250], [1/125], [1/60], [1/30], [1/15], [1/8], [1/4], [1/2], [1]
Instelling minimum sluitertijd
1/250
1
Helderheid
Donkerder
Helderder
Beweging
Minder
Meer
Aantekening
• Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [AUTO] om beelden te maken. (Wanneer u
een minimum sluitertijd selecteert die verschilt van [AUTO], verschijnt [
] links onderaan het
scherm.)
• Als [AUTO] geselecteerd is, kan de sluitersnelheid tot 1 seconde ingesteld worden als het
toestel niet erg bewogen wordt, wat met [STABILISATIE] gecorrigeerd moet worden, of als
[STABILISATIE] op [OFF] staat.
• Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
• Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [
] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
- 143 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[BURSTFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies:
[OFF]/[˜]
2,5¢
Burstsnelheid (opnamen/seconde)
A
max. 3
›
max. 5
Aantal opnamen
max. 3
¢ De Burstsnelheid is constant ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
• De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of sneller is.
Aantekening
• De focus, belichting en Witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
Afhankelijk van veranderingen in de helderheid van het onderwerp zou de opname vanaf het
tweede beeld helderder of donkerder kunnen zijn.
• Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
• Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u beelden maakt op een plek (landschap) binnen,
buiten enz. waar er een groot verschil is tussen het licht en de schaduw, zou de belichting niet
optimaal kunnen zijn.
• De Burstsnelheid (beelden/seconde) zou langzamer kunnen worden afhankelijk van de
opnameomgeving zoals op donkere plekken, als de ISO-gevoeligheid hoog is enz.
• De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
• Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
• [Œ] is ingesteld voor de flitser wanneer Burst ingesteld is.
• Als de Burst Mode ingesteld is, zullen [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET],
[MULTI-FILM] en Witbalans Bracket worden gewist.
• Aantal van burstfunctie is vastgesteld op 3 beelden wanneer de externe flits gebruikt
wordt.
• De burst-functie kan in de volgende gevallen niet worden gebruikt.
– In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] of [STERRENHEMEL] in de
scènefunctie
– Wanneer u bewegende beelden opneemt
– [MULTI BELICHT.]
- 144 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[I.RESOLUTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
• Deze zal vastgesteld worden op [LOW] voor [H. GEVOELIGH.] en [HI-SPEED BURST] in
Scènefunctie, op [OFF] voor [PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET], [PANORAMA
ASSIST], [NACHTPORTRET], [PARTY], [BABY1]/[BABY2], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie en op [STANDARD] in alle andere
Scènefuncties.
• Dit zal vast ingesteld worden op [LOW] voor [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK] en
[DYNAMISCH] ( ) in de My Colour Mode, op [HIGH] voor [ZANDSTRAAL] in de My Colour
Mode, en op [OFF] voor [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode.
[i.ZOOM]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De zoomvergroting kan verhoogd worden met ongeveer 1,3k zonder een waarneembare
verslechtering van het beeld, dankzij de Intelligent Resolution Technology.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Raadpleeg P54 voor details.
[DIG. ZOOM]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Dit kan het onderwerp zelfs nog meer vergroten dan de Optische Zoom, de Extra Optische
Zoom of de Intelligente Zoom.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• P54 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
• Als toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het aangeraden
dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE1].
- 145 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STAPSG. ZOOM]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt op een gespecificeerde brandpuntlengte inzoomen.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Raadpleeg P57 voor details.
[STABILISATIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
[OFF]
[AUTO]¢:
De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]:
Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
¢
[MODE2] : De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
¢ [MODE1] zal geselecteerd worden tijdens de opnemen van films.
Aantekening
• De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
– Wanneer er veel camerabeweging is.
– Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
– In het digitale zoombereik.
– Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
– Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
• De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
• Alleen [OFF] of [MODE1] kunnen ingesteld worden in de Creatieve filmfunctie.
- 146 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[AF ASS. LAMP]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
[OFF]:
De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]:
Wanneer u foto’s maakt op donkere plaatsen, brandt de AF assistentielamp
terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Er worden bredere AF-zones
afgebeeld afhankelijk van de opnameomstandigheden.)
Aantekening
• Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
• Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In
dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
• In de volgende gevallen, is [AF ASS. LAMP] vastgesteld op [OFF].
– In [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.],
[VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in de scènefunctie
– Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
[FLITS]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt de flitsinstelling schakelen.
Toepasbare functies:
[‡]/[ˆ]/[‰]/[Š]/[‹]
Aantekening
• Ga naar P67 voor meer informatie.
- 147 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[FLITS-SYNCHRO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
[2ND] (2de synchro) activeert de flits net voordat de sluiter sluit wanneer u beelden maakt
van bewegende onderwerpen zoals auto’s m.b.v. een langzame sluitertijd.
Toepasbare functies:
[1ST]:
De normale methode wanneer u beelden maakt
met de flits.
[2ND]:
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
Aantekening
• Deze normaal instellen op [1ST].
• [2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [FLITS-SYNCHRO] op
[2ND] zet.
• Wanneer er een snelle sluitertijd ingesteld is, kan het effect van [FLITS-SYNCHRO]
verslechteren.
• [FLITS-SYNCHRO] kan gebruikt worden met een externe flits.
[FLITS INSTEL.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt de flitsoutput afstellen.
Toepasbare functies:
[s2 EV], [s1 2/3 EV], [s1 1/3 EV], [s1 EV], [s2/3 EV], [s1/3 EV], [0 EV], [r1/3 EV],
[r2/3 EV], [r1 EV], [r1 1/3 EV], [r1 2/3 EV], [r2 EV]
Aantekening
• Ga naar P71 voor meer informatie.
- 148 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[RODE-OGEN CORR]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([
], [
], [
])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
• Waneer de digitale rode-ogencorrectie ingesteld is op [ON], verschijnt [
• Raadpleeg P68 voor details.
] op de flitsicoon.
[OPT. ZOEKER]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Wanneer u de externe zoeker (optioneel) gebruikt, kunt u het beeld schakelen naar een
geschikte display.
Toepasbare functies:
[OFF]
[ON]:
LCD-monitor staat uit.
Aantekening
• De display op de LCD-monitor wordt geschakeld door op [DISPLAY] te drukken een paar keer.
Raadpleeg P64 voor het schakelen van de display op de LCD-monitor.
• Het scherm is normaal gesproken uit. Elementen zoals de focusicoon en de icoon van de
flitsoplader branden echter.
• Zie P198 voor details over hoe de externe zoeker te installeren.
• Stel in op [OFF] wanneer u de externe zoeker niet gebruikt.
• De standaard instelling voor AF-functie is [Ø].
• Als het [ON] staat, kunnen [š] en [ ] in [AF MODE] niet worden ingesteld.
- 149 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[CONVERSIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt het gezichtsveld verbreden wanneer u beelden van landschappen o.i.d. maakt door
een brede conversielens (optioneel) te gebruiken.
Toepasbare functies:
[OFF]
[
]:
Wanneer de brede conversielens erop gezet wordt.
Aantekening
• Wanneer [ ] ingesteld is, is het toestel permanent vastgesteld in de Brede-hoekpositie. De
beeldkwaliteit zal ingesteld worden op optimaal voor de brede conversielens.
• Raadpleeg P201 voor details over het bevestigen van de lens.
• [CONVERSIE] moet op [OFF] staan als u geen conversielens gebruikt.
[AUTO BRACKET]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt het compensatiebereik van de belichting instellen.
Aantekening
• Raadpleeg P78 voor details.
[ASP. BRACKET]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt 4 beelden met verschillende beeldverhouding automatisch opnemen door de
sluiterknop slechts één keer in te drukken.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Raadpleeg P79 voor details.
[KLOKINST.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt op precies dezelfde manier als [KLOKINST.] (P31) in het [SET-UP] menu.
- 150 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het functiemenu [BEWEGEND BEELD] gebruiken
• Onderstaande [OPNAME] functiemenu’s zullen ook weergegeven worden in de Creatieve
filmfunctie.
– [OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[WITBALANS]/
[AF MODE]/[AF/AE VERGR.]/[MEETFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/
[DIG. ZOOM]/[STABILISATIE]/[AF ASS. LAMP]/[CONVERSIE]
[OPNAMEFUNCTIE]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit stelt het gegevensformaat van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
[
[AVCHD Lite]]/[
[MOTION JPEG]]
Aantekening
• Raadpleeg P108 voor details.
[OPN. KWALITEIT]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
∫ Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [
[SH]/[H]/[L]
[AVCHD Lite]] is.
∫ Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [
[HD]/[WVGA]/[VGA]/[QVGA]
[MOTION JPEG]] is.
Aantekening
• Raadpleeg P108 voor details.
- 151 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[BELICHT.STAND]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit verandert de set-up in Creatieve bewegende beeldfunctie.
Toepasbare functies:
[P]/[A]/[S]/[M]
Aantekening
• Raadpleeg P111 voor details.
[CONTINU AF]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Deze zal continu blijven scherp stellen op het onderwerp waarop de focus een maal
ingesteld is.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Wanneer er ingesteld is op [OFF], zou het enige tijd kunnen duren voordat het opnemen van
bewegend beeld start.
• Zet deze functie op [OFF] indien u het brandpunt wenst vast te zetten op de positie waarin u de
filmopname begon.
• In [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie, is deze instelling vastgesteld op
[OFF].
[WINDREDUCTIE]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit reduceert het windgeluid in de geluidopname.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
• Geluidskwaliteit zal anders zijn dan normaal wanneer [WINDREDUCTIE] ingesteld is.
- 152 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om namen van baby's en huisdieren en de namen van reisbestemmingen
in te voeren wanneer u opneemt. (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen
ingevoerd worden.)
Het invoerscherm afbeelden en op 4 drukken om de
letterselectie-sectie af te beelden.
• U kunt het invoerscherm afbeelden via de volgende handelingen.
– [GEBR.NAAM OPN] (P39)
– [NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] (P98) in Scènefunctie.
– [NAAM] in [GEZICHT HERK.] (P116)
– [LOCATIE] in [REISDATUM] (P119)
– [TITEL BEW.] (P162)
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te
registreren.
• Druk op [DISPLAY] om te tekst te schakelen tussen [A]
(hoofdletters), [a] (kleine letters) en [&/1] (speciale letters en
cijfers).
• De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts verplaatst worden met de
zoomhendel.
• Om een spatie in te voeren, de cursor naar [SPATIE] verplaatsen, om een ingevoerd
teken te wissen, de cursor naar [WISSEN]verplaatsen of om de stoppen met bewerken
tijdens de invoer van tekst, de cursor naar [ANNUL] verplaatsen en opnieuw op [MENU/
SET] drukken.
• Er kunnen maximaal 30 karakters worden ingevoerd. (Maximaal 9 karakters voor de
instellen van namen in [GEZICHT HERK.]/Maximaal 64 karakters voor de instelling van
[GEBR.NAAM OPN])
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [INST.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
• Display zal terugkeren naar het juiste instellingscherm.
Aantekening
• Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
- 153 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen stilstaande
beelden, alleen bewegende beelden, alleen beelden van een bepaalde categorie of alleen
favorieten.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
Druk op [(] en dan op [MENU/SET].
Op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om [DIASHOW] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P171) op [ON] staat
en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
• Druk tijdens [CATEGORIESELECTIE] op 3/4/2/1 om een
categorie te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Voor details over categorieën, P157 raadplegen.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen.
• Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
- 154 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
• Het menuscherm wordt hersteld wanneer [‚] ingedrukt wordt.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Terug naar het vorige beeld¢
Verder naar het volgende beeld¢
Deze handelingen kunnen alleen uitgevoerd worden in de
pauzefunctie of tijdens het afspelen van bewegend beeld.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
∫ De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van
diavoorstelling door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het
diavoorstellingmenuscherm.
[EFFECT]
Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te
selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
• Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
• [AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
• [EFFECT] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u een diavoorstelling met alleen bewegend
beelden afspeelt.
• Sommige [EFFECT] zullen niet werkzaam zijn als verticaal weergegeven beelden afgespeeld
worden.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
Onderdeel
Instellingen
[DUUR]
1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN]
OFF/ON
[OFF]:
Er zal geen geluid zijn.
[AUTO]:
Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[GELUID]
[MUZIEK]:
Er wordt muziek afgespeeld.
[AUDIO]:
Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
• [DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
Aantekening
• Het is niet mogelijk om nieuwe muziek toe te voegen.
• [MUZIEK] zal niet weergegeven worden als een HDMI- minikabel (optioneel) aangesloten is.
- 155 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Selecteren van Beelden en deze Terugspelen
[MODE PLAY]
Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Op 3/4 drukken om [MODE PLAY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
- 156 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[CATEGOR. AFSP.]
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
.
Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te
selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in
te stellen.
• Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
• Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden
op de kaart staan of het ingebouwde geheugen.
• Als u op [‚] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege
stoppen.
• Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv. scènefuncties
[GEZICHT HERK.]¢
*
[PORTRET], [i-PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
,
[LANDSCHAP], [i-LANDSCHAP], [ZONSONDERG.],
[i-ZONSONDERG.], [LUCHTFOTO]
.
[NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL]
[SPORT], [PARTY], [KAARSLICHT], [VUURWERK], [STRAND],
[SNEEUW], [LUCHTFOTO]
Î
í
1
[BABY1]/[BABY2], [i-BABY]
[HUISDIER]
[VOEDSEL]
[REISDATUM]
Í
[AVCHD Lite],
[MOTION JPEG]
¢Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen
herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de
gezichtsuitdrukking en de omgeving.
Verder als er veel gezichten zijn die al geregistreerd zijn in het beeld, zal deze maar één
keer gecategoriseerd worden bij de persoon die als eerste gevonden wordt in de
registratie.
- 157 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[FAVORIET AFSP.]
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P171) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Druk op 3/4 om [FAVORIET AFSP.] selecteren en druk op
[MENU/SET].
- 158 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Bewegende beelden terugspelen
• Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion
JPEG en AVCHD Lite-formaten die (alleen) met dit model genomen werden.
• Alleen de [AVCHD Lite] films die met dit toestel en met Panasonic digitale camera’s (LUMIX)
opgenomen werden, kunnen met dit toestel afgespeeld worden als AVCHD Lite formaat.
Op 2/1 drukken om een beeld te
selecteren met een bewegend
beeldicoon (zoals [ ]), en vervolgens
op 3 drukken om terug te spelen.
[MOTION JPEG]
A
A Pictogram voor opname van bewegende
beelden
B De opnametijd van bewegend beeld
• Nadat het afspelen start, wordt de verstreken
afspeeltijd rechts bovenaan het scherm
afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden
wordt afgebeeld als [8m30s].
• Sommige informatie (opname-informatie,
enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die gemaakt zijn [AVCHD Lite].
[AVCHD Lite]
A
B
B
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen¢
Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen¢
Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
• Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
– Druk op 1 tijdens het afspelen om vooruit te spoelen (druk op 2 om snel terug te spoelen).
De vooruit/terugspoelsnelheid neemt toe als u opnieuw op 2/1 drukt. (De display op het
scherm gaat van 5 naar
.)
– Druk op 3 om de normale afspeelsnelheid te hernemen.
– Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Aantekening
• U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P31) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
• Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen zijn,
de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” software op de (bijgeleverde) CD-ROM.
• QuickTime Motion JPEG-bewegende beelden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur zouden lagere beeldkwaliteit kunnen hebben of zouden niet in staat kunnen zijn
afgespeeld te kunnen worden met dit apparaat.
• Pas op de luidspreker onderaan het toestel niet te blokkeren tijdens het afspelen.
- 159 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Creëren van foto’s uit een video
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend
beeld op pauze te zetten.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Beeldgrootte
[MOTION JPEG]
([HD])/
([VGA])/
([WVGA])
Beeldgrootte
2 M (16:9)
[AVCHD Lite]
([SH])/
([QVGA]) 0,3 M (4:3)
([H])/
Beeldgrootte
([L]) 2 M (16:9)
• [KWALITEIT] is vastgesteld op [›].
• De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
Aantekening
• Misschien bent u niet in staat om de foto’s te bewaren van een video die met andere
apparatuur opgenomen is.
- 160 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie:
¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
• Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.] of [LEVELING] wordt er een nieuw bewerkt beeld
gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op het
ingebouwde geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en
dan het beeld te bewerken.
[KALENDER]
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
• U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden. (P59)
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen
datum te selecteren.
• Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt,
verschijnt deze maand niet.
• Het is ook mogelijk om de datum te selecteren door aan de
functieknop op de achterkant te draaien.
Druk op [MENU/SET] om de beelden af te beelden
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
• Op [‚] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm.
• Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de
functieknop achterop te drukken.
Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
• Het gekozen beeld verschijnt.
• Het is ook mogelijk om de beelden met de functieknop op de achterkant te selecteren.
Aantekening
• De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
• Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
• U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
• Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2010.
• Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
- 161 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TITEL BEW.]
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[ENKEL]
[MULTI]
• [’] wordt afgebeeld voor beelden
met al geregistreerde titels.
Instelling [MULTI]
Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1
Op [DISPLAY] drukken om
het beeld te kiezen. om de beelden te
(herhalen) in te stellen en
selecteren.
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
• De instelling wordt geannuleerd wanneer [DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
De tekst invoeren. (P153)
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
• Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
• U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI].
• U kunt [TITEL BEW.] niet gebruiken voor de volgende soorten beelden:
– Bewegende beelden
– Beveiligde opnamen
– Beelden die gemaakt zijn met [
], [
] of [
]
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 162 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[SPLITS VIDEO]
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Eenmaal gesplitst kan het niet meer opgeroepen worden.
Selecteer [SPLITS VIDEO] op het [AFSPELEN]
functiemenu. (P28)
Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
• De video wordt afgespeeld.
Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
• De video wordt gepauzeerd.
De video wordt afgespeeld vanaf hetzelfde punt wanneer
opnieuw op 3 gedrukt wordt.
Op 4 drukken
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De video kan verloren gaan als de kaart of de accu
weggenomen wordt terwijl de splitsing uitgevoerd wordt.
Op [‚] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• [SPLITS VIDEO] wordt misschien niet uitgevoerd op video’s die met andere apparatuur
opgenomen zijn.
• De video’s kunnen niet gesplitst worden op een punt vlakbij het begin of het einde van de
video.
• Met [MOTION JPEG] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een
splitsing plaatsvindt.
Er wordt geadviseerd om deze video’s af te spelen met gebruik van [KALENDER] of
[MOTION JPEG] in [MODE PLAY].
• Met [AVCHD Lite] video’s zal de volgorde van de beelden niet veranderen.
• In de volgende gevallen kunnen video’s niet gesplitst worden.
– Video’s die ingesteld zijn als [FAVORIETEN]
– Beveiligde video’s
– Video’s met een korte opnametijd
- 163 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TEKST AFDR.]
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan
[
] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[MULTI]
• [‘] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt si met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
• De instelling wordt geannuleerd
Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1
het beeld te kiezen. om de beelden te
selecteren.
wanneer [DISPLAY] nog een keer
ingedrukt wordt.
Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk
dan op 1.
- 164 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Onderdeel
Instellingsitem
[OFF]
[OPNAMEDATUM]
[ZON. TIJD]:
Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[OFF]
[
]:
Drukt namen af die geregistreerd zijn in de
naaminstellingen voor [GEZICHT HERK.].
[NAAM]
[
]:
Drukt namen af die geregistreerd staan in de
naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] of
[HUISDIER] in Scènefunctie.
[OFF]
[LOCATIE]
[ON]:
Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [LOCATIE].
[OFF]
[REISDATUM]
[ON]:
Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[REISDATUM].
[OFF]
[TITEL]
[ON]:
De Titelinvoer in de [TITEL BEW.] zal afgedrukt
worden.
Op [MENU/SET] drukken.
• Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een beeld waarvan het beeldformaat groter is dan
(1:1/[
]), (4:3/[
]), (3:2/[
]) of (16:9/[
worden, zoals hieronder weergegeven wordt.
]) dan zal het beeldformaat kleiner
Aspectratio instellen
Beeldgrootte
1:1
/
4:3
/
/
/
>
>
3:2
/
/
>
16:9
/
/
>
• Wanneer u [
] of [
], selecteert, op 3 drukken om [JA] te selecteren voor het
afdrukken van [LEEFTIJD] en druk dan op [MENU/SET] en ga verder naar stap 7.
- 165 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het
beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [
minder.
] of
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
• Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
• Wanneer er tekst op de [
]/[
]/[
]/[
] gedrukt is, is het moeilijk te lezen.
• Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen.
– Bewegende beelden
– Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
– Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.]
– Beelden die gemaakt zijn met [
], [
] of [
]
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 166 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [ENKEL]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te
selecteren en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 2/1 drukken om de grootte¢1
te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
[ENKEL]
¢1 Alleen de groottes die de beelden aan
kunnen nemen kunnen worden
afgebeeld.
Instelling [MULTI]
1 Druk op 3/4 om de grootte te
selecteren en druk dan op [MENU/
SET].
[MULTI]
• Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt,
2
wordt er een uitleg afgebeeld van
voorzien van nieuwe grootte.
Op 3/4/2/1 drukken om het
beeld te kiezen en vervolgens op
[DISPLAY] drukken.
• Deze stap herhalen voor elk beeld, en
op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢2
¢2 Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI]
geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
• Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere apparatuur gemaakt
zijn.
• Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [
[
] kunnen geen formaatverandering ondergaan.
- 167 -
], [
] of
Geavanceerd (Terugspelen)
[BIJSNIJD.]
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Gebruik het
zoomhendeltje en druk op
3/4/2/1 om de te
knippen delen te
selecteren.
Reductie
Vergroting
()
De positie verplaatsen
Zoomhendel (T): Vergroting
Zoomhendeltje (W): Reductie
3/4/2/1: Verplaatsen
()
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [‚] drukken om terug te keren naar het
menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• De beeldresolutie van het geknipte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het origineel
afhankelijk van de snijdgrootte.
• De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
• Beelden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen wellicht niet geknipt worden.
• Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [
[
] of [
] kunnen niet bijgesneden worden.
• Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [BIJSNIJD.] ondergaan hebben.
- 168 -
],
Geavanceerd (Terugspelen)
[LEVELING]
Enigszins kantelen van het beeld kan afgesteld worden.
Selecteer [LEVELING] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Druk op 2/1 om de kanteling bij te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
1: met de klok mee
2: tegen de klok in
• Tot 2 o kan afgesteld worden.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Beeldkwaliteit kan ruw worden wanneer het recht zetten uitgevoerd wordt.
• Opgenomen pixels kunnen afnemen in vergelijking met het originele beeld wanneer het
rechtzetten uitgevoerd worden.
• Recht zetten zou niet uitgevoerd kunnen worden op beelden die opgenomen zijn met andere
apparatuur.
• Het kan zijn dat nivelleren niet mogelijk is met foto’s die van films gemaakt zijn.
• Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [
[
] of [
] kunnen niet genivelleerd worden.
• Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [LEVELING] ondergaan hebben.
- 169 -
],
Geavanceerd (Terugspelen)
[LCD ROTEREN]
Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze
gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
• Lees P58 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
• De display wordt niet gedraaid tijdens Meervoudige terugspeelfunctie (P59).
- 170 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[FAVORIETEN]
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
• Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
• De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
• Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN]
ingesteld is op [OFF]. Bovendien zal [Ü] niet verschijnen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze
eerder op [ON] gezet is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
dan op 4 drukken.
• Herhaal de bovenstaande procedure.
• Als 4 opnieuw ingedrukt wordt, wordt de favoriete instelling
geannuleerd.
∫ Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
Aantekening
• U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
• Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P63)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
• De beelden die opgenomen werden met [KWALITEIT] op [
] kunnen niet op [FAVORIETEN]
gezet worden.
- 171 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[PRINT INST.]
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u beelden die op het ingebouwde geheugen staan af wenst te laten drukken
door een fotograaf, dient u deze beelden naar een kaart (P176) te kopiëren en vervolgens
de afdrukinstelling in te stellen.
Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[MULTI]
Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1
het beeld te kiezen. om de beelden te
selecteren.
Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
• Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet
mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 172 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken.
∫ De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
• Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
• Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
• De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Aantekening
• Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
• Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
• Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
• [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor films en beelden die opgenomen werden met
[KWALITEIT] op [
].
• Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet
ingesteld worden.
- 173 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[BEVEILIGEN]
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
[MULTI]
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
• Deze stappen herhalen voor elk beeld.
• De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET] Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1
gedrukt wordt.
het beeld te kiezen. om de beelden te
selecteren.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
∫ Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
• De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
• Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
• Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de
Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
- 174 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[GEZ.HERK. BEW.]
U kunt de informatie m.b.t. de Gezichtsdetectie wissen of veranderen voor het
geselecteerde beeld.
Selecteer [GEZ.HERK. BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [REPLACE] of [DELETE] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
dan op [MENU/SET] drukken.
• U kunt geen beelden selecteren waarvoor de informatie van
Gezichtsdetectie niet geregistreerd is.
Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [DELETE] > stap 6.
• U kunt een persoon die niet geregistreerd is kunt u niet
selecteren.
Op 3/4/2/1 drukken om de te vervangen
persoon te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het
menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Gewiste informatie m.b.t. de [GEZICHT HERK.] kan niet hersteld worden.
• Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
• U kunt de informatie van de Gezichtsdetectie van beschermde beelden niet bewerken.
- 175 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[KOPIE]
U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen
zijn opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de
kaart. > stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart naar
het ingebouwde geheugen. > stap 3.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beeldenkopieert, zal
het kopiëren halverwege stoppen.
• Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
• Als u beeldgegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet
voldoende vrije ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden.
We raden aan een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dat het ingebouwde geheugen
(ongeveer 40 MB).
• Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [
] geselecteerd is, wordt er een nieuw
mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde
naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld
wanneer [
] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P215)
• Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
• Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd
worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
• [PRINT INST.], [BEVEILIGEN] of [FAVORIETEN] instellingen zullen niet gekopieerd worden.
Voer de instellingen opnieuw uit nadat het kopiëren voltooid is.
• Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] kan niet gekopieerd worden.
- 176 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN] functie:
¸
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
Voorbereiding:
[TV-ASPECT] instellen. (P37)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
- 177 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden
zwarte stroken weergegeven worden.
• Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
• De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
• Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
• U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart
De gemaakte stilstaande beelden kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf.
Aantekening
• Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
• Bewegende beelden die opgenomen zijn met [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op
Panasonic TV’s (VIERA) met de AVCHD-logomarkering. In alle andere gevallen, het toestel
met de TV verbinden m.b.v. de AV-kabel (bijgeleverd) en het bewegende beeld afspelen.
• SDHC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten.
• SDXC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting
U kunt beelden en bewegende beelden van hoge kwaliteit verkrijgen op de TV door het
toestel te verbinden met de HDMI compatibele hoge definitie-TV m.b.v. de
HDMI-minikabel (optioneel).
Wat is HDMI?
HDMI is de interface voor digitale inrichtingen. Wanneer dit apparaat verbonden is aan
een HDMI compatibele inrichting, kunnen het beeld en het geluid uitgegeven worden
met een digitaal signaal. Als u dit apparaat aan een HDMI -compatibele hoge
definitie-TV verbindt en vervolgens de opgenomen hoge definitie definitiebeelden
afspeelt, kunt u deze in hoge resolutie verkrijgen met geluid van hoge kwaliteit.
Als u dit toestel aansluit op een Panasonic-TV die compatibel is met VIERA Link, is het
mogelijk gekoppelde handelingen (VIERA Link) uit te voeren. (P181)
- 178 -
Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding:
Controleer de [HDMI-FUNCTIE]. (P38)
Schakel het toestel en de televisie uit.
HDMI IN
1 HDMI-aansluiting
2 TV met HDMI-aansluiting
3 HDMI mini (C-type)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-minikabel (optioneel)
• Controleer de richting van de aansluitingen en trek de kabel er recht in/uit terwijl u de stekker
vasthoudt. (Het schuin of in de verkeerde richting insteken van de stekker kan storingen
veroorzaken door vervorming van de aansluiting.)
De HDMI-minikabel B (optioneel) met op de HDMI-inputaansluiting
op de TV verbinden.
Sluit de HDMI-minikabel aan op de [HDMI]-aansluiting op de camera.
Zet de TV aan en schakel over naar de HDMI-ingang.
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
• Wanneer [VIERA Link] (P38) op [ON] staat en de camera wordt aangesloten op een TV
die VIERA Link ondersteunt, wordt de ingang van de TV automatisch omgeschakeld en
wordt het afspeelscherm weergegeven (P181).
- 179 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden
stroken weergegeven worden.
• Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
• Tijdens de HDMI-uitzending wordt geen enkel beeld op de LCD-monitor/Externe live-zoeker
(DMW-LVF1; optioneel) weergegeven.
• Uitgave van de HDMI-minikabels heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel en de
HDMI-minikabel verbonden zijn.
• HDMI-output is niet mogelijk, zelfs als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
• De HDMI-aansluiting is uitgeschakeld en de aansluiting met de USB aansluitkabel zal de
prioriteit hebben wanneer de USB aansluitkabel aangesloten wordt terwijl de HDMI-minikabel
aangesloten is.
• Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
• De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
• Het geluid zal afgespeeld worden als mono.
• De volgende functies kunnen in de Afspeelfunctie niet ingesteld worden.
[TITEL BEW.], [SPLITS VIDEO], [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.], [LEVELING],
[GEZ.HERK. BEW.], [KOPIE], meervoudige selectie, enz.
- 180 -
Aansluiten op andere apparatuur
Afspelen m.b.v. VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)
Wat is VIERA Link?
• Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV
eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel
(optioneel) voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het
VIERA Link-compatibele apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
• VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde
handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet
gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link
gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
• Dit apparaat is compatibel met VIERA Link Ver.5. VIERA Link Ver.5 is de nieuwste
Panasonic versie en is ook compatibel met de bestaande Panasonic
VIERA Linkinrichtingen. (Per december 2009)
Voorbereiding:
Zet de [VIERA Link] op [ON]. (P38)
Dit apparaat verbinden aan een Panasonic TV die compatibel is met
VIERA Link met een HDMI minikabel (optioneel) (P178).
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Panasonic TV compatibel met VIERA Link
1 [OPTION]
2 [OK]
3 [RETURN]
¢ De vorm van de afstandsbediening varieert afhankelijk van de regio. Hanteer de volgende
TV-gids die op het scherm afgebeeld wordt.
- 181 -
Aansluiten op andere apparatuur
∫ Handige functies
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Dit wordt afgebeeld aan het begin wanneer u de
VIERA Link gebruikt.
3/4/2/1: Selecteer het beeld.
Meervoudig terugspelen [OK]:
Ga naar de één-schermdisplay.
Rode toets: Schakel de af te spelen gegevenstypen.
[OPTION]:
Beeld het selectiescherm van de
Afspeelfunctie af.
• Het soort gegevens voor afspelen verandert in de volgorde van
[ALLE] > [
] > [ ] > [ ] > [ALLE].
• Ofwel de [NORMAAL AFSP.], [DIASHOW], [CATEGOR. AFSP.],
[KALENDER] of de [FAVORIET AFSP.] kan geselecteerd worden
in het selectiescherm van de Afspeelfunctie.
Eén-schermdisplay
A
Selecteer het beeld terwijl u zich in Meervoudig
Terugspelen bevindt en druk dan op [OK].
2/1:
Ga naar het vorige/volgende beeld.
3:
Beeld de opname-informatie af.
4:
Keer terug naar Meervoudig Afspelen.
[OK]:
Speel het bewegend beeld af (wanneer
bewegend beeld geselecteerd is).
Rode toets: Start de Diavoorstelling.
[OPTION]:
Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
• Gebruik tijdens het afspelen van de film 2/1 om vooruit/
achteruit te gaan en 4 om het afspelen te stoppen.
Diavoorstelling
A
Druk op de Rode toets tijdens de één-schermdisplay.
2/1:
Ga naar vorige/volgende beeld (wanneer de
Diavoorstelling gepauzeerd wordt/wanneer er
bewegend beeld afgepespeeld wordt).
4:
Beëindig de Diavoorstelling en keer terug
naar één-schermdisplay.
[OK]:
Pauze.
[OPTION]:
Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
• Om het geluid van de bewegende beelden af te spelen, de
[GELUID] in het instellingscherm van de Diavoorstelling instellen
op [AUTO] of [AUDIO].
A bedieningsicoon
- 182 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Bedieningsiconen worden verborgen door op [RETURN] te drukken of als er geen bediening
uitgevoerd wordt gedurende een bepaalde tijd wanneer de bedieningsiconen afgebeeld
worden. De bedieningsiconen worden afgebeeld wanneer één van de volgende toetsen
ingedrukt wordt terwijl de bedieningsiconen niet afgebeeld worden.
– 3/4/2/1, [OK], [OPTION], [RETURN], Rode toets, Groene toets, Gele toets
• Als de TV over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit
toestel niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
• Wanneer [VIERA Link] (P38) van dit toestel op [ON] staat, kan dit toestel slechts beperkt met
behulp van de knop worden bediend.
• VIERA Link moet op de aangesloten TV worden geactiveerd. (Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de TV om te lezen hoe u instelt enz.)
• Indien u geen VIERA Link gebruikt, zet u [VIERA Link] (P38) op [OFF].
∫ Andere gekoppelde handelingen
Het toestel uitzetten:
Als u de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening voor de TV, gaat dit toestel ook uit.
Automatische ingangsschakeling:
• Als u een verbinding maakt met een HDMI minikabel en vervolgens de stroom op dit apparaat
aanzet en dan op [(] drukt, schakelt het inputkanaal op de TV automatisch naar het scherm
van dit apparaat. Als de stroom van de TV in stand-by staat, zal deze automatisch aangaan
(als [Set] geselecteerd is voor de instelling van de TV [Power on link] instelling).
• Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor
de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor
de TV.)
• Ga naar pagina 225 als VIERA Link niet goed werkt.
Aantekening
• Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
• Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
• Bediening is niet mogelijk met een kabel die niet voldoet aan de HDMI-standaard.
• Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
• VIERA Link werkt niets, zelfs niet als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
• [HDMI-FUNCTIE] (P38) voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link
werkt.
• De resolutie kan automatisch omgeschakeld worden als een [AVCHD Lite] video, die met een
ander toestel opgenomen werd, op dit toestel afgespeeld wordt. Het beeldscherm kan even
zwart worden wanneer dat het geval is, maar dit is geen storing.
- 183 -
Aansluiten op andere apparatuur
Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden
en bewegende beelden
Methoden om stilstaande en bewegende beelden te exporteren naar andere inrichtingen
zullen variëren afhankelijk van het bestandsformaat. (JPEG, RAW, AVCHD Lite of Motion
JPEG). Hier volgen enige suggesties.
Kopieer het afspeelbeeld m.b.v. een AV-kabel
Bestandsformaten die gebruikt kunnen worden: [AVCHD Lite], [Motion JPEG]
Met gebruik van een DVD-recorder of een video recorder, kopieert u beelden die met dit
apparaat afgespeeld worden naar een DVD-disc, harde schijf of een video cassette.
Dit kan afgespeeld worden met apparatuur dat niet compatibel is met hoge definitie
(AVCHD), daarom is het handig voor het uitdelen van kopieën. Het beeld zal deze keer
standaard kwaliteit zijn i.p.v. een hoge definitie.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-Kabel (meegeleverd)
1
2
3
Verbind dit apparaat met de opnameapparatuur met een AV-kabel
(meegeleverd).
Start het afspelen van dit apparaat.
Start de opname op de opnameapparatuur.
• Wanneer het opnemen (kopiëren) eindigt, het afspelen op dit apparaat stoppen na het
stoppen van het opnemen in de opnameapparatuur.
Aantekening
• Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-ASPECT]
(P37) op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang
zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV
afspeelt.
• Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
• Het wordt aanbevolen de display van het scherm uit te schakelen door op de [DISPLAY] op het
toestel te drukken terwijl u kopieert. (P64)
• Zie de instructiehandleiding voor de opnameapparatuur over de details van het kopiëren en het
afspelen.
- 184 -
Aansluiten op andere apparatuur
Kopiëren naar een PC met gebruik van
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
Bestandformaten die gebruikt kunnen worden: [JPEG], [RAW], [AVCHD Lite], [Motion
JPEG]
Het is mogelijk om foto’s en video’s te verwerven die opgenomen zijn in de formaten
[AVCHD Lite] of [MOTION JPEG], of om DVD-video’s van conventionele
standaardkwaliteit te creëren uit de video die opgenomen was als [AVCHD Lite], met
gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de (bijgeleverde) CD-ROM. (P186)
Ook kunt u beelden naar een DVD schrijven, meervoudige
beelden combineren om een enkelvoudig panoramabeeld te
creëren of een diavoorstelling creëren door audio en/of muziek
toe te voegen. Deze beelden kunnen vervolgens op een DVD
bewaard worden.
1
2
3
Installeer “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de PC.
• Lees de afzonderlijke gebruiksaanwijzing voor de bijgeleverde software voor meer
informatie over de software die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat en hoe deze te
installeren.
Sluit het toestel aan op de PC.
• Raadpleeg voor details over de aansluiting “Aansluiting op de PC” (P186).
Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD
Edition”.
• Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” (PDF).
Aantekening
• U zult niet in staat zijn om de verworven [AVCHD Lite] video’s af te spelen als de bestanden of
de nappen van deze video’s gewist, gewijzigd of verplaatst zijn met Windows Explorer of een
gelijkaardige browser. Wees er dus zeker van om [AVCHD Lite] video’s te verwerven met
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”.
- 185 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
• Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
• Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren (door te formatteren zullen de
opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren).
Als de kaart niet herkend wordt, raadpleeg dan onderstaande website voor
ondersteuning.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
• U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik
van de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM
(meegeleverd) is een handige manier om dit te doen.
• Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
∫ PC die gebruikt kan worden
Windows
Me/2000
XP/Vista/7
Macintosh
OS 9/OS X
—
≤ ¢1
—
—
≤ ¢2
—
98/98SE
Kan de
PHOTOfunSTUDIO
gebruikt worden?
Kan het [AVCHD Lite]
bewegende beeld
verkregen worden op de
PC?
Kunnen de stilstaande
beelden en
[MOTION JPEG]
bewegende beelden in
het digitale toestel
verkregen worden op de
PC m.b.v. een
USB-verbindingskabel?
—
≤
≤
(OS 9.2.2/OS X
[10.1~10.6])
• PC met Windows 98/98SE of eerdere versie of Mac OS 8.x of ouder kan niet verbonden
worden via USB, maar deze kan de beelden verkrijgen als er een SD-geheugenkaartlezer/
schrijver gebruikt kan worden.
¢1 Het is niet nodig voor Internet Explorer 6.0 of nieuwere versie geïnstalleerd te worden. Een
PC met een hogere verwerkingsprestatie wordt afhankelijk van de te gebruiken functie. Deze
zou niet correct kunnen afspelen of werken afhankelijk van de omgeving van de gebruikte
PC.
¢2 De [AVCHD Lite] bewegende beelden altijd m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD
Edition” verkrijgen.
- 186 -
Aansluiten op andere apparatuur
Het verkrijgen van stilstaande beelden en [MOTION JPEG] bewegende beelden
(behalve [AVCHD Lite] bewegende beelden)
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC
communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm.
Raadpleeg “ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.” (P188) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
- 187 -
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
• Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing
kunnen veroorzaken.
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
• Als [USB MODE] (P37) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
• Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE]
ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om
het scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel
dan [USB MODE] weer in op [PC].
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
SELEC
INST.
Dubbel klikken op [Removable Disk] in [My Computer].
• Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbel klikken op [DCIM] map.
M.b.v. een slepen-en-laten vallen-operatie, de beelden die u wilt
verkrijgen of de map waar deze beelden in opgeslagen zitten naar
een andere map op de PC verplaatsen.
∫ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
• Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
• Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
- 188 -
Aansluiten op andere apparatuur
∫ De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
Mappen en beelden die verwerkt worden in de PC kunnen niet afgespeeld worden op het
toestel. Er wordt aangeraden de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” meegeleverde
software op de CD-ROM (bijgeleverd) te gebruiken wanneer u het beeld van PC naar een
kaart schrijft.
1
Mapnummer
2
Bestandsnummer
3
JPG:
Opnamen
MOV:
[MOTION JPEG]
Bewegende beelden
RW2:
Beelden in RAW-bestanden
MISC:
DPOF-print
Favorieten
AVCHD:
[AVCHD Lite] Bewegende
beelden
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
• Nadat [NR. RESET] (P36) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
• Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
• Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
∫ Verbinding in de PTP-functie (alleen WindowsR XP, Windows VistaR , WindowsR 7
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
• Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
• [AVCHD Lite] bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
- 189 -
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
• Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de
printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens
het afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de
USB-verbindingskabel loskoppelen.
- 190 -
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een printer met de USB-kabel A (bijgeleverd).
• Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt de icoon van verbod
kabelloskoppeling [å]. De USB kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
INST.
SELEC
Aantekening
• Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
• U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
• Films kunnen niet afgedrukt worden.
Een beeld kiezen en uitprinten
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen
worden voordat u de beelden begint af te drukken.
• Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 191 -
PictBridge
100-0001
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
VEELV. AFDR.
SELEC
PRINTEN
ENKELVOUDIG SELECT.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
1
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Op 3 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
Onderdeel
PictBridge
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
PRINT INST. (DPOF)
FAVORIETEN
ANNUL
SELEC
INST.
Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
• Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en dan verschijnt er,
wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, [é] op de af te drukken beelden.
(Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de instelling
geannuleerd.)
• Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[PRINT
INST.(DPOF)]
Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P172)
[FAVORIETEN]¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P171)
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P171)
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen
worden voordat u de beelden begint af te drukken.
• Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 192 -
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
1
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Printinstellingen
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap 3 van de
“Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in.
• Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
ANNUL SELEC
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
• Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, zullen de items [PRINT MET DAT.] en
[AANTAL PRINTS] niet worden weergegeven.
OFF
1
EXIT
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
[OFF]
Datum wordt niet afgedrukt.
[ON]
Datum wordt afgedrukt.
• Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
• Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
• Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
• Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164) of het instellen van het
afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P172) instelling voordat u naar
een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[AANTAL PRINTS]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
- 193 -
Aansluiten op andere apparatuur
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mmk127 mm
[2L/5qk7q]
127 mmk178 mm
[POSTCARD]
100 mmk148 mm
[16:9]
101,6 mmk180,6 mm
[A4]
210 mmk297 mm
[A3]
297 mmk420 mm
[10k15cm]
100 mmk150 mm
[4qk6q]
101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q]
203,2 mmk254 mm
[LETTER]
216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE]
54 mmk85,6 mm
• Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
- 194 -
Aansluiten op andere apparatuur
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
á
1 beeld zonder frame op 1 pagina
â
1 beeld met een frame op 1 pagina
ã
2 beelden op 1 pagina
ä
4 beelden op 1 pagina
• U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
∫ Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u
[LAY-OUT PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier,
[LAY-OUT PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1
voor elk van de 4 beelden.
Aantekening
• Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
• Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
• Wanneer de beelden in RAW-bestanden afgedrukt moeten worden, zullen de JPEG-beelden
die tegelijkertijd opgenomen worden door het toestel afgedrukt worden. Als JPEG-beelden niet
naar buiten komen, kunnen beelden van RAW-bestand niet afgedrukt worden.
- 195 -
Overige
Overige
Gebruik Externe Live Zoeker (optioneel)
Wanneer u de externe live zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt, kunt u het
opnamescherm zien zelfs wanneer u beelden maakt met een lage camerahoek.
Voorbereiding:
• Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
• Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
Zet de externe live zoeker helemaal en stevig in de flitsschoen.
• Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van de
externe live zoeker en doe ook het stekkertje er stevig in.
(Niet op het zoekergedeelte drukken)
A Hot Shoe
B Specifiek stekkertje voor externe zoeker
C [LVF/LCD]
D Zoeker
Schakel het toestel naar [ON].
•[
] wordt afgebeeld op de LCD-monitor. Deze zou niet
goed aangesloten kunnen zijn als deze niets weergeeft.
Schakel naar en vanaf de externe live zoeker
door op [LVF/LCD] te drukken.
• U kunt schakelen tussen LCD (LCD-monitor) display en LVF (Zoeker) display.
• Schakelen via de [LVF/LCD]-knop zal behouden worden zelfs wanneer de stroom van
de digitale camera op [OFF] staat.
• Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu, wordt de LCD-monitor
automatisch ingeschakeld als men van de Opnamefunctie naar de Afspeelfunctie
schakelt. (P65)
∫ Verwijderen van de externe live-zoeker
1 Schakel de stroom naar [OFF].
2 Breng de externe live zoeker terug naar zijn
oorspronkelijke positie als deze veranderd was
van positie.
3 Trek in de richting van de pijl en verwijder deze.
• Bevestig de bescherming van de flitsschoen weer op
zijn oorspronkelijke plaats.
- 196 -
Overige
∫ Diopter afstellen
Stel het diopter af op uw eigen zicht zodat u
de Viewfinder duidelijk ziet.
Kijk naar de Viewfinder en draai de
diopterstelring daar waar het scherm het
lichtst is.
A Diopterinstelring
B [LVF/LCD]
10
AFS
∫ Over de instellingen voor opnemen met een lage camerahoek
Gebaseerd op de camerahoek, de hoek van de externe live
zoeker instellen voor gemakkelijk bekijken (van ongeveer 0o
tot 90o).
Niet verder dan 90o openen. Als u dit wel doet, zou u schade
kunnen toebrengen.
• Het licht van de flitser kan geblokkeerd worden als u een foto
neemt met gebruik van de flitser en een op een hoek ingestelde
externe live-zoeker.
Aantekening
• Wanneer u de externe live zoeker bevestigt en eraf haalt, ervoor zorgen dat u dit langzaam en
voorzichtig doet.
• De externe live-zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220,
DMW-FL360, DMW-FL500; optioneel).
• Als een schouderriem aangebracht is, zorg er dan voor dat deze niet aan de externe
live-zoeker vasthaakt.
• Wanneer u de externe live zoeker bevestigt, niet alleen de externe live zoeker vasthouden
omdat deze los zou kunnen raken van het toestel.
• De oogschelp kan niet worden losgemaakt, u moet hem dus voorzichtig met een droge, zachte
doek afnemen en opletten dat de oogschelp niet losraakt.
• Als u de oogschelp te stevig afneemt en hij raakt los, raadpleeg dan uw leverancier of het
dichtstbijzijnde servicecentrum.
• Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de externe live zoeker.
- 197 -
Overige
Gebruik Externe Zoeker (optioneel)
Wanneer u de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) gebruikt, kan het scherm voor het
maken van brede-hoekbeelden afgebeeld worden op de zoeker.
Voorbereiding:
• Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
• Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
Zet de externe zoeker (DMW-VF1;
optioneel) helemaal in de hot shoe A.
• Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van
de externe zoeker en doe ook het stekkertje er
stevig in.
(Niet op het lensdeel drukken)
• Wanneer u de optionele externe zoeker bevestigt,
doe dit dan langzaam en voorzichtig.
• Om de externe zoeker weg te nemen, dient u er
zachtjes aan te trekken.
Selecteer [OPT. ZOEKER] in het [OPNAME] menu. (P28)
• Voor meer informatie over [OPT. ZOEKER], P149 raadplegen.
Op 3/4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
• U kunt de LCD-monitor schakelen naar blanco scherm door herhaaldelijk op [DISPLAY]
te drukken. (P64)
Aantekening
• De framelijnen tonen de bruikbare zone voor een 24 mm lens (35 mm filmcamera-equivalent,
aspectratio 3:2, Breed).
• Framelijnen zijn slechts een benadering. Controleer de LCD-monitor voor precies overzicht.
• Wanneer het lensoppervlak vuil is, deze schoonwrijven met een zachte droge doek.
• Zet het toestel uit wanneer u de externe zoeker verwijdert.
• De externe zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220, DMW-FL360,
DMW-FL500; optioneel).
• Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de optionele externe zoeker.
- 198 -
Overige
Gebruik een externe flitser (optioneel)
Na het bevestigen van de externe flits (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500;
optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer deze vergeleken wordt met
de ingebouwde flits van het toestel.
Voorbereidingen:
• Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
• Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
∫ Met behulp van de gewijde flits (DMW-FL220; optioneel)
Plaats de speciale flitser op de hotshoe A en
zet daarna de camera en de speciale flitser aan.
• Zet de voorbehouden flitslamp goed vast met de sluitring B.
Selecteer [FLITS] op het [OPNAME]-menu. (P28)
Druk op 3/4, selecteer de functie en druk
vervolgens op [MENU/SET].
• Welk scherm er hier afgebeeld zal worden is afhankelijk van
de instelling van de flitsfunctie van de externe flitseenheid.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld.
/
: Externe flits actief
/
: Externe flits Gedwongen UIT
∫ Wanneer u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt zonder
communicatiefuncties met het toestel (DMC-LX5)
• In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt
gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en de
ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera.
• Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en
stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De
belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de
sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende
corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.)
- 199 -
Overige
Aantekening
• U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
• Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
• Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
• Zelfs als de externe flits uitstaat, zou het toestel in de externe flitsfunctie kunnen treden
wanneer de externe flits bevestigd is. Wanneer u de externe flits niet gebruikt, deze eraf halen
of deze instellen op Gedwongen UIT.
• Wanneer u de externe flits bevestigt, kan de ingebouwde flits niet geactiveerd worden.
• De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
• Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
• Zet het toestel uit wanneer u de externe flits verwijdert.
• Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
• Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
• Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [
] staat, stelt u de witbalans ifijn af op
basis van de beeldkwaliteit. (P132)
• Als u beelden maakt dichtbij het onderwerp in Breed, zou er het vignetteneffect kunnen
verschijnen aan de onderkant van het opgenomen beeld.
• De externe flitser kan niet gebruikt worden terwijl de externe live-zoeker (DMW-LVF1;
optioneel) of de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) in gebruik is.
• Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
- 200 -
Overige
De Conversielens (optioneel) gebruiken
Wanneer de brede conversielens gebruikt wordt, is het mogelijk een breder gezichtsveld
te verkrijgen in beelden van landschappen of dergelijke.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
• Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel)
• De conversielens en filters kunnen niet samen
gebruikt worden. Als één ervan erop gezet worden,
ervoor zorgen deze te verwijderen voordat de
conversielens erop gezet wordt.
• Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig.
Bevestig de breedhoekconversielens.
B Brede conversielens (DMW-LWA52; optioneel)
• Ervoor zorgen dat schroefgedeelten van de
lensadapter en brede conversielens strak
aangetrokken worden.
∫ Het Focusbereik Wanneer u de Brede
Conversielens gebruikt
• Het focusbereik is 0,75 keer de
scherpstellingafstand van het toestel.
Brede conversielens
Zoomvergroting
Eigenlijke vergroting
35 mm filmcamera equivalent
1k
0,75k
18 mm
- 201 -
Overige
Selecteer [CONVERSIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P28)
• Raadpleeg P150 voor [CONVERSIE].
Druk op 3/4 om [
] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
Aantekening
• Lensadapter (DMW-LA6; optioneel) is nodig voor het gebruiken van de conversielens.
• Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
• Wanneer de brede conversielens verwijderd wordt, [CONVERSIE] instellen op [OFF].
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de brede conversielens voor details.
• Zet het toestel uit wanneer u de conversielens verwijdert.
• Wanneer de [CONVERSIE] ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
• Het bijgeleverde lensdeksel kan niet aangebracht worden als de lensadapter en de wide
conversion lens aangebracht zijn.
- 202 -
Overige
Het gebruiken van de Beschermer/Filter
De MC-beveiliging (DMW-LMC52; optioneel) is een transparante filter die noch de kleuren
noch de hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te
beschermen.
De ND-filter (DMW-LND52; optioneel) herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat
overeenstemt met 3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter (DMW-LPL52; optioneel) zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet
sferische oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare
deeltjes in de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met
vergroot contrast.
Voorbereidingen:
Zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
• Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel)
• Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig.
- 203 -
Overige
Bevestig een filter.
• Draai het filter langzaam en voorzichtig.
B MC-beveiliging
C ND-filter
D PL filter
• Zorg ervoor dat de schroefdelen van de lensadapter en de filter goed strak aangedraaid
zijn.
Aantekening
• De lensadapter (DMW-LA6; optional) is nodig om het filter te gebruiken.
• Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
• Als de filter te strak zit, zou u niet in staat kunnen zijn deze te verwijderen. Deze niet te strak
aandraaien.
• Als de filter valt, zou deze kapot kunnen vallen. Let op deze niet te laten vallen terwijl u ze
bevestigt aan het toestel.
• Let erop om geen vingerafdrukken, vuil, enz. op de filter te krijgen wanneer deze bevestigd is,
anders zou de focus afgesteld kunnen worden op de lens, ervoor zorgend dat het onderwerp
onscherp word.
• Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
• Zet het toestel uit wanneer u de filter verwijdert.
• Het bijgeleverde lensdeksel kan niet bevestigd worden als de lensadapter en het filter
aangebracht zijn.
- 204 -
Overige
Schermdisplay
∫ In Opname
Opname in programma-AE-functie [ ] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
1 2
3 4 5 6
2 Flitsfunctie (P67)
3 AF-zone (P46)
4 Filmfunctie (P124)
19
5 Beeldgrootte (P127)
18
6 Kwaliteit (P129)
17
7 Batterij-aanduiding (P18)
16
8 Aantal opnamen¢1 (P228)
15
: Focus (P46)
14
F2.0
1/30
9 Ingebouwd geheugen (P23)
: Kaart (P23) (alleen afgebeeld tijdens
13
12
opname)
10 Opnamestaat
11 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137)
ISO-gevoeligheid (P130)
12 Sluitertijd (P46)
13 Lensopening (P46)
14 Belichtingscompensatie (P77)
15 Intelligente Resolutie (P145)
16 Snelle AF (P138)
17 Meetfunctie (P140)
18 Optische beeldstabilisator (P146)
: Waarschuwingsbeweging (P47)
19 OPNAMEFUNCTIE (wanneer u bewegende beelden opneemt) (P108)
Opnamekwaliteit (P108)
- 205 -
7
10
11
8
9
10
Overige
∫ Tijdens de opname (na het instellen)
20 21 22 23 24 25
20 Opnemen in AF-macro (P73)
ISO
: AF-opsporing (P136)
100
: MF (P84)
42
+1
: Windverwijdering (P152)
41
40
21 Witbalans (P131)
39
Witbalans, fijnafstelling (P132)
38
22 ISO-gevoeligheid (P130)
37
Instelling ISO-limiet (P130)
1
36
23 Kleureffect (P52)
24 Flitsoutputregeling (P71)
25 Standaard instellingen (P90)
35 34 33 32
26 Beschikbare opnametijd
¢2
(P105):
27 Doel puntmeting (P140)
28 Histogram (P66)
29 Vertrekdatum (P119)
Verstreken opnametijd (P105)
30 Intelligente ISO (P130)
AF-opsporingoperatie (P51, 136)
31 Huidige datum en tijd/“: Instelling reisbestemming (P122) ¢3
Zoom/Extra optische zoom (P54)/Intelligente Zoom (P54, 145)
Digitale zoom (P54, 145):
W
Step Zoom (P57, 146):
32 Minimum Sluitertijd (P143)
33 Zelfontspanner functie (P74)
34 Leeftijd¢4 (P98)
Locatie¢3 (P119)
Focusbereik (P84)
35 Programmaschakeling (P48)
36 LCD-functie (P32)
37 Intelligente Belichting (P140)
- 206 -
26
27
28
29
30
31
Overige
38 Naam¢ 4 (P98)
39 Continu AF (P138)
: AF assistentielamp (P147)
: AF Lock (P139)
40 AF/AE LOCK (P139)
: AE Lock (P139)
41 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119)
42 Burstfunctie (P144)
: Auto Bracket (P78)
: Aspect Bracket (P79)
: Witbalans bracket (P133)
: Multi exposure (P141)
¢1 [i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden.
¢2 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢3 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
¢4 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven als dit toestel ingeschakeld wordt op [BABY1]/
[BABY2] of op [HUISDIER] in de Scène mode.
- 207 -
Overige
∫ In Terugspelen
1 2 3 4 5 6 7
8
1 Terugspeelfunctie (P58)
2 Beveiligd beeld (P174)
21
100_0001
3 Favorieten (P171)
1/10
20
4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P164)
1
19
5 Filmfunctie (P124)
9s
18
6 Beeldgrootte (P127)
17
7 Kwaliteit (P129)
16
8 Batterij-aanduiding (P18)
15
10:00 1.DEC.2010
9 Map/bestandsnummer (P189)
Ingebouwd geheugen (P23)
Verstreken opnametijd
¢1
(P159):
10 Beeldnummer/Totaal opnamen
¢1
11 Bewegende-beeldenopname (P159):
12 Histogram (P66)
13 Opname-informatie (P64)
14 Favorieten (P171)
15 Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P122)
Naam¢2 (P98, 116)
Locatie¢2 (P119)
Titel¢2 (P162)
16 Leeftijd (P98)
17 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119)
18 LCD-versterking (P32)
19 Kleureffect (P52)
20 Aantal afdrukken (P172)
21
/
: Bewegende beelden terugspelen (P159)
/ : Opnamekwaliteit (P108)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P191)
¢1 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [TITEL], [LOCATIE], [NAAM] ([BABY1]/[BABY2],
[HUISDIER]), [NAAM] ([GEZICHT HERK.]).
- 208 -
9
10
11
12
13
14
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
• Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
• Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
• De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid
veroorzaken.
• Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de accu te verwijderen, of de
netspanningadapter los te maken (optioneel). Plaats de accu vervolgens weer terug, of sluit de
netspanningadapter weer aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
• Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
• Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
• Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
- 209 -
Overige
Zorgdragen voor de fotocamera
• De lens en de aansluitingen niet aanraken met vuile handen. Tevens erop letten geen
vloeistoffen, zand en andere vreemde deeltjes in de buurt te doen komen van de lens,
knoppen, enz.
• Het toestel niet hard schudden of stoten bezorgen door het te laten vallen of het ergens
tegen aan laten slaan. Geen zware druk uitoefenen.
Het toestel kan slecht werken, het maken van beelden zou onmogelijk kunnen worden of de
lens, de LCD-monitor of de buitenkant zouden beschadigd kunnen raken.
• We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
• Bijzonder voorzichtig zijn in de volgende gevallen aangezien deze er
voor kunnen zorgen dat het toestel slecht gaan werken.
– Plaatsen met veel zand of stof.
– Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals wanneer
u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand.
• Dit toestel is niet waterbestendig. Als er zeewaterdruppels op het toestel
komen, een droge doek gebruiken om het toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Als het apparaat niet normaalt werkt, gelieve contact opnemen met de dealer waar u het
toestel gekocht heeft of met het reparatieservicecentrum.
• De luidspreker heft geen magnetisch scherm. Bewaar deze luidspreker en
gemagnetiseerde kaarten (bankpasjes, schakelpasjes, enz.) niet bij elkaar.
Over condens (Als de lens bedampt is)
• Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Op condens
letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of storing veroorzaakt.
• Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De
mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt
komt van de kamertemperatuur.
- 210 -
Overige
Schoonmaken
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen
(optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel
afwrijven met een droge zachte doek.
• Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met
een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
• Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het
deklaagje zou kunnen aantasten.
• Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te volgen.
Over de LCD Monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)
• Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
• Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor/Externe Live
Zoeker (optioneel) aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter
weer normaal helder worden zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het
beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel). Toch kunnen er
donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect.
Het beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel) heeft meer dan
99,99% effectieve pixels met slechts 0,01% inactieve of altijd verlichte pixels. De
punten zullen niet opgenomen worden op beelden op het ingebouwde geheugen of
een kaart.
Over de Lens
• Niet hard op de lens drukken.
• Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
- 211 -
Overige
Batterij
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
• Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder (meegeleverd).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de
batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
• Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
• U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
• Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
• Batterijen hebben een beperkte levensduur.
• Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
• Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Oplader
• Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
• De oplader 1 m of meer verwijderd houden van radio’s.
• De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
• Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
• De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
- 212 -
Overige
Kaart
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
• De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
• De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
• Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
• “Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement
veranderen en dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel
verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens
die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat
of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Over de persoonlijke informatie
Als u een gebruikersnaam registreert met [GEBR.NAAM OPN] of een naam of verjaardag
voor [BABY1]/[BABY2] instelt, of de functie van gezichtsherkenning, zal deze persoonlijke
informatie in het toestel bewaard worden en op het beeld opgenomen worden.
Ontkoppeling
• Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien
• De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P37)
• Als er beelden opgeslagen zijn in het ingebouwd geheugen, deze naar de geheugenkaart
(P176) kopiëren voordat u het ingebouwd geheugen (P40) formatteert zoals nodig.
• Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
• Ingebouwd geheugen en instellingen kunnen terugkeren naar fabriekstandaard wanneer het
toestel gerepareerd wordt.
• Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens
storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve
“Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart” op P213 raadplegen.
- 213 -
Overige
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
• De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
• De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
• Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
• Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
• We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Over de Beeldgegevens
• Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Over statieven met drie poten of met één poot
• Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
• U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
• Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestellichaam en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen
als het toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één
poot.
• Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één
poot.
• Sommige statieven met drie poten of met één poot kunnen niet bevestigd worden wanneer de
DC-koppelaar (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) verbonden zijn.
• Sommige statieven of eenpoten kunnen de luidspreker blokkeren en het moeilijk maken om de
werkgeluiden, enz., te horen.
- 214 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Er zullen in enkele gevallen bevestigings- of foutberichten weergegeven worden op de
LCD-monitor/Externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel).
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART TEGEN SCHRIJVEN BEVEILIGD]
> De Schrijfbeveiligingschakelaar op de kaart is verplaatst naar [LOCK]. De beveiliging
terugverplaatsen om deze te ontgrendelen. (P24)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P174)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
• Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P40)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
• Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P63), [FAVORIETEN] (P171), [TITEL BEW.] (P162), [TEKST AFDR.]
(P164) of [NW. RS.] (P167) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
• Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
• [TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
• Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
– Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
• De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
– Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
– Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
• Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
- 215 -
Overige
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
• Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P40) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
• Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P40)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
• Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET
WORDEN GEBRUIKT.]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P24)
• SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
• SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
• SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
[PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.]
• Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Doe een andere kaart erin.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
• Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet
de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
• De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Doe een andere kaart erin.
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Class 4”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P40) te formatteren.
• Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
- 216 -
Overige
[DEZE KAART IS NIET GEFORMAT. MET DEZE CAMERA, EN NIET GESCHIKT
VOOR FILMOPN.]
• De schrijfsnelheid is lager als de kaart geformatteerd is m.b.v. een PC of andere uitrusting. Als
een gevolg hiervan, zou een opname van bewegend beeld middenin kunnen stoppen. Als dit
gebeurt, een back-up maken van de gegevens en de kaart in dit apparaat formatteren (P40).
[KAN NIET OPNEMEN WEGENS INCOMPATIBELE GEGEVENSINDELING (NTSC/
PAL) OP KAART.]
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P40)
> Doe een andere kaart erin.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
• U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P189)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P40)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P36)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 16:9 TV]/[BEELD WORDT
WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]
• De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P37)
• Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P187, 190)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
• De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
[ACCU IS LEEG]
• De resterende batterijstroom is laag.
> De batterij opladen.
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
• De batterij kan niet herkend worden door het toestel.
> Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een
echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde
Servicecentrum.
• De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is.
> Verwijder vuil enz. van het uiteinde.
- 217 -
Overige
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P218–227).
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P37) te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
• De batterij is er niet goed ingedaan. (P21)
• De batterij is leeg. De batterij opladen.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
• Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
• Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)?
> Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker
(optioneel). (P196)
• Is [AUTO LCD UIT] (P35) van de [BESPARING] functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
• De batterij is leeg. De batterij opladen.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
• De batterij is leeg. De batterij opladen.
• Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [BESPARING] Modus, enz. (P35)
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
• Als u het toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) aansluit op een met
VIERA Link-compatibele TV en de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening van de TV,
gaat dit toestel ook uit.
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA Link] dan op [OFF]. (P38)
Het [CHARGE] lampje knippert.
• Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
• Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
- 218 -
Overige
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
• Is de functieknop correct ingesteld?
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P62)
Het opgenomen beeld is witachtig.
• Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P9) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
• Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P54)
• Werd deze foto genomen met [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode?
Het beeld is te licht of te donker.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P77)
• Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> Stel de [KORTE SLUITERT.] (P143) in op langzamere snelheid.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
> Maak de instellingen van [MULTI-FILM] (P126) of Witbalans Bracket (P133) ongedaan.
> Zet [AUTO BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79) of [BURSTFUNCTIE] (P144) op
[OFF].
• Is [HI-SPEED BURST] (P100) of [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie ingesteld?
Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
• Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P45)
• Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P47)
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen,
houd daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken. (P43)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P74)
- 219 -
Overige
Het is niet mogelijk om foto’s te maken met gebruik van [AUTO BRACKET]/
[ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket.
• Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P130)
> Verhoog de instelling voor [RUISREDUCTIE] in [OPN. MODE] of verlaag de instelling voor
alle items behalve [RUISREDUCTIE]. (P125)
> Beelden op heldere plekken maken.
• Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
• Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Wanneer u beelden maakt of de sluiterknop half indrukt, zouden er roodachtige
strepen kunnen verschijnen op de LCD-monitor. Anders kan er een gedeelte of
de hele LCD-monitor roodachtig worden.
• Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het
onderwerp een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen
zich voordoen in de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
• Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het
scherm niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel
licht.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
• Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
• Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
> Als de opname van bewegend beeld stopt tijdens het gebruik van een kaart van minstens
“Class 4” of als u een kaart gebruikt die geformatteerd is op een PC of andere apparatuur,
is het schrijven van gegevens lager. In zulke gevallen, raden we aan dat u een back-up
maakt van de gegevens en vervolgens de kaart in dit apparaat formatteert (P40).
- 220 -
Overige
Zoom werkt niet juist.
• Is de [STAPSG. ZOOM] (P146) ingesteld op [ON]?
• Is de [CONVERSIE] (P150) ingesteld op [ ]?
Het onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing lukt niet)
• Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschikt van de omliggende kleur. (P136)
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
• Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden,
afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het
beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede
hoek gebruikt is. Dit is geen storing.
LCD-monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
• De LCD-monitor wordt uitgeschakeld en het statuslampje brandt als [AUTO LCD UIT] (P35)
van de [BESPARING] Mode geactiveerd wordt.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
De LCD-monitor/External live-zoeker (optioneel) wordt even donkerder of
helderder.
• Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
• Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
• De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
• [SPANNING LCD] is geactiveerd. (P32)
- 221 -
Overige
Het beeld verschijnt niet op de LCD-monitor.
• Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
• Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (optioneel)?
> Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker
(optioneel). (P196)
Het beeld schakelt niet tussen LCD-monitor en Externe Live Zoeker wanneer
[LVF/LCD] ingedrukt wordt op de Externe Live Zoeker (optioneel).
• Wordt alleen op het LCD-scherm weergegeven wanneer de camera is verbonden met een PC
of printer.
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
• Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Ruis op de LCD-monitor.
• In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
U ziet rode, groene of blauwe flitsen wanneer u uw ogen verplaatst in de Externe
Live Zoeker (optioneel) of wanneer het toestel snel bewogen wordt.
• Dit is een eigenschap van het aandrijfsysteem van de Externe Live Zoeker (optioneel) van dit
toestel en het is geen storing. Er zal geen probleem zijn met het opgenomen beeld.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
• Is de flits gesloten?
> Open de flits door [‰ OPEN] te schuiven. (P67)
• De Flits Mode is niet beschikbaar als [AUTO BRACKET] (P78), [MULTI-FILM] (P126) of
[BURSTFUNCTIE] (P144) ingesteld is.
Flits wordt verschillende keren geactiveerd.
• De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P68) ingesteld is.
• Is [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie gezet?
- 222 -
Overige
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
• Is [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON]?
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
• Hebt u op [(] gedrukt?
• Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
• Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
• Is [MODE PLAY], [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P58)
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het
scherm wordt zwart.
• Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
• Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P40)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Met een Kalenderzoektocht, worden de beelden afgebeeld op data die
verschillen van de werkelijke data waar de beelden op gemaakt werden.
• Is de klok van de camera goed ingesteld? (P25)
• Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
• Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of
binnenshuis, zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld
veroorzaakt doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is
geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en
hun positie verschillen in elk beeld.
- 223 -
Overige
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
• Wanneer de Digitale Rode-ogenreductie ([
], [
], [
]) in werking is, als u een beeld
maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode
gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de Digitale Rode-ogenreductiefunctie.
> Het wordt aangeraden een beeld te maken met flitsfunctie ingesteld op [‡], [‰] of [Œ], of
[RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu ingesteld op [OFF]. (P149)
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
• Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden.
• Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens bewegend beeldopname. Op zulke
momenten, wordt er een klikkend geluid gehoord, en dit geluid kan opgenomen worden op de
bewegende beelden. Dit is geen storing.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
• Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
• Uitvoer vanaf de [HDMI]-aansluiting is niet mogelijk wanneer het toestel is verbonden met de
PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
• Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
• Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Het toestel aan de TV verbinden met de AV kabel (bijgeleverd) of met en de
HDMI-minikabel (optioneel) en dan de bewegende beelden afspelen op die op de camera
staan. (P177, 178)
> Bewegende beelden die opgenomen zijn in [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op
televisies van Panasonic (VIERA) met het AVCHD-logo.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P37)
- 224 -
Overige
VIERA Link werkt niet.
• Is het correct met de (optionele) HDMI-minikabel aangesloten? (P178)
> Vergewis u ervan dat de HDMI minikabel (optioneel) goed is aangesloten.
> Druk op [(] op dit apparaat.
• Staat [VIERA Link] op dit toestel op [ON]? (P38)
> Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening
voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de
gebruiksaanwijzing voor de TV.)
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Zet het toestel uit en weer aan.
> Stel [VIERA Link] in op [Off] op de TV en zet het daarna weer op [On]. (Zie de
gebruiksaanwijzing van het TV-toestel voor meer informatie.)
> Controleer de [VIDEO UIT] instelling. (P37)
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
• Is het toestel correct aangesloten op de PC?
• Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Op [PC] zetten in [USB MODE]. (P37, 187)
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
De kaart wordt niet door de PC herkend (er wordt een SDXC-geheugenkaart
gebruikt)
> Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
> Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart
te formatteren. Doe dit niet.
> Als [TOEGANG] op de LCD-monitor weergegeven wordt en niet verdwijnt, sluit de
USB-verbindingskabel dan af na de stroom te hebben uitgeschakeld.
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
• Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P37, 190)
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
> Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze
functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de
printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
- 225 -
Overige
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P40)
] en kies dan het [~]
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
• Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P34)
• Is de [HIGHLIGHT] ingesteld op [ON]?
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
• Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P147) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
De AF-lamp gaat niet aan.
• Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P147)
• De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het toestel wordt warm.
• Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
De lens klikt.
• Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de
lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet
beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is
geen storing.
De klok is opnieuw ingesteld.
• Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [AUB KLOK INSTELLEN] bericht zal afgebeeld worden; gelieve de klok opnieuw instellen.
Wanneer u beelden maakt, zal het niet mogelijk zijn de correcte datum op te nemen zonder
de klok in te stellen. (P25)
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd
en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
• Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervormd wordt of dat de randen gekleurd zijn,
afhankelijk van de zoomvergroting wegens de kenmerken van de lens, maar dit is geen storing.
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
• Wanneer u de Extra Optische Zoom of de Intelligente Zoom gebruikt, zal de zoomwerking
tijdelijk stoppen. Dit is geen storing.
- 226 -
Overige
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
• Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P189)
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
• Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
• Controleer de klok- (P25) en verjaardaginstellingen (P98).
De lenscilinder is ingetrokken.
• De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar
[AFSPELEN] functie in.
Wanneer het toestel met rust gelaten wordt, wordt de diavoorstelling opeens
afgebeeld.
• Dit is de [AUTO DEMO] om de kenmerken te introduceren van het toestel. Druk op een knop
om het toestel terug te doen keren naar het originele scherm.
- 227 -
Overige
Aantal mogelijke beelden en beschikbare
opnametijd
• Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
• Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
∫ Aantal opnamen
• [i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Aspectratio
1:1
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
12
20
2
3
512 MB
140
220
37
41
51
165
290
38
43
1 GB
280
440
75
83
100
330
580
78
87
Kaart
4
A
›
15
26
2
3
2 GB
580
900
150
170
200
680
1180
160
175
4 GB
1140
1770
300
330
410
1340
2320
310
350
6 GB
1740
2690
460
510
620
2030
3520
480
530
8 GB
2330
3610
610
680
840
2720
4720
640
710
12 GB
3520
5440
930
1030
1260
4110
7120
970
1070
16 GB
4700
7260
1240
1370
1690
5490
9500
1290
1440
24 GB
6830
10550
1810
1990
2450
7970
13790
1880
2090
32 GB
9440
14570
2500
2760
3390
11010
19060
2600
2880
48 GB
13490
21420
3670
4040
4980
15830
28020
3790
4230
64 GB
18300
29070
4990
5490
6770
21490
38020
5140
5740
- 228 -
Overige
Aspectratio
1:1
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
18
35
3
512 MB
200
380
1 GB
400
770
Kaart
(
›
3
37
74
40
44
400
790
45
47
82
90
810
1580
91
96
3
3
2 GB
820
1570
165
180
1660
3230
185
195
4 GB
1630
3090
320
360
3260
6350
360
380
6 GB
2470
4700
500
550
4950
9650
550
580
8 GB
3310
6290
670
740
6630
12920
740
780
12 GB
5000
9490
1010
1110
10010
19490
1120
1190
16 GB
6670
12670
1350
1490
13350
26000
1500
1580
24 GB
9690
18390
1960
2160
19390
37760
2180
2300
32 GB
13390
25410
2710
2990
26790
52170
3010
3180
48 GB
19170
36420
3950
4380
36420
72850
4380
4660
64 GB
26010
49430
5370
5950
49430
98860
5950
6330
Aspectratio
1:1
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
310
470
512 MB
3350
5030
50
50
1 GB
6710
10070
100
100
2 GB
12290
20480
200
200
4 GB
24130
40220
400
400
6 GB
36700
61160
610
620
8 GB
49120
81870
820
830
12 GB
74090
123490
1250
1250
16 GB
98830
164730
1660
1680
24 GB
143510 239180
2420
2430
32 GB
198260 330440
3340
3370
48 GB
182130 364270
4920
4920
64 GB
247150 494310
6670
6670
Kaart
)
A
4
4
- 229 -
Overige
Aspectratio
4:3
Beeldgrootte
(
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
9
15
Kaart
1
2
›
12
20
2
)
2
2
512 MB
110
165
28
30
37
135
220
29
32
1 GB
220
330
56
62
76
270
440
59
65
2 GB
450
680
115
125
155
560
900
120
130
4 GB
890
1340
220
250
300
1110
1770
240
260
6 GB
1360
2030
340
380
460
1690
2690
360
390
8 GB
1830
2720
460
500
620
2270
3610
490
530
12 GB
2760
4110
700
760
940
3420
5440
740
800
16 GB
3680
5490
940
1020
1260
4570
7260
980
1070
24 GB
5350
7970
1360
1490
1830
6640
10550
1430
1560
32 GB
7390
11010
1880
2060
2530
9170
14570
1980
2150
48 GB
10710
15830
2750
3000
3710
13490
21420
2910
3160
64 GB
14530
21490
3740
4080
5040
18300
29070
3950
4290
Aspectratio
4:3
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14
26
2
512 MB
160
290
1 GB
320
580
Kaart
A
(
)
A
›
2
18
36
2
2
30
33
200
390
31
34
61
67
400
790
64
69
2 GB
660
1180
125
135
820
1610
130
140
4 GB
1310
2320
240
270
1630
3170
250
280
6 GB
1990
3520
370
410
2470
4820
390
420
8 GB
2660
4720
500
550
3310
6460
520
570
12 GB
4020
7120
760
830
5000
9740
790
860
16 GB
5370
9500
1020
1110
6670
13000
1060
1150
24 GB
7790
13790
1480
1610
9690
18880
1540
1670
32 GB
10770
19060
2050
2230
13390
26080
2130
2310
48 GB
15830
28020
3000
3280
19170
36420
3110
3370
64 GB
21490
38020
4080
4450
26010
49430
4220
4570
- 230 -
Overige
Aspectratio
4:3
Beeldgrootte
(
)
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
46
88
2
512 MB
490
940
1 GB
990
1880
2 GB
1980
4 GB
3890
6 GB
5910
11460
430
450
30580
45870
460
460
8 GB
7920
15350
580
600
40930
61400
610
620
Kaart
A
›
2
230
400
2
2
35
36
2510
4310
37
37
70
73
5030
8630
75
75
3840
140
150
10240
15360
150
150
7540
280
290
20110
30170
300
300
12 GB
11950
23150
870
900
61740
92610
930
930
16 GB
15940
30880
1170
1210
82360
123540
1240
1250
24 GB
23140
44840
1690
1760
119590 179380
1800
1810
32 GB
31970
61950
2340
2430
165220 247830
2490
2500
48 GB
45530
91060
3430
3570
182130 364270
3640
3670
64 GB
61780
123570
4660
4840
247150 494310
4940
4990
Aspectratio
3:2
Beeldgrootte
(
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
10
15
Kaart
2
2
3
A
›
12
20
)
2
2
512 MB
110
170
29
33
41
135
220
31
34
1 GB
220
340
60
66
83
270
450
63
70
2 GB
460
690
120
135
165
560
910
130
140
4 GB
910
1370
240
260
330
1100
1800
250
280
6 GB
1380
2080
370
400
500
1680
2730
390
430
8 GB
1850
2790
490
540
680
2250
3660
520
570
12 GB
2800
4200
750
820
1020
3390
5520
790
860
16 GB
3740
5610
1000
1100
1370
4530
7370
1050
1150
24 GB
5430
8150
1450
1600
1990
6580
10700
1530
1680
32 GB
7500
11260
2010
2210
2750
9090
14790
2110
2320
48 GB
11030
16550
2960
3250
4040
13000
21420
3110
3400
64 GB
14970
22460
4010
4410
5490
17650
29070
4220
4610
- 231 -
Overige
Aspectratio
3:2
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14
26
2
512 MB
160
290
1 GB
320
580
Kaart
(
)
A
›
2
18
36
2
2
32
36
200
390
34
37
66
72
400
780
68
75
2 GB
660
1180
135
145
810
1570
140
150
4 GB
1290
2320
260
290
1600
3090
270
300
6 GB
1970
3520
400
440
2440
4700
420
460
8 GB
2640
4720
540
590
3270
6290
560
610
12 GB
3980
7120
810
900
4930
9490
850
930
16 GB
5310
9500
1090
1200
6580
12670
1130
1240
24 GB
7710
13790
1580
1740
9560
18390
1650
1800
32 GB
10650
19060
2190
2410
13210
25410
2280
2490
48 GB
15170
28020
3220
3530
19170
36420
3340
3640
64 GB
20590
38020
4370
4790
26010
49430
4530
4940
A
›
Aspectratio
3:2
Beeldgrootte
(
)
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
19
37
2
2
250
400
3
3
512 MB
210
400
34
37
2740
4310
40
40
1 GB
420
810
69
75
5490
8630
82
82
Kaart
2 GB
850
1660
140
150
10240
15360
165
165
4 GB
1670
3260
270
300
20110
30170
320
330
6 GB
2540
4950
420
460
30580
45870
500
500
8 GB
3410
6630
560
610
40930
61400
670
670
12 GB
5140
10010
850
930
61740
92610
1010
1010
16 GB
6860
13350
1140
1240
82360
123540
1350
1360
24 GB
9960
19390
1660
1810
119590 179380
1960
1970
32 GB
13760
26790
2290
2500
165220 247830
2710
2730
48 GB
20230
36420
3370
3670
182130 364270
3950
4000
64 GB
27460
49430
4570
4990
247150 494310
5370
5430
- 232 -
Overige
Aspectratio
16:9
Beeldgrootte
(
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
10
15
Kaart
2
2
›
12
21
3
)
2
2
512 MB
115
175
31
35
44
135
220
33
36
1 GB
230
350
64
71
89
270
460
67
74
2 GB
470
710
130
145
180
550
930
135
150
4 GB
920
1400
250
280
350
1080
1820
260
300
6 GB
1410
2130
390
430
540
1650
2770
410
450
8 GB
1880
2850
520
580
730
2210
3720
540
610
12 GB
2840
4300
790
870
1100
3330
5610
820
920
16 GB
3800
5740
1060
1170
1470
4450
7480
1100
1230
24 GB
5510
8340
1540
1700
2130
6460
10870
1600
1780
32 GB
7620
11520
2130
2350
2940
8930
15010
2220
2470
48 GB
11030
16550
3110
3430
4330
13000
21420
3250
3600
64 GB
14970
22460
4220
4660
5880
17650
29070
4410
4890
Aspectratio
16:9
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14
26
2
512 MB
155
290
1 GB
310
580
Kaart
A
(
)
A
›
2
18
35
2
3
34
38
195
380
36
39
69
77
390
770
72
80
2 GB
640
1180
140
155
800
1570
145
160
4 GB
1260
2320
270
310
1580
3090
290
320
6 GB
1930
3520
420
470
2410
4700
440
480
8 GB
2580
4720
570
630
3230
6290
590
650
12 GB
3890
7120
860
950
4870
9490
900
980
16 GB
5200
9500
1140
1270
6500
12670
1200
1320
24 GB
7550
13790
1660
1850
9440
18390
1740
1910
32 GB
10430
19060
2300
2560
13040
25410
2410
2640
48 GB
15170
28020
3370
3750
19170
36420
3530
3870
64 GB
20590
38020
4570
5090
26010
49430
4790
5250
- 233 -
Overige
Aspectratio
16:9
Beeldgrootte
(
)
Kwaliteit
A
›
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
42
83
3
512 MB
450
880
1 GB
910
1770
2 GB
1860
4 GB
3650
6 GB
8 GB
Kaart
(
)
A
›
3
310
470
3
3
40
42
3350
5030
43
43
81
85
6710
10070
88
88
3610
165
170
12290
20480
180
180
7090
320
340
24130
40220
350
350
5560
10790
490
520
36700
61160
530
540
7440
14440
660
690
49120
81870
720
720
12 GB
11220
21790
1000
1050
74090
123490
1080
1090
16 GB
14970
29060
1340
1400
98830
164730
1450
1460
24 GB
21740
42200
1940
2030
143510 239180
2100
2120
32 GB
30040
58310
2690
2810
198260 330440
2910
2930
48 GB
40470
72850
3950
4130
182130 364270
4280
4280
64 GB
54920
98860
5370
5610
247150 494310
5810
5810
- 234 -
Overige
∫ Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Bestandsformaat
[AVCHD Lite]
[MOTION JPEG]
Instelling beeldkwaliteit
Ingebouwd geheugen
(Ongeveer 40 MB)
Kaart
1 min
26 s
Kan niet gebruikt worden.
512 MB
3 min
00 s
4 min
00 s
7 min
00 s
2 min
00 s
5 min
10 s
5 min
20 s
15 min
40 s
1 GB
7 min
00 s
9 min
00 s
13 min
00 s
4 min
00 s
10 min
20 s
10 min
50 s
31 min
20 s
2 GB
15 min
00 s
20 min
00 s
29 min
00 s
8 min
20 s
21 min
20 s
22 min
10 s
1 h 3 min
4 GB
30 min
00 s
40 min
00 s
57 min
00 s
16 min
30 s
41 min
50 s
43 min
40 s
2 h 5 min
6 GB
46 min
00 s
1 h 1 min
1h
28 min
25 min
10 s
8 GB
1h
2 min
1h
22 min
1h
58 min
33 min
40 s
1h
25 min
1h
28 min
4h
15 min
12 GB
1h
34 min
2h
4 min
2h
59 min
50 min
50 s
2 h 8 min
2h
14 min
6h
26 min
16 GB
2h
6 min
2h
45 min
3h
59 min
1h
8 min
2h
52 min
2h
59 min
8h
35 min
24 GB
3h
4 min
4h
00 min
5h
47 min
1h
38 min
4 h 9 min
4h
19 min
12 h
27 min
32 GB
4h
14 min
5h
32 min
8h
00 min
2h
16 min
5h
45 min
5h
59 min
17 h
13 min
48 GB
6h
13 min
8h
8 min
11 h
45 min
3h
20 min
8h
27 min
8h
47 min
25 h
18 min
64 GB
8h
27 min
11 h
3 min
15 h
58 min
4h
32 min
11 h
28 min
11 h
56 min
34 h
21 min
1 h 3 min 1 h 6 min
3h
11 min
• Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Tevens is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB.
(Voorbeeld: [8m 20s] met [
]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het
scherm.
Aantekening
• De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
• De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en
[FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [
- 235 -
] niet afgebeeld.
• SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C,
LLC.
• “AVCHD”, “AVCHD Lite” en het “AVCHD”,
“AVCHD Lite” Logo zijn handelsmerken van
Panasonic Corporation en Sony Corporation.
• Gefabriceerd onder licentie van Dolby
Laboratories.
Dolby en het symbool double-D zijn
handelsmerken van Dolby Laboratories.
• HDMI, het HDMI logo en High-Definition
Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC in de Verenigde Staten en
andere landen.
• HDAVI Control™ is een handelsmerk van
Panasonic Corporation.
• QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken
of geregistreerde merken van Apple Inc. en
worden onder licentie gebruikt.
• Microsoft product schermshot(s) herdrukt met
toestemming van Microsoft Corporatie.
• Andere namen, bedrijfsnamen en
productnamen die in deze handleiding
voorkomen, zijn handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken van de
betreffende bedrijven.
Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en
niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in
overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video
die werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of
werd verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren.
Geen enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik.
Meer informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.