Panasonic DMCGH4EG de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-GH4
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u dit product gebruikt
en bewaar deze handleiding, zodat u deze later kunt raadplegen.
VQT5J04
F0314WT0
Waarschuwingen op het scherm P364
Problemen oplossen P393
De benodigde informatie vinden P2
Inhoud P7
Inhoudsopgave van de functies P13
Menulijst P368
2
In deze “Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde kenmerken” kunt u de informatie die
u nodig heeft op de volgende pagina’s vinden.
Door op een paginanummer te klikken, kunt u naar de aangekoppelde pagina
springen en snel de informatie vinden.
De benodigde informatie vinden
Zoeken vanuit de Inhoud
Zoeken in de lijst met functienamen
Zoeken in de lijst met druk- en draaiknoppen
Zoeken in de lijst met beeldschermen en iconen
Zoeken vanuit de
Waarschuwingen op het scherm
Zoeken vanuit de Menulijst
Zoeken vanuit de Problemen oplossen
Klik op deze icoon om naar De benodigde informatie vinden te springen.
Klik op deze icoon om naar
Inhoud te springen.
Klik op deze icoon om naar
Menulijst te springen.
Klik op deze icoon om terug te keren naar de eerder weergegeven pagina.
Zie de volgende pagina voor details over het
gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie
P7
P13
P18
P355
P364
P368
P393
P3
P254
3
Gebruik van deze handleiding
Klik op een kruisreferentie in de tekst om naar de overeenkomstige pagina te springen.
Door sleutelwoorden in het zoekveld aan de bovenzijde van het scherm van Adobe Reader in
te voeren, kunt u naar een sleutelwoord zoeken en naar de overeenkomstige pagina springen.
Bedieningen en andere details van deze handleiding kunnen verschillen, afhankelijk van de
versie van Adobe Reader die u gebruikt.
De symbolen in de tekst
De beschrijvingen in deze handleiding zijn gebaseerd op de verwisselbare lens (H-HS12035).
Bij de beeldschermafbeeldingen in deze handleiding is er vanuit gegaan dat [Indeling] in
[Klokinst.] (P36) op [J.M.D.] gezet is en [Systeemfrequentie] (P220) op [24.00 Hz (CINEMA)]
gezet is.
Over de aanduiding van de toepasbare modus
Toepasbare modussen:
De iconen duiden op de modussen die voor de functie beschikbaar zijn.
Zwarte iconen: toepasbare modussen
Grijze iconen: niet beschikbare modussen
, en zullen verschillen, afhankelijk van de opnamemodussen die bij de
standaardinstellingen geregistreerd zijn.
De iconen geven aan of een functie voor foto's en films al dan niet beschikbaar is.
Zwarte iconen: Toepasbare functies
Grijze iconen: Niet beschikbare functies
: Geeft aan dat het menu ingesteld kan worden door op de [MENU/SET]-toets
te drukken.
: Geeft aan dat de Wi-Fi-instelling gemaakt kan worden door op de
[Wi-Fi]-toets te drukken.
: Configuraties die uitgevoerd kunnen worden in het [Voorkeuze]-menu.
: Tips voor een vakkundig gebruik en opmerkingen over het opnemen.
: Omstandigheden waarin een bepaalde functie niet gebruikt kan worden.
: Wordt vervolgd op de volgende pagina.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
> [Opname]>[Kwaliteit]>[]
MENU
Wi-Fi
MENU
4
Snelle startgids
Als u nu beelden wilt opnemen, volg dan als leidraad de stappen voor het gebruik van de
Intelligent Auto modus. In de Intelligent Auto modus kunt u de instellingen op de camera
zo laten en toch gemakkelijk foto's maken.
1
Het bevestigen van de
Schouderriem. (P26)
Bevestig het andere uiteinde
van de schouderriem.
2
Opladen van de Batterij. (P27)
3
Plaatsen van de batterij. (P32)
Plaats de batterij volledig naar binnen
tot hij op zijn plaatst klikt en let op de
richting.
4
Plaatsen/Verwijderen van de
kaart (optioneel). (P33)
Plaats de kaart volledig naar binnen
tot hij op zijn plaatst klikt en let op de
richting.
5
5
Bevestig de lens. (P23)
Om de lens te bevestigen dient u de
merktekens op elkaar uit te lijnen en
de lens in de richting van de pijl te
draaien.
6
Open de monitor. (P35)
Houd de monitor vast om hem te
openen, draai hem 180o in de
richting van de lens en laat hem naar
de oorspronkelijke stand terugkeren.
7
Schakel de camera in en stel de klok in.
(P36)
8
Formatteren van de kaart (initialisatie). (P58)
9
Zet de modusknop op [
¦
]. (P41)
De modusknop wordt vergrendeld als
de vergrendelknop ervan losgelaten
is. Bij iedere druk wordt de
modusknop vergrendeld/ontgrendeld.
De instellingen van de hoofdfuncties
worden automatisch geregeld.
ON
OFF
6
10
Druk de sluiterknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
A Aanduiding scherpstelling
Is het onderwerp eenmaal scherp
gesteld, dan wordt de focusaanduiding
weergegeven.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en neem de
foto. (P39)
11
Controleer het beeld dat u opgenomen
heeft.
De [Auto review]-functie geeft het net opgenomen
beeld weer. (P311)
Druk op [(] om het beeld in de afspeelmodus weer
te geven. (P221)
60
602.8
2.8
A
1/981/981/981/98
7
Inhoud
De benodigde informatie vinden.........................................................................2
Gebruik van deze handleiding.............................................................................3
Snelle startgids .......................................................................................................4
Inhoudsopgave van de functies............................................................................13
1. Voor Gebruik
Zorg voor de camera ............................................................................................16
Standaardaccessoires ..........................................................................................17
Namen en functies van de componenten .............................................................18
Over de Lens........................................................................................................21
Kaarten die met dit toestel compatibel zijn ...........................................................22
2. Opstarten/Basisbediening
De Lens veranderen .............................................................................................23
Het bevestigen van de Schouderriem ..................................................................26
Opladen van de Batterij ........................................................................................27
• Opladen .......................................................................................................27
• Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ................................29
Plaatsen/Verwijderen van de batterij ....................................................................32
Plaatsen/Verwijderen van de kaart (optioneel) .....................................................33
• Over de -kaart..............................................................................................34
Openen van de monitor/Instellen van de monitor.................................................35
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)........................................................36
• De klokinstelling veranderen........................................................................37
Basisbediening .....................................................................................................38
• Diopter afstellen...........................................................................................38
• Tips om mooie opnamen te maken..............................................................38
• Sluiterknop (foto's maken) ...........................................................................39
• Filmknop (films opnemen)............................................................................40
• Modusknop (voor selectie van een opnamemodus) ....................................41
• Modusknop op de achterkant/Modusknop op de voorkant ..........................42
• Bedieningsfunctieknop.................................................................................42
• Cursorknoppen/[MENU/SET] knop..............................................................43
• [DISP.]-knop (omschakelen van de weergegeven informatie) .....................44
• [LVF]-knop (schakelen tussen monitor/zoeker)............................................48
• Aanraakpaneel (Aanraakbediening) ............................................................49
Optische beeldstabilisator ....................................................................................51
Snel oproepen van veelgebruikte menu's
(Quick Menu)........................................................................................................53
Menuonderdelen instellen ....................................................................................54
• Tekst Invoeren..............................................................................................57
Configureren van de basisinstellingen van dit toestel (instellingmenu) ................58
• Formatteren van de kaart (initialisatie).........................................................58
• Opnieuw instellen van de fabrieksinstellingen ([Resetten]) .........................58
8
• Behouden van de levensduur van de batterij ([Besparing]) .........................59
• Gebruik van het [Set-up]-menu....................................................................60
3. Gemakkelijk Opnemen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto modus)........................................................................................69
• Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.]).............................72
• Combineren van beelden in een enkel beeld met een rijke gradatie
([iHDR])........................................................................................................73
• Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)....................74
• Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de
kleurtoon......................................................................................................75
• Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus................................76
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus) .....................................................................................77
Foto’s maken met gebruik van de aanraakfunctie ................................................89
• Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie .............................89
• Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone
(Touch AE)...................................................................................................90
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Foto’s maken met Auto Focus..............................................................................91
• Selecteren van de Focusmodus (AFS/AFF/AFC) ........................................93
• Selecteren van de Auto Focusmodus ..........................................................94
• Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van
de AF-zone ................................................................................................101
• Instelling van de positie van de AF-zone met de touch pad ......................104
• Optimaliseren van het brandpunt en de helderheid van een
aangeraakte positie ...................................................................................105
Opnamen maken met handmatig scherpstellen .................................................107
Selecteer een drive-modus.................................................................................112
Opnamen maken met de burstfunctie ................................................................113
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket................................................116
Opnamen maken met de zelfontspanner ...........................................................118
Automatisch beelden opnemen met ingestelde tijdsintervallen
([Intervalopname]) ..............................................................................................120
Creëren van stopmotion-beelden ([Stop-motionanimatie]) .................................124
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte .........................................................129
• Instellen van de beeldverhouding ..............................................................129
Instellen van het aantal pixels ...................................................................129
• Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit]) .........................130
De lichtgevoeligheid instellen .............................................................................132
• Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid ..............................133
• Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid............................134
• Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid ..........................................................134
9
De witbalans instellen.........................................................................................135
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen ([Fotostijl]) ..........140
Bijstellen van heldere/donkere delen ([Schaduw markeren]) .............................142
Gebruik van functies voor de beeldcorrectie ......................................................144
• Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek])..............144
• Verhogen van de resolutie ([I.resolutie]) ....................................................144
• Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR]) ............145
• Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red])..........................146
• Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm
([Schaduwcomp.])......................................................................................146
• Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte]) ...............................................147
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en
scène
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (Programma
AE-modus)..........................................................................................................148
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren ....................150
• Lensopening-Prioriteit AE-modus ..............................................................150
• Sluiter-Prioriteit AE-modus.........................................................................151
• Handmatige Belichtingsmodus ..................................................................152
• Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie) .......155
• Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting
(OnPush AE) instellen ...............................................................................156
Belichtingscompensatie......................................................................................157
Vastzetten van het brandpunt en de belichting
(AF/AE-vergrendeling)........................................................................................159
Selecteren van de methode voor het meten van de helderheid
([Meetfunctie]).....................................................................................................161
Beelden maken met de zoom.............................................................................162
• Vergroten van het telescopische effect ......................................................163
• Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen.....................................167
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één beeld ([Multi-belicht.]) .................168
Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen ([Stille modus])...............170
Opnames zonder sluitergeluid maken
([Elektronische sluiter]).......................................................................................171
Minimaliseren van de trilling van de sluiter.........................................................172
Heldere beelden opnemen door de registratie van gezichten
([Gezicht herk.])..................................................................................................173
Opnemen op foto's van profielen van baby's en huisdieren ...............................178
7. Flits
Foto’s maken met de flitser ................................................................................180
Instelling van de flitserfuncties............................................................................182
• Veranderen van de afvuurmodus...............................................................182
• Veranderen van de flitsermodus ................................................................183
• Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie ...............................................185
• De flitsoutput aanpassen ...........................................................................186
10
• Synchroniseren van de flitser-output met de belichtingscompensatie .......186
Fotograferen met draadloze flitsers....................................................................187
• Gebruik van andere instellingen voor opnames met draadloze flitsers .....190
8. Films opnemen
Opname Bewegend Beeld..................................................................................191
• Opnemen van films in 4K...........................................................................193
• Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid .......................................193
• Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF]) .............199
Foto’s maken terwijl u een film maakt ................................................................200
Films opnemen met de handmatig ingestelde lensopeningwaarde/sluitertijd
(Creatieve Videomodus).....................................................................................202
• Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname..........................204
Gebruik van geavanceerde instellingen en opnamefuncties voor films..............205
• Instellen van het luminantieniveau voor beelden .......................................206
• Regelen van geluidsinstellingen/bewaken van het geluid tijdens de
opname......................................................................................................207
• Het gebruik van beeldschermen en weergaven die geschikt zijn voor
het opnemen van films ..............................................................................208
• Opnemen tijdens het bekijken van de camerabeelden ..............................212
• Instelling van de opnamemethode van de tijdcode....................................214
• Snel of langzaam films opnemen ([Variabele beeldfreq.]) .........................215
• Reduceren van flikkeren en horizontale strepen op de beelden
([Synchro scan]) ........................................................................................218
• Weergeven van kleurenbalken/uitgeven van een testtoon ........................219
• Veranderen van de systeemfrequentie ......................................................220
9. Afspelen en bewerken van beelden
Opnamen terugspelen ........................................................................................221
Bewegende beelden terugspelen .......................................................................222
• Creëren van foto’s uit een video ................................................................223
Omschakelen van de afspeelwijze .....................................................................224
• De terugspeelzoom gebruiken ...................................................................224
• Weergeven van meerdere schermen (Multi Playback) ..............................224
• Beelden afspelen op opnamedatum (Calender Playback).........................225
• Afspelen van groepsbeelden .....................................................................225
Beelden wissen ..................................................................................................227
Gebruik van het [Afspelen]-menu.......................................................................229
• [2D/3D-inst.]...............................................................................................229
• [Diashow] ...................................................................................................229
• [Afspeelfunctie] ..........................................................................................231
• [Locatie vermelden]....................................................................................232
• [RAW-verwerking] ......................................................................................233
• Verwijderen van onnodige delen ([Retouche wissen]) ...............................236
• [Titel bew.]..................................................................................................238
• [Tekst afdr.].................................................................................................239
• [Splits video]...............................................................................................242
11
• [Intervalvideo].............................................................................................243
• [Stop-motionvideo] .....................................................................................243
• [Nw. rs.]......................................................................................................244
• [Bijsnijden]..................................................................................................246
• [Roteren]/[Scherm roteren] ........................................................................247
• [Favorieten]................................................................................................248
• [Print inst.]..................................................................................................249
• [Beveiligen] ................................................................................................251
• [Gez.herk. bew.].........................................................................................252
• [Foto’s sorteren].........................................................................................252
• [Wissen bevestigen]...................................................................................253
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie.................................................................................254
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie ................................................................257
Bediening met een smartphone/tablet................................................................258
• Installeren van de Image App” app voor smartphone/tablet ....................258
• Verbinden met een smartphone/tablet.......................................................259
• Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname) .......................264
• Afspelen van beelden in de camera...........................................................265
• Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn .................................265
• Beelden in de camera naar een SNS versturen ........................................267
• Toevoegen van locatie-informatie afkomstig van de smartphone/
tablet op beelden die in de camera opgeslagen zijn .................................267
• Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera
te bedienen................................................................................................269
Weergeven van beelden op een TV ...................................................................272
Draadloos afdrukken ..........................................................................................273
Versturen van beelden naar een AV-inrichting ...................................................274
Versturen van beelden naar een PC ..................................................................276
Gebruik van web-diensten..................................................................................280
• Versturen van beelden naar een webservice.............................................281
• Versturen van beelden naar Cloud Sync. Service .....................................284
Registratie bij “LUMIX CLUB”.............................................................................286
• Over de [LUMIX CLUB]..............................................................................286
• Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat..................291
Verbindingen.......................................................................................................292
• Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)..................................293
• Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse
verbinding).................................................................................................296
• Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit
favorieten]).................................................................................................297
• Instellingen om beelden te versturen .........................................................299
[Wi-Fi setup] Menu .............................................................................................302
12
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Gebruik van het [Voorkeuze]-menu....................................................................304
Verander het Quick Menu met uw favoriete item................................................315
Toekennen van veelgebruikte functies aan de knoppen (functieknoppen).........317
Registreren van uw favoriete instellingen (Voorkeuzemode) .............................321
• Registratie van eigen menu-instellingen (Registratie van
klantinstellingen)........................................................................................321
• Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling ............................322
12. Aansluiten op andere apparatuur
Genieten van films in 4K.....................................................................................323
Beelden terugspelen op een TV-scherm ............................................................325
• Gebruik van VIERA Link (HDMI)................................................................327
Bewaren van foto's en films op uw PC ...............................................................329
• Over de geleverde software.......................................................................330
Bewaren van foto's en films op een recorder .....................................................335
Beelden afdrukken..............................................................................................337
Van 3D-beelden genieten ...................................................................................343
13. Overige
Optionele accessoires ........................................................................................347
Display Monitor/Display Zoeker..........................................................................355
Waarschuwingen op het scherm ........................................................................364
Menulijst .............................................................................................................368
• [Opname] ...................................................................................................371
• [Bewegend beeld] ......................................................................................374
• [Voorkeuze]................................................................................................377
• [Set-up] ......................................................................................................381
• [Afspelen]...................................................................................................383
Beschikbare menu-items (in een lijst op basis van de opnamemodus)..............385
Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd............390
Problemen oplossen...........................................................................................393
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik................................................................410
13
Inhoudsopgave van de functies
Opnemen
Opnamefunctie............................... P41
[Voorvertoning]............................. P155
[Multi-belicht.]............................... P168
[Stille modus] ............................... P170
[3D-opname] ................................ P343
Focus (AF/MF)
[Focusfunctie]................................. P93
[AF mode] ...................................... P94
Regelen van de positie van de
AF-zone ....................................... P101
[Handmatig Scherpstel.]............... P107
[AF/AE vergrend.] ........................ P159
Drive
[Aandrijfstand] .............................. P112
Maximum aantal beelden dat
continu opgenomen kan
worden ......................................... P114
[Zelf ontsp.] .................................. P118
[Intervalopname] .......................... P120
[Stop-motionanimatie] .................. P124
Beeldkwaliteit en kleurtoon
[Fotoresolutie] .............................. P129
[Kwaliteit]...................................... P130
[Gevoeligheid] .............................. P132
[Witbalans] ................................... P135
[Fotostijl]....................................... P140
[Schaduw markeren].................... P142
[Int.dynamiek]............................... P144
[I.resolutie] ................................... P144
[HDR] ........................................... P145
[Lang sl.n.red] .............................. P146
[Schaduwcomp.] .......................... P146
[Kleurruimte]................................. P147
Belichting
[Touch AE] ..................................... P90
[Auto bracket]............................... P116
[1x drukken-AE] ........................... P156
[Belichtingscomp.]........................ P157
[Meetfunctie] ................................ P161
[AF/AE vergrend.] ........................ P159
Flits
[Flitserfunctie]............................... P183
2e gordijnsynchro......................... P185
[Flitser instel.]............................... P186
Instellingen van draadloze
flitsers........................................... P187
Opnemen
14
Films
[Opname-indeling]........................ P193
[Opn. kwaliteit] ............................. P193
Foto’s maken terwijl u een film
opneemt ....................................... P200
Creatieve Videomodus................. P202
[Stille bediening]........................... P204
Opnemen van films in 4K............. P193
Beeld
[Niveau masterpedestal] .............. P206
[Helderheidsniveau] ..................... P206
Audio
[Micr. instellen]............................. P207
[Windreductie] .............................. P207
[Microfoon begrenzer] .................. P207
[Lens ruisreductie]........................ P207
Bewaking
[Geluid ouput]............................... P208
[HDMI-opname-output] ................ P212
Beeldscherminstellingen
[Micr. weerg.] ............................... P208
[SS/gain bediening]...................... P209
[Centrummarkering] ..................... P209
[Zebrapatroon] ............................. P210
[Zwart-wit Live View].................... P211
[Video prioriteit menu].................. P211
Geavanceerde opnames en
instellingen
[Tijdcode] ..................................... P214
[Variabele beeldfreq.]................... P215
[Synchro scan] ............................. P218
[Kleurenbalken] ............................ P219
[Systeemfrequentie] ..................... P220
Films
Basisinstellingen
Regelen van de diopter.................. P38
Omschakelen van de weergave..... P44
[Klokinst.] ....................................... P36
[Q.MENU]....................................... P53
Instellen van menu-items ............... P54
[Formatteren] ................................. P58
[Resetten] (initialisatie)................... P58
[Besparing]..................................... P59
[Toon]............................................. P62
[Sensorreiniging]............................ P68
Klantinstelling
[Voorkeuze] Menu........................ P304
[Voorkeuze]
in het Quick Menu.... P315
Functieknoppen ........................... P317
[Voorkeuzemode]......................... P321
Setup/Klant
15
Afspelen
Beelden afspelen ......................... P221
Afspeelzoom ................................ P224
Multi Playback.............................. P224
Films afspelen.............................. P222
[Wissen] ....................................... P227
[Auto review] ................................ P311
Instellingen voor weergave/afspelen
[Roteren]/[Scherm roteren] .......... P247
[Diashow] ..................................... P229
Opmaken
[RAW-verwerking] ........................ P233
[Retouche wissen]........................ P236
[Nw. rs.]........................................ P244
[Bijsnijden].................................... P246
Informatie toevoegen
[Locatie vermelden]...................... P232
[Titel bew.].................................... P238
[Tekst afdr.].................................. P239
Beeldinstellingen
[Favorieten].................................. P248
[Print inst.].................................... P249
[Beveiligen] .................................. P251
Afspelen
Verbinden
Directe verbinding ........................ P296
Image App”................................. P258
NFC.............................................. P263
[WPS (knop)]........................ P293, 296
Image App
Versturen en toevoegen van
locatie-informatie.......................... P267
Versturen van beelden......... P266, 269
Bewaren van beelden .................. P265
[Touch sharing] ............................ P303
Remote opnemen ........................ P264
In combinatie met andere apparatuur
Beelden afdrukken ....................... P273
Gebruik van
[Cloud-synchr. service] ................ P284
Beelden naar een PC versturen... P276
Beelden naar een AV-apparaat
versturen ...................................... P274
Afspelen van beelden op een
TV ................................................ P272
Versturen van beelden naar een
web service .................................. P281
Wi-Fi
PC
PHOTOfunSTUDIO”................... P330
SILKYPIX ..................................... P330
TV
[VIERA link].................................. P327
Recorder
Dubben ........................................ P335
Printer
PictBridge..................................... P337
Verbindingen met andere apparatuur
16
1.
Voor Gebruik
Zorg voor de camera
Om beschadiging van uw camera te voorkomen en maximaal van uw camera te
genieten, dient u de volgende voorzorgsmaatregelen te treffen.
De lens, de monitor en de body van de camera kunnen beschadigd raken als de body van de
camera valt of aan extreme temperaturen, vocht, water of stof blootgesteld wordt.
De monitor kan beschadigd raken als tijdens het gebruik of de reiniging te grote druk op het
oppervlak van het scherm uitgeoefend wordt.
Spatbestendigheid
Spatbestendigheid is een term die gebruikt wordt om een extra niveau van bescherming te
beschrijven dat door deze camera geboden wordt tegen de blootstelling aan een minimale
hoeveelheid vocht, water of stof. De spatbestendigheid garandeert niet dat geen schade
berokkend wordt als deze camera rechtstreeks met water in aanraking komt.
Om de mogelijkheid van beschadiging tot een minimum te beperken, dient u te
controleren of de volgende voorzorgsmaatregelen getroffen zijn:
De spatbestendigheid werkt in combinatie met de lenzen H-HS12035 en H-HS35100 die
speciaal ontworpen zijn om dit kenmerk te ondersteunen.
Controleer of de ingebouwde flitser gesloten is.
Controleer of alle deurtjes, doppen van aansluitingen en deksels van contactpunten veilig
gesloten zijn.
Controleer of u zich op een droge en veilige plaats bevindt wanneer u de batterij, de lens of
de geheugenkaart verwisseld. Controleer na de verwisseling of alle beschermende deurtjes
veilig gesloten zijn.
Als deze camera aan water, zand of ander materiaal blootgesteld wordt, reinig hem dan zo
snel mogelijk en tref daarbij de benodigde voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat
ongeacht welk materiaal de camera binnendringt.
Onder geen enkele omstandigheid dient u onbekende voorwerpen in de camera, of vlakbij de
beeldsensor van de camera, aan te raken of te plaatsen.
Condensatie
Er kan condens op de lens, de monitor of in de zoeker ontstaan als de kamertemperatuur of de
vochtigheid snel veranderen. Dit kan tot gevolg hebben dat het beeld tijdelijk wazig wordt. Als
dat gebeurt, schakel de camera dan uit en laat hem enkele minuten in een ruimte met een
stabiele temperatuur. De condens verdwijnt dan vanzelf.
Als u weet dat u zich tussen gebieden gaat verplaatsen waar een groot verschil in temperatuur
of vochtigheid zal optreden, kunt u condensvorming op de camera voorkomen door de camera
in een grote plastic tas met rits te doen zodat de condens op de tas gevormd zal worden en niet
op de camera. Wacht tot de temperatuur gestabiliseerd is alvorens de camera uit de tas te
halen.
17
1. Voor Gebruik
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te
nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Raadpleeg voor details over de accessoires “Beknopte gebruiksaanwijzing”.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijlader wordt aangegeven als batterijlader of lader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
1. Voor Gebruik
18
Namen en functies van de componenten
Camera
5
1
4
29 302625 2827
15 16 1514
12
17
1819
20
6
7
8
9
10
11
21
22
23
24
2 3
13
1 Lampje Wi-Fi
®
-verbinding (P255)
2 Statuslampje (P36)
3 Toestel AAN/UIT (P36)
4
Focusafstand referentiemarkering
(P110)
5 [Wi-Fi]-knop (P255)/[Fn1]-knop (P317)
6 [ ](ISO-gevoeligheid)-knop (P132)
7
[ ](Belichtingscompensatie)-knop
(P157)
8 [ ](Witbalans)-knop (P135)
9 Modusknop voorkant (P42)
10 Ontspanknop (P39)
11
Zelfontspannerlampje (P118)/
AF-lamp (P307)
12 Instelknop (P41)
13 Vergrendelknop van modusknop (P41)
14 Flits (P180)
15
Stereomicrofoon (P207)
Zorg ervoor de microfoon niet te bedekken
met uw vinger. Dat zou het geluid moeilijk
opneembaar kunnen maken.
16
Hot Shoe (Bescherming flitsschoen) (P347)
De bescherming van de flitsschoen
buiten het bereik van kinderen houden
om het inslikken ervan te voorkomen.
17
Flits-open-knop (P180)
De flitser gaat open en het wordt
mogelijk opnames met de flitser te
maken.
18
Modusknop drive
Enkel (P112):
Burstfunctie (P113):
Auto Bracket (P116):
Zelfontspanner (P118):
Time Lapse/Animatie (P120, 124):
19
Aansluiting flitssynchronisatie
(Dop aansluiting flits-synchronisatie) (P348)
20 Lusje voor schouderriem (P26)
21 [MIC]-aansluiting (P350)
22 Aansluiting koptelefoon (P62, 208)
23
[AV OUT/DIGITAL]-aansluiting (P326,
332, 335, 337)
24 [HDMI]-aansluiting (P325)
25 NFC-antenne [ ] (P263)
26 Pasmarkering voor de lens (P23)
27 Sensor
28 Bevestiging
29 Lensvergrendeling
30 Lensvrijgaveknop (P24)
19
1. Voor Gebruik
31
50
46
47
48
49
51
33
34 35 37
38 40
42
4339 41
36
32
53 55 56 5754
45
44
52
31 Aanraakscherm/monitor (P49)
32 [(] (Afspeel)-toets (P221)
33 [LVF]-knop (P48)/[Fn5]-knop (P317)
34 Oogsensor (P48)
35 Oogdop (P412)
36 Zoeker (P48)
37 Diopterinstelring (P38)
38 Bewegend beeldknop (P191)
39
[Q.MENU]-knop (P53)/[Fn2]-knop (P317)
40
[ ] (Auto Focusmodus)-knop (P91)/
[Fn3]-knop (P317)
41 Functieknop achterop (P42)
42
Luidspreker (P62)
Pas op de luidspreker niet te bedekken
met uw vinger. Dat zou het geluid
moeilijk hoorbaar kunnen maken.
43
[DISP.] knop (P44)
Iedere keer dat op de knop gedrukt
wordt, wordt de weergave op de
monitor omgeschakeld.
44 [AF/AE LOCK]-knop (P159)
45 Hendel focusfunctie (P91, 107)
46 [REMOTE]-aansluiting (P353)
47 Cursorknoppen (P43)
48 Bedieningsknop (P42)
49 [MENU/SET] knop (P43, 54)
50 Kaartklep (P33)
51
[ ] (Wis/Annuleer)-knop (P227)/
[Fn4]-knop (P317)
52
Montagedeel statief (P418)
Een statief met een schroeflengte van
5,5 mm of meer kan dit toestel
beschadigen als het aangesloten
wordt.
53
Deksel voor connector interface-eenheid
Houd het deksel van de connector van
de interface-eenheid buiten het bereik
van kinderen om inslikken te
voorkomen.
54
Deksel voor connector batterijhandgreep (P352)
Houd het deksel van de connector van
de batterijhandgreep buiten het bereik
van kinderen om inslikken te
voorkomen.
55
DC-koppelaardeksel (P353)
Als u een netadapter gebruikt, wees er
dan zeker van dat de DC-koppelaar
van Panasonic (optioneel) en de
netadapter (optioneel) gebruikt worden.
56 Batterijklep (P32)
57 Vrijgavehendel (P32)
1. Voor Gebruik
20
Lens
H-HS12035 H-FS14140
1 Lensoppervlak
2 Tele
3 Focusring (P107)
4 Zoomring (P162)
5 Breed
6 [O.I.S.] schakelaar (P51)
7 Contactpunt
8 Pasmarkering voor de lens (P23)
9 Montagerubber lens (P413)
324165
7
89
4132
6
5 78
21
1. Voor Gebruik
Over de Lens
Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die
compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage
van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds
montage).
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan
gebruikt worden met gebruik van de montageadapter
(DMW-MA1: optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel)
gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [Opn. zonder lens] (P314) dan op [ON].
Er zijn functies die niet gebruikt kunnen worden, of het kan zijn dat de werking anders is, al
naargelang de lens die gebruikt wordt.
Instelling Auto Focus/Auto lensopening/[Stabilisatie] (P51)/Defocus control functie (P74)/
[Schaduwcomp.] (P146)/[Powerzoomlens] (P165)/Touch zoom (P167)/[Quick AF] (P306)/
[Oogsensor AF] (P306)
Raadpleeg de website voor details over de gebruikte lens.
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u gebruikt.
De brandpuntlengte die op de gebruikte lens aangeduid wordt, zal dubbel zo lang zijn bij
gebruik op een filmcamera van 35 mm.
(Het zal gelijk zijn aan een lens van 100 mm als een lens van 50 mm gebruikt wordt.)
Raadpleeg de website voor details over de verwisselbare 3D-lens.
Voor een opname die vloeiender verloopt, raden wij aan de firmware van de onderling
verwisselbare lens naar de laatste versie te updaten.
Om de meest recente informatie over de firmware te lezen of de firmware te downloaden
kunt u onderstaande ondersteunende website bezoeken:
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Om de firmware-versie van de onderling verwisselbare lens te controleren, dient u de lens op
de body van de camera te bevestigen en [Versie disp.] in het [Set-up]-menu te selecteren.
Over de lens en de functies
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot
compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
De firmware van uw onderling verwisselbare lens
1. Voor Gebruik
22
Kaarten die met dit toestel compatibel zijn
De volgende kaarten, die overeenstemmen met de SD-standaard, kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Filmopname en snelheidsklasse
Op grond van het [Opname-indeling] (P193) en de [Opn. kwaliteit] (P193) van een film zal
een andere kaart nodig zijn. Gebruik een kaart die aan de volgende waarden van de
SD-snelheidsklasse of de UHS-snelheidsklasse voldoet.
De SD-snelheidsklasse en de UHS-snelheidsklasse zijn de snelheidsklassen voor continu
schrijven. Zie het etiket op de binnenkant, enz., van de kaart, om de snelheidsklasse te
controleren.
¢ De bitsnelheden variëren en zijn afhankelijk van de optie die in [Opn. kwaliteit] in het
[Bewegend beeld]-menu geselecteerd is.
Raadpleeg P193 voor details.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten
kunnen alleen gebruikt worden in apparatuur die daarmee
compatibel is.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Dit toestel is compatibel met UHS-I UHS Snelheidsklasse 3
standaard SDHC/SDXC-geheugenkaarten.
Alleen de kaarten met de links vermelde capaciteit kunnen
gebruikt worden.
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
[Opname-indeling]
Bitsnelheid in
[Opn. kwaliteit]
¢
Snelheidsklasse Voorbeeld van etiket
[AVCHD] Alle Klasse 4 of hoger
[MP4]
100 Mbps UHS-snelheidsklasse 3
28 Mbps of lager Klasse 4 of hoger
[MP4 (LPCM)]/
[MOV]
100 Mbps of hoger UHS-snelheidsklasse 3
50 Mbps
UHS-snelheidsklasse 1
of hoger
Klasse 10
23
2.
Opstarten/Basisbediening
De Lens veranderen
Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's en dus het
plezier met de camera doen toenemen. Verander de lens m.b.v. de volgende procedure.
Controleer dat het toestel uitstaat.
Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P411 als vuil of stof op de
lens terechtkomen.
1
Draai de achterste lensdop A en de body-kap B in de richting van de
pijl om ze los te maken.
Kom niet met uw vingers aan de binnenkant van de vatting.
2
Lijn de pasmarkeringen voor de lens C uit en draai de lens
vervolgens in de richting van de pijl tot de klik gehoord wordt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens D als u een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel
vasthoudt omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen.
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P347)
Bevestigen van de lens
2. Opstarten/Basisbediening
24
Bevestig de lensdop.
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens A
drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de lens stopt
waarna u deze verwijdert.
A Knop vrijgave lens
Als de lens van de camerabody weggenomen wordt, zorg er dan voor eerst de body-kap op de
camerabody aan te brengen en vervolgens de achterste lensdop op de lens.
Gebruik van de onderling verwisselbare lens (H-HS12035/H-FS14140)
Draai aan de zoomring van de lens.
B Te le
C Breed
Als u de zoom bedient nadat u het onderwerp hebt scherp
gesteld, kan het zijn dat het onderwerp de scherpstelling enigszins verliest. Bedien eerst de
zoom.
U kunt het telescopische effect vergroten door [Ex. tele conv.] (Foto), [Ex. tele conv.] (Film) en
[Dig. zoom] in te stellen. (P163)
De lens losmaken
Bediening zoom
25
2. Opstarten/Basisbediening
Wanneer u opneemt met sterk achtergrondlicht, zou er zich onregelmatige reflectie
kunnen voordoen binnen de lens. De lenskap reduceert dit fenomeen van ongewenst licht
op de gemaakte beelden en vermindert de contrastdaling. De lenskap neemt het teveel
aan licht weg en verbetert de beeldkwaliteit.
Aanbrengen van de (bloemvorige) lenskap die bij de onderling verwisselbare lens
geleverd is (H-HS12035)
Plaats de lenskap op de lens met
de korte zijden boven en onder,
en draai de lenskap zo ver
mogelijk in de richting van de
pijl.
A Passen op de markering.
Aanbrengen van de (bloemvormige)
lenskap die bij de onderling verwisselbare lens geleverd is (H-FS14140)
Houd de lenskap vast door uw vingers te plaatsen
zoals de afbeelding toont.
Houd de lenskap niet vast op een wijze dat deze
verbogen wordt.
1 Lijn het pasmerkteken B op de korte zijde van
de lenskap uit met het merkteken op de top
van de lens.
2 Draai de lenskap in de richting van de pijl tot
hij klikt en lijn stopteken C op de lange zijde
van de lenskap uit met het merkteken op de
top van de lens.
Bevestigen van de lenskap
Tijdens het dragen kan de lenskap tijdelijk omgekeerd
aangebracht worden.
1
2
2. Opstarten/Basisbediening
26
Het bevestigen van de Schouderriem
We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
1
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
2
Haal het uiteinde van de schouderriem door
de ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
3
Haal het uiteinde van de schouderriem door
het gat aan de andere kant van de stopper.
4
Trek aan de andere kant van de
schouderriem en controleer vervolgens
dat deze er niet uit zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig vervolgens de
andere kant van de schouderriem.
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
27
2. Opstarten/Basisbediening
Opladen van de Batterij
Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebruik hiervoor de lader en de batterij.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij binnenshuis met de lader.
Er is geconstateerd dat namaakbatterijpakketten, die sterk op het originele
product lijken, in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle
batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne
bescherming om te voldoen aan de eisen van de toepasselijke
veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand
of explosie kunnen leiden. Wij informeren u dat wij niet verantwoordelijk zijn
voor eventuele ongelukken of storingen die als gevolg van het gebruik van een
namaakbatterijpakket kunnen plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat veilige
producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele
batterijpakketten van Panasonic.
Opladen
1
Sluit de netkabel aan.
2
Plaats de batterij en doe dit in de goede richting,
tot u de klik hoort.
Het [CHARGE] lampje A gaat branden en het laden begint.
2. Opstarten/Basisbediening
28
Over het [CHARGE] lampje
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
Oplaadtijd
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is.
De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet
gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders.
Batterijaanduiding
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom opgeraakt is.
(het statuslampje knippert ook)
Laad de batterij of vervang hem door een volledig geladen batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug.
Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door
kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is.
(Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
Aan: Opladen.
Uit: Opladen is voltooid.
(Sluit de lader af van het stopcontact en verwijder de batterij als het
laden geheel klaar is.)
Oplaadtijd Ongeveer 220 min
98
AFSAFS
p
L
4:3
29
2. Opstarten/Basisbediening
Foto's maken (wanneer u de monitor gebruikt)
(Volgens CIPA-norm in de Programma AE-modus)
Foto's maken (wanneer u de zoeker gebruikt)
(Volgens CIPA-norm in de Programma AE-modus)
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de monitor/zoeker aan staat.
Gebruik van een SDHC-geheugenkaart.
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
(Wanneer u een onderling verwisselbare lens die compatibel is met de optische
beeldstabilisatorfunctie erop zet, stel dan de optische beeldstabilisator in op [ ])
Opnemen om de 30 seconden met iedere tweede opname gebruik van de volledige flitser.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 530 beelden
opnametijd Ongeveer 265 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 530 beelden
opnametijd Ongeveer 265 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 500 beelden
opnametijd Ongeveer 250 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 500 beelden
opnametijd Ongeveer 250 min
2. Opstarten/Basisbediening
30
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
Films opnemen (met gebruik van de monitor)
[AVCHD] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/17M/60i]/[FHD/17M/50i] staat)
[MP4] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/20M/30p]/[FHD/20M/25p] staat)
[MP4 (LPCM)] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/50M/60p]/[FHD/50M/50p]
staat)
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 220 min/240 min
Huidige opnametijd Ongeveer 110 min/120 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 220 min/230 min
Huidige opnametijd Ongeveer 110 min/115 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 250 min/260 min
Huidige opnametijd Ongeveer 125 min/130 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 240 min/260 min
Huidige opnametijd Ongeveer 120 min/130 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 210 min/230 min
Huidige opnametijd Ongeveer 105 min/115 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 210 min/230 min
Huidige opnametijd Ongeveer 105 min/115 min
31
2. Opstarten/Basisbediening
[MOV] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/50M/60p]/[FHD/50M/50p] staat)
Deze tijden gelden voor een omgevingstemperatuur van 23 oC en een vochtigheid van 50%RH.
Gelieve erop letten dat deze tijden bij benadering gelden.
De huidige opneembare tijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals
het in- en uitschakelen van dit toestel, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald worden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
Als het filmformaat in [MP4] op [FHD], [HD] of [VGA] gezet is, kunt u een film continu opnemen
gedurende 29 minuten en 59 seconden of tot het bestandformaat de 4 GB bereikt. U kunt de
opneembare tijd op het scherm controleren.
Aangezien het bestandformaat met [FHD] groter wordt, zal de opname met [FHD] eerder
stoppen dan na 29 minuten en 59 seconden.
Als het filmformaat in [MP4] op [4K] gezet is, is de maximum tijd voor het continu opnemen van
films 29 minuten en 59 seconden.
U kunt een film waarvan het formaat in [MP4] op [4K] gezet is continu opnemen, zonder pauze,
zelfs als de film de 4 GB overschrijdt. De opgenomen inhoud moet dan echter wel als
meerdere bestanden afgespeeld worden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met
[MP4 (LPCM)]
/[MOV] bedraagt
29 minuten en 59 seconden.
Alhoewel een
[MP4 (LPCM)]
/[MOV]-film continu opgenomen kan worden, zonder pauze, zelfs als
de bestandgrootte de 4 GB overschrijdt, wordt de opgenomen inhoud afgespeeld met meer
bestanden.
Afspelen (met gebruik van de monitor)
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 220 min/230 min
Huidige opnametijd Ongeveer 110 min/115 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 210 min/230 min
Huidige opnametijd Ongeveer 105 min/115 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 510 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 510 min
2. Opstarten/Basisbediening
32
Plaatsen/Verwijderen van de batterij
Controleer of het toestel uit staat.
1
1: Schuif de vrijgavehendel in de
richting van de pijl (naar de
kant OPEN).
2: Open het batterijdeurtje.
Altijd echte Panasonic batterijen
gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt,
garanderen wij de kwaliteit van dit product niet.
2
Let op bij de richting van plaatsing
van de batterij en plaats hem
volledig naar binnen, tot u een
blokkeergeluid hoort. Controleer
dan of hendel A de batterij
vergrendeld heeft.
Trek hendel A in de richting van de pijl om de batterij uit te nemen.
3
1: Sluit de batterijklep.
2: Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
Controleer of er geen vuildeeltjes op de binnenkant (rubber afdichting) van het batterijdeurtje
zitten.
Verwijder de batterij na gebruik.
(Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.)
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera
wordt warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Zet de camera uit en verwijder de batterij pas wanneer het statuslampje helemaal is gedoofd.
(Anders werkt dit toestel mogelijk niet goed, kan de kaart beschadigd raken of kunnen
gemaakte opnamen verloren gaan.)
ロヰヤレ
ヰヱユワ
ロヰヤレ
ヰヱユワ
ロヰヤレ
ヰヱユワ
33
2. Opstarten/Basisbediening
Plaatsen/Verwijderen van de kaart (optioneel)
Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
1
Schuif het kaartklepje open.
2
Duw er net zolang tegen tot u een “klik”
hoort en let op de richting waarin u de kaart
plaatst.
Om de kaart uit te nemen, op de kaart
duwen tot deze “klikt” en de kaart
vervolgens rechtop uitnemen.
A: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
3
1: Sluit het kaartklepje.
2: Schuif het kaartklepje helemaal naar
achteren en sluit het dan goed.
Zet de camera uit en verwijder de kaart pas wanneer het statuslampje helemaal uit is. (Anders
werkt dit toestel mogelijk niet goed, kan de kaart beschadigd raken of kunnen gemaakte
opnamen verloren gaan.)
2. Opstarten/Basisbediening
34
Toegang tot de kaart
De toegangsaanduiding wordt rood als beelden op de kaart
opgenomen worden.
Tijdens de toegang (schrijven van beelden, lezen en wissen, formatteren, enz.) dit
toestel niet uitschakelen, de batterij of de kaart niet verwijderen of de (optionele)
netadapter afsluiten. Stel dit toestel bovendien niet bloot aan trillingen, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
Als u de schrijfbeveiligingsschakelaar A op “LOCK” zet, kunt u de gegevens
misschien niet schrijven, wissen of formatteren of ze op opnamedatum
weergeven. Deze handelingen worden weer beschikbaar als u de schakelaar
ontgrendelt.
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de
camera of de kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Over de -kaart
AFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
2
35
2. Opstarten/Basisbediening
Openen van de monitor/Instellen van de
monitor
Op het moment van aankoop van deze camera bevindt de monitor zich in de camera body.
Haal de monitor tevoorschijn zoals hieronder getoond wordt.
1 Open de monitor. (Maximum 180o)
2 Deze kan 180o vooruit gedraaid worden.
3 De monitor terugzetten in zijn originele positie.
Draai de monitor pas nadat hij ver genoeg geopend is en zorg ervoor geen overmatige
kracht uit te oefenen omdat dan beschadiging kan ontstaan.
Opnames bij ongeacht welke hoek
De monitor kan naar goeddunken gedraaid worden. Dit is handig want het stelt u in staat
om opnames onder verschillende hoeken te nemen, door eenvoudig de monitor af te
stellen.
De AF-lamp niet met uw vingers of andere voorwerpen bedekken.
Als de monitor niet gebruikt wordt, wordt aangeraden hem te sluiten met naar binnen gekeerd
scherm, om vuil en krassen te voorkomen.
Foto’s maken onder een hoge hoek Foto’s maken onder een lage hoek
2. Opstarten/Basisbediening
36
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
1
Zet het toestel aan.
De statusindicator gaat branden wanneer u dit
apparaat op 1 zet.
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
4.
2
Op [MENU/SET] drukken.
3
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk
op [MENU/SET].
4
Op [MENU/SET] drukken.
5
Druk op 2/1 om de items te selecteren (jaar,
maand, dag, uur, minuten) en druk op 3/4 om
ze in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied
De instelling van de klok kan gewist worden door op
[ ] te drukken.
Instelling van weergavevolgorde en formaat
tijdweergave.
Om het instelscherm voor de volgorde/tijd weer te geven,
selecteert u [Indeling] en drukt u vervolgens op [MENU/
SET].
6
Op [MENU/SET] drukken.
Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Druk op [MENU/SET].
Er zal een bericht weergegeven worden waarin u gevraagd wordt [Home] in te stellen in
[Wereldtijd]. Druk op [MENU/SET].
7
Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
ON
OFF
:
:
37
2. Opstarten/Basisbediening
Selecteer [Klokinst.] in het [Set-up]-menu. (P54)
De klok kan opnieuw ingesteld worden, zoals getoond wordt in de stappen 5 en 6 op P36.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij.
(De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij
op te laden.)
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [Tekst afdr.] of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
De klokinstelling veranderen
2. Opstarten/Basisbediening
38
Basisbediening
Stel het diopter zo in dat u de karakters die in de zoeker
getoond worden, duidelijk kunt zien.
A Diopterinstelring
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil houden
en uw benen een beetje spreiden.
Dek de flitser, het AF Assist-lampje B, de luidspreker of de microfoon C (P18) niet af
met uw vingers of andere voorwerpen.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Zorg ervoor de lensdop te verwijderen wanneer u opneemt.
Wanneer u beelden maakt, ervoor zorgen dat u stabiel staat en dat er geen gevaar is van het
tegen iemand of iets, enz. aan stoten.
Diopter afstellen
Tips om mooie opnamen te maken
39
2. Opstarten/Basisbediening
Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)
Deze functie spoort de verticale richting op wanneer u
opneemt met de camera verticaal gericht.
Wanneer u de opname afspeelt, wordt de opname
automatisch afgebeeld in verticale richting.
(Alleen beschikbaar wanneer [Scherm roteren] (P247)
ingesteld is op [ON].)
Wanneer u met dit toestel opneemt, kan de Richtingsdetectie uitgevoerd worden zelfs als u een
lens gebruikt die niet compatibel is met de Richtingsdetectiefunctie.
Als het toestel verticaal gehouden wordt en aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor
het opnemen, kan het zijn dat de Richtingdetectiefunctie niet correct werkt.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
De sluiterknop werkt in twee stappen. Druk erop om een foto te maken.
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp
te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
C Aanduiding scherpstelling
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden
weergegeven.
(Het zal rood knipperen als de correcte belichting niet bereikt
wordt, tenzij de flitser ingesteld is.)
Is het onderwerp eenmaal scherp gesteld, dan wordt de
aanduiding voor de scherpstelling weergegeven (is het
onderwerp niet scherp gesteld, dan knippert deze aanduiding).
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Sluiterknop (foto's maken)
6060602.82.82.8
C
A
B
2. Opstarten/Basisbediening
40
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de foto gemaakt worden, omdat [Prio. focus/
ontspan] (P307) aanvankelijk op [FOCUS] gezet is.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Zelfs als u tijdens de bediening van het menu of het afspelen van beelden de sluiterknop tot
halverwege indrukt, kunt u de camera onmiddellijk gereed maken voor de opname.
Druk op de filmknop om de opname van een film te starten en te stoppen.
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Stop het opnemen door weer op de bewegend
beeldknop te drukken.
Aangezien de filmopname pas stopt nadat u op de filmknop gedrukt hebt, kan het geluid van
deze bediening gehoord worden. (P191)
Wanneer de onderling
verwisselbare lens (H-HS12035)
gebruikt wordt
0,25 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
Wanneer de onderling
verwisselbare lens (H-FS14140)
gebruikt wordt
0,3 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
(brandpuntlengte 14 mm tot 21 mm)
0,5 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
(brandpuntlengte 22 mm tot 140 mm)
Filmknop (films opnemen)
41
2. Opstarten/Basisbediening
Draai aan de modusknop om de opnamemodus om te schakelen.
Druk op de vergrendelknop 1 van de
modusknop, om de vergrendeling vrij
te geven.
De modusknop wordt vergrendeld als de
vergrendelknop ervan losgelaten is. Bij iedere druk
wordt de modusknop vergrendeld/ontgrendeld.
Draai aan modusknop 2 en stel de
opnamemodus in.
Druk na afstelling van de opnamemodus op de
vergrendelknop van de modusknop om deze te vergrendelen.
Modusknop (voor selectie van een opnamemodus)
Intelligent Auto modus (P69)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die
automatisch gebruikt worden door het toestel.
Intelligent Auto Plus modus (P76)
Stelt u ook in staat om de helderheid en de kleurschakering in te stellen in
Intelligent Auto modus.
Programma AE-modus (P148)
Neemt op bij de lensopeningwaarde en de sluitertijd die door de camera ingesteld zijn.
Lensopening-Prioriteit AE-modus (P150)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u
ingesteld hebt.
Sluiter-Prioriteit AE-modus (P151)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u
ingesteld hebt.
Handmatige Belichtingsmodus (P152)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u
handmatig hebt ingesteld.
Creatieve Videomodus (P202)
Neemt een film op met een lensopeningwaarde en een sluitertijd die u
specificeert. In deze opnamemodus worden alle filmfuncties beschikbaar. U kunt
bijvoorbeeld films in 4K opnemen (films waarvan het formaat in [Opn. kwaliteit]
op [4K] of [C4K] gezet werd).
¢ U kunt geen foto’s nemen.
Voorkeuzemode (P321)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Creative Control modus (P77)
Opnemen terwijl het beeldeffect gecontroleerd wordt.
2. Opstarten/Basisbediening
42
Draaien:
De selectie van items of de instelling van waarden wordt uitgevoerd tijdens de
diverse instellingen.
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de bediening van de modusknop op de voorkant/achterkant
als volgt:
Stelt u in staat de lensopening, de sluitertijd en andere instellingen uit te voeren als u zich
in de / / / -modussen bevindt.
In [Instellingen wieltje] in het [Voorkeuze]-menu kunt u de werkwijze van de modusknop op de
voorkant en van de modusknop op de achterkant veranderen. (P312)
De bedieningsfunctieknop draaien:
Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit.
De werking van de rotatie van de bedieningsknop wordt
verderop in deze gebruiksaanwijzing getoond.
Voorbeeld: als u de bedieningsknop naar links of naar rechts
draait:
Modusknop op de achterkant/Modusknop op de voorkant
bijv. terwijl u de modusknop op de
achterkant naar links of rechts draait
bijv. terwijl u de modusknop op de
voorkant naar links of rechts draait
Modusknop
Modusknop op de
achterkant
Modusknop op de voorkant
(P148) programmawisseling programmawisseling
(P150) Lensopeningwaarde Lensopeningwaarde
(P151) Sluitertijd Sluitertijd
(P152) Sluitertijd Lensopeningwaarde
Bedieningsfunctieknop
43
2. Opstarten/Basisbediening
Op de cursorknop drukken:
Voert de selectie van items of de instelling van waarden,
enz., uit.
Op [MENU/SET] drukken:
De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Deze gebruiksaanwijzing geeft de op-, neer-, links- en
rechtsbeweging van de cursorknop weer als 3/4/2/1.
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakscherm,
dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de
[MENU/SET]-knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven
wordt, zoals de afbeelding rechts toont.
Zelfs op menuschermen, enz., waarop de gids niet afgebeeld wordt, kunt u de instellingen
en de selecties maken met gebruik van de knoppen.
Door [Cursortoets vergrend.] aan een functieknop toe te kennen, kunt u de cursorknoppen, de
[MENU/SET]-knop en de bedieningsknop uitschakelen. (P317)
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
2. Opstarten/Basisbediening
44
Druk op [DISP.] om de op het scherm weergegeven
informatie om te schakelen.
U kunt kiezen tussen [ ] (monitorstijl) en [ ] (zoekerstijl) voor zowel de monitor als het
scherm van de zoeker, met gebruik van [Scherm disp. stijl] en [LVF disp. stijl] in het
[Voorkeuze]-menu.
([ ] monitorstijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
(Voorbeeld van weergave op de monitor)
¢1 Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu
ingesteld is op [ON]. (P309)
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het
[Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P310)
¢2 Dit wordt weergegeven als [Scherm info stijl] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is.
(P311)
De instellingen kunnen bijgesteld worden door ieder op het scherm weergegeven item
rechtstreeks aan te raken.
[DISP.]-knop (omschakelen van de weergegeven informatie)
In de opnamemodus
Met informatie
¢1
Zonder informatie
Met informatie
(weergave van de
kantelsensor)
¢1
Zonder informatie
(weergave van de
kantelsensor)
Uitgezet
Opname-informatie
op de monitor
¢2
ュリヴヱハ
989898
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
0
989898
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
0
AFS
AFS
98
AWB
0 0
0
Fn
ISO
AUTO
Wi-Fi
L
4:3
45
2. Opstarten/Basisbediening
([ ] zoekerstijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
(Voorbeeld van weergave op zoeker)
¢ Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu
ingesteld is op [ON]. (P309)
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het
[Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P310)
Als u [Richtlijnen] in het [Voorkeuze]-menu instelt, worden richtlijnen weergegeven. (P309)
Als geen enkele handeling uitgevoerd wordt, zal een deel van de informatie op het scherm na
ongeveer 10 seconden geleidelijk donkerder worden en zal na ongeveer 1 minuut niet langer
weergegeven worden. Door op de [DISP.]-knop te drukken of de monitor aan te raken, zal de
weergave weer verschijnen. Dit dient om doorbranden van het scherm te voorkomen en is
geen storing.
Met informatie
(gedetailleerde
informatie)
¢
Met informatie
Met informatie
(gedetailleerde
informatie
,
weergave
kantelsensor)
¢
Met informatie
(weergave van de
kantelsensor)
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
98
0
98
0
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
98
0
98
0
2. Opstarten/Basisbediening
46
Over de weergave van de kantelsensor
Met de kantelsensor afgebeeld, is het makkelijk om de kanteling van de camera, enz. te
corrigeren.
1 Druk op [DISP.] om de kantelsensor weer te geven.
2 Controleer de kanteling van de camera.
A Horizontale richting:
Kanteling naar links toe corrigeren
B Verticale richting:
Corrigeren neerwaartse kanteling
Wanneer de kanteling van de camera klein is, verandert de indicator naar groen.
Wanneer u opneemt in verticale richting, schakelt de weergave automatisch naar een
verticaal georiënteerde weergave.
Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan
van ongeveer ± 1°.
Als een functieknop op [Niveaumeting] gezet is, kan de weergave van de kantelsensor in-/
uitgeschakeld worden door op de functieknop te drukken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat de kantelsensor niet correct weergegeven wordt als dit toestel bewogen wordt.
Wanneer er aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor het opnemen, zou de
weergave van de kantelsensor niet correct weergegeven kunnen worden en zou de
Richtingsdetectiefunctie (P39) niet correct kunnen werken.

47
2. Opstarten/Basisbediening
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
¢1 Als geen enkele handeling uitgevoerd wordt, zal een deel van de informatie op het scherm
na ongeveer 10 seconden geleidelijk donkerder worden en zal na ongeveer 1 minuut niet
langer weergegeven worden. Door op de [DISP.]-knop te drukken of de monitor aan te
raken, zal de weergave weer verschijnen. Dit dient om doorbranden van het scherm te
voorkomen en is geen storing.
¢2 Wordt niet weergegeven tijdens playback zoom, afspelen van films, sequentieel afspelen of
een diashow.
¢3 Dit wordt weergegeven als [Highlight] (P310) in het [Voorkeuze]-menu op [ON] staat.
¢4 Als gedurende een bepaald aantal seconden geen handeling verricht wordt zullen [ ] en
andere aanraakiconen verdwijnen.
Het histogram wordt afgebeeld in R (rood), G (groen), B (blauw), en Y (luminantie) tijdens het
afspelen.
In de afspeelmodus
Met informatie
¢1
Weergave van
gedetailleerde
informatie
¢2
Weergave
histogram
¢2
Zonder informatie
(weergave
highlight)
¢1, 2, 3, 4
Zonder
informatie
¢4
60F3.5
0
AWBAWB
1/98981/98
2
00
L
4:3
100-0001
F3.5
60
P
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
L
4:3
2014.12. 1 10:00
F3.5
60
1/98
ISO
200
0
100-0001
2. Opstarten/Basisbediening
48
Druk op [LVF] om tussen de monitor en de zoeker te
schakelen.
A Oogsensor
Druk op [LVF].
De monitor/zoeker zal als volgt omgeschakeld worden:
¢ Als [Oogsensor AF] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zal de camera automatisch
het brandpunt bijstellen als de oogsensor geactiveerd wordt. (P306)
U kunt ook tussen de zoeker en de monitor schakelen in [LVF/Scherm] in [Oogsensor] in het
[Voorkeuze]-menu. (P313)
Gebruiken van de oogsensor voor het schakelen tussen de Monitor en Zoeker
Het automatisch schakelen tussen zoeker/monitor stelt de oogsensor in staat de
weergave automatisch naar de zoeker te schakelen als u uw oog of een voorwerp er
vlakbij brengt.
[ ] zal enkele seconden weergegeven worden nadat u het automatisch schakelen tussen
zoeker/monitor vrijgegeven heeft of bepaalde andere handelingen uitgevoerd heeft.
De oogsensor werkt mogelijk niet goed afhankelijk van de vorm van uw brillenglazen, de
manier waarop u de camera vasthoudt of fel licht rondom het oculair. Druk in dat geval op [LVF]
om de weergave om te schakelen.
Tijdens afspelen van film of een diavoorstelling, schakelt de camera niet automatisch de
display naar de Zoeker met de oogsensor.
U kunt de gevoeligheid van de oogsensor instellen in [Oogsensor] in het [Voorkeuze]-menu.
(P313)
Als het oppervlak van de zoeker vuil wordt, verwijder dan de oogdop, blaas het stof weg met
een (in de handel verkrijgbare) blower en veeg het oppervlak zacht af met een droge, zachte
doek.
[LVF]-knop (schakelen tussen monitor/zoeker)
De [LVF]/[Fn5]-knop kan op twee manieren gebruikt
worden: als [LVF] of als [Fn5] (functie 5). Op het moment
van aankoop staat de knop aanvankelijk op [LVF/Scherm].
Raadpleeg P317 voor details over de functieknop.
Automatisch schakelen
tussen zoeker/monitor
¢
Weergave zoeker
¢
Weergave monitor
ロヷョ
ロヷョ
Fn5
49
2. Opstarten/Basisbediening
Het aanraakpaneel van dit toestel is capacitatief. Raak het paneel rechtstreeks aan met
uw blote vinger.
Aanraken
Aanraken en loslaten van het aanraakscherm.
Als u kenmerken met gebruik van het aanraakscherm
selecteert, raak dan het midden van de gewenste icoon
aan.
Verslepen
Een beweging zonder het aanraakscherm los te laten.
Het kan ook gebruikt worden om tijdens het afspelen
naar het volgende beeld te gaan, enz.
Knijpen (vergroten/verkleinen)
Spreid het aanraakpaneel met twee vingers uiteen
(vergroten) of knijp het samen (verkleinen).
Aanraakpaneel (Aanraakbediening)
Fn7
Fn7
Fn7
Fn6
Fn8
Fn9
Fn10
DISP.
±0
±0
S
±0
±0
±0
-5 0 +5
6WDQGDDUG
2.0X2.0X2.0X2.0X
2. Opstarten/Basisbediening
50
Raak het paneel aan met een schone, droge vinger.
Als u een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt, neem dan de
instructies in acht die bij het vel verstrekt worden.
(sommige beschermvellen voor monitors kunnen het zicht of de werking verslechteren.)
Druk niet met harde puntige voorwerpen, zoals een balpen, op de monitor.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Veeg de monitor af met een droge, zachte doek als deze vingerafdrukken of ander vuil bevat.
Maak geen krassen op de monitor en druk er niet te hard op.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakscherm weergegeven worden het
Display Monitor/Display Zoeker op P355.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat het aanraakpaneel in de volgende gevallen niet normaal werkt.
Als het door een gehandschoende hand aangeraakt wordt
Als het door een natte hand aangeraakt wordt (water of handcrème, enz.)
Als het aanraakpaneel nat is
Als een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt wordt
Als meerdere handen of vingers het scherm op hetzelfde moment aanraken
51
2. Opstarten/Basisbediening
Optische beeldstabilisator
De camera detecteert het schudden tijden de opname en corrigeert dit automatisch. U
kunt dus beelden opnemen die minder bewogen zijn.
Als u een onderling verwisselbare lens met O.I.S.-schakelaar gebruikt (zoals H-HS12035),
wordt de stabilisatiefunctie gebruikt als de O.I.S.-schakelaar van de lens op [ON] gezet is (op
het moment van aankoop is [ ] ingesteld).
Instelling van de stabilisator in het [Opname]-menu
1 Selecteer het menu. (P54)
2
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Het [Stabilisatie] kenmerk is alleen beschikbaar als de lens die u gebruikt een interne
stabilisator heeft.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Er wordt een lens vereist die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
De onderling verwisselbare lens(
H-HS12035/H-FS14140
) ondersteunt de stabilisatorfunctie.
> [Opname] > [Stabilisatie]
[]
([Normaal])
Verticaal en horizontaal schudden wordt gecompenseerd.
[]
([Panning])
Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/
neerbewegingen.
Deze functie is ideaal voor panning (een methode voor
het maken van opnamen waarbij het toestel gedraaid
wordt om de bewegingen te volgen van een onderwerp
dat blijft bewegen in een vaste richting).
[OFF]
De [Stabilisatie] werkt niet.
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.] schakelaar
gebruikt wordt.)
Bibberen voorkomen (schudden van de camera)
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [Stabilisatie], een statief of de
zelfontspanner (P118) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf
het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt.
We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
Als u een langzame sluitertijd instelt
MENU
2. Opstarten/Basisbediening
52
Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden.
Er wordt geadviseerd om foto’s met de zoeker te maken als u in [ ] aan het pannen bent.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
Wanneer er veel camerabeweging is
Als de zoomuitvergroting erg hoog is
Bij het gebruik van de digitale zoom
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere plaatsen
Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken.
Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag
Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg)
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt
53
2. Opstarten/Basisbediening
Snel oproepen van veelgebruikte menu's
(Quick Menu)
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de
functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt.
1
Druk op [Q.MENU] om het Snelmenu weer te
geven.
2
Draai aan de modusknop op de voorkant om
het menu-item te selecteren.
De instelling kan ook uitgevoerd worden door de
bedieningsfunctieknop te draaien.
3
Draai aan de modusknop op de achterkant
om de instelling te selecteren.
4
Druk op [Q.MENU] om het menu te verlaten
als de instelling eenmaal voltooid is.
U kunt ook items instellen door op de cursorknoppen 3/4/2/1 te drukken.
Opname-informatie op de monitor in [ ] (Monitorstijl) (P44)
Selecteer het item door op de knop [Q.MENU] te drukken en
door aan de bedieningsknop te draaien en selecteer
vervolgens de instelling door aan de modusknop op de voor-/
achterkant te draaien.
U kunt de instelling ook met
3
/
4
/
2
/
1
en [MENU/SET] uitvoeren.
De [Q.MENU]/[Fn2]-knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [Q.MENU] of als
[Fn2] (functie 2). Op het moment van aankoop staat de knop aanvankelijk op [Q.MENU].
Raadpleeg P317 voor details over de functieknop.
Als u [Q.MENU] (P315) in het [Voorkeuze]-menu op [CUSTOM] zet, kunt u de
items van het Quick Menu naar wens veranderen.
ヲハヮユワヶ
Fn2
AFSAFS
AU
TO
603.5
0
AWB
FHD
MOV
24
p
L
4:3
FHD
MOV
24
p
AFSAFS
AU
TO
603.5
0
AWB
L
4:3
AFSAFS
98
AWB
0 0
0
Fn
ISO
AUTO
Wi-Fi
L
4:3
2. Opstarten/Basisbediening
54
Menuonderdelen instellen
U kunt de menu's instellen door middel van twee soorten bediening - bediening door
aanraking, waarbij u het scherm aanraakt, en bediening van de knoppen, waarbij u op de
cursorknop drukt en aan de bedieningsknoppen draait.
1
Op [MENU/SET] drukken.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
Voorbeeld: In het [Opname]-menu verandert [Kwaliteit] van [
A] in []
> [Opname] > [Kwaliteit] > []
[Opname] (P371)
In dit menu kunt u de beeldverhouding, het aantal pixels en
andere aspecten van de beelden die u aan het opnemen
bent instellen.
[Bewegend beeld]
(P374)
Dit menu laat u de [Opname-indeling], [Opn. kwaliteit], en
andere aspecten voor filmopnames instellen.
[Voorkeuze] (P304)
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het
beeldscherm en de werking van de knoppen, kan naar
goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien mogelijk
om de gewijzigde instellingen te registreren.
[Set-up] (P58)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon van de
werkingspiep selecteren en andere instellingen die het
gemakkelijker voor u maken om de camera te hanteren
maken.
U kunt ook de instellingen van de functies die met Wi-Fi
verband houden configureren.
[Afspelen] (P229)
Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte beelden instellen.
MENU
55
2. Opstarten/Basisbediening
Schakelen naar andere menu’s
bijv. naar het [Set-up]-menu vanuit het [Opname]-menu.
1 Druk op 2.
2 Druk op 3/4 om [ ] of een andere icoon voor het
omschakelen van het menu te selecteren.
U kunt de iconen voor het omschakelen van het menu ook
selecteren door aan de modusknop op de voorkant te draaien.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
2
Druk op
3
/
4
van de cursorknop om het
menu-item te selecteren en druk op [MENU/SET].
U kunt het menu-item ook selecteren door aan de modusknop
op de achterkant of aan de bedieningsknop te draaien.
U kunt ook naar het volgende scherm gaan door op
[DISP.] te drukken.
3
Druk op
3
/
4
van de cursorknop om de
instelling te selecteren en druk op [MENU/SET].
U kunt de instelling ook selecteren door aan de
modusknop op de achterkant of aan de bedieningsknop
te draaien.
Afhankelijk van het menuitem kan het zijn dat de
instelling ervan niet verschijnt, of dat deze op een andere manier wordt weergegeven.
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de
menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
(bij aanraakbediening)
Raak [ ] aan of een andere icoon om tussen de menu's te schakelen.
(bij aanraakbediening)
Raak het menu-onderdeel aan.
Er kan van pagina veranderd worden door [ ]/[ ] aan te raken.
(bij aanraakbediening)
Raak de in te stellen instelling aan.
2. Opstarten/Basisbediening
56
Sluit het menu
Druk op [ ] aan of druk de sluiterknop tot
halverwege in.
(bij aanraakbediening)
Raak [ ] aan.
Als [Menu-informatie] (P66) in het [Set-up]-menu op [ON] gezet is, worden de uitleg
van de menu-items en de instellingen op het menuscherm weergegeven.
Als u [Menu hervat.] (P66) in het [Set-up]-menu op [ON] zet, toont het scherm het laatst
geselecteerde menu-item.
Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
57
2. Opstarten/Basisbediening
Het is mogelijk om de namen van baby's, huisdieren en
plaatsen in te voeren terwijl u opneemt.
Als een scherm weergegeven wordt dat er uit ziet zoals
rechts getoond wordt, kunt u de karakters
(alleen alfabetische karakters en symbolen) invoeren.
Voorbeeld van bediening om een beeldscherm weer te geven:
1
Druk op 3/4/2/1 om tekst te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] om deze te registreren.
Beweeg de cursor naar [ ] en druk vervolgens op [MENU/SET] om de tekst om te
schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters), [1] (nummers) en [&] (speciale
lettertekens).
Om hetzelfde letterteken opnieuw in te voeren, draait u de bedieningsknop naar rechts
om de cursor te bewegen.
De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden door de cursor naar het item t
verplaatsen en op [MENU/SET] te drukken:
[]]: Een spatie invoeren
[Wissen]: Karakter wissen
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar links
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar rechts
Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden.
(Maximum van 9 letters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.])
Er kan een maximum van 15 karakters ingevoerd worden voor [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ].
(maximaal 6 karakters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.])
2
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [Inst.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
Tekst Invoeren
>
[Opname]
>
[Profiel instellen]
>
[SET]
>
[Baby1]
>
[Naam]
>
[SET]
MENU
2. Opstarten/Basisbediening
58
Configureren van de basisinstellingen van dit
toestel
(instellingmenu)
Formatteer de kaart alvorens beelden met dit toestel op te nemen.
Aangezien de gegevens na het formatteren niet teruggewonnen kunnen worden,
dient u van te voren een back-up van de benodigde gegevens te maken.
Selecteer het menu. (P54)
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) (P353) wanneer
u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met Panasonic.
De instellingen van de opname of van instellingen/custom worden weer op de
fabriekswaarden gezet.
Selecteer het menu. (P54)
Er worden bevestigingsschermen weergegeven in de volgorde van de [Opname]-instellingen
en de [Set-up]/[Voorkeuze]-instellingen. Dit wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Als de opname-instelling gereset wordt, wordt de inhoud van de volgende instellingen ook gereset.
De [Gezicht herk.]-instelling
Als de instellingen van instellingen/custom gereset worden, worden de volgende instellingen
ook gereset.
De [Wereldtijd]-instelling
De instellingen van [Reisdatum] (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De [Profiel instellen]-instelling
De instellingen van [Scherm roteren], [Foto’s sorteren] en [Wissen bevestigen] in het
[Afspelen]-menu
Als u [Systeemfrequentie] in het [Set-up]-menu veranderd heeft, zal een bericht weergegeven
worden waarin u gevraagd wordt de camera te herstarten nadat de camera gereset is. Schakel
de camera uit en weer in.
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Formatteren van de kaart (initialisatie)
> [Set-up] > [Formatteren]
Opnieuw instellen van de fabrieksinstellingen ([Resetten])
> [Set-up] > [Resetten]
MENU
MENU
59
2. Opstarten/Basisbediening
Het toestel kan zo ingesteld worden dat onnodig batterijverbruik voorkomen wordt.
Selecteer het menu. (P54)
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [Slaapsmodus] te
annuleren.
Druk op ongeacht welke knop om de monitor/zoeker opnieuw in te schakelen of raak de
monitor aan.
Als het automatisch schakelen van de monitor/zoeker (P48) geactiveerd is, wordt [Auto LVF/
scherm uit] geannuleerd.
[Besparing] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
Tijdens een diavoorstelling
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), is [Slaapsmodus] uitgeschakeld.
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Auto scherm uit] vast op [5MIN.].
Behouden van de levensduur van de batterij ([Besparing])
> [Set-up] > [Besparing]
[Slaapsmodus]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[10MIN.]/[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF]
[Auto LVF/scherm uit]
De monitor/zoeker wordt automatisch uitgeschakeld als de
camera niet gebruikt wordt gedurende de in de instelling
geselecteerd tijd.
[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]
MENU
2. Opstarten/Basisbediening
60
Het [Set-up]-menu bevat enkele belangrijke instellingen die op de klok en de stroom van
de camera betrekking hebben.
Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.
Voor details over hoe [Set-up] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Raadpleeg P36 voor details.
Druk op 3 als u de zomertijd gebruikt [ ]. (De tijd zal 1 uur vooruit gezet worden.)
Druk nog eens op 3 om terug te keren naar de gewone tijd.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Gebruik van het [Set-up]-menu
[Klokinst.]
[Wereldtijd]
Stel de tijd van uw thuisgebied en reisbestemming in.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden
en deze opnemen op de beelden die u maakt.
Stel onmiddellijk na de aankoop [Home] in.
[Bestemming] kan ingesteld worden nadat [Home] ingesteld is.
Druk na de selectie van [Bestemming] of [Home] op 2/1 om
een gebied te selecteren en druk op [MENU/SET] om het in te
stellen.
[Bestemming]:
U reisbestemming
A Huidige tijd van het
bestemmingsgebied
B Tijdverschil met thuiszone
[Home]:
Uw woongebied
C Huidige tijd
D Tijdsverschil met GMT
(Greenwich Mean Time)
A
B
D
C
61
2. Opstarten/Basisbediening
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de DVD (bijgeleverd).
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [Wereldtijd] instelt op de reisbestemming, wordt de
reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
Het kenmerk [Reisdatum] wordt uitgeschakeld bij het opnemen van [AVCHD] films.
Tijdens het opnemen van films is het kenmerk [Locatie] uitgeschakeld.
Raadpleeg P257, 302 voor details.
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de
naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden.
U kunt het aantal dagen dat verstreken is weergeven wanneer u
de beelden afspeelt en dit afdrukken op de beelden die
opgenomen zijn [Tekst afdr.] (P239).
[Reissetup]:
[SET]: De vertrekdatum en de terugkeerdatum worden
ingesteld. Het verstreken aantal dagen (het aantal
dagen erna) van de reis wordt opgenomen.
[OFF]
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum zich
na de terugkeerdatum bevindt.
Als [Reissetup] op [OFF] gezet is, zal [Locatie] ook op [OFF] gezet
worden.
[Locatie]:
[SET]: De reisbestemming wordt opgenomen op het
moment van opname.
[OFF]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, Tekst
Invoeren
op P57 raadplegen.
[Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]/[Wi-Fi setup]
2. Opstarten/Basisbediening
62
De [E-shutter vol] werkt alleen als [SH] voor de burst-modus of [Elektronische sluiter] op [ON]
gezet is.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, zullen [Beep volume] en [Shutter vol.] automatisch op [OFF]
gezet worden.
Wanneer u de camera aansluit op een TV, verandert het volume van de TV-luidsprekers niet.
Bovendien wordt er wanneer er aangesloten is geen geluid uitgegeven vanaf de
cameraluidsprekers.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt het volume op 0 gezet.
Wanneer [Live View Modus] ingesteld is op [30fps] zou de beeldkwaliteit op het opnamescherm
slechter kunnen zijn dan wanneer deze ingesteld is op [60fps], maar dit heeft geen invloed op
het opgenomen beeld.
In een donkere omgeving kan de frame-snelheid lager worden.
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Live View Modus] vast op [60fps].
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Creatieve Videomodus
Als het beeld van de camera via de HDMI-verbinding uitgegeven wordt
[Toon]
Stel het volume in voor elektronische geluiden en voor het
elektronische sluitergeluid.
[Beep volume]:
[u] (Hoge)
[t] (Laag)
[s] (OFF)
[E-shutter vol]:
[] (Hoge)
[] (Laag)
[] (OFF)
[Luidsprekervolume]
Stel het volume van de luidspreker af op één van de 7 niveaus.
[Koptelefoonvolume]
Regel het volume van de (in de handel verkrijgbare)
hoofdtelefoon-set op een van de 16 stappen.
[Live View Modus]
Stel de frame-snelheid van het opnamescherm in (Live View-
scherm).
[30fps]: Verlaagt het energieverbruik en verlengt de werktijd.
[60fps]: Toont vloeiender bewegingen.
63
2. Opstarten/Basisbediening
Het zal de monitor bijstellen als de monitor gebruikt wordt en de zoeker als de zoeker gebruikt
wordt.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen op de monitor er anders uitzien dan in werkelijkheid. Dit
heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
De helderheid van de beelden die op de monitor afgespeeld worden, wordt verhoogd dus
sommige onderwerpen kunnen er op de monitor anders uit zien dan in werkelijkheid. Deze
verhoging van de helderheid heeft geen effect op de opgenomen beelden.
[AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus.
Bij het gebruik van de netadapter (optioneel) is de begininstelling [MODE1].
[Scherm]/[Zoeker]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de monitor/
zoeker worden ingesteld.
[] ([Helderheid]):
Afstellen van de helderheid.
[] ([Contrast · Verzadiging]):
Afstellen van contrast of helderheid van kleuren.
[] ([Roodachtig]):
Afstellen van rode tint.
[] ([Blauwzweem]):
Afstellen van blauwe tint.
1 Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken en stel
bij met 2/1.
De instellingen kunnen ook uitgevoerd worden door aan de
bedieningsknop te draaien.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
[Helderheid scherm]
Regelt de helderheid van de monitor op grond van het niveau van
het omgevingslicht.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maakt de monitor helderder.
[MODE2]:
Maakt de monitor donkerder.
1
2
2. Opstarten/Basisbediening
64
Raadpleeg P59 voor details.
Raadpleeg P352 voor details.
[Besparing]
[Batterij volgorde]
[BODY]/[BG]
[USB mode]
Selecteer het USB-communicatiesysteem wanneer u de camera
op uw PC of printer aansluit met de USB-aansluitingskabel
(bijgeleverd).
y [Select. verbinding]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een printer die
PictBridge ondersteunt.
z [PC]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een PC.
65
2. Opstarten/Basisbediening
[TV-verbinding]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz.,
aangesloten moet worden.
[TV-aspect]:
De verschillende TV-typen instellen.
[16:9]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[4:3]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) aangesloten is.
[HDMI-functie (afspelen)]:
Stel het formaat voor de HDMI-output in wanneer u afspeelt op de
HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit
toestel met gebruik van de HDMI-microkabel.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[C4K]:
De progressieve methode met 2160 beschikbare scanlijnen
wordt voor de uitgave gebruikt. Het uitgaveformaat is op
4096
k2160 gezet.
[4K]:
De progressieve methode met 2160 beschikbare scanlijnen
wordt voor de uitgave gebruikt. Het uitgaveformaat is op
3840
k2160 gezet.
[1080p]:
De progressieve methode met 1080 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[576p]:
De progressieve methode met 576 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[480p]:
De progressieve methode met 480 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
De beschikbare instellingen verschillen en zijn afhankelijk van de
instelling van [Systeemfrequentie],
[59.94 Hz (NTSC)]:[AUTO]/[4K]/[1080p]/[1080i]/[720p]/[480p]
[50.00 Hz (PAL)]:[AUTO]/[4K]/[1080p]/[1080i]/[720p]/[576p]
[24.00 Hz (CINEMA)]:[AUTO]/[C4K]/[4K]/[1080p]
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Dit werkt alleen tijdens het afspelen.
Als met [AUTO] geen beeld op de TV verschijnt, schakel de instelling
dan op een constante instelling die anders is dan [AUTO] om een
formaat in te stellen dat door uw TV ondersteund wordt.
(Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
2. Opstarten/Basisbediening
66
[TV-verbinding]
[3D-weergave]:
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden.
[]:Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[]:Instellen voor aansluiting op een niet 3D-compatibele
televisie.
Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele beelden) op
een 3D-compatibele televisie wilt bekijken.
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Raadpleeg P344 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
[VIERA link]:
Instellingen die dit toestel in staat stellen om door de
afstandsbediening van de VIERA-apparatuur bediend te worden,
door dit toestel automatisch te verbinden met de met VIERA Link
compatibele apparatuur, met gebruik van de HDMI-microkabel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op afstand
worden bediend.
(Niet alle handelingen zijn mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de
knoppen worden bediend.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de knoppen
op dit toestel.
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Ga naar P327 voor meer informatie.
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste gebruikte
menu-item.
[ON]/[OFF]
[Achtergrondkleur]
Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in.
Druk op
3/4 om de achtergrondkleur te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[Menu-informatie]
De uitleg van de menu-items en de instellingen worden op het
menuscherm weergegeven.
[ON]/[OFF]
67
2. Opstarten/Basisbediening
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Dit stelt de firmwareversies van de camera en de lens in staat gecontroleerd te worden.
Druk op [MENU/SET] op het beeldscherm voor de weergave van de versie om informatie over
de software in het toestel weer te geven.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001.
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Het mapnummer moet gerest worden voordat het 999 bereikt. We raden aan de kaart (P68) te
formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen heeft.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [Ja] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Raadpleeg P58 voor details.
[Taal] De taal op het scherm instellen.
[Versie disp.]
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de opnamemodus
veranderd wordt of als de camera wordt uitgeschakeld.
[ON]/[OFF]
[Nr. resetten] Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
[Resetten]
2. Opstarten/Basisbediening
68
Reset de camera altijd wanneer u deze weggooit of verkoopt om te voorkomen dat er
persoonlijke informatie die in de camera opgeslagen is misbruikt wordt.
Reset de camera altijd nadat u een kopie maakt van persoonlijke informatie wanneer u de
camera opstuurt om deze te laten repareren.
Raadpleeg P220 voor details.
Beeldinrichting en beeldverwerking zijn optimaal op het moment dat het toestel aangeschaft
wordt. Gebruik deze functie wanneer heldere punten, die niet in het onderwerp aanwezig zijn,
opgenomen worden en u dit niet wilt.
Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de pixels.
De functie Stofreductie zal automatisch in werking gesteld zijn wanneer het toestel aanstaat,
maar u kunt deze functie gebruiken wanneer u stof ziet. (P411)
Raadpleeg P58 voor details.
[Wi-Fi resetten]
Zet alle instellingen in het [Wi-Fi]-menu opnieuw op de
fabrieksinstellingen.
(Uitgezonderd [LUMIX CLUB] (P290))
[Systeemfrequentie]
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant
van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd.
[Formatteren]
69
3.
Gemakkelijk Opnemen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto modus)
In deze modus maakt de camera optimale instellingen voor het onderwerp en de scène,
dus wordt het aanbevolen als u wenst de instellingen aan de camera over te laten zonder
erover na te moeten denken.
De camera detecteert scènes automatisch (scènedetectie) ( : Tijdens het maken
van foto's, : Tijdens het maken van films)
De Intelligent Auto modus regelt de instellingen van de hoofdfuncties automatisch en stelt
u in staat beelden op te nemen zonder van tevoren instellingen te hoeven maken. Als u
gemakkelijk beelden wilt opnemen, gebruik dan de Intelligent Auto modus.
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
Opnamefunctie:
[i-Portret] [i-Landschap] [i-Macro] [i-Nachtportret]
¢1
[i-Nachtl.schap]
[iHandh.
nachtop.]
¢2
[i-Voedsel] [i-Baby]
¢3
[i-Zonsonderg.] [i-Zacht licht]
¢1 Alleen weergegeven als de ingebouwde flitser geopend is.
¢2 Alleen weergegeven als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat. (P72)
¢3 Als [Gezicht herk.] op [ON] gezet is, zal [ ] weergegeven worden
voor verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld
waren, maar alleen wanneer het gezicht/oog van een persoon van
drie jaar of jonger gedetecteerd wordt.
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de
standaardinstellingen ingesteld zijn.
¦
Intelligent Auto Plus
modus
Intelligent Auto modus
Instellen van de
helderheid
±
Instellen van de
kleurtoon
±
Defocus Control ±±
Menu's die ingesteld
kunnen worden
Raadpleeg P76 voor details.
3. Gemakkelijk Opnemen
70
1
Zet de modusknop op [¦].
De camera zal schakelen naar ofwel de meest recentelijk
gebruikte van de Intelligente Automatische Functie ofwel
Intelligente Automatische Plusfunctie.
Op het moment van aankoop is de modus op de
Intelligent Auto Plus modus gezet. (P76)
2
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt
de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende
2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur. (Automatische scènedetectie)
Automatisch werkende functies
De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen optimale
instellingen tot stand te brengen.
Scènedetectie
Compensatie van de achtergrondverlichting
[Gezicht/ogen detecteren]
Automatische witbalans
Intelligente regeling ISO-gevoeligheid
[Rode-ogencorr]
[I.resolutie]
[Int.dynamiek]
[Lang sl.n.red]
[Schaduwcomp.]
[Quick AF]
[AF ass. lamp]
FHD
MOV
24
p
4
71
3. Gemakkelijk Opnemen
Auto Focus, Gezichts-/Oogdetectie en Gezichtsherkenning
De Auto Focusmodus wordt automatisch op [
š
] gezet. Als u het onderwerp aanraakt, zal
de functie AF Tracking werken. De functie AF Tracking zal ook werken als u op [ ] drukt
en de sluiterknop vervolgens tot halverwege indrukt (zie voor details over AF Tracking 98.)
Als [ ], [ ] of [ ] ingesteld is, zal scherp gesteld worden op het oog dat
zich het dichtst bij de camera bevindt terwijl de belichting geoptimaliseerd
zal worden voor het gezicht. In de Intelligent Auto Plus modus of de
Intelligent Auto modus kunt u het scherp gestelde oog niet veranderen.
([Gezicht/ogen detecteren])
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing.
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ].
De flitser
De flitsmodus is ingesteld op [Œ] wanneer de flitser gesloten is en op [ ] (AUTO)
wanneer deze open is.
Wanneer de flitser open is, stelt de camera automatisch [ ], [ ] (AUTO/Rode-ogenreductie),
[ ] of [ ] in om overeen te doen komen met het soort onderwerp en helderheid.
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P180)
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Scènedetectie
Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het
toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager
zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt.
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Omstandigheden van het onderwerp: of het gezicht helder of donker is, de grootte, de kleur
en de vorm van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het
onderwerp, of het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van geringe
helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Tegenlichtcompensatie
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om
dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de
tegenlichtcompensatie automatisch.
3. Gemakkelijk Opnemen
72
Als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat en [ ] gedetecteerd wordt terwijl nachtelijke beelden
handheld opgenomen worden, zullen deze nachtbeelden gemaakt worden met een hoge
burst-snelheid en in een enkel beeld samengevat worden.
Deze modus is nuttig als u prachtige nachtopnames wilt maken met zo weinig mogelijk
beweging en ruis van het toestel en zonder een statief te gebruiken.
De gezichtshoek zal iets smaller worden.
Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden
opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de
sluiterknop gedrukt is.
Als het toestel op een statief geplaatst wordt, of op een ander soort staander, zal [ ] niet
gedetecteerd worden.
De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld).
In deze gevallen niet beschikbaar:
[iHandh. nachtop.] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [Ex. tele conv.] in het [Opname]-menu ingesteld is
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.])
Opnamefunctie:
> [Opname] > [iHandh. nachtop.] > [ON]/[OFF]
MENU
73
3. Gemakkelijk Opnemen
Als [iHDR] op [ON] staat en er is bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond en
het onderwerp, dan worden meerdere foto's met verschillende belichtingen opgenomen
en gecombineerd voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie.
[iHDR] werkt automatisch zoals vereist wordt. [ ] wordt dan op het scherm
weergegeven.
De gezichtshoek zal iets smaller worden.
Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden
opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de
sluiterknop gedrukt is.
U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is.
Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[iHDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Wanneer in de burst-modus opgenomen wordt
Wanneer u opneemt met Auto Bracket
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [Ex. tele conv.] in [Opname] ingesteld is
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Combineren van beelden in een enkel beeld met een rijke gradatie
([iHDR])
Opnamefunctie:
> [Opname] > [iHDR] > [ON]/[OFF]
MENU
3. Gemakkelijk Opnemen
74
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op [Fn4] om het instellingenscherm weer te geven.
2 Stel de wazigheid in door aan de modusknop op de
achterkant te draaien.
Als u op [MENU/SET] drukt, kunt u terugkeren naar het opnamescherm.
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [ ] aan om het instellingenbeeldscherm te laten
weergeven.
3 Versleep de belichtingsmeter om de wazigheid in te
stellen.
Als u op [MENU/SET] drukt, kunt u terugkeren naar het
opnamescherm.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [Fn4] te drukken zal de instelling
gewist worden.
In de Intelligent Auto modus ( of ) wordt Auto Focusmodus op [Ø] gezet.
De positie van de AF-zone kan ingesteld worden door het scherm aan te raken (de grootte van
de zone kan niet veranderd worden).
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Al naargelang de gebruikte lens, kan het zijn dat Defocus Control niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
Opnamefunctie:
Sterke defocus Zwakke defocus
SSSSSS
FF
250500
4.02.8 5.6 8.0
3060125
AE
75
3. Gemakkelijk Opnemen
Deze modus stelt u in staat om de helderheid en de kleurtoon te veranderen en deze op
uw favoriete instellingen te zetten in plaats van op die, die de camera ingesteld heeft.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
helderheid in te stellen.
Druk op [ ] om terug te keren naar het opnamescherm.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
kleur in te stellen.
Dit zal de kleur van het beeld van roodachtig naar
blauwachtig afstellen.
Druk op [ ] om terug te keren naar het opnamescherm.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[]: Kleurtoon
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Als de [Belichtingscomp. reset] ingesteld is op [ON], zal de instelling voor helderheid opnieuw
de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit toestel uitgeschakeld wordt of als de
camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
De instelling voor kleur zal opnieuw de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit
toestel uitgeschakeld wordt of als de camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de
kleurtoon
Opnamefunctie:
Instelling helderheid
Kleurinstelling
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
000
+5+5+5
A
AB
B
B
3. Gemakkelijk Opnemen
76
Schakelen tussen de Intelligent Auto Plus modus en de Intelligent Auto modus
1 Op [MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2.
3 Druk op 3/4 om het tabblad [ ] of [ ] te
selecteren.
4 Druk op 2/1 om [ ] of [ ] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Als op [DISP.] gedrukt wordt, zal de beschrijving van de
geselecteerde modus weergegeven worden.
Menu's die ingesteld kunnen worden
Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon
van de opnamemodus aan te
raken.
[Opname]:
Raadpleeg
Beschikbare menu-items (in een lijst op basis van de
opnamemodus)
op P385.
[Bewegend
beeld]:
Raadpleeg
Beschikbare menu-items (in een lijst op basis van de
opnamemodus)
op P385.
[Set-up]: Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P60)
[Voorkeuze]: Alleen de volgende menu’s kunnen ingesteld worden.
Intelligent Auto Plus modus
[Stille modus]/[Ontsp. knop half indr.]/[Spot AF tijd]/[Prio. focus/ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/
[MF-gids]/[Peaking]/[Histogram]/[Richtlijnen]/[Centrummarkering]/[Highlight]/[Zebrapatroon]/
[Zwart-wit Live View]/[Constant preview]/[LVF disp. stijl]/[Scherm disp. stijl]/[Scherm info stijl]/
[Opn.gebied]/[Video prioriteit menu]/[Auto review]/[Fn knopinstelling]/[Q.MENU]/[Instellingen
wieltje]/[Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder focusring]/[Oogsensor]/[Touch inst.]/[Touch
scrollen]/[Menugids]/[Opn. zonder lens]
Intelligent Auto modus
[Stille modus]/[Richtlijnen]
77
3. Gemakkelijk Opnemen
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus)
In deze modus maakt u opnames met extra beeldeffecten.
U kunt de effecten die u wilt toevoegen instellen door de voorbeeldbeelden te selecteren
en deze op het scherm na te kijken.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Druk op 3/4 om de beeldeffecten (filters) te
selecteren.
Het beeldeffect van het geselecteerde voorbeeldbeeld
zal toegepast worden in een preview-weergave
A.
U kunt de beeldeffecten (filters) ook selecteren door de
voorbeeldbeelden aan te raken.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Opnamefunctie:
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon
van de opnamemodus aan te
raken.
A
EXPSEXPS
3. Gemakkelijk Opnemen
78
Omschakelen van weergave selectiescherm beeldeffect (filter)
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Als de weergave van het selectiescherm van het beeldeffect op gidsweergave gezet is, wordt
een beschrijving van het geselecteerde beeldeffect weergegeven.
Om de Creative Control-modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm,
selecteert u [Filter wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar
stap
2.
Witbalans zal vastgesteld zijn op [AWB] en [Gevoeligheid] zal vastgesteld zijn op [AUTO].
De sterkte en de kleuren van de effecten kunnen gemakkelijk afgesteld worden om ze
overeen te doen komen met uw preferenties.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
De items die ingesteld kunnen worden verschillen
afhankelijk van welke Creatieve Bedieningsfunctie op het
moment ingesteld is.
Raadpleeg
Items die ingesteld kunnen worden voor
informatie over ieder beeldeffect.
Druk op [ ] om terug te keren naar het opnamescherm.
Wanneer de effectinstelling gemaakt word, wordt [ ] op het scherm afgebeeld.
Als u de instellingen niet verandert, selecteer dan het midden (standaard).
Pas het effect aan om het overeen te doen komen met uw preferenties.
Normale weergave Gidsweergave Lijstweergave
79
3. Gemakkelijk Opnemen
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op [Fn4] om het instellingenscherm weer te
geven.
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
Als u op [MENU/SET] drukt, kunt u terugkeren naar het
opnamescherm.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid
op [Fn4] te drukken zal de instelling gewist worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant om in te
stellen.
Druk op [ ] om terug te keren naar het opnamescherm.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[ ]: Beeldeffecten
[ ]: Defocus-niveau
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [Fn4] te drukken zal de
instelling gewist worden.
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
Instelling helderheid
SS
SS
SS
F
F
250500
4.02.8 5.6 8.0
3060125
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
0
0
0
+5
+5
+5
EXPSEXPS
3. Gemakkelijk Opnemen
80
Raadpleeg P77 voor details over de instellingen van “Creative Control
modus”.
Versterkt kleuren en geeft opnamen een popart-effect.
Vervaagt de foto voor een ouderwetse indruk.
Dit effect voegt een heldere, zachte en nostalgische sfeer aan het
beeld in zijn geheel toe.
Dit effect geeft het beeld een heldere, luchtige en zachte uitstraling.
[Expressief]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
[Retro]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Geel benadrukt Rood benadrukt
[Vroeger]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Overbelichting]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Roze benadrukt
Aquamarijn
benadrukt
81
3. Gemakkelijk Opnemen
Dit effect geeft het beeld een donkere, ontspannen uitstraling en
verbetert heldere delen.
Dit effect veroorzaakt een sepiabeeld.
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld.
Dit effect verhoogt het contrast voor indrukwekkende
zwart-witopnamen.
[Donker]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Rood benadrukt Blauw benadrukt
[Sepia]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Geel benadrukt Blauw benadrukt
[Dynamisch zwart/wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
3. Gemakkelijk Opnemen
82
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld met een korrelachtig
effect.
Dit effect maakt het gehele beeld waziger om een zachter gevoel
van een zwart-witbeeld te laten uitgaan.
Geeft foto's een expressieve toon met sterkere contrasten.
[Ruw zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Zanderigheid Minder zanderig Zanderiger
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Zacht zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Expressieve indruk]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
83
3. Gemakkelijk Opnemen
Dit effect levert optimale helderheid voor zowel donkere als heldere
delen.
Geeft foto's een bezielend kleureffect.
Dit effect vermindert de helderheid van omranding om de indruk te
geven van een speelgoedcamera.
[Hoge dynamiek]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
[Kruisproces]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Groene toon/Blauwe toon/Gele toon/Rode toon
Selecteer de gewenste kleurtoon door
aan de modusknop op de achterkant te
draaien en druk vervolgens op [ ].
[Speelgoedcam.effect]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Oranje benadrukt Blauw benadrukt
3. Gemakkelijk Opnemen
84
Dit effect creëert een levendig en helder beeld, alsof het door een
speelgoedcamera gemaakt is.
Dit effect geeft een groter contrast en minder verzadiging, voor de
creatie van een kalm beeld.
[Speelgoedcamera levendig]
Items die ingesteld kunnen worden
Zone met
afgenomen
helderheid aan de
randen
Klein Groot
[Bleach bypass]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
85
3. Gemakkelijk Opnemen
Dit effect vervaagt de buitenranden van de foto om de indruk te
wekken van een kijkdoos.
Instelling van het type defocus
Met [Miniatuureffect] kunt u het onderwerp opzettelijk laten uitkomen door focus en
defocus delen in te stellen.
U kunt de oriëntatie van de opname (defocus oriëntatie) en de positie en de afmetingen
van het scherp gestelde deel instellen.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3/4 of 2/1 om het in-focus gedeelte te
verplaatsen.
U kunt het in-focus gedeelte ook bewegen door het scherm
van het opnamescherm aan te raken.
Raak [ ] aan om de richting van de opname in te stellen
(defocus richting).
3 Draai aan de modusknop op de achterkant om de
grootte van het in-focus gedeelte te veranderen.
Het gedeelte kan ook vergroot/verkleind worden door dit op het scherm samen te knijpen/
te spreiden (P49).
Als u op [DISP.] drukt zal het in-focus gedeelte weer op de fabrieksinstelling gezet worden.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
Er wordt geen geluid opgenomen in video's.
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] gezet is, zal de lengte van een opgenomen film
ongeveer 1/10 korter zijn dan de daadwerkelijke tijdsduur en zal de weergegeven beschikbare
opnametijd ongeveer 10 keer langer dan normaal zijn.
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] of op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, zal de lengte
van een opgenomen film ongeveer 1/8 korter zijn dan de daadwerkelijke tijdsduur en zal de
weergegeven beschikbare opnametijd ongeveer 8 keer langer dan normaal zijn.
Als de opname van bewegende beelden na korte tijd eindigt, kan het zijn dat de camera nog
even doorgaat met opnemen. Blijf de camera vasthouden tot de opname stopt.
Als de [Focusfunctie] op [MF] gezet is, beweeg de scherpgestelde locatie dan naar het in-focus
gedeelte.
[Miniatuureffect]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
3. Gemakkelijk Opnemen
86
Dit effect vervaagt het hele beeld om een zachtere uitstraling te
creëren.
Dit effect creëert een fantastisch beeld in een bleke kleurtoon.
Verandert lichtpunten in sterretjes.
[Zachte focus]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Fantasie]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
[Sterfilter]
Items die ingesteld kunnen worden
Lengte van schijnsel Kort Lang
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
87
3. Gemakkelijk Opnemen
Versterkt uw persoonlijke indruk door een kleur te accentueren en
andere te vervagen.
Stel de kleur in die u overlaat
Stel de kleur in die u overlaat door een locatie op het scherm te selecteren.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Selecteer de over te laten kleur door het kader te
bewegen met 3/4/2/1.
U kunt de kleur die u wenst over te laten ook selecteren
door het scherm aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, zal het kader weer naar het
midden terugkeren.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Afhankelijk van het onderwerp kan het zijn dat de ingestelde kleur niet overgelaten wordt.
Dit effect voegt invallend licht toe aan de scène.
[Kleuraccent]
Items die ingesteld kunnen worden
Hoeveelheid
overgelaten kleur
Kleine hoeveelheid
kleur
Grote hoeveelheid
kleur
[Zonneschijn]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Gele toon/Rode toon/Blauwe toon/Witte toon
Selecteer de gewenste kleurtoon door
aan de modusknop op de achterkant
te draaien en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3. Gemakkelijk Opnemen
88
Instelling van de lichtbron
U kunt de positie en de grootte van een lichtbron veranderen.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3
/
4
/
2
/
1 om de middelste positie van de lichtbron te bewegen.
De positie van de lichtbron kan ook bewogen worden door het scherm aan te raken.
Het midden van de lichtbron kan naar de rand van het scherm bewogen worden.
3 U kunt de grootte van de lichtbron ook regelen door
aan de modusknop op de achterkant te draaien.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te
knijpen/te spreiden.
Als u op [DISP.] drukt zal de instelling van de lichtbron weer op de fabrieksinstelling gezet
worden.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
Punt waarop het midden van de lichtbron
geplaatst kan worden
Er kan een natuurlijker aanblik gecreëerd worden door
het midden van de lichtbron buiten het beeld te
plaatsen.
89
3. Gemakkelijk Opnemen
Foto’s maken met gebruik van de
aanraakfunctie
Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden
en wordt de foto automatisch gemaakt.
Annuleren van de Touch Shutter-functie
Raak [ ] aan .
Als het afdrukken met de touch shutter mislukt, wordt de AF-zone rood en verdwijnt. Probeer
het in dat geval opnieuw.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [Meetfunctie]
(P161) op [ ] gezet is.
Aan de rand van het scherm, zou het focussen beïnvloed kunnen worden door de helderheid
rond de aangeraakte plek.
Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie
Toepasbare modi:
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De icoon zal in [ ] veranderen en het wordt mogelijk
een foto te maken met de Touch Shutter-functie.
3
Raak het scherp te stellen onderwerp aan en
neem de foto.
De foto kan gemaakt worden wanneer het brandpunt
verkregen is.
AE
AE
3. Gemakkelijk Opnemen
90
U kunt de helderheid van een aangeraakte positie gemakkelijk optimaliseren. Als het
gezicht van het onderwerp donker lijkt, kunt u het scherm helderder maken
overeenkomstig de helderheid van het gezicht.
Annuleren van de Touch AE-functie
Raak [ ] aan.
[Meetfunctie] keert terug naar de oorspronkelijk instelling en de optimaliseringspositie van de
helderheid wordt geannuleerd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Als u de digitale zoom gebruikt.
Als [Touch AF] in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu op [AF+AE] gezet is. (P105)
Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone
(Touch AE)
Toepasbare modi:
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
Het instellingenscherm voor de optimaliseringspositie van
de helderheid wordt weergegeven.
De [Meetfunctie] wordt op [ ] gezet, die uitsluitend voor
Touch AE gebruikt wordt.
3
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt optimaliseren.
Door [Reset] aan te raken, keert de optimalisatiepositie
van de helderheid terug naar het midden.
4
Raak [Inst.] aan.
AE
AE
AE
ュリヴヱハ
5HVHW
,QVW
91
4.
Instellingen van focus en sluiter
(Drive-modus)
Foto’s maken met Auto Focus
Door de Focusmodus of de Auto Focusmodus voor het onderwerp of de opnamesituatie
optimaal in te stellen, kunt u de camera verschillende scènes automatisch scherp laten stellen.
1
Zet de hendel van de focusmodus op [AFS/
AFF] of [AFC].
De Focusmodus zal ingesteld worden. (P93)
2
Druk op [].
3
Druk op 2/1 om de AF-modus te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
De Auto Focusmodus zal ingesteld worden. (P94)
4
Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Auto Focus zal geactiveerd worden.
De brandpuntaanduiding wordt als [ ] in een donkere omgeving weergegeven en het
scherpstellen kan langer duren dan normaal.
Toepasbare modi:
Focus
Wanneer er scherpgesteld
is op het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling A
Aan Knippert
AF-zone B Groen
Geluid Biept 2 keer
AFC
AFS/
AFF
MF
Fn3
B
A
LOW
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
92
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Wanneer de Focusmodus op [AFF] of [AFC] gezet is.
Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen wordt tijdens
het half indrukken.
Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling op
verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk is
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen.
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet.
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt
van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij.
93
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
De methode wordt ingesteld om scherp te stellen als de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt.
Zet de hendel van de focusmodus op [AFS/AFF] of
[AFC].
[AFS/AFF] van de hendel van de Focusmodus
In [AFS/AFF] in het [Opname]-menu of het [Bewegend beeld]-menu, kunt u [AFS] of [AFF]
aan [AFS/AFF] van de hendel van de Focusmodus toekennen.
Selecteren van de Focusmodus (AFS/AFF/AFC)
Toepasbare modi:
Onderdeel
De beweging van het onderwerp en de scène
(aanbevolen)/Beschrijving van de instellingen
[AFS/AFF]
[AFS]
(Auto
Focus
Single)
Onderwerp staat stil
(Landschaps-, verjaardagsfoto, enz.)
De scherpte wordt automatisch ingesteld als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De
scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot
halverwege ingedrukt wordt.
[AFF]
(Auto
Focus
Flexible)
Beweging kan niet voorzien worden
(Kinderen, huisdieren, enz.)
In deze modus, wordt het scherpstellen
automatisch uitgevoerd wanneer de ontspanknop
tot de helft ingedrukt wordt.
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop tot de helft
ingedrukt wordt, wordt de focus gecorrigeerd om automatisch
overeen te komen met de beweging.
[AFC]
(Auto Focus
Continuous)
Het onderwerp beweegt
(Sport, treinen, enz.)
In deze modus wordt het scherpstellen, terwijl de
sluiterknop tot de helft ingedrukt gehouden wordt,
constant uitgevoerd om overeen te komen met
de beweging van het onderwerp. Wanneer het onderwerp beweegt,
wordt het scherpstellen uitgevoerd door de positie van het onderwerp
te voorspellen op het moment van opname (bewegingsvoorspelling).
[MF] Stel handmatig scherp. (P107)
AFC
AFS/
AFF
MF
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
94
Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken alsof [AFS]
ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS].
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, zouden [AFF] en [AFC] niet kunnen werken.
Raadpleeg de website op P21.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
1
Druk op [].
2
Druk op 2/1 om de AF-modus te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
Wanneer u opneemt met gebruik van [AFF], [AFC]
Het kan enige tijd duren om scherp te stellen als u het zoomhendeltje van Wide naar Tele zet
of plotseling van een onderwerp dat ver weg is op een onderwerp dichtbij scherpstelt.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
Terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt is, zou er trilling op het scherm gezien kunnen
worden.
Selecteren van de Auto Focusmodus
Toepasbare modi:
De [ ]/[Fn3]-knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [ ] (AF-modus/MF) of
als [Fn3] (functie 3). Op het moment van aankoop staat de knop aanvankelijk op [AF
mode/MF].
Raadpleeg P317 voor details over de functieknop.
Fn3
95
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
([Gezicht/ogen
detecteren])
De camera detecteert automatisch iemands gezicht
en ogen.
Het oog dat zich het dichtst bij de camera bevindt
zal scherp gesteld zijn terwijl de belichting voor het
gezicht geoptimaliseerd wordt (als [Meetfunctie] op
[ ] gezet is).
Er kunnen tot 15 gezichten gedetecteerd worden. Alleen de ogen van
een scherp gesteld gezicht kunnen gedetecteerd worden.
U kunt het oog dat scherp gesteld moeten worden veranderen. (P97)
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P101)
([Tracking])
De camera stelt scherp op het onderwerp dat u
aangeeft. De belichting zal voor dat onderwerp
geoptimaliseerd worden (als [Meetfunctie] op [ ]
gezet is).
De scherpstelling en de belichting zullen het
onderwerp zelf blijven volgen als dit beweegt
(dynamic tracking). (P98)
([49-zone])
Er kunnen tot 49 AF-zones scherp gesteld worden.
Dit is zelfs werkzaam als een onderwerp zich niet in
het midden van het scherm bevindt
U kunt de zones selecteren die scherp gesteld
moeten worden. (P102)
, enz.
([Voorkeur multi])
U kunt uit de 49 AF-zones de optimale vorm van de
AF-zone voor het onderwerp vrij instellen. (P99)
([1-zone])
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone
in het midden van het scherm.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen
veranderd worden. (P101)
([Spot])
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt
dat kleiner is dan [Ø].
Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt zal het
scherm waarop u de scherpstelling kunt controleren
vergroot worden.
Hoe lang de weergave vergroot moet worden kan
ingesteld worden m.b.v. [Spot AF tijd] in het [Voorkeuze] menu. (P306)
De focuspositie kan ingesteld worden op een vergroot scherm. (P103)
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
96
Beperkingen van de Auto Focusmodus
In de volgende gevallen is de AF-modus vastgezet op [Ø].
Bij het gebruik van de digitale zoom
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
([Gezicht/ogen detecteren])
Onder bepaalde omstandigheden tijdens het fotograferen, inclusief de volgende gevallen, kan
het zijn dat de gezichts-/oogdetectiefunctie niet werkt en het onmogelijk is gezichten te
detecteren. De AF-modus wordt op [ ] geschakeld.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
([Tracking])
[ ] kan niet gebruikt worden met [Intervalopname].
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø].
[Sepia]/[Zwart-wit]/[Dynamisch zwart/wit]/[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/
[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
[Zwart-wit] ([Fotostijl])
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
Wanneer er beeldbibber is
Als de zoom wordt gebruikt
([Spot])
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø].
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Deze kan in de volgende gevallen niet op [ ] gezet worden.
[AFF]/[AFC] (focusmodus)
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de compositie in te stellen
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø],
kunt u het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting
vaststellen door de sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de
samenstelling die u wilt terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het
beeld maken.
(Alleen als de focusmodus op [AFS] gezet is.)
97
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Als de camera een gezicht detecteert, zullen de AF-zone en
het teken dat aangeeft dat het oog scherp gesteld is,
weergegeven worden.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt
de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden
wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op
dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld.
A Oog dat scherp gesteld moeten worden
Veranderen van het oog dat scherp gesteld moeten worden
Raak het oog aan dat scherp gesteld moeten worden.
Raak het oog in het gele kader aan. Als u een andere plaats
aanraakt, zal het instelingenscherm voor de AF-zone
weergegeven worden. (P101)
Als u [ ] aanraakt of op [MENU/SET] drukt, zal de instelling
voor het scherpstellen van het oog gewist worden.
Als het gele kader naar een ander gezicht beweegt, of als het kader verdwijnt nadat u de
compositie veranderd heeft, of iets gelijkaardigs doet, zal de instelling voor het scherpstellen
van het oog geannuleerd worden.
Over [š] ([Gezicht/ogen detecteren])
A
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
98
Plaatst het kader van de AF Tracking rond het onderwerp en
druk de sluiterknop tot halverwege in.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp
waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt
gedrukt.
Raak het onderwerp aan.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt geannuleerd als [ ] aangeraakt
wordt.
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
Als AF tracking mislukt, wordt [Ø] ingesteld.
Vergrendelen van het te volgen onderwerp ( [Tracking])
Knopbediening
Aanraakbediening
A
99
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
U kunt uit de 49 AF-zones de optimale vorm van de AF-zone voor het onderwerp vrij
instellen.
1 Druk op [].
2 Selecteer een Custom Multi icoon ([ ], enz.) en druk op 3.
Als u op 4 drukt, zal het instellingenscherm voor de AF-zone weergegeven worden.
U kunt het instellingenscherm voor de AF-zone ook weergeven door het scherm aan te
raken.
3 Druk op 2/1 om een instelling te selecteren.
De huidige vorm van de AF-zone A wordt linksonder op
het scherm weergegeven.
4 Op 4 drukken.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt weergegeven.
5 Selecteer de AF-zones.
De geselecteerde AF-zones worden geel weergegeven terwijl de zones die niet
geselecteerd zijn wit weergegeven worden.
Instellen van de vorm van de AF-zone ([Voorkeur multi])
([Horizontaal
patroon])
Horizontale lijn
Deze vorm is handig
voor het maken van
panoramafoto's of
gelijkaardige
opnames.
([Verticaal
patroon])
Verticale lijn
Deze vorm is handig
voor het opnemen van
onderwerpen zoals
gebouwen.
([Aangepast])
Vrije vorm
//
([Klant1]/
[Klant2]/
[Klant3])
U kunt een eigen instelling selecteren.
FREE ヤビ ヤピヤヒ
A
FREE
ヤヒ
ヤビ
ヤピ
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
100
Als u [ ]/[ ] selecteert
Als [ ] geselecteerd is, kunt u het verticale formaat en
de positie veranderen. Als [ ] geselecteerd is, kunt u
het horizontale formaat en de positie veranderen.
Wanneer u [ ]/[ ]/[ ]/[ ] selecteert
Sleep uw vinger over de delen die u als AF-zones wilt
instellen.
Als u een van de geselecteerde AF-zones aanraakt, zal de
selectie van de zone gewist worden.
Druk op 3/4/2/1 om de AF-zone te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]
om hem in te stellen (te herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt.
Als u op [DISP.] drukt, zullen alle selecties worden gewist.
6 Op [Fn2] drukken.
De ingestelde AF-zone op [ ], [ ] of [ ] registreren
1 Druk op het scherm in stap 3 op P99 op 3.
2 Druk op 3/4 om een bestemming te selecteren waarin de instelling
geregistreerd zal worden en druk op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
De instellingen die op / / geregistreerd zijn, zullen zelfs bewaard blijven als dit
toestel uitgeschakeld wordt.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt, zal de instelling die bijgesteld is met / / opnieuw
op de fabrieksinstelling gezet worden.
Als u op een cursorknop drukt wanneer [Direct focuspunt] in het [Voorkeuze]-menu op [ON]
gezet is, zal het instellingenscherm voor de AF-zone weergegeven worden.
Knopbediening
Aanraakbediening
Beschrijving
van de
bediening
3/4/2/1 Aanraken
Beweegt de
positie
//
Open-/
dichtknijpen
Verandert het
formaat
(tot 3 lijnen)
[DISP.] [Reset]
Stelt opnieuw de
fabrieksinstelling in
Aanraakbediening
Knopbediening
FREE
ヤヒ
ヤビ
ヤピ
ヤヒ
ヤビ
ヤピ
ヤヒ
ヤビ
ヤピ
FREE
101
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Als [š], [ ], [Ø] of [ ] in de Auto Focusmodus geselecteerd is, kunt u de positie en
het formaat van de AF-zone veranderen.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
Als de instelling gemaakt wordt met bediening door aanraking, zet [Touch AF] in [Touch inst.]
van het [Voorkeuze]-menu dan op [AF].
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer
de [Meetfunctie] (P161) ingesteld is op [ ]. Aan de rand van het scherm zou de meting
beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond de AF-zone.
Als u [Direct focuspunt] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] zet, kunt u de AF-zone met de
cursorknoppen bewegen terwijl [š], [ ] of [Ø] geselecteerd is en kunt u het vergrote deel
met de cursorknoppen verplaatsen als [ ] geselecteerd is. (P307)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, kunnen de positie en de maat van de AF-zone niet
veranderd worden.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Druk op [].
2 Selecteer [š] of [Ø] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
U kunt het instellingenscherm voor de AF-zone ook
weergeven door het scherm aan te raken.
3
Veranderen van de positie en het formaat van de AF-zone.
Als u de AF-zone rond een oog in het gele kader plaatst terwijl [š] geselecteerd is, zal
een ander oog scherp gesteld worden. (P97)
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de
AF-zone
Toepasbare modi:
Als [š], [Ø] geselecteerd worden
Knopbediening
Aanraakbedi
ening
Beschrijving van de
bediening
3/4/2/1 Aanraken Beweegt de AF-zone
Open-/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint de
AF-zone met kleine stappen
/ s
Vergroot/verkleint de
AF-zone met grote stappen
[DISP.] [Reset]
Verplaatst de AF-zone terug
naar het midden.
Als u opnieuw op de knop
drukt, zal het formaat van
het kader weer op de
fabrieksinstelling gezet
worden.
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
102
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt in de aangeraakte positie weergegeven
als [š] geselecteerd is.
De instelling van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET] gedrukt wordt of
[ ] aangeraakt wordt.
De 49 AF-zones zijn in groepen verdeeld waarvan ieder uit 9
zones bestaat (uit 6 of 4 zones op de rand van het scherm).
1 Druk op [].
2 Selecteer [ ] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
3 Druk op 3/4/2/1 om een AF-zonegroep te selecteren.
U kunt de groep ook selecteren door het scherm aan te raken.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Alleen de weergave van [i] (middelpunt van de geselecteerde
groep) zal op het beeldscherm blijven.
De instelling van het kader van de AF-zone wordt geannuleerd
als op [MENU/SET] gedrukt wordt of [ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
Voorbeelden van
een groep
103
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
U kunt de scherpstelpositie op precieze wijze instellen door het scherm te vergroten.
De focuspositie kan niet op de rand van het beeldscherm ingesteld worden.
1 Druk op [].
2 Selecteer [ ] en druk op 4.
3 Druk op 3/4/2/1 om de focuspositie in te stellen
en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het hulpscherm voor het instellen van de brandpuntpositie
wordt vergroot weergegeven.
Het hulpscherm kan ook verplaatst worden door het
onderwerp aan te raken.
4 Beweeg [+] naar de positie die scherp gesteld moet worden.
Als het beeld in de venstermodus weergegeven wordt, kunt u het beeld ongeveer 3 tot 6k
vergroten/verkleinen; als het beeld op het volledige scherm weergegeven wordt, kunt u
het beeld ongeveer 3 tot 10
k vergroten/verkleinen.
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgang gebruikt, kan het scherm niet in de
venstermodus vergroot worden.
Op het assistentiescherm is het ook mogelijk om een foto te maken door [ ] aan te
raken.
Wanneer u [ ] selecteert
Knopbediening
Aanraakbedie
ning
Beschrijving van de bediening
3/4/2/1 Aanraken Beweegt [+].
Open-/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het scherm (met stappen van 0,1
k)
s Vergroot/verkleint het scherm (met stappen van 1,0k)
Schakelt naar de vergrote weergave (venstermodus/
volledig scherm)
[DISP.] [Reset] Plaatst [+] terug naar het midden.
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
104
Door [Touchpad AF] in [Touch inst.] (P314) in het
[Voorkeuze]-menu in te stellen kunt u de AF-zone, die in de
zoeker weergegeven wordt, bewegen door de monitor aan te
raken.
Als u de monitor aanraakt terwijl de Auto Focusmodus op
[Voorkeur multi] gezet is, zoals [ ], zal het instellingenscherm
van de AF-zone weergegeven worden. (P99)
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de brandpuntpositie te bepalen.
Als u op [DISP.] drukt voordat de brandpuntpositie bepaald is, keert het kader van de AF-zone
terug naar de centrale positie.
Om het kader van de AF-zone te wissen terwijl Auto Focus mode (P91) op [š] ([Gezicht/ogen
detecteren]), [ ] ([Tracking]) of [ ] ([49-zone]) gezet is, drukt u op [MENU/SET].
De Touch Shutter-functie (P89) wordt uitgeschakeld wanneer [Touchpad AF] wordt gebruikt.
Instelling van de positie van de AF-zone met de touch pad
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Touch inst.] > [Touchpad AF]
[EXACT]
Verplaatst de AF-zone van de
zoeker door aanraking van de
gewenste positie op de
touchpad.
[OFFSET]
Verplaatst de AF-zone van de
zoeker met de afstand
waarover u de touchpad
versleept (P49)
[OFF]
MENU
105
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Door [Touch AF] (P314) in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu op [AF+AE] te zetten,
kunt u de scherpstelling en de helderheid van de aangeraakte positie optimaliseren.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [Touch AF] en raak vervolgens [AF+AE] aan.
3 Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid
wilt optimaliseren.
Het instellingenscherm van de AF-zone wordt
weergegeven. (P101)
De positie voor de optimalisering van de helderheid
wordt op het midden van de AF-zone weergegeven. De
positie volgt de beweging van de AF-zone.
De [Meetfunctie] wordt op [ ]gezet, die uitsluitend voor Touch AE gebruikt wordt.
Als u [Reset] aanraakt, worden de optimaliseringspositie van de helderheid en de
AF-zone naar het midden teruggezet.
4 Raak [Inst.] aan.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt op de aangeraakte positie
weergegeven.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] teruggezet op de oorspronkelijke instelling
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd. Ook de instelling
van AF-zone wordt geannuleerd.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] op de oorspronkelijke instelling teruggezet
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd.
Optimaliseren van het brandpunt en de helderheid van een aangeraakte
positie
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Touch inst.]
Als de achtergrond te helder geworden is, enz., kan
dit contrast met de achtergrond bijgesteld worden
door de belichting te compenseren.
MENU
ュリヴヱハ
5HVHW
,QVW
AE
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
106
Wanneer opnames met Touch Shutter gemaakt worden, worden de scherpstelling en de
helderheid van de aangeraakte positie geoptimaliseerd voordat de opname plaatsvindt.
Aan de rand van het scherm kan het focussen beïnvloed worden door de helderheid rondom
de aangeraakte plek.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[AF+AE], die het brandpunt en de helderheid optimaliseert, werkt in de volgende gevallen niet.
Op Manuele Focus
Als u de digitale zoom gebruikt
Als de AF-zone ingesteld is met gebruik van de cursorknop
107
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
1
Zet de hendel van de focusmodus op [MF].
2
Druk op [].
Druk op de functieknop waar [AF mode/MF] in [Fn
knopinstelling] (P317) aan toegekend is (op het moment
van aankoop toegekend aan [ ]/[Fn3])
3
Druk op 3/4/2/1 om de te vergroten zone
vast te stellen en druk op [MENU/SET].
Het hulpscherm wordt weergegeven dat de zone
vergroot (MF Assist) (P308)
Toepasbare modi:
De handelingen die gebruikt worden om handmatig scherp te stellen variëren
afhankelijk van de lens.
Gebruik van de onderling verwisselbare lens
(
H-HS12035/H-FS14140
) met een focusring
Gebruik van de onderling verwisselbare
lens met een focushendel
Draai naar A kant:
Stelt scherp op een
onderwerp dichtbij
Draai naar B kant:
Stelt scherp op een
onderwerp ver weg
Verplaats naar C
kant:
Stelt scherp op een
onderwerp dichtbij
Verplaats naar D
kant:
Stelt scherp op een
onderwerp ver weg
De scherpstelsnelheid varieert afhankelijk
van hoe ver u de focushendel verplaatst.
Gebruik van een onderling verwisselbare lens zonder focusring
Druk op 2: Stelt scherp op onderwerpen dichtbij
Druk op 1: Stelt scherp op onderwerpen ver weg
A Schuifbalk
Deze handelingen zijn alleen mogelijk op het
scherm voor het instellen van de scherpstelling.
Door op 2/1 te drukken en te blijven drukken, zal
de focussnelheid vergroot worden.
Het scherpstellen kan ook uitgevoerd worden door
de schuifbalk te verslepen.
A
B
C
D
AF
+
A
AFC
MF
AFS/
AFF
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
108
U kunt de zone ook vergroten door aan de focusring te draaien, de focushendel te
bewegen, een open gaande knijpbeweging (P49) op het scherm te maken of door het
scherm twee keer aan te raken.
U kunt de te vergroten zone ook instellen door het scherm te verslepen (P49).
Als u opnieuw op [DISP.] drukt, zal de te vergroten zone weer in het midden geplaatst worden.
4
Scherpstellen.
A Aanduiding van (oneindigheid)
B MF Assist (vergroot scherm)
C Peaking
D MF-gids
De in-focus gedeeltes zullen geaccentueerd worden.
(Peaking) (P111)
U kunt controleren of het scherp gestelde punt zich
vlakbij of veraf bevindt. (MF-gids) (P308)
U kunt de volgende handelingen verrichten:
¢ Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt wordt, kunt u de
vergrote zone niet bewegen. Als u op 4 drukt, zal het scherm weergegeven worden
waarin u de te vergroten zone kunt instellen.
Als het beeld in de venstermodus weergegeven wordt, kunt u het beeld ongeveer 3 tot
6
k vergroten/verkleinen; als het beeld op het volledige scherm weergegeven wordt,
kunt u het beeld ongeveer 3 tot 10
k vergroten/verkleinen.
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgang gebruikt, kan het scherm niet in de
venstermodus vergroot worden.
Knopbediening
Aanraakbediening
Beschrijving van de bediening
3/4/2/1
¢
Slepen Beweegt de vergrote zone
Open-/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het scherm (met stappen van
0,1
k)
s
Vergroot/verkleint het scherm (met stappen van
1,0
k)
Schakelt naar de vergrote weergave
(venstermodus/volledig scherm)
[DISP.] [Reset]
Zet de te vergroten AF-zone weer terug op het
midden.
B
D
A
C
109
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
5
Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Het hulpscherm zal dicht gaan. Het opnamescherm zal weergegeven worden.
U kunt het hulpscherm ook sluiten door op [MENU/SET] te drukken.
Als u het beeld vergroot heeft door aan de focusring te draaien, of door de focushendel
te bewegen, zal het hulpscherm ongeveer 10 seconden na die handeling dicht gaan.
MF Assist of de MF-gids worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte
lens. MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen,
met het aanraakscherm of een knop.
Als u op het opnamescherm op een cursorknop drukt wanneer [Direct focuspunt] in het
[Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zal het scherm weergegeven worden waarin u de te
vergroten zone kunt instellen.
Als [Miniatuureffect] in de Creative Control modus gebruikt wordt, kunt u het beeld niet
vergroten door het scherm aan te raken.
MF Assist wordt uitgeschakeld als digitale zoom gebruikt wordt of filmopnames gemaakt
worden.
Als u een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt, kunt u de methode voor het
vergroten van MF Assist, alsmede de werking die aan de bedieningsknop toegekend is,
veranderen door de instellingen van [Lens zonder focusring] in het [Voorkeuze]-menu te
veranderen. (P313)
Snel scherpstellen met gebruik van Auto Focus
Als [AF/AE VERGRENDELING] op Manuele Focus geduwd wordt, zal Auto Focus
werkzaam zijn.
Auto Focus werkt in het midden van het frame.
Als Auto Focus gebruikt wordt terwijl het MF-hulpscherm
weergegeven wordt, zal scherp gesteld worden in het midden
van het MF-hulpscherm.
Auto Focus werkt ook met de volgende aanraakhandelingen.
Indrukken van de functieknop waaraan [AF-ON] toegekend is
Door aanraking van [ ]
Door verslepen van de monitor en het loslaten van uw vinger
op het punt waarop u wilt scherpstellen.
> [Voorkeuze] > [AF/AE vergrend.] > [AF-ON]
MENU
AF
AF
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
110
Technieken voor Manuele Focus
1 Stel scherp op het onderwerp door aan de
focusring te draaien.
2 Draai er nog een beetje aan.
3 Stel fijn scherp op het object door de
focusring heel langzaam in de
tegenovergestelde richting te draaien.
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maakt:
Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P118) te gebruiken.
Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er
opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de
focusafstand te meten.
Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups.
Focusbereik
A Referentieteken focusafstand
B Referentielijn focusafstand
C 0,25 m
[Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt]
D 0,3 m (Wide tot brandpuntafstand 21 mm)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt]
E 0,5 m (brandpuntafstand 22 mm tot Tele)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt wordt]
111
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Accentueren/niet accentueren van de scherp gestelde delen
Als [Peaking] ingesteld is, [ ] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) of [ ] ([Niveau
detecteren]: [LOW]) zullen weergegeven worden.
Telkens wanneer [ ] in [ ] aangeraakt wordt, wordt de instelling omgeschakeld in de
volgorde [ON] ([Niveau detecteren]: [LOW])
> [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt terwijl [Peaking] op [Fn knopinstelling]
(P317) gezet is in het [Voorkeuze]-menu, schakelt de instelling van de peaking in de volgorde
[ON] ([Niveau detecteren]: [LOW]) > [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Deze functie werkt in Manuele Focus of wanneer de scherpstelling met de hand met [AF+MF]
geregeld wordt.
Aangezien de delen met heldere contouren op het scherm als scherp gestelde delen
geaccentueerd worden, zullen de geaccentueerde delen variëren, al naargelang de
opname-omstandigheden.
De kleur die voor het accentueren gebruikt wordt, is niet van invloed op de opgenomen
beelden.
[Peaking] werkt niet met [Ruw zwart-wit] in de Creative Control-modus.
> [Voorkeuze] > [Peaking]
[ON] De in-focus gedeeltes worden met een kleur geaccentueerd.
[OFF] De in-focus gedeeltes worden niet met een kleur geaccentueerd.
[SET]
[Niveau
detecteren]
Het detectieniveau van in-focus gedeeltes wordt ingesteld.
Als [HIGH] ingesteld wordt, worden de te accentueren
gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer precieze
scherpstelling te verkrijgen.
[HIGH]/[LOW]
De instelling van het detectieniveau is niet van invloed op
het brandpuntbereik.
[Kleur
weergeven]
Stelt de kleur in die gebruikt wordt voor het accentueren van
[Peaking].
Als [Niveau detecteren] op [HIGH] gezet is: [ ]
(Lichtblauw)/[ ] (Geel)/[ ] (Groen)
Als [Niveau detecteren] op [LOW] gezet is: [ ] (Blauw)/
[ ] (Oranje)/[ ] (Wit)
Het veranderen van de instelling van [Niveau detecteren]
verandert ook als volgt de instelling van [Kleur weergeven].
[ ] (Lichtblauw) [ ] (Blauw)
[ ] (Geel) [ ] (Oranje)
[ ] (Groen) [ ] (Wit)
MENU
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
112
Selecteer een drive-modus
U kunt veranderen wat de camera zal doen wanneer u op de sluiterknop drukt.
Draai aan de drive-modusknop.
Toepasbare modi:
[Enkel]
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt slechts één beeld
opgenomen.
[Burstfunctie] (P113)
Er worden achtereenvolgende opnames gemaakt terwijl de
sluiterknop ingedrukt is.
[Auto bracket] (P116)
Telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt, worden
opnames met verschillende belichtingsinstellingen gemaakt,
op grond van het bereik van de belichtingscompensatie.
[Zelf ontsp.] (P118)
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt de opname
gemaakt nadat de ingestelde tijd verstreken is.
[Interval/animatie]
(P120, 124)
De beelden worden opgenomen met Time Lapse Shot of met
Stop Motion Animatie.
113
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Opnamen maken met de burstfunctie
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Foto’s die met burst-snelheid [SH] genomen worden, zullen als een enkele burst-groep
opgenomen worden (P225).
1
Zet de modusknop van de drive op [ ].
2
Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Veranderen van de burst-snelheid
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4, selecteer de burstsnelheid en druk vervolgens op [MENU/SET].
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Burstsnelh.]
[SH]
¢
2
(Superhoge
snelheid)
[H]
(Hoge
snelheid)
[M]
(Mediumsne
lheid)
[L]
(Lage
snelheid)
Burstsnelheid
(opnamen/seconde)
40
12 (AFS)
7 (AFC)
72
Live View tijdens Burstfunctie
Geen Geen Beschikbaar Beschikbaar
¢1
Met
RAW-bestanden
—40
¢
3, 4, 5
Zonder
RAW-bestanden
Max. 120 100 of meer
¢
3, 4, 5
¢1 Aantal burst-opnames
¢2 De elektronische sluiter zal werkzaam zijn.
¢3 De opname-omstandigheden zijn gebaseerd op de CIPA standaards en het gebruik
van een SDHC-kaart die door Panasonic gefabriceerd is.
¢4 Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan het aantal frames in een
burst-opname kleiner worden (als u bijvoorbeeld [I.resolutie] van het opname-menu
instelt, kan het aantal frames van een burst-opname kleiner worden).
¢5 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt. De
burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit is
afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en het
type kaart die gebruikt worden.
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
H
MENU
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
114
De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden.
[Fotoresolutie] (P129)/[Kwaliteit] (P130)/[Gevoeligheid] (P132)/[Focusfunctie] (P93)/
[Prio. focus/ontspan] (P307)
Raadpleeg P130 voor informatie over RAW-bestanden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Het maximum aantal beelden dat continu opgenomen kan worden
Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt, zal het maximum
aantal beelden dat u continu kunt opnemen verschijnen. U kunt
controleren hoeveel beelden bij benadering opgenomen kunnen
worden voordat de burst-snelheid afneemt.
Voorbeeld: als 20 beelden opgenomen kunnen worden: [r20]
Is de opname eenmaal van start gegaan, dan zal het maximum aantal beelden dat opgenomen
kan worden afnemen. Als [r0] verschijnt, zal de burst-snelheid afnemen.
Als [r99+] weergegeven wordt, kunt u tot 100 of meer beelden continu opnemen.
Scherpstellen in de burst-modus
De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de instelling van de
focusmodus (P93) en de instelling van de [Prio. focus/ontspan] (P307) in het
[Voorkeuze]-menu.
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
Focusmodus Prior. focus/ontspan Focus
AFS
[FOCUS]
Bij de eerste opname
[RELEASE]
AFF/AFC
¢1
[FOCUS] Normale scherpstelling
¢2
[RELEASE] Voorspelde scherpstelling
¢3
MF Focus ingesteld met handmatige focus
2020r20
0
2
00
115
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
We raden aan de afstandsbediening van de sluiter (DMW-RSL1: optioneel) te gebruiken als u
de sluiterknop volledig ingedrukt wilt houden wanneer u foto's maakt in de burst-modus.
Raadpleeg P353 voor informatie over de afstandsbediening van de sluiter.
Als de burst-snelheid op [SH] of [H] gezet is (terwijl de focusmodus op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vaststaan op de instellingen die
voor het eerste beeld gebruikt werden.
Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de focusmodus [AFF] of [AFC]), [M] of [L] is,
worden deze telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden zou het even kunnen duren om de volgende foto
te maken als u het fotograferen herhaalt.
Het kan enige tijd vergen om de foto's die met de Burst-modus gemaakt zijn op de kaart te
bewaren. Als u tijdens het opslaan continu foto's maakt, neemt het maximaal aantal te maken
beelden af. Voor het continu fotograferen wordt het gebruik aangeraden van een high speed
geheugenkaart.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De Burstfunctie wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
Als witbalans bracket ingesteld is
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Opnemen met [iHandh. nachtop.]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
In de volgende gevallen kan [SH] in de burst-modus niet gebruikt worden.
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Sluitervertraging] gebruikt
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
116
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket
Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 7 opnamen met
verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de
belichtingscompensatie.
Met Auto Bracket
[Stap]: [31/3], [Serie]: [0/s/r]
1
Zet de modusknop van de drive op [ ].
2
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt, wordt
het aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat het aantal beelden dat u ingesteld
heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
Toepasbare modi:
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
117
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Veranderen van de instellingen voor [Enkel/Burst instellen], [Stap] en [Serie] in
Auto Bracket
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4 om [Enkel/Burst instellen], [Stap] of [Serie] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt een foto per keer maken als [ ] ingesteld is.
U kunt continu foto's maken tot het ingestelde aantal wanneer [ ] ingesteld is.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Wanneer u opnamen maakt met Auto Bracket nadat u de waarde van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, worden de foto's met de gekozen
belichtingscompensatie gemaakt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De Auto Bracket wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
Als witbalans bracket ingesteld is.
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Opnemen met [iHandh. nachtop.]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
> [Opname] > [Auto bracket]
[Enkel/Burst
instellen]
[ ] (enkel)
[Serie]
[0/`/_]
[] (burst) [`/0/_]
[Stap]
[3•1/3] (3 opnamen)
[3•2/3] (3 opnamen)
[3•1] (3 opnamen)
[5•1/3] (5 opnamen)
[5•2/3] (5 opnamen)
[5•1] (5 opnamen)
[7•1/3] (7 opnamen)
[7•2/3] (7 opnamen)
[7•1] (7 opnamen)
MENU
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
118
Opnamen maken met de zelfontspanner
1
Zet de modusknop van de drive op [ ].
2
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Focus en belichting zullen ingesteld worden als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Na het knipperen van het controlelampje van de
zelfontspanner gaat de opname van start.
Toepasbare modi:
119
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Veranderen van de tijdinstelling van de zelfontspanner
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4, selecteer de functie en druk vervolgens op [MENU/SET].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
De flitsoutput kan enigszins anders zijn als [ ] geselecteerd is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder de volgende omstandigheden kan het niet op [ ] gezet worden.
Als witbalans bracket ingesteld is
[Multi-belicht.]
> [Opname] > [Zelf ontsp.]
Beeld wordt 10 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer
2 seconden.
Beeld wordt 2 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Wanneer u een statief, enz. gebruikt, is deze instelling handig om de beweging
te vermijden die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de
zelfontspanner.
MENU
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
120
Automatisch beelden opnemen met ingestelde
tijdsintervallen
([Intervalopname])
Als u de starttijd van de opname, het opname-interval en het aantal beelden instelt, kan de
camera automatisch onderwerpen opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd
verstrijkt, en een film creëren.
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P36)
De beelden die met Time Lapse Shot opgenomen zijn, worden weergegeven als een reeks
groepsbeelden. (P225)
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, kunt u foto's maken maar kunt u
daar geen film van creëren.
1 Zet de modusknop van de drive op [ ].
Om de instellingen te gebruiken die in de vorige opname
met de drive-modus [ ] gebruikt werden, start de
opname dan zonder de instellingen te veranderen.
2 Op [MENU/SET] drukken.
Het scherm dat geselecteerd is met [Interval/animatie] in
het opnamemenu, zal weergegeven worden (het scherm
zal alleen weergegeven worden als u voor de eerste keer
op [MENU/SET] drukt nadat de drive-modusknop op [ ] geschakeld is. In andere
gevallen zal de camera als gebruikelijk werken en het menuscherm weergeven).
Als u [ ] aanraakt alvorens foto's te maken, zal het instellingenscherm voor [Interval/
animatie] in het [Opname]-menu weergegeven worden.
3 Op [MENU/SET] drukken.
4 Selecteer [Modus] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als [Intervalopname] al geselecteerd is, ga dan verder met
stap
6.
5 Selecteer [Intervalopname] met 3/4 en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Toepasbare modi:
121
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
6
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Stel opname-interval D zo in dat het langer zal zijn dan belichtingstijd (sluitertijd) E
(onderstaande afbeelding).
Het kan zijn dat de opname overgeslagen wordt als opname-interval D korter is dan
belichtingstijd (sluitertijd) E, bijvoorbeeld bij nachtelijke opnames.
A:Eerste
B:Tweede
C:Derde
7 Druk de sluiterknop tot
halverwege in.
Het opnamescherm zal weergegeven worden. U kunt
dezelfde handeling ook uitvoeren door op [ ] te drukken, en erop te blijven drukken
tot het opnamescherm weergegeven wordt.
8 Druk de ontspanknop geheel in.
De opname start automatisch.
Tijdens opname standby zal de stroom automatisch uitgeschakeld worden als gedurende
bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. Time Lapse Shot wordt zelfs voortgezet
als de stroom uitgeschakeld is. Wanneer de opnamestarttijd bereikt wordt, wordt de
stroom automatisch ingeschakeld.
Om de stroom handmatig in te schakelen, drukt u de sluiterknop tot halverwege in.
Als op [Fn1] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt, terwijl dit toestel ingeschakeld is,
zal een selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te
pauzeren of te eindigen. Handel in overeenstemming met het scherm. Als bovendien op [Fn1]
gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt tijdens de pauze, zal een selectiescherm
weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te hervatten of te eindigen. Ook
door de sluiterknop volledig in te drukken, kunt u de werking vanuit een pauze hervatten.
Daarna wordt het bevestigingsscherm voor de creatie van een film weergegeven, dus
selecteer [Ja].
[Starttijd]
[Nu] Start de opname door de sluiterknop volledig in te drukken.
[Begintijd
instellen]
U kunt de tijd voor het starten van de opname instellen.
U kunt ongeacht welke tijd tot 23 uur en 59 minuten later instellen.
Selecteer het item (uur of minuut) door op 2/1 te
drukken, stel de starttijd in door op 3/4 te drukken en
druk vervolgens op [MENU/SET].
[Opname-int
erval]/
[Aantal
beelden]
Het opname-interval en het aantal beelden kan ingesteld worden.
2/1: Selecteer het item (minuut/seconde/aantal beelden)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: Ingesteld
Er kan een opname-interval met een bereik van 1 seconde tot 99 minuten
en 59 seconden ingesteld worden met intervallen van 1 seconde.
Het aantal beelden kan tussen 1 en 9999 ingesteld worden.
AFS
AFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
122
9 Selecteer de methode voor de creatie van een film.
Het opnameformaat is op [MP4] gezet.
10 Selecteer [Uitvoer.] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen ook films gecreëerd worden met [Intervalvideo] in
het [Afspelen]-menu. (P243)
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[4K/30p]/[FHD/60p]/[FHD/30p]/[HD/30p]/[VGA/30p]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[4K/25p]/[FHD/50p]/[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in.
Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar
overgaan.
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[60fps]
¢
/[30fps]/[15fps]/[10fps]/[7.5fps]/[6fps]/[3fps]/[1fps]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[50fps]
¢
/[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
¢ Alleen als [FHD/60p]/[FHD/50p] ingesteld is
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
123
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Veranderen van de instellingen van Time Lapse Shot
U kunt de instellingen in [Interval/animatie] veranderen in het [Opname]-menu.
Deze functie dient niet voor gebruik met een veiligheidscamera.
Als u het toestel ergens achterlaat om [Intervalopname] uit te voeren, let u dan op dat
het niet gestolen wordt.
Het maken van lange opnames op koude plaatsen, zoals skioorden of op grote hoogte,
dan wel in een warme, natte omgeving, kan een slechte werking veroorzaken, dus wees
voorzichtig.
Het kan zijn dat de opname niet overeenkomt met het ingestelde opname-interval, of met het
ingestelde aantal beelden, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Het kan zijn dat de opname overgeslagen wordt als de opnametijd langer is dan het
opname-interval, zoals bij een langdurige belichting.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
[Intervalopname] wordt in de volgende gevallen op pauze gezet.
Als de batterij leeg raakt
De camera uitzetten
Tijdens [Intervalopname] kunt u de batterij en de kaart vervangen en vervolgens opnieuw van
start gaan door dit toestel in te schakelen (Houd er rekening mee dat foto's die na de herstart
genomen worden als een afzonderlijke reeks groepsbeelden opgeslagen zullen worden).
Schakel dit toestel uit als u de batterij of de kaart vervangt.
Sluit de (optionele) AV-kabel, de HDMI-microkabel of de (bijgeleverde) USB-aansluitingskabel
niet aan tijdens Time Lapse Shot.
Als een andere beeldkwaliteit dan de beeldverhouding van de originele beelden geselecteerd
wordt, zullen zwarte strepen op de boven- en onderkant en links en rechts van de film
weergegeven worden.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter gebruikt.Als
de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out,
terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet
opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die
groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd
(P222)
.
Als slechts één beeld opgenomen wordt, zal dit niet als een groepsbeeld bewaard worden.
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
124
Creëren van stopmotion-beelden
([Stop-motionanimatie])
Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden samen te voegen.
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P36)
De beelden die met [Stop-motionanimatie] genomen zijn, worden weergegeven als een reeks
groepsbeelden. (P225)
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, kunt u foto's maken maar kunt u
daar geen film van creëren.
1 Zet de modusknop van de drive op [ ].
Om de instellingen te gebruiken die u in de vorige opname
met de drive-modus [ ] gebruikte, start de opname dan
zonder de instellingen te veranderen.
2 Op [MENU/SET] drukken.
Het scherm dat geselecteerd is met [Interval/animatie] in
het opname-menu, zal weergegeven worden (het scherm
zal alleen weergegeven worden als u voor de eerste keer op [MENU/SET] drukt nadat de
drive-modusknop op [ ] geschakeld is. In andere gevallen zal de camera als
gebruikelijk werken en het menuscherm weergeven).
Als u [ ] aanraakt alvorens foto's te maken, zal het instellingenscherm voor [Interval/
animatie] in het [Opname]-menu weergegeven worden.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Toepasbare modi:
Vóór het maken van een film met [Stop-motionanimatie]
Met [Stop-motionanimatie] kunt u een film maken waarin het lijkt alsof de voorwerpen
bewegen, door telkens wanneer u bijvoorbeeld een pop, enz. met kleine verplaatsingen
beweegt, een opname te maken en de opnames vervolgens samen te voegen.
Met dit toestel kunnen van 1 tot 60 frames per seconde film opgenomen worden.
Voor een soepeler beweging dient de beweging met zo klein mogelijke verplaatsingen
opgenomen te worden en moet de frame-snelheid per seconde (frame-snelheid) op een hoge
waarde gezet worden.
125
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
4 Selecteer [Modus] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als [Stop-motionanimatie] al geselecteerd is, ga dan verder
met stap
6.
5 Selecteer [Stop-motionanimatie] met 3/4 en druk
vervolgens op [MENU/SET].
6 Druk op 3
/
4 om de opnamemethode te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
7 Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Het opnamescherm zal weergegeven worden. U kunt
dezelfde handeling ook uitvoeren door op [ ] te
drukken, en erop te blijven drukken tot het opnamescherm weergegeven wordt.
8 Druk de ontspanknop geheel in.
Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
9 Beweeg het onderwerp om de compositie te bepalen.
Herhaal de opname op dezelfde manier.
Als dit toestel tijdens het opnemen uitgeschakeld wordt, zal
een bericht voor het hervatten van de opname
weergegeven worden wanneer het toestel ingeschakeld
word. Door [Ja] te selecteren, kunt u de opname voorzetten vanaf het punt van
onderbreking.
[Automatisc
he opname]
[ON]
Maakt automatisch foto's volgens een ingesteld tijdsinterval. Als
de sluiterknop volledig ingedrukt wordt, gaat de opname van start.
[OFF] Dit is voor het handmatig, beeld voor beeld, foto's maken.
[Opname-int
erval]
(Alleen als [Automatische opname] op [ON] gezet is)
Stelt het tijdsinterval voor de automatische opname in. Een waarde tussen
1 en 60 seconden kan met intervallen van 1 seconde ingesteld worden.
Druk op 2/1 om het opname-interval (seconden) te selecteren,
druk op 3/4 om het in te stellen en druk op [MENU/SET].
Vakkundig opnemen van materialen
Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als
referentie voor de mate van beweging.
Door op [(] te drukken, kunt u de opgenomen beelden nakijken. Onnodige beelden
kunnen gewist worden door op [ ] te drukken. Door opnieuw op [(] te drukken,
wordt teruggekeerd naar het opnamescherm.
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
126
10 Raak [ ] aan om de opname te eindigen.
De opname kan ook beëindigd worden door [Interval/
animatie] te selecteren in het [Opname]-menu en
vervolgens op [MENU/SET] te drukken.
Als [Automatische opname] op [ON] gezet is, selecteer dan
[Exit] op het bevestigingsscherm.
(Als [Onderbreken] geselecteerd wordt, druk de sluiterknop
dan volledig in om de opname te hervatten).
Het bevestigingscherm wordt weergegeven. Dit eindigt als [Ja] geselecteerd wordt.
Daarna wordt het bevestigingsscherm voor de creatie van een film weergegeven, dus
selecteer [Ja].
11 Selecteer de methode voor de creatie van een film.
Het opnameformaat is op [MP4] gezet.
12 Druk op 3/4 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen ook films gecreëerd worden met
[Stop-motionvideo] in het [Afspelen]-menu. (P243)
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[4K/30p]/[FHD/60p]/[FHD/30p]/[HD/30p]/[VGA/30p]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[4K/25p]/[FHD/50p]/[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in.
Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar
overgaan.
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[60fps]
¢
/[30fps]/[15fps]/[10fps]/[7.5fps]/[6fps]/[3fps]/[1fps]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[50fps]
¢
/[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
¢ Alleen als [FHD/60p]/[FHD/50p] ingesteld is
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
127
4. Instellingen van focus en sluiter (Drive-modus)
Veranderen van de instellingen van Stop Motion Animatie
U kunt de instellingen in [Interval/animatie] veranderen in het [Opname]-menu.
Toevoegen van beelden aan de stop-motion-animatiegroep
Door [Toevoegen aan fotogroep] in stap
6 te selecteren, zullen groepsbeelden
weergegeven worden die opgenomen zijn met [Stop-motionanimatie].
Selecteer een reeks groepsbeelden, druk op [MENU/SET] en selecteer vervolgens [Ja] op
het bevestigingsscherm.
Het kan zijn dat de automatische opname niet plaatsvindt met de ingestelde tijdsintervallen
omdat de opname onder bepaalde omstandigheden tijd vergt, zoals wanneer de flitser bij de
opname gebruikt wordt.
Als een andere beeldkwaliteit dan de beeldverhouding van de originele beelden geselecteerd
wordt, zullen zwarte strepen op de boven- en onderkant en links en rechts van de film
weergegeven worden.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een netadapter gebruikt.Als de
stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out,
terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet
opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten 59 seconden overschrijdt en een film die groter
is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd
(P222)
.
Als slechts één beeld opgenomen is, wordt dit beeld niet als een groepsbeeld bewaard. Er kan
geen beeld uit [Toevoegen aan fotogroep] geselecteerd worden als dit het enige opgenomen
beeld is.
128
5.
Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Dit hoofdstuk introduceert de functies die voor foto's werken en de functies die voor zowel
foto's als films werken.
Raadpleeg voor informatie over de functies die alleen voor films werken P206.
Instellen van de beeldkwaliteit en het beeldfor-
maat
P129
[Aspectratio] (P129)
[Fotoresolutie] (P129)
[Kwaliteit] (P130)
Instellen van de lichtgevoeligheid
P132
[Gevoeligheid] (P132)
In de Creatieve Video-modus kunt u ook de ISO-gevoeligheid voor films instellen.
[ISO-limiet] (P133)
[ISO-verhoging] (P134)
[Uitgebreide ISO] (P134)
Regelen van de witbalans
P135
Regelen van de beeldkwaliteit door een effect
toe te voegen
P140
[Fotostijl]
Regelen van heldere/donkere delen
P142
[Schaduw markeren]
Compenseren van het contrast en de belichting P144
[Int.dynamiek]
Instellen van het resolutie-effect
P144
[I.resolutie]
Combineren van beelden met verschillende
belichtingen
P145
[HDR]
Reduceren van het lange sluitergeluid
P146
[Lang sl.n.red]
Regelen van de hoeveelheid licht op de rand
van de lens
P146
[Schaduwcomp.]
Instellen van de kleurruimte
P147
129
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P408)
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt, wordt de instelling vastgezet op [16:9].
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Instellen van de beeldverhouding
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Aspectratio]
[4:3] [Aspectratio] van een 4:3 TV
[3:2] [Aspectratio] van een 35 mm filmcamera
[16:9] [Aspectratio] van een hoge-definitie TV, enz.
[1:1] Vierkante aspectratio
Instellen van het aantal pixels
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Fotoresolutie]
Wanneer de aspectratio [4:3] is. Wanneer de aspectratio [3:2] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (16M) 4608k3456 [L] (14M) 4608k3072
[M] (8M) 3264k2448 [ M] (7M) 3264k2176
[S] (4M) 2336k1752 [S] (3.5M) 2336k1560
MENU
MENU
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
130
Als [Ex. tele conv.] (P163) ingesteld is, wordt [ ] weergegeven op de beeldgroottes van
iedere beeldverhouding, met uitzondering van [L].
Het beeldformaat zal vast op [S] gezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels ([L]) voor de aspect ratio van elk beeld.
Wanneer de aspectratio [16:9] is. Wanneer de aspectratio [1:1] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (12M) 4608k2592 [L] (12M) 3456k3456
[M] (8M) 3840k2160 [M] (6M) 2448k2448
[S] (2M) 1920k1080 [S] (3M) 1744k1744
Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Kwaliteit]
Instellingen
Bestandsformaat
Beschrijving van instellingen
[A]
JPEG
Een JPEG-beeld waarin prioriteit aan de beeldkwaliteit
gegeven werd.
[]
Een JPEG-beeld met standaard beeldkwaliteit.
Dit is nuttig voor het veranderen van het aantal opnames
zonder het aantal pixels te verhogen.
[]
RAWiJPEG
U kunt gelijktijdig een RAW-beeld en een JPEG-beeld
opnemen ([A] of []).
¢1
[]
[] RAW
U kunt alleen RAW-beelden opnemen.
¢2
[ ]-beelden worden met een kleiner datavolume
opgenomen dan [ ] of [ ].
MENU
131
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
In deze gevallen niet beschikbaar:
De volgende effecten worden niet in de RAW-beelden teruggevonden:
Intelligent Auto modus
Intelligent Auto Plus modus
Creative Control modus
Witbalans
¢1
[Fotostijl]
¢1
/[Schaduw markeren]
¢1
/[Int.dynamiek]
¢1
/[Rode-ogencorr]
¢2
/[I.resolutie]
¢1
/
[Kleurruimte]
¢1
(menu [Opname])
¢1 Als u [RAW-verwerking] in het [Afspelen]-menu op een foto ten uitvoer brengt, kunt u het tot
een beeld in JPEG-formaat verwerken met de instellingen van het moment waarop de
opname plaatsvond. De instellingen zullen gebruikt worden als begininstellingen wanneer u
[RAW-verwerking] start.
¢2 Als u [RAW-verwerking] in het [Afspelen]-menu ten uitvoer brengt op een foto die gemaakt is
met [Rode-ogencorr], zal het effect op het in JPEG-formaat verwerkte beeld toegepast
worden.
RAW
Het RAW-formaat heeft betrekking op een gegevensformaat van beelden die niet
verwerkt zijn. Het afspelen en de bewerking van RAW-beelden vereist de aanwezigheid
van de camera of de speciale software.
U kunt geavanceerde instellingen uitvoeren door RAW-bestanden te bewerken. U kunt
bijvoorbeeld de witbalans instellen nadat de foto's gemaakt zijn, of deze in
bestandsformaten bewaren die in staat zijn ze op een PC weer te geven. De beelden
die met RAW-formaat opgenomen zijn, zullen een hogere beeldkwaliteit hebben dan de
beelden die in JPEG-formaat opgenomen zijn maar het gegevensformaat zal groter
zijn.
U kunt RAW-beelden in [RAW-verwerking] in het [Afspelen]-menu bewerken. (P233)
Gebruik voor het bewerken en opmaken van RAW-bestanden op een PC de software
“SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory op de (bijgeleverde) DVD.
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
132
De lichtgevoeligheid instellen
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u
deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat
de opnamen donker worden.
1
Druk op [ ].
2
Selecteer de ISO-gevoeligheid door aan de
modusknop op de voorkant of op de
achterkant te draaien.
3
Druk op [ ] om in te stellen.
U kunt ook de sluiterknop tot halverwege indrukken om
in te stellen.
¢1 Als de [ISO-limiet] (P133) van het [Opname]-menu op iets anders dan [OFF] gezet is,
zal deze automatisch ingesteld worden binnen de waarde die ingesteld is in
[ISO-limiet].
¢2 Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
Toepasbare modi:
AUTO
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
(Intelligent)
Het toestel spoort de beweging van het onderwerp op en
stelt de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd vervolgens
automatisch in zodat deze zo goed mogelijk bij de beweging
van het onderwerp en de helderheid van de scène passen,
om het schommelen van het onderwerp te minimaliseren.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
De sluitersnelheid wordt niet vastgezet als de sluiterknop
tot halverwege ingedrukt wordt. Het verandert voortdurend
om zich aan te passen aan de beweging van het
onderwerp, tot de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
100
¢2
/200/400/800/1600/
3200/6400/12800/25600
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
Als de [ISO-verhoging] in het [Opname]-menu (P134) op
[1/3 EV] gezet is, zullen de onderdelen van de
ISO-gevoeligheid die ingesteld kunnen worden, toenemen.
AUTOAUTO
2
00
2
00
4040
ISO
ISOISOISOISOISOISOISOISOISOISOISO
AUTOAUTO
133
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Kenmerken van de ISO-gevoeligheid.
Voor het focusbereik van de flitser als [AUTO] ingesteld is, raadpleegt u P181.
[ ] is niet beschikbaar in de Sluiter-Prioriteit AE-modus en in de handmatige
belichtingsmodus.
Als [Multi-belicht.] ingesteld is, is de maximum instelling [ISO3200].
Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[200] tot [6400]
Wanneer [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is, kan de ISO-gevoeligheid ingesteld worden tot
[ISO3200].
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Dit werkt wanneer de [Gevoeligheid] op [AUTO] of [ ] wordt gezet.
Instellingen: [400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]/[OFF]
200 25600
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
Schommelen van het
onderwerp
Verhoogd Minder
Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid
Toepasbare modi:
> [Opname] > [ISO-limiet]
MENU
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
134
U kunt voor iedere 1/3 EV de instellingen van de ISO-gevoeligheid bijstellen.
¢ Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] naar [1 EV], zal [Gevoeligheid] ingesteld
worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de [1/3 EV].
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een minimum van [ISO100].
Instellingen: [ON]/[OFF]
Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid
Toepasbare modi:
> [Opname] > [ISO-verhoging]
[1/3 EV]
[L.100]
¢
/[L.125]
¢
/[L.160]
¢
/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/
[1600]/[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]/[16000]/
[20000]/[25600]
[1 EV] [L.100]
¢
/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]
Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Uitgebreide ISO]
MENU
MENU
135
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
De witbalans instellen
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
1
Druk op [ ].
2
Draai aan de modusknop op de achterkant of
de voorkant om de witbalans te selecteren.
De instelling kan ook uitgevoerd worden door de
bedieningsfunctieknop te draaien.
3
Druk op [ ] om in te stellen.
U kunt ook de sluiterknop tot halverwege indrukken om in te stellen.
¢ Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
Toepasbare modi:
[AWB] Automatische afstelling
[V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[]
¢
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[]/[]/[]/[ ]
De handmatig ingestelde waarde wordt gebruikt
[]
Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
gebruikt wordt
WBWBWBWBWBWBWBWBWBWBWB
AWB
AWB
1
2
3
4
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
136
De witbalans wordt alleen berekend voor onderwerpen die binnen het bereik van de flitser van
het toestel liggen. (P181)
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting enz., zal de geschikte witbalans
variëren afhankelijk van het verlichtingstype. Gebruik daarom [AWB] of [ ], [ ],
[], [].
1
2
3
4
137
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de
omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of op de voorkant om [ ], [ ],
[ ] of [ ] te selecteren en druk vervolgens op 3.
3 Richt de camera op een wit stuk papier of iets
dergelijks zodat het frame in het middel gevuld is
met het witte object en druk dan op [MENU/SET].
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door de
sluiterknop in te drukken.
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in
graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer.
Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of de
voorkant om [ ] te selecteren en druk vervolgens
op 3.
3 Druk op 3/4 om de kleur temperatuur te kiezen en
dan op [MENU/SET].
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot
[10000K].
De witbalans handmatig instellen
Instellen van de kleur temperatuur
1
2
3
4
6500K
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
138
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of op de voorkant om de witbalans te
selecteren en druk vervolgens op 4.
3 Druk op 3/4/2/1 om de witbalans fijn in te stellen.
U kunt ook een fijnere afstelling maken door de grafiek van
de witbalans aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, wordt de positie opnieuw op het midden gezet.
4 Op [MENU/SET] drukken.
Als u de witbalans fijn instelt op [A] (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op [B] (blauw), zal de icoon van de witbalans o het
beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op [G] (groen) of op [M] (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Wanneer u de witbalans terugzet in [ ], [ ], [ ] of [ ]
Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
De witbalans fijn afstellen
2 : A (AMBER: ORANJE)
1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 : G (GROEN: GROENACHTIG)
4 : M (MAGENTA: ROODACHTIG)
GGGGGG
AAAAAABBBBBBB
MMMMMM
1
2
3
4
139
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1 Druk op [ ].
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of op de
voorkant om de witbalans te selecteren en druk
vervolgens op 4.
3 Draai aan de bedieningsknop om de bracket in te
stellen.
Draai de bedieningsknop naar rechts: Horizontaal ([A]
naar [B])
Draai de bedieningsknop naar links: Verticaal ([G] naar [M])
U kunt de bracket ook instellen door [ ]/[ ] aan te raken.
Druk op [DISP.] om te resetten.
4 Op [MENU/SET] drukken.
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van
de witbalans ingesteld is.
De instelling van de witbalans bracket wordt vrijgegeven wanneer dit toestel uitgeschakeld is
(met inbegrip van de slaapmodus).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De witbalans bracket werkt niet in de volgende gevallen:
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Witbalans Bracket
GGGGGG
AAAAAABBBBBBB
MMMMMM
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
140
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect
toe te voegen
([Fotostijl])
Er kunnen 6 soorten effecten geselecteerd worden om overeen te komen met het beeld
dat u wenst op te nemen. Het is mogelijk de items zoals kleur of beeldkwaliteit van het
effect naar uw wens af te stellen.
¢1 Dit wordt uitgeschakeld als Intelligent Auto Plus modus geselecteerd wordt.
¢2 Deze kunnen alleen ingesteld worden in de Creatieve Video-modus.
¢3 Als de daadwerkelijke helderheid en de helderheid die opgenomen moet worden, ingesteld
worden op ieder helderheidsniveau, zal het verband tussen deze twee helderheden als een
niet-lineaire curve geplot worden. Dit wordt de gammacurve genoemd.
In de Intelligent Auto Plus modus zal de instelling opnieuw op [Standaard] gezet worden wanneer de
camera op een andere opnamemodus gezet wordt of wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Bijstellen van de beeldkwaliteit
De beeldkwaliteit kan in de Intelligent Auto Plus modus niet
afgesteld worden.
1 Druk op 2/1 om het type Photo Style te selecteren.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Fotostijl]
[Standaard]
Dit is de standaard instelling.
[Levendig]
¢1
Prachteffect met hoge verzadiging en contrast.
[Natuurlijk]
¢1
Zacht effect met lage verzadiging.
[Zwart-wit]
Monochroom effect zonder kleurschaduwen.
[Landschap]
¢1 Een effect dat geschikt is voor landschappen met levendige
blauwe luchten en groen.
[Portret]
¢1 Een effect dat geschikt is voor een portret met gezond
uitziende en mooie huidtint.
[Custom]
¢1
Gebruik de instelling die u van tevoren registreert.
[Cinelike dynamisch
bereik]
¢1, 2
Geeft prioriteit aan het dynamische bereik, door gebruik te
maken van een gammacurve
¢
3
die ontworpen is om film-achtige
beelden te creëren. Geschikt voor het opmaken van beelden.
[Cinelike video]
¢1, 2
Geeft prioriteit aan het contrast, door gebruik te maken van een
gammacurve
¢
3
die ontworpen is om film-achtige beelden te creëren.
MENU
DISP.
±0
±0
S
±0
±0
±0
-5 0 +5
6WDQGDDUG
141
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
2 Druk op 3/4 om de items te selecteren en druk vervolgens op 2/1 om deze bij
te stellen.
¢1 [Kleurtoon] wordt alleen weergegeven als [Zwart-wit] geselecteerd is. In andere gevallen
wordt [Verzadiging] weergegeven.
¢2 [Filtereffect] wordt alleen weergegeven als [Zwart-wit] geselecteerd is. In andere
gevallen wordt [Tint] weergegeven.
Als u de beeldkwaliteit bijstelt, wordt naast de icoon van Photo Style [_] op het
beeldscherm weergegeven.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Registreren van instellingen op [Custom]
Regel de beeldkwaliteit door stap
2 van “Bijstellen van de beeldkwaliteit” te volgen
en druk vervolgens op [DISP.].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
[Contrast]
[r]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[s]
Vermindert het verschil tussen de heldere en
donkere vlakken op het beeld.
[Scherpte]
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[Ruisreductie]
[r]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie
kan een beetje minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met
een betere resolutie maken.
[Verzadiging]
¢1
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[Kleurtoon]
¢1
[r] Voegt een blauwachtige toon toe.
[s] Voegt een geelachtige toon toe.
[Tint]
¢2
[r]
Regelt de kleurtoon van het gehele beeld. Als u rood
als een referentiepunt ziet, zal dit de tint dichter naar
paars/magenta verschuiven.
[s]
Regelt de kleurtoon van het gehele beeld. Als u rood
als een referentiepunt ziet, verschuift dit de tint
dichter naar geel/groen toe.
[Filtereffect]
¢2
[Geel]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Zwak)
De blauwe lucht kan helder opgenomen worden.
[Oranje]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect:
Medium)
De blauwe lucht kan donkerder blauw opgenomen
worden.
[Rood]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Sterk)
De blauwe lucht kan veel donkerder blauw
opgenomen worden.
[Groen]
De huid en lippen van mensen en groene bladeren
verschijnen met natuurlijke tonen.
Groene bladeren verschijnen helderder en groter.
[Uit]
S
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
142
Bijstellen van heldere/donkere delen
([Schaduw markeren])
U kunt de helderheid van heldere en donkere gedeeltes van een beeld bijstellen terwijl u
de helderheid op het scherm controleert.
1
Selecteer het menu. (P54)
2
Druk op 2/1 om het item te selecteren.
3
Draai aan de modusknop op de voorkant/
achterkant om de helderheid van de heldere/
donkere delen bij te stellen.
A Helder deel
B Donker deel
C Weergave voorvertoning
De modusknop op de achterkant dient voor het bijstellen
van donkere zones, de modusknop op de voorkant dient
voor het bijstellen van heldere zones.
Voor het registreren van een voorkeursinstelling drukt u
op 3 en selecteert u de bestemming waar de klantinstelling op geregistreerd moet
worden ([Klant1] (
)/[Klant2] ()/[Klant3] ()).
Het bijstellen kan ook uitgevoerd worden door de grafiek te verslepen.
4
Op [MENU/SET] drukken.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Schaduw markeren]
(Standaard) Er is een status zonder bijstellingen ingesteld.
(Vergroot het
contrast)
Heldere zones worden helderder en donkere zones worden
donkerder.
(Verklein het contrast)
Heldere zones worden donkerder en donkere zones worden
helderder.
(Donkere zones
helder maken)
Donkere zones worden helder gemaakt.
// (Klant)
Er kunnen geregistreerde klantinstellingen toegepast
worden.
MENU
A
B
C
143
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
De beeldschermweergave kan omgeschakeld worden door op het scherm voor de instelling
van de helderheid op [DISP.] te drukken.
De instellingen die op / / geregistreerd zijn, zullen zelfs bewaard blijven als dit
toestel uitgeschakeld wordt.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt, zal de instelling die bijgesteld is met / /
opnieuw op de fabrieksinstelling gezet worden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
144
Gebruik van functies voor de beeldcorrectie
Contrast en belichting worden gecompenseerd als het verschil in helderheid tussen de
achtergrond en het onderwerp groot is, enz.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
[AUTO] stelt automatisch de intensiteit van het effect in op grond van de
opname-omstandigheden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Dit kenmerk kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
In de volgende gevallen werkt [Int.dynamiek] niet:
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]
[EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen.
Wanneer u een video opneemt, gaat [EXTENDED] naar [LOW].
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Int.dynamiek]
Verhogen van de resolutie ([I.resolutie])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [I.resolutie]
MENU
MENU
145
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting in een enkel beeld combineren
met rijke schakeringen. U kunt het verlies aan gradatie minimaliseren in heldere en
donkere zones, wanneer het contrast tussen de achtergrond en het onderwerp
bijvoorbeeld groot is.
Een door HDR gecombineerd beeld wordt in JPEG opgenomen.
Wat is HDR?
HDR betekent High Dynamic Range en heeft betrekking op een techniek voor het
uitdrukken van een breed contrastbereik.
Beweeg de camera niet tijdens het continu fotograferen nadat op de sluiterknop gedrukt is.
U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is.
Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden.
De gezichtshoek wordt een beetje smaller als [Auto uitlijnen] op [ON] gezet is.
De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld).
In deze gevallen niet beschikbaar:
[HDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
[HDR] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [HDR]
[ON] Neemt HDR-beelden op.
[OFF] Neemt geen HDR-beelden op.
[SET]
[Dynamisch bereik]
[AUTO]: Stelt automatisch het bereik van de belichting in op grond van de
verschillen tussen heldere en donkere zones.
[n1EV]/[n2EV]/[n3EV]:
Stelt de belichting in binnen de geselecteerde parameters van de
belichting.
[Auto uitlijnen]
[ON]: Corrigeert automatisch het schudden (bibberen) van de camera en
andere problemen die ervoor kunnen zorgen dat de beelden niet
uitgelijnd worden. Wordt aanbevolen wanneer de camera tijdens het
opnemen in de hand gehouden wordt.
[OFF]: De foutieve uitlijning van het beeld wordt niet bijgesteld. Wordt
aanbevolen bij gebruik van een statief.
MENU
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
146
De camera verwijdert automatisch ruis die ontstaat bij een tragere sluitertijd, wanneer u
nachtscènes enz. wilt opnemen, zodat u toch mooie opnamen kunt maken.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Lange sluitertijd ruisreductie lopend] wordt weergegeven gedurende dezelfde tijd als de
sluitertijd voor de signaalverwerking.
Wij raden aan een statief te gebruiken voor het maken van opnamen met een trage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen werkt [Lang sl.n.red] niet:
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Wanneer [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is
Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt
u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Beeldruis aan de randen van het beeld kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen is correctie niet mogelijk:
Foto’s maken terwijl een video gemaakt wordt [alleen wanneer [ ] ingesteld is
(videoprioriteit)].
Wanneer [Burstsnelh.] ingesteld is op [SH].
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, kan het zijn dat [Schaduwcomp.] niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Lang sl.n.red]
Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm
([Schaduwcomp.])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Schaduwcomp.]
MENU
MENU
147
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC,
een printer enz.
Stel sRGB in als u AdobeRGB niet goed kent.
De instelling staat vast op [sRGB] in het volgende geval.
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte])
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Kleurruimte]
[sRGB]
Kleurbereik is ingesteld op sRGB-Kleurbereik.
Dit wordt het meeste gebruikt in computeruitrustingen.
[AdobeRGB]
Kleurbereik is ingesteld op AdobeRGB-Kleurbereik.
AdobeRGB is meestal gebuikt voor handelsdoeleinden zoals professioneel
afdrukken omdat het een grotere reeks reproduceerbare kleuren heeft dan
sRGB.
MENU
148
6.
Opnemen op een wijze die geschikt is
voor onderwerp en scène
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(Programma AE-modus)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [Opname] menu
te veranderen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de
diafragmawaarde en de waarde van de
sluitersnelheid op het beeldscherm weer te
geven.
A Lensopeningwaarde
B Sluitertijd
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege
wordt ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend
weergegeven.
In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen
zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een
bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te
stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie.
1 Druk de sluiterknop tot halverwege in om de diafragmawaarde en de waarde
van de sluitersnelheid op het beeldscherm weer te geven.
2 Voer Programme Shift uit terwijl de waarden
(ongeveer 10 seconden lang) weergegeven worden,
door aan de modusknop op de achterkant of de
modusknop op de voorkant te draaien.
C Aanduiding Programme Shift
Om Programme Shift te wissen, schakelt u dit toestel uit of
draait u aan de modusknop op de voor-/achterkant tot de aanduiding van Programme
Shift verdwijnt.
De Programme Shift kan gemakkelijk geannuleerd worden door een functieknop op
[1x drukken-AE] te zetten. (P156)
Opnamefunctie:
Programmaschakeling
9898986060602.82.82.8
2
00
0
BA
6060604.04.04.0
2
00
SSSSSS
FF
0
989898
250 15
4.02.8 5.6 8.0
3060125
C
149
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Voorbeeld van programmawisseling
[Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt wordt]
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmaschakelinggrafiek
Stelt de lensopening en de sluitertijd voor die bij iedere belichtingswaarde automatisch door
de camera ingesteld worden.
2 Programmmaschakelingnummer
Stelt het bereik van de combinatie van de lensopening en de sluitertijd voor die u bij iedere
belichtingswaarde met Programme Shift kunt veranderen.
3 Programmaschakelinglimiet
Stelt het bereik van de lensopening en de sluitertijd voor die u kunt selecteren als u
Programme Shift met de camera gebruikt.
“EV” is een afkorting voor “Exposure Value” (Belichtingswaarde).
EV verandert al naargelang de waarde van de lensopening of de sluitersnelheid.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Programmaschakeling is in alle [Gevoeligheid] instellingen, met uitzondering van [ ],
beschikbaar.
4 2 1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
1
/
8000
16
17
18
19
20
21
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
(A)
(B)
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
150
Opnamen maken door het diafragma/de
sluitertijd te specificeren
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde zullen niet op het opnamescherm zichtbaar
zijn. Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P155)
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
Als u de lensopeningwaarde instelt, zal de camera de sluitertijd voor de helderheid van het
onderwerp automatisch optimaliseren.
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Stel de lensopeningwaarde in door aan de
modusknop op de voorkant of op de
achterkant te draaien.
A Lensopeningwaarde
B Belichtingsmeter
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om de belichtingsmeter weer te geven. De
ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van deze ring dan
op [A] om de instellingen van de modusknop op de voor-/achterkant te activeren. Op posities
anders dan [A] zal de instelling van de ring de prioriteit hebben.
Opnamefunctie:
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Lensopeningwaarde:
Neemt af
Lensopeningwaarde:
Neemt toe
Het wordt gemakkelijker
om de achtergrond
onscherp te maken.
Het wordt gemakkelijk
om de scherpstelling
te handhaven tot aan
de achtergrond.
S
SSS
F
F
8.0
8.0
8.0
60 4
4.0 5.6 8.0 11 16
81530
B
A
151
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Als u de sluitertijd instelt, zal de camera de lensopeningwaarde voor de helderheid van het
onderwerp automatisch optimaliseren.
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Stel de sluitertijd in door aan de modusknop
op de voorkant of op de achterkant te
draaien.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om de belichtingsmeter weer te geven. De
ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Als de ISO-gevoeligheid op [ ] gezet is, zal het naar [AUTO] schakelen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/250
van een seconde. (P184)
Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op
[ON] gezet is.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt
gemakkelijker om
beweging uit te
drukken.
Het wordt
gemakkelijker om de
beweging te
bevriezen.
SSSSSS
F
250250250
60
5.6 4.0 2.8
250 500125
1
000
A
B
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
152
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
De handmatige belichtingshulp verschijnt op het onderste gedeelte van het scherm om de
belichting aan te geven.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de modusknop op de achterkant
om de sluitertijd in te stellen en draai aan de
modusknop op de voorkant om de
lensopeningwaarde in te stellen.
A Belichtingsmeter
B Lensopeningwaarde
C Sluitertijd
D Hulp bij handmatige belichting
Optimaliseren van de ISO-gevoeligheid voor de sluitertijd en de lensopeningwaarde
Als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is, stelt de camera de ISO-gevoeligheid automatisch
in zodat de belichting geschikt zal zijn voor de sluitertijd en de lensopeningwaarde.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan het zijn dat geen geschikte belichting
ingesteld wordt of dat de ISO-gevoeligheid hoger wordt.
Handmatige Belichtingsmodus
Lensopeningwaarde
Neemt af
Het wordt gemakkelijker om de
achtergrond onscherp te maken.
Neemt toe
Het wordt gemakkelijk om de
scherpstelling te handhaven tot
aan de achtergrond.
Sluitertijd
Langzaam
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
Snel
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
SSSSSS
F
1258
5.64.02.8 8.0 11
603015
3030305.6
00
+3
DB
A
C
153
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Handmatige belichtingsassistentie
De handmatige-belichtingsassistentie is een benadering. Wij raden aan de opnamen op het
weergavescherm te controleren.
Over [B] (Bol)
Als u de sluitersnelheid op [B] zet, zal de sluiter openblijven terwijl de sluiterknop volledig
ingedrukt wordt (tot ongeveer 60 minuten).
De sluiter sluit als u de ontspanknop loslaat.
Gebruik deze functie als u de sluiter open wilt laten voor een lange tijd om opnamen van
vuurwerk, nachtscènes enz. te maken.
Als u de sluitertijd op [B] zet, wordt [B] op het scherm weergegeven.
Wanneer u beelden maakt met de sluitertij ingesteld op [B], een voldoende opgeladen batterij
gebruiken. (P27)
De hulp bij manuele belichting verschijnt niet.
Als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] of [ ] gezet is, zal het naar [200] schakelen.
Dit kan niet gebruikt worden als [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is.
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere openingswaarde in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere openingswaarde in.
We raden aan een statief te gebruiken, dan wel de afstandsbediening van de sluiter
(DMW-RSL1: optioneel) als u foto's maakt terwijl de sluitertijd op [B] gezet is.
Raadpleeg P353 voor informatie over de afstandsbediening van de sluiter.
Als u foto's maakt met de sluitersnelheid op [B] kan ruis zichtbaar worden. Om
beeldruis te voorkomen,. adviseren wij om [Lang sl.n.red] in het [Opname]-menu op
[ON] te zetten voordat u gaat fotograferen. (P146)
000
30 30
000
33
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
154
Draai aan de modusknop op voor-/achterkant om de belichtingsmeter weer te geven. De
ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de
prioriteit.
Als de ISO-gevoeligheid op [ ] gezet is, zal het naar [AUTO] schakelen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/250
van een seconde. (P184)
Een sluitertijd van minder dan 1 seconden is niet beschikbaar als [Elektronische sluiter] op
[ON] gezet is.
Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de
sluitertijd op het opnamescherm.
> [Voorkeuze] > [Constant preview] > [ON]/[OFF]
Sluit de flits.
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
MENU
155
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
De effecten van de lensopening en de sluitersnelheid kunnen met gebruik van de
preview-modus gecontroleerd worden.
Bevestig de effecten van de lensopening:
U kunt de velddiepte (daadwerkelijk focusbereik) controleren voordat u de foto neemt, door de
bladsluiter te sluiten op de waarde van de lensopening die u instelt.
Bevestig de effecten van de sluitersnelheid:
De beweging kan bevestigd worden door het huidige beeld weer te geven, dat bij die
sluitersnelheid opgenomen gaat worden. Is de sluitersnelheid te hoog ingesteld, dan zal de
preview het beeld als een vrijgavetijdfilm tonen. Dit wordt gebruikt in gevallen zoals het stoppen
van de beweging van stromend water.
1 Stel een functieknop in op [Voorvertoning]. (P317)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [Voorvertoning] aan [Fn4] toegekend is.
2 Schakel naar het bevestigingsscherm door op [Fn4] te drukken.
Telkens wanneer op [Fn4] gedrukt wordt, wordt het scherm omgeschakeld.
Eigenschappen velddiepte
¢1 Opnameomstandigheden
¢2 Voorbeeld: Als u een opname met een wazige achtergrond wilt maken enz.
¢3 Voorbeeld: Als u een opname wilt maken waarbij alles, inclusief achtergrond enz., is
scherpgesteld.
Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie)
Toepasbare modi:
Normaal opnamescherm
Preview-scherm effect
lensopening
Effect lensopening: ±
Effect sluitertijd: —
Preview-scherm effect
sluitertijd
Effect lensopening: ±
Effect sluitertijd: ±
¢1
Diafragmawaarde Klein Groot
Focuslengte van de lens Tele Breed
Afstand tot het onderwerp Dichtbij Veraf
Velddiepte (effectief focusbereik) Ondiep (Smal)
¢2
Diep (Breed)
¢3
6OXLWHUWLMGHIIHFWDDQ
Fn4
6OXLWHUWLMGHIIHFWXLW
Fn4
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
156
In de previewfunctie kunnen ook opnamen worden gemaakt.
Bereik voor controle van sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/8000e van een seconde.
Wanneer de belichtingsinstelling te helder of te donker is, kunt u één druk-AE gebruiken
om een geschikte belichtingsinstelling te verkrijgen.
De belichtingsmeter wordt afgebeeld en de opening- en sluitertijd worden veranderd om
een geschikte belichting te geven.
In de volgende gevallen, kan er geen gepaste belichting ingesteld worden.
Wanneer het onderwerp extreem donker is en het niet mogelijk is voldoende belichting
te verkrijgen door de lensopening of de sluitertijd te veranderen
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
In Previewfunctie (P155)
Wanneer u een lens gebruikt die een openingsring bevat
In de Programma-AE-modus kan Programme Shift geannuleerd worden door op de
functieknop te drukken waar [1x drukken-AE] op ingesteld is.
Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting (OnPush
AE) instellen
Toepasbare modi:
Hoe te weten als de belichting niet geschikt is
Als de lensopeningen en sluitertijd rood knipperen A
wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Als de handmatige belichtingsassistentie anders is dan
terwijl de handmatige belichtingsmodus ingesteld is.
Raadpleeg voor meer details over de handmatige
belichtingsassistentie P153.
1 Stel een functieknop in op [1x drukken-AE]. (P317)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [1x drukken-AE] aan [Fn8] toegekend is.
2 Raak [ ] aan.
3 (Als de belichting niet geschikt is)
Raak [Fn8] aan.
00
-
3
-
3
2
00
8000800080003.53.53.5
9898r98
A
00
-
3
-
3
2
00
8000
8000
80003.5
3.5
3.5
98
98
r98
2
00
SSSSSS
F
15 250
2.8 4.0 5.6
1256030
6060602.8
0
AE
Fn9
Fn10
157
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond.
1
Druk op [ ].
2
Draai aan de modusknop op de achterkant of
de voorkant om de belichting te
compenseren.
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van video’s, kan de waarde van de
belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Als u deze instelling niet uitvoert, selecteer dan [n0]
3
Druk op [ ] om in te stellen.
U kunt ook de sluiterknop tot halverwege indrukken om in te stellen.
Toepasbare modi:
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelichting
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
0
0
0
+5
+5
+5
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
158
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. (P186)
Als de belichtingswaarde buiten het EV-bereik j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet langer veranderen. Er wordt aangeraden om de daadwerkelijke helderheid
van de foto tijdens het opnemen te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingscompensatie wordt zelfs opgeslagen als de camera uitgeschakeld
wordt (als [Belichtingscomp. reset] (P67) op [OFF] gezet is)
159
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Vastzetten van het brandpunt en de belichting
(AF/AE-vergrendeling)
Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de
AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt.
1
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
2
Houd [AF/AE LOCK] ingedrukt om de focus
of de belichting vast te zetten.
Als u [AF/AE LOCK] loslaat, zal AF/AE-vergrendeling
gewist worden.
In de fabrieksinstelling is alleen de belichting vergrendeld.
3
Terwijl u op [AF/AE LOCK] drukt, beweegt u
het toestel als of u het beeld samenstelt, en
drukt u de sluiterknop vervolgens geheel in.
A AE vergrendelingsaanwijzing
Als [AE LOCK] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt heeft om
scherp te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in.
AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie.
De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige
Scherpstelling.
Tijdens het opnemen van een film is alleen de AF-vergrendeling actief. Wanneer u de
AF-vergrendeling tijdens de opname eenmaal wist, kan hij niet opnieuw geactiveerd worden.
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Toepasbare modi:
AF/AE
LOCK
2
0
0
60
2.8
AEL
AELAEL
AEL
0
0
A
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
160
Instelling van de functies van [AF/AE LOCK]
Handhaven/niet handhaven van de vergrendeling wanneer [AF/AE LOCK]
vrijgegeven wordt
> [Voorkeuze] > [AF/AE vergrend.]
[AE LOCK]
Alleen de belichting is vergrendeld.
Als de belichting ingesteld wordt [AEL], worden de lensopeningwaarde en de
sluitertijd weergegeven.
[AF LOCK]
Alleen de focus is ontgrendeld.
Als op het onderwerp scherp gesteld wordt [AFL], worden de
brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de sluitertijd weergegeven.
[AF/AE LOCK]
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AFL], [AEL], de brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de
sluitertijd worden weergegeven wanneer het brandpunt en de belichting
geoptimaliseerd worden.
[AF-ON] Auto focus wordt uitgevoerd.
> [Voorkeuze] > [AE-vergr.-vast] > [ON]/[OFF]
MENU
MENU
161
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Selecteren van de methode voor het meten van
de helderheid
([Meetfunctie])
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Meetfunctie]
[]
(Meervoudig)
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de
helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden aan
om zoveel mogelijk deze methode te gebruiken.
[]
(Middenmeting)
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in
het midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit
middelste beeld aan te passen.
[]
(Puntmeting)
Dit is de methode waarbij het object direct in het
meetbereik te meten A.
MENU
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
162
Beelden maken met de zoom
U kunt uitzoomen om landschappen, enz. op te nemen met groothoek (Wide) of inzoomen
om mensen en voorwerpen dichterbij te laten lijken (Tele).
¢1 De zoomsnelheid varieert afhankelijk van hoe ver u de hendel verplaatst.
¢2 Druk, terwijl u de zoom met de cursorknoppen bedient, op de functieknop waarop
[Zoombediening] in [Fn knopinstelling] (P317) van het [Voorkeuze]-menu ingesteld is.
De zoomwerking eindigt wanneer opnieuw op de functieknop gedrukt wordt of na het
verstrijken van een bepaalde tijd.
¢3 De bediening met de cursorknoppen is alleen beschikbaar als [Ex. tele conv.] in het
[Opname]-menu op [ZOOM] gezet is.
¢4 Zoom snel met 3/4 en zoom langzaam met 2/1.
Toepasbare modi:
Gebruik van de onderling
verwisselbare lens (H-HS12035/
H-FS14140) die geen power zoom
ondersteunt.
Zoomring van een onderling
verwisselbare lens
Cursorknoppen van dit
toestel
¢2, 3
Gebruik van de onderling verwisselbare
lens die de power zoom ondersteunt
(elektrisch werkende zoom).
Zoom hendel van een
onderling verwisselbare
lens
¢1
Cursorknoppen van dit
toestel
¢2, 4
Wanneer een onderling verwisselbare
lens gebruikt wordt die geen zoom
ondersteunt.
Cursorknoppen van dit toestel
¢ 2, 4
T-zijde:
Vergroot de
onderwerpsafstand
W-zijde:
Verbreedt de gezichtshoek
3/1:
Vergroot de
onderwerpsafstand
4/2:
Verbreedt de gezichtshoek
T
W
T
W
163
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
De Extra teleconversielens stelt u in staat om beelden op te nemen die verder uitvergroot
zijn zonder dat dit afbreuk aan de beeldkwaliteit doet.
Zet de beeldgrootte op [M]of [S] (beeldgroottes die met aangeduid worden) en zet de
kwaliteit op [A] of [].
Vergroten van het telescopische effect
[Ex. tele conv.]
Toepasbare modi:
Fotograferen [Ex. tele conv.]
1,4k: [ M] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/[1:1])
2,0k: [ S] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/[1:1])
Wanneer u bewegende
beelden opneemt
[Ex. tele conv.]
2,4
k (het filmformaat is op [FHD]
gezet in [Opn. kwaliteit])
3,6
k (het filmformaat is op [HD] gezet
in [Opn. kwaliteit])
4,8
k (het filmformaat is op [VGA]
gezet in [Opn. kwaliteit])
Inzoomen met de Extra teleconversielens in stappen
> [Opname] > [Ex. tele conv.] > [ZOOM]
Dit kan alleen gebruikt worden als beelden opgenomen worden.
A Vergrotingsniveau van de extra teleconversielens
De bediening kan uitgevoerd worden door de zoomhendel te gebruiken dan wel
3/4/2/1.
Wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt,
wordt de Extra teleconversie beschikbaar nadat ingezoomd is op Tele van de optische zoom.
B Optische zoombereik (brandpuntlengte)
¢
C Extra teleconversiebereik voor foto-opnames
(zoomvergroting)
¢
Deze zoomschuif wordt weergegeven wanneer de onderling verwisselbare lens
gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt.
Er zal een constante zoomsnelheid ingesteld worden.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
MENU
EX1.0x EX2.0x
4:3 4:3
A
CB
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
164
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die
voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn.
De gezichtshoek voor een opname kan van tevoren gecontroleerd worden door [Opn.gebied]
(P311) in te stellen op de wijze waarmee u wilt opnemen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K] gezet is
Als in [Variabele beeldfreq.] een frame-snelheid ingesteld is waarvan het aantal frames groter
is dan 60fps
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Als het beeld van de camera via de HDMI-verbinding uitgegeven wordt (behalve voor de
Creatieve Video-modus)
Eenvoudig inzoomen met de extra teleconversielens
>
>
[Opname] > [Ex. tele conv.] > [TELE CONV.]
[Bewegend beeld] > [Ex. tele conv.] > [ON]
A [OFF]
MENU
MENU
4:3 4:3
A
165
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Ofschoon de beeldkwaliteit afneemt telkens wanneer u verder inzoomt, kunt u tot vier keer
verder inzoomen dan de oorspronkelijke zoomvergroting.
(Continu zoomen is niet mogelijk.)
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P118) aan om opnamen te maken.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Multi-belicht.]
Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer er een onderling verwisselbare
lens gebruikt wordt die compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde zoom).
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die compatibel is met
power zoom (elektrisch werkende zoom).
De onderling verwisselbare lens (H-HS12035/H-FS14140) zijn niet compatibel met power
zoom.
(raadpleeg onze website voor compatibele lenzen.)
[Dig. zoom]
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Dig. zoom] > [4t]/[2t]
Veranderen van de instellingen voor een power-zoomlens
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Powerzoomlens]
MENU
MENU
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
166
[Brandp.afst.
tonen]
Wanneer u zoomt, wordt de
brandpuntafstand afgebeeld en kunt u de
zoompositie bevestigen.
A Aanduiding brandpuntafstand
B Huidige brandpuntafstand
[ON]/[OFF]
[Stapsg. zoom]
Wanneer u de zoom met deze instelling [ON]
hanteert, zal de zoom stoppen op posities die
overeenkomen met vooraf bepaalde
afstanden.
C Aanduiding van zoomstap
[Stapsg. zoom] is buiten werking gesteld
tijdens de opname van bewegend beeld.
[ON]/[OFF]
[Zoom hervat.]
Als u dit toestel inschakelt, worden de zoomposities die gebruikt werden
toen u het toestel de laatste keer uitschakelde, opnieuw ingesteld.
[ON]/[OFF]
[Zoom snelheid]
U kunt de zoomsnelheid voor de zoombedieningen instellen.
Als u [Stapsg. zoom] op [ON] zet, zal de zoomsnelheid niet veranderen.
[Foto]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Bewegend beeld]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Zoomring]
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer er een met stroomzoom
compatibele lens met een zoomhendeltje gebruikt wordt en er een zoomring
bevestigd is.
Wanneer er ingesteld is op [OFF], worden de handelingen die bediend
worden door de zoomring uitgeschakeld om accidentele hantering te
voorkomen.
[ON]/[OFF]
B
A
C
167
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
U kunt zoomhandelingen uitvoeren door middel van aanraken. (Aanraakzoom)
(De optische zoom en de extra teleconversie voor het maken van foto's zijn
werkzaam)
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De schuifbalk wordt afgebeeld.
3
Voer de zoomhandelingen uit door de
schuifbalk te verslepen.
De zoomsnelheid varieert afhankelijk van de
aangeraakte positie.
Raak [ ] opnieuw aan om de aanraakbediening van de zoom te eindigen.
Wanneer [Stapsg. zoom] (P166) ingesteld is op [ON], wordt
de schuifbalk voor step zoom afgebeeld.
Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen
[ ]/[ ] Zoomt langzaam
[ ]/[ ] Zoomt snel
AE
14
14
18
18
25
25
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
168
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één
beeld
([Multi-belicht.])
Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent aan tot 4 keer voor een
afzonderlijk beeld)
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld.
Na het maken van de foto de sluiterknop tot halverwege
indrukken om de volgende foto te maken.
Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET] voor een van de volgende handelingen.
4 Opnemen van de tweede, derde en vierde belichting.
Als [Fn4] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden
opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid
worden.
5 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het
menu te sluiten.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Multi-belicht.]
[Volg.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[Nieuw]: Ga terug naar het eerste beeld.
[Exit]: Neem het beeld op van de eerste foto en
eindig de sessie van beelden maken met
meervoudige belichting.
MENU
([LW
1LHXZ
9ROJ
([LW
1LHXZ
169
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Over automatische instelling van controle krijgen
Selecteer [Auto gain] op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
2 en stel het in.
Overlappen van foto's op een reeds genomen foto
Op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
2 zet u [Overlappen] op [ON].
Na [Start] zullen de beelden op de kaart weergegeven worden. Selecteer de
RAW-beelden, druk op [MENU/SET] en ga door met opnemen.
[Overlappen] is alleen beschikbaar voor RAW-beelden die met dit toestel gemaakt zijjn.
Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing.
De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
De items die grijs op het menuscherm weergegeven worden, kunnen niet tijdens meervoudige
belichtingen ingesteld worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
[ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de
beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle over
elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
170
Werkgeluiden en verlichting in een keer
uitschakelen
([Stille modus])
Deze functie is handig voor het opnemen van beelden in een rustige omgeving, in
openbare gelegenheden, enz. of het opnemen van beelden van bijvoorbeeld baby's of
dieren.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]
De werkgeluiden worden uitgezet en de flitser en de AF assist-lamp worden gedwongen
uitgeschakeld.
De volgende instellingen worden vastgezet.
[Elektronische sluiter]: [ON]
[Flitserfunctie]: [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld)
[AF ass. lamp]: [OFF]
[Beep volume]: [s] (OFF)
[E-shutter vol]: [ ] (OFF)
[Luidsprekervolume]: 0
Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen.
Statuslampje
Zelfontspannerlampje
Lampje Wi-Fi-verbinding
Geluiden die door de camera geproduceerd worden, onafhankelijk van de handelingen die u
uitvoert, zoals het geluid van de lensopening, kunnen niet uitgezet worden.
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Stille modus]
MENU
171
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Opnames zonder sluitergeluid maken
([Elektronische sluiter])
Het sluitergeluid kan uitgeschakeld worden om opnames in een stille omgeving te maken.
Het mechanische sluitergeluid wordt uitgeschakeld zodat het gemakkelijk wordt foto's met
minimale ruis te maken.
Wij adviseren om van tevoren een proefopname te maken omdat het kan zijn dat
vervormde onderwerpen of horizontale strepen opgenomen worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]
De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld).
Onder fluorescent licht of LED-verlichting, enz., kunnen horizontale strepen op de
opgenomen beelden verschijnen. In dergelijke gevallen kan een verlaging van de
sluitertijd het effect van de horizontale strepen reduceren.
Als een onderwerp beweegt, kan het vervormd op de gemaakte foto verschijnen.
Als het toestel tijdens de opname bewogen wordt, kunnen vervormde onderwerpen
opgenomen worden. Er wordt geadviseerd om dan een statief te gebruiken.
U kunt het sluitergeluid uitschakelen bij [E-shutter vol] in [Toon]. (P62)
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Elektronische sluiter] zal op [ON] vastgezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is.
Als u [Stille modus] op [ON] zet, zal [Elektronische sluiter] vast op [ON] staan.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Elektronische sluiter]
MENU
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
172
Minimaliseren van de trilling van de sluiter
Om het effect van trillende handen of de trilling van de sluiter te reduceren, wordt de sluiter
los gelaten nadat de gespecificeerde tijd verstreken is.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Sluitervertraging] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Sluitervertraging]
MENU
173
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Heldere beelden opnemen door de registratie
van gezichten
([Gezicht herk.])
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]/[MEMORY]
[Gezicht herk.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het
gezichtsbeeld geregistreerd is.
De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
¢
opspoort (als de naam ingesteld is voor
het geregistreerde gezicht)
In terugspeelfunctie
Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([Categor. afsp.]
(P231))
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld.
De voorrang aan de namen die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden
wordt bepaald door de volgorde van registratie.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Gezicht herk.]
KEN
KEN
MENU
MIKA
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
174
[Gezicht herk.] werkt alleen als de AF-functie op [š] staat.
Tijdens de burstfunctie, kan [Gezicht herk.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
Als groepsbeelden afgespeeld worden, zal de naam van het eerste beeld van de reeks
weergegeven worden.
Het kan langer duren om de gezichtsherkenning te selecteren en om onderscheidende
gezichtskenmerken te herkennen, dan voor de normale gezichts-/oogdetectie.
Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [Naam] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P177), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in [Gez.herk.
bew.] (P252) uitvoeren.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Gezicht herk.] niet gebruiken in de volgende gevallen.
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
175
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
1 Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet geregistreerd
is en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Nieuw] zal niet weergegeven worden als al 6 personen
geregistreerd zijn. Wis iemand die al geregistreerd is om
een nieuwe registratie te maken.
3 Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af te
stellen.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen
personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden.
Druk voor de beschrijving van de gezichtsregistratie op 1
of raak [ ] aan.
Gezichtsinstellingen
Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden
registreert
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
Als het gezicht tijdens de opname niet herkend wordt
Registreer het gezicht van dezelfde persoon binnen en buiten, of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P176)
Verder registreren op de opnamelocatie.
Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen herkennen
zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking
en de omgeving.
1LHXZ
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
176
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
[Naam]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 De naam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tek st
Invoeren
sectie op P57.
[Leeftijd]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te selecteren en
druk dan op 3/4 om in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
[Beeld toev.]
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
(Voeg Beelden toe)
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde gezichtsdetectie
en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen
3 in “Gezichtsinstellingen” uit.
Eén van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren
en druk dan op [MENU/SET].
Dit kenmerk vereist dat minstens één gezichtsbeeld overblijft, als dat
eenmaal geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja]
geselecteerd wordt.
177
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of gewist moet worden te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
[Info bew.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde
persoon.
Voer stap 4 in “Gezichtsinstellingen” uit.
[Prioriteit]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Wissen]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
178
Opnemen op foto's van profielen van baby's en
huisdieren
Als u de naam en verjaardag van uw baby of huisdier van tevoren instelt, dan kunt u hun
naam en leeftijd in maanden en jaren op de foto's opnemen.
U kunt deze bij het afspelen weergeven of op de opgenomen beelden stempelen met
gebruik van [Tekst afdr.] (P239).
Instellen van [Leeftijd] of [Naam]
1 Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ ] ([Baby1])/[ ] ([Baby2])/[ ] ([Huisdier])/[OFF]/[SET]
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4 om [Baby1], [Baby2] of [Huisdier] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [Leeftijd] of [Naam] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
6 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk daarna op [MENU/SET] om te
eindigen.
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Profiel instellen]
Voer [Leeftijd] in (verjaardag)
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: ingesteld
Voer in [Naam]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden,
“Tekst Invoeren” op P57 raadplegen.
JOE LUCKY
MENU
179
6. Opnemen op een wijze die geschikt is voor onderwerp en scène
Om [Leeftijd] en [Naam] te annuleren
Selecteer de instelling [OFF] in step
1.
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de DVD (bijgeleverd).
In deze gevallen niet beschikbaar:
Op foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van een film ([ ] (filmprioriteiten)) (P200)
zullen geen leeftijd of naam vermeld worden.
180
7.
Flits
Foto’s maken met de flitser
Fotograferen met de flitser wordt mogelijk door de
ingebouwde flitser te openen.
A De flits openen
Schakel de camera in en druk op de knop voor het openen
van de flitser.
B De flits sluiten
Druk rechtstreeks van bovenaf op de bovenkant van de
ingebouwde flitser.
Het geforceerd sluiten van de flitser kan de camera schade
berokkenen.
Controleer of u de ingebouwde flitser gesloten heeft als u die
niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [
Œ
] terwijl de flits gesloten wordt.
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer
u een flitserlamp sluit.
Toepasbare modi:
De flitser gedwongen uitschakelen ([Œ])
Als de flitser gesloten is of er geen foto's met de flitser gemaakt kunnen worden omdat
bewegende beelden, enz., opgenomen worden, zal [
Œ
] (flitser gedwongen
uitgeschakeld) op het opnamescherm weergegeven worden en zal de flitser niet afgaan.
Sluit de flitser op plaatsen waar het gebruik ervan verboden is, zodat hij niet kan afgaan.
Vakkundig gebruik van de flitser
Wanneer u opneemt met de flitser kan een witte verzadiging optreden als het onderwerp te dichtbij is.
Als [Highlight] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zullen de zones met de witte
verzadiging zwart en wit knipperen wanneer u afspeelt of Auto Review gebruikt. In dit geval raden
we aan dat u [Flitser instel.] (P186) afstelt in de minrichting en de beelden opnieuw opneemt.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lenskap op de camera zit, kan het onderste gedeelte van
de foto donker worden en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de
lenskap. Verwijder in dit geval de lenskap.
181
7. Flits
Beschikbaar flitsbereik (bij benadering)
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser
geblokkeerd kunnen worden of het er niet in kunnen slagen
het zichtveld van de lens te dekken en dit kan ervoor zorgen
dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende
beelden.
Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een foto
maakt. De afstand waarop het licht van de flits geblokkeerd wordt door de lens en de
afstand waarop licht van de flits geleverd wordt variëren afhankelijk van de lens die
gebruikt wordt.
De bereiken zijn die van als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is en [ISO-limiet] (P133) op
[OFF] gezet is.
Neem de volgende punten in acht. Doet u dat niet dan kan dit tot gevolg hebben dat de camera
vervormd wordt, ontkleurd raakt of slecht werkt.
Breng geen onderwerpen vlakbij de flitser.
Sluit de flitser niet wanneer deze afgaat.
Als u een instelling gebruikt waarvoor een voorflits gebruikt wordt, zoals [Gdw. aan/rode-og],
sluit de flitser dan niet onmiddellijk nadat de camera een voorflits afgevuurd heeft.
Het kan enige tijd vergen om de flitser te laden als u herhaaldelijk foto's maakt. U dient even te
wachten alvorens de volgende foto te maken als de flitsericoon rood knippert om aan te geven
dat de flitser geladen wordt. Maak de foto nadat deze aanduiding dat toegang tot de flitser
verkregen wordt, verdwenen is
Als u een externe flitser op het toestel plaats, krijgt deze voorrang boven de ingebouwde flitser.
Ga naar P347 voor informatie over een externe flitser.
In de volgende gevallen staat de flitser vast op [Œ] (flitser geforceerd uit).
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [Elektronische sluiter] op [ON] gezet is
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) gebruikt
wordt
Breed Tele
30 cm tot 17,1 m 30 cm tot 17,1 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) gebruikt
wordt
Breed Tele
50 cm tot 13,7 m 50 cm tot 8,5 m
7. Flits
182
Instelling van de flitserfuncties
Selecteer of u wilt dat het afvuren van de flitser automatisch of handmatig plaatsvindt.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Als [MANUAL] ingesteld is, wordt de lichtsterkteverhouding ([1/1], enz.) op de flitsericoon op
het scherm weergegeven.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 2/1 om een item te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van [1/3].
Dit item is alleen beschikbaar als de [Flitser functie] op [MANUAL] staat.
Veranderen van de afvuurmodus
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Flitser] > [Flitser functie]
[TTL] De camera zal de flitser-output automatisch instellen.
[MANUAL]
Stelt de lichtsterkteratio van de flitser handmatig in. In [TTL] kunt u zelfs
wanneer u in het donker fotografeert de gewenste foto's maken die anders te
helder door de flitser verlicht zouden worden.
Dit item is niet beschikbaar als een externe flitser gebruikt wordt.
Handmatig instellen van de output-snelheid
> [Opname] > [Flitser] > [Handmatige flitserinstel.]
MENU
MENU
183
7. Flits
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
1 Selecteer het menu. (P54)
2
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De flits wordt tweemaal geactiveerd.
Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [ ] of [ ]
ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Corrigeren van rode ogen
Wanneer de rode-ogenreductie ([ ], [ ]) geselecteerd is, wordt de digitale
rode-ogencorrectie telkens uitgevoerd wanneer de flitser gebruikt wordt. Het toestel spoort
automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]
[ ] wordt op de icoon weergegeven als [ON] ingesteld is.
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
Veranderen van de flitsermodus
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Flitser] > [Flitserfunctie]
([Flitser altijd aan])
([Gdw. aan/
rode-og])
¢
De flits wordt altijd geactiveerd
ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw
object achtergrondbelichting heeft
of onder fluorescent licht staat.
([Langz. sync.])
([Lngz. sync./
rode-og])
¢
Wanneer u beelden maakt tegen een
achtergrond met donkere achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd
langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt. Het landschap met donkere
achtergrond zal helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef
kan uw foto’s verbeteren.
¢ Het kan alleen ingesteld worden als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is en
[Flitser functie] op [TTL] gezet is.
> [Opname] > [Rode-ogencorr]
MENU
MENU
7. Flits
184
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
¢1 Kan niet ingesteld worden met gebruik van het [Opname]-menu.
[ ] wordt ingesteld als de flitser geopend wordt. (P71)
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢2 Dit wordt 60 seconden in de sluiter-prioriteit-AE-modus en B (Bulb) in de Handmatige
Belichtingsfunctie.
¢3 Dit wordt B (Bulb) in de Handmatige Belichtingsfunctie.
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/250 van een
seconde.
In de Intelligent Auto modus ( of ) verandert de sluitertijd, afhankelijk van de
geïdentificeerde scène.
Opnamefunctie Œ
Intelligent Auto modus
¢1
¢1
¢1
¢1
±
Intelligent Auto Plus modus
¢1
¢1
¢1
¢1
±
Programma AE-modus ±±±±±
Lensopening-Prioriteit AE-modus ±±±±±
Sluiter-Prioriteit AE-modus ±±——±
Handmatige Belichtingsmodus ±±——±
Creatieve Videomodus ————±
Creative Control modus ————±
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/60
¢2
tot 1/250e 1 tot 1/8000e
Π60
¢3
tot 1/8000e
185
7. Flits
De functie voor de 2e gordijnsluitersynchronisatie doet de flits werken vlak voordat de
sluiter zich sluit als u opnamen maakt van bewegende beelden zoals een auto met een
lagere sluitertijd.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Stel dit meestal in op [1ST].
[2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [Flits-synchro] op [2ND] zet.
Alleen beschikbaar als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is. (P187)
De [Flits-synchro]-instellingen zijn ook van toepassing op een externe flitser. (uitgezonderd de
draadloze flitser) (P347)
Een snelle sluitertijd heeft mogelijk een slechte invloed op het effect van [Flits-synchro].
U kunt [ ] of [ ] niet instellen wanneer [Flits-synchro] ingesteld is op [2ND].
Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Flitser] > [Flits-synchro]
[1ST]
1e gordijnsynchro
De normale methode wanneer u beelden maakt met de
flits.
[2ND]
2e gordijnsynchro
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
MENU
7. Flits
186
Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of
onderbelicht zijn.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt van [j3 EV] tot [i3 EV] in stappen van 1/3 EV instellen.
Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output.
[i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
Het kan alleen ingesteld worden als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is en [Flitser functie]
op [TTL] gezet is. (P182, 187)
De [Flitser instel.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (uitgezonderd de
draadloze flitser) (P347)
De camera optimaliseert het flitsen automatisch voor de waarde van de
belichtingscompensatie.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]
Raadpleeg P157 voor details over de belichtingscompensatie.
De [Auto. belichtingscomp.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser. (P347)
De flitsoutput aanpassen
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Flitser] > [Flitser instel.]
Synchroniseren van de flitser-output met de belichtingscompensatie
Toepasbare modi:
> [Opname] > [Flitser] > [Auto. belichtingscomp.]
MENU
MENU
187
7. Flits
Fotograferen met draadloze flitsers
Door flitsers te gebruiken die de draadloze bediening ondersteunen (DMW-FL360L,
DMW-FL580L: optioneel) kunt u het afgaan van de ingebouwde flitser (of van een flitser die
op de hete schoen van dit toestel bevestigd is), en drie flitsergroepen, afzonderlijk regelen.
1
Zet de draadloze flitsers op de RC-modus en breng ze in positie.
Stel het kanaal en de groepen voor de draadloze flitser in.
2
Druk op de flitsknop om de ingebouwde flitser te openen of om een
flitser (DMW-FL360L of DMW-FL580L: optioneel) op de camera te
bevestigen.
3
Selecteer het menu. (P54)
4
Druk op
3
/
4
om [ON] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Als [Draadloos] op [ON] gezet is, wordt [WL] op de flitsericoon van het opnamescherm
weergegeven.
Toepasbare modi:
Plaatsen van draadloze flitsers
Breng de draadloze flitser in positie met de draadloze sensor in de richting van de camera
gekeerd.
De volgende afbeelding toont het geschatte controleerbare bereik wanneer u foto's maakt
terwijl u de camera horizontaal houdt. Het controleerbare bereik verschilt en is afhankelijk
van de omringende omgeving.
Voorbeeld van plaatsing
In dit opstellingsvoorbeeld is flitser C opgesteld om de schaduw van het onderwerp te wissen,
die door flitsers A en B veroorzaakt zal worden.
Het aangeraden aantal draadloze flitsen voor iedere groep is drie of minder.
Als het onderwerp zich te dichtbij bevindt, kan het signaalflitsen van invloed zijn op de belichting.
Als u [Communicatielicht] op [LOW] zet, of als u de output verlaagt met een diffuser of
gelijkaardig product, zal het effect kleiner zijn.
> [Opname] > [Flitser] > [Draadloos]
5m
5m
7m
7m
5050
5050
3030
3030
A
B
C
MENU
7. Flits
188
5
Druk op 3/4 om [Draadloos kanaal] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
6
Druk op 3/4 om het kanaal te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Selecteer het kanaal dat u in stap 1 voor de externe flitsers ingesteld heeft.
7
Druk op 3/4 om [Draadloze setup] te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
8
Druk op 3/4 om een item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Druk op de [DISP.]-knop om een testflits af te
vuren.
A Afvuurmodus
B Flitser-output
C Lichtsterkteratio
B
C
A
189
7. Flits
¢1 Niet beschikbaar als [Draadl. FP (Focal-Plane)] op [ON] gezet is.
¢2
U kunt deze opties alleen selecteren als de externe flitser op de camera bevestigd is.
[Interne
flitser]
¢1
/
[Externe
flitser]
¢1
[Flitser functie]
[TTL]: De camera stelt de output automatisch in.
[AUTO]:
¢2
De flitser-output wordt door de externe flitser ingesteld.
[MANUAL]:
¢2
Stel de lichtsterkteratio van de externe flitser met de hand in.
[OFF]: De flitser op de camera laat alleen het communicatielicht
schijnen.
[Flitser instel.]
Stel de output van de externe flitser met de hand in als [Flitser functie] op
[TTL] gezet is.
[Handmatige flitserinstel.]
Stelt de lichtsterkteratio van de externe flitser in als [Flitser functie] op
[MANUAL] gezet is.
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van 1/3.
Als geen flitser op de camera bevestigd is, zullen deze instellingen voor de
ingebouwde flitser ingesteld worden; als wel een flitser op de camera
bevestigd is, zullen ze voor die flitser ingesteld worden.
[A Groep]/
[B Groep]/
[C Groep]
[Flitser functie]
[TTL]: De camera stelt de output automatisch in.
[AUTO]:
¢1
De draadloze flitsers stellen de output automatisch in.
[MANUAL]: Stel de lichtsterkteratio van de externe flitser met de hand in.
[OFF]: De draadloze flitsers van de aangeduide groep zullen niet
afvuren.
[Flitser instel.]
Stel de output van de draadloze flitsers handmatig in als [Flitser functie] op
[TTL] gezet is.
[Handmatige flitserinstel.]
Stelt de lichtsterkteratio van de externe flitser in als [Flitser functie] op
[MANUAL] gezet is.
U kunt instellen van [1/1] (volledige helderheid) tot [1/128], in stappen van 1/3.
7. Flits
190
Tijdens de draadloze opname vuurt een externe flitser een FP-flits af (herhaaldelijk flitsen
bij hoge snelheid). Deze wijze van afvuren maakt fotograferen met de flitser bij een hoge
sluitertijd mogelijk.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [ON]/[OFF]
Stel het niveau van het communicatielicht voor de draadloze opname in.
Selecteer het menu. (P54)
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]
Gebruik van andere instellingen voor opnames met draadloze flitsers
Inschakelen van FP flitsen voor de draadloze flitsers
> [Opname] > [Flitser] > [Draadl. FP (Focal-Plane)]
Instellen van de output van het communicatielicht
> [Opname] > [Flitser] > [Communicatielicht]
MENU
MENU
191
8.
Films opnemen
Opname Bewegend Beeld
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4, MOV opnemen.
De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang
de gebruikte lens en het werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
Raadpleeg P21 voor details.
1
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie
op te nemen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als geen enkele handeling uitgevoerd wordt, zal een deel
van de informatie op het scherm na ongeveer 10
seconden geleidelijk donkerder worden en zal na
ongeveer 1 minuut niet langer weergegeven worden.
Door op de [DISP.]-knop te drukken of de monitor aan te
raken, zal de weergave weer verschijnen. Dit dient om
doorbranden van het scherm te voorkomen en is geen
storing.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
2
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
Het opnemen van foto's is ook mogelijk tijdens het opnemen van films, door de
sluiterknop volledig in te drukken. (P200)
Toepasbare modi:
Werkgeluid dat klikt bij het stoppen van de opname
Aangezien de filmopname pas stopt nadat u op de filmknop gedrukt hebt, kan het geluid van
deze bediening gehoord worden. Probeer het volgende als u dat geluid vervelend vindt:
Splits het laatste deel van de film met gebruik van [Splits video] (P242) in het [Afspelen]-menu.
Het kan zijn dat de film vlakbij het einde niet meer gesplitst kan worden. Om dit te voorkomen
dient u ongeveer 3 seconden langer op te nemen.
Zet de camera op de Creatieve Video-modus en gebruik een sluiter met
afstandsbediening (optioneel) om een film op te nemen. (P353)
R1m3737sR1m37s
3
s
3
s
3
s
C
B
A
8. Films opnemen
192
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Wanneer de instelling van de beeldverhouding anders is in foto's en in films, zal de
gezichtshoek veranderen wanneer de filmopname begint. Als [Opn.gebied] (P311) op [ ]
gezet is, wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven.
De [Gevoeligheid] zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen worden.
Bovendien zal de [ISO-limiet] niet werkzaam zijn.
Als u een video opneemt, zal [Stabilisatie] vast op [ ] gezet worden, ook al stond het op
[].
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of netadapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P353)
Als tijdens het opnemen van een film gebruik gemaakt wordt van de netadapter (optioneel) en
de stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een stroomuitval, of als de netadapter (optioneel)
afgesloten wordt, enz., zal de film niet worden opgenomen.
Voor bepaalde opnamewijzen zal de opname uitgevoerd worden met de hieronder aangeduide
wijze. Voor de opnamewijzen die niet in de lijst staan, zal de opnamewijze gebruikt worden die
het meest geschikt is voor het bewegende beeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen kunnen geen films opgenomen worden.
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control
modus)
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
Geselecteerde opnamemodus
Opnamemodus bij het
opnemen van een film
Programma AE-modus
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Handmatige Belichtingsmodus
Normaal bewegend beeld
193
8. Films opnemen
U kunt fijn gedetailleerde films in 4K creëren door deze op te nemen terwijl het formaat in
[Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K] gezet is.
U kunt films in 4K alleen opnemen in de Creatieve Video-modus.
De gezichtshoek van films in 4K is smaller dan die van films met andere formaten.
Als u films in 4K opneemt, gebruik dan een kaart met UHS snelheidsklasse 3. (P22)
Opnemen van films in 4K:
1 Zet de modusknop op [ ]. (P41)
2 Zet [Opname-indeling] in het [Bewegend beeld]-menu op [MP4], [MP4 (LPCM)] of
[MOV]. (P193)
3 Zet het filmformaat in [Opn. kwaliteit] in het [Bewegend beeld]-menu op [4K] of [C4K].
(P193)
1
Selecteer het menu. (P54)
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Als [MP4 (LPCM)] of [MOV] geselecteerd wordt, wordt het bevestigingsscherm
weergegeven. Selecteer [Ja] om het ten uitvoer te brengen.
3
Druk op 3/4 om [Opn. kwaliteit] te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De beschikbare items verschillen, afhankelijk van het [Opname-indeling] en de
[Systeemfrequentie] (P220).
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Opnemen van films in 4K
Toepasbare modi:
Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Opname-indeling]
[AVCHD]
Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een high-definition
TV, enz.
[MP4] Het gegevensformaat MP4 is geschikt voor afspelen op een PC, enz.
[MP4 (LPCM)] Het gegevensformaat MP4 voor beeldbewerking.
[MOV] Gegevensformaat voor beeldbewerking.
MENU
8. Films opnemen
194
Aanduiding van de icoon
A Grootte
B ALL-lntra
C Bitsnelheid
D Opname-framesnelheid (Sensor-output)
“ALL-Intra” verwijst naar een methode van
gegevenscompressie waarin ieder frame gecomprimeerd wordt. De bestandsgrootte
van films die met deze methode opgenomen worden, zal de neiging vertonen groter
te worden. Deze methode voorkomt echter het verlies van beeldkwaliteit omdat de
bewerking geen nieuwe codering vereist.
Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit
neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de
“VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit rate
(volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch veranderd
afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de opnametijd verkort
wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen wordt.
Afhankelijk van het [Opname-indeling] en de [Opn. kwaliteit] van een film wordt een
andere snelheidsklasse van de kaart vereist. Gebruik een kaart die aan de snelheid
voldoet. Raadpleeg voor details
Filmopname en snelheidsklasse op P22.
200
M
FHD
ALL-I
24
p
A
C
D
B
195
8. Films opnemen
Wanneer [AVCHD] geselecteerd is
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
¢1 AVCHD Progressive
¢2 frames/seconde
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
Onderdeel
Systeemfrequentie
Grootte
Opname-fra
mesnelheid
Sensor-ou
tput
¢2
Bitsnelheid
59,94Hz
(NTSC)
50,00Hz
(PAL)
24,00Hz
(CINEMA)
[FHD/28M/
60p]
¢1
± ——1920k1080 59,94p 59,94 28 Mbps
[FHD/28M/
50p]
¢1
± 1920k1080 50,00p 50,00 28 Mbps
[FHD/17M/60i] ± ——1920k1080 59,94i 59,94 17 Mbps
[FHD/17M/50i] ± 1920k1080 50,00i 50,00 17 Mbps
[FHD/24M/30p] ± ——1920k1080 59,94i 29,97 24 Mbps
[FHD/24M/25p] ± 1920k1080 50,00i 25,00 24 Mbps
[FHD/24M/24p] ± ——1920k1080 23,98p 23,98 24 Mbps
8. Films opnemen
196
Wanneer [MP4] geselecteerd is
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
¢1 Deze kunnen alleen ingesteld worden in de Creatieve Video-modus.
¢2 frames/seconde
¢3 Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt, zijn deze items niet beschikbaar.
Als het filmformaat in [MP4] op [FHD], [HD] of [VGA] gezet is, kunt u een film continu opnemen
gedurende 29 minuten en 59 seconden of tot het bestandformaat de 4 GB bereikt. U kunt de
opneembare tijd op het scherm controleren.
Aangezien het bestandformaat met [FHD] groter wordt, zal de opname met [FHD] eerder
stoppen dan na 29 minuten en 59 seconden.
Als het filmformaat in [MP4] op [4K] gezet is, is de maximum tijd voor het continu opnemen van
films 29 minuten en 59 seconden.
U kunt een film waarvan het formaat in [MP4] op [4K] gezet is continu opnemen, zonder pauze,
zelfs als de film de 4 GB overschrijdt. De opgenomen inhoud moet dan echter wel als
meerdere bestanden afgespeeld worden.
Onderdeel
Systeemfrequentie
Grootte
Opname-fra
mesnelheid
Sensor-ou
tput
¢2
Bitsnelheid
59,94Hz
(NTSC)
50,00Hz
(PAL)
24,00Hz
(CINEMA)
[4K/100M/30p]
¢1
± ——3840k2160 29,97p 29,97
100 Mbps
[4K/100M/25p]
¢1
± 3840k2160 25,00p 25,00
100 Mbps
[FHD/28M/60p] ± ——1920k1080 59,94p 59,94 28 Mbps
[FHD/28M/50p] ± 1920k1080 50,00p 50,00 28 Mbps
[FHD/20M/30p] ± ——1920k1080 29,97p 29,97 20 Mbps
[FHD/20M/25p] ± 1920k1080 25,00p 25,00 20 Mbps
[HD/10M/30p] ± ——1280k720 29,97p 29,97 10 Mbps
[HD/10M/25p] ± 1280k720 25,00p 25,00 10 Mbps
[VGA/4M/30p]
¢3
± ——640k480 29,97p 29,97 4 Mbps
[VGA/4M/25p]
¢3
± 640k480 25,00p 25,00 4 Mbps
197
8. Films opnemen
Wanneer [MP4 (LPCM)], [MOV] geselecteerd is
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
¢1 Deze kunnen alleen ingesteld worden in de Creatieve Video-modus.
¢2 ALL-lntra
¢3 frames/seconde
Onderdeel
Systeemfrequentie
Grootte
Opname-fra
mesnelheid
Sensor-ou
tput
¢3
Bitsnelheid
59,94Hz
(NTSC)
50,00Hz
(PAL)
24,00Hz
(CINEMA)
[C4K/100M/24p]
¢
1
——
±
4096
k
2160 24,00p 24,00 100 Mbps
[4K/100M/30p]
¢
1
±
——
3840
k
2160 29,97p 29,97 100 Mbps
[4K/100M/25p]
¢
1
±
3840
k
2160 25,00p 25,00 100 Mbps
[4K/100M/24p]
¢
1
——
±
3840
k
2160 24,00p 24,00 100 Mbps
±
——
3840
k
2160 23,98p 23,98 100 Mbps
[FHD/ALL-I
¢
2
/
200M/60p]
±
——
1920
k
1080 59,94p 59,94 200 Mbps
[FHD/100M/60p]
±
——
1920
k
1080 59,94p 59,94 100 Mbps
[FHD/50M/60p]
±
——
1920
k
1080 59,94p 59,94 50 Mbps
[FHD/ALL-I
¢
2
/
200M/50p]
±
1920
k
1080 50,00p 50,00 200 Mbps
[FHD/100M/50p]
±
1920
k
1080 50,00p 50,00 100 Mbps
[FHD/50M/50p]
±
1920
k
1080 50,00p 50,00 50 Mbps
[FHD/ALL-I
¢
2
/
200M/30p]
±
——
1920
k
1080 29,97p 29,97 200 Mbps
[FHD/100M/30p]
±
——
1920
k
1080 29,97p 29,97 100 Mbps
[FHD/50M/30p]
±
——
1920
k
1080 29,97p 29,97 50 Mbps
[FHD/ALL-I
¢
2
/
200M/25p]
±
1920
k
1080 25,00p 25,00 200 Mbps
[FHD/100M/25p]
±
1920
k
1080 25,00p 25,00 100 Mbps
[FHD/50M/25p]
±
1920
k
1080 25,00p 25,00 50 Mbps
[FHD/ALL-I
¢
2
/
200M/24p]
——
±
1920
k
1080 24,00p 24,00 200 Mbps
±
——
1920
k
1080 23,98p 23,98 200 Mbps
[FHD/100M/24p]
——
±
1920
k
1080 24,00p 24,00 100 Mbps
±
——
1920
k
1080 23,98p 23,98 100 Mbps
[FHD/50M/24p]
——
±
1920
k
1080 24,00p 24,00 50 Mbps
±
——
1920
k
1080 23,98p 23,98 50 Mbps
8. Films opnemen
198
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met
[MP4 (LPCM)]
/[MOV] bedraagt
29 minuten en 59 seconden.
Alhoewel een
[MP4 (LPCM)]
/[MOV]-film continu opgenomen kan worden, zonder pauze, zelfs als
de bestandgrootte de 4 GB overschrijdt, wordt de opgenomen inhoud afgespeeld met meer
bestanden.
Over de compatibiliteit van de opgenomen bewegende beelden
Zelfs wanneer een compatibel apparaat gebruikt wordt, kan het zijn dat de films met
verlaagde beeld- en geluidskwaliteit afgespeeld, of niet afgespeeld worden.
Het kan ook zijn dat de opname-informatie niet correct weergegeven wordt. Gebruik in dat
geval dit toestel om af te spelen.
Om films, opgenomen met een frame-snelheid die in [Opn. kwaliteit] op [24p] gezet is, af te
spelen op externe apparatuur, of om de films naar externe apparatuur te exporteren, heeft u
een compatibele Blu-ray disc recorder nodig of een PC waarop PHOTOfunSTUDIO
geïnstalleerd is.
Als u andere apparatuur wilt gebruiken voor het afspelen of bewerken van films die opgenomen
zijn in [MP4 (LPCM)] of [MOV], is een high-performance PC-omgeving nodig of een PC waarop
PHOTOfunSTUDIO” geïnstalleerd is.
199
8. Films opnemen
Het scherpstellen verandert, afhankelijk van de instelling van de focusmodus (P93) en de
instelling van [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu.
Als de focusmodus op [AFS], [AFF] of [AFC] gezet is, en u drukt de sluiterknop tot halverwege
in terwijl u een film opneemt, dan zal de camera de scherpstelling bijstellen.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid
opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een film.
Er wordt aanbevolen op te nemen terwijl [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu op [OFF]
staat als u het geluid van de werking hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid
opgenomen wordt.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF])
Toepasbare modi:
[Focusfunctie] [Continu AF] Beschrijving van instellingen
[AFS]/[AFF]/
[AFC]
[ON]
De camera zal tijdens het opnemen automatisch op
onderwerpen blijven scherpstellen. (P93)
[OFF]
De camera handhaaft de brandpuntpositie bij de start van
de opname.
[MF] [ON]/[OFF] U kunt handmatig scherpstellen. (P107)
8. Films opnemen
200
Foto’s maken terwijl u een film maakt
Er kunnen foto’s gemaakt worden, zelfs als u een film opneemt. (Simultaan opnemen)
Instelling van prioriteiten voor video’s en foto’s
De opnamewijze voor foto’s die gemaakt worden terwijl een videoopname gemaakt wordt,
kan ingesteld worden met [Foto/film] in het [Bewegend beeld] menu.
Toepasbare modi:
Druk de sluiterknop tijdens de opname van de
video volledig in om een foto te maken.
De simultane opname-indicator wordt weergegeven tijdens het
maken van de foto’s.
Opnemen terwijl ook de Touch Shutter-functie (P89) beschikbaar
is.
Toepasbare modi:
[]
(Prioriteiten video’s)
De beelden zullen opgenomen worden met beeldformaat [S] (2 M).
De beeldkwaliteit van standaardbeelden kan anders zijn dan [S] (2 M).
Er worden alleen JPEG-beelden opgenomen als [Kwaliteit] op
[ ], [ ] of [ ] staat.
(Als deze op [ ] staat, zullen foto’s opgenomen worden met een
[Kwaliteit] van [A].)
Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 40 foto’s gemaakt
worden.
In [Miniatuureffect] van de Creative Control modus zou een kleine
vertraging kunnen plaatsvinden tussen het geheel indrukken van de
sluiterknop en het opnemen.
[]
(Prioriteiten foto’s)
De beelden zullen opgenomen worden met het ingestelde
beeldformaat en -kwaliteit.
Het beeldscherm zal donker worden tijdens het opnemen van de
beelden. In die tijd zal een foto in de video gemaakt worden en
wordt geen audio opgenomen.
Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 10 foto’s gemaakt
worden.
28
28
28
201
8. Films opnemen
De beeldverhouding zal vaststaan op [16:9].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [VGA] gezet is
Als de frame-snelheid voor films in [Opn. kwaliteit] op [24p] gezet is [alleen als [ ]
(fotoprioriteiten) ingesteld is]
Als [Ex. tele conv.] gebruikt wordt in het [Bewegend beeld]-menu [alleen als [ ]
(fotoprioriteiten) ingesteld is]
8. Films opnemen
202
Films opnemen met de handmatig ingestelde
lensopeningwaarde/sluitertijd
(Creatieve Videomodus)
Het is mogelijk om de openingswaarde en de sluitersnelheid manueel te veranderen en
video’s op te nemen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Selecteer het menu. (P54)
3
Druk op 3/4 om [P], [A], [S] of [M] te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
De handelingen die nodig zijn voor het veranderen van de lensopeningwaarde of de
sluitertijd zijn dezelfde als voor het instellen van de modusknop op , , of .
4
Start de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te starten (er
kunnen geen foto's gemaakt worden).
5
Stop de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te stoppen.
Opnamefunctie:
> [Bewegend beeld] > [Belicht.stand]
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te
raken.
MENU
P
203
8. Films opnemen
Lensopening
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel
de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Sluitertijd
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen
toenemen wegens de hogere gevoeligheid.
Als onderwerpen op een extreem heldere plaats opgenomen worden, of onder fluorescente/
LED-verlichting, kan de kleurtoon of de helderheid van het beeld veranderen en kunnen
horizontale strepen op het beeld verschijnen. In dat geval moet de opnamemodus veranderd
worden of stelt u de sluitertijd met de hand in op 1/60 of 1/100.
Als u [Synchro scan] (P218) gebruikt, kunt u de afname zelfs met kleinere toenames regelen.
Als u [Variabele beeldfreq.] (P215) instelt, kan de sluitertijd veranderen.
Als [Belicht.stand] op [M] gezet is, zal [AUTO] van de ISO-gevoeligheid op [200] gezet worden.
8. Films opnemen
204
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer
deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
Het gebruik van de aanraakiconen maakt de stille werking tijdens het opnemen van films
mogelijk.
Zet [Stille bediening] in het [Bewegend beeld]-menu op [ON].
1
Start de opname.
2
Raak [ ] aan.
3
Raak de icoon aan.
4
Versleep de schuifbalk om in te stellen.
De snelheid van de werking varieert en is afhankelijk
van de positie die u aanraakt.
5
Stop de opname.
Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname
Zoom (als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt
die compatibel is met power zoom)
Lensopeningwaarde
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
/ ISO-gevoeligheid/Gain (dB) (P209)
Bijstelling microfoonniveau
[ ]/[ ] verandert de instelling langzaam
[ ]/[ ] verandert de instelling snel
F
SS
ISO
GAIN
205
8. Films opnemen
Gebruik van geavanceerde instellingen en
opnamefuncties voor films
Instellen van het luminantieniveau voor beelden P206
[Bewegend beeld]-menu: [Niveau masterpedestal]/[Helderheidsniveau]
Andere beeldinstellingen dan het luminantieniveau
De volgende functies werken voor zowel foto's als films. Raadpleeg voor details Instellen
van beeldkwaliteit en kleurtoon
op P128.
[Witbalans]/[Fotostijl]/[Schaduw markeren]/[Int.dynamiek]/[I.resolutie]
Instellingen van gamma/kleurtoon voor films
Als u [Fotostijl] in het
[Bewegend beeld]
-menu selecteert, kunt u films opnemen met een
gammacurve die geschikt is voor het opmaken van beelden, het nauwkeurig instellen van de
kleurtoon en het toevoegen van een verscheidenheid van andere effecten. Raadpleeg voor
details
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen ([Fotostijl])
op P140.
Regelen van geluidsinstellingen/bewaken van het geluid tijdens de
opname
P207
[Bewegend beeld]-menu: [Micr. instellen]/[Microfoon begrenzer]/[Windreductie]/[Lens ruisreductie]
Het geluid controleren terwijl u een film opneemt ([Bewegend beeld]-menu: [Geluid ouput])
Voor informatie over [Speciale microfoon] in het [Bewegend beeld]-menu, dat alleen
beschikbaar is als een stereo shotgun-microfoon (DMW-MS2: optioneel) gebruikt wordt,
raadpleeg P350.
Het gebruik van beeldschermen en weergaven die geschikt zijn
voor het opnemen van films
P208
[Bewegend beeld]-menu: [Micr. weerg.]/[SS/gain bediening]
[Voorkeuze]-menu: [Centrummarkering]/[Zebrapatroon]/[Zwart-wit Live View]/[Video
prioriteit menu]
Opnemen tijdens het bekijken van de camerabeelden
P212
[Bewegend beeld]-menu: [HDMI-opname-output]
Instelling van de opnamemethode van de tijdcode
P214
[Bewegend beeld]-menu: [Tijdcode]
Snel of langzaam films opnemen ([Variabele beeldfreq.])
P215
[Bewegend beeld]-menu: [Variabele beeldfreq.]
Reduceren van flikkeren en horizontale strepen op de beelden ([Synchro scan])
P218
[Bewegend beeld]-menu: [Synchro scan]
Weergeven van kleurenbalken/uitgeven van een testtoon P219
[Bewegend beeld]-menu: [Kleurenbalken]
Veranderen van de systeemfrequentie P220
[Set-up]-menu: [Systeemfrequentie]
8. Films opnemen
206
U kunt de kleur zwart, die als referentie voor beelden in de Creatieve Video-modus dient,
op 31 stappen instellen. De kleur zwart, die als referentie voor luminantiesignalen dient,
wordt master pedestal genoemd. Door het bereik dat als zwart gedefinieerd wordt in te
stellen, kunt u niet alleen de manier instellen waarop de zwarte kleur verschijnt, maar ook
de luminantiebalans van het gehele beeld.
Deze functie is alleen beschikbaar als de camera op Creatieve Video-modus gezet is.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Draai aan de modusknop op de achterkant of de
voorkant om de instelling te regelen.
Als u de instelling niet uitvoert, selecteer dan [0]
3 Op [MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
U kunt het luminantiebereik voor films instellen. Als u meerdere materialen in een enkele
film combineert, stel dan een bereik in dat alle materialen dekt.
Instellingen: [0s255]/[16s235]/[16s255]
Deze functie werkt alleen voor films. Foto's (met inbegrip van de foto's die u tijdens het
opnemen van een film maakt) zullen genomen worden met [0s255].
Als [Opname-indeling] op [AVCHD] of [MP4] gezet is, zal [0-255] in [Helderheidsniveau] op
[16-255] gezet worden.
Instellen van het luminantieniveau voor beelden
Regelen van het zwarte luminantieniveau ([Niveau masterpedestal])
Toepasbare modi:
j kant
Deze kant creëert een scherp
beeld met een hoog contrast.
n0 (standaard)
Dit is de standaard instelling.
i kant
Deze kant creëert een
beetje mistige atmosfeer.
> [Bewegend beeld] > [Niveau masterpedestal]
[Helderheidsniveau]
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Helderheidsniveau]
MENU
+4
+4
+5+5 +10+10 +15+15
-
15
-
15
-
10
-
10
-
5
-
500
MP
MPMPMP
MPMPMP
MENU
207
8. Films opnemen
U kunt de geluidsinstellingen voor films regelen.
Voor informatie over [Speciale microfoon] in het [Bewegend beeld]-menu, dat alleen
beschikbaar is als een stereo shotgun-microfoon (DMW-MS2
:
optioneel) gebruikt wordt,
raadpleeg P350.
Regelt het geluidingangsniveau op 19 verschillende niveaus (j12 dB i6dB).
De weergegeven dB-waarden zijn bij benadering.
De camera regelt automatisch het geluidingangsniveau en minimaliseert de
geluidsvervorming (krakend geluid) als het volume te hoog is.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Dit voorkomt automatisch dat windruis opgenomen wordt.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
Door [Windreductie] in te stellen kan de gebruikelijke geluidskwaliteit veranderen.
U kunt het zoomgeluid van een onderling verwisselbare lens die compatibel is met power
zoom, dat geproduceerd wordt tijdens het opnemen van bewegende beelden, verlagen.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Deze functie werkt alleen als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die power zoom
ondersteunt
Als deze functie gebruikt wordt, kan het zijn dat de geluidskwaliteit anders is dan die tijdens de
gewone werking.
Regelen van geluidsinstellingen/bewaken van het geluid tijdens de opname
[Micr. instellen]
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Micr. instellen]
Automatisch regelen van het geluidingangsniveau ([Microfoon begrenzer])
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Microfoon begrenzer]
[Windreductie]
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Windreductie]
[Lens ruisreductie]
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Lens ruisreductie]
MENU
MENU
MENU
MENU
8. Films opnemen
208
U kunt films opnemen terwijl u de geluiden die opgenomen worden hoort door een in de
handel verkrijgbare koptelefoon op dit toestel aan te sluiten.
A In de handel verkrijgbare hoofdtelefoon
Gebruik geen koptelefoonkabels die 3 m of langer zijn.
Als hoofdtelefoons aangesloten zijn, worden elektronische geluiden en elektronische
sluitergeluiden uitgezet.
Schakel de methode voor geluiduitgave in
Het geluidsniveau dat u ingesteld heeft bij [Micr. instellen] wordt weergegeven als een
microfoonniveau.
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt, wordt de instelling vastgezet op [REC SOUND].
U kunt de instellingen van het beeldscherm en de weergave veranderen zodat u met deze
camera gemakkelijk films kunt beheren.
Stel in of de microfoonniveaus el of niet op het opnamescherm weergegeven moeten
worden.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Wanneer [Microfoon begrenzer] ingesteld is op [OFF], staat [Micr. weerg.] op [ON].
Het geluid controleren terwijl u een film opneemt
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Geluid ouput]
[REAL TIME]
Huidig geluid zonder tijdverschil.
Het kan verschillen van de audio die in de film opgenomen is.
[REC SOUND]
Geluid dat niet in de film opgenomen wordt.
De audio kan langzamer klinken dan de huidige audio.
Het gebruik van beeldschermen en weergaven die geschikt zijn voor het
opnemen van films
[Micr. weerg.]
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Micr. weerg.]
MENU
MENU
209
8. Films opnemen
U kunt in de Creatieve Video-modus de waarde-eenheden van de sluitertijd en de gain
(gevoeligheid) veranderen.
Deze functie is alleen beschikbaar als de camera op Creatieve Video-modus gezet is.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Het midden van het opnamescherm zal weergegeven worden
met [+]. Dit is handig bij het bedienen van de zoom terwijl u
het onderwerp in het midden van het beeldscherm houdt.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Omschakelen van de waarde-eenheden ([SS/gain bediening])
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [SS/gain bediening]
[SEC/ISO]
Geeft de sluitertijd weer in seconden en
de gain in ISO.
[ANGLE/
ISO]
Geeft de sluitertijd weer in graden en de
gain in ISO.
De onderstaande sluitertijd zal
geselecteerd kunnen worden (als
[Synchro scan] op [OFF] gezet is):
11 d tot 360 d
[SEC/dB]
Geeft de sluitertijd weer in seconden en
de gain in dB.
De onderstaande gain (gevoeligheid)
zal geselecteerd kunnen worden:
AUTO of s6 dB tot 24 dB
Weergeven van het midden van het beeldscherm ([Centrummarkering])
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Centrummarkering]
MENU
000
R
5m04s
2
00
2
00
2
00
2
00
6060604.04.04.0
R
5
000
R
5m04s
2
00
2
00
2
00
2
00
11d11d11d4.04.04.0
R
5
000
R
5m04s
0
dB
0
dB
0
dB
6060604.04.04.0
R
5
MENU
8. Films opnemen
210
U kunt zones controleren die met wit verzadigd zijn door genoemde zones weer te geven
met een bepaald luminantieniveau in zebrapatroon. U kunt ook een minimum
luminantieniveau (helderheid) instellen dat als zebrapatroon verwerkt moet worden.
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief (P157) te
compenseren, onder raadpleging van het histogram (P309) en om de foto vervolgens opnieuw
te maken.
De weergegeven zebrapatronen zullen niet worden opgenomen.
Als u [Zebrapatroon] toekent aan [Fn knopinstelling] (P317) in het [Voorkeuze]-menu, zal het
zebrapatroon als volgt omgeschakeld worden telkens wanneer u op de functieknop drukt waar
de instelling aan toegekend is: [Zebra 1] [Zebra 2] [OFF].
Als [Zebra 2] op [OFF] gezet is, schakelt de instelling om met de volgorde [Zebra 1] [OFF]
waarmee u in staat gesteld wordt de instelling snel om te schakelen.
.
Controleren van zones met een verzadiging met wit ([Zebrapatroon])
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Zebrapatroon]
[ZEBRA1]
Geeft zones boven een bepaald luminantieniveau weer
met een naar rechts hellend zebrapatroon
[ZEBRA2]
Geeft zones boven een bepaald luminantieniveau weer
met een naar links hellend zebrapatroon
[OFF]
[SET]
Stelt het minimum helderheidsniveau voor ieder zebrapatroon in
[Zebra 1]/[Zebra 2]
Druk op 3/4 om de helderheid te selecteren en druk op [MENU/
SET].
U kunt een helderheidswaarde tussen [50%] en [105%] selecteren. In
[Zebra 2] kunt u [OFF] selecteren. Als u [100%] of [105%] selecteert zullen
alleen de zones die al met wit verzadigd zijn in een zebrapatroon
weergegeven worden. Hoe lager de waarde, hoe breder het
helderheidsbereik zal zijn dat als zebrapatroon verwerkt moet worden.
Als [Helderheidsniveau] op [16s235] gezet is, kunt u alleen een
helderheidsniveau tot [95%] selecteren.
MENU
211
8. Films opnemen
U kunt het opnamescherm in zwart-wit laten weergeven. Deze functie is handig omdat het
met een zwart-witscherm gemakkelijker is scherp te stellen met de manuele focus.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Zelfs als u tijdens de HDMI-uitgave tijdens het opnemen gebruikt, zal deze functie voor het
aangesloten apparaat niet werken.
De opgenomen beelden zullen hier niet door beïnvloed worden.
U kunt beeldschermen, zoals het opnamescherm of het beeldscherm met
opname-informatie op de monitor, omschakelen in beeldschermen die geschikt zijn voor
het opnemen van een film.
Instellingen: [ON]/[OFF]
In de opnamemodus
De details van de [Opn. kwaliteit] en de beschikbare opnametijd zullen weergegeven
worden. De opname-informatie op de monitor zal omgeschakeld worden naar die van de
films.
De weergave van de waarde van de belichtingscompensatie zal omgeschakeld worden binnen
het beschikbare bereik voor films. Als u de belichtingscompensatie regelt, zal het bereik dat
alleen voor foto's beschikbaar is als [ ] weergegeven worden.
De iconen voor functies die niet voor films beschikbaar zijn, zoals de iconen voor de flitser of
het aantal pixels, zullen niet weergegeven worden.
In zwart-wit weergeven van het opnamescherm ([Zwart-wit Live View])
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Zwart-wit Live View]
[Video prioriteit menu]
Toepasbare modi:
> [Voorkeuze] > [Video prioriteit menu]
MENU
MENU
R
5
m
044
sR
5
m
04
s
AFSAFS
F 2.824 1/60
AUTO
FPS
ISO
WB
PHOTO STYLE
IRIS SHUTTER
R00h05m04s
00:00:00:00
AWB
1
989898
AFSAFS
FHD
MOV
24
p
L
4:3
MOV
50
M
FHD IPB
24.00
p
TC
NDF
MOV
FHD 50M
24
p
IPB
MIC
LR
LMT ON
00
+5+5
00
+3+3
[OFF] [ON] Beeldscherm met
opname-informatie op de
monitor ([ON])
8. Films opnemen
212
In de afspeelmodus
De details van [Opn. kwaliteit] zullen weergegeven worden.
Tijdens de HDMI-output kunt u beelden opnemen terwijl u de
bewegende beelden op de TV, enz., bekijkt.
Raadpleeg P325 over hoe u de aansluiting op de TV tot stand
moet brengen met gebruik van de HDMI-microkabel.
De [Opn. kwaliteit]-instelling in het filmopname-menu zal
toegepast worden op de beeldschermen die tijdens de opname
via de HDMI-verbinding uitgegeven worden.
Als u een beeld weergeeft dat afgespeeld wordt, zal het weergegeven worden met de instelling
van [HDMI-functie (afspelen)] in [TV-verbinding] in het [Set-up]-menu. (P65)
Beperkingen bij het gebruik van de HDMI-uitgave.
Als de Auto Focusmodus [ ] of MF Assist gebruikt worden, kan het scherm niet in de
venstermodus ([PIP]) vergroot worden.
Bijv.: Tele Conv. (film) werkt niet (met uitzondering van de Creatieve Videomodus).
[Aspectratio] in het [Opname]-menu staat vast op [16:9].
[Opn. kwaliteit] in het [Bewegend beeld]-menu is niet beschikbaar voor films waarvan het
formaat op [VGA] gezet is.
[Geluid ouput] in het [Bewegend beeld]-menu staat vast op [REC SOUND].
Elektronische geluiden en elektronische sluitergeluiden worden uitgezet.
Opnemen tijdens het bekijken van de camerabeelden
Toepasbare modi:
00
AWBAWBAWB
1/98981/98
MOV
50
M
FHD IPB
24.00
p
MOV
50
M
FHD IPB
24.00
p
MOV
50
M
FHD IPB
24.00
p
100-0001
2014.12. 1 10:00
AFS
0
WBWB
AWB
STD.STD.STD.
MOV
50
M
FHD IPB
24.00
p
213
8. Films opnemen
Instelling van de uitgavemethode van de HDMI-verbinding
Als [4K omlaag converteren] werkt terwijl het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K]
gezet is en het beeld wordt via de HDMI-verbinding uitgegeven, dan kan het langer duren dan
gebruikelijk is om de scherpte met Auto Focus te regelen en de camera kan langzamer
reageren op de continue bijstelling van de scherpte.
Als u de Wi-Fi-functie gebruikt terwijl u de HDMI-uitgave gebruikt met de [Bitmodus] op [4:2:2
8bit], zal het beeld niet op het beeldscherm van de camera weergegeven worden.
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt, kan het beeld misschien met een
tijdvertraging weergegeven worden.
> [Bewegend beeld] > [HDMI-opname-output]
[Bitmodus]
Stelt de beeldkwaliteit van de HDMI-uitgave in.
[4:2:2 8bit]:
Stelt u in staat het beeld dat via de HDMI-verbinding uitgegeven wordt als
een film op te nemen. Deze optie is ideaal voor het bewaken van het beeld
op de externe monitor terwijl het opgenomen wordt.
[4:2:2 10bit]:
Stelt u in staat het beeld af te spelen via de HDMI-verbinding met hoge
beeldkwaliteit. Deze optie is ideaal voor het bewaren van beelden op
externe apparatuur.
U kunt [4:2:2 10bit] alleen in de Creatieve Video-modus selecteren.
Als u het beeld via de HDMI-verbinding afspeelt terwijl [Bitmodus] op [4:2:2
10bit] gezet is, kunnen geen films opgenomen worden.
Als u de HDMI-uitgave gebruikt terwijl [Bitmodus] op [4:2:2 10bit] gezet is,
zal de Wi-Fi-functie uitgeschakeld zijn.
[Info tonen]
Toont of verbergt de weergave van informatie.
[ON]:
Geeft de weergave op de camera uit zoals het is.
[OFF]:
Geeft alleen het beeld uit.
Als u het beeld via de HDMI-verbinding afspeelt terwijl [Bitmodus] op [4:2:2
10bit] gezet is, staat deze instelling vast op [OFF].
[4K omlaag
converteren]
Schakelt de beeldkwaliteit om al naargelang de aangesloten apparatuur.
[AUTO]:
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K] gezet is en de
aangesloten apparatuur reageert niet, dan zal de beeldkwaliteit van de
HDMI-uitgave automatisch naar [1080p] geschakeld worden.
[1080p]:
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K] gezet is, zal de
beeldkwaliteit van de HDMI-uitgave naar [1080p] geschakeld worden.
[OFF]:
Geeft het beeld via de HDMI-verbinding uit met de beeldkwaliteit die
ingesteld is in [Opn. kwaliteit].
Als [OFF] ingesteld is, kan het zijn dat het beeld niet weergegeven wordt,
afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
MENU
8. Films opnemen
214
De tijdcode stelt de opnametijd voor in eenheden van uren,
minuten, secondes en frames en kan gebruikt worden als een
tijdschaal voor het bewerken van films. Dit toestel neemt tijdens
een filmopname automatisch de tijdcode op.
De tijdcodes worden niet opgenomen op films die opgenomen
zijn terwijl [Opname-indeling] op [MP4] staat.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Instelling van de opnamemethode van de tijdcode
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Tijdcode]
[Tijdcodeweergave]
Stelt in of de tijdcode al dan niet op het opnamescherm/
afspeelscherm weergegeven wordt.
[ON]/[OFF]
[Optellen]
Stelt de telmethode van de tijdcode in.
[REC RUN]:
Telt de tijd alleen wanneer een film opgenomen wordt.
[FREE RUN]:
Telt de tijd zelfs wanneer geen opname plaatsvindt (met inbegrip
van wanneer dit toestel uitgeschakeld is).
[Tijdcode waarde]
Stelt het startpunt (starttijd) van de tijdcode in.
[Reset]:
Stelt 00:00:00:00 (uren: minuten: secondes: frames) in
[Handmatige invoer]:
Voor de handmatige invoering van uren, minuten, seconden en frames.
[Huidige tijd]:
Zet de uren, minuten en secondes op de huidige tijd en zet de
frames op 00.
[Tijdecodefunctie]
Stelt de opnamemethode van de tijdcode in.
[DF] (Drop Frame):
De camera verandert het verschil tussen de opgenomen tijd en de
tijdcode. Deze methode wordt gebruikt voor het produceren van
TV-programma's en andere situaties waarin een exacte tijdperiode
opgenomen moet worden.
Seconden en frames worden gescheiden door “
.
”. (voorbeeld: 00:00:00
.
00)
[NDF] (Non-Drop Frame):
Neemt de tijd zonder drop frame op. Wordt gebruikt bij
beeldproducties, enz.
Seconden en frames worden gescheiden door “:”. (voorbeeld: 00:00:00:00)
De instelling is in de volgende gevallen vastgezet op [NDF].
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] of [24.00 Hz
(CINEMA)]
gezet is
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] gezet is en de
framesnelheid van de film in [Opn. kwaliteit] op [24p] gezet is.
TC
00:01:30:00TC 00:01:30:00
MENU
215
8. Films opnemen
U kunt snel of langzaam films opnemen door de frame-snelheid te veranderen. In
[Variabele beeldfreq.] kunt u de frame-snelheid voor de opname instellen.
Langzaam bewegende films (overcrank opname)
In scènes zoals climaxen creëert het slow motion effect een dramatische indruk. Stel een
frame-snelheid in die meer frames verstrekt dan de opname-frame-snelheid in [Opn.
kwaliteit].
Voorbeeld: als u [FHD/100M/24p] op [48fps] zet en een film opneemt, kan een slow
motion-effect van 1/2 verkregen worden.
Snel bewegende films (overcrank opname)
Een fast motion-effect wordt gebruikt in scènes die voorbij drijvende wolken tonen,
mensen die midden in een menigte staan, enz. Stel een frame-snelheid in die minder
frames verstrekt dan de opname-frame-snelheid in [Opn. kwaliteit].
Voorbeeld: als u [FHD/100M/24p] op [12fps] zet en een film opneemt, kan een quick
motion-effect van 2k verkregen worden.
Deze functie is alleen beschikbaar als de camera op Creatieve Video-modus gezet is.
Opnemen met een variabele frame-snelheid is mogelijk met de volgende instellingen in
[Opname-indeling] en [Opn. kwaliteit].
¢ Als [Opname-indeling] op [MP4] gezet is, is het niet mogelijk op te nemen met een variabele
frame-snelheid.
Auto Focus werkt niet.
De audio wordt niet opgenomen.
Snel of langzaam films opnemen ([Variabele beeldfreq.])
Toepasbare modi:
AVCHD:
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[FHD/24M/30p]/[FHD/24M/24p]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[FHD/24M/25p]
[MP4 (LPCM)]/
[MOV]
Als [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] staat
[FHD/100M/30p]/[FHD/100M/24p]
Als [Systeemfrequentie] op [50.00 Hz (PAL)] staat
[FHD/100M/25p]
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] staat
[FHD/100M/24p]
8. Films opnemen
216
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De items die beschikbaar zijn voor opnames met een
variabele frame-snelheid worden op het scherm aangeduid
met [VBF beschikbaar].
3 Selecteer [Variabele beeldfreq.] met 3/4 en druk
vervolgens op [MENU/SET].
4 Selecteer [ON] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als u de instelling van [Variabele beeldfreq.] van [OFF] op
[ON] schakelt, zal het instellingenscherm voor de
framesnelheid weergegeven worden.
5 Druk op 2/1 om de frame-snelheid te selecteren
waarmee u het item wilt opnemen.
U kunt een waarde tussen [2fps] en [96fps] selecteren.
U kunt ook een frame-snelheid selecteren door aan de
modusknop op de achterkant of de voorkant, of aan de
bedieningsknop te draaien.
6 Op [MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Om [Variabele beeldfreq.] te annuleren
Selecteer de instelling [OFF] in step
4.
Veranderen van de frame-snelheid
Selecteer de instelling [SET] in step
4.
> [Bewegend beeld] > [Opn. kwaliteit]
MENU
217
8. Films opnemen
Als [Opname-indeling] op [AVCHD] gezet is, kunt u geen frame-snelheid met een groter aantal
frames dan 60fps instellen.
Als u een frame-snelheid van meer dan 60fps instelt terwijl [Ex. tele conv.] in het [Bewegend
beeld]-menu op [ON] gezet is, zal [Ex. tele conv.] in het [Bewegend beeld]-menu geannuleerd
worden.
Als u een frame-snelheid instelt waarvan het aantal frames groter is dan 60fps kan het zijn dat
de beeldkwaliteit verslechtert.
Als u [Variabele beeldfreq.] toekent aan [Fn knopinstelling] (P317) in het [Voorkeuze]-menu en
op de toegekende functieknop drukt, zal het scherm voor de instelling van de frame-snelheid
weergegeven worden. (Alleen als [Variabele beeldfreq.] op [ON] gezet is)
Als de opname van bewegende beelden na korte tijd eindigt, kan het zijn dat de camera nog
even doorgaat met opnemen. Blijf de camera vasthouden tot de opname stopt.
Als u een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt, kunt u niet met manuele
focus scherpstellen. Stel scherp voordat u [Variabele beeldfreq.] instelt.
Om films die met [Variabele beeldfreq.] opgenomen zijn af te spelen op externe apparatuur, of
om de films daar naartoe te exporteren, heeft u een compatibele Blu-ray disc recorder nodig of
een PC waarop PHOTOfunSTUDIO geïnstalleerd is.
Als [Variabele beeldfreq.] ingesteld is, zijn de audio gerelateerde items in het [Bewegend
beeld]-menu uitgeschakeld.
We raden het gebruik van een statief aan.
Als u een film afspeelt die op genomen is met [Variabele beeldfreq.] zal de weergave van de
opnametijd voor films rechtsboven op het scherm er anders uitzien dan die welke doorgaans
tijdens het afspelen van een gewone film verschijnt.
[ ]: Huidige afspeeltijd
[ ]: Daadwerkelijk verstrijken van de tijd gedurende welke de film opgenomen werd
XX
m
XX
s
XX
m
XX
s
8. Films opnemen
218
U kunt het flikkeren en de horizontale strepen op de beelden reduceren in de Creatieve
Video-modus. Door de sluitertijd nauwkeurig in te stellen kunt u het flikkeren en de
horizontale strepen die op het beeld van de camera verschijnen reduceren wanneer u het
scherm van een TV of een PC opneemt.
Deze functie is alleen beschikbaar als [Belicht.stand] in de Creatieve Video-modus op
[S] of [M] gezet is.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [ON] met 3/4 en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Selecteer de sluitertijd met 2/1 en druk vervolgens
op [MENU/SET].
A Sluitertijd
U kunt de sluitertijd nauwkeurig instellen.
Stel de sluitertijd in terwijl u naar het beeldscherm kijkt
zodat het flikkeren en de horizontale strepen tot het
minimum gereduceerd worden.
Als u 2/1 ingedrukt houdt, zal de sluitertijd sneller
ingesteld worden.
U kunt de instelling van de sluitertijd ook op het opnamescherm regelen met toenames die
kleiner zijn dan de gewone instellingsmethode.
Annuleren van [Synchro scan]
Selecteer de instelling [OFF] in step
2.
Als u [Synchro scan] op [ON] zet, zal het beschikbare bereik van de sluitertijd smaller worden.
Het bereik van de sluitertijd verschilt afhankelijk van de instellingen van [Opn. kwaliteit],
[Variabele beeldfreq.] en andere.
Reduceren van flikkeren en horizontale strepen op de beelden
([Synchro scan])
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Synchro scan]
MENU
246.8
246.8
A
219
8. Films opnemen
U kunt kleurenbalken laten weergeven hetgeen nuttig is voor het regelen van instellingen
zoals de beeldkwaliteit van een externe monitor. Als u kleurenbalken weergeeft, zal ook
een testtoon klinken.
De helderheid en de kleurtoon die op de monitor of de zoeker van de camera verschijnen,
kunnen verschillen van die welke op een ander apparaat verschijnen, zoals op een externe
monitor. Controleer de definitieve beeldkwaliteit op een ander apparaat, zoals een externe
monitor.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De kleurenbalken zullen weergegeven worden en er zal een testtoon klinken.
U kunt het niveau van de testtoon instellen en daarbij uit drie opties kiezen
(s12 dB, s18 dB en s20 dB) door aan de bedieningsknop te draaien.
Als u op de filmknop drukt, zullen de kleurenbalken en de testtoon als een film
opgenomen worden.
3 Op [MENU/SET] drukken.
De kleurenbalken zullen verdwijnen en de testtoon zal stoppen.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u kleurenbalken als een film opneemt, zullen de
kleurenbalken verdwijnen maar kunt u de opname voortzetten. Dit stelt u in staat kleurenbalken
aan het begin van een film op te nemen.
Als u [Kleurenbalken] toekent aan [Fn knopinstelling] (P317) in het [Voorkeuze]-menu, dan kunt
u telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt waar de instelling aan toegekend is, de
kleurenbalken laten weergeven of verbergen. Hierbij zullen de kleurenbalken weergegeven
worden die u de laatste keer gebruikte.
Weergeven van kleurenbalken/uitgeven van een testtoon
Toepasbare modi:
> [Bewegend beeld] > [Kleurenbalken]
[SMPTE]
Kleurenbalken overeenkomstig SMPTE
[EBU]
Kleurenbalken overeenkomstig EBU
[ARIB]
Kleurenbalken overeenkomstig ARIB
MENU
8. Films opnemen
220
U kunt de systeemfrequentie van de films die u opneemt en afspeelt veranderen. Als u
een film maakt met een ander zendsysteem dan dat van uw regio, of als u bewegende
beelden voor een film opneemt, verander dan de systeemfrequentie.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Er zal een bericht weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de camera te
herstarten. Schakel de camera uit en weer in.
De fabrieksinstelling van de systeemfrequentie is die van de regio van aankoop, [59.94 Hz
(NTSC)] of [50.00 Hz (PAL)].
Als [Systeemfrequentie] op een ander zendsysteem dan dat van uw regio gezet is, kan
het zijn dat beelden niet correct op de TV afgespeeld worden.
Als u niet bekend bent met zendsystemen of als u geen bewegende beelden voor films
gaat opnemen, raden wij aan dat u de fabrieksinstelling gebruikt.
Als u de instelling veranderd heeft maar niet zeker bent van de systeemfrequentie voor het
zendsysteem van uw regio, verricht dan een [Resetten] in het [Set-up]-menu (P58).
Als de systeemfrequentie eenmaal veranderd is
Nadat de instelling van de [Systeemfrequentie] veranderd is, kan het zijn dat films niet
opgenomen of afgespeeld worden als u de kaart blijft gebruiken die in de camera
geplaatst was. Wij raden aan dat u de kaart vervangt door een andere en dat u deze op de
camera formatteert (P58).
Als u de kaart blijft gebruiken die in de camera geplaatst was voordat de instelling veranderde,
zal de camera als volgt werken:
Veranderen van de systeemfrequentie
Toepasbare modi:
> [Set-up] > [Systeemfrequentie]
[59.94 Hz (NTSC)] Voor regio's waar het TV-zendsysteem NTSC is
[50.00 Hz (PAL)] Voor regio's waar het TV-zendsysteem PAL is
[24.00 Hz
(CINEMA)]
Deze systeemfrequentie dient voor de creatie van films
[Opname-indeling] [Opname] [Afspelen]
[AVCHD]
Opnemen is niet
mogelijk.
U kunt geen films afspelen die
opgenomen waren voordat u de
instelling veranderde.
Bewegende beelden die opgenomen
werden met een andere
[Systeemfrequentie] kunnen niet
afgespeeld worden.
[MP4]/[MP4 (LPCM)]/[MOV] Opnemen is mogelijk.
MENU
221
9.
Afspelen en bewerken van beelden
Opnamen terugspelen
1
Druk op [(].
2
Druk op 2/1.
Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de beelden achter
elkaar afspelen.
De beelden kunnen ook voor- of achteruit langs gelopen worden door aan de
bedieningsknop te draaien of door het scherm horizontaal te verslepen. (P49)
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is.
(De beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [
(], druk de sluiterknop tot halverwege in of druk op de filmknop.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is
door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif
“Exchangeable Image File Format”.
Dit toestel kan alleen beelden weergeven die in overeenstemming met de DCF-standaard zijn.
Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct
afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn.
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
1/981/981/981/98
9. Afspelen en bewerken van beelden
222
Bewegende beelden terugspelen
Dit toestel is ontworpen voor het afspelen van films met gebruik van AVCHD, MP4 en
MOV formaten.
Bewegende beelden worden weergegeven met de filmicoon
([ ]).
Druk op 3 om af te spelen.
A Opnametijd film
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd op
het scherm weergegeven.
8 minuten en 30 seconden wordt bijvoorbeeld weergegeven als
[8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet
afgebeeld voor bewegende beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door in het midden van het scherm [ ] aan te raken, kunt u de film afspelen.
Bediening tijdens het afspelen van films
¢ De snelheid van het vooruit/achteruit afspelen neemt toe als u opnieuw op 1/2 drukt.
Als u de camera gedurende ongeveer 2 seconden niet bedient, zullen de aanraakiconen en
andere beeldschermweergaven verdwijnen. Om deze opnieuw weer te geven, dient u het
scherm aan te raken.
Als u tijdens een pauze op [MENU/SET] drukt, kunt u een foto van een film creëren. (P223)
Gebruik voor het afspelen op een PC van films die met dit toestel opgenomen zijn, de
PHOTOfunSTUDIO” software op de (bijgeleverde) DVD.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden die opgenomen werden met een andere [Systeemfrequentie] kunnen niet
afgespeeld worden. (P220)
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
3 Afspelen/Pauzeren 4 Stop
2
Snel terugspoelen
¢
1
Snel vooruitspoelen
¢
Frame-by-frame
achteruit
(tijdens pauzeren)
Frame-by-frame
vooruit
(tijdens pauzeren)
Verlaagt het niveau
van het volume
Verhoogt het niveau
van het volume
12s12s
12s
12s
A
223
9. Afspelen en bewerken van beelden
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
1
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend beeld op pauze te
zetten.
2
Op [MENU/SET] drukken.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door
[ ] aan te raken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Foto's zullen bewaard worden met de [Aspectratio] op [16:9] en de [Kwaliteit] op []. Het
aantal pixels zal verschillen, al naargelang de film die u afspeelt.
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [C4K] gezet is: 4096k2160 (9 M)
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] gezet is: [M] (8 M)
Als het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [FHD], [HD] gezet is: [S] (2 M)
De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
[ ] wordt weergegeven tijdens het afspelen van foto's die uit films gecreëerd zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als u een film creëert terwijl het filmformaat voor [MP4] in [Opn. kwaliteit] op [VGA] gezet is,
kunnen geen foto's van een film gecreëerd worden.
Creëren van foto’s uit een video
9. Afspelen en bewerken van beelden
224
Omschakelen van de afspeelwijze
Draai de modusknop op de achterkant naar rechts.
1k 2k 4k 8k 16k
Als de modusknop op de achterkant naar links gedraaid wordt
nadat het beeld vergroot is, zal de uitvergroting kleiner zijn.
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding van de
zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
U kunt het vergrote deel bewegen door op 3/4/2/1 van de
cursorknop te drukken of door het scherm te verslepen. (P49)
U kunt het beeld ook (2k) vergroten door het deel dat u wilt vergroten twee keer aan te raken.
Als u het vergrote beeld twee keer aanraakt, keert de vergroting weer terug naar 1k.
U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door het deel dat u wilt vergroten (P49) samen te
knijpen/te spreiden.
U kunt het beeld vooruit of achteruit spoelen terwijl u dezelfde zoomvergroting en zoompositie
voor Playback Zoom handhaaft door tijdens Playback Zoom aan de bedieningsknop te draaien.
Draai de functieknop achterop naar links.
1 scherm 12 schermen 30 schermen Kalenderscher
mweergave
Als de modusknop op de achterkant naar rechts gedraaid wordt,
zal het vorige afspeelscherm weergegeven worden.
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan
door de volgende iconen aan te raken.
[ ]: 1 scherm
[ ]: 12 schermen
[ ]: 30 schermen
[ ]: Schermdisplay
Het scherm kan geleidelijk omgeschakeld worden door het scherm op of neer te slepen.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET].
De terugspeelzoom gebruiken
Weergeven van meerdere schermen (Multi Playback)
2.0X2.0X
2.0X
2.0X
A
1/98
CAL
225
9. Afspelen en bewerken van beelden
1 Draai de modusknop op de achterkant naar links om het kalenderscherm weer
te geven.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
3 Druk op [MENU/SET] om de opnames weer te geven
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
4 Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk
dan op [MENU/SET].
Draai de functieknop achterop naar links om terug te keren
naar de weergave van het kalenderscherm.
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2014.
Als u opnames maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [Wereldtijd], worden deze
opnames afgebeeld met de data van de reisbestemming in Kalender Afspelen.
Een beeldengroep bestaat uit meerdere beelden. U kunt beelden in een groep continu dan
wel een voor een afspelen.
U kunt alle beelden in een groep in een keer bewerken of wissen.
(als u bijvoorbeeld een beeldengroep wist, worden alle beelden in de groep gewist.)
De beelden zullen niet gegroepeerd worden als ze opgenomen zijn zonder dat de klok
ingesteld is.
Beelden afspelen op opnamedatum (Calender Playback)
Afspelen van groepsbeelden
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met de
burst-modus gemaakt zijn met burst-snelheid [SH]. (P113)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die in een Time
Lapse Shot gemaakt zijn. (P120)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met
stop-motionanimatie gemaakt zijn. (P124)
,QVW
1/981/98
1/98
1/98

IRWR

IRWR

IRWR
9. Afspelen en bewerken van beelden
226
Selecteer een beeld met de icoon van het groepsbeeld ([ ], [ ],
[ ]) en druk vervolgens op 3.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking van de icoon van het groepsbeeld
([ ], [ ], [ ]).
Tijdens het een voor een afspelen van groepsbeelden worden opties weergegeven.
Bediening tijdens het afspelen van groepsbeelden
1 Selecteer een beeld met de icoon van de
groepsweergave ([ ], [ ], [ ]) en druk
vervolgens op 4.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking
van de icoon van de groepsweergave ([ ], [ ],
[]).
2 Druk op 2/1 om de beelden langs te lopen.
Raak [ ] aan of druk opnieuw op 4 om weer naar het gewone afspeelscherm terug te
keren.
Ieder beeld van de groep kan op dezelfde manier als normale beelden behandeld worden
wanneer ze afgespeeld worden (zoals meervoudig afspelen, playback zoom en wissen
van beelden).
Continu afspelen van groepsbeelden
[Vanaf eerste foto]: De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het
eerste beeld van de groep.
[Vanaf huidige foto]: De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het
afgespeelde beeld.
3 Continu afspelen/Pauze 4 Stop
2
Snel achteruit
1
Snel vooruit
Achteruit
(tijdens pauzeren)
Vooruit
(tijdens pauzeren)
Afspelen van afzonderlijke groepsbeelden
1/981/981/981/98

IRWR
IRWR
IRWR
227
9. Afspelen en bewerken van beelden
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden die geen deel uitmaken van de DCF-standaard of die beschermd zijn, kunnen niet
gewist worden.
1
Selecteer het te wissen beeld in de
afspeelmodus en druk vervolgens op [ ].
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door [ ]
aan te raken.
2
Druk op 3 om [Apart wissen] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [Ja] te selecteren.
Om een enkele opname uit te wissen
[Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu stelt u in staat in te stellen welke optie
op het bevestigingsscherm voor het wissen, [Ja] of [Nee], het eerst
geaccentueerd moet worden.
De fabrieksinstelling is [Nee]. (P253)
Een enkel beeld kan rechtstreeks gewist worden door op de functieknop te
drukken waar [Apart wissen] op ingesteld is. (P320)
Fn4
$SDUWZLVVHQ
0XOWLZLVVHQ
$OOHVZLVVHQ
9. Afspelen en bewerken van beelden
228
¢ De beeldengroepen worden als een enkel beeld beschouwd.
(alle beelden in de geselecteerde beeldengroep zullen gewist worden.)
1
Druk in de afspeelmodus op [ ].
2
Op 3/4 drukken om [Multi wissen] of [Alles wissen] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Alles wissen] > Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
Het is mogelijk om alle beelden te wissen, behalve de beelden die als favorieten
ingesteld zijn, als [Alles wissen behalve Favoriet] geselecteerd is met de [Alles wissen]
instelling.
3
(Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is)
Druk 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om in te
stellen. (Herhaal deze stap.)
[] verschijnt op de geselecteerde beelden.
Als u opnieuw op [MENU/SET] drukt, wordt de instelling gewist.
4
(Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is)
Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET] om het uit te voeren.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
Schakel het toestel niet uit tijdens het wissen. Een batterij met voldoende batterijstroom of de
netadapter (optioneel) gebruiken. (P353)
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Wissen van meer beelden (tot 100
¢
) of van alle beelden
8LWYRHU
229
9. Afspelen en bewerken van beelden
Gebruik van het [Afspelen]-menu
Met dit menu kunt u diverse afspeelfuncties gebruiken, zoals het afsnijden van beelden en
andere bewerkingen van de opgenomen beelden, instellingen van de bescherming, enz.
Met [RAW-verwerking], [Retouche wissen], [Tekst afdr.], [Intervalvideo], [Stop-motionvideo],
[Nw. rs.] of [Bijsnijden] wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet
gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op de kaart, daarom raden we aan te controleren
of vrije ruimte is voordat u het beeld bewerkt.
Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct
afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn.
Er kan tussen de afspeelmethoden voor 3D-beelden geschakeld worden.
Dit is een menu dat alleen weergegeven kan worden als 3D-afspelen mogelijk is. Raadpleeg
P344 voor details.
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen foto’s, alleen
video’s, alleen 3D-beelden, enz.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het toestel aan een TV.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te
drukken en druk vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P344 voor de manier van afspelen van
[3D]-beelden in 3D.
Druk tijdens [Categorieselectie] op 3/4/2/1 om een
categorie te selecteren en druk op [MENU/SET].
Raadpleeg P231 voor details over de categorie.
3 Druk op 3 om [Start] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Bediening tijdens een diavoorstelling
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt.
[2D/3D-inst.]
[Diashow]
> [Afspelen] > [Diashow]
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
3 Afspelen/Pauzeren 4
Diavoorstelling
verlaten
2
Terug naar het vorige
beeld
1
Verder naar het
volgende beeld
Verlaagt het niveau
van het volume
Verhoogt het niveau
van het volume
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
230
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [Effect] of
[Set-up] te selecteren op het diavoorstellingmenuscherm.
[Effect]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren wanneer u van het ene naar
het andere beeld schakelt.
[AUTO]/[NATURAL]/[SLOW]/[SWING]/[URBAN]/[OFF]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [Categorieselectie] geselecteerd is. De beelden
worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[Effect] staat vast op [OFF] als het toestel op [Alleen bew. beeld] staat, of tijdens de
diavoorstelling voor [ ], [ ], [ ] in [Categorieselectie].
Zelfs als [Effect] ingesteld is, werkt deze niet tijdens een diavoorstelling van groepsbeelden.
Als beelden weergegeven worden op een TV die via een HDMI-microkabel aangesloten is, of
als verticaal weergegeven beelden afgespeeld worden, kan het zijn dat bepaalde
[Effect]-instellingen niet zullen werken.
[Set-up]
[Duur] of [Herhalen] kan ingesteld worden.
[Duur] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [Effect] instelling.
Tijdens het afspelen van de volgende beelden wordt de instelling van [Duur] uitgeschakeld.
Films
Groepsbeelden
[Duur] [5SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC]
[Herhalen] [ON]/[OFF]
[Geluid]
[AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[Muziek]: Er wordt muziek afgespeeld.
[Audio]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
[OFF]: Er zal geen geluid zijn.
231
9. Afspelen en bewerken van beelden
Afspelen in [Normaal afsp.], [Alleen foto's], [Alleen bew. beeld], [3D-weergave], [Categor.
afsp.] of [Favoriet afsp.] kan geselecteerd worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Raadpleeg P344 voor de wijze van afspelen van [3D-weergave] beelden in 3D.
Als [Categor. afsp.] bij voorgaande stap 2 geselecteerd is
3 Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om in te stellen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
¢ Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Net als voor groepsbeelden wordt de gehele groep als een enkel beeld met informatie
over de gezichtsherkenning behandeld.
De verdeling in categorieën van films is anders dan voor foto's, afhankelijk van de
opnamemodus. Sommige films kunnen misschien niet afgespeeld worden.
[Afspeelfunctie]
> [Afspelen] > [Afspeelfunctie]
[Gezicht herk.]
¢
*
[i-Portret]/[i-Nachtportret]/[i-Baby] (Scènedetectie)
,
[i-Landschap]/[i-Zonsonderg.] (Scènedetectie)
.
[i-Nachtportret]/[i-Nachtl.schap]/[iHandh. nachtop.] (Scènedetectie)
1
[i-Voedsel] (Scènedetectie)
[Reisdatum]
Foto’s die continu opgenomen zijn met de burst-snelheid op [SH]
[Intervalopname]/[Intervalvideo]
[Stop-motionanimatie]/[Stop-motionvideo]
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
232
U kunt de locatie-informatie die van een smartphone/tablet verstuurd is (breedtegraad en
lengtegraad) op beelden schrijven.
U kunt locatie-informatie versturen en deze op beelden schrijven met gebruik van een
smartphone/tablet. (P267)
U dient “Panasonic Image App” op uw smartphone/tablet te installeren. (P258)
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
Voorbereiding:
Locatie-informatie naar de camera versturen vanaf de smartphone/tablet.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen waarin u wenst locatie-informatie op
beelden op te nemen, druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ].
De opname van locatie-informatie stopzetten
Druk op [MENU/SET] terwijl het op de beelden zetten van de locatie-informatie aan
de gang is.
Tijdens een stopzetting wordt [±] weergegeven.
Kies de periode met [±] om het opnameproces opnieuw te starten vanaf het beeld waar u
gebleven was.
De ontvangen locatie-informatie wissen
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen die u wenst te verwijderen, druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kan alleen locatie-informatie geschreven worden naar beelden die op deze camera gemaakt zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De locatie-informatie zal niet op beelden geschreven worden die genomen zijn nadat de
locatie-informatie verzonden is (P267).
De locatie-informatie wordt niet geschreven op beelden die opgenomen zijn met
[Opname-indeling] op [AVCHD].
Als er onvoldoende vrije ruimte op de kaart van de camera is, is het misschien niet mogelijk
locatie-informatie erop te schrijven.
De locatie-informatie kan niet op beelden geschreven worden die opgenomen werden zonder
dat de klok ingesteld was.
[Locatie vermelden]
> [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegegevens toev.]
> [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegeg. wissen]
MENU
MENU
233
9. Afspelen en bewerken van beelden
U kunt de beelden die in het RAW-formaat opgenomen zijn verwerken. De verwerkte
beelden zullen in JPEG-formaat bewaard worden. U kunt controleren hoe effecten op
ieder beeld toegepast zijn terwijl deze bewerkt worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer RAW-beelden met 2/1 en druk vervolgens
op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4 om een item te selecteren.
U kunt de volgende items instellen. De instellingen die u
voor de opname gebruikte worden geselecteerd als u deze items begint in te stellen.
[RAW-verwerking]
> [Afspelen] > [RAW-verwerking]
[Witbalans]
Stelt u in staat een van tevoren ingestelde witbalans te selecteren en
in te stellen. Als u een item met [ ] selecteert, kunt u het beeld
verwerken met de instelling en de tijd van de opname.
[Belichtingscomp.]
Stelt u in staat de belichting te corrigeren binnen het bereik van
j1EV en i1EV.
[Fotostijl]
Stelt u in staat een fotostijl-effect te selecteren ([Standaard]/
[Levendig]/[Natuurlijk]/ [Zwart-wit]/[Landschap]/[Portret])
[Int.dynamiek]
Stelt u in staat een [Int.dynamiek] instelling te selecteren ([HIGH]/
[STANDARD]/[LOW]/[OFF]).
[Contrast] Stelt u in staat het contrast te regelen.
[Markeren] Stelt u in staat de helderheid van heldere delen te regelen.
[Schaduw] Stelt u in staat de helderheid van donkere delen te regelen.
[Verzadiging]/
[Kleurtoon]
Stelt u in staat de verzadiging te regelen (als [Zwart-wit] geselecteerd
is in [Fotostijl] kunt u de kleurtoon regelen).
[Tint]/[Filtereffect]
Stelt u in staat de kleurtoon te regelen (als [Zwart-wit] geselecteerd is
in [Fotostijl] kunt u de het filtereffect regelen).
[Ruisreductie] Stelt u in staat de instelling van de ruisverlaging te regelen.
[I.resolutie]
Stelt u in staat een [I.resolutie]-instelling te selecteren ([HIGH]/
[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]).
[Scherpte] Stelt u in staat het resolutie-effect te regelen.
[Set-up]
U kunt de volgende items instellen:
[Aanpassingen herstellen]:
Zet de instellingen weer op die, welke u tijdens de opname gebruikte.
[Kleurruimte]:
Stelt u in staat een instelling van [Kleurruimte] te selecteren uit
[sRGB] of [Adobe RGB].
[Fotoresolutie]:
Stelt u in staat het formaat te selecteren waarin het beeld in het
JPEG-formaat bewaard zal worden ([L]/[M]/[S]).
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
234
4 Druk op [MENU/SET] en stel in.
De instellingsmethode verschilt al naargelang het item. Raadpleeg voor details Instellen
van de items
op P234.
5 Op [MENU/SET] drukken.
Deze handeling brengt u terug naar het scherm van stap 3. Om andere items in te stellen,
herhaalt u de stappen
3 tot 5.
6 Selecteer [Start verwerking] met 3/4 en druk vervolgens op [MENU/SET].
Er zal een bevestigingsscherm weergegeven worden. Door [Ja] te selecteren, zal de
handeling uitgevoerd worden. Verlaat het menu als de handeling uitgevoerd is.
Instellen van de items
Als u een item selecteert, zal het instellingenscherm weergegeven worden.
Als [Ruisreductie], [I.resolutie] of [Scherpte] geselecteerd is, kan het vergelijkingsscherm niet
weergegeven worden.
Als u het beeld twee keer aanraakt, zal het beeld vergroot worden. Als u het beeld twee keer
aanraakt wanneer het vergroot is, zal het verkleind worden naar het oorspronkelijke formaat.
Knopbediening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de bediening
2/1
/
Slepen Selecteert een instelling.
3
[WB K
inst.]
Geeft het scherm weer dat u in
staat stelt de kleurtemperatuur in te
stellen (P137) (alleen als
[Witbalans] op [ ] gezet is).
4 [Corr.]
Geeft het scherm weer waarin u de
witbalans nauwkeurig kunt
instellen. (P138)
(alleen als [Witbalans] ingesteld is)
[DISP.] [DISP.]
Geeft het vergelijkingsscherm weer.
[MENU/SET] [Inst.]
Stelt het ingestelde niveau in en
brengt u terug naar het scherm
voor de selectie van het item.
+1+1
-
1
-
1 00
WBWBWBWBWBWBWBWBWBWBWB
AWB
AWB
AWB
AWB
235
9. Afspelen en bewerken van beelden
Op het vergelijkingsscherm kunt u de volgende handelingen uitvoeren om instellingen te maken.
A Huidige instelling
Als u het beeld in het midden aanraakt, zal het vergroot worden. Als u [ ] aanraakt, zal het
beeld verkleind worden naar het oorspronkelijke formaat.
Instelling [Set-up]
Als u een item selecteert, zal het scherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt
[Aanpassingen herstellen], [Kleurruimte] of [Fotoresolutie] weer te geven.
1 Druk op 3/4 om een item te selecteren en druk op [MENU/SET].
Als u [Aanpassingen herstellen] selecteert, zal een bevestigingsscherm weergegeven
worden. Door [Ja] te selecteren zal de handeling uitgevoerd worden en keert u terug naar
het scherm voor de selectie van het item.
2 Druk op 3/4 om een instelling te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Deze handeling zal de instelling toepassen en brengt u terug naar het scherm voor de
selectie van het item.
De effecten die via de RAW-verwerking op de camera toegepast worden en de effecten die via
de RAW-verwerking op de (bijgeleverde) DVD-software “SILKYPIX Developer Studio”
toegepast worden, zijn niet volledig identiek.
Het bereik waarbinnen u de belichting kunt corrigeren, verschilt van het bereik waarbinnen u
tijdens de opname kunt corrigeren.
De [Witbalans]-instelling van foto's die met meerdere belichtingen gemaakt zijn, staat vast op
de instelling van het tijdstip van de opname.
Als u [RAW-verwerking] in het [Afspelen]-menu ten uitvoer brengt op een foto die gemaakt is
met [Rode-ogencorr], zal het effect op het in JPEG-formaat verwerkte beeld toegepast worden.
U kunt slechts één RAW-beeld per keer verwerken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als een (optionele) AV-kabel of een HDMI-microkabel aangesloten is, is [RAW-verwerking] niet
beschikbaar.
U kunt alleen de RAW-beelden verwerken die u met de camera opgenomen heeft.
[RAW-verwerking] is niet beschikbaar voor beelden die met andere modellen opgenomen zijn
of voor beelden die niet in het RAW-formaat opgeslagen zijn.
Knopbediening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de bediening
2/1
/
Slepen Selecteert een instelling.
[DISP.] [DISP.]
Brengt u terug naar het
instellingenscherm.
[MENU/SET] [Inst.]
Stelt het ingestelde niveau in en
brengt u terug naar het scherm
voor de selectie van het item.
0
A
9. Afspelen en bewerken van beelden
236
U kunt onnodige delen die op de opgenomen
beelden geregistreerd zijn wissen.
Het wissen kan alleen uitgevoerd worden door
aanraking. [Retouche wissen] schakelt
automatisch de aanraakbediening in.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 2/1 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Sleep uw vinger over het deel dat u wilt wissen.
De te wissen delen zijn gekleurd.
Door [Onged. maken] aan te raken, worden de gekleurde
delen opnieuw op de vorige status gezet.
4 Raak [Inst.] aan.
Het preview-scherm wordt weergegeven.
5 Raak [Opsl.] aan of druk op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Verwijderen van onnodige delen ([Retouche wissen])
> [Afspelen] > [Retouche wissen]
Wissen van details (uitvergroten van het display)
1 Raak [SCALING] aan.
Door met uw vingers een knijpende beweging in
(P49) te maken, kunt u het scherm uitvergroten/
verkleinen.
Vergroten/verkleinen kan ook uitgevoerd worden
door aan de functieknop op de achterkant te
draaien.
De vergrote zone kan verplaatst worden door het
beeldscherm te verslepen, of door op de cursorknoppen te drukken.
2 Raak [REMOVE] aan.
De werking keert terug naar de selectie van de delen die u wenst te wissen. De
delen die u wenst te wissen, kunnen geselecteerd worden terwijl de uitvergroting
gehandhaafd blijft.
MENU
5(029(
6&$/,1*
,QVW
2QJHGPDNHQ
6&$/,1*
5(029(
,QVW
2QJHGPDNHQ
237
9. Afspelen en bewerken van beelden
De beelden kunnen onnatuurlijk lijken omdat de achtergrond van de gewiste delen kunstmatig
gecreëerd wordt.
Voer voor groepsbeelden [Retouche wissen] op ieder beeld uit (ze kunnen niet in één keer
bewerkt worden).
Als [Retouche wissen] op groepsbeelden uitgevoerd wordt, worden deze als nieuwe beelden
bewaard, gescheiden van de oorspronkelijke beelden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Niet beschikbaar wanneer de zoeker in gebruik is.
[Retouche wissen] kan in de volgende omstandigheden niet uitgevoerd worden.
Films
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die gecreëerd werden uit een filmopname, die opgenomen werd terwijl het
filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [C4K] gezet was.
9. Afspelen en bewerken van beelden
238
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [Tekst afdr.] (P239).
1 Selecteer het menu. (P54)
3 De tekst invoeren. (P57)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software
op de DVD (bijgeleverd).
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Titel bew.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Titel bew.]
> [Afspelen] > [Titel bew.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
[] wordt afgebeeld voor beelden met al geregistreerde titels.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
MENU
,QVW
8LWYRHU
239
9. Afspelen en bewerken van beelden
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats of reisdatum op de gemaakte beelden
afdrukken.
1 Selecteer het menu. (P54)
3 Druk op 3/4 om [Inst.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Tekst afdr.]
> [Afspelen] > [Tekst afdr.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
[] verschijnt op het scherm als het beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
LISA
LISA
LISA
MENU
,QVW
8LWYRHU
9. Afspelen en bewerken van beelden
240
4 Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
5 Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
6 Op [ ] drukken.
7 Druk op 3 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
[Opnamedatum]
[ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[OFF]
[Naam]
[]:
(
[Gezichtsherkenning]
)
De in [Gezicht herk.] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[]:
([Baby/
Huisdieren])
De in [Profiel instellen] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[OFF]
[Locatie]
[ON]: Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [Locatie].
[OFF]
[Reisdatum]
[ON]: Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[Reisdatum].
[OFF]
[Titel]
[ON]: De Titelinvoer in de [Titel bew.] zal afgedrukt
worden.
[OFF]
241
9. Afspelen en bewerken van beelden
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Als u beelden in een groep stempelt, worden de gestempelde beelden gescheiden van de
originele beelden in de groep bewaard.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt [Tekst afdr.] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
Beelden die eerder afgedrukt zijn met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die gecreëerd werden uit een filmopname, die opgenomen werd terwijl het
filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [C4K] gezet was.
9. Afspelen en bewerken van beelden
242
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Het splitsen van een video is permanent: Denk goed na voordat u splitst!
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Vermijd het te proberen om een video vlakbij het begin of het einde te splitsen.
U kunt [Splits video] niet voor de volgende beelden gebruiken.
Video’s met een korte opnametijd
[Splits video]
> [Afspelen] > [Splits video]
3 Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
U kunt het punt van splitsing precies instellen door op 2/1
te drukken als de video gepauzeerd is.
4 Op 4 drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De video kan verloren gaan als de kaart of de batterij weggenomen wordt terwijl de
splitsing uitgevoerd wordt.
MENU
243
9. Afspelen en bewerken van beelden
Deze functie stelt u in staat om een film te creëren uit een beeldengroep die opgenomen is
met [Intervalopname].
De zo gecreëerde film wordt in het MP4-opnameformaat bewaard.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer de [Intervalopname] beeldgroep met 2/1, en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Creëer een film door de creatiemethode te selecteren.
De stappen zijn gelijk aan die voor de creatie van een film uit de opname van
[Intervalvideo].
Raadpleeg stap
9 verderop op P122 voor details.
Raadpleeg ook de opmerkingen op P123 voor gecreëerde films.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Intervalvideo] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] staat
Er wordt een film gecreëerd uit de groepsbeelden die met [Stop-motionanimatie] gemaakt
zijn. De gecreëerde films worden bewaard in het MP4-opnameformaat.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer de stop-motion-animatiegroep met 2/1 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Creëer een film door de creatiemethode te selecteren.
De stappen zijn gelijk aan die voor de creatie van een film uit de opname van
[Stop-motionanimatie].
Raadpleeg stap
11 verderop op P126 voor details.
Raadpleeg ook de opmerkingen op P127 voor gecreëerde films.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Stop-motionvideo] is in de volgende gevallen niet beschikbaar.
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] staat
[Intervalvideo]
> [Afspelen] > [Intervalvideo]
[Stop-motionvideo]
> [Afspelen] > [Stop-motionvideo]
MENU
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
244
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
1 Selecteer het menu. (P54)
[Nw. rs.]
> [Afspelen] > [Nw. rs.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk dan
op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen
(herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
3 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
MENU
16
16
16
8
8
4
4
L
4:3
M
4:3
S
4:3
,QVW
8LWYRHU
245
9. Afspelen en bewerken van beelden
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Groepsbeelden
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die gecreëerd werden uit een filmopname, die opgenomen werd terwijl het
filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [C4K] gezet was.
9. Afspelen en bewerken van beelden
246
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
1 Selecteer het menu. (P54)
2
Op
2
/
1
drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Gebruik de functieknop op de achterkant en druk op 3/4/2/1 om de door te
knippen delen te selecteren.
U kunt ook [ ]/[ ]aanraken om het deel te vergroten/verkleinen.
U het deel ook verplaatsen door het over het scherm te verslepen.
4 Op [MENU/SET] drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
Knip één beeld per keer als u de beelden in een beeldengroep wilt knippen
(u kunt niet alle beelden in een groep in een keer bewerken.)
Als u beelden in een groep knipt, worden de geknipte beelden gescheiden van de originele
beelden in de groep bewaard.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [Bijsnijden] ondergaan hebben.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die gecreëerd werden uit een filmopname, die opgenomen werd terwijl het
filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [C4K] gezet was.
[Bijsnijden]
> [Afspelen] > [Bijsnijden]
Functieknop (rechts)
achterop:
Vergroting
Functieknop (links)
achterop:
Verkleining
3/4/2/1: Verplaats
MENU
247
9. Afspelen en bewerken van beelden
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
De [Roteren]-functie wordt uitgeschakeld als [Scherm roteren] op [OFF] gezet is.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De [Roteren]-functie is voor groepsbeelden uitgeschakeld.
3 Op 3/4 drukken om de richting te kiezen waarin u
het beeld wenst te draaien en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
:
Het beeld draait steeds 90o met de wijzers van de klok
mee.
:
Het beeld draait steeds 90o tegen de wijzers van de klok in.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Selecteer het menu. (P54)
De beelden worden weergegeven zonder gedraaid te worden als u [OFF] kiest.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif.
Exif is een formaat voor stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd
kan worden. Dit werd vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology
Industries Association)”.
[Scherm roteren] werkt misschien niet op een scherm dat meerdere beelden afspeelt, zoals het
scherm dat weergegeven wordt na selectie van [Multi wissen].
[Roteren]/[Scherm roteren]
[Roteren] (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
> [Afspelen] > [Roteren]
[Scherm roteren] (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
> [Afspelen] > [Scherm roteren] > [ON]
MENU
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
248
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([Favoriet afsp.])
Alle foto's wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([Alles wissen behalve Favoriet])
1 Selecteer het menu. (P54)
Alle [Favorieten] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P54)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
In de [Afspeelfunctie] is [Annul] uitgeschakeld.
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Als u beelden in een groep als [Favorieten] instelt, wordt het aantal van uw
[Favorieten]-beelden weergegeven op de [Favorieten]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
[Favorieten]
> [Afspelen] > [Favorieten] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1. Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
> [Afspelen] > [Favorieten] > [Annul]
MENU
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
MENU
249
9. Afspelen en bewerken van beelden
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Als u [Print inst.] voor een groep beelden instelt, zal de afdrukinstelling voor het aantal
afdrukken op ieder beeld van de groep toegepast worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
3 Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [Multi] geselecteerd is.
Herhaal voor ieder beeld stappen 2 en 3.
(het is niet mogelijk om dezelfde instelling voor een meervoudig aantal beelden te
gebruiken.)
[999+] wordt op het scherm afgebeeld als het totaal aantal afdrukken dat u voor een groep
beelden ingesteld heeft groter is dan 1000.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Print inst.]
> [Afspelen] > [Print inst.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
MENU
1111
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
1 2 3
4 5 6
1111
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
9. Afspelen en bewerken van beelden
250
Alle [Print inst.] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P54)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met opnamedatum
instellen/wissen door op 1 te drukken.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
Het kenmerk van de datumafdruk is uitgeschakeld voor beelden die met tekst bedrukt worden.
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
Als u beelden in een groep op [Print inst.] instelt, wordt het aantal beelden dat aan [Print inst.]
toegevoegd wordt en het totale aantal beelden dat afgedrukt moet worden, weergegeven op de
[Print inst.]-icoon van het bovenste beeld van de groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
Bestand dat niet overeenkomt met de DCF-standaard
> [Afspelen] > [Print inst.] > [Annul]
MENU
251
9. Afspelen en bewerken van beelden
U kunt een beveiliging instellen voor opnames waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
Alle [Beveiligen] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P54)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Het kenmerk [Beveiligen] is alleen aanwezig om met dit toestel te werken.
Zelfs als u beelden op een kaart beveiligt, worden ze gewist wanneer de kaart wordt
geformatteerd.
Als u beelden in een groep als [Beveiligen] instelt, wordt het aantal beelden met de
[Beveiligen]-instelling weergegeven op de [Beveiligen]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
[Beveiligen]
> [Afspelen] > [Beveiligen] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
> [Afspelen] > [Beveiligen] > [Annul]
Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden
wanneer de Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
MENU
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
MENU
9. Afspelen en bewerken van beelden
252
U kunt alle informatie m.b.t. gezichtsdetectie in geselecteerd beelden annuleren en verplaatsen.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
3
Op
2
/
1
drukken om de persoon te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
4 (Wanneer [REPLACE] geselecteerd is)
Druk op 3/4/2/1 om de te vervangen persoon te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Gewiste informatie m.b.t. de [Gezicht herk.] kan niet hersteld worden.
Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
De informatie over de gezichtsherkenning van beelden in een groep moet in een keer bewerkt worden.
(u kunt niet één beeld per keer bewerken.)
Het bewerken van groepsbeelden kan alleen uitgevoerd worden op het eerste beeld van iedere reeks.
U kunt de volgorde instellen waarmee de camera de beelden tijdens het afspelen weergeeft.
1 Selecteer het menu. (P54)
2
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Als u een andere kaart plaatst, kan het zijn dat de beelden eerst niet op [DATE/TIME]
weergegeven worden. De beelden zullen pas na een tijdje op [DATE/TIME] weergegeven worden.
[Gez.herk. bew.]
> [Afspelen] > [Gez.herk. bew.] > [REPLACE]/[DELETE]
[Foto’s sorteren]
> [Afspelen] > [Foto’s sorteren]
[FILE NAME]
Geeft de beelden weer op mapnaam/bestandsnaam. Dit weergaveformaat
stelt u in staat de beelden op de kaart gemakkelijk te lokaliseren.
[DATE/TIME]
Geeft de beelden weer op opnamedatum. Als de kaart beelden bevat
die met meer dan een camera genomen werden, is dit
weergaveformaat handig om beelden op te zoeken.
MENU
MENU
253
9. Afspelen en bewerken van beelden
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het
wissen van een foto weergegeven wordt.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Wissen bevestigen]
> [Afspelen] > [Wissen bevestigen]
[Eerst “Ja”]
[Ja] wordt het eerst geaccentueerd, dus het wissen kan snel
plaatsvinden.
[Eerst “Nee”]
[Nee] wordt het eerst geaccentueerd. Het per ongeluk wissen van
foto's wordt zo voorkomen.
NeeJa
MENU
254
10.
Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Wi-Fi
R
-functie/NFC-functie
Gebruik de camera als een draadloze LAN-inrichting
Wanneer u apparatuur of computersystemen gebruikt die betrouwbaardere veiligheid
vereisen dan draadloze LAN-inrichtingen, zorg er dan voor dat de juiste metingen genomen
worden voor veiligheidsontwerpen en -defecten voor de systemen die gebruikt worden.
Panasonic zal geen verantwoordelijk op zich nemen voor schade die ontstaat bij het
gebruiken van de camera voor andere doeleinden dan dat van een draadloze LAN-inrichting.
Het gebruik van de Wi-Fi-functie van deze camera wordt geacht plaatst te vinden
in de landen waar deze camera verkocht wordt
Er bestaat het risico dat de camera de wetgeving op het gebied van radiogolven schendt als
ze in andere landen gebruikt wordt dan in de landen waar deze camera verkocht wordt en
Panasonic stelt zich op generlei wijze aansprakelijk voor overtredingen van welk aard ook.
Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via
radiogolven opgevangen kunnen worden
Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden en
ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden.
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of
interferentie
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of interferentie,
zoals in de buurt van magnetronovens. Hierdoor kunnen de radiogolven onderbroken worden.
Het gebruiken van de camera in de buurt van inrichtingen zoals microwave-ovens of draadloze
telefoons die de 2,4 GHz radiogolfband gebruiken zou een afname in prestatie kunnen
veroorzaken in beide inrichtingen.
Verbind niet aan een draadloos netwerk waarvoor u geen toestemming heeft het
te gebruiken
Wanneer de camera zijn Wi-Fi functie gebruikt, zullen er automatisch draadloze
netwerken opgespoord worden. Wanneer dit gebeurt, kunnen er draadloze netwerken
waarvoor u geen toestemming heeft deze te gebruiken (SSID
¢
) weergegeven worden,
maar probeert u geen verbinding te maken met die netwerken aangezien dit als
ongeautoriseerde toegang beschouwd zou kunnen worden.
¢
SSID verwijst naar de naam die gebruikt wordt voor het identificeren van een netwerk via een
draadloze LAN-verbinding. Als de SSID overeenkomt met beide inrichtingen, is overdracht mogelijk.
Voor Gebruik
Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt
vereist, dan wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie.
255
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Dit toestel is compatibel met NFC
Gebruik de NFC “Near Field Communication”-functie om
gemakkelijk de gegevens over te zetten die nodig zijn voor een
Wi-Fi-verbinding tussen deze camera en de smartphone/tablet.
Over de Wi-Fi verbindingslamp
De [Wi-Fi]-knop
De [Wi-Fi]/[Fn1]-knop kan op twee manieren gebruikt
worden: als [Wi-Fi] of als [Fn1] (functie 1). Op het moment
van aankoop staat de knop aanvankelijk op [Wi-Fi].
Raadpleeg P317 voor details over de functieknop.
Op [Wi-Fi] drukken en ingedrukt houden alvorens
verbinding te maken met Wi-Fi (Als verbinding met een smartphone/tablet gemaakt
wordt)
De informatie die vereist wordt om de smartphone/tablet met dit
toestel te verbinden (QR-code, SSID en password) wordt
weergegeven. (P259)
Op [Wi-Fi] drukken alvorens verbinding met Wi-Fi te maken
De volgende items kunnen geselecteerd worden.
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de procedure voor de [Nieuwe verbinding].
Compatibele modellen
Deze functie kan gebruikt worden met een NFC-compatibel apparaat met Android (OS
versie 2.3.3 of hoger). (uitgezonderd enkele modellen)
Raadpleeg voor informatie over de werking en instellingen van NFC-compatibele
smartphones/tablets de gebruiksaanwijzing van uw apparaat.
Blauw brandend: De Wi-Fi verbinding is op stand-by
Blauw knipperend:
Versturen/ontvangen van gegevens via de
Wi-Fi-verbinding
[Nieuwe verbinding]
[Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] (P297)
[Selecteer doelapparaat uit
favorieten] (P297)
ヸㄊノョㄊ
ョㄏヒ
ヸㄊノョㄊ
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
256
Wat kunt u met de [Wi-Fi]-knop doen als u verbonden bent met Wi-Fi
De volgende items kunnen geselecteerd worden.
¢ Dit wordt niet weergegeven als de bestemming van [Op afstand opnemen en weergeven],
[Weergeven op tv] of [Afbeeldingen versturen van camera] op [Printer] gezet is.
Beschrijvingsmethode
Als een stap “selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]”, enz., bevat, voer dan ongeacht welke van
de volgende handelingen uit.
De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare draadloze
LAN-verbinding.
Gebruik een met IEEE802.11b, IEEE802.11g of IEEE802.11n compatibele inrichting wanneer u
een draadloos toegangspunt gebruikt.
Er wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij te gebruiken wanneer u beelden verzendt.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Beelden zouden niet geheel verstuurd kunnen worden afhankelijk van radiogolfcondities. Als
de verbinding afgebroken wordt terwijl er beelden verstuurd worden, zouden er beelden
verstuurd kunnen worden waar stukken aan ontbreken.
Verwijder de geheugenkaart en de batterij niet naar een zone waar geen ontvangst is
terwijl u beelden verstuurt.
De monitor display zou even vervormd kunnen raken terwijl deze verbonden is met de service,
dit zal echter het beeld dat verstuurd wordt niet beïnvloeden.
Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt terwijl [Bitmodus] in [HDMI-opname-output]
op [4:2:2 10bit] gezet is, zal de Wi-Fi-functie uitgeschakeld zijn.
[Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding.
[Doelapparaat wijzigen]
Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een
andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
[Instellingen wijzigen voor
versturen]
¢
Raadpleeg P301 voor details.
[Huidig apparaat in favorieten
registreren]
Als u de huidige bestemming van de verbinding of de
verbindingsmethode registreert, kunt u de volgende keer
de verbinding gemakkelijk tot stand brengen met
dezelfde verbindingsmethode.
[Netwerkadres] Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
Knopbediening: Selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] met de cursorknop en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Aanraakbediening: Raak [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] aan.
257
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie
In deze gebruiksaanwijzing zal van nu af aan over "smartphones" gesproken worden om
zowel smartphones als tablets aan te duiden, tenzij anders vermeld wordt.
Bediening met een smartphone/tablet (P258)
Opnames maken met een smartphone (P264)
Afspelen van beelden die zich in de
camera bevinden (P265)
De beelden bewaren die in de camera
opgeslagen zijn (P265)
Beelden naar een SNS versturen (P267)
Schrijven van locatie-informatie op beelden die opgeslagen zijn in de
camera (P267)
Gemakkelijke verbinding, gemakkelijke
overdracht
Druk eenvoudig op [Wi-Fi] en houd deze
ingedrukt of gebruik de NFC-functie.
Weergeven van beelden op een TV (P272)
Draadloos afdrukken (P273)
Versturen van beelden naar een AV-inrichting (P274)
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen
(AV-thuisapparatuur). U kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur
(externe AV-apparatuur) van uw familie of vrienden versturen die ver weg wonen.
Versturen van beelden naar een PC (P276)
Gebruik van web-diensten (P280)
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen.
Door [Cloud-synchr. service] te gebruiken, kunt u foto's en films op een PC
of smartphone ontvangen.
ョㄏヒ
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
258
Bediening met een smartphone/tablet
Met een smartphone kunt u beelden op de camera
opnemen en opslaan.
U moet de “Panasonic Image App ” (van nu af “Image
App” genoemd) op uw smartphone installeren.
De “Image App” is een applicatie die door Panasonic verstrekt wordt.
OS (Met ingang van maart 2014)
Gebruik de meest recente versie.
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
Het scherm verschilt afhankelijk van het uitvoerende systeem.
De beeldschermen en procedures die van nu af aan beschreven worden, zijn die van het
moment waarop het model voor het eerst beschikbaar werd voor verkoop. De beeldschermen
en procedures kunnen verschillen, al naargelang de updates van de versie.
Het kan zijn dat de dienst niet goed gebruikt kan worden, afhankelijk van het type smartphone
dat gebruikt wordt.
Raadpleeg onderstaande ondersteunende website voor informatie over de “Image App”.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Wanneer u de app download op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Installeren van de “Image App” app voor smartphone/tablet
App voor Android
TM
:
Android 2.3.3 of hoger
¢
App voor iOS:
iOS 5.0 of hoger
¢ Om dit toestel met [Wi-Fi Direct] te verbinden, wordt Android OS 4.0 of hoger en
ondersteuning van Wi-Fi Direct
TM
vereist.
1 Sluit de smartphone aan op een netwerk.
2 (Android) Selecteer “Google Play
TM
Store”.
(iOS) Selecteer “App Store
SM
”.
3 Voer “Panasonic Image App” in het zoekhokje in.
4 Selecteer “Panasonic Image App en installeer deze.
259
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Er kan gemakkelijk een verbinding tot stand gebracht worden door op [Wi-Fi] te drukken
en deze ingedrukt te houden of door de NFC-functie te gebruiken.
1 Druk op de camera op [Wi-Fi] en blijf erop drukken.
De informatie die vereist wordt om de smartphone met dit
toestel te verbinden (QR-code, SSID en password) wordt
weergegeven.
Als u op de camera op [MENU/SET] drukt, zal de QR-code
vergroot worden. Als het moeilijk is de QR-code te
scannen, probeer deze dan te vergroten.
Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op
[DISP.] en selecteer vervolgens de andere
verbindingsmethode. (P262)
Hetzelfde scherm kan weergegeven worden door de
volgende menu-onderdelen te selecteren.
A SSID en password
B QR-code
2 Bedien de smartphone/tablet.
Is de verbinding eenmaal tot stand gebracht, dan zal het beeld afkomstig van de camera
op het scherm van de smartphone weergegeven worden
(het kan na deze handeling even duren voordat de verbinding voltooid is).
De methode van verbinding verschilt, al naargelang uw smartphone.
Verbinden met een smartphone/tablet
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P258)
> [Nieuwe verbinding] > [Op afstand
opnemen en weergeven]
ョㄏヒ
ヸㄊノョㄊ
A
B
Wi-Fi
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
260
Als u een iOS-apparaat gebruikt
Scannen van de QR-code om een verbinding tot stand te brengen
(Als u de camera opnieuw in verbinding stelt, hoeven stappen 1 tot 5 niet
uitgevoerd te worden)
1 Start “Image App”. (P258)
2 Selecteer [QR-code] en selecteer
vervolgens [OK].
3 Gebruik “Image App” en scan de QR-code die
op het scherm van de camera weergegeven
wordt.
Als u op de camera op [MENU/SET] drukt, zal de
QR-code vergroot worden. Als het moeilijk is de
QR-code te scannen, probeer deze dan te
vergroten.
4 Installeer het profiel van “IMAGE APP”.
Er zal een bericht op de browser weergegeven worden.
Als de smartphone vergrendeld wordt door een
password, voer het password dan in om de smartphone
te ontgrendelen.
5 Druk op de home-knop om de browser te sluiten.
6 Schakel de Wi-Fi-functie in het instellingenmenu van de smartphone/tablet in.
7 Selecteer de SSID die op het
scherm van de camera weergegeven wordt.
8 Keer terug naar het home-scherm en start vervolgens
de “Image App”. (P258)
De methode van verbinding verschilt, al naargelang uw smartphone/tablet.
IMAGE APP
Panasonic Corporation
Wi-Fi
Wi-Fi
0123456789ABC
261
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Gebruik van SSID en password om een verbinding tot stand te brengen
1 Schakel de Wi-Fi-functie in het instellingenmenu van de smartphone/tablet in.
2 Selecteer de SSID die op het scherm van de camera
weergegeven wordt.
3 Voer het password in dat op het scherm van de
camera weergegeven wordt.
(Alleen als de verbinding voor het eerst tot stand gebracht wordt)
4 Start “Image App”. (P258)
De methode van verbinding verschilt, al naargelang uw smartphone/tablet.
Als u een Android-apparaat gebruikt
Scannen van de QR-code om een verbinding tot stand te brengen
1 Start “Image App”. (P258)
2 Selecteer [QR-code].
3
GebruikImage App” en scan de QR-code die op
het scherm van de camera weergegeven wordt.
Als u op de camera op [MENU/SET] drukt, zal de
QR-code vergroot worden. Als het moeilijk is de
QR-code te scannen, probeer deze dan te
vergroten.
Gebruik van SSID en password om een verbinding tot stand te brengen
1 Start “Image App”. (P258)
2 Selecteer [Wi-Fi].
3 Selecteer de SSID die op het scherm van de
camera weergegeven wordt.
4 Voer het password in dat op het scherm van de
camera weergegeven wordt.
(Alleen als de verbinding voor het eerst tot stand gebracht wordt)
Als u het vakje aanvinkt dat de smartphone in staat stelt het password weer te
geven dan kunt u het password zien terwijl u het invoert.
Wi-Fi
0123456789ABC
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
262
Veranderen van de verbindingsmethode
Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op [DISP.] en selecteer vervolgens
de andere verbindingsmethode.
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Selecteer [Via netwerk].
Volg de verbindingsprocedure die beschreven wordt op P293 om de camera verbinding
met een draadloos toegangspunt te laten maken.
2 Schakel de Wi-Fi-functie in.
3 Verbind de smartphone/tablet met het draadloze toegangspunt waarmee de
camera verbonden is.
4 Start “Image App”. (P258)
Wanneer u verbinding maakt met [WPS-verbinding]
¢
in [Direct]:
1 Selecteer [Direct].
Volg de verbindingsprocedure die beschreven wordt op P296 om de camera verbinding
met de smartphone te laten maken.
2 Start “Image App”. (P258)
¢ WPS is een functie die u in staat stelt gemakkelijk een verbinding met een draadloos LAN te
maken en veiligheid-gerelateerde instellingen te maken. Om na te kijken of uw smartphone
de functie ondersteunt, dient u de gebruiksaanwijzing van de smartphone te raadplegen.
Eindigen van de verbinding
Eindig de verbinding met de smartphone na het gebruik.
1 Druk op de camera op [Wi-Fi]. (P256)
2 Sluit de “Image App” op de smartphone.
Op de camera
(Op uw smartphone)
Op de camera
(Op uw smartphone)
Als u een iOS-apparaat gebruikt
Druk op het scherm van de “ Image App” op de home-knop om de app te sluiten.
Als u een Android-apparaat gebruikt
Druk op het scherm van de “Image App” twee keer op de return-knop om de app te sluiten.
263
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Gebruik de NFC Near Field Communication”-functie om gemakkelijk de gegevens over te
zetten die nodig zijn voor een Wi-Fi-verbinding tussen deze camera en de smartphone/
tablet.
1 Lanceer “Image App ” op uw smartphone/tablet.
2 Terwijl [ ] op het scherm van de
smartphone weergegeven wordt, raakt u de
smartphone aan op [ ] van de camera.
3 Als het scherm voor de bevestiging van de
verbinding op de camera weergegeven
wordt, selecteer dan [Ja].
4 Raak opnieuw de smartphone aan op [ ]
van de camera.
Stappen 3
tot 4 hoeven vanaf de tweede keer
niet uitgevoerd te worden.
Het duurt even om de verbinding te voltooien.
Als de smartphone verbinding gemaakt heeft,
zal een beeld van deze camera op de
smartphone weergegeven worden.
De verbonden smartphone wordt op deze
camera geregistreerd.
Als een poging tot verbinding mislukt, herstart
dan de “Image App” en laat het scherm vervolgens opnieuw weergeven in stap
1.
Als een verbinding tot stand gebracht wordt tijdens het afspelen van een enkele foto, zal
de foto naar de smartphone overgezet worden. (P266)
Verbinding maken met een smartphone/tablet met gebruik van de NFC-functie
Compatibele modellen
Deze functie kan gebruikt worden met een NFC-compatibel apparaat met Android (OS
versie 2.3.3 of hoger). (uitgezonderd enkele modellen)
Voorbereiding:
(op de camera)
Zet [NFC-bediening] op [ON]. (P302)
(Op uw smartphone/tablet)
Controleer of uw smartphone/tablet een
compatibel model is.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Installeer van tevoren “Image App”. (P258)
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
264
Er kunnen tot 20 smartphones geregistreerd worden. Als het aantal de 20 overschrijdt, zullen
registraties gewist worden, te beginnen met de smartphone die het langst geleden aangeraakt
werd
Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] zal de registratie van de smartphone wissen.
Als de camera zelfs niet herkend wordt wanneer de smartphone aangeraakt wordt, verander
dan de posities en probeer het opnieuw.
Raak de smartphone op deze camera niet hard aan.
Raadpleeg voor informatie over de werking en instellingen van NFC-compatibele smartphones
de gebruiksaanwijzing van uw apparaat.
Als zich metalen voorwerpen tussen deze camera en de smartphone bevinden, kan het lezen
mislukken. Als u bovendien een sticker rondom de NFC-zone aanbrengt, kan de communicatie
verslechteren.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
1 Verbinding met een smartphone maken. (P259)
2 Bedien de smartphone.
Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname)
1 Selecteer [ ].
2 Neem een beeld op.
De opgenomen beelden worden in de camera
bewaard.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar.
A
265
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Verbinding met een smartphone
maken. (P259)
2 Bedien de smartphone.
1 Verbinding met een smartphone
maken. (P259)
2 Bedien de smartphone.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de onderkant, links of rechts, al
naargelang uw voorkeur.
Beelden in het RAW-formaat en films van [AVCHD], [MP4] (alleen als het filmformaat in [Opn.
kwaliteit] op [4K] gezet is), [MP4 (LPCM)] en [MOV] kunnen niet bewaard worden.
3D-beelden (MPO-formaat) zullen als 2D-beelden (JPEG-formaat) bewaard worden.
Afspelen van beelden in de camera
1 Selecteer [ ].
U kunt de weer te geven beelden
omschakelen door de icoon (A)
linksboven op het scherm te
selecteren. Om de beelden weer te
geven die in de camera opgeslagen
zijn, selecteert u [LUMIX].
2 Raak het beeld aan om het te
vergroten.
Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn
1 Selecteer [ ].
U kunt de weer te geven beelden
omschakelen door de icoon (
A
)
linksboven op het scherm te
selecteren. Om de beelden weer te
geven die in de camera opgeslagen
zijn, selecteert u [LUMIX].
2 Raak een beeld aan, blijf het
aanraken en versleep het om het te
bewaren.
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
266
Een Wi-Fi-verbinding met gebruik van de NFC-functie is mogelijk, door aanraking van de
smartphone op dit toestel, waarna u gemakkelijk de beelden kunt overzetten die op het
scherm weergegeven worden.
Een beeld kan onmiddellijk nadat het opgenomen is verstuurd worden. U kunt het dus
gemakkelijk naar de smartphone
¢
van uw familie of vrienden versturen.
¢ Het is nodig om voor het gebruik de “Image App” te installeren.
1 Afspelen van het beeld in de camera.
2 Lanceer de “Image App” op de smartphone.
3 Terwijl [ ] op het verbindingsscherm van
de “Image App ” weergegeven wordt, raakt
u de smartphone aan op [ ] van de
camera.
Het duurt even om de verbinding te voltooien.
Als een poging tot verbinding mislukt, herstart
dan de “Image App” en laat het scherm
vervolgens opnieuw weergeven in stap
2.
Om meer dan een beeld te verplaatsen, herhaal
dan stappen
1 en 3.
(Ze kunnen niet als een batch overgezet
worden.)
Afhankelijk van de omgeving die u gebruikt, kan het enige minuten duren om de
beeldoverdracht te voltooien.
Gemakkelijk overzetten van beelden die in de camera opgeslagen zijn
Voorbereiding:
(Op de camera)
Zet [NFC-bediening] op [ON]. (P302)
Zet [Touch sharing] op [ON]. (P303)
(Op uw smartphone)
Controleer of uw smartphone een compatibel
model is.
Schakel de Wi-Fi-functie in.
Installeer van tevoren “Image App”. (P258)
267
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Verbinding met een smartphone
maken. (P259)
2 Bedien de smartphone.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur.
U kunt locatie-informatie die met een smartphone verkregen is naar de camera versturen.
Na het versturen van de informatie kunt u deze ook op de beelden schrijven die in de
camera bewaard worden.
1 Start opnemen locatie-informatie
2 Start opnemen beelden
3 Eindig opnemen locatie-informatie
4 Versturen en schrijven van locatie-informatie
Er kan locatie-informatie geschreven worden die anders is dan die op het moment van de
opname. Houd rekening met de volgende punten:
Zet de [Home]-instelling van de camera in [Wereldtijd] op uw regio.
Bent u eenmaal begonnen met het opnemen van de locatie-informatie met uw smartphone,
verander dan niet de [Home]-instelling in [Wereldtijd] in uw camera.
De locatie-informatie kan niet op beelden geschreven worden die opgenomen werden zonder
dat de klok ingesteld was.
Beelden in de camera naar een SNS versturen
1 Selecteer [ ].
U kunt de weer te geven beelden
omschakelen door de icoon (
A
)
linksboven op het scherm te
selecteren. Om de beelden weer te
geven die in de camera opgeslagen
zijn, selecteert u [LUMIX].
2 Raak een beeld aan, blijf het
aanraken en versleep het om het
naar een SNS, enz. te sturen.
Het beeld wordt naar een
web-service zoals een SNS
verstuurd.
Toevoegen van locatie-informatie afkomstig van de smartphone/tablet
op beelden die in de camera opgeslagen zijn
)25
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
268
Start opnemen locatie-informatie
Bedien de smartphone.
Eindig opnemen locatie-informatie
Bedien de smartphone.
z
Versturen en schrijven van locatie-informatie
1 Verbinding met een smartphone maken. (P259)
2 Bedien de smartphone.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik:
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
Op de smartphone kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen en de
overdrachtstatus controleren van locatie-informatie.
Raadpleeg [Help] in het “Image App”-menu voor details.
(Wanneer u “Image Appvoor iOS gebruikt)
Als u op de Home- of de Aan/Uit-knop van de smartphone drukt terwijl de locatie-informatie
opgenomen wordt, zal de opname stoppen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De smartphone zou er niet in kunnen slagen locatie-informatie te verkrijgen in China en de
grenszone in de buurlanden van China.
(Met ingang van maart 2014)
1 Selecteer [ ].
2 Selecteer [Geogr. labell.].
3 Selecteer [ ].
1 Selecteer [ ].
2 Selecteer [Geogr. labell.].
3 Selecteer [ ].
1 Selecteer [ ].
2 Selecteer [Geogr. labell.].
3 Selecteer [ ].
Volg de berichten op het scherm op om de smartphone te bedienen.
De locatie-informatie wordt niet geschreven op beelden die opgenomen zijn met
[Opname-indeling] op [AVCHD].
Als de kaart in de camera onvoldoende vrije ruimte heeft, kan het zijn dat het schrijven
van de locatie-informatie niet mogelijk is.
Is de locatie-informatie eenmaal naar de camera gezonden, dan kunt u deze op
beelden schrijven door [Locatie vermelden] in het [Afspelen]-menu ten uitvoer te
brengen.
269
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢ Met uitzondering van films die opgenomen zijn terwijl het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op
[4K] gezet is
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te
bedienen
JPEG RAW MP4
AVCHD
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± —— ——
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ±
¢
——
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P258)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
P270
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van
camera])
P271
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
270
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Opnamen maken.
De beelden worden automatisch verzonden nadat ze genomen zijn.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] >
[Smartphone]
Op uw smartphone
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en
stel in.
3 Start “Image App”. (P258)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App”. (P258)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App”. (P258)
Wi-Fi
271
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Smartphone]
Op uw smartphone
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en
stel in.
3 Start “Image App”. (P258)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App”. (P258)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App”. (P258)
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Wi-Fi
,QVW
8LWYRHU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
272
Weergeven van beelden op een TV
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven.
4 Met dit toestel foto's maken of afspelen.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
Als een TV op dit toestel aangesloten is, kan het TV-scherm tijdelijk terugkeren naar de status
vóór de verbinding. De beelden worden opnieuw weergegeven wanneer u een foto maakt of
beelden afspeelt.
[Effect] en [Geluid] van de diavoorstelling zijn uitgeschakeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Er kunnen geen films afgespeeld worden.
Tijdens multi/kalender afspelen worden de beelden die op het scherm van dit toestel
weergegeven worden, niet op de TV weergegeven.
U kunt beelden op de TV weergeven als deze de Digital
Media Renderer (DMR) -functie van de
DLNA-standaard ondersteunt.
Als u beelden weergeeft met gebruik van de Wi-Fi-functie,
kunnen deze niet afgespeeld worden met de 4K-resolutie.
Om ze met de 4K-resolutie af te spelen, dient u de
camera en de TV met een HDMI-microkabel met elkaar te
verbinden. (P325)
Voorbereiding:
Zet de TV op de DLNA-wachtmodus.
Lees de gebruiksaanwijzing van uw TV.
> [Nieuwe verbinding] > [Weergeven op tv]
Wi-Fi
273
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Draadloos afdrukken
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een printer waarmee u verbinding wilt maken.
4 Selecteer de beelden en druk ze vervolgens af.
De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure voor
wanneer de USB-aansluitkabel aangesloten is.
Raadpleeg P339 voor details.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet afgedrukt worden.
U kunt beelden naar een compatibele printer versturen
en ze draadloos afdrukken.
JPEG RAW MP4
AVCHD
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± —— ——
Voorbereiding:
U kunt gemaakte beelden draadloos afdrukken vanaf een PictBridge (draadloze
LAN-compatibele)
¢
printer.
¢ In overeenstemming met de DPS over IP standaards.
Neem voor details over de PictBridge printer (compatibel met draadloos LAN) contact op
met het bedrijf in kwestie.
>
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen van camera]
>
[Printer]
Wi-Fi
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
274
Versturen van beelden naar een AV-inrichting
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen (AV-thuisapparatuur). U
kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie
of vrienden versturen die ver weg wonen.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
A Draadloos toegangspunt B AV-apparaat thuis C Extern AV-apparaat
JPEG RAW MP4
AVCHD
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± —— ±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± —— ±
Voorbereiding:
Als u een beeld naar [Thuis] stuurt, zet uw apparaat dan op de DLNA-wachtmodus.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor details.
Voor het versturen van beelden naar [Extern] is het volgende nodig:
Registratie bij “LUMIX CLUB” (P286)
Adresnummer en toegangsnummer die door het externe AV-apparaat van bestemming
verworven zijn. (P291)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
P275
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van
camera])
P275
.7/+:%.7$
275
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] >
[AV-toestel]
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
>
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen van camera]
>
[AV-toestel]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Wi-Fi
Wi-Fi
,QVW
8LWYRHU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
276
Versturen van beelden naar een PC
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢
Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het bestandformaat
4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan 4 GB.
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
U kunt foto's en films die met dit toestel opgenomen zijn
naar een PC sturen.
JPEG RAW MP4
AVCHD
¢
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
±±—— ±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
±±± ± ± ±±
Voorbereiding:
(op de camera)
Als de werkgroep van de PC van bestemming
veranderd is en niet meer de standaardinstelling
heeft, dan dient u ook de instelling van dit toestel
te veranderen in [PC-verbinding]. (P302)
(Op uw PC)
De computer inschakelen.
Maak mappen voor het ontvangen van de
beelden op de PC gereed alvorens een beeld
naar de PC te sturen. (P277)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
P278
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van
camera])
P279
277
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Creëer een PC-gebruikersaccount (tot 254 karakters) en een password (tot 32 karakters) die
uit alfanumerieke karakters bestaan. Een poging om een ontvangstmap te creëren kan
mislukken als de account niet-alfanumerieke karakters bevat.
Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO” gebruikt
1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO op de PC.
Voor details over hardwarevereisten en installatie, lees Over de geleverde software
(P330).
2 Creëer een map die beelden ontvangt met “PHOTOfunSTUDIO”.
Om de map automatisch te creëren, selecteer [Auto-create]. Om een map te specificeren,
een nieuwe map te creëren of een wachtwoord in te stellen naar de map, selecteer
[Create manually].
Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF).
Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO” niet gebruikt
(Voor Windows)
Ondersteund OS: Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8/Windows 8.1
Voorbeeld: Windows 7
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
met de rechter muistoets.
2 Selecteer [Eigenschappen], stel vervolgens het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
(Voor Mac)
Ondersteund OS: OS X v10.5 tot v10.9
Voorbeeld: OS X v10.8
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
op de items in de volgende volgorde.
[Archief] [Toon info]
2 Stel het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
Een map creëren die beelden ontvangt
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
278
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
>
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[PC]
Wi-Fi
279
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
In de gespecificeerde map zullen mappen gecreëerd worden op grond van de verstuurde
gegevens en de gegevens zullen in die mappen bewaard worden.
Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een password verschijnt, voer
dan het password in dat u op uw PC ingesteld heeft.
Als de computernaam (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers) een spatie (leeg
karakter) enz. bevat, kan het zijn dat de naam niet correct herkend wordt.
Als een verbindingspoging mislukt, adviseren wij dat u de computernaam (of naam van
NetBIOS) verandert in een naam bestaande uit alleen alfanumerieke karakters, van maximaal
15 karakters.
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[PC]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Wi-Fi
,QVW
8LWYRHU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
280
Gebruik van web-diensten
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen.
Door automatische overzettingen van foto's en films naar de Cloud Sync. Service in te
stellen, kunt u de overgezette foto's of films op een PC of smartphone ontvangen.
A Draadloos toegangspunt B Web-service C Cloud Sync. Service
Voorbereiding:
Om beelden naar een WEB-service of cloud-map te sturen, moet u zich registreren
bij “LUMIX CLUB” (P286).
Om beelden naar een webservice te sturen, moet u de webservice registreren.
(P282)
Versturen van beelden naar een webservice P281
Versturen van beelden naar Cloud Sync. Service P284
.7/+:%.7$
281
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢ Met uitzondering van films die opgenomen zijn terwijl het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op
[4K] gezet is
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Bezoek de website voor informatie over het afspelen van beelden.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Naar de webservice geüploade beelden kunnen niet weergegeven of gewist worden met deze
camera. Controleer beelden door toe te treden tot de webservice met uw smartphone/tablet of
computer.
Als het versturen van beelden niet lukt, zal er een e-mail waarin verstuurd worden waarin het
falen uiteengezet zal worden naar het adres dat geregistreerd is bij “LUMIX CLUB”.
De beelden kunnen persoonlijke informatie bevatten die gebruikt kan worden om de
gebruiker te identificeren, zoals een titel, de tijd en de datum waarop de beelden
opgenomen werden, en de locatie waar de opname plaatsvond. Controleer deze
informatie voordat u de beelden naar het web upload.
Versturen van beelden naar een webservice
JPEG RAW MP4
AVCHD
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± —— ±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ±
¢
——±
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
P282
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van
camera])
P283
Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die voortkomt uit
lekken, verlies, enz. van beelden die op webservices geüpload zijn.
Wanneer er beelden geüpload worden naar de webservice, wist u de beelden dan niet van
dit toestel, zelfs niet nadat het verzenden voltooid is, totdat u nagegaan bent dat deze goed
geüpload zijn naar de webservice. Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor
schade die aangericht voortkomt uit het wissen van beelden die opgeslagen zijn in dit
toestel.
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
282
Wanneer u beelden verstuurd naar web-diensten, moet de gebruikte web-dienst
geregistreerd worden bij de “LUMIX CLUB”. (P286)
Controleer de “FAQ / Contact” op de volgende site voor compatibele webservices.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/lumix_faqs/
Voorbereiding:
Zorg ervoor dat u een account op de webservice gecreëerd heeft dat u wilt gebruiken en
dat u de log-in informatie beschikbaar heeft.
1 Maak verbinding met de “LUMIX CLUB”-site met gebruik van een smartphone
of computer.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
2 Voer uw “LUMIX CLUB” log-in ID en wachtwoord in en log in op de dienst.
(P286)
3 Registreer uw e-mailadres.
4 Selecteer de web-service die gebruikt moet worden en registreer deze.
Volg de instructies op het scherm om de service te registreren.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Registreren van web-services
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] >
[Webservice]
Wi-Fi
283
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P292)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Webservice]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Wi-Fi
,QVW
8LWYRHU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
284
Gebruik van [Cloud-synchr. service] (Met ingang van maart 2014)
Als u de beeldbestemming op [Cloud-synchr. service] zet, worden de verzonden beelden
tijdelijk in de cloud-map bewaard en kunnen ze gesynchroniseerd worden met het apparaat dat
in gebruik is, zoals een PC of een smartphone.
Een Cloud Folder slaat overgezette beelden 30 dagen op (tot 1000 beelden). Overgezette
beelden worden automatisch 30 dagen na de overzetting gewist. Bovendien kunnen wanneer
het aantal opgeslagen beelden de 1000 overschrijdt, bepaalde beelden zelfs binnen 30 dagen
na de overzetting gewist worden afhankelijk van de [Cloudbeperking] (P301) instelling.
Wanneer de download van beelden vanaf een Cloud Folder naar alle gespecificeerde
inrichtingen voltooid is, zouden er zelfs binnen 30 dagen vanaf de overzetting beelden gewist
kunnen worden van de Cloud Folder.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢ Met uitzondering van films die opgenomen zijn terwijl het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op
[4K] gezet is
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P299 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Versturen van beelden naar Cloud Sync. Service
Voorbereiding:
U moet u registreren bij “LUMIX CLUB” (P286) en de instelling voor Cloud Sync.
configureren om een foto naar een Cloud-map te sturen.
Voor een PC gebruikt u “PHOTOfunSTUDIO” om de instellingen van Cloud Sync uit te
voeren. Voor een smartphone gebruikt u “Image App” om de instellingen te maken.
JPEG RAW MP4
AVCHD
MP4
(LPCM)
MOV 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± —— ±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ±
¢
——±
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
P285
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van
camera])
P285
285
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P292)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P292)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P301)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P256)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
>
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[Cloud-synchr. service]
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
> [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Cloud-synchr. service]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Wi-Fi
Wi-Fi
,QVW
8LWYRHU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
286
Registratie bij “LUMIX CLUB”
Verkrijg een “LUMIX CLUB” login ID (gratis).
Als u dit apparaat registreert bij de “LUMIX CLUB”, kunt u beelden synchroniseren tussen
de inrichtingen die u gebruikt of deze beelden overzetten naar
webservices.
Gebruik de “LUMIX CLUB” wanneer u beelden upload naar
webservices
of externe AV-inrichting.
U kunt dezelfde
LUMIX CLUB
login-ID voor dit toestel en een smartphone instellen. (P289)
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Nieuw account].
Maak verbinding met het netwerk.
Ga verder naar de volgende pagina door [Volgende] te
selecteren.
Er zal een bevestigingscherm afgedrukt worden als een
login ID al verkregen is door de camera. Selecteer [Ja] om
een nieuwe login ID te verkrijgen of [Nee] als u geen
nieuwe login ID nodig heeft.
4 Selecteer de methode om verbinding met een draadloos toegangspunt te
maken en stel in.
Raadpleeg P293 voor details.
Er zal alleen een instelscherm weergegeven worden als voor het eerst verbinding gemaakt wordt.
Is de verbindingsmethode eenmaal ingesteld, dan zal deze op dit toestel bewaard worden
en gebruikt worden wanneer de volgende keer verbinding gemaakt word. Om het
draadloze toegangspunt waarmee verbinding gemaakt moet worden te veranderen, drukt
u op [DISP.] en verandert u de bestemming van de verbinding.
Ga naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren.
Over de [LUMIX CLUB]
Raadpleeg de “LUMIX CLUB”-site voor details.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Houd rekening met het volgende:
De dienst kan onderbroken worden wegens gewoon onderhoud of onverwachte problemen
en de inhouden van de dienst kunnen veranderd of toegevoegd worden zonder dat de
gebruikers van tevoren hierover geïnformeerd worden.
De dienst kan geheel of gedeeltelijk gestopt worden met voorgaande kennisgeving die
redelijk lang van tevoren gegeven wordt.
Verkrijgen van een nieuwe login-ID ([Nieuw account])
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
MENU
287
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
5 Lees de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen door en selecteert [Akkoord].
U kunt pagina's schakelen via 3/4.
U kunt het display (2k) vergroten door de modusknop op de achterkant naar rechts te
draaien.
U kunt het vergrote display weer op de oorspronkelijke maat (1k) zetten door de
modusknop op de achterkant naar links te draaien.
U kunt de positie van het vergrote display verplaatsen met 3/4/2/1.
Druk op [ ] om het proces te annuleren zonder een login ID te verkrijgen.
6 Voer een password in.
Voer een combinatie in van 8 tot 16 karakters en nummer voor het wachtwoord.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
7 Controleer de login-ID en selecteer [OK].
De login ID (12-cijferig nummer) zal automatisch afgebeeld
worden.
Wanneer u met een computer inlogt bij “LUMIX CLUB”,
hoeft u slechts de nummers in te voeren.
Er wordt een bericht afgebeeld wanneer de verbinding
voltooid is. Selecteer [OK].
Zorg ervoor een aantekening te maken van de login ID en het wachtwoord.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
288
Voorbereiding:
Als de verkregen login-ID gebruikt wordt, controleer dan de ID en het password.
Om het “LUMIX CLUB” password op de camera te veranderen, gaat u naar de “LUMIX
CLUB” website vanaf uw smartphone of PC en verandert u van tevoren het “LUMIX
CLUB”-password.
De login-ID en het password die voor “LUMIX CLUB” geregistreerd zijn, kunnen niet op dit
toestel veranderd worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Gebruikersnaam instellen].
De login ID en het wachtwoord worden afgebeeld.
Het wachtwoord wordt afgebeeld als “ ”.
Sluit het menu alleen als u de login ID controleert.
4 Selecteer het te veranderen item.
5 Voer de login-ID en het password in.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P57) voor informatie over hoe
tekst in te voeren.
Voer in het toestel het nieuwe password in dat u op uw
smartphone/tablet of PC gecreëerd heeft. Als het password
afwijkt van het password dat u op smartphone/tablet of PC
gecreëerd had, dan zult u niet in staat zijn beelden te uploaden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Gebruik van de verkregen login-ID/Controleren of veranderen van de login-ID of
het password ([Gebruikersnaam instellen])
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
MENU
289
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Het instellen van dezelfde login-ID voor dit toestel en de smartphone/tablet is handig voor het
versturen van beelden, die in dit toestel zitten, naar andere apparatuur of webservices.
Controleer de details als de gebruiksmaatregelen bijgewerkt zijn.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [Voorwaarden].
De camera zal verbinding maken met het netwerk en de gebruiksmaatregelen zullen
afgebeeld worden.
Sluit het menu nadat de gebruiksmaatregelen gecontroleerd zijn.
Instellen van dezelfde login-ID voor de camera en de smartphone/tablet
Wanneer of dit toestel of de smartphone/tablet de login-ID verworven heeft:
1 Verbind dit toestel met de smartphone. (P259)
2 Stel de gemeenschappelijke login-ID in vanuit het “Image App”-menu.
De login-ID's van dit toestel en de smartphone worden nu dezelfde.
Nadat dit toestel op de smartphone aangesloten is, kan het instellingenscherm voor een
gemeenschappelijke login-ID verschijnen als u het afspeelscherm laat weergeven. U kunt
ook een gemeenschappelijke login-ID instellen door de instructies op het scherm te volgen.
Deze handelingen zijn niet beschikbaar voor de [Wi-Fi Direct] verbinding.
Wanneer dit toestel en de smartphone/tablet verschillende login-ID's verworven
hebben:
(Als u de login-ID van de smartphone voor dit toestel wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van dit toestel in die, die door de
smartphone verworven zijn.
(Als u de login-ID van dit toestel voor de smartphone wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van de smartphone in die, die door dit
toestel verworven zijn.
Controleer de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
MENU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
290
Wis de login ID van de camera wanneer u deze overzet naar een derde of deze weggooit.
U kunt tevens uw “LUMIX CLUB”-account wissen.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [Verwijder account].
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
3 Selecteer [Ja] in het bevestigingscherm van het wissen van de login ID.
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
4 Selecteer [Ja] op het bevestigingscherm voor het wissen van het “LUMIX
CLUB” account.
Als u verder wilt gaan met het gebruiken van de service, zal het selecteren van [Nee]
alleen de login ID wissen.
Verlaat het menu nadat dit is uitgevoerd.
5 Selecteer [Volgende].
De login-ID wordt gewist en vervolgens zal het bericht dat het wissen van uw account
toont, weergegeven worden. Selecteer [OK].
Verlaat het menu nadat het uitgevoerd is.
Veranderingen en andere acties m.b.t. login ID's kunnen alleen gemaakt worden op de login ID
die verkregen is met de camera.
Wis uw login ID en account vanuit de “LUMIX CLUB”
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
MENU
291
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van familie en kennissen via
“LUMIX CLUB”.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer [App. toevoegen].
3 Voer het adresnummer in.
4 Voer de toegangscode in.
5 Voer ongeacht welke naam in.
Er kunnen maximaal 28 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P57) voor informatie over hoe tekst in te voeren.
Informatie over AV-inrichting die al opgeslagen is kan veranderd of gewist worden.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Selecteer het AV-apparaat dat ui wilt veranderen of wissen.
3 Selecteer [Bewerken] of [Wissen].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat
Voorbereiding:
Controleer het adresnummer (16-cijferig nummer) en het toegangsnummer (4-cijferig
nummer) van de bestemming-AV-inrichting die uitgegeven is door “LUMIX CLUB”.
(Raadpleeg de gebruikershandleiding van de AV-inrichting voor details)
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.]
Verander of wis informatie over de geregistreerde AV-inrichting
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.]
[Bewerken]
Verander informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Voer stappen 3 tot 5 in Configureren van de instellingen van
een extern AV-apparaat
uit.
[Wissen]
Wis informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer
[Ja] geselecteerd wordt.
MENU
MENU
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
292
Verbindingen
U kunt een verbindingsmethode selecteren na een Wi-Fi-functie en een bestemming te
hebben geselecteerd.
Het tot stand brengen van een rechtstreekse verbinding is handig wanneer u zich ver van
huis bevindt, op een plaats waar geen toegangspunten beschikbaar zijn, of wanneer u
tijdelijk verbinding maakt met een apparaat dat u normaal niet gebruikt.
Wanneer u verbinding maakt met dezelfde instellingen als de vorige, kunt u de
Wi-Fi-functie snel gebruiken door verbinding te maken via [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]of [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
A Draadloos toegangspunt
[Via netwerk] Maakt verbinding via een draadloos toegangspunt. P293
[Direct]
Uw apparaat maakt rechtstreeks verbinding met dit
toestel.
P296
A
293
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
U kunt de methode selecteren om verbinding met een
draadloos toegangspunt te maken.
¢ WPS verwijst naar een functie die u in staat stelt de
instellingen van de verbinding en van de veiligheid van
LAN-apparatuur gemakkelijk te configureren.
Om te controleren of het draadloze toegangspunt dat u
gebruikt compatibel is met WPS dient u de handleiding van
het draadloze toegangspunt te raadplegen.
Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)
[WPS (knop)]
Sla draadloos toegangspunt van het drukknoptype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup
TM
op met een WPS-markering.
Druk op de WPS-knop van het
draadloze toegangspunt totdat deze
naar WPS-modus schakelt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van het draadloze toegangspunt voor
details.
b.v.:
[WPS (PIN-code)]
Sla draadloos toegangspunt van het PIN-codetype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup op met een WPS-markering.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
2 Voer de PIN-code die weergegeven wordt op het
camerascherm in het draadloze toegangspunt in.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het draadloze
toegangspunt voor details.
[Uit lijst]
Selecteer deze optie als u niet zeker bent over de compatibiliteit
met WPS of als u een draadloos toegangspunt wilt opzoeken en
een verbinding daarmee tot stand wilt brengen.
Raadpleeg P294 voor details.
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
294
Zoek naar beschikbare draadloze toegangspunten.
Bevestig encryptiesleutel van het geselecteerde draadloze toegangspunt als de
netwerkauthenticatie gecodeerd is.
Wanneer u verbindt d.m.v. [Handmatige invoer], bevestig SSID, encryptietype, encryptiesleutel
van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
Het drukken op [DISP.] zal het zoeken naar een draadloos
toegangspunt opnieuw starten.
Als geen enkel draadloos toegangspunt gevonden wordt,
raadpleeg dan
Wanneer u verbindt met [Handmatige
invoer]
.
2 (Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is)
Voer de encryptiesleutel in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
Wanneer u verbindt met [Handmatige invoer]
1 Op het scherm dat weergegeven wordt in stap 1 van “Als u niet zeker bent over
de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Uit lijst])”, selecteert u [Handmatige
invoer].
2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarop u verbindt, selecteer
vervolgens [Inst.].
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
Voor informatie over netwerkauthenticatie, zie de gebruiksaanwijzing van het draadloze
toegangspunt.
Als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Uit lijst])
295
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
4 Selecteer het encryptietype.
Het type instellingen dat veranderd kan worden kan variëren afhankelijk van de details
van netwerkauthentificatie-instellingen.
5 (Wanneer een optie geselecteerd wordt die afwijkt van [Niet coderen])
Voer de encryptiesleutel in.
Controleer de handleiding van de draadloze toegangspunten en instellingen wanneer u een
draadloos toegangspunt opslaat.
Als er geen verbinding vastgesteld kan worden, zouden de radiogolven van het draadloze
toegangspunt te zwak kunnen zijn.
Raadpleeg
Waarschuwingen op het scherm (P364) en Problemen oplossen (P393) voor
details.
De overdrachtsnelheid kan afnemen of kan niet bruikbaar zijn afhankelijk van de omgeving
waarin deze gebruikt wordt.
Netwerkauthenticatietype Encryptietypes die ingesteld kunnen worden
[WPA2-PSK] [TKIP]/[AES]
[WPA-PSK] [TKIP]/[AES]
[Algemene sleutel] [WEP]
[Open] [Niet coderen]/[WEP]
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
296
U kunt de methode selecteren om verbinding te maken met
het apparaat dat u gebruikt.
Selecteer de verbindingsmethode die door uw apparaat
ondersteund wordt.
Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse
verbinding)
[Wi-Fi Direct]
1 Zet het apparaat op de Wi-Fi Direct
TM
modus.
2 Selecteer [Wi-Fi Direct].
3 Selecteer het apparaat waarmee u verbinding wilt
maken.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor
details.
[WPS-verbinding]
[WPS (knop)]
1 Selecteer [WPS (knop)].
2 Zet het apparaat op WPS-modus.
Het wachten op de verbinding kan langer duren als u op dit
toestel op de [DISP.]-knop drukt.
[WPS (PIN-code)]
1 Selecteer [WPS (PIN-code)].
2 Voer de PIN-code van het apparaat in op dit toestel.
[Handmatig.
verbinden.]
Voer de SSID en het password in
op het apparaat. De SSID en het
password worden weergegeven
op het scherm voor het wachten
op de verbinding van dit toestel.
Als de bestemming [Smartphone] is,
kunt u een verbinding tot stand
brengen door de QR-code met de smartphone te scannen. (P260,
261)
Als u op de camera op [MENU/SET] drukt, zal de QR-code vergroot
worden. Als het moeilijk is de QR-code te scannen, probeer deze
dan te vergroten.
297
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Als de Wi-Fi-functie gebruikt wordt, wordt een record in de historie bewaard. U kunt de
records als favorieten registreren.
Door verbinding te maken vanuit de historie van favorieten, kunt u gemakkelijk verbinding
maken met dezelfde instellingen als voorheen.
1
Druk op [Wi-Fi].
2
Selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten].
3
Selecteer het item.
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis].
3 Selecteer het item dat u in favorieten wilt registreren en druk vervolgens op 1.
4 Voer een registratienaam in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit
favorieten])
[Selecteer doelapparaat
uit geschiedenis]
Verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
[Selecteer doelapparaat
uit favorieten]
Maakt verbinding met de instellingen die als favorieten
geregistreerd zijn.
Registreren van records als favorieten
ョㄏヒ
ヸㄊノョㄊ
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
298
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
3 Selecteer het favoriete item dat u wilt bewerken en druk vervolgens op 1.
4 Selecteer het item.
Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] wist de inhoud van de historie en van [Selecteer
doelapparaat uit favorieten].
Als verbinding gemaakt wordt met een netwerk waarmee vele PC's verbonden zijn, door
gebruik van [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten], kan een verbindingspoging mislukken omdat uit vele apparaten het eerder
verbonden apparaat geïdentificeerd zal worden.
Als een verbindingspoging mislukt, maak dan opnieuw verbinding met gebruik van [Nieuwe
verbinding].
Bewerken van de items zie als Favorieten geregistreerd zijn
[Verwijderen uit
favorieten]
[Volgorde van favorieten
wijzigen]
Selecteer de bestemming.
[Geregistreerde naam
wijzigen]
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg
Tekst Invoeren sectie op P57.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een
karakter van twee byte wordt als twee karakters
beschouwd).
Bewaar vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen als favorieten
Het aantal instellingen dat in de historie bewaard kan worden is beperkt.
Er wordt aanbevolen vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen te bewaren door ze
als favorieten te registreren. (P297)
Controleren van de verbindingsdetails van de historie of een favoriet
Als op [DISP.] gedrukt wordt terwijl een item in de historie of de favorieten opgezocht
wordt, kunnen de details van de verbinding weergegeven worden.
299
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Als u beelden verstuurt, selecteer dan de methode om ze te versturen na [Nieuwe
verbinding] te hebben geselecteerd.
Nadat de verbinding tot stand gekomen is, kunnen de instellingen voor het versturen,
zoals de beeldgrootte, ook veranderd worden.
Beelden die verzonden kunnen worden
¢1 Het verzenden met [Afbeeldingen versturen tijdens opname] is niet beschikbaar.
¢2 Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het
bestandformaat 4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan
4GB.
¢3 Met uitzondering van films die opgenomen zijn terwijl het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op
[4K] gezet is
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Raadpleeg de handleiding van de bestemmingsapparatuur of de webservice voor meer
informatie over hoe beelden afgespeeld moeten worden.
Instellingen om beelden te versturen
Bestemming JPEG RAW MP4
¢1
AVCHD
¢1, 2
MP4
(LPCM)
¢1
MOV
¢1
3D
[Smartphone] ± ±
¢3
——
[PC] ±±± ± ± ±±
[Cloud-synchr.
service]
± ±
¢3
——±
[Webservice] ± ±
¢3
——±
[AV-toestel] ± —— ±
[Printer]
¢1
± —— ——
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
300
Een foto kan automatisch naar een gespecificeerde apparaat gezonden worden telkens
wanneer u de foto neemt.
Aangezien de camera voorrang aan het opnemen verleent, kan het versturen langer duren
tijdens het maken van een opname.
Wanneer verbinding gemaakt is met [Afbeeldingen versturen
tijdens opname], wordt [ ] op het opnamescherm
weergegeven en wordt [ ] weergegeven terwijl het bestand
verzonden wordt.
Als u dit toestel uitschakelt of de Wi-Fi-verbinding verbreekt
voordat het versturen klaar is, zullen de niet verstuurde beelden
niet opnieuw verstuurd worden.
Het kan zijn dat u er niet in slaagt bestanden te wissen of het
afspeelmenu te gebruiken wanneer u aan het versturen bent.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet verstuurd worden.
De beelden kunnen na te zijn opgenomen geselecteerd en verstuurd worden.
Details van het afspeelmenu [Favorieten] of [Print inst.] instellingen zullen niet verstuurd
worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Sommige beelden die met een andere camera gemaakt zijn zouden niet verstuurd kunnen
worden.
Beelden die gemodificeerd of bewerkt zijn met een computer zouden niet verstuurd kunnen
worden.
Afbeeldingen versturen tijdens opname
Afbeeldingen versturen van camera
5
5
301
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Door op [DISP.] te drukken nadat een verbinding tot stand gebracht is, kunt u de
instellingen voor het versturen veranderen, zoals de beeldgrootte voor het versturen.
¢1 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Webservice] gezet is.
¢2 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [PC] gezet is.
¢3 Alleen beschikbaar als de bestemming op [Cloud-synchr. service], [Webservice] of [Extern]
gezet is in [AV-toestel].
¢4 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Cloud-synchr. service] gezet is.
Veranderen van de instellingen om beelden te versturen
[Grootte]
Grootte aanpassen van het te versturen beeld.
[Origineel]/[Automatisch]
¢1
/[Wijzig]
Als u [Automatisch] selecteert, zal het beeldformaat bepaald worden
door de omstandigheden op de bestemming.
U kunt de beeldgrootte voor [Wijzig] selecteren door te kiezen
tussen [M], [S] of [VGA].
De beeldverhouding verandert niet.
[Bestandsindeling]
¢2
[JPG]/[RAWiJPG]/[RAW]
[Locatiegeg.
wissen]
¢3
Kies of u de locatie-informatie wenst te wissen van de beelden
voordat u deze verstuurt.
[ON]: Wis de locatie-informatie, dan versturen.
[OFF]: Houd de locatie-informatie en verstuur.
Deze handeling wist alleen de locatie-informatie van de beelden die
ingesteld staan om verzonden te worden.
(De locatie-informatie zal niet gewist worden van de originele
beelden die opgeslagen zijn in dit apparaat.)
[Cloudbeperking]
¢4
U kunt selecteren of u beelden wilt versturen wanneer de Cloud
Folder geen ruimte meer over heeft.
[ON]: Beelden niet versturen.
[OFF]: Wis beelden vanaf de oudste, stuur vervolgens nieuwe
beelden.
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
302
[Wi-Fi setup] Menu
Configureer de instellingen die nodig zijn voor de Wi-Fi-functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.
Selecteer het menu. (P54)
Raadpleeg P286 voor details.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
Als u een PC met standaardinstellingen gebruikt, is het niet nodig om de werkgroep te
veranderen.
Raadpleeg P291 voor details.
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > Gewenst item dat ingesteld
moet worden
[LUMIX CLUB]
Verwerft of verandert de “LUMIX CLUB”-login-ID.
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te sturen, wordt een verbinding met
dezelfde werkgroep als de PC van bestemming vereist.
(De fabrieksinstelling is “WORKGROUP”.)
[Werkgroepnaam wijzigen]:
Voer de werkgroep van de PC in waarmee de verbinding
gemaakt wordt.
[Terug naar standaard]:
Herstelt de status van de fabrieksinstellingen.
[Toestelnaam]
U kunt de naam van dit toestel veranderen.
1 Druk op [DISP.].
2 De gewenste inrichtingsnaam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Te ks t
Invoeren
sectie op P57.
Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
[Extern AV-app.]
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van
familie en kennissen via “LUMIX CLUB”.
[NFC-bediening]
Configureert de instellingen van de NFC-functie.
[ON]:
De NFC-functie werkt.
[OFF]
MENU
303
10. Gebruik van de Wi-Fi/NFC-functie
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P57.
Maak een wachtwoordkopie.
Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het resetten met [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu,
maar ook andere instellingen zulle gereset worden. (uitgezonderd [LUMIX CLUB])
Een “MAC-adres” is een uniek adres dat gebruikt wordt om netwerkapparatuur te identificeren.
“IP-adres” verwijst naar een nummer waarmee een PC geïdentificeerd wordt die op een
netwerk zoals het internet aangesloten is. De adressen voor in huis worden gewoonlijk
automatisch toegekend door de DHCP-functie, zoals een draadloos toegangspunt. (Voorbeeld:
192.168.0.87)
[Touch sharing]
Stelt de werking van de camera in nadat de verbinding met de
NFC-functie volledig tot stand gekomen is.
[ON]:
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht wordt met de
NFC-functie, tijdens het afspelen van een enkel beeld, kan dit
beeld overgezet worden.
[OFF]
[Wi-Fi-wachtwoord]
Om incorrecte hantering of gebruik van de Wi-Fi functie door
derden te voorkomen en om opgeslagen informatie te
beschermen, wordt het aanbevolen dat u de Wi-Fi functie met
een wachtwoord beschermt.
Instellen van een wachtwoord zal automatisch het
wachtwoord-invoerscherm weergeven wanneer de Wi-Fi functie
gebruikt wordt.
[Instellen]:
Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.
[Verwijderen]
[Netwerkadres]
Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
304
11. Verpersoonlijken van de
camera-instellingen
Gebruik van het [Voorkeuze]-menu
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het beeldscherm en de werking van
de knoppen, kan naar goeddunken ingesteld worden.
Klantmodus
P305
[Geh voorkeursinst.]
Stille werking
P305
[Stille modus]
AF/AE-vergrendeling P305
[AF/AE vergrend.] [AE-vergr.-vast]
Sluiterknop
P305
[Sluiter-focus] [Ontsp. knop half indr.]
Auto Focus
P306
[Quick AF] [Oogsensor AF] [Spot AF tijd]
[AF ass. lamp] [Direct focuspunt] [Prio. focus/ontspan]
[AF+MF]
Manuele Focus
P308
[MF assist] [MF-gids] [Peaking]
Schermweergave
P309
[Histogram] [Richtlijnen] [Centrummarkering]
[Highlight] [Zebrapatroon] [Zwart-wit Live View]
[Constant preview] [Lichtmeter] [LVF disp. stijl]
[Scherm disp. stijl] [Scherm info stijl] [Opn.gebied]
[Video prioriteit menu] [Auto review]
Drukknoppen en draaiknoppen
P312
[Fn knopinstelling] [Q.MENU] [Instellingen wieltje]
[Videotoets]
Aanraakbediening en andere bedieningen
P313
[Powerzoomlens] [Lens zonder focusring] [Oogsensor]
[Touch inst.] [Touch scrollen] [Menugids]
[Opn. zonder lens]
305
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Klantmodus
Registreren van uw persoonlijke menu-instellingen
[Geh voorkeursinst.]
Raadpleeg P321 voor details.
Stille werking
Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen
[Stille modus]
Raadpleeg P170 voor details.
AF/AE-vergrendeling
Instelling van de functies van [AF/AE LOCK]
[AF/AE vergrend.]
Raadpleeg P160 voor details.
Handhaven/niet handhaven van de vergrendeling wanneer [AF/AE LOCK]
vrijgegeven wordt
[AE-vergr.-vast] > [ON]/[OFF]
Raadpleeg P160 voor details.
Sluiterknop
Scherpstellen/niet scherpstellen wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt
wordt
[Sluiter-focus] > [ON]/[OFF]
Loslaten/Niet loslaten van de sluiter door de sluiterknop tot halverwege in te
drukken
[Ontsp. knop half indr.] > [ON]/[OFF]
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
306
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Auto Focus
Wel/niet van te voren scherpstellen
[Quick AF] > [ON]/[OFF]
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt. Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt
missen.
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
[Quick AF] is onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
In de preview-modus
In situaties met weinig licht
Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken
Met bepaalde Four Third lenzen die geen contrast AF ondersteunen
Wel/niet automatisch instellen van de scherpte als de oogsensor geactiveerd is
[Oogsensor AF] > [ON]/[OFF]
Als [Oogsensor AF] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zal de camera
automatisch het brandpunt bijstellen als de oogsensor geactiveerd wordt.
Er zullen geen pieptonen klinken wanneer het brandpunt verkregen wordt in [Oogsensor AF].
De [Oogsensor AF] werkt misschien niet onder omstandigheden met gedimd licht.
[Oogsensor AF] wordt in de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken
Met enkele vier-derde lenzen
Instelling van de duur waarbij het scherm vergroot is
[Spot AF tijd]
[LONG] (Ongeveer 1,5 seconde)/[MID] (Ongeveer 1,0 seconde)/[SHORT] (Ongeveer
0,5 seconde)
307
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Wel/niet inschakelen van de AF Assist-lamp
[AF ass. lamp] > [ON]/[OFF]
De AF-hulplamp zal het onderwerp verlichten als de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt en maakt het zo gemakkelijker voor het toestel om scherp te stellen als
een opname bij weinig licht gemaakt wordt. (Al naargelang de opnameomstandigheden
zal een grotere AF-zone weergegeven worden.)
Het effectieve bereik van het AF Assist-lampje varieert afhankelijk van de lens die wordt gebruikt.
Als de onderling verwisselbare lens (H-HS12035) bevestigd is:
Ongeveer 1,0 m tot 3,0 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS14140) bevestigd is:
Ongeveer 1,0 m tot 3,0 m
De AF-assist lamp is alleen werkzaam voor het onderwerp in het midden van het
beeldscherm. Gebruik het door het onderwerp in het midden van het beeldscherm te zetten.
Verwijder de lenskap.
Wanneer u de AF-lamp niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren
op een donkere plek), de [AF ass. lamp] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker
worden scherp te stellen.
De AF Assist-lamp raakt enigszins geblokkeerd als de onderling verwisselbare lens
(H-HS12035/H-FS14140) gebruikt wordt maar dit is niet van invloed op de prestaties.
De AF-assist lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te
stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt.
De instelling van de [AF ass. lamp] staat in de volgende gevallen vast op [OFF].
Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is
Verplaatsen/niet verplaatsen van de AF-zone met de cursorknop
[Direct focuspunt] > [ON]/[OFF]
Als [š], [ ] of [Ø] geselecteerd is, kan de AF-zone verplaatst worden; als [ ]
geselecteerd is, kan de uitvergrote positie verplaatst worden.
Als [Voorkeur multi] zoals [ ] geselecteerd is, zal het instellingenscherm voor de AF-zone
weergegeven worden.
[Direct focuspunt] is in de volgende gevallen vastgezet op [OFF].
Creative Control modus
Wel/niet opnemen, zelfs als geen scherpstelling van het beeld verkregen wordt
[Prio. focus/ontspan]
[FOCUS]:
U kunt geen opname maken zolang het object niet is scherpgesteld.
[RELEASE]:
Dit geeft voorrang aan het beste ogenblik om een opname te maken zodat u een
opname kunt maken als u de ontspanknop helemaal indrukt.
Wanneer [RELEASE] ingesteld is, houd u er dan rekening mee dat het scherpstellen
misschien niet goed lukt, zelfs niet wanneer de focusmodus op [AFS], [AFF] of
[AFC]
gezet is.
[Prio. focus/ontspan] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld.
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
308
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Wel/niet handmatig scherp stellen na Auto Focus verkregen te hebben
[AF+MF] > [ON]/[OFF]
Als AF-vergrendeling op ON staat (druk de sluiterknop tot halverwege in met de
focusmodus op [AFS] of stel AF-vergrendeling in met gebruik van [AF/AE LOCK]), kunt
u handmatig en precies scherpstellen.
Manuele Focus
Instelling van de bedieningen voor de weergave van MF Assist
[MF assist]
De beschikbare instellingen variëren en zijn afhankelijk van de gebruikte lens.
Als een onderling verwisselbare lens met een focusring (H-HS12035/H-FS14140)
gebruikt wordt
[]
Vergroten door bedienen van de focusring van de lens, of de focushendel, of
door op [ ]
¢
te drukken.
[]Vergroten door bedienen van de focusring van de lens of de focushendel.
[] Vergroten door op [ ]
¢
te drukken.
[OFF]
MF Assist kan niet vergroot worden, zelfs niet als u de focusring van de lens
of de focushendel bedient of op [ ]
¢
drukt.
Als u op [ ]
¢
drukt terwijl dit item op [ ] of [OFF] staat, zal het scherm weergegeven
worden waarin u de te vergroten zone kunt instellen.
Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt wordt
[ON]
U kunt scherpstellen als het scherm weergegeven wordt waarin u de te vergroten
zone kunt instellen, na op [ ]
¢
gedrukt te hebben.
[OFF]
U kunt scherpstellen na op [ ]
¢
gedrukt te hebben zonder het scherm weer te
geven waarop u de te vergroten zone kunt instellen.
¢ Druk op de functieknop waar [AF mode/MF] in [Fn knopinstelling] (P317) aan toegekend is
(op het moment van aankoop toegekend aan [ ]/[Fn3])
Wel/niet weergeven van de MF-gids
[MF-gids] > [ON]/[OFF]
A Aanduiding van (oneindigheid)
Wanneer [MF-gids] op het [Voorkeuze] menu ingesteld is op
[ON] en u handmatig scherpstelt, wordt de MF-guide
afgebeeld op het scherm. U kunt controleren of het
scherpstelpunt richting de kant dichtbij of de kant ver weg is.
A
309
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Accentueren/niet accentueren van de scherp gestelde delen
[Peaking]
Raadpleeg P111 voor details.
Schermweergave
Weergeven/niet weergeven van het histogram
[Histogram] > [ON]/[OFF]
U kunt de positie instellen door op 3/4/2/1 te drukken.
Bediening door rechtstreekse aanraking is ook mogelijk vanuit het
opnamescherm.
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as
(zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de
verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
A donker
B helder
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of
in handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
Wanneer geen geschikte belichting verkregen wordt met gesloten flitser
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
Weergeven/niet weergeven van de richtlijnen
[Richtlijnen] > [ ]/[ ]/[ ]/[OFF]
Als [ ] ingesteld is, kunnen de posities van de richtlijnen ingesteld
worden door op 3/4/2/1 te drukken.
U kunt de positie ook rechtstreeks instellen door [ ] op de richtlijn
van het opnamescherm aan te raken.
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
310
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Weergeven van het midden van het beeldscherm
[Centrummarkering]
Raadpleeg P209 voor details.
Weergeven/niet weergeven van de wit verzadigde zones
[Highlight] > [ON]/[OFF]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt,
verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen.
Dit beïnvloedt het gemaakte beeld niet.
Als er wit verzadigde zones zijn, raden we aan de
belichting naar negatief te compenseren (P157),
onder raadpleging van het histogram (P309) en het
beeld dan opnieuw te maken. Het beeld kan zo een
betere kwaliteit krijgen.
Dit werkt niet terwijl u zich in meervoudig afspelen,
kalender afspelen of afspeelzoom bevindt.
Weergeven van zones die misschien met wit verzadigd zijn
[Zebrapatroon]
Raadpleeg P210 voor details.
In zwart-wit weergeven van het opnamescherm
[Zwart-wit Live View]
Raadpleeg P211 voor details.
Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de sluitertijd
op het opnamescherm
[Constant preview] > [ON]/[OFF]
Raadpleeg P154 voor details.
Weergeven/niet weergeven van de belichtingsmeter
[Lichtmeter] > [ON]/[OFF]
A Belichtingsmeter
Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het
corrigeren van de belichting, het uitvoeren van Programme
Shift, het instellen van de lensopening en het instellen van de
sluitertijd.
Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in
het rood.
Als de belichtingsmeter niet weergegeven wordt, schakel dan de weergave-informatie voor
het scherm in door op [DISP.] te drukken. (P44)
De belichtingsmeter verdwijnt na ongeveer 4 seconden als geen handeling uitgevoerd wordt.
[ON] [OFF]
6060604.04.04.0
2
00
SSSSSS
FF
0
989898
250 15
4.02.8 5.6 8.0
3060125
A
311
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Als [Tijdsduur] op [HOLD] gezet is, staat [Prior. afspeelbewerking] op [ON].
Omschakelen van de weergavemethode van de zoeker
[LVF disp. stijl] > [ ]: zoekerstijl/[ ]: monitorstijl
Omschakelen van de weergavemethode van de monitor
[Scherm disp. stijl] > [ ]: zoekerstijl/[ ]: monitorstijl
Weergeven/niet weergeven van het beeldscherm met opname-informatie op de
monitor
[Scherm info stijl] > [ON]/[OFF]
Schakelen tussen de gezichtshoek voor het maken van foto's en die voor het
maken van films
[Opn.gebied] > [!]
(Foto)/[ ] (Film)
Wanneer de instelling van de beeldverhouding anders is in foto's en in films, zal de
gezichtshoek veranderen wanneer de filmopname begint.
Als [Opn.gebied] op [ ] gezet is, wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname
weergegeven.
De aangeduide opnamezone is een benadering.
Het schakelen tussen beeldscherm die geschikt zijn voor het opnemen van films
[Video prioriteit menu]
Raadpleeg P211 voor details.
Weergeven van het beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is
[Auto review]
[Tijdsduur]
Stel de tijdsduur in waarna het beeld afgespeeld wordt nadat het
opgenomen is.
[HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
[5SEC]/[4SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
[Prior.
afspeelbewerking]
[ON] Het omschakelen van de weergave van het
afspeelscherm, het wissen van foto's, enz., zijn mogelijk
tijdens [Auto review].
[OFF] De knoppenbediening tijdens [Auto review] wordt
dezelfde als die voor de opname.
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
312
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Drukknoppen en draaiknoppen
Toekennen van functies aan de functieknoppen
[Fn knopinstelling]
Raadpleeg P317 voor details.
Omschakelen van de methode voor het instellen van onderdelen van het Quick
Menu
[Q.MENU]
[PRESET]:
De fabrieksitems kunnen ingesteld worden.
[CUSTOM]:
Het Quick Menu zal uit de gewenste items bestaan. (P315)
Instellen van de werkwijzen van de modusknop op de achterkant en de modusknop
op de voorkant
[Instellingen wieltje]
[Wieltje toewijzen (F/SS)]
Kent de bediening van de lensopeningwaarde en de sluitertijd toe in
de handmatige belichtingsmodus.
[F SS]:
Kent de lensopeningwaarde toe aan de modusknop op de voorkant en
de sluitertijd aan de modusknop op de achterkant.
[SS F]:
Kent de sluitertijd toe aan de modusknop op de voorkant en de
lensopeningwaarde aan de modusknop op de achterkant.
[Draairichting (F/SS)]
Verandert de rotatierichting van de modusknoppen voor het instellen
van de lensopeningwaarde en de sluitertijd.
[]/[]
[Belichtingscomp.]
Kent de belichtingscompensatie toe aan de modusknop op de
voorkant of aan de modusknop op de achterkant, zodat deze
onmiddellijk bijgesteld kan worden.
[] (Modusknop op de voorkant)/[ ] (Modusknop op de
achterkant)/[OFF]
313
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Inschakelen/uitschakelen van de filmknop
[Videotoets] > [ON]/[OFF]
Deze functie dient voor het voorkomen van de onverhoedse werking van de knop.
Aanraakbediening en andere bedieningen
Veranderen van de instellingen voor een power-zoomlens
[Powerzoomlens]
Raadpleeg P165 voor details.
Instellen van de weergavemethode en de werking van de manuele focus bij het
gebruik van een onderling verwisselbare lens zonder focusring
[Lens zonder focusring]
Deze onderdelen kunnen alleen ingesteld worden als een onderling verwisselbare lens
zonder focusring gebruikt wordt.
[Bed. draaiknop (MF)]
[DISP.]:
Door aan de bedieningsknop te draaien kunt u naar de vergrote weergave schakelen
(vensterweergave/volledig scherm).
[FOCUS]:
Draai aan de bedieningsknop om het brandpunt in te stellen.
[MF assist weergave]
[FULL]:
Vergroot de weergave in een venster op het scherm.
[PIP]:
Vergroot de weergave op het volledige scherm.
Instellen van de gevoeligheid van de oogsensor en de methode van schakelen
tussen de monitor en de zoeker
[Oogsensor]
[Gevoeligheid]
Dit zal de gevoeligheid van de oogsensor instellen.
[HIGH]/[LOW]
[LVF/Scherm]
Dit zal de methode van schakelen tussen de monitor en de zoeker instellen.
(P48)
[ ] (automatisch schakelen tussen de monitor en de zoeker)/
[LVF] (zoeker)/[MON] (monitor)
Als u op [LVF] drukt om de weergave om te schakelen, zal ook de instelling
van [LVF/Scherm] omgeschakeld worden.
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
314
Voor details over hoe [Voorkeuze] menu-instellingen te selecteren, P54
raadplegen.
Inschakeling/uitschakeling van de aanraakbediening
[Touch inst.]
Als deze op [OFF] staat, wordt geen overeenkomstige aanraak-tab of aanraak-icoon op het
scherm weergegeven.
[Touch
scherm]
Alle aanraakhandelingen.
Wanneer er ingesteld is op [OFF], kunnen er alleen knop- en
functieknophandelingen uitgevoerd worden.
[ON]/[OFF]
[Touch tab]
Bediening voor het weergeven van de aanraakiconen door de tabs aan te
raken, zoals [ ], die rechts op het scherm weergegeven worden.
[ON]/[OFF]
[Touch AF]
Bediening voor het optimaliseren van de scherpstelling, of van zowel de
scherpstelling als de helderheid, van een aangeraakt onderwerp.
[AF] (P101)/[AF+AE] (P105)/[OFF]
[Touchpad AF]
Bediening om de AF-zone te verplaatsen door de monitor aan te raken, als de
zoeker in gebruik is. (P104)
[EXACT]/[OFFSET]/[OFF]
Omschakelen van de snelheid voor continu vooruit/achteruit spoelen van de beelden
[Touch scrollen] > [H] (Hoge snelheid)/[L] (Lage snelheid)
Weergeven/niet weergeven van het selectiescherm wanneer de functieknop op gezet is.
[Menugids]
[ON]:
Toont het selectiebeeldscherm voor de Creative Control modus.
[OFF]:
Toont het opnamescherm van de huidig gekozen modus van de Creative Control
modus.
Inschakelen/uitschakelen van de vrijgave van de sluiter zonder lens.
[Opn. zonder lens]
[ON]:
De sluiter werkt, ongeacht de vraag of er een lens op het toestel is aangebracht.
[OFF]:
De sluiter zal niet werken als geen lens op de body van de camera bevestigd is, of als
deze niet correct bevestigd is.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt (DMW-MA2M, DMW-MA3R:
optioneel), stel dan [ON] in.
315
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Verander het Quick Menu met uw favoriete item
Als [Q.MENU] (P312) in het [Voorkeuze]-menu op [CUSTOM] gezet is, kan het Quick
Menu naar wens veranderd worden.
Er kunnen tot 15 items in het Quick Menu ingesteld worden.
1 Druk op [Q.MENU] om het Snelmenu weer te geven.
2 Druk op 4 om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4/2/1 om het menu-item in de bovenste
rij te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 2/1 om de lege ruimte op de onderste regel
te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
A Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden.
B Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
U kunt het menu-item ook instellen door het van de
bovenste naar de onderste regel te verslepen.
Als er geen lege ruimte op de onderste regel is, kunt u een bestaand item vervangen door
een nieuw item door het bestaande item te selecteren.
Om de instelling te wissen, verplaatst u zich naar de onderste rij door op 4 te drukken en
vervolgens een te wissen item te selecteren waarna u op [MENU/SET] drukt.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
[Opname] menu/Opnamefuncties
[Fotostijl] (P140)
[Aspect.inst.]
([Aspectratio] (P129)/[Fotoresolutie]
(P129))
[Kwaliteit] (P130)
[AFS/AFF] (P93)
[Meetfunctie] (P161)
[Burstsnelh.] (P113)
[Auto bracket] (P117)
[Zelf ontsp.] (P119)
[Int.dynamiek] (P144)
[I.resolutie] (P144)
[HDR] (P145)
[Elektronische sluiter] (P171)
[Flitserfunctie] (P183)
[Flitser instel.] (P186)
[Ex. Tele Conv.]
(foto’s/films) (P163)
[Dig. zoom] (P165)
[Stabilisatie] (P51)
[AF mode] (P91)
L
4:3
AFS
1
2
345
L
4:3
AFS
([LW
A
B
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
316
5 Druk op [ ].
Het zal naar het beeldscherm van stap 1 terugkeren.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm te schakelen.
[Bewegend beeld]-menu Menu [Voorkeuze]
[Filmopname-indeling] (P193)
[Filmopname kwaliteit] (P193)
[Variabele beeldfreq.] (P215)
[Foto/film] (P200)
[Synchro scan] (P218)
[Tijdcodeweergave] (P214)
[Stille modus] (P170)
[Peaking] (P111)
[Histogram] (P309)
[Richtlijnen] (P309)
[Zebrapatroon] (P210)
[Zwart-wit Live View] (P211)
[Opn.gebied] (P311)
[Video prioriteit menu] (P211)
[Stapsg. zoom] (P166)
[Zoom snelheid] (P166)
[Touch scherm] (P314)
317
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Toekennen van veelgebruikte functies aan de
knoppen
(functieknoppen)
U kunt veelgebruikte functies aan specifieke knoppen en iconen toekennen.
1 Selecteer het menu. (P54)
2 Op 3/4 drukken om [Instelling in opnamemodus] of [Instelling in
afspeelmodus] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4 om de functieknop waaraan u een
functie wilt toekennen te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om de functie die u wilt toekennen te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Sommige functies kunnen niet toegekend worden,
afhankelijk van de functieknop.
Raadpleeg P318 voor [Instelling in opnamemodus] en
P320 voor [Instelling in afspeelmodus].
> [Voorkeuze] > [Fn knopinstelling]
MENU
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
318
U kunt de toegekende functies gebruiken door tijdens de opname op een functieknop te drukken.
De volgende functies kunnen aan de knop toegekend worden: [Fn1], [Fn2], [Fn3], [Fn4] of
[Fn5], of aan de icoon: [Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] of [Fn10].
¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop.
(Op het moment van aankoop zijn de instellingen van de functieknoppen niet aan [Fn8],
[Fn9] en [Fn10] toegekend.)
Instellen van de functieknop voor opnames
[Opname] menu/Opnamefuncties
[Wi-Fi] (P255): [Fn1]
¢
[Q.MENU] (P53): [Fn2]
¢
[LVF/Scherm] (P48): [Fn5]
¢
[AF/AE LOCK] (P160)
[AF AAN] (P109, 160)
[Voorvertoning] (P155): [Fn4]
¢
[1x drukken-AE] (P156)
[Touch AE] (P90)
[Niveaumeting] (P46): [Fn6]
¢
[Focus instellen] (P319)
[Zoombediening] (P162)
[1 opname RAW+JPG]
[Spotmeting 1 opname]
[Cursortoets vergrend.]
[Fotostijl] (P140)
[Aspectratio] (P129)
[Fotoresolutie] (P129)
[Kwaliteit] (P130)
[AFS/AFF] (P91)
[Meetfunctie] (P161)
[Burstsnelh.] (P113)
[Auto bracket] (P117)
[Zelf ontsp.] (P119)
[Schaduw markeren] (P142)
[Int.dynamiek] (P144)
[I.resolutie] (P144)
[HDR] (P145)
[Elektronische sluiter] (P171)
[Flitserfunctie] (P183)
[Flitser instel.] (P186)
[Ex. Tele Conv.]
(foto’s/films) (P163)
[Dig. zoom] (P165)
[Stabilisatie] (P51)
[AF mode/MF] (P91): [Fn3]
¢
[Terug naar standaard] (P319)
[Bewegend beeld]-menu
[Filmopname-indeling] (P191)
[Filmopname kwaliteit] (P193)
[Variabele beeldfreq.] (P215)
[Foto/film] (P200)
[Synchro scan] (P218)
[Tijdcodeweergave] (P214)
[Mic.veld aanpassen] (P350)
[Kleurenbalken] (P219)
[Voorkeuze]-menu
[Stille modus] (P170)
[Peaking] (P309)
[Histogram] (P309): [Fn7]
¢
[Richtlijnen] (P309)
[Zebrapatroon] (P210)
[Zwart-wit Live View] (P211)
[Opn.gebied] (P311)
[Video prioriteit menu] (P211)
[Stapsg. zoom] (P166)
[Zoom snelheid] (P166)
[Touch scherm] (P314)
319
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Configureren van de instelling van de functieknoppen vanuit het beeldscherm
met opname-informatie op de monitor
Het aanraken van [Fn] op het beeldscherm met opname-informatie op de monitor (P44)
stelt u ook in staat het scherm weer te geven in stap
3.
Gebruik van de functieknoppen met aanraakhandelingen
[Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] en [Fn10] worden gebruikt door de functieknoppen aan te raken.
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] of [Fn10] aan.
De toegeschreven functie zal werken.
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
Als [Focus instellen] ingesteld is, is het mogelijk om het beeldscherm voor de instelling van of
de AF-zone of MF Assist weer te geven.
Als [1 opname RAW+JPG] ingesteld is, zullen het RAW-bestand en een fijn JPEG-beeld
slechts één keer gelijktijdig opgenomen worden. Na de opname wordt het toestel weer op de
oorspronkelijke kwaliteit gezet.
Als [Spotmeting 1 opname] ingesteld is, zal slechts één keer een opname gemaakt worden
waarbij [Meetfunctie] op [ ] (spot) staat. Na de opname wordt het toestel weer op de
oorspronkelijke Metering Mode gezet.
De werking van de cursorknop, [MENU/SET] en de bedieningsknop zijn uitgeschakeld als
[Cursortoets vergrend.] ingesteld is. Druk opnieuw op de functieknop om ze in te schakelen.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Fn4] kan in de volgende gevallen niet gebruikt worden.
Intelligent Auto modus
Intelligent Auto Plus modus
Creative Control modus
Wanneer u [Multi-belicht.] gebruikt
[Fn1] kan niet gebruikt worden tijdens Time Lapse Shooting.
[Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] en [Fn10] kunnen niet gebruikt worden wanneer de zoeker in gebruik is.
Fn7Fn7Fn7
Fn6
Fn8
Fn9
Fn10
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
320
U kunt een toegekende functie rechtstreeks op een geselecteerd beeld instellen door
tijdens het afspelen op de functieknop te drukken.
De volgende functies kunnen aan de knop toegekend worden: [Fn1], [Fn2] of [Fn5].
¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
Gebruik van de functieknoppen tijdens het afspelen
Voorbeeld: Wanneer [Fn2] op [Favorieten] gezet is
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [Fn2] en stel het beeld vervolgens in als
[Favorieten].
Wanneer u [Print inst.] toekent, stel dan het aantal beelden
in dat de volgende keer afgedrukt moet worden.
Wanneer u [Apart wissen] toekent, selecteer dan [Ja] op het
bevestigingsscherm.
Instellen van de functieknop voor afspelen
[Afspelen]-menu/Afspeelfuncties
[Favorieten] (P248): [Fn2]
¢
[Print inst.] (P249)
[Beveiligen] (P251)
[Apart wissen] (P227)
[Uit]: [Fn1]
¢
/[Fn5]
¢
[Terug naar standaard]
1/981/981/981/98
321
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Registreren van uw favoriete instellingen
(Voorkeuzemode)
U kunt de huidige camera-instellingen als klantinstellingen registreren.
Als u vervolgens opnames maakt in de Klantmodus, kunt u de geregistreerde instellingen
gebruiken.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de standaard
instellingen.
Om opnames met dezelfde instellingen te maken, kunt u tot 5 reeksen huidige camera-instellingen
registreren met gebruik van [Geh voorkeursinst.]. (
, , , ,
)
1
Selecteer het menu. (P54)
2
Druk op 3/4 om de standaard instelling te registreren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De volgende menu-items zijn niet als klantinstellingen geregistreerd.
Registratie van eigen menu-instellingen (Registratie van klantinstellingen)
Voorbereiding:
Stel van tevoren de opnamemodus in die u wenst te bewaren en selecteer de
gewenste menu-instellingen op het toestel.
> [Voorkeuze] > [Geh voorkeursinst.]
De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop.
U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien naar
de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke instellingen die u
vaak gebruikt registreert, is het handig deze te gebruiken.
De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop.
U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien naar
de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke instellingen die u
vaak gebruikt registreert, is het handig deze te gebruiken.
De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop.
U kunt tot 3 sets custom-instellingen registreren en de
verschillende sets als voorwaarde gebruiken.
Menu [Opname] Menu [Set-up] Menu [Voorkeuze] [Afspelen]-menu
Gegevens
geregistreerd met
[Gezicht herk.]
De [Profiel
instellen]-instelling
Alle menu's [Touch scrollen]
[Menugids]
[Scherm roteren]
[Foto’s sorteren]
[Wissen
bevestigen]
MENU
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
322
U kunt gemakkelijk de instellingen die u geregistreerd heeft met [Geh voorkeursinst.]
oproepen.
Stel de modusknop in op [ ], [ ] of [ ]
De klantinstelling zal opgeroepen worden. Als u de modusknop op [ ] zet, zal de
klantinstelling die u de laatste keer gebruikt heeft ([ ], [ ], of [ ]) opgeroepen
worden.
Veranderen van een klantinstelling in [ ]
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven.
3
Druk op 2/1 om de standaardinstelling te selecteren die u wilt
gebruiken en druk vervolgens op [MENU/SET].
De bewaring van de geselecteerde custom-instellingen
wordt op het scherm weergegeven.
Veranderen van de instellingen
De geregistreerde inhouden veranderen niet wanneer de menu-instelling tijdelijk
veranderd wordt met de modusknop die op , of gezet wordt. Om de
geregistreerde instellingen te veranderen, dient u over de geregistreerde inhoud heen te
schrijven m.b.v. [Geh voorkeursinst.] op het klantinstellingenmenu.
Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te
raken.
C3-1C 3-1C3-1
FHD
MOV
24
p
4:
3
C3-1
C3-1
C3-1
323
12.
Aansluiten op andere apparatuur
Genieten van films in 4K
Afspelen op een TV-scherm
Door de camera op een TV aan te sluiten die films in 4K
ondersteunt en films af te spelen die opgenomen zijn terwijl het
filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K] gezet was, kunt u
genieten van fijn gedetailleerde films in 4K. Ofschoon de resolutie
van de uitgave lager is, kunt u ze ook afspelen door de camera op een TV aan te sluiten
die geen films in 4K ondersteunt.
Om films af te spelen die opgenomen zijn met de [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)] en
met de frame-snelheid van de opname op 24p in [Opn. kwaliteit], zet [HDMI-functie (afspelen)]
dan op [AUTO].
Voor andere instellingen dan [AUTO] kan de weergave niet bij 24 frames/seconde plaatsvinden.
Sluit de camera en een 4K-compatibele TV op elkaar aan met een
HDMI-microkabel en laat het afspeelscherm weergeven. (P325)
Wanneer [VIERA link] op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV die
VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het
afspeelscherm afgebeeld worden. Raadpleeg P327 voor details.
Als [Systeemfrequentie] op een ander zendsysteem dan dat van uw regio gezet is, kan het zijn
dat beelden niet correct afgespeeld worden.
Als u films heeft die opgenomen zijn met het [Opname-indeling] op
[MP4] en het filmformaat op [4K] in [Opn. kwaliteit], dan kunt u deze
ook afspelen door de kaart in de SD-kaartgleuf van een TV te steken
die films in 4K ondersteunt.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Films kijken op een PC
Om films, die opgenomen zijn met het filmformaat in [Opn. kwaliteit] op [4K]
of [C4K], op een PC af te spelen gebruik dan de software
PHOTOfunSTUDIO” op de (bijgeleverde) DVD.
Om films in 4K af te spelen en te bewerken, heeft u een PC-omgeving met een
hoge performance nodig.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF).
Kijken naar films in 4K
Voorbereiding:
Als het formaat [4K] is, zet [HDMI-functie (afspelen)] (P65) dan op [AUTO]
of [4K].
Als het formaat [C4K] is, zet [HDMI-functie (afspelen)] (P65) dan op
[AUTO] of [C4K].
12. Aansluiten op andere apparatuur
324
Opslaan op een PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Raadpleeg P329 voor details.
Opslag op een DVD of CD
U kunt films, die opgenomen zijn terwijl het formaat in [Opn. kwaliteit] op [4K] of [C4K]
gezet was, niet met recorders van Panasonic naar Blu-ray discs en DVD's dubben. (Met
ingang van maart 2014)
Met de software “PHOTOfunSTUDIO” op de (bijgeleverde) DVD kunt u 4K-films in films
met een kleiner formaat converteren of kunt u 4K-films naar een DVD of CD kopiëren.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF).
Opslaan van 4K-films
325
12. Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Beelden die met dit toestel opgenomen zijn, kunnen op een TV afgespeeld worden.
Bevestig de aansluitingen op uw TV en gebruik een kabel die daarmee compatibel is.
De beeldkwaliteit kan variëren al naargelang de gebruikte aansluitingen.
1
Sluit het toestel en de TV op elkaar aan.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Voorbereiding: Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Hoge kwaliteit
2 HDMI
aansluiting
3 Video
aansluiting
Aansluiten met een HDMI-microkabel
Controleer de [HDMI-functie (afspelen)]. (P65)
Om films af te spelen die opgenomen zijn met de [Systeemfrequentie] op [59.94 Hz (NTSC)]
en met de frame-snelheid van de opname op 24p in [Opn. kwaliteit], zet [HDMI-functie
(afspelen)] dan op [AUTO].
Voor andere instellingen dan [AUTO] kan de weergave niet bij 24 frames/seconde
plaatsvinden.
Geluid zal afgespeeld worden als stereo (2ch).
Er worden geen beelden op het scherm van dit toestel weergegeven.
Gebruik een “High Speed HDMI-microkabel” met het HDMI-logo.
Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken.
“High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-microkabel
C HDMI aansluiting
12. Aansluiten op andere apparatuur
326
2
Schakel de TV in en selecteer de ingang die bij de gebruikte
connector past.
3
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
De TV-invoer zal automatisch omschakelen, en het afspeelscherm wordt weergegeven,
als een aansluiting tot stand gebracht is met een TV die compatibel is met VIERA Link,
gebruikmakend van een HDMI-microkabel, terwijl [VIERA link] op [ON] staat. (P327)
Als [Systeemfrequentie] op een ander zendsysteem dan dat van uw regio gezet is, kan het zijn
dat beelden niet correct afgespeeld worden.
Afhankelijk van de [Aspectratio] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Verander het beeldscherm op uw TV als het beeld met afgesneden boven- of onderkant
weergegeven wordt.
De uitgang van de HDMI-microkabel heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel (optioneel) en
de HDMI-microkabel aangesloten zijn.
De aansluiting met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd) zal voorrang hebben als u de
USB-aansluitkabel (bijgeleverd) gelijk met de HDMI-microkabel aansluit.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
De goede weergave is afhankelijk van de TV die daarvoor gebruikt wordt.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [Systeemfrequentie] in het [Set-up] menu instelt.
Er wordt geen geluid uitgegeven vanuit de luidsprekers van de camera.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Aansluiten met een AV-kabel (optioneel)
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Controleer de [TV-aspect]. (P65)
Het geluid zal afgespeeld worden in mono.
De zoeker kan niet afgebeeld worden wanneer deze verbonden is met een AV-kabel.
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, kunt u geen beelden afspelen op
een TV die met een AV-kabel verbonden is.
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (optioneel)
C [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting
De aansluiting is goudkleurig.
D Geel: naar de videoaansluiting
E Wit: naar de geluidsinputaansluiting
327
12. Aansluiten op andere apparatuur
1
Sluit dit toestel aan op een Panasonic-TV die compatibel is met
VIERA Link met een HDMI-microkabel (P325).
2
Schakel het toestel in en druk vervolgens op [(].
3
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Ga te werk door te verwijzen naar de bedieningsiconen die op het scherm afgebeeld worden.
Om het geluid van een film af te spelen tijdens een diavoorstelling, zet [Geluid] dan op [AUTO]
of [Audio] op het instellingenscherm van de diavoorstelling.
Als de tv over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel
niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
De bediening met gebruik van de knop op dit toestel zal beperkt zijn.
De gemaakte foto's kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van het
model TV.
Voor kaarten die compatibel zijn met afspelen, raadpleegt u de handleiding van de TV.
Gebruik van VIERA Link (HDMI)
Wat is VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)?
Deze functie biedt u de mogelijkheid uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te
gebruiken voor gemakkelijk uit te voeren handelingen wanneer dit toestel verbonden is met
een VIERA Link-compatibele inrichting, met gebruik van een HDMI-microkabel voor
automatisch verbonden bedieningen.
(Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie.
Gekoppelde handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten
worden niet gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met
VIERA Link gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
Dit toestel ondersteunt de “VIERA Link Ver.5”-functie. “VIERA Link Ver.5” is de standaard
voor apparatuur van Panasonic die compatibel is met VIERA Link. Deze standaard is
compatibel met de conventionele VIERA Link-apparatuur van Panasonic.
Voorbereiding: Zet de [VIERA link] op [ON]. (P66)
12. Aansluiten op andere apparatuur
328
Andere gekoppelde handelingen
Uitschakelen van dit toestel:
Als u een afstandsbediening van de TV gebruikt om de TV uit te schakelen, wordt dit
toestel ook uitgeschakeld.
Automatische ingangsschakeling:
Als u de aansluiting met een HDMI-microkabel tot stand brengt en dit toestel vervolgens
inschakelt en dan op [(] drukt, zal het ingangskanaal op de TV automatisch naar het scherm
van het toestel schakelen. Als de stroom van de TV op stand-by staat, zal het automatisch
ingeschakeld worden (als [Set] geselecteerd is voor de [Power on link]-instelling van de TV).
Al naargelang de HDMI-aansluiting van uw TV, kan het op sommige TV’s nodig zijn om de
HDMI-aansluiting die u gebruikt met de hand te selecteren. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening van de TV om het ingangskanaal om te schakelen.
(lees voor details over het omschakelen de handleiding van de TV.)
Ga naar pagina P407 als VIERA Link niet goed werkt.
Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
Controleer of de gebruikte kabel een HDMI-certificatie heeft.
[HDMI-functie (afspelen)] voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link
werkt.
Gebruik een “High Speed HDMI-microkabel” met het HDMI-logo.
Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken.
“High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m)
329
12. Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op uw PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren.
(Door te formatteren zullen de opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet
te formatteren.)
Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande
ondersteunende site.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
PC die gebruikt kan worden
Het toestel kan op ongeacht welke PC aangesloten worden die in staat is
massa-opslagapparatuur te herkennen.
Ondersteuning van
Windows: Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8/
Windows 8.1
Ondersteuning van Mac: OS X v10.5 tot v10.9
AVCHD-films worden misschien niet correct geïmporteerd als ze als bestand
of map gekopieerd worden
Importeer AVCHD-films met Windows altijd met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”, een van
de programma's die op de (bijgeleverde) DVD staat.
Met een Mac kunnen AVCHD-films geïmporteerd worden met gebruik van “iMovie”.
Houd u er rekening mee dat importeren niet mogelijk is, afhankelijk van de beeldkwaliteit.
(Neem voor details over iMovie contact op met Apple Inc.)
12. Aansluiten op andere apparatuur
330
De geleverde DVD bevat de volgende software.
Installeer de software op uw computer voor gebruik.
PHOTOfunSTUDIO 9.5 PE (Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8/
Windows 8.1)
Deze software stelt u in staat beelden te beheren. U kunt bijvoorbeeld foto's en films naar een
PC sturen en ze sorteren op opnamedatum of modelnaam. U kunt ook handelingen verrichten
zoals het schrijven van beelden naar een DVD, het verwerken en corrigeren van beelden en
het opmaken van films.
SILKYPIX Developer Studio 4.1 SE
(Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8/Windows 8.1, Mac OS X v10.5/
v10.6/v10.7/v10.8/v10.9)
Dit is software om RAW-formaatbeelden bij te werken.
Bijgewerkte beelden kunnen opgeslagen worden in een formaat (JPEG, TIFF, etc.) dat
afgebeeld kan worden op een personal computer.
LoiLoScope 30 dagen volledige probeerversie (Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8/
Windows 8.1)
LoiLoScope is een bewerkingssoftware voor video’s die gebruikt maakt van het volledige
vermogen van je PC. Het is net zo gemakkelijk om video’s te creëren als het is om kaarten op
een bureaublad te organiseren. Gebruik muziek-, beeld- en videobestanden voor de creatie
van video’s en deel deze met vrienden en familie door ze op een DVD te branden, op websites
te laden of eenvoudig via e-mail te versturen.
Er wordt slechts een verkorte verbinding naar de site voor het downloaden van de
probeerversie geïnstalleerd.
Over de geleverde software
Voor details inclusief hoe de SILKYPIX Developer Studio te gebruiken, de “Help” of de
Ichikawa Soft Laboratory’s support website gebruiken:
http://www.isl.co.jp/SILKYPIX/english/p/support/
Voor meer informatie over het gebruik van LoiLoScope dient u de handleiding van
LoiLoScope te lezen, die via onderstaande link kan worden gedownload.
Handleiding URL: http://loilo.tv/product/20
331
12. Aansluiten op andere apparatuur
Installeren van bijgeleverde software
Voordat u de DVD erin doet, dient u alle lopende toepassingen te sluiten.
1 Controleer de omgeving van uw PC.
Operationele verwerkingsomgeving van “PHOTOfunSTUDIO
OS:
Windows
R
XP (32bit) SP3,
Windows Vista
R
(32bit) SP2,
Windows
R
7 (32bit/64bit) of SP1,
Windows
R
8 (32bit/64bit),
Windows
R
8.1 (32bit/64bit)
CPU:
Pentium
R
III 500 MHz of hoger (Windows
R
XP),
Pentium
R
III 800 MHz of hoger (Windows Vista
R
),
Pentium
R
III 1 GHz of hoger (Windows
R
7/Windows
R
8/Windows
R
8.1)
Display:
1024k768 pixels of meer (1920k1080 pixels of meer aanbevolen)
RAM:
512 MB of meer (Windows
R
XP/Windows Vista
R
),
1 GB of meer (Windows
R
7 32bit/Windows
R
8 32bit/Windows
R
8.1 32bit),
2 GB of meer (Windows
R
7 64bit/Windows
R
8 64bit/Windows
R
8.1 64bit)
Vrije ruimte op de hard disk:
450 MB of meer voor het installeren van software
Raadpleeg de gebruiksinstructies van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF) voor verdere
operationele verwerkingsomgeving.
Voor details over “SILKYPIX Developer Studio”, gelieve de ondersteuningssite doorlezen
die gegeven wordt op P330.
2 Doe de DVD met de meegeleverde software erop erin.
3 Klik op de [Toepassingen] op het installatiemenu.
Als het automatische afspeelscherm weergegeven wordt, kunt u het menu weergeven
door [Launcher.exe] te selecteren en ten uitvoer te brengen.
In Windows 8/Windows8.1 kan het menu weergegeven worden door op een bericht te
klikken dat weergegeven wordt na het plaatsen van de DVD en door vervolgens
[Launcher.exe] te selecteren en ten uitvoer te brengen.
U kunt het menu ook weergeven door in [Computer] op [VFFXXXX] te dubbelklikken
(XXXX verschilt, afhankelijk van het model).
4 Klik op de [Recommended Installation].
Ga verder met de installatie door de berichten te volgen die op het scherm verschijnen.
De software die compatibel is met uw PC zal geïnstalleerd worden.
Op de Mac, kan SILKYPIX handmatig geïnstalleerd worden.
1 Doe de DVD met de meegeleverde software erop erin.
2 Dubbelklik op de applicatiemap in de DVD.
3 Dubbelklik op de automatisch afgebeelde map.
4 Dubbelklik op het pictogram in de toepassingsmap.
In deze gevallen niet beschikbaar:
PHOTOfunSTUDIO” enLoiLoScope” zijn niet compatibel met Mac.
12. Aansluiten op andere apparatuur
332
Beelden naar een PC overbrengen
1
Verbind de computer en de camera met de USB-aansluitkabel
(bijgeleverd).
Schakel dit toestel en uw PC in alvorens de aansluiting te maken.
Draai de monitor naar u toe.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
2
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Als [USB mode] (P64) van te voren ingesteld is op de [PC] in het [Set-up] menu, zal de
camera automatisch verbonden worden aan de PC zonder het [USB mode]
selectiescherm af te beelden.
Als de camera op de PC aangesloten is met [USB mode] op [PictBridge(PTP)], kan een
bericht op het scherm van de PC verschijnen. Sluit in dat geval het bericht, verwijder de
USB-aansluitkabel en zet
[USB mode] vervolgens op [PC].
3
Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”.
De gekopieerde bestanden of mappen in Windows Explorer niet wissen of verplaatsen.
Als u de beelden in “PHOTOfunSTUDIO” bekijkt, zult u niet in staat zijn ze af te spelen
of te bewerken.
Voorbereiding: Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC.
A De markeringen uitlijnen en naar binnen steken.
B USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
C [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting
De aansluiting is goudkleurig.
333
12. Aansluiten op andere apparatuur
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruiken. Als de
batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het statuslampje
en hoort u een alarm.
Maak de USB-aansluitingskabel op veilige wijze los. Gebeurt dat niet dan kunnen gegevens
verloren gaan.
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitkabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
12. Aansluiten op andere apparatuur
334
Naar een PC kopiëren zonder gebruik van PHOTOfunSTUDIO
Als u niet in staat bent om “PHOTOfunSTUDIO” te installeren, kunt u de bestanden en de
mappen naar uw PC kopiëren door de bestanden van dit toestel te verslepen en zo over te
brengen.
De inhoud (mapstructuur) op de kaart van dit toestel is als volgt.
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [Nr. resetten] (P67) in het [Set-up] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is
(Zoals wanneer er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Aansluiting in de PTP-modus
Op [USB mode] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegeven kan nu alleen gelezen worden vanaf de kaart in de PC.
Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
Bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
Voor Windows: De drive ([LUMIX]) wordt weergegeven in [Computer]
Voor Mac: Een drive ([LUMIX]) wordt op het bureaublad weergegeven
Kaart
DCIM: Beelden
1 Mapnummer
2 Kleurruimte P: sRGB
_: AdobeRGB
3 Bestandsnummer
4 JPG: Foto’s
MP4: [MP4] Bewegende beelden
MOV: [MOV]-Films
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MPO: 3D-beelden
MISC: DPOF-print
Favorieten
AVCHD: [AVCHD] Bewegende beelden
AVCHD
DCIM
100_PANA
101_PANA
999_PANA
P1000001.JPG
P1000002.JPG
P1000999.JPG
PRIVATE
MISC
335
12. Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op een recorder
Als u een kaart, met inhouden die met dit toestel opgenomen
zijn, in een Panasonic recorder plaatst, kunt u de inhoud naar
een Blu-ray disc of een DVD, enz. dubben.
De methoden om foto's en films naar andere apparatuur te
exporteren, zullen afhankelijk zijn van het bestandsformaat.
(JPEG, RAW, MPO, AVCHD, MP4 of MOV).
Zie de handleiding van de recorder voor details over het kopiëren en het afspelen.
Dubben met niet compatibele apparatuur
U kunt de afgespeelde inhoud met gebruik van dit toestel naar niet compatibele
apparatuur dubben, zoals recorders en videospelers, door dit toestel op de niet
compatibele apparatuur aan te sluiten met gebruik van een (optioneel) AV-kabel.
De niet compatibele apparatuur zal in staat zijn om de inhoud af te spelen. Dit is handig als
u gedubde inhouden wilt doorgeven aan anderen. In dit geval zal de inhoud eerder in de
standaardkwaliteit dan in de high definition-beeldkwaliteit afgespeeld worden.
1 Sluit dit toestel met een AV-kabel
(optioneel) aan op de
opname-apparatuur.
2 Start het afspelen van dit apparaat.
3 Start de opname op de
opnameapparatuur.
Wanneer het opnemen (kopiëren)
eindigt, het afspelen op dit apparaat
stoppen na het stoppen van het
opnemen op de opnameapparatuur.
1 Geel: naar de videoinputaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-kabel (optioneel)
B [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting
De aansluiting is goudkleurig.
12. Aansluiten op andere apparatuur
336
Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-aspect] (P65)
op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang zijn als u
bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV afspeelt.
Als [Systeemfrequentie] op een ander zendsysteem dan dat van uw regio gezet is, kan het zijn
dat beelden niet correct afgespeeld worden.
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, kunt u geen beelden afspelen op
een TV die met een AV-kabel verbonden is.
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Zie de gebruiksaanwijzing de opneemapparatuur voor details over het kopiëren en het
afspelen.
337
12. Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u de camera aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en opdracht geven dat het printen van start gaat op de monitor van de
camera.
Groepsbeelden zullen niet als groepsbeelden maar als enkele beelden weergegeven worden.
Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
1
Sluit de printer en de camera aan met de USB-aansluitkabel
(bijgeleverd).
Draai de monitor naar u toe.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
2
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Voorbereiding: Het toestel en de printer aanzetten.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de
printer voordat u de beelden afdrukt.
A De markeringen uitlijnen en naar binnen steken.
B USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
C [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting
De aansluiting is goudkleurig.
12. Aansluiten op andere apparatuur
338
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruikenen. Als de
resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert
het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken
onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-aansluitkabel loskoppelen.
Sluit de USB-aansluitkabel niet af terwijl [å] weergegeven wordt (de icoon die afsluiting van de
kabel verbiedt) wordt weergegeven.
(Wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van het type printer dat gebruikt wordt.)
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-aansluitkabel
loskoppelen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Opgenomen films kunnen niet afgedrukt worden.
339
12. Aansluiten op andere apparatuur
1 Op 3 drukken.
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Een beeld kiezen en uitprinten
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P340 voor de items die ingesteld kunnen worden voordat u met het afdrukken
van de beelden begint.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
[Multi selecteren]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
(Drukt u opnieuw op [MENU/SET] dan wordt de instelling
geannuleerd.)
Druk nadat de beelden geselecteerd zijn op 2 om [Uitvoer.] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Alles selecteren] Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[Print inst.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [Print inst.]. (P249)
[Favorieten]
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P248)
3 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [Ja] selecteren en de beelden
afdrukken.
Raadpleeg P340 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden
begint af te drukken.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
PiPictBridgePictBridge
3ULQWHQ
9HHOYDIGU
12. Aansluiten op andere apparatuur
340
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld
kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten”
procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een opmaak die niet verwerkt
worden door het toestel, stelt u [Papierafmeting] of [Lay-out pagina] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer.
(Voor details de handleiding van de printer raadplegen.)
Wanneer [Print inst.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [Print met dat.] en [Aantal prints] items
niet afgebeeld.
[Print met dat.]
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Op sommige printers, zal de datum van de met de aspectratio ingesteld op [1:1] gemaakte
afbeelding verticaal afgedrukt worden.
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door het afdrukken van de datum m.b.v. [Tekst afdr.] (P239) of het instellen van het afdrukken
van de datum op het moment van de [Print inst.] (P249) instelling voordat u naar een fotowinkel
gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[Aantal prints]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
Printinstellingen
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
341
12. Aansluiten op andere apparatuur
[Papierafmeting]
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[Lay-out pagina] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel)
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
12. Aansluiten op andere apparatuur
342
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [Lay-out pagina]
in op [ä] en vervolgens [Aantal prints] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [Lay-out pagina]
instellen op [ä] en vervolgens [Aantal prints] in instellen op 1 voor elk van de 4 beelden.
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
Alle beelden die in JPEG-formaat opgenomen zijn, kunnen afgedrukt worden. De beelden in
RAW zullen gebruik maken van de JPEG-beelden die gelijktijdig gecreëerd werden. Als een
equivalent JPEG-beeld niet beschikbaar is, zal het afdrukken niet plaatsvinden.
343
12. Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten
Als u de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) op uw toestel aanbrengt,
kunt u voor extra effecten 3D-beelden opnemen.
Om 3D-beelden te kunnen bekijken, heeft u een televisie nodig die 3D ondersteunt.
1
Bevestig de onderling verwisselbare 3D-lens op het toestel.
2
Breng het onderwerp in het frame en neem op door de sluiterknop
volledig in te drukken.
Scherpstellen is niet nodig bij het opnemen van 3D-beelden.
Foto’s die met de onderling verwisselbare 3D-lens opgenomen worden, worden in het
MPO-formaat (3D) bewaard.
Er kunnen tot ongeveer 490 3D-beelden opgenomen worden op een kaart van 2 GB.
(Als de beeldverhouding op [4:3] gezet is en de kwaliteit op [ ] gezet is.)
Lees de handleiding van de onderling verwisselbare 3D-lens voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Als de afstand tot het onderwerp tussen de 0,6 m en ongeveer 1 m bedraagt, wordt de
horizontale ongelijkheid te groot en kan het zijn dat u op de randen van het beeld geen
3D-effect ziet.
3D-beelden opnemen
Om er zeker van te zijn dat de 3D-beelden veilig bekeken kunnen worden, dient u
tijdens het opnemen op de volgende punten te letten.
Neem waar mogelijk op door het toestel horizontaal te houden.
De aanbevolen minimumafstand tot het onderwerp is 0,6 m.
Zorg ervoor het toestel niet te schudden als u in een auto zit of loopt.
Er wordt aangeraden om een statief of een flitser te gebruiken om stabiele beelden
op te nemen.
12. Aansluiten op andere apparatuur
344
Sluit het toestel aan op een televisie die compatibel is met 3D, speel de in 3D opgenomen
beelden af en geniet van de extra effecten van de 3D-beelden.
Het is ook mogelijk om de in 3D opgenomen beelden af te spelen door een SD-kaart in de
3D-compatibele televisie, die een kaartsleuf heeft, te plaatsen.
Sluit het toestel met de HDMI-microkabel aan op een 3D-compatibele
televisie en laat het afspeelbeeldscherm weergeven. (P325)
Wanneer [VIERA link] op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV die
VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het
afspeelscherm afgebeeld worden. Raadpleeg P327 voor details.
Voor de in 3D opgenomen beelden zal bij het afspelen [ ] op het thumbnail-display
weergegeven worden.
Afspelen in 3D door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren
Selecteer [3D-weergave] in [Afspeelfunctie] in het [Afspelen] menu. (P231)
Afspelen als een 3D-diavoorstelling door alleen de in 3D opgenomen fotos te
selecteren
Selecteer [3D] in [Diashow] in het [Afspelen] menu. (P229)
Omschakelen van de afspeelmethode voor in 3D opgenomen foto’s
1 Selecteer de in 3D opgenomen foto.
2 Selecteer [2D/3D-inst.] in het [Afspelen]-menu. (P54)
De afspeelmethode zal naar 3D schakelen als het op 2D (conventioneel beeld) stond, of
zal naar 2D schakelen als het op 3D stond.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar
3D-beelden kijkt, stel dan opnieuw 2D in.
Afspelen van 3D-beelden
Voorbereiding: Zet [HDMI-functie (afspelen)] op [AUTO], [1080p] of [1080i]. (P65)
Zet [3D-weergave] op [ ]. (P66)
345
12. Aansluiten op andere apparatuur
Er zal enkele seconden lang een zwart beeldscherm weergegeven worden als u tussen het
afspelen van 3D-beelden en 2D-beelden heen en weer schakelt.
Als u een thumbnail van een 3D-beeld selecteert, kan het enkele seconden duren voordat het
afspelen van start gaat. Na het afspelen kan het enkele seconden duren voordat de
thumbnail-weergave opnieuw verschijnt.
Als u 3D-beelden bekijkt, kunnen uw ogen moe worden als u zich te dichtbij het
televisiescherm bevindt.
Als uw televisie niet naar een 3D-beeld schakelt, verricht dan de benodigde instellingen op uw televisie.
(Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.)
3D-beelden kunnen op uw computer of op apparatuur van Panasonic bewaard worden. (P329, 335)
Functies die tijdens het 3D-opnemen niet gebruikt kunnen worden
Wanneer u met de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) opneemt,
worden de volgende kenmerken uitgeschakeld:
(Opnamefuncties)
Werking van Auto Focus/Manuele Focus
Instelling van openingswaarde
Werking van de zoom
Opname bewegende beelden
¢1
[Ruw zwart-wit]/[Expressieve indruk]/[Hoge dynamiek]/[Speelgoedcam.effect]/
[Speelgoedcamera levendig]/[Sterfilter]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
De focus control functie
¢1 De filmknop, de Creative Motion Picture modus en het [Bewegend beeld]-menu zullen niet
beschikbaar of niet bruikbaar zijn.
(Menu [Opname])
[Fotoresolutie]
¢2
/[Kwaliteit]
¢3
/[SH] van [Burstsnelh.]/[Int.dynamiek]/[I.resolutie]/[iHandh.
nachtop.]/[iHDR]/[HDR]/[Multi-belicht.]/[Rode-ogencorr]/[Schaduwcomp.]/[Ex. tele conv.]
(foto's)/[Dig. zoom]/[Stabilisatie]
¢2 De instelling staat vast zoals hieronder getoond wordt.
¢
3 Wanneer u de onderling verwisselbare 3D-lens bevestigt, worden de volgende iconen weergegeven.
Functies die niet op 3D-beelden gebruikt kunnen worden
Aspectratio Beeldgrootte
[4:3] 1824k1368
[3:2] 1824k1216
[16:9] 1824k1024
[1:1] 1712k1712
[ ] ([3D+fijn]): Zowel MPO-beelden als fine JPEG-beelden worden simultaan
opgenomen.
[ ] ([3D+standaard]): Zowel MPO-beelden als standaard JPEG-beelden worden
simultaan opgenomen.
12. Aansluiten op andere apparatuur
346
(Menu [Voorkeuze])
[AF/AE vergrend.]/[Sluiter-focus]/[Quick AF]/[Oogsensor AF]/[Spot AF tijd]/[AF ass. lamp]/
[Direct focuspunt]/[Prio. focus/ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF-gids]/[Opn.gebied]/
[Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder focusring]/[Touch AF], [Touchpad AF] in [Touch
inst.]
Functies die tijdens het afspelen van 3D-beelden niet gebruikt kunnen worden
Tijdens het 3D-afspelen van 3D-beelden op een 3D-compatibele TV zijn de volgende
functies uitgeschakeld.
[Highlight] ([Voorkeuze]-menu)
Terugspeelzoom
(Menu [Afspelen])
[Locatie vermelden]/[RAW-verwerking]/[Retouche wissen]/[Titel bew.]/[Tekst afdr.]/[Splits
video]/[Intervalvideo]/[Stop-motionvideo]/[Nw. rs.]/[Bijsnijden]/[Roteren]/[Scherm roteren]/
[Favorieten]/[Print inst.]/[Beveiligen]/[Gez.herk. bew.]/[Foto’s sorteren]/[Wissen bevestigen]
347
13.
Overige
Optionele accessoires
Na het bevestigen van de flits (DMW-FL360L, DMW-FL580L,
DMW-FL500: optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden
wanneer deze vergeleken wordt met de ingebouwde flits van het
toestel.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Gebruik van de speciale flitser (DMW-FL360L: optioneel)
1 Bevestig de betreffende flitser op de hete schoen en schakel de camera en de
flitser vervolgens in.
2 Selecteer het menu. (P54)
3 Druk op 3/4 om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Externe Flits (optioneel)
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen
bevestigd is.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen door
eraan te trekken in de richting die aangeduid wordt
door pijl
2
terwijl u er op duwt in de richting die
aangeduid wordt door pijl
1
.
Als de hotshoe niet gebruikt wordt, controleer dan of de afdekking
van de hotshoe daarop aangebracht is.
Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen
houden om het inslikken ervan te voorkomen.
> [Opname] > [Flitser]
MENU
13. Overige
348
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld.
Gebruik de externe flitser door deze aan te sluiten met een sync-aansluitpunt
voor flitsers
U kunt de externe flitser gebruiken door een sync-kabel met een
sync-aansluiting voor flitsers aan te sluiten. Deze aansluiting
heeft een vergrendelschroef om te voorkomen dat de kabel eraf
valt.
Verwijder de dop van de sync-aansluiting voor flitsers door deze
in de richting van de pijl te draaien.
Zorg ervoor de dop van de sync-aansluiting voor flitsers niet te
verliezen.
De sync-aansluiting voor flitsers heeft geen polariteit. U kunt een sync-kabel gebruiken los van
diens polariteit.
Gebruik de flitser met een synchronisatiespanning van 400 V of minder.
Gebruik geen sync-kabels die van 3 m of langer zijn.
: Externe flitslamp vast op ON
: Externe flits Langzame synch.
Œ: Externe flits Gedwongen UIT
Het signaalflitsen met de draadloze flitser is ook uitgeschakeld.
Als andere in de handel verkrijgbare externe flitsers zonder
communicatiefuncties op de camera gebruikt worden (DMC-GH4)
In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt
gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en
de ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera.
Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en
stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De
belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de
sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende
corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.)
349
13. Overige
U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
Zelfs als de externe flitser is uitgezet, wisselt de camera mogelijk toch naar de
externe-flitserfunctie zodra de externe flitser wordt aangebracht. Verwijder de externe flitser als
u deze niet gebruikt.
De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [ ] gezet is, stel de witbalans dan fijn
af op grond van de beeldkwaliteit. (P138)
Als u op korte afstand opneemt met een brede hoek, zou er licht geblokkeerd kunnen worden
door de lens, wat het onderste gedeelte van het scherm donker maakt.
Raadpleeg P187 voor de instellingen van de draadloze flitser.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
13. Overige
350
Als u een stereo shotgun-microfoon (DMW-MS2: optioneel) of een
stereo microfoon (VW-VMS10: optioneel) gebruikt, kunt u geluid
opnemen met een kwaliteit die hoger is dan die opgenomen wordt
met de ingebouwde microfoon.
Door de stereo shotgun-microfoon (DMW-MS2: optioneel) te
gebruiken, kunt u schakelen tussen opname door de (eenrichtings)
gun en stereo-opname met groot bereik.
Voorbereidingen:
Sluit de ingebouwde flitser en schakel dit toestel vervolgens uit.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera
bevestigd is. (P347)
Instellen van het bereik waarbinnen de stereo shotgun-microfoon (DMW-MS2:
optioneel) geluid opneemt
1 Bevestig de speciale stereo shotgun-microfoon aan op dit toestel en schakel dit
toestel vervolgens in.
2 Selecteer [Speciale microfoon] in het [Bewegend beeld]-menu. (P54)
De menu-items worden alleen weergegeven als de stereo shotgun-microfoon
aangesloten is.
3 Druk op 3/4 om het item te kiezen en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 (Als [MANUAL] geselecteerd is) Druk op 2/1 om een bereik te selecteren en
druk op [MENU/SET].
We raden aan dat u het bereik selecteert terwijl u via de hoofdtelefoon naar het geluid
luistert dat u in de film opgenomen heeft.
Externe Microfoon (optioneel)
[STEREO]
Maakt het mogelijk om het geluid van een groot gebied stereo op te
nemen.
[LENS AUTO]
Stelt u in staat op te nemen binnen het bereik dat automatisch
ingesteld wordt op grond van de gezichtshoek van de lens.
[SHOTGUN]
Maakt het mogelijk om vanuit één richting op te nemen door de
achtergrond- en omgevingsgeluiden buiten te sluiten.
[S. SHOTGUN]
Stelt u in staat op te nemen binnen een zelfs smaller bereik dan dat
van de [SHOTGUN].
[MANUAL]
Stelt u in staat op te nemen binnen het bereik dat u handmatig
instelt.
351
13. Overige
Terwijl de externe microfoon aangesloten is, wordt [ ] afgebeeld op het scherm.
Als de externe microfoon aangesloten is, wordt [Micr. weerg.] (P208) automatisch op [ON]
gezet en wordt het microfoonniveau op het beeldscherm weergegeven.
Als een externe microfoon op de camera bevestigd is, houd dan niet alleen de externe
microfoon vast, om te voorkomen dat de camera valt.
[Windreductie] in [Bewegend beeld] kan de windruis daadwerkelijk reduceren.
Als een externe microfoon op de camera bevestigd is, open dan niet de ingebouwde flitser.
Als ruis opgenomen wordt terwijl u een (optionele) netadapter gebruikt, gebruik dan een
batterij.
Als een stereo shotgun-microfoon (VW-VMS10: optioneel) gebruikt wordt, staat [Speciale
microfoon] vast op [STEREO].
Als [Speciale microfoon] op [LENS AUTO], [S. SHOTGUN] of [MANUAL] gezet is, staat [Geluid
ouput] in het [Bewegend beeld]-menu vast op [REC SOUND].
Als u op de functieknop drukt waar [Mic.veld aanpassen] in [Fn knopinstelling] (P317) in het
[Voorkeuze]-menu aan toegekend is, terwijl [Speciale microfoon] op [MANUAL] staat, zal het
scherm weergegeven worden waarin u het bereik kunt instellen.
[LENS AUTO] is alleen beschikbaar als een lens gebruikt wordt die gebaseerd is op de
standaard Micro Four Thirds System/Four Thirds System. Als uw lens gebaseerd is op de
standaard Micro Four Thirds System/Four Thirds System maar geen communicatiefunctie voor
de camera heeft, zal [LENS AUTO] niet beschikbaar zijn.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van de externe microfoon.
13. Overige
352
Het gebruik van een batterijhandgreep (DMW-BGGH3: optioneel)
verbetert het gebruiksgemak en de grip bij verticaal vasthouden. Het
plaatsen van een reservebatterij zal u in staat stellen langer te
kunnen opnemen.
Instellen van een prioriteit voor het gebruik van reservebatterijen
U kunt instellen welke batterij gebruikt moet worden als de batterij zowel in dit toestel als in
de batterijhandgreep geplaatst is.
Voorbereiding:
Schakel dit toestel uit en verwijder vervolgens het deksel van de aansluitpunten.
1
Bevestig de batterijhandgreep op dit toestel en schakel dit toestel vervolgens in.
2 Selecteer [Batterij volgorde] in het [Set-up]-menu. (P54)
3 Druk op 3/4 om het item te kiezen en druk vervolgens op [MENU/SET].
Als de batterij in de batterijhandgreep gebruikt wordt, wordt [ ] op het scherm weergegeven.
U kunt een functie naar keuze aan de [Fn]-knop van de batterijhandgreep toekennen. (P317)
Als het deksel van het aansluitpunt moeilijk te verwijderen is, kantel de hoek van het deksel
dan naar het midden via de uitsparing op de camera.
Lees de handleiding van de batterijhandgreep voor details.
Batterijhandgreep (optioneel)
[BODY]: De batterij in dit toestel wordt het eerst gebruikt.
[BG]: De batterij in de batterijhandgreep wordt het eerst gebruikt.
353
13. Overige
Als u de sluiter met afstandbediening gebruikt (DMW-RSL1:
optioneel), kunt u trillingen vermijden (schudden van de camera) als
een statief gebruikt wordt en kunt u de sluiter volledig indrukken voor
het fotograferen met [B] (bol) of met de burst-modus. De sluiter met
afstandsbediening werkt net zo als de sluiterknop op de camera.
Gebruik altijd een originele Panasonic afstandsbediening voor sluiters (DMW-RSL1: optioneel).
Maak opnames met de Creative Video modus (P202) wanneer het toestel voor een filmopname
gebruikt wordt. De filmopname kan gestart/gestopt worden met de afstandsbediening van de
sluiter.
Lees de gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening van de sluiter voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt de afstandsbediening van de sluiter voor de volgende werking niet gebruiken
Wissen van slaapmodus
Door de netadapter (optioneel) aan te sluiten, en deze vervolgens in een stopcontact te
steken, kunt u dit toestel op een PC of printer aansluiten zonder dat u zich zorgen om de
capaciteit van de batterij hoeft te maken.
Voor het gebruik van de netadapter, wordt een DC-koppelaar (optioneel) vereist.
Gebruik altijd een originele Panasonic netadapter (optioneel).
Wanneer een netadapter gebruikt wordt, moet de netkabel gebruikt worden die bij de
netadapter geleverd is.
Als de DC-koppelaar gemonteerd is, is de afdekking daarvan open gegaan en is de structuur
niet meer stofvrij en spatwaterbestendig. Zorg ervoor dat geen zand, stof, water, enz. op de
structuur terechtkomen of in het toestel dringen. Controleer na het gebruik of er geen
vuildeeltjes op de afdekking van de koppelaar zitten en sluit de afdekking stevig.
Lees ook de handleiding voor de netadapter en de DC-koppelaar.
afstandsbediening sluiter (optioneel)
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel)
13. Overige
354
De MC-beveiliging is een transparante filter die noch de kleuren noch de hoeveelheid licht
beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te beschermen.
De ND-filter herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met 3 maal
vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische oppervlakken (platte
niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in de lucht)
onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot contrast.
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
U kunt de lensdop of de lenskap bevestigen wan de filter bevestigd is.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
Filter (optioneel)
355
13. Overige
Display Monitor/Display Zoeker
De volgende afbeeldingen zijn voorbeelden van wanneer het displayscherm in de
monitor op [ ] (monitorstijl) gezet is.
In Opname
1
Opnamefunctie (P41)
Standaardinstellingen
(P321)
Photo Style (P140)
Display instelling Creative
Control (P78)
‰ŒFlitsfunctie (P183)
Flitser (P185, 187)
Extra Teleconversie (bij
filmopnames) (P163)
Opnamekwaliteit (P193)
98
98
98
2
00
00
2
00
2
00
60
60
603.5
3.5
3.5
AFS
AFS
AFS
L
4:3
0
0
AEL
AEL
AEL
LMT
OFF
LMT
OFF
LMT
OFF
BKT
BKT
BKT
AWB
AWB
AWB
FHD
MOV
24
p
ラュ
ラュン
P
C3-1
EXPS
EXPS
WL
MOV
FHD
24
p
MOV
FHD
24
p
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit
¢1
(P193)/
Variabele frame-snelheid
¢1
(P215)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P129)
Extra Teleconversie (bij
foto-opnames) (P163)
Kaart (alleen weergegeven
tijdens opname) (P34)
Verstreken opnametijd
¢2
(P191)
Simultane opname-lampje
(P200)
Automatisch schakelen
tussen zoeker/monitor
(P48)
Peaking (P111)
Schaduw markeren (P142)
HDR (P145)/iHDR (P73)
Multi exposure (P168)
Digitale zoom (P165)
Elektronische sluiter (P171)
Variabele frame-snelheid
(P215)
MOV
100
M
FHD IPB
12/24.00
p
L
4:3
EXM
4:3
8
m
30
s
ラュン
100%
13. Overige
356
In Opname
2
A Kwaliteit (P130)
Focusmodus (P93, 107)
š
Ø
AF-functie (P91)
Gezichtsherkenning (P173)
AF-vergrendeling (P159)
Burst (P113)
Auto Bracket (P116)
Zelfontspanner (P118)
Time Lapse Shot (P120)
Stop-motion-animatie
(P124)
Batterij-aanduiding (P28)
98
98
98
2
00
00
2
00
2
00
60
60
603.5
3.5
3.5
AFS
AFS
AFS
L
4:3
0
0
AEL
AEL
AEL
LMT
OFF
LMT
OFF
LMT
OFF
BKT
BKT
BKT
AWB
AWB
AWB
FHD
MOV
24
p
ラュ
ラュン
AFS
AFF
AFC
MF
AFL
Batterijhandgreep (P352)
Fotomodus (fotoprioriteiten)
(P200)
Optische beeldstabilisator
¢
3
(P51)
Waarschuwingsbeweging
(P51)
Opnamestatus (knippert in
rood) (P191)/Focus (licht
groen op.) (P91)
Focus (met geringe
verlichting) (P91)
Verbonden met Wi-Fi
Histogram (P309)
3
Naam
¢
4
(P178)
Aantal dagen dat verstreken is sinds de
vertrekdatum
¢
5
(P61)
Leeftijd
¢
4
(P178)
Lokatie
¢
5
(P61)
Huidige datum en tijd/Instelling
reisbestemming
¢5
: (P60)
LOW
357
13. Overige
In Opname
4
AF-zone (P91, 101)
Doel puntmeting (P161)
Zelfontspanner
¢6
(P118)
Stille modus (P170)
Externe microfoon (P350)
Weergave microfoonniveau
(P208)
Begrenzer microfoonniveau
(OFF) (P207)
TC 00:00:00:00
Tijdcode (P214)
AE-vergrendeling (P159)
Meetfunctie (P161)
Programmaschakeling
(P148)
3.5
Lensopening (P39)
60
Sluitertijd (P39)
11d
Sluitertijd (hoek) (P209)
Waarde
belichtingscompensatie
(P157)
Helderheid (P75, 79)
Handmatige
belichtingsassistentie
(P153)
989898
2
0000
2
00
2
00
6060603.53.53.5
AFSAFSAFS
L
4:3
00
AELAELAEL
LMT
OFF
LMT
OFF
LMT
OFF
BKTBKTBKT
AWBAWBAWB
FHD
MOV
24
p
ラュラュン
LM
T
OFF
AEL
ISO-gevoeligheid (P132)
0dB
Gain (dB) (P209)
5
Witbalansbracket (P139)
Fijnafstelling witbalans
(P138)
VÐîÑ
Witbalans (P135)
Kleur (P75)
98
Aantal opneembare
beelden (P390)
r20
Maximum aantal beelden
dat continu opgenomen kan
worden (P114)
Beschikbare opnametijd
¢1, 2
(P390)
Raak tab
¢7
(P314)
Raak tab
¢7
(P314, 319)
Raak tab
¢7
(P75, 314)
Raak tab
¢7
(P79, 314)
Raak tab
¢7
(P204, 314)
6
Belichtingsmeter (P310)
Weergave brandpuntafstand (P166)
Step Zoom (P166)
BKT
AWB
1
R8m
30
s
13. Overige
358
¢1 Dit wordt alleen weergegeven als [Video prioriteit menu] (P211) in het [Voorkeuze]-menu op
[ON] gezet is.
¢2 m: minuut, s: seconde
¢3 Alleen beschikbaar wanneer een lens bevestigd is die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
¢4 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt als
de instelling van [Profiel instellen] ingesteld is.
¢5 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt,
nadat de klok ingesteld is en nadat van de afspeelmodus naar de opnamemodus
geschakeld is.
¢6 Dit wordt tijdens het terugtellen weergegeven.
¢7 Alleen op de monitor weergegeven.
359
13. Overige
Alleen op de monitor weergegeven.
In Opname
Fn9Fn9Fn9Fn9
Fn10Fn10Fn10Fn10
Fn7Fn7Fn7Fn7
Fn6Fn6Fn6Fn6
Fn8Fn8Fn8Fn8
ISOISO
SSSSSS
FF
Raak zoom (P167)
Raak sluiter (P89)
Touch AE (P90)
Peaking (P111)
Fn6 (Functieknop) (P319)
Fn7 (Functieknop) (P319)
Fn8 (Functieknop) (P319)
Fn9 (Functieknop) (P319)
Fn10 (Functieknop) (P319)
Kleur (P75)
AE
Fn6
Fn7
Fn8
Fn9
Fn10
Defocus control Functie (P74, 79)
Helderheid (P75, 79)
Type defocus ([Miniatuureffect]) (P85)
Eenpuntskleur (P87)
Positie van de lichtbron (P88)
Creative control bijstelling (P79)
Lensopening (P39)
Sluitertijd (P39)
ISO-gevoeligheid (P132)
Gain (dB) (P209)
Instelling microfoonniveau (P207)
F
SS
ISO
GAIN
13. Overige
360
Opname-informatie op de monitor
In Opname
1
Opnamefunctie (P41)
F2.8
Lensopening (P39)
1/60
Sluitertijd (P39)
11d Sluitertijd (hoek) (P209)
Batterij-aanduiding (P28)
2
ISO-gevoeligheid (P132)
0dB
Gain (dB) (P209)
Waarde
belichtingscompensatie
(P157)
Helderheid (P75)
Handmatige
belichtingsassistentie
(P153)
‰ŒFlitsfunctie (P183)
Flitser (P185, 187)
F 2.8
98
AWB
1/60
0 0
0
Fn
ISO
AUTO
Wi-Fi
L
4:3
AFS
AFS
C1
EXPSEXPS
ISO
AUTO
0
0
WL
3
Enkel (P112)
Burst (P113)
Auto Bracket (P116)
Zelfontspanner (P118)
Time Lapse Shot (P120)
Stop-motion-animatie
(P124)
Focusmodus (P93, 107)
š
Ø
AF-functie (P91)
A Kwaliteit (P130)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P129)
Wi-Fi Wi-Fi (P255)
Instelling functieknop
(P317)
4
Photo Style (P140)
VÐîÑ
Witbalans (P135)
Bediening van het
intelligente dynamische
bereik (P144)
Meetfunctie (P161)
98
Aantal opneembare
beelden (P390)
r20
Maximum aantal beelden
dat continu opgenomen kan
worden (P114)
Beschikbare opnametijd
(P390)
AFS
AFF
AFC
MF
L
4:3
Fn
AWB
1
R8m
30
s
361
13. Overige
Opname-informatie op de monitor ([Video prioriteit menu])
In Opname
1
Opname-framesnelheid
(P194)/Variabele
frame-snelheid (P215)
Lensopening (P39)
Sluitertijd (P39)
Sluitertijd (hoek) (P209)
2
Opnamefunctie (P41)
Waarde
belichtingscompensatie
(P157)
Helderheid (P75)
Handmatige
belichtingsassistentie
(P153)
Batterij-aanduiding (P28)
Weergave filmopname
(gestopt)
Weergave filmopname
(opname in uitvoering)
Geen kaart
F
3.548 1/60
AUTO
FPS
ISO
WB
PHOTO STYLE
IRIS SHUTTER
R00h5m04s
00:00:00:00
AWB
0
TC
NDF
MOV
FHD
100M
24
p
IPB
MIC
LR
LMT ON
M
FPS
48
IRIS
F
3.5
SHUTTER
1/60
SHUTTER
11d
C1
EXPSEXPS
0
Beschikbare opnametijd
(P390)
98
Aantal opneembare
beelden (P390)
Tijdcode (P214)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P193)
Weergave microfoonniveau
(P208)/Begrenzer
microfoonniveau (P207)
3
ISO-gevoeligheid (P132)
0dB
Gain (dB) (P209)
Photo Style (P140)
VÐî
Ñ
2500K
Witbalans (P135)
R00h8m
30
s
00
:
00
:
00
:
00
TC
NDF
MOV
FHD
100M
24
p
IPB
MIC
LR
LMT ON
ISO
AUTO
AWB
1
13. Overige
362
In Terugspelen
1
Afspeelmodus (P231)
Beveiligd beeld (P251)
Aantal afdrukken (P249)
Weergave
locatie-informatie (P232)
Ü
Favorieten (P248)
å
Verbodspictogram voor
kabelloskoppeling (P338)
Films afspelen (P222)
Continu afspelen
burst-beeldengroep (P226)
Continu afspelen van
[Intervalopname]
beeldengroep (P226)
Continu afspelen van de
Stop Motion
Animation-groep (P226)
Afgedrukt met
tekstaanduiding (P239)
Verstreken afspeeltijd
¢
1
(P222)
2
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P129)
Opnamekwaliteit (P193)
Variabele frame-snelheid
(P215)
606060
F3.5F3.5F3.5
00
AWBAWBAWB
11
1/981/981/98
2
0000
2
00
2
00
L
4:3
('$*('$*('$*('$*
IRWRIRWRIRWR
PQG GJPQG GJPQG GJPQG GJ
3D
8
m
30
s
L
4:3
MOV
FHD
24
p
100%
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit
¢2
(P193)/
Variabele frame-snelheid
¢2
(P215)
A Kwaliteit (P130)
Batterij-aanduiding (P28)
Batterijhandgreep (P352)
1/98
Beeldnummer/Totaal
opnamen
Aantal beelden in burst
Opnametijd films
¢1
(P222)
3
Icoon voor voltooiing van
Clear Retouch (P236)
Icoon voor huidig opvragen
informatie (P366)
Afspelen (films) (P222)
Aantal dagen dat
verstreken is sinds de
vertrekdatum (P61)
Weergave
burst-beeldengroep (P226)
[Intervalopname] Weergave
beeldengroep (P226)
Continu afspelen van de
stop-motion-animatiegroep
(P226)
Stille modus (P170)
Leeftijd (P176, 178)
Meervoudig terugspelen
(P224)
Wissen (P227)
4
Naam
¢3
(P176, 178)
Locatie
¢3
(P61)
Titel
¢3
(P238)
5
Opname-informatie
¢4
MOV
100
M
FHD IPB
12/24.00
p
IRWR
8
m
30
s
('$*
PQGGJ
363
13. Overige
Weergave van gedetailleerde informatie
Weergave histogram
¢1 m: minuut, s: seconde
¢2 Dit wordt alleen weergegeven als [Video prioriteit menu] (P211) in het [Voorkeuze]-menu op
[ON] gezet is.
¢3 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [Titel], [Locatie], [Naam] ([Baby1]/[Baby2], [Huisdier]),
[Naam] ([Gezicht herk.]).
¢4 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die opgenomen worden in [AVCHD].
¢5 Dit wordt niet weergegeven voor films.
In Terugspelen
100-0001
F3.5
60
P
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
L
4:3

1
3
Opname-informatie
Bediening van het intelligente
dynamische bereik
¢4
(P144)
HDR
¢5
(P145)/iHDR
¢5
(P73)
Intelligente Resolutie (P144)
Schaduwcompensatie
¢5
(P146)
2
Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P60)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P129)
A Kwaliteit (P130)
Kleurruimte
¢4
(P147)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P193)
Variabele frame-snelheid (P215)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit
¢2
(P193)/
Variabele frame-snelheid
¢2
(P215)
100-0001
Map/Bestandnummer
¢
4
(P334)
L
4:3
MOV
FHD
24
p
100%
MOV
100
M
FHD IPB
12/24.00
p
1/98
F3.5
60
ISO
200
0
100-0001
1
3
Histogram (P47)
2
Opname-informatie
¢4
1/98 Beeldnummer/Totaal opnamen
100-0001
Map/Bestandnummer
¢4
(P334)
13. Overige
364
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[Deze foto is beveiligd]
Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P251)
[Sommige foto’s kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist worden]
Dit kenmerk kan alleen gebruikt worden voor beelden die aan de DCF-standaard voldoen.
Voer het formatteren (P58) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
[Kan op deze foto niet ingesteld worden]
[Titel bew.], [Tekst afdr.] of [Print inst.] kan niet ingesteld worden voor beelden die niet
gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[Storing geheugenkaart Kaart formateren ?]
Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
Er een andere kaart inzetten.
Formatteer de kaart opnieuw met het toestel, nadat de nodige gegevens opgeslagen zijn op
een PC, enz. (P58)
De gegevens zullen gewist worden.
[Lens niet herkend of opname zonder lens is uitgezet in het Custom menu]
Wanneer u een Leica-lensmontageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel) gebruikt,
[Opn. zonder lens] (P314) instellen op [ON] in het custom-menu.
[Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als lens is aangesl.]
Maak de lens één keer los en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop voor de lens te
drukken. (P23)
Schakel dit toestel opnieuw in en neem contact op met de verkoper als het nog steeds
weergegeven wordt.
[Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.]
Maak de lens los van de camerabody en veeg de contacten op de lens en op de camerabody
schoon met een droog katoenen lapje.
Bevestig de lens, schakel het toestel weer in en neem contact op met de verkoper als het nog
steeds weergegeven wordt.
[Lensverbinding werkt niet. Zet de camera opnieuw aan.]
Dit wordt afgebeeld wanneer de lens gestopt is met normaal werken omdat er bijvoorbeeld op
gedrukt wordt door een hand enz.
Schakel de camera uit en weer in. Als het bericht aanhoudt, neem dan contact op met uw
verkoper of Panasonic.
365
13. Overige
[Storing geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan niet worden gebruikt.]
Gebruik een kaart die met dit toestel compatibel is. (P34)
[Plaats SD-kaart opnieuw]/[Andere kaart proberen a.u.b.]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
Voer de kaart opnieuw in.
Er een andere kaart inzetten.
[Leesfout/Schrijffout
Controleer de geheugenkaart]
Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
Verwijder de kaart nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft. Plaats de kaart opnieuw, schakel dit
toestel in en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
De kaart zou stuk kunnen zijn.
Er een andere kaart inzetten.
[Kan niet opnemen wegens incompatibele gegevensindeling (NTSC/PAL) op kaart.]
Als u dezelfde kaart blijft gebruiken nadat u de [Systeemfrequentie] (P220) veranderd heeft,
kan het zijn dat bewegende beelden niet opgenomen worden. Om met dezelfde kaart op te
nemen moet u de [Systeemfrequentie] op de oorspronkelijke instelling resetten. Probeer het
volgende om bewegende beelden met de huidige instelling op te nemen:
Voer het formatteren (P58) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
Er een andere kaart inzetten.
[Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt]
Afhankelijk van het [Opname-indeling] en de [Opn. kwaliteit] van een film wordt een andere
snelheidsklasse van de kaart vereist. Gebruik een kaart die aan de snelheid voldoet.
Raadpleeg voor details
Filmopname en snelheidsklasse op P22.
Als het opnemen stopt, zelfs met gebruik van een kaart die voldoet aan de snelheidsklasse,
zal de snelheid van het schrijven van de gegevens te langzaam zijn. We raden aan dat u een
back-up maakt en vervolgens de kaart formatteert (P58).
Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
[Creëren van een map niet mogelijk]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn.
Formatteer de kaart op dit toestel na de benodigde gegevens op een PC enz. bewaard te
hebben. (P58)
Als u na het formatteren [Nr. resetten] uitvoert in het [Set-up]-menu, wordt het mapnummer op
100 gereset. (P67)
13. Overige
366
[Beeld wordt weergegeven voor 16:9 TV]/[Beeld wordt weergegeven voor 4:3 TV]
Kies [TV-aspect] in het [Set-up] menu om de beeldverhouding van de TV te wijzigen. (P65)
Deze melding verschijnt ook als de USB-aansluitkabel alleen in de camera zit.
Als het andere uiteinde van de USB-aansluitingskabel op een PC of printer aangesloten
wordt, zal het bericht verdwijnen. (P332, 337)
[Bewerking niet mogelijk omdat er informatie wordt verwerkt.]
Als er teveel beeldbestanden zijn, kan de icoon van de informatie die op dat moment
opgevraagd wordt ([ ] of [ ]) lange tijd op het afspeelscherm weergegeven
worden. Gedurende deze tijd kan het zijn dat sommige items van het [Afspelen]-menu
niet gebruikt kunnen worden.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt terwijl informatie verworven wordt, worden alleen de
beelden die de informatie reeds verworven hebben als een groep bewaard.
Schakelt u het toestel weer in, dat zal het ophalen van de informatie opnieuw vanaf hetzelfde
punt van start gaan.
[Deze batterij kan niet gebruikt worden]
Gebruik een originele Panasonic batterij. Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer een
originele Panasonic batterij gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper of met Panasonic.
Als de batterijaansluiting vuil is, reinig deze dan en neem onbekende deeltjes weg.
[Kan geen verbinding maken met draadloos toegangspunt]/[Verbinding is mislukt]/
[Kan bestemming niet vinden]
Controleer het volgende m.b.t. het draadloze toegangspunt.
De draadloze toegangspuntinformatie dat ingesteld is op dit apparaat is verkeerd.
Controleer het authentificatietype, encryptietype en de encryptiesleutel. (P294)
Stroom van het draadloze toegangspunt staat niet aan.
Instelling van het draadloze toegangspunt is niet ondersteund door dit apparaat.
Controleer de netwerkinstelling van de bestemming.
Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos
toegangspunt blokkeren.
Controleer andere inrichtingen die verbonden zijn met het draadloze toegangspunt en
inrichtingen die de 2,4 GHz band gebruiken.
[Geen foto om te versturen]
Dit wordt weergegeven wanneer er geen beeld te verzenden is wegens de restrictie van de
bestemming.
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P299)
[Verbinding mislukt. Probeer het opnieuw over enkele minuten.]/
[Netwerkverbinding verbroken. Het overzetten is gestopt.]
Radiogolven afkomstig van het draadloze toegangspunt worden zwak.
Voer de verbinding dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt uit.
Er is geen antwoord van de server of het heeft de communicatie-verwerkingstijd overschreven.
Probeer later opnieuw.
Afhankelijk van het draadloze toegangspunt zou verbinding automatisch verbroken kunnen
worden nadat er een specifieke tijd om is.
Maak de verbinding opnieuw.
367
13. Overige
[Uploaden naar cloudmap is beschikbaar als de cloud-synchronisatie is ingesteld
op apparaten met een downloadfunctie, zoals PC of smartphone.]
De apparaten die beelden uit een cloudmap donwloaden, worden niet geregistreerd.
Voer de Cloud Sync. instelling uit. Configureer de instellingen op een PC met
PHOTOfunSTUDIO” of op een smartphone/tablet met “Image App”.
Raadpleeg P284 voor details over [Cloud-synchr. service].
[De verbinding is mislukt]
Controleer het volgende inzake smartphones/tablets waarmee u verbinding wenst te maken.
De smartphone/tablet werkt niet.
Verander het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken in de Wi-Fi-instellingen in de
smartphone/tablet.
Er is geen vrije opslagruimte op de smartphone/tablet.
[Aanmelding is mislukt. Controleer de aanmeldings-ID en het wachtwoord.]
Login ID of wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” is niet correct.
Voer het alstublieft opnieuw in.
Als u de login ID of het wachtwoord vergeten bent, vindt u de nodige informatie op het
loginscherm van de “LUMIX CLUB”-website.
[Sommige bestanden kunnen niet worden verstuurd vanwege een beperking op
het doelapparaat.]/[Het overzetten is voltooid. Sommige bestanden zijn niet
verstuurd vanwege een beperking op het doelapparaat.]
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P299)
Versturen van films kan mislukken als de bestandsgrootte te veel bedraagt.
Split de film m.b.v. [Splits video]. (P242)
[Niet beschikbaar. Stel de instellingen voor aanmelden in op de website van LUMIX
CLUB.]
Log in bij de “LUMIX CLUB” vanaf uw smartphone/tablet of PC en stel de login-details van de
webservice van bestemming in.
[Sharing-diensten voor foto's en video's kunnen niet tegelijk worden
geselecteerd.]
webservices die alleen ontworpen zijn voor beelden en webservices die ontworpen zijn voor
films kunnen niet tegelijkertijd geselecteerd worden.
Haal het vinkje weg bij één van de diensten.
[Kan IP-adres niet verkrijgen. Stel de IP-adresinstelling van het draadloze
toegangspunt in op DHCP.]
Schakel de DHCP-instellingen van het IP-adres van de verbonden toegangspunten in.
[Kan geen verbinding maken met de server.]
Als een bericht weergegeven wordt waarmee verzocht wordt het root-certificaat te updaten,
ga dan akkoord met het updaten van het root-certificaat.
13. Overige
368
Menulijst
[Fotostijl], [AFS/AFF], [Meetfunctie], [Schaduw markeren], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig.
zoom] maken onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu.
Het veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het
andere menu.
[Opname]
[Fotostijl]
[Bewegend
beeld]
[Fotostijl]
(
P371)[Aspectratio] (P374) [Opname-indeling]
[Fotoresolutie] [Opn. kwaliteit]
[Kwaliteit] [Belicht.stand]
[AFS/AFF] [Variabele beeldfreq.]
[Meetfunctie] [AFS/AFF]
[Burstsnelh.] [Foto/film]
[Auto bracket] [Continu AF]
[Zelf ontsp.] [Meetfunctie]
[Interval/animatie] [Schaduw markeren]
[Schaduw markeren] [Int.dynamiek]
[Int.dynamiek] [I.resolutie]
[I.resolutie] [Niveau masterpedestal]
[iHandh. nachtop.] [Helderheidsniveau]
[iHDR] [Synchro scan]
[HDR] [Ex. tele conv.] (Film)
[Multi-belicht.] [Dig. zoom]
[Elektronische sluiter] [Tijdcode]
[Sluitervertraging] [HDMI-opname-output]
[Flitser] [Geluid ouput]
[Rode-ogencorr] [Stille bediening]
[ISO-limiet] [Micr. weerg.]
[ISO-verhoging] [Micr. instellen]
[Uitgebreide ISO] [Speciale microfoon]
[Lang sl.n.red] [Microfoon begrenzer]
[Schaduwcomp.] [Windreductie]
[Ex. tele conv.] (Foto) [Lens ruisreductie]
[Dig. zoom] [SS/gain bediening]
[Kleurruimte] [Kleurenbalken]
[Stabilisatie]
[Gezicht herk.]
[Profiel instellen]
369
13. Overige
[Voorkeuze]
[Highlight]
(
P377) [Geh voorkeursinst.] [Zebrapatroon]
[Stille modus] [Zwart-wit Live View]
[AF/AE vergrend.] [Constant preview]
[AE-vergr.-vast] [Lichtmeter]
[Sluiter-focus] [LVF disp. stijl]
[Ontsp. knop half indr.] [Scherm disp. stijl]
[Quick AF] [Scherm info stijl]
[Oogsensor AF] [Opn.gebied]
[Spot AF tijd] [Video prioriteit menu]
[AF ass. lamp] [Auto review]
[Direct focuspunt] [Fn knopinstelling]
[Prio. focus/ontspan] [Q.MENU]
[AF+MF] [Instellingen wieltje]
[MF assist] [Videotoets]
[MF-gids] [Powerzoomlens]
[Peaking] [Lens zonder focusring]
[Histogram] [Oogsensor]
[Richtlijnen] [Touch inst.]
[Centrummarkering] [Touch scrollen]
[Menugids]
[Opn. zonder lens]
13. Overige
370
[Set-up]
[Klokinst.]
[Afspelen]
[2D/3D-inst.]
(
P381) [Wereldtijd] (P383) [Diashow]
[Reisdatum] [Afspeelfunctie]
[Wi-Fi] [Locatie vermelden]
[Toon] [RAW-verwerking]
[Luidsprekervolume] [Retouche wissen]
[Koptelefoonvolume] [Titel bew.]
[Live View Modus] [Tekst afdr.]
[Scherm]/[Zoeker] [Splits video]
[Helderheid scherm] [Intervalvideo]
[Besparing] [Stop-motionvideo]
[Batterij volgorde] [Nw. rs.]
[USB mode] [Bijsnijden]
[TV-verbinding] [Roteren]
[Menu hervat.] [Scherm roteren]
[Achtergrondkleur] [Favorieten]
[Menu-informatie] [Print inst.]
[Taal] [Beveiligen]
[Versie disp.] [Gez.herk. bew.]
[Belichtingscomp. reset] [Foto’s sorteren]
[Nr. resetten] [Wissen bevestigen]
[Resetten]
[Wi-Fi resetten]
[Systeemfrequentie]
[Pixelverbeter.]
[Sensorreiniging]
[Formatteren]
371
13. Overige
[Opname]
[Fotostijl]
U kunt effecten selecteren om af te stemmen op het soort
beeld dat u wenst te maken.
U kunt de kleur- en beeldkwaliteit van de effecten aanpassen.
[Standaard]/[Levendig]/[Natuurlijk]/[Zwart-wit]/
[Landschap]/[Portret]/[Custom]
P140
[Aspectratio]
Stelt de beeldverhouding van het beeld in.
[4:3]/[3:2]/[16:9]/[1:1]
P129
[Fotoresolutie]
Stel het aantal pixels in.
[L]/[M]/[S]
P129
[Kwaliteit]
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden
opgeslagen moeten worden.
[A]/[]/[ ]/[ ]/[ ]
P130
[AFS/AFF]
Kent [AFS] of [AFF] toe aan [AFS/AFF] van de
focusmodushendel.
[AFS]/[AFF]
P93
[Meetfunctie]
Stelt de comptabele lichtmetingsmethode in voor het
meten van helderheid.
[]/[]/[]
P161
[Burstsnelh.]
Stelt de burstsnelheid in voor de burstopname.
[SH]/[H]/[M]/[L]
P113
[Auto bracket]
Stelt enkele/burst-opnames, het compensatiebereik en de
opnamesequentie voor Auto Bracket-opnames in.
[Enkel/Burst instellen]/[Stap]/[Serie]
P116
[Zelf ontsp.]
Stelt de manier in waarop de zelfontspanner werkt.
[]/[]/[]
P118
[Interval/animatie]
Voert de opname-instellingen uit voor Time Lapse Shot en
Stop Motion Animatie.
P120,
P124
[Schaduw markeren]
U kunt de helderheid van heldere en donkere gedeeltes
van een beeld bijstellen terwijl u de helderheid op het
scherm controleert.
[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]
P142
[Int.dynamiek]
(Bediening van het
intelligente dynamische
bereik)
Stelt het contrast en de belichting in.
[AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
P144
[I.resolutie]
Neemt beelden op met gedefinieerde omtrekken wat voor
een groter gevoel van duidelijkheid zorgt.
[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]
P144
13. Overige
372
[iHandh. nachtop.]
Beelden van nachtelijke taferelen zullen met een hoge
burst-snelheid genomen worden en in een enkele beeld
gecombineerd worden.
[ON]/[OFF]
P72
[iHDR]
Is er bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond
en het onderwerp, dan worden meerdere foto's met
verschillende belichtingen opgenomen en gecombineerd
voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie.
[ON]/[OFF]
P73
[HDR]
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting
in een enkel beeld combineren met rijke schakeringen.
[ON]/[OFF]/[SET]
P145
[Multi-belicht.]
Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent
aan tot 4 keer voor een afzonderlijk beeld)
[Start]/[Auto gain]/[Overlappen]
P168
[Elektronische sluiter]
Het sluitergeluid kan uitgeschakeld worden voor opnames
in een stille omgeving.
[ON]/[OFF]
P171
[Sluitervertraging]
Om het effect van trillende handen te reduceren, wordt de
sluiter losgelaten nadat een gespecificeerde tijd verstreken
is nadat op de sluiterknop gedrukt werd.
[8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
P172
[Flitser] Stelt de manier waarop de flitser werkt in. P183
[Rode-ogencorr]
Spoort automatisch rode ogen op die veroorzaak zijn door
de flits en corrigeert de beeldgegevens overeenkomstig.
[ON]/[OFF]
P183
[ISO-limiet]
Wanneer de ISO-gevoeligheid ingesteld is op [AUTO] of
[ ], is er een optimale ISO-gevoeligheid ingesteld met
de geselecteerde waarde als een bovengrens.
[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]/[OFF]
P133
[ISO-verhoging]
De instellingen van de waarden van de ISO-gevoeligheid
veranderen in stappen van 1/3 EV of 1 EV.
[1/3 EV]/[1 EV]
P134
373
13. Overige
[Uitgebreide ISO]
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een
minimum van [ISO100]
[ON]/[OFF]
P134
[Lang sl.n.red]
U kunt het geluid wegnemen dat veroorzaakt werd door
het opnemen met een lagere sluitertijd.
[ON]/[OFF]
P146
[Schaduwcomp.]
Als schermomtrek donkerder wordt als een resultaat van
de lenskenmerken, zal de helderheid in deze regio
gecorrigeerd worden.
[ON]/[OFF]
P146
[Ex. tele conv.]
Wanneer het aantal pixels ingesteld is op iets anders dan
[L], wordt het Tele-effect vergroot zonder dat de
beeldkwaliteit verslechtert.
[ZOOM]/[TELE CONV.]/[OFF]
P163
[Dig. zoom]
Doet het Tele-effect toenemen.
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de
verslechteringsgraad van de beeldkwaliteit.
[4k]/[2k]/[OFF]
P165
[Kleurruimte]
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van
opgeslagen beelden op de PC, een printer enz.
[sRGB]/[AdobeRGB]
P147
[Stabilisatie]
Wanneer er toestelschudding opgemerkt wordt tijdens het
opnemen, corrigeert de camera dit automatisch.
[ ]/[ ]/[OFF]
P51
[Gezicht herk.]
Stelt de focus en de belichting automatisch in, de prioriteit
gevend aan geregistreerde gezichten.
[ON]/[OFF]/[MEMORY]
P173
[Profiel instellen]
Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier van
tevoren instelt, dan kunt u hun naam en leeftijd in maanden
en jaren op de foto's opnemen.
[ ]/[ ]/[ ]/[OFF]/[SET]
P178
13. Overige
374
[Bewegend beeld]
[Fotostijl]
U kunt effecten selecteren om af te stemmen op het soort
beeld dat u wenst te maken.
U kunt de kleur- en beeldkwaliteit van de effecten aanpassen.
[Standaard]/[Levendig]/[Natuurlijk]/[Zwart-wit]/
[Landschap]/[Portret]/[Custom]/[Cinelike dynamisch
bereik]/[Cinelike video]
P140
[Opname-indeling]
Stelt het bestandsformaat in voor de video’s die u maakt.
[AVCHD]/[MP4]/[MP4 (LPCM)]/[MOV]
P193
[Opn. kwaliteit] Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op. P193
[Belicht.stand]
Selecteert de methode voor de instelling van de
lensopeningwaarde en de sluitertijd in de Creative Motion
Picture modus.
[P]/[A]/[S]/[M]
P202
[Variabele beeldfreq.]
U kunt langzaam bewegende of snel bewegende beelden
opnemen in de Creatieve Video-modus.
[ON]/[OFF]/[SET]
P215
[AFS/AFF]
Kent [AFS] of [AFF] toe aan [AFS/AFF] van de
focusmodushendel.
[AFS]/[AFF]
P93
[Foto/film]
Stelt de opnamemethode in voor foto’s tijdens het
opnemen van video’s.
[]/[]
P200
[Continu AF]
Gaat door met het scherpstellen op het onderwerp
waarvoor de focus verkregen is.
[ON]/[OFF]
P199
[Meetfunctie]
Stelt de comptabele lichtmetingsmethode in voor het
meten van helderheid.
[]/[]/[]
P161
[Schaduw markeren]
U kunt de helderheid van heldere en donkere gedeeltes
van een beeld bijstellen terwijl u de helderheid op het
scherm controleert.
[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]
P142
[Int.dynamiek]
(Bediening van het
intelligente dynamische
bereik)
Stelt het contrast en de belichting in.
[AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
P144
[I.resolutie]
Neemt beelden op met gedefinieerde omtrekken wat voor
een groter gevoel van duidelijkheid zorgt.
[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]
P144
375
13. Overige
[Niveau masterpedestal]
U kunt in de Creatieve Video-modus de zwarte kleur, die
als referentie voor de beelden dient, op 31 verschillende
stappen instellen.
P206
[Helderheidsniveau]
Stelt het luminantiebereik voor bewegende beelden in.
[0s255]/[16s235]/[16s255]
P206
[Synchro scan]
U kunt flikkeren en strepen op de beelden reduceren in de
Creatieve Video-modus.
[ON]/[OFF]
P218
[Ex. tele conv.]
Vergroot het tele-effect.
[ON]/[OFF]
P163
[Dig. zoom]
Doet het Tele-effect toenemen.
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de
verslechteringsgraad van de beeldkwaliteit.
[4k]/[2k]/[OFF]
P165
[Tijdcode]
Stelt de tijdcode in.
[Tijdcodeweergave]/[Optellen]/[Tijdcode waarde]/
[Tijdecodefunctie]
P214
[HDMI-opname-output]
Stelt de HDMI-uitgavemethode in die tijdens de opname
gebruikt moet worden.
[Bitmodus]/[Info tonen]/[4K omlaag converteren]
P212
[Geluid ouput]
Stelt de uitgavemethode van het geluid voor de (in de
handel verkrijgbare) hoofdtelefoon-set in. De instelling is
ook van toepassing op het geluid dat als microfoonniveau
weergegeven wordt.
[REAL TIME]/[REC SOUND]
P208
[Stille bediening]
Maakt aanraakbediening voor geruisloos gebruik mogelijk
wanneer u een film opneemt.
[ON]/[OFF]
P204
[Micr. weerg.]
Stel in of de microfoonniveaus el of niet op het
opnamescherm weergegeven moeten worden.
[ON]/[OFF]
P208
[Micr. instellen]
Stel het ingangsniveau van het geluid in op
19 verschillende niveaus.
P207
[Speciale microfoon]
Stelt de methode van de geluidsopname in als een
(optionele) stereo shotgun-microfoon aangesloten is.
[STEREO]/[LENS AUTO]/[SHOTGUN]/[S. SHOTGUN]/
[MANUAL]
P350
[Microfoon begrenzer]
Regelt automatisch het geluidingangsniveau.
[ON]/[OFF]
P207
13. Overige
376
[Windreductie]
Dit voorkomt automatisch dat windruis opgenomen wordt.
[AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
P207
[Lens ruisreductie]
U kunt het zoomgeluid van een onderling
verwisselbare lens die compatibel is met power zoom,
dat geproduceerd wordt tijdens het opnemen van
bewegende beelden, verlagen.
[ON]/[OFF]
P207
[SS/gain bediening]
U kunt de waarde-eenheden van de sluitertijd en de gain
(gevoeligheid) omschakelen.
[SEC/ISO]/[Hoek/ISO]/[SEC/dB]
P209
[Kleurenbalken]
Geeft de kleurenbalken weer, hetgeen handig is voor het
regelen van de beeldkwaliteit van de externe monitor en
bepaalde andere instellingen.
[SMPTE]/[EBU]/[ARIB]
P219
377
13. Overige
[Voorkeuze]
[Geh voorkeursinst.]
Registreert de huidige camera-instellingen als
standaardinstelling.
[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]
P321
[Stille modus]
Schakelt werkgeluiden en verlichting in een keer uit.
[ON]/[OFF]
P170
[AF/AE vergrend.]
Stelt de vastgestelde inhoud voor het scherpstellen en de
belichting in wanneer de AF/AE-vergrendeling
ingeschakeld is.
[AE LOCK]/[AF LOCK]/[AF/AE LOCK]/[AF-ON]
P160
[AE-vergr.-vast]
Hiermee wordt de werking van de [AF/AE LOCK] knop
ingesteld als u een foto maakt met een vaste
scherpstelling of belichting.
[ON]/[OFF]
P160
[Sluiter-focus]
Instellen of de focus wel of niet automatisch bijgesteld
wordt als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
[ON]/[OFF]
P305
[Ontsp. knop half indr.]
De sluiter zal onmiddellijk afgaan als de sluiterknop tot
halverwege ingedrukt wordt.
[ON]/[OFF]
P305
[Quick AF]
Versnelt het scherpstellen dat plaatsvindt wanneer u de
ontspanknop indrukt.
[ON]/[OFF]
P306
[Oogsensor AF]
De camera stelt het brandpunt automatisch in als de
oogsensor actief is.
[ON]/[OFF]
P306
[Spot AF tijd]
Stelt in hoe lang het scherm vergoot wordt wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt met de Auto
Focus Mode ingesteld op [ ].
[LONG]/[MID]/[SHORT]
P306
[AF ass. lamp]
AF-assist lamp zal het onderwerp oplichten wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt om het zo
gemakkelijker te maken om te focussen wanneer er in
omstandigheden van weinig licht opgenomen wordt.
[ON]/[OFF]
P307
13. Overige
378
[Direct focuspunt]
Verplaatst de AF-zone of MF-assist m.b.v. de cursorknop
wanneer u opneemt.
[ON]/[OFF]
P307,
P109
[Prio. focus/ontspan]
Als deze wordt ingesteld, kunnen er geen opnamen
worden gemaakt als de opname niet scherp is.
[FOCUS]/[RELEASE]
P307
[AF+MF]
U kunt de focus handmatig instellen nadat de
automatische focus beëindigd is.
[ON]/[OFF]
P308
[MF assist]
Stelt de weergavemethode van MF Assist in (vergroot scherm).
[ ]/[ ]/[ ]/[OFF]
P308
[MF-gids]
Wanneer u de focus handmatig instelt, wordt er een
MF-gids die het u toelaat de richting te controleren voor het
verkrijgen van de focus afgebeeld.
[ON]/[OFF]
P308
[Peaking]
De scherp gestelde delen worden geaccentueerd als het
scherpstellen handmatig plaatsvindt.
[ON]/[OFF]/[SET]
P111
[Histogram]
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af
te beelden.
[ON]/[OFF]
P309
[Richtlijnen]
Dit zal het patroon van de richtlijnen instellen dat
weergegeven wordt wanneer een foto genomen wordt.
[ ]/[ ]/[ ]/[OFF]
P309
[Centrummarkering]
Geeft [+] weer, hetgeen het midden van het
opnamescherm aanduidt.
[ON]/[OFF]
P209
[Highlight]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is
of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde
zones die in het zwart en wit knipperen.
[ON]/[OFF]
P310
[Zebrapatroon]
Geeft aan welke delen in een zebrapatroon door
overbelichting wit gemaakt kunnen worden.
[ZEBRA1]/[ZEBRA2]/[OFF]/[SET]
P210
[Zwart-wit Live View]
U kunt het opnamescherm zwart-wit weergeven.
[ON]/[OFF]
P211
379
13. Overige
[Constant preview]
In de handmatige belichtingsmodus kunt u de effecten van
de gekozen lensopening en sluitertijd op het
opnamescherm controleren.
[ON]/[OFF]
P154
[Lichtmeter]
Stel in of u de belichtingsmeter al dan niet wilt weergeven.
[ON]/[OFF]
P310
[LVF disp. stijl]
Hiermee zal de weergavestijl van de zoeker ingesteld
worden.
[]/[]
P45
[Scherm disp. stijl]
Hiermee zal de weergavestijl van de monitor ingesteld
worden.
[]/[]
P44
[Scherm info stijl]
Toont het scherm van de opname-informatie.
[ON]/[OFF]
P311
[Opn.gebied]
Dit verandert de zichthoek tijdens de bewegende
beeldopname en stilstaande beeldopname.
[!]/[ ]
P311
[Video prioriteit menu]
Schakelt de beeldschermen om naar die welke geschikt
zijn voor het opnemen van bewegende beelden.
[ON]/[OFF]
P211
[Auto review]
Toont een beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is.
[Tijdsduur]/[Prior. afspeelbewerking]
P311
[Fn knopinstelling]
U kunt veelgebruikte functies aan specifieke knoppen en
iconen toekennen.
[Instelling in opnamemodus]/[Instelling in
afspeelmodus]
P317
[Q.MENU]
Inschakelen van de instellingsmethode van het Quick
Menu.
[PRESET]/[CUSTOM]
P312
[Instellingen wieltje]
Verandert de werkwijze van de modusknop op de voorkant
en de modusknop op de achterkant.
[Wieltje toewijzen (F/SS)]/[Draairichting (F/SS)]/
[Belichtingscomp.]
P312
[Videotoets]
Stelt de bewegende beeldknop in/buiten werking.
[ON]/[OFF]
P313
13. Overige
380
[Powerzoomlens]
Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer
er een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die
compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde
zoom).
[Brandp.afst. tonen]/[Stapsg. zoom]/[Zoom hervat.]/
[Zoom snelheid]/[Zoomring]
P165
[Lens zonder focusring]
Stelt de bedieningsknop in voor MF Assist.
[Bed. draaiknop (MF)]/[MF assist weergave]
P313
[Oogsensor]
Instellen van de gevoeligheid van de oogsensor en de
methode van schakelen tussen de monitor en de zoeker.
[Gevoeligheid]/[LVF/Scherm]
P313
[Touch inst.]
Schakelt de bediening door aanraking in/uit.
[Touch scherm]/[Touch tab]/[Touch AF]/[Touchpad AF]
P314
[Touch scrollen]
Hiermee kunt u de snelheid van continu vooruit of achteruit
spoelen van de beelden instellen met gebruik van de
bediening door aanraking.
[H]/[L]
P314
[Menugids]
Stelt het scherm in dat weergegeven wordt wanneer de
modusknop op gezet is.
[ON]/[OFF]
P314
[Opn. zonder lens]
Stelt in of de sluiter al dan niet vrijgegeven kan worden als
geen lens op de body aangebracht is.
[ON]/[OFF]
P314
381
13. Overige
[Set-up]
[Klokinst.] De datum en de tijd instellen. P36
[Wereldtijd]
Stelt de tijden in voor de regio waar u woont en uw
vakantiebestemming.
[Bestemming]/[Home]
P60
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals
de naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden.
[Reissetup]/[Locatie]
P61
[Wi-Fi]
Configureer alle instellingen voor de Wi-Fi-functies.
[Wi-Fi-functie]/[Wi-Fi setup]
P302
[Toon]
Stel het volume in voor elektronische geluiden en voor het
elektronische sluitergeluid.
[Beep volume]/[E-shutter vol]
P62
[Luidsprekervolume]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de
7 niveaus.
P62
[Koptelefoonvolume]
Regel het volume van de (in de handel verkrijgbare)
hoofdtelefoon-set op een van de 16 stappen.
P62
[Live View Modus]
Stel de frame-snelheid van het opnamescherm in (Live
View- scherm).
[30fps]/[60fps]
P62
[Scherm]/[Zoeker]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de
monitor/zoeker worden ingesteld.
[]/[]/[]/[]
P63
[Helderheid scherm]
Stelt de helderheid van de monitor in om deze aan te
passen aan de hoeveelheid omringend licht.
[]/[ ]/[ ]
P63
[Besparing]
Onderdrukt het stroomverbruik van het toestel om te
voorkomen dat de batterij leeg geraakt.
[Slaapsmodus]/[Auto LVF/scherm uit]
P59
[Batterij volgorde]
Als de batterijen zowel in dit toestel als in de
batterijhandgreep geplaatst zijn, dan kunt u instellen
welke batterij het eerst gebruikt moet worden.
[BODY]/[BG]
P352
[USB mode]
Stelt de communicatiemethode in wanneer er aangesloten
wordt m.b.v. de USB-aansluitkabel (bijgeleverd).
y
[Select. verbinding]/
{
[PictBridge(PTP)]/
z
[PC]
P64
1
2
13. Overige
382
[TV-verbinding]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie,
enz., aangesloten moet worden.
[TV-aspect]/[HDMI-functie (afspelen)]/[3D-weergave]/
[VIERA link]
P65
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste
gebruikte menu-item.
[ON]/[OFF]
P66
[Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in. P66
[Menu-informatie]
De beschrijving van de menu-items of van de instellingen
daarvan worden op het menuscherm weergegeven.
[ON]/[OFF]
P66
[Taal] De taal op het scherm instellen. P67
[Versie disp.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van
het toestel en de lens te controleren.
P67
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de
opnamemodus veranderd wordt of als de camera wordt
uitgeschakeld.
[ON]/[OFF]
P67
[Nr. resetten] Doet het beeldbestandnummer terugkeren naar 0001. P67
[Resetten]
De instellingen van de opname of van instellingen/custom
worden weer op de fabriekswaarden gezet.
P58
[Wi-Fi resetten]
Reset alle instellingen in het [Wi-Fi] menu opnieuw in op
de standaardinstellingen van de fabriek.
(uitgezonderd [LUMIX CLUB])
P68
[Systeemfrequentie]
Verandert de systeemfrequentie van bewegende beelden
die u op de camera opneemt en afspeelt.
[59.94 Hz (NTSC)]/[50.00 Hz (PAL)]/[24.00 Hz
(CINEMA)]
P220
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
P68
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de
voorkant van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt
uitgevoerd.
P68
[Formatteren] De kaart wordt geformatteerd. P68
383
13. Overige
[Afspelen]
[2D/3D-inst.] Schakelt de afspeelmethode voor 3D-beelden. P229
[Diashow]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt deze in
volgorde af.
[Alle]/[Alleen foto's]/[Alleen bew. beeld]/[3D]/
[Categorieselectie]/[Favorieten]
P229
[Afspeelfunctie]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt alleen
bepaalde beelden af.
[Normaal afsp.]/[Alleen foto's]/[Alleen bew. beeld]/
[3D-weergave]/[Categor. afsp.]/[Favoriet afsp.]
P231
[Locatie vermelden]
U kunt locatie-informatie (lengtegraad/breedtegraad) op de
beelden schrijven die door de smartphone/tablet verstuurd
zijn.
[Locatiegegevens toev.]/[Locatiegeg. wissen]
P232
[RAW-verwerking]
U kunt de beelden die op de camera in het RAW-formaat
opgenomen zijn in het JPEG-formaat converteren.
P233
[Retouche wissen]
U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden
geregistreerd zijn wissen.
P236
[Titel bew.]
Voer teksten (commentaar) in op de gemaakte beelden.
[Enkel]/[Multi]
P238
[Tekst afdr.]
Drukt de gemaakte beelden af met opnamedatum
en -tijd, namen, reisbestemming, reisdatum, enz.
[Enkel]/[Multi]
P239
[Splits video] Deelt het gemaakte beeld in twee. P242
[Intervalvideo]
Creëert een film uit een reeks groepsbeelden die met
[Intervalopname] opgenomen zijn.
P243
[Stop-motionvideo] Creëert een film uit de stop-animatiegroep. P243
[Nw. rs.]
Reduceert de beeldgrootte (aantal pixels).
[Enkel]/[Multi]
P244
[Bijsnijden] Knipt het gemaakte beeld. P246
[Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. P247
[Scherm roteren]
Deze modus biedt u de mogelijkheid beelden verticaal
weer te geven als deze gemaakt zijn met het verticaal
gehouden toestel.
[ON]/[OFF]
P247
13. Overige
384
[Favorieten]
Er kunnen tekens aan de beelden toegevoegd worden en
beelden kunnen als favorieten ingesteld worden.
[Enkel]/[Multi]/[Annul]
P248
[Print inst.]
Stelt de beelden en het aantal beelden in voor afdrukken.
[Enkel]/[Multi]/[Annul]
P249
[Beveiligen]
Beschermt beelden om per ongeluk wissen te voorkomen.
[Enkel]/[Multi]/[Annul]
P251
[Gez.herk. bew.]
Verwijdert of verandert informatie m.b.t. persoonsidentiteit.
[REPLACE]/[DELETE]
P252
[Foto’s sorteren]
Stelt de weergavevolgorde van de beelden in die u op de
camera afspeelt.
[FILE NAME]/[DATE/TIME]
P252
[Wissen bevestigen]
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het
wissen van een foto weergegeven wordt.
[Eerst “Ja”]/[Eerst “Nee”]
P253
385
13. Overige
Beschikbare menu-items (in een lijst op basis van de
opnamemodus)
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
[AF mode] ±±±±±
[Witbalans] ± ± ± ± ±
Fijnafstelling witbalans ±±±±±
Witbalansbracket ± ± ± ±
[Gevoeligheid] ±±±±±
[Belichtingscomp.] ± ± ± ± ±
Aandrijfstand
[Burstfunctie] ± ± ± ± ± ±
[Auto bracket] ±±±±±
[Zelf ontsp.] ± ± ± ± ± ±
[Intervalopname] ±±±±±±
[Stop-motionanimatie] ± ± ± ± ± ±
[Opname]-menu
[Fotostijl] ± ± ± ± ±
[Aspectratio] ±±±±±±
[Fotoresolutie] ± ± ± ± ± ±
[Kwaliteit] ±±±±±
[AFS/AFF] ± ± ± ± ± ±
[Meetfunctie] ±±±±
[Burstsnelh.] ± ± ± ± ± ±
[Auto bracket] ±±±±±
[Zelf ontsp.] ± ± ± ± ± ±
[Interval/animatie] ±±±±±±
[Schaduw markeren] ± ± ± ±
[Int.dynamiek] ±±±±
[I.resolutie] ± ± ± ±
[iHandh. nachtop.] ±±————
[iHDR] ± ±
[HDR] ±±±±
[Multi-belicht.] ± ± ± ±
[Elektronische sluiter] ±±±±±
[Sluitervertraging] ± ± ± ± ±
[Flitser] ±±±±
[Rode-ogencorr] ± ± ± ±
[ISO-limiet] ±±±±
[ISO-verhoging] ± ± ± ±
13. Overige
386
[Opname]-menu
[Uitgebreide ISO] ± ± ± ±
[Lang sl.n.red] ±±±±
[Schaduwcomp.] ± ± ± ±
[Ex. tele conv.] (Foto) ±±±±±
[Dig. zoom] ± ± ± ±
[Kleurruimte] ±±±±±
[Stabilisatie] ± ± ± ± ±
[Gezicht herk.] ±±±±±±
[Profiel instellen] ± ± ± ± ±
[Bewegend beeld]-menu
[Fotostijl] ± ± ± ± ± ±
[Opname-indeling] ±±±±±±±
[Opn. kwaliteit] ± ± ± ± ± ± ±
[Belicht.stand] —————±
[Variabele beeldfreq.] ±
[AFS/AFF] ±±±±±±±
[Foto/film] ± ± ± ±
[Continu AF] ±±±±±±
[Meetfunctie] ± ± ± ± ±
[Schaduw markeren] ±±±±±
[Int.dynamiek] ± ± ± ± ±
[I.resolutie] ±±±±±
[Niveau masterpedestal] ±
[Helderheidsniveau] ±±±±±±
[Synchro scan] ±
[Ex. tele conv.] (Film) ±±±±±±
[Dig. zoom] ± ± ± ± ±
[Tijdcode] ±±±±±±
[HDMI-opname-output] ± ± ± ± ± ±
[Geluid ouput] ±±±±±±±
[Stille bediening] ±
[Micr. weerg.] ±±±±±±
[Micr. instellen] ± ± ± ± ± ±
[Speciale microfoon] ±±±±±±±
[Microfoon begrenzer] ± ± ± ± ± ±
[Windreductie] ±±±±±±
[Lens ruisreductie] ± ± ± ± ± ±
[SS/gain bediening] ——————±
[Kleurenbalken] ± ± ± ± ± ±
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
387
13. Overige
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
1[Expressief]/2[Retro]/3[Vroeger]/4[Overbelichting]/5[Donker]/6[Sepia]/7[Zwart-wit]/
8[Dynamisch zwart/wit]/9[Ruw zwart-wit]/:[Zacht zwart-wit]/;[Expressieve indruk]/<[Hoge
dynamiek]/=[Kruisproces]/>[Speelgoedcam.effect]/?[Speelgoedcamera levendig]/@[Bleach
bypass]/A[Miniatuureffect]/B[Zachte focus]/C[Fantasie]/D[Sterfilter]/E[Kleuraccent]/
F[Zonneschijn]
1 2 3 4 5 6 7 8 9 : ; < = > ? @ A B C D E F
[AF mode] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Witbalans] — — — —
Fijnafstelling witbalans — — — — — — — — — — — —
Witbalansbracket — —
[Gevoeligheid] —————————————————————
[Belichtingscomp.] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
Aandrijfstand
[Burstfunctie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Auto bracket] ±±±±±±±±——±±±±±±——± ±
[Zelf ontsp.] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Intervalopname] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Stop-motionanimatie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Opname]-menu
[Fotostijl] — — — —
[Aspectratio] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Fotoresolutie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Kwaliteit] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[AFS/AFF] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Meetfunctie] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Burstsnelh.] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Auto bracket] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Zelf ontsp.] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Interval/animatie] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Schaduw markeren] — —
[Int.dynamiek] ——————————————————————
[I.resolutie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[iHandh. nachtop.] —————————————————————
[iHDR] — —
[HDR] — — — — — — — — — — — — — —
[Multi-belicht.] — —
[Elektronische sluiter] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Sluitervertraging] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Flitser] ——————————————————————
[Rode-ogencorr] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[ISO-limiet] ——————————————————————
13. Overige
388
[Opname]-menu
[ISO-verhoging] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Uitgebreide ISO] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Lang sl.n.red] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Schaduwcomp.] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Ex. tele conv.] (Foto) ±±±±±±±±±±±±±——±±±±±±±
[Dig. zoom] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Kleurruimte] ——————————————————————
[Stabilisatie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Gezicht herk.] ±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±
[Profiel instellen] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Bewegend beeld]-menu
[Fotostijl] — — — —
[Opname-indeling] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Opn. kwaliteit] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Belicht.stand] — — — — —
[Variabele beeldfreq.] — —
[AFS/AFF] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Foto/film] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Continu AF] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Meetfunctie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Schaduw markeren] ——————————————————————
[Int.dynamiek] — —
[I.resolutie] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Niveau masterpedestal] — — — — — —
[Helderheidsniveau] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Synchro scan] — —
[Ex. tele conv.] (Film) ±±±±±±±±——±±±——±±± ±
[Dig. zoom] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± — — ± ± ±
[Tijdcode] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[HDMI-opname-output] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Geluid ouput] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
[Stille bediening] — —
[Micr. weerg.] ±±±±±±±±——±±±±±±——± ±
[Micr. instellen] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
1[Expressief]/2[Retro]/3[Vroeger]/4[Overbelichting]/5[Donker]/6[Sepia]/7[Zwart-wit]/
8[Dynamisch zwart/wit]/9[Ruw zwart-wit]/:[Zacht zwart-wit]/;[Expressieve indruk]/<[Hoge
dynamiek]/=[Kruisproces]/>[Speelgoedcam.effect]/?[Speelgoedcamera levendig]/@[Bleach
bypass]/A[Miniatuureffect]/B[Zachte focus]/C[Fantasie]/D[Sterfilter]/E[Kleuraccent]/
F[Zonneschijn]
1 2 3 4 5 6 7 8 9 : ; < = > ? @ A B C D E F
389
13. Overige
[Bewegend beeld] -menu
[Speciale microfoon] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Microfoon begrenzer] ±±±±±±±±——±±±±±±——± ±
[Windreductie] ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ± ±
[Lens ruisreductie] ±±±±±±±±——±±±±±±——± ±
[SS/gain bediening] — —
[Kleurenbalken] ±±±±±±±±——±±±±±±±± ±
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
1[Expressief]/2[Retro]/3[Vroeger]/4[Overbelichting]/5[Donker]/6[Sepia]/7[Zwart-wit]/
8[Dynamisch zwart/wit]/9[Ruw zwart-wit]/:[Zacht zwart-wit]/;[Expressieve indruk]/<[Hoge
dynamiek]/=[Kruisproces]/>[Speelgoedcam.effect]/?[Speelgoedcamera levendig]/@[Bleach
bypass]/A[Miniatuureffect]/B[Zachte focus]/C[Fantasie]/D[Sterfilter]/E[Kleuraccent]/
F[Zonneschijn]
1 2 3 4 5 6 7 8 9 : ; < = > ? @ A B C D E F
13. Overige
390
Approximatief aantal opneembare beelden en
beschikbare opnametijd
Aantal opnamen
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [A]
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [ ]
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
“h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde.
De opneembare tijd is de totale tijd van alle films die opgenomen zijn.
[AVCHD]
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 220 890 3610 7160
M (8M) 400 1620 6550 13000
S (4M) 660 2680 10850 20590
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 68 270 1110 2220
M (8M) 79 310 1290 2580
S (4M) 86 340 1400 2790
Omschakelen van de weergave tussen het aantal opneembare beelden en de
beschikbare opnametijd
Als u [Video prioriteit menu] in het [Voorkeuze]-menu op
[ON] zet, kunt u de beschikbare opnametijd weergeven.
(P211)
A Aantal opnamen
B Beschikbare opnametijd
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[FHD/28M/60p]/
[FHD/28M/50p]
7m00s 35m00s 2h30m 5h00m
[FHD/17M/60i]/
[FHD/17M/50i]
12m00s 55m00s 4h05m 8h15m
[FHD/24M/30p]/
[FHD/24M/25p]/
[FHD/24M/24p]
9m00s 40m00s 2h50m 5h50m
0
R5
m
044
s
R5
m
04
s
989898
0
A
B
391
13. Overige
[MP4]
[MP4 (LPCM)]
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[4K/100M/30p]/
[4K/100M/25p]
1m00s 8m00s 40m00s 1h20m
[FHD/28M/60p]/
[FHD/28M/50p]
7m00s 34m00s 2h25m 5h00m
[FHD/20M/30p]/
[FHD/20M/25p]
9m00s 45m00s 3h15m 6h40m
[HD/10M/30p]/
[HD/10M/25p]
20m00s 1h25m 6h20m 12h45m
[VGA/4M/30p]/
[VGA/4M/25p]
38m00s 3h15m 13h00m 26h00m
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[C4K/100M/24p] 1m00s 9m00s 40m00s 1h25m
[4K/100M/30p]/
[4K/100M/25p]/
[4K/100M/24p]
1m00s 9m00s 40m00s 1h25m
[FHD/ /200M/60p]/
[FHD/ /200M/50p]/
[FHD/ /200M/30p]/
[FHD/ /200M/25p]/
[FHD/ /200M/24p]
Minder dan
1minuut
3m00s 18m00s 40m00s
[FHD/100M/60p]/
[FHD/100M/50p]/
[FHD/100M/30p]/
[FHD/100M/25p]/
[FHD/100M/24p]
1m00s 8m00s 40m00s 1h20m
[FHD/50M/60p]/
[FHD/50M/50p]/
[FHD/50M/30p]/
[FHD/50M/25p]/
[FHD/50M/24p]
3m00s 18m00s 1h20m 2h45m
13. Overige
392
[MOV]
Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het aantal opneembare
beelden en de beschikbare opnametijd variëren.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
Als het filmformaat in [MP4] op [FHD], [HD] of [VGA] gezet is, kunt u een film continu opnemen
gedurende 29 minuten en 59 seconden of tot het bestandformaat de 4 GB bereikt. U kunt de
opneembare tijd op het scherm controleren.
Aangezien het bestandformaat met [FHD] groter wordt, zal de opname met [FHD] eerder
stoppen dan na 29 minuten en 59 seconden.
Als het filmformaat in [MP4] op [4K] gezet is, is de maximum tijd voor het continu opnemen van
films 29 minuten en 59 seconden.
U kunt een film waarvan het formaat in [MP4] op [4K] gezet is continu opnemen, zonder pauze,
zelfs als de film de 4 GB overschrijdt. De opgenomen inhoud moet dan echter wel als
meerdere bestanden afgespeeld worden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met
[MP4 (LPCM)]
/[MOV] bedraagt
29 minuten en 59 seconden.
Alhoewel een
[MP4 (LPCM)]
/[MOV]-film continu opgenomen kan worden, zonder pauze, zelfs als
de bestandgrootte de 4 GB overschrijdt, wordt de opgenomen inhoud afgespeeld met meer
bestanden.
De maximaal beschikbare continue opnametijd wordt op het beeldscherm weergegeven.
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[C4K/100M/24p] 1m00s 9m00s 40m00s 1h25m
[4K/100M/30p]/
[4K/100M/25p]/
[4K/100M/24p]
1m00s 9m00s 40m00s 1h25m
[FHD/ /200M/60p]/
[FHD/ /200M/50p]/
[FHD/ /200M/30p]/
[FHD/ /200M/25p]/
[FHD/ /200M/24p]
Minder dan
1minuut
3m00s 18m00s 40m00s
[FHD/100M/60p]/
[FHD/100M/50p]/
[FHD/100M/30p]/
[FHD/100M/25p]/
[FHD/100M/24p]
1m00s 8m00s 40m00s 1h20m
[FHD/50M/60p]/
[FHD/50M/50p]/
[FHD/50M/30p]/
[FHD/50M/25p]/
[FHD/50M/24p]
3m00s 18m00s 1h20m 2h45m
393
13. Overige
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P393409).
De batterij is op.
> De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P59)
Is de gekoppelde werking van VIERA Link ingeschakeld?
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA link] dan op [OFF]. (P66)
Plaats de batterij correct en volledig naar binnen. (P32)
Wordt er een Wi-Fi-verbinding gebruikt gedurende een lange tijd?
De batterij kan snel leeg raken wanneer deze verbonden is aan Wi-Fi.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P59)
Is het onderwerp scherpgesteld?
> [Prio. focus/ontspan] is ingesteld op [FOCUS] op het moment van aanschaf en u kunt geen
beelden maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp. (P307)
Als het probleem niet wordt verholpen, kan het mogelijk worden verminderd door
[Resetten] (P67) in het [Set-up]-menu te selecteren.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
Het batterijdeurtje sluit niet.
De batterij raakt te snel leeg.
Opnemen
Fotograferen is niet mogelijk.
De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de ontspanknop
gedrukt wordt.
13. Overige
394
De opname lijkt misschien witachtig als er vingerafdrukken of iets dergelijks op de lens of
beeldsensor terecht zijn gekomen.
> Als de lens vuil is, schakelt u het toestel uit en veegt u de lens vervolgens zachtjes schoon
met een zachte, droge doek.
> Raadpleeg P411 als de beeldsensor vuil geworden is.
Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P157)
Als de AE-vergrendleling (P159) onjuist toegepast?
Wis de volgende instellingen:
Burst/Auto Bracket/[ ] van de zelfontspanner (P112)
Witbalans Bracket (P139)
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P40)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P51)
Staat [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze]-menu op [RELEASE]? (P307)
Staat [Sluiter-focus] in het [Voorkeuze] menu op [OFF]? (P305)
Is de AF-vergrendeling (P159) onjuist toegepast?
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
395
13. Overige
De sluitertijd wordt trager en de optische beeldstabilisatorfunctie werkt mogelijk vooral niet
goed wanneer u opnamen op donkere plaatsen maakt.
> We raden aan het toestel stevig vast te houden met beide handen wanneer u beelden
maakt. (P38)
> Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P118) te gebruiken wanneer u opnamen
maakt met een langzame sluitertijd.
Is er nog geheugen op de kaart beschikbaar?
Probeer het volgende:
> Beelden op heldere plekken maken.
> Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P132)
> Verhoog de instelling voor [Ruisreductie] in [Fotostijl] of verlaag de instelling voor ieder van
de items behalve [Ruisreductie]. (P140)
> Zet de [Lang sl.n.red] op [ON]. (P146)
Is [Fotoresolutie] (P129) of [Kwaliteit] (P130) laag ingesteld?
Is [Dig. zoom] ingesteld? (P165)
Er kunnen strepen verschijnen bij hoge ISO-gevoeligheid of afhankelijk van de lens die
gebruikt wordt.
> Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P132)
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt met behulp van witbalansbracket.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting zoals
fluorescente verlichting en LED-verlichting-inrichting.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de
pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Is [Elektronische sluiter] op [ON] gezet? (P171)
> Als u [Elektronische sluiter] op [ON] zet en de sluitertijd langer
maakt, kan het zijn dat de strepen minder intens lijken.
Er verschijnen strepen bij hoge ISO-gevoeligheid.
[Als de onderling verwisselbare lens (H-H020) gebruikt wordt]
13. Overige
396
Wanneer u onder fluorescente of LED-verlichting enz. opneemt, zou het verhogen van de
sluitertijd kleine veranderingen m.b.t. de helderheid en de kleur met zich mee kunnen brengen.
Deze veranderingen zijn een resultaat van de eigenschappen van de lichtbron en duiden niet
op storing.
Wanneer u onderwerpen opneemt op extreem heldere plekken of onder fluorescente
verlichting, LED-verlichting, een kwiklamp, natriumverlichting enz., zouden de kleuren en de
schermhelderheid kunnen veranderen of zouden er horizontale strepen kunnen verschijnen op
het scherm.
Er kunnen defecte pixels in de beeldsensor zijn.
> Voer [Pixelverbeter.] (P68) uit.
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschilt van de omliggende kleur. (P98)
Dekt uw vinger de luidspreker af? (P19)
Als u dezelfde kaart blijft gebruiken nadat u de [Systeemfrequentie] (P220) veranderd heeft,
kan het zijn dat bewegende beelden niet opgenomen worden. Om met dezelfde kaart op te
nemen moet u de [Systeemfrequentie] op de oorspronkelijke instelling resetten. Probeer het
volgende om bewegende beelden met de huidige instelling op te nemen:
Voer het formatteren (P68) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
Er een andere kaart inzetten.
Misschien bent u korte tijd niet in staat om opnames te maken wanneer u dit toestel net
ingeschakeld heeft of wanneer u een kaart met grote capaciteit gebruikt.
De helderheid van de tint van het gemaakte beelden verschilt van de eigenlijke
scène.
Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt opgenomen.
Onderwerp kan niet vergrendeld worden.
(AF-opsporing niet mogelijk)
Het operatiegeluid is gering.
Bewegende beelden
Opnemen video's is niet mogelijk.
397
13. Overige
Afhankelijk van het [Opname-indeling] en de [Opn. kwaliteit] van een film wordt een andere
snelheidsklasse van de kaart vereist. Gebruik een kaart die aan de snelheid voldoet.
Raadpleeg voor details
Filmopname en snelheidsklasse op P22.
Als een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt wordt, kan het zijn dat een filmopname
halverwege stopt.
> Als een kaart gebruikt wordt waarop beelden zeer vaak opgenomen en gewist zijn, of een
kaart die op een PC geformatteerd is of voor andere apparatuur gebruikt is, raden wij aan
dat u een back-up van de gegevens maakt en (P68) de kaart op het toestel formatteert.
Als een video opgenomen wordt, kan het beeldscherm na zekere tijd donker worden, om het
verbruik van de batterij te reduceren, maar dit zal niet van invloed zijn op de opgenomen video.
Afhankelijk van de omgeving op het moment van de opname van de films, kan het zijn dat het
scherm tijdelijk zwart wordt of dat het toestel geluid opneemt door toedoen van statische
elektriciteit of sterke elektromagnetische golven (radiotorens, hoogspanningslijnen, enz.).
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Als een onderwerp snel over het beeld beweegt, kan het daardoor er enigszins vervormd uit zien.
Als het beeld flikkert of horizontale strepen vertoont bij een verlichting zoals fluorescent licht, of
LED-lichten, dan kunt u dit reduceren door de sluitertijd met de hand op [1/60] of [1/100] te
zetten, in de Creatieve Video-modus (P202). Als u [Synchro scan] (P218) gebruikt, kunt u deze
instelling met nog grotere nauwkeurigheid uitvoeren.
Tijdens het maken van opnames in een stille omgeving kan het geluid van de lensopening en
de scherpstelling in films opgenomen worden, afhankelijk van de gebruikte lenzen.
De werking van de focus kan op [OFF] gezet worden in [Continu AF] (P199).
Er wordt aanbevolen om [Stille bediening] te gebruiken als u zich zorgen maakt om
werkgeluiden. (P204)
Tijdens het opnemen van video’s kan het afsluiten van de opening van de microfoon met een vinger het
niveau van de opgenomen audio verlagen of kan het zijn dat de audio geheel niet opgenomen wordt.
Wees ook voorzichtig omdat het werkgeluid van de lenzen gemakkelijk opgenomen kan worden.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Als u een video opneemt, kan het beeldscherm donker worden.
Het beeldscherm kan tijdelijk uitvallen, of het toestel kan geluid ruis opnemen.
Er kunnen strepen of flikkerende beelden verschijnen onder bijvoorbeeld
fluorescente verlichting of LED-verlichting.
Het onderwerp ziet er vervormd uit.
Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
Het opgenomen geluid is heel zacht.
13. Overige
398
Aangezien de filmopname pas stopt nadat u op de filmknop gedrukt hebt, kan het geluid
van deze bediening gehoord worden. Probeer het volgende als u dat geluid vervelend
vindt:
> Splits het laatste deel van de film met gebruik van [Splits video] (P242) in het
[Afspelen]-menu.
Het kan zijn dat de film vlakbij het einde niet meer gesplitst kan worden. Om dit te
voorkomen dient u ongeveer 3 seconden langer op te nemen.
> Zet de camera op de Creatieve Video-modus en gebruik een sluiter met afstandsbediening
(optioneel) om een film op te nemen. (P353)
Afhankelijk van de lens die wordt gebruikt, lijken opnamen mogelijk iets scheef of is er kleur
zichtbaar in de hoeken, afhankelijk van de zoomfactor; dit komt door de eigenschappen van de
lens. De randen van het beeld kunnen ook scheef lijken omdat het perspectief groter is
wanneer de groothoek wordt gebruikt. Dit is geen storing.
Is de flits gesloten?
> Open de flitser. (P180)
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, is de flitser niet geactiveerd. (P171)
> Zet [Elektronische sluiter] op [OFF].
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. (P170)
> Zet [Stille modus] op [OFF].
(Behalve als [Flitser functie] in [Flitser] op [MANUAL] gezet is) De flitser wordt 2 keer
geactiveerd. De tussentijd tussen de eerste en de tweede flits is langer wanneer de
Rode-ogenreductie (P183) ingesteld is, dus moet het onderwerp niet bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd wordt.
Aan het einde van de film wordt een werkgeluid opgenomen.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt 2 keer geactiveerd.
399
13. Overige
Als gedurende de ingestelde tijdsduur geen handelingen uitgevoerd worden, wordt [Auto LVF/
scherm uit] (P59) geactiveerd en schakelt de monitor/zoeker uit.
Als een voorwerp of uw hand zich vlakbij de oogsensor bevinden, kan het zijn dat de
monitorweergave naar de zoekerweergave overschakelt. (P48)
Controleer de [Helderheid scherm]-instelling. (P63)
Voer de [Scherm]/[Zoeker] uit (P63).
Dit gebeurt door het veranderen van de lensopening wanneer de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt, of wanneer de helderheid van het onderwerp verandert. Dit is geen storing.
Verschijnt het beeld op de zoeker?
> Druk op [LVF] om naar het display van de monitor te schakelen. (P48)
Is de monitor uitgeschakeld?
> Druk op [DISP.] om de weergave te wisselen. (P44)
Dit wordt alleen op de monitor weergegeven als de camera op een PC of printer aangesloten is.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Op donkere plekken kan ruis optreden om de helderheid van de monitor te behouden.
Monitor/Zoeker
De monitor/zoeker gaat uit hoewel het toestel ingeschakeld is.
De monitor/zoeker is te helder of te donker.
Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even
aanzienlijk veranderen.
Het beeld verschijnt niet op de monitor.
De monitor en de zoeker worden niet ingeschakeld wanneer op [LVF] gedrukt
wordt.
Er verschijnen zwarte, witte, rode, blauwe en groene punten op de monitor/
zoeker.
Er verschijnt ruis op de monitor.
13. Overige
400
De monitor/zoeker van dit toestel maken gebruik van OLED: Er kan inbranding optreden op het
scherm/de zoeker wanneer een beeld gedurende lange tijd weergegeven wordt maar dit is niet
van invloed op de opgenomen beelden.
> Verander de beelden op het scherm regelmatig door gebruik van de functies [Besparing]
(P59) en [Oogsensor] (P48), of door de schermverlichting uit te schakelen (P44).
Dit is een kenmerk van de monitor van dit toestel en geen slechte werking.
Aangezien dit een kenmerk van de zoeker van dit toestel is, vormt dit fenomeen geen
probleem. De opgenomen beelden worden er niet door beïnvloed.
Als deze op [OFF] staat, kunt u beelden weergeven zonder dat ze gedraaid zijn [Scherm
roteren] (P247).
U kunt beelden draaien met de [Roteren] functie. (P247)
Is de kaart ingevoerd?
Staat er een opname op de kaart?
Is dit een map of een beeld die in de PC verwerkt werd?
Is dat het geval, dan kan het niet met dit toestel worden afgespeeld.
> Er wordt aangeraden om de “PHOTOfunSTUDIO” software te gebruiken die op de
(bijgeleverde) DVD staat om de beelden van de PC naar de kaart te schrijven.
Is [Afspeelfunctie] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [Normaal afsp.]. (P231)
Bewegende beelden die opgenomen werden met een andere instelling van de
[Systeemfrequentie] kunnen niet afgespeeld worden. (P220)
> Zet de instelling van [Systeemfrequentie] op die welke u tijdens de opname gebruikte.
Er verschijnen delen van ongelijke helderheid of ongebruikelijke kleuren op de
monitor/zoeker.
De monitor blijkt vanuit een bepaalde hoek gekleurd te zijn.
De kleurtoon van de zoeker is anders dan de daadwerkelijke kleurtoon.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt is niet gedraaid of is gedraaid in een
onverwachte richting, wanneer afgebeeld.
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
Kan geen bewegende beelden afspelen.
401
13. Overige
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Om dergelijke beelden te wissen, maakt u een back-up van de gegevens en formatteert u
de kaart (P68).
Dekt iets de luidspreker af? (P19)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P36)
Beelden die op een PC zijn bewerkt of beelden die met andere camera's zijn opgenomen,
geven tijdens de kalenderweergave mogelijk een andere datum weer dan de opnamedatum.
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur?
In deze gevallen, kunnen beelden afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Wanneer het rode-ogen-effect verwijderd wordt ([ ] of ([ ]) uitgevoerd wordt, kunnen
de rode gedeeltes gecorrigeerd worden in zwart.
> Er wordt aanbevolen om de beelden op te nemen met gesloten flitser en met de Flitsfunctie
op [], of [Rode-ogencorr] ingesteld op [OFF]. (P183)
De beeldkwaliteit of geluidskwaliteit van de opgenomen films kunnen zelfs verslechteren als ze
met compatibele apparatuur afgespeeld worden. Ook kan het zijn dat de opname-informatie
niet correct weergegeven wordt.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
Het afspeelgeluid of het werkgeluid is te laag.
Beelden met een andere datum dan de opnamedatum worden weergegeven in de
kalenderweergave.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
[Weergave thumbnail] verschijnt op het scherm.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
Films die met dit model opgenomen zijn, kunnen niet op andere apparaten
afgespeeld worden.
13. Overige
402
Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding
Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat aangesloten moet worden.
Bevindt zich er een inrichting, zoals een microwave-oven, een draadloze telefoon, enz., die
2,4 GHz frequentie hanteert in de buurt?
> Radiogolven kunnen onderbroken worden wanneer deze tegelijk gebruikt worden. Gebruik
ze voldoende uit te buurt van de inrichting.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Als u de camera op een metalen tafel op plank zet, kunnen de radiogolven daar de negatieve
gevolgen van ondergaan. In dergelijke gevallen is het misschien niet mogelijk een verbinding
tot stand te brengen. Plaats de camera op grotere afstand van het metalen oppervlak.
Draadloze toegangspunten
Controleer of het draadloze toegangspunt dat verbonden moet worden zich in werkende staat bevindt.
De camera zou niet kunnen weergeven of verbinding kunnen maken met een draadloos
toegangspunt afhankelijk van de radiogolfomstandigheden.
> Verplaats dit toestel dichter bij het draadloze toegangspunt.
> Verwijder de obstakels tussen dit apparaat en het draadloze toegangspunt.
> Verander de richting van dit apparaat.
> Verander de locatie en de opstelling van het draadloze toegangspunt.
> Voer de [Handmatige invoer] uit. (P294)
Het zou zelfs niet afgebeeld kunnen worden of de radiogolven er zijn afhankelijk van de
instelling van het draadloze toegangspunt.
> Controleer de instellingen van het draadloze toegangspunt.
> Als de netwerk-SSID van het draadloze toegangspunt ingesteld is om niet uit te zenden,
kan het zijn dat het draadloze toegangspunt niet gedetecteerd wordt. Voer de
netwerk-SSID in om de verbinding te starten (P294) of schakel het uitzenden door de SSID
van het draadloze toegangspunt in.
Verbindingstypes en veiligheidsinstellingmethodes verschillen afhankelijk van het draadloze
toegangspunt. Verwijs naar de bedrijfsinstructies van het draadloze toegangspunt.
Is het 5 GHz/2,4 GHz schakelbare draadloze toegangspunt verbonden aan andere apparatuur
dat de 5 GHz band gebruikt?
>
Het gebruik van een draadloos toegangspunt dat 5 GHz/2,4 GHz tegelijk gebruikt wordt
aanbevolen. Het kan niet tegelijk gebruikt worden met deze camera als het niet compatibel is.
Functies Wi-Fi
Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden.
Radiogolven verliezen hun verbinding.
Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven.
403
13. Overige
Het kan langer duren om verbinding te maken, afhankelijk van de instelling van de
Wi-Fi-verbinding van de smartphone/tablet, maar dit is geen storing.
Schakel de Wi-Fi-functie vanaf het Wi-Fi-instellingenmenu op de smartphone-tablet uit en weer in.
Controleer de informatie in het loginscherm van de “LUMIX CLUB”.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Het versturen kan mislukken al naargelang de werkstatus van het AV-apparaat. Bovendien kan
het versturen enige tijd vergen.
Service-gebruikerregistratie voor de “LUMIX CLUB” is niet mogelijk in de omgeving zonder een
draadloos toegangspunt.
Als de firewall van het besturingssysteem, de veiligheidssoftware, enz., ingeschakeld is, kan
het zijn dat het niet mogelijk is een verbinding met de PC tot stand te brengen.
Sommige versies besturingssystemen, met inbegrip van Windows 8, maken gebruik van twee
soorten accounts: een locale account en een Microsoft account.
> Controleer of u de gebruikersnaam en het password van de locale account gebruikt.
Indien u geen locale account ingesteld heeft, creëer er dan een.
Het duurt steeds lang om verbinding te maken met een smartphone/tablet.
Dit toestel wordt niet weergegeven op het Wi-Fi-instelscherm van de
smartphone/tablet.
Ik ben de login ID of het wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” vergeten.
Ik kan geen beelden naar een AV-apparaat sturen.
Ik heb thuis geen draadloos toegangspunt, maar ik zou graag de
dienst-gebruikerregistratie van de “LUMIX CLUB” uitvoeren.
De beelden kunnen niet naar een PC verzonden worden.
Als ik probeer een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen met een PC met
Windows 8, worden mijn gebruikersnaam en password niet herkend dus kan ik
geen verbinding met de PC maken.
13. Overige
404
De fabrieksinstelling voor de naam van de werkgroep is op "WORKGROUP" gezet. Als u de
naam van de werkgroep veranderd heeft, zal de PC niet herkend worden.
Verander in [Werkgroepnaam wijzigen] in [PC-verbinding] van het [Wi-Fi setup]-menu de naam
van de werkgroep in die van de PC waarmee u verbinding aan het maken bent. Raadpleeg
P302 voor details.
Bevestig of de inlognaam en het password correct ingetoetst zijn.
Als de systeemtijd van de Mac computer, of de Windows PC, die met de camera verbonden is,
sterk afwijkt van die van de camera, dan kan de camera in sommige besturingssystemen niet
met de computer of de PC verbonden worden.
> Bevestig dat [Klokinst.] en [Wereldtijd] van de camera overeenkomen met de tijd, de datum
en de tijdzone in de Windows PC of de Mac computer. Indien beide instellingen sterk van
elkaar verschillen, zorg er dan voor dat ze bij elkaar passen.
Bevestig dat de login-informatie (login ID/gebruikersnaam/e-mailadres/password) correct is.
Webservice-server of het netwerk zouden bezet kunnen zijn.
> Probeer later opnieuw.
> Controleer de site van de webservice waar u het beeld naar toe stuurt.
Is het beeld te groot?
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P301) en verstuur vervolgens het beeld.
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P242).
Het zou langer kunnen duren te verzenden wanneer de afstand naar het draadloze
toegangspunt ver is.
> Verzend dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt.
Uploaden zou niet voltooid kunnen zijn wanneer het onderbroken wordt tijdens het verzenden
van het beeld.
Het zou even kunnen duren nadat het beeld geüpload is voordat het weergegeven wordt op het
web, afhankelijk van de status van de server.
> Wacht even en probeer opnieuw.
U kunt de zendstatus bij de instellingen van de link van de webservice controleren door in te
loggen bij “LUMIX CLUB”.
De PC wordt niet herkend als ik een Wi-Fi-verbinding gebruik. De camera kan
niet via een Wi-Fi-verbinding met de PC verbonden worden.
Beelden kunnen niet verzonden worden naar de webservice.
Het duurt even om een beeld te verzenden naar de webservice.
Het beeld dat geüpload moest zijn naar het web is er niet.
405
13. Overige
De beelden op het web kunnen niet opgeslagen (gedownload) worden naar dit apparaat.
> Wis de geüploade beelden niet en maak een back-up van deze.
De beelden die geüpload zijn naar het web kunnen niet weergegeven of gewist worden door dit
apparaat.
> Voer de taak uit met een smartphone/tablet of een PC.
Het beeld kan niet verstuurd worden wanneer de batterij-indicator rood knippert.
Is het beeld te groot?
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P301) en verstuur vervolgens het beeld.
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P242).
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van de
bestemming. (P299)
Vermogen of aantal beelden op het web is vol.
> Log in bij de “LUMIX CLUB” en controleer de status van de bestemming via de instellingen
van de link van de webservice.
De instellingen die in de camera staan kunnen gewist worden afhankelijk van het soort
reparatie.
> Maak altijd een kopie van belangrijke instellingen.
Voer [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu uit. (P68)
Alle informatie die u ingesteld heeft in het [Wi-Fi setup]-menu zal echter gereset worden
(behalve [LUMIX CLUB])
Ik wil graag het beeld op de het web terugzetten op de camera.
Ik kan de beelden die geüpload zijn door dit apparaat naar het web niet
weergeven of wissen.
Het verzenden van het beeld mislukt halverwege. Bepaalde beelden kunnen niet
verzonden worden.
Uw “LUMIX CLUB” login-ID en wachtwoord zijn gewist nadat u de camera
opgestuurd heeft voor reparatie.
Ik ben het wachtwoord voor de Wi-Fi vergeten.
13. Overige
406
Is uw smartphone compatibel met NFC?
> Dit toestel kan gebruikt worden met NFC-compatibele aanluitingen, via Android (OS versie
2.3.3 of nieuwer).
Controleer of de NFC-functie van uw smartphone op ON staat.
Is [NFC-bediening] op [OFF] gezet? (P302)
Sommige smartphones kunnen niet eenvoudig gecontroleerd worden door ze aan te raken.
> Als de camera zelfs niet na aanraking herkend wordt, verander dan de posities en probeer
het opnieuw door hem langzaam aan te raken.
Als de aanraking kort duurt, kan het zijn dat de smartphone niet herkend wordt.
> Raak de smarthpone aan en blijf hem even aanraken.
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Controleer de [TV-aspect] instelling. (P65)
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit het toestel aan op de TV met de AV-kabel (optioneel) of met de HDMI-mikrokabel en
speel de bewegende beelden af die in het toestel opgenomen zijn. (P325)
Als [Systeemfrequentie] op een ander zendsysteem dan dat van uw regio gezet is, kan het zijn
dat beelden niet correct afgespeeld worden.
Als [Systeemfrequentie] op [24.00 Hz (CINEMA)] gezet is, kunt u geen beelden afspelen op
een TV die met een AV-kabel verbonden is.
Als een (optionele) AV-kabel of een HDMI-microkabel aangesloten is, komt het geluid niet uit
de camera.
Er kan met NFC geen verbinding gemaakt worden.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
De weergavezones op het TV-scherm en de monitor van de camera zijn
verschillend.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Er komt geen geluid uit de luidspreker van de camera.
407
13. Overige
Is het toestel correct met de HDMI-microkabel verbonden? (P325)
Staat [VIERA link] op dit toestel op [ON]? (P66)
> Als het ingangskanaal niet automatisch omgeschakeld wordt, gebruik dan de
afstandsbediening van de TV om het om te schakelen.
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Schakel dit toestel uit en in.
> Zet [HDAVI Control] op [Off] op de TV en schakel hem opnieuw op [On].
(Raadpleeg de handleiding van de TV voor details.)
> Controleer de [Systeemfrequentie]-instelling. (P220)
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Zet op [PC] in [USB mode]. (P64, 332)
> Schakel dit toestel uit en in.
De USB-aansluitkabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
Zijn er twee of meer USB-aansluitingen op een enkele PC; probeer de USB-aansluitkabel dan
op een andere USB-aansluiting aan te sluiten.
Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart te
formatteren. Doe dit niet.
Als [Toegang], dat op de monitor weergegeven wordt, niet verdwijnt, sluit de USB-aansluitkabel
dan af nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft.
VIERA Link werkt niet.
Kan niet met de PC communiceren.
De kaart wordt niet herkend door de PC.
De kaart wordt niet door de PC herkend.
(er wordt een SDXC-geheugenkaart gebruikt.)
13. Overige
408
Er kunnen geen foto's afgedrukt worden met een printer die geen PictBridge ondersteunt.
> [USB mode] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P64, 337)
Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze functie
te annuleren voordat u afdrukt.
(Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de printer.)
Wanneer u de opnamen laat afdrukken, dient u te vragen of de 16:9 beelden afgedrukt kunnen
worden.
Afhankelijk van de bevestigde lens kan het mogelijk zijn dat deze van binnen beweegt en
geluid maakt. Dit is geen storing.
Dit is het geluid van de functie voor het verwijderen van stof (P411); het duidt niet op een
slechte werking.
Er is een geluid van de lensbeweging of van de lensopening wanneer dit toestel in- of
uitgeschakeld wordt. Dit is geen storing.
Het geluid dat door de automatische instelling van de lensopening veroorzaakt wordt, klinkt als
de helderheid veranderd werd door bijvoorbeeld het zoomen of het bewegen van de camera.
Dit is geen storing.
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
Overige
Als ik de camera schudt, hoor ik een ratelend geluid uit de bevestigde lens
komen.
De camera maakt geluid wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt.
De lensgroep maakt geluid.
409
13. Overige
Druk op [MENU/SET], selecteer de icoon van het [Set-up]-menu [ ] en selecteer vervolgens
de icoon [~] om de gewenste taal in te stellen. (P67)
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P310)
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P307) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Is [AF ass. lamp] op [ON] gezet? (P307)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van de camera en de achterkant van de monitor kunnen warm worden tijdens
het gebruik. Dit heeft geen invloed op de prestaties of de kwaliteit van de camera.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [Aub klok instellen] wordt weergegeven. Stel de klok opnieuw in. (P36)
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden.
Als u de batterij plaats of verwijdert voordat u dit toestel uitschakelt, zullen de map- en
bestandnummers van de opgenomen beelden niet in het geheugen bewaard worden. Wanneer
dit toestel dan weer opnieuw ingeschakeld wordt en foto's genomen worden, kunnen deze
foto's bewaard worden met de bestandnummers die aan de eerdere beelden toegekend
hadden moeten worden.
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De klok is opnieuw ingesteld.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De bestandnummers worden opgenomen met eerder gebruikte nummers.
13. Overige
410
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en
storingen van beeld en/of geluid veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
netadapter los te maken (optioneel). Plaats de batterij vervolgens weer terug of sluit de
netadapter aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken.
Ook voor optionele accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en
kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
411
13. Overige
Voordat u het toestel reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen
(optioneel), of de stekker uit het stopcontact te trekken. Wrijf het toestel vervolgens
met een droge zachte doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Veeg het vuil of de stof van de zoomring en de focusring af met een droge, stofvrije doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes
of het deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te
volgen.
Vuil op de beeldsensor
Deze camera heeft een verwisselbaar lenzensysteem. Er kan dus vuil in de camera
komen als u lenzen wisselt. Afhankelijk van de opnamecondities kan vuil op de
beeldsensor ook op de opname te zien zijn.
Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel komen, kunt u
beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en altijd de body-kap of lens erop
doen wanneer u de camera opbergt. Verwijder eventueel vuil op de body-kap voordat u
deze bevestigt.
Verwijder het vuil van de beeldsensor
De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande
richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken.
Gebruik een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje om stof van de oogsensor te blazen. Blaas
niet te hard.
Laat het blaaskwastje niet voorbij de lensvatting komen.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt om krassen op de beeldsensor te
voorkomen.
Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken.
Als u het vuil of het stof niet met een blower kunt verwijderen, raadpleeg dan de verkoper of
Panasonic.
Schoonmaken
Stofverwijdering
Dit toestel heeft een stofafnamefunctie die vuil en stof wegblaast dat op de voorkant
van het beeldsysteem aanwezig kan zijn.
Deze functie zal automatisch werken als de camera ingeschakeld wordt, maar als u
stof ziet, voer dan de [Sensorreiniging] (P68) uit in het [Set-up]-menu.
13. Overige
412
Zorg voor de zoeker/ oogdop
Voordat u vlekken van de zoeker en de
oogdop verwijdert, of andere soorten reiniging
uitvoert, verwijder dan de oogdop (
1
). Blaas
het stof op het oppervlak van de zoeker weg
met een (in de handel verkrijgbare) blower en
veeg het oppervlak zachtjes af met een droge,
zachte doek. Bevestig de oogdop na de
reiniging (
2
).
Pas op dat u de eyecup niet verliest.
Houd de eyecup buiten het bereik van
kinderen om inslikken te voorkomen.
413
13. Overige
Druk niet met grote kracht op de monitor. Er kunnen dan ongelijke kleuren op de monitor
verschijnen en dit kan voor een slechte werking zorgen.
Als de camera koud is wanneer u hem inschakelt, kan het beeld op de monitor/zoeker
aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder
worden zodra de interne temperatuur van de camera stijgt.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
De lensmontering niet naar beneden toe leggen. Zorg ervoor dat de
contacten van de lensmontering A niet vuil worden.
Om de prestaties van de stofvrijheid en de spatwaterdichtheid te
verbeteren, is het montagedeel van de onderling verwisselbare
lens (H-HS12035) opgenomen in het montagerubber van de lens.
Als u de lens herhaaldelijk verwisseld, kan de wrijving tegen het
montagerubber krassen op het montagedeel van de camera
veroorzaken. Deze krassen zijn echter niet van invloed op de
prestaties van dit toestel. Neem voor vervanging van het
montagerubber van de lens contact op met Panasonic.
Over de Monitor/Zoeker
Het scherm van de monitor/zoeker wordt geproduceerd met zeer hoge
precisietechnologie. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm
staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Ofschoon de schermonderdelen
van de monitor/zoeker met zeer hoge precisietechnologie geproduceerd worden,
kunnen sommige pixels inactief of altijd verlicht zijn. De punten zullen niet
opgenomen worden op beelden op een kaart.
Over de Lens
13. Overige
414
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Doe de verwijderde batterij in een plastic zak en verplaats of bewaar deze ver van metalen
voorwerpen (paperclips, enz.).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de batterijen en de
aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader (bijgeleverd) en de netkabel (bijgeleverd)
mee te nemen zodat u de batterij kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen voorwerpen (zoals
kettingen, haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Het [CHARGE]-lampje zal knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of
elektromagnetische golven. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De lader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
De lader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijlader uit het stopcontact.
(Als u de stekker in het stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de lader en de batterij schoon houden.
Batterij
Lader
415
13. Overige
Over 3D-opnames
Als de onderling verwisselbare 3D-lens aangebracht is, dient u een onderwerp niet
op te nemen op een afstand die kleiner is dan de minimum brandpuntafstand.
De 3D-effecten kunnen uitgesprokener zijn en kunnen daardoor vermoeidheid of een
oncomfortabel gevoel veroorzaken.
Als de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) gebruikt wordt, is de minimum
brandpuntafstand 0,6 m.
Als met de onderling verwisselbare 3D-lens opnames gemaakt worden, zorg er dan
voor het toestel niet te schudden.
Als het toestel hevig geschud worden, tijdens het rijden in een voertuig of het lopen, enz.,
kunnen vermoeidheid en een oncomfortabel gevoel veroorzaakt worden.
We raden het gebruik van een statief aan.
Over het kijken naar 3D
Een ieder die hypergevoelig is voor licht, een hartkwaal heeft of zich hoe dan ook
onwel voelt, met vermijden naar 3D-beelden te kijken.
Dit kan namelijk een negatieve invloed op een dergelijke gezondheidsstatus hebben.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u
naar 3D-beelden kijkt, stop dan gelijk met kijken.
Gaat u door met kijken, dan kan dit ziekte tot gevolg hebben.
Neemt u alstublieft op passende wijze rust nadat u met kijken opgehouden bent.
Als u naar 3D-beelden kijkt, wordt aanbevolen om de 30 tot 60 minuten een pauze in
te lassen.
Langdurig kijken kan vermoeide ogen tot gevolg hebben.
Aan hen die bijziend of verziend zijn, wiens rechter- en linkeroog van elkaar
afwijken, die astigmatisch zijn, wordt geadviseerd een corrigerende bril, enz., te
dragen.
Stop het kijken als u duidelijk een dubbel beeld ziet wanneer u naar de 3D-beelden
kijkt.
Mensen kunnen het kijken naar 3D-beelden op verschillende manieren ervaren. Corrigeer uw
gezichtsvermogen naar behoren voordat u naar 3D-beelden gaat kijken.
U kunt de 3D-instelling op uw televisie of de instelling van de 3D-uitzending op het toestel op
2D zetten.
Over 3D
13. Overige
416
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
“Formatteren” of “wissen” met gebruik van het toestel of een PC zal alleen de
informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal niet de gegevens in de
geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de
handel verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken
om de gegevens die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar
een andere eigenaar gaat of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
Kaart
417
13. Overige
Als een naam of verjaardag ingesteld is voor [Profiel instellen]/functie voor
gezichtsherkenning, dan wordt deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard en in
het beeld opgenomen.
Er wordt geadviseerd een Wi-Fi-password in te stellen om persoonlijke informatie te
beschermen. (P303)
Ontkoppeling
Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag van een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien.
Na het maken van een kopie van persoonlijke informatie, dient u informatie, zoals persoonlijke
informatie en draadloze LAN-verbindinginstellingen die u opgeslagen heeft in de camera, altijd
te wissen met [Wi-Fi resetten]/[Verwijder account] (P68, 290).
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P58)
Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het toestel
gerepareerd wordt.
Neem contact op met de verkoper bij wie u het toestel aangeschaft heeft, of met Panasonic, als
bovenstaande handelingen niet mogelijk zijn wegens storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, raadpleeg
dan “Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het
weggooien van de geheugenkaart”. (P416)
Uploaden van beelden naar een webservice
De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden voor de identificatie van
bijvoorbeeld titels, opnamedata en locatie-informatie. Wanneer u beelden naar webservices
uploadt, controleer deze dan eerst zorgvuldig alvorens ze te uploaden.
Over de persoonlijke informatie
13. Overige
418
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur: (Aanbevolen
temperatuur: 15
o
C tot 25
o
C, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar op te
laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Controleer alle onderdelen voordat u opnamen maakt wanneer u het toestel lange tijd
niet heeft gebruikt.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestel en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het
toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot.
Wanneer u dit toestel gebruikt met een lens met grote diameter, zou de lens in contact kunnen
komen met de voetplaat afhankelijk van het statief met drie poten/statief met één poot. Door de
schroef aan te draaien met de lens en de voetplaat die met elkaar in contact zijn zou dit toestel
of de lens beschadigd kunnen worden. Daarom wordt het aanbevolen de statiefadapter
(DMW-TA1: optioneel) erop te zetten voordat u het statief erop zet.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één poot.
Als u een zware onderling verwisselbare lens (meer dan ongeveer 1 kg) aan het toestellichaam
bevestigt, het toestel niet dragen m.b.v. de schouderriem.
Het toestel en de lens vasthouden wanneer u deze draagt.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven met drie poten of met één poot
Over de schouderriem
419
13. Overige
G MICRO SYSTEM is een op de Micro Four Thirds
System-standaard gebaseerd digitale camerasysteem van
LUMIX.
Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Olympus
Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De
Europese Unie en andere landen.
Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van Olympus Imaging
Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie
en andere landen.
SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
“AVCHD”, “AVCHD Progressive” en het logo
“AVCHD Progressive” zijn handelsmerken van Panasonic
Corporation en Sony Corporation.
Geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en
het dubbele-D-symbool zijn handelsmerken van Dolby
Laboratories.
HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen.
HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic
Corporation.
Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
iMovie, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen.
App Store is een dienstmerk van Apple Inc.
Windows en
Windows Vista
zijn of gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie
gebruikt.
Android en Google Play zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Google Inc.
Het logo Wi-Fi CERTIFIED is een kwaliteitsmerk van de Wi-Fi
Alliance.
Het Wi-Fi Protected Setup Merk is een merk van Wi-Fi
Alliance.
“Wi-Fi”, “Wi-Fi Protected Setup”, “Wi-Fi Direct”, “WPA” en
“WPA2” zijn merken of gedeponeerde merken van Wi-Fi
Alliance.
DLNA, the DLNA Logo and DLNA CERTIFIED are trademarks,
service marks, or certification marks of the Digital Living
Network Alliance.
Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware
Corporation. DynaFont is een geregistreerd handelsmerk van
DynaComware Taiwan Inc.
QR Code is een gedeponeerd handelsmerk van DENSO
WAVE INCORPORATED.
Andere systeem- of productnamen in de handleiding zijn over
het algemeen de gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van de fabrikant die verantwoordelijk is voor de
ontwikkeling van het betreffende systeem of product.
Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en
niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in
overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die
werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd
verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen
enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer
informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com
.
Het ontdoen van oude apparatuur en batterijen.
Enkel voor de Europese Unie en landen met recycle systemen.
Deze symbolen op de producten, verpakkingen en/of begeleidende
documenten betekenen dat gebruikte elektrische en elektronische
producten en batterijen niet samen mogen worden weggegooid met de
rest van het huishoudelijk afval.
Voor een juiste verwerking, hergebruik en recycling van oude producten
en batterijen, gelieve deze in te leveren bij de desbetreffende
inleverpunten in overeenstemming met uw nationale wetgeving.
Door ze op de juiste wijze weg te gooien, helpt u mee met het besparen
van kostbare hulpbronnen en voorkomt u potentiële negatieve effecten
op de volksgezondheid en het milieu.
Voor meer informatie over inzameling en recycling kunt u contact
opnemen met uw plaatselijke gemeente.
Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunnen er boetes worden
opgelegd bij het onjuist weggooien van dit soort afval.
Let op: het batterij symbool (Onderstaand symbool).
Dit symbool kan in combinatie met een chemisch symbool gebruikt
worden. In dit geval volstaan de eisen, die zijn vastgesteld in de
richtlijnen van de desbetreffende chemische stof.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420

Panasonic DMCGH4EG de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor