Panasonic DMCGM1EG Handleiding

Type
Handleiding
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-GM1
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u dit product gebruikt
en bewaar deze handleiding, zodat u deze later kunt raadplegen.
VQT5D76
F1013WT0
until
2013/10/11
Waarschuwingen op het scherm P312
Problemen oplossen P325
De benodigde informatie vinden P2
Inhoud P4
Menulijst P316
2
De benodigde informatie vinden
In deze “Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde
kenmerken” kunt u de informatie die u nodig heeft op de
volgende pagina’s vinden.
Door op een paginanummer te klikken, kunt u naar de
aangekoppelde pagina springen en snel de informatie
vinden.
Zoeken vanuit de Inhoud
Zoeken vanuit Namen en
functies van de componenten
Zoeken vanuit
Monitordisplay
Zoeken vanuit de lijst van
berichten die op het
beeldscherm verschijnen
“Waarschuwingen op het scherm”
Zoeken vanuit de menulijst
“Menulijst”
[Opname] .......................................................P316
[Bewegend beeld] ..........................................P319
[Voorkeuze]....................................................P320
[Set-up] ..........................................................P322
[Afspelen].......................................................P324
Zoeken vanuit Problemen
oplossen
Zie de volgende pagina voor
details over het gebruik van
deze gebruiksaanwijzing.
Wi-Fi
R
-functie
P4 ~
P12 ~
P306 ~
P312 ~
P316 ~
P325 ~
P3
P241 ~
3
Gebruik van deze handleiding
Klik op een kruisreferentie in de tekst om naar de overeenkomstige pagina te springen.
Door sleutelwoorden in het zoekveld aan de bovenzijde van het scherm van Adobe Reader in
te voeren, kunt u naar een sleutelwoord zoeken en naar de overeenkomstige pagina springen.
Bedieningen en andere details van deze handleiding kunnen verschillen, afhankelijk van de
versie van Adobe Reader die u gebruikt.
De symbolen in de tekst
Klik op deze icoon om naar De benodigde informatie vinden te
springen.
Klik op deze icoon om naar Inhoud te springen.
Klik op deze icoon om terug te keren naar de eerder weergegeven
pagina.
Over de aanduiding van de toepasbare modus
Toepasbare modussen:
De iconen duiden op de modussen die voor de functie beschikbaar zijn.
Zwarte iconen: toepasbare modussen
Grijze iconen: niet beschikbare modussen
en zullen verschillen, afhankelijk van de opnamemodussen die bij de
standaardinstellingen geregistreerd zijn.
[MENU]: Geeft aan dat het menu ingesteld kan worden door op de [MENU/SET]-toets
te drukken.
[Wi-Fi]: Geeft aan dat de Wi-Fi-instelling gemaakt kan worden door op de
[Wi-Fi]-toets te drukken.
: Configuraties die uitgevoerd kunnen worden in het [Voorkeuze]-menu.
: Tips voor een vakkundig gebruik en opmerkingen over het opnemen.
: Omstandigheden waarin een bepaalde functie niet gebruikt kan worden.
: Wordt vervolgd op de volgende pagina.
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
[MENU] > [Opname]>[Kwaliteit]>[]
4
Inhoud
De benodigde informatie vinden.........................................................................2
Gebruik van deze handleiding.............................................................................3
1. Voor Gebruik
Zorgdragen voor de fotocamera .......................................................................10
Standaardaccessoires........................................................................................11
Namen en functies van de componenten.........................................................12
Over de Lens.......................................................................................................18
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
De Lens veranderen ...........................................................................................20
Het bevestigen van de Schouderriem ..............................................................22
Opladen van de Batterij .....................................................................................24
• Opladen .......................................................................................................24
• Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ................................26
Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/batterij............................29
Over de -kaart .....................................................................................................31
• Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden....................................31
• Formatteren van de kaart (initialisatie).........................................................32
• Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd .....33
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)..................................................35
• De klokinstelling veranderen........................................................................36
Menu instellen.....................................................................................................37
• Menuonderdelen instellen............................................................................37
Snel oproepen van veelgebruikte menu's (Quick Menu)................................40
• Stel het snelmenu in met uw favoriete items ...............................................41
Toekennen van veelgebruikte functies aan de knoppen
(functieknoppen) ................................................................................................43
Configureren van de basisinstellingen van dit toestel (instellingmenu) ......45
Tekst Invoeren ....................................................................................................54
3. Basisbediening
Tips om mooie opnamen te maken...................................................................55
• Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)..................56
Een foto maken...................................................................................................57
• Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie .............................59
Films opnemen ...................................................................................................60
Selecteren van de opnamemodus ....................................................................61
Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm weergegeven
wordt....................................................................................................................62
Afspelen van foto’s/films ...................................................................................65
• Opnamen terugspelen .................................................................................65
• Bewegende beelden terugspelen ................................................................68
5
• De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen ................69
Beelden wissen...................................................................................................71
4. Opnamemodussen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligent Auto modus) ...73
• Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.]).............................76
• Combineren van beelden in een enkel beeld met een
rijke gradatie ([iHDR]) ..................................................................................77
• Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)....................78
• Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid
of de kleurtoon.............................................................................................79
• Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus................................81
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(Programma AE-modus) ....................................................................................83
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren ..............86
• Lensopening-Prioriteit AE-modus ................................................................86
• Sluiter-Prioriteit AE-modus...........................................................................87
• Handmatige Belichtingsmodus ....................................................................88
• Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie) .........90
• Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting
(OnPush AE) instellen .................................................................................92
Foto's maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt
(Scene Guide modus).........................................................................................93
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus) ................................................................................104
Films opnemen met de handmatig ingestelde lensopeningwaarde/
sluitertijd (Creatieve Videomodus) .................................................................116
• Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname..........................117
Registreren van uw favoriete instellingen (Voorkeuzemode) ......................118
• Registratie van eigen menu-instellingen
(registratie van klantinstellingen) ...............................................................118
• Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling ............................119
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen
([Fotostijl]).........................................................................................................120
De witbalans instellen ......................................................................................123
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte ....................................................128
• Instellen van de beeldverhouding ..............................................................128
Instellen van het aantal pixels ...................................................................128
• Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit]) .........................129
Gebruik van functies voor de beeldcorrectie ................................................130
• Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek])..............130
• Verhogen van de resolutie ([I.resolutie]) ....................................................130
• Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR]) ............131
• Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red])..........................133
6
• Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm
([Schaduwcomp.])......................................................................................133
• Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte]) ...............................................134
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Foto’s maken met Auto Focus ........................................................................135
• Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC) .......................................................136
• Soort Auto Focus modus ...........................................................................138
• Instelling van de gewenste focusmethode .................................................144
Opnamen maken met handmatig scherpstellen............................................147
• De instellingen van MF Assist naar wens veranderen ...............................153
Vastzetten van het brandpunt en de belichting (AF/AE-vergrendeling)......155
Belichtingscompensatie ..................................................................................157
De lichtgevoeligheid instellen.........................................................................158
• Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid ..............................159
• Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid............................160
• Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid ..........................................................160
Selecteren van de methode voor het meten van de helderheid
([Meetfunctie])...................................................................................................161
Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone
(Touch AE).........................................................................................................162
7. Instellingen van sluiter en drive
Instellen van het type sluiter ...........................................................................165
Selecteer een drive-modus..............................................................................167
Opnamen maken met de burstfunctie ............................................................168
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket...........................................171
Opnamen maken met de zelfontspanner........................................................174
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende
onderwerpen en doeleinden
Automatisch beelden opnemen met ingestelde tijdsintervallen
([Intervalopname]) ............................................................................................176
Creëren van stopmotion-beelden ([Stop-motionanimatie]) ..........................178
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één beeld ([Multi-belicht.]) .........182
Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen ([Stille modus]) ......184
Heldere beelden opnemen door de registratie van gezichten
([Gezicht herk.]) ................................................................................................185
Opnemen op foto's van profielen van baby's en huisdieren........................190
9. Stabilisator, zoom en flitser
Optische beeldstabilisator...............................................................................191
Beelden maken met de zoom ..........................................................................193
• Vergroten van het telescopische effect ......................................................194
• Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen.....................................199
7
Foto’s maken met de flitser .............................................................................200
• Veranderen van de flitsermodus ................................................................203
• Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie ...............................................206
• De flitsoutput aanpassen ...........................................................................207
• Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de
belichtingscompensatie .............................................................................207
• Corrigeren van rode ogen ..........................................................................207
10. Films opnemen
Opname Bewegend Beeld ...............................................................................208
• Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid .......................................211
• Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF]) .............213
Foto’s maken terwijl u een film maakt............................................................214
Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu ......................................................215
• [Opname-indeling]......................................................................................215
• [Opn. kwaliteit] ...........................................................................................215
• [Belicht.stand] ............................................................................................215
• [Foto/film] ...................................................................................................215
• [Continu AF] ...............................................................................................215
• [Highlight opn.]...........................................................................................215
• [Ex. tele conv.]............................................................................................216
• [Antiflikkering].............................................................................................216
• [Stille bediening].........................................................................................216
• [Micr. weerg.]..............................................................................................216
• [Micr. instellen] ...........................................................................................216
• [Windreductie] ............................................................................................217
11. Beelden afspelen en bewerken
Afspelen van groepsbeelden...........................................................................218
Creëren van foto’s uit een video .....................................................................220
Gebruik van het [Afspelen] Menu ...................................................................221
• [2D/3D-inst.]...............................................................................................221
• [Diashow] ...................................................................................................221
• [Afspeelfunctie] ..........................................................................................223
• [Locatie vermelden]....................................................................................224
• [Retouche wissen]......................................................................................225
• [Titel bew.]..................................................................................................227
• [Tekst afdr.].................................................................................................228
• [Splits video]...............................................................................................230
• [Intervalvideo].............................................................................................231
• [Stop-motionvideo] .....................................................................................232
• [Nw. rs.]......................................................................................................233
• [Bijsnijden]..................................................................................................234
• [Roteren]/[Scherm roteren] ........................................................................235
• [Favorieten] ................................................................................................236
• [Print inst.]..................................................................................................237
8
• [Beveiligen] ................................................................................................239
• [Gez.herk. bew.].........................................................................................240
• [Wissen bevestigen]...................................................................................240
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Wi-Fi
R
functie....................................................................................................241
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie.............................................................244
Bediening met een smartphone/tablet ...........................................................245
• Installeren van de Image App” app voor smartphone/tablet ....................245
• Verbinden met een smartphone/tablet .......................................................246
• Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname) .......................247
• Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn .................................247
• Beelden in de camera naar een SNS versturen ........................................248
• Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen........248
• Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te
bedienen....................................................................................................249
Weergeven van beelden op een TV ................................................................252
Draadloos afdrukken........................................................................................253
Versturen van beelden naar een AV-inrichting ..............................................254
Versturen van beelden naar een PC ...............................................................257
Gebruik van web-diensten...............................................................................261
• Versturen van beelden naar een webservice.............................................262
• Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] .....................265
Registratie bij “LUMIX CLUB” .........................................................................267
• Over de [LUMIX CLUB]..............................................................................267
• Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat..................272
Verbindingen.....................................................................................................273
• Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)..................................274
• Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse
verbinding).................................................................................................277
• Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit
favorieten]).................................................................................................278
• Instellingen om beelden te versturen .........................................................280
[Wi-Fi setup] Menu ...........................................................................................283
13. Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten .................................................................................285
Beelden terugspelen op een TV-scherm ........................................................288
• Gebruik van VIERA Link (HDMI)................................................................290
Bewaren van foto's en films op uw PC...........................................................292
• Over de geleverde software.......................................................................293
Bewaren van foto's en films op een recorder................................................298
Beelden afdrukken ...........................................................................................299
9
14. Overige
Optionele accessoires .....................................................................................305
Monitordisplay..................................................................................................306
Waarschuwingen op het scherm ....................................................................312
Menulijst ............................................................................................................316
• [Opname] ...................................................................................................316
• [Bewegend beeld] ......................................................................................319
• [Voorkeuze] ................................................................................................320
• [Set-up] ......................................................................................................322
• [Afspelen] ...................................................................................................324
Problemen oplossen ........................................................................................325
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik ...........................................................341
10
1.
Voor Gebruik
Zorgdragen voor de fotocamera
Niet blootstellen aan sterke trillingen, schokken of druk.
De lens, de monitor of de ombouw kunnen beschadigd worden bij
gebruik onder de volgende omstandigheden.
Hierdoor kunnen ook storingen ontstaan of kan het zijn dat het beeld niet
wordt opgenomen, indien u:
Het toestel laten vallen of er tegen stoten.
Hard op de lens of op de monitor duwt.
Dit toestel is niet stof-/druppel-/waterbestendig.
Vermijd dit toestel te gebruiken op plaatsen waar veel stof,
water, zand enz., aanwezig is.
Vloeistof, zand en andere substanties kunnen in de ruimte rondom de
lens, de knoppen, enz., terechtkomen. Let bijzonder goed op omdat dit
niet alleen storingen kan veroorzaken, maar het toestel ook
onherstelbaar kan beschadigen.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in contact kan komen met dit toestel, zoals
wanneer u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand.
Steek uw handen niet in demontagestructuur van de digitale camerabody.
Aangezien de sensoreenheid precisieapparatuur is, kan dit storingen of schade
veroorzaken.
Condensvorming (als de lens of de monitor bewasemd zijn)
Condens treedt op wanneer de omgevingstemperatuur of de
vochtigheid veranderen. Pas op voor condens omdat het vlekken
op de lens en de monitor, schimmel of storingen van de camera
veroorzaakt.
Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze
gedurende 2 uur uit laten staan. De mist zal op natuurlijke wijze
verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt
komt van de kamertemperatuur.
11
1. Voor Gebruik
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te
nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Raadpleeg voor details over de accessoires “Beknopte gebruiksaanwijzing”.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijlader wordt aangegeven als batterijlader of lader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032).
Raadpleeg uw verkoper of Panasonic als u de bijgeleverde accessoires verliest (u kunt de
accessoires apart aanschaffen.)
12
1. Voor Gebruik
Namen en functies van de componenten
Camera
1 Zelfontspannerlampje (P174)/
AF-lamp (P145)
2 Sensor
3 Flits (P200)
4 Pasmarkering voor de lens (P21)
5 Bevestiging
6 Lensvergrendeling
7 Lensvrijgaveknop (P20)
8 Openingshendel flitser (P200)
De flitser gaat open en het wordt mogelijk
opnames met de flitser te maken.
9 Luidspreker (P47)
Pas op de luidspreker niet te bedekken met uw
vinger. Dat zou het geluid moeilijk hoorbaar
kunnen maken.
10 Bewegend beeldknop (P208)
11 [(] (Afspeel)-toets (P65)
12 Aanraakscherm (P15)/monitor (P306)
13 [MENU/SET] knop (P17, 37)
14 [ ] (Wis)-knop (P71)/
[ ] (Quick Menu/Terug)-knop (P40)
15 Bedieningsfunctieknop (P17)
16 [DISP.] knop (P62, 69)
Iedere keer dat op de knop gedrukt wordt, wordt de weergave op de monitor
omgeschakeld.
17 Cursorknoppen (P17)
3/[È] (Belichtingscompensatie) (P79, 88, 106, 157)
1/[ ] (Witbalans) (P123)
2/[ ] (Auto Focus modus) (P135)
4/[ ] (Drive-modus) (P167)
Enkel (P57)/Burst (P168)/Auto bracket (P171)/Zelfontspanner (P174)
2
3
1
45 67
8
12
14 1613 15 17
9 10 11
13
1. Voor Gebruik
18 Stereomicrofoon (P216)
Zorg ervoor de microfoon niet te bedekken met
uw vinger. Dat zou het geluid moeilijk
opneembaar kunnen maken.
19 Toestel AAN/UIT (P35)
20 Ontspanknop (P57)
21 Focusafstand referentiemarkering (P152)
22 [Fn1]-knop (P43)
Op het moment van aankoop is [Wi-Fi] op [Fn1]
ingesteld. (P242)
23 Hendel focusfunctie (P135, 147)
24 Statuslampje (P35)/
Lampje Wi-Fi
®
-verbinding (P242)
Het lampje gaat groen branden als de camera
ingeschakeld wordt en blauw als hij met Wi-Fi verbonden is.
25 Instelknop (P61)
26 Lusje voor schouderriem (P22)
Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te
zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
27 [HDMI]-aansluiting (P288)
28 [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting (P289, 295, 298,
299)
29 Montagedeel statief (P348)
Een statief met een schroeflengte van 5,5 mm of
meer kan dit toestel beschadigen als het
aangesloten wordt.
30 Kaart/Batterijklep (P29)
31 DC-koppelaardeksel
Als u een netadapter gebruikt, wees er dan zeker
van dat de DC-koppelaar van Panasonic (optioneel) en de netadapter (optioneel) gebruikt
worden. (P305)
32 Vrijgavehendel (P29)
21 22 25
2019
18
24
23
27
26
28
30 31 3229
14
1. Voor Gebruik
Lens
De onderling verwisselbare lens (H-FS12032) heeft geen focusring maar de manuele focus
kan gebruikt worden om de camera te bedienen. Raadpleeg P147 voor details.
H-FS12032 H-H020A
1 Lensoppervlak
2Tele
3 Zoomring (P193)
4 Breed
5 Contactpunt
6 Pasmarkering voor de lens (P21)
7 Focusring (P148)
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om
een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen
optreden tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing.
Er zullen werkgeluiden worden opgenomen wanneer u automatisch scherpstelt tijdens het
opnemen van bewegende beelden. (P60) Het wordt aanbevolen op te nemen met
[Continu AF] (P213) op [OFF], als het werkgeluid een probleem voor u is. Het is overigens niet
mogelijk de focusmodus op [AFC] of [AFF] te zetten. (P136)
34 5 612
7
561
15
1. Voor Gebruik
Bedien het aanraakscherm rechtstreeks met uw vinger.
Aanraken
Aanraken en loslaten van het aanraakscherm.
Als u kenmerken met gebruik van het aanraakscherm
selecteert, raak dan het midden van de gewenste icoon
aan.
Verslepen
Een beweging zonder het aanraakscherm los te laten.
Het kan ook gebruikt worden om tijdens het afspelen
naar het volgende beeld te gaan, enz.
Knijpen (vergroten/verkleinen)
Spreid het aanraakpaneel met twee vingers uiteen
(vergroten) of knijp het samen (verkleinen).
Aanraakscherm (capacitatief)
Fn6Fn6Fn3
Fn2
Fn4
Fn5
Fn6
2.0X2.0X
2.0X
2.0X
16
1. Voor Gebruik
Raak het paneel aan met een schone, droge vinger.
Als u een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt, neem dan de
instructies in acht die bij het vel verstrekt worden.
(sommige beschermvellen voor monitors kunnen het zicht of de werking verslechteren.)
Druk niet met harde puntige voorwerpen, zoals een balpen, op de monitor.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Veeg de monitor af met een droge, zachte doek als deze vingerafdrukken of ander vuil bevat.
Maak geen krassen op de monitor en druk er niet te hard op.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakscherm weergegeven worden het
Monitordisplay op P306.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat het aanraakpaneel in de volgende gevallen niet normaal werkt.
Als het door een gehandschoende hand aangeraakt wordt
Als het door een natte hand aangeraakt wordt (water of handcrème, enz.)
Als het aanraakpaneel nat is
Als een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt wordt
Als meerdere handen of vingers het scherm op hetzelfde moment aanraken
Inschakeling/uitschakeling van de aanraakbediening
Als deze op [OFF] staat, wordt geen overeenkomstige aanraak-tab of aanraak-icoon op het
scherm weergegeven.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Touch inst.]
[Touch
scherm]
Alle aanraakhandelingen.
Wanneer er ingesteld is op [OFF], kunnen er alleen knop- en
functieknophandelingen uitgevoerd worden.
[ON]/[OFF]
[Touch tab]
Bediening voor het weergeven van de aanraakiconen door de tabs aan te
raken, zoals [ ], die rechts op het scherm weergegeven worden.
[ON]/[OFF]
[Touch AF]
Bediening voor het optimaliseren van de scherpstelling, of van zowel de
scherpstelling als de helderheid, van een aangeraakt onderwerp.
[AF] (P141)/[AF+AE] (P163)/[OFF]
17
1. Voor Gebruik
Op de cursorknop drukken:
Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit.
Op [MENU/SET] drukken:
De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Deze gebruiksaanwijzing geeft de op-, neer-, links- en
rechtsbeweging van de cursorknop weer als 3/4/2/1.
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakscherm,
dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de
[MENU/SET]-knop te bedienen, wanneer een gids
weergegeven wordt, zoals de afbeelding rechts toont.
Zelfs op menuschermen, enz., waarop de gids niet afgebeeld
wordt, kunt u de instellingen en de selecties maken met
gebruik van de knoppen.
De bedieningsfunctieknop draaien:
Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit.
In deze gebruiksaanwijzing, wordt het draaien van de bedieningsfunctieknop als volgt
afgebeeld.
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
Bedieningsfunctieknop
Weergeven/niet weergeven van de gebruiksaanwijzing
[MENU] > [Voorkeuze] > [Draaiknop gids]
> [ON]/[OFF]
Als [ON] ingesteld is, wordt de gebruiksaanwijzing voor
modusknoppen, andere knoppen, enz., op het
opnamescherm weergegeven.
98
98
98
0
0
0
603.5
18
1. Voor Gebruik
Over de Lens
Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die
compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage
van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds
montage).
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan
gebruikt worden met gebruik van de montageadapter
(DMW-MA1: optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel)
gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen
gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [Opn. zonder lens] (P20) dan
op [ON].
19
1. Voor Gebruik
Er zijn functies die niet gebruikt kunnen worden, of het kan zijn dat de werking anders is, al
naargelang de lens die gebruikt wordt.
Instelling Auto Focus/Auto lensopening/Defocus control functie (P78)/[Schaduwcomp.]
(P133)/[Quick AF] (P144)/[Sluitertype] (P165)/[Stabilisatie] (P191)/[Powerzoomlens]
(P198)/Touch zoom (P199)
Raadpleeg de website voor details over de gebruikte lens.
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u
gebruikt.
De brandpuntlengte die op de gebruikte lens aangeduid wordt, zal dubbel zo lang zijn bij
gebruik op een filmcamera van 35 mm.
(Het zal gelijk zijn aan een lens van 100 mm als een lens van 50 mm gebruikt wordt.)
Raadpleeg de website voor details over de verwisselbare 3D-lens.
Over de lens en de functies
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot
compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
20
2.
Voorbereidingen vóór het opnemen
De Lens veranderen
Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's en dus
het plezier met de camera doen toenemen. Verander de lens m.b.v. de volgende
procedure.
Controleer dat het toestel uitstaat.
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) aangebracht of verwijderd wordt, trek
de lenscilinder dan in.
Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P342 als vuil of stof op de
lens terechtkomen.
Bevestig de lensdop.
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens
B drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de
lens stopt waarna u deze verwijdert.
Houd de basiszone van de lens A vast en draai eraan.
Als de lens van de camerabody weggenomen wordt, zorg er dan voor eerst de body-kap op de
camerabody aan te brengen en vervolgens de achterste lensdop op de lens.
De lens losmaken
Inschakelen/uitschakelen van de vrijgave van de sluiter zonder lens.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Opn. zonder lens]
[ON]: De sluiter werkt, ongeacht de vraag of er een lens op het toestel is
aangebracht.
[OFF]: De sluiter zal niet werken als geen lens op de body van de camera bevestigd
is, of als deze niet correct bevestigd is.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt (DMW-MA2M, DMW-MA3R:
optioneel), stel dan [ON] in.
21
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Verwijder de achterste lensdop van de lens.
Als de body-kap op het toestel zit, verwijder deze dan.
Lijn de pasmarkeringen voor de lens A uit en draai de lens vervolgens in
de richting van de pijl tot de klik gehoord wordt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens B als u een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel vasthoudt
omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen.
Breng uw vingers niet in de structuur wanneer de lens en de
body-kap van het toestel verwijderd zijn.
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector
aan te brengen, om het lensoppervlak te beschermen, wanneer u het
toestel met u meeneemt. (P305)
Bevestigen van de lens
22
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Het bevestigen van de Schouderriem
We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
1
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
2
Haal het uiteinde van de schouderriem door
de ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
3
Haal het uiteinde van de schouderriem door
het gat aan de andere kant van de stopper.
4
Trek aan de andere kant
van de schouderriem en
controleer vervolgens dat
deze er niet uit zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en
bevestig vervolgens de andere
kant van de schouderriem.
A
23
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
24
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Opladen van de Batterij
Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebruik hiervoor de lader en de batterij.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij binnenshuis met de lader.
Er is geconstateerd dat namaakbatterijpakketten, die sterk op het originele
product lijken, in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle
batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne
bescherming om te voldoen aan de eisen van de toepasselijke
veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand
of explosie kunnen leiden. Wij informeren u dat wij niet verantwoordelijk zijn
voor eventuele ongelukken of storingen die als gevolg van het gebruik van een
namaakbatterijpakket kunnen plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat veilige
producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele
batterijpakketten van Panasonic.
Opladen
1
Steek de batterij in de goede
richting.
2
Steek de stekker van de lader
in het stopcontact.
Het [CHARGE] lampje A gaat
branden en het laden begint.
plug-in-type inlaattype
25
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Over het [CHARGE] lampje
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
Oplaadtijd
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is.
De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet
gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders.
Batterijaanduiding
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom opgeraakt is.
(het statuslampje knippert ook)
Laad de batterij of vervang hem door een volledig geladen batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug.
Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door
kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is.
(Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
Aan: Opladen.
Uit: Opladen is voltooid.
(Sluit de lader af van het stopcontact en verwijder de batterij als het
laden geheel klaar is.)
Oplaadtijd Ongeveer 130 min
26
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Opnemen stilstaande beelden (Met CIPA-standaard in programma-AE-functie)
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de monitor aan staat.
Gebruik van een Panasonic SDHC-geheugenkaart.
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
(Wanneer u een onderling verwisselbare lens die compatibel is met de optische
beeldstabilisatorfunctie erop zet, stel dan de optische beeldstabilisator in op [ ])
Opnemen om de 30 seconden met iedere tweede opname gebruik van de volledige flitser.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 230 beelden
opnametijd Ongeveer 115 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 220 beelden
opnametijd Ongeveer 110 min
27
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Opname bewegende beelden
[AVCHD] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/50i] staat)
[MP4] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/25p] staat)
Deze tijden gelden voor een omgevingstemperatuur van 23 oC en een vochtigheid van 50%RH.
Gelieve erop letten dat deze tijden bij benadering gelden.
De huidige opneembare tijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals
het in- en uitschakelen van dit toestel, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald
worden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en
59 seconden of tot 4 GB.
(Voor [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het bestandformaat groot en zal de opneembare tijd
ingekort worden tot minder dan 29 minuten en 59 seconden.)
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 80 min
Huidige opnametijd Ongeveer 40 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 80 min
Huidige opnametijd Ongeveer 40 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 80 min
Huidige opnametijd Ongeveer 40 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 80 min
Huidige opnametijd Ongeveer 40 min
28
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Terugspelen
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 160 min
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 150 min
29
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Invoering en verwijdering van de kaart
(optionele)/batterij
Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
1
1: Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
2: Open het kaart-/batterijdeurtje.
Altijd echte Panasonic batterijen
gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt,
garanderen wij de kwaliteit van dit
product niet.
2
Batterij: Let op bij de richting van
plaatsing van de batterij en plaats
hem volledig naar binnen, tot u
een blokkeergeluid hoort.
Controleer dan of hendel A de
batterij vergrendeld heeft.
Trek hendel A in de richting van
de pijl om de batterij uit te nemen.
Kaart: Duw er net zolang tegen tot u een “klik” hoort en let op de
richting waarin u de kaart plaatst.
Om de kaart uit te nemen, op de kaart duwen tot deze “klikt” en de
kaart vervolgens rechtop uitnemen.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
30
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
3
1: Sluit de kaart/batterijklep.
2: Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
Verwijder de batterij na gebruik.
(Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.)
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera
wordt warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is.
(Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd
kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
31
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Over de -kaart
De volgende kaarten, die overeenstemmen met de SD-standaard, kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Opnemen van films en SD-snelheidklasse
Controleer de SD-snelheidklasse (de snelheidstandaard voor continu opnemen) op het
etiket van de kaart, enz. wanneer u een film opneemt.
Gebruik een kaart met SD-snelheidklasse met “Klasse 4” of meer voor het opnemen van
[AVCHD]/[MP4]-films.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Toegang tot de kaart
De toegangsaanduiding wordt rood als beelden op de kaart
opgenomen worden.
Tijdens de toegang (schrijven van beelden, lezen en wissen,
formatteren, enz.) dit toestel niet uitschakelen, de batterij of
de kaart niet verwijderen of de (optionele) netadapter afsluiten. Stel dit toestel
bovendien niet bloot aan trillingen, stoten of statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden
Opmerkingen
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten
kunnen alleen gebruikt worden in apparatuur die daarmee
compatibel is.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Dit toestel is compatibel met UHS-I standaard SDHC/
SDXC-geheugenkaarten.
Alleen de kaarten met de links vermelde capaciteit kunnen
gebruikt worden.
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
b.v.:
AFS
50
i
L
4:3
32
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de camera of de
kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Formatteer de kaart alvorens beelden met dit toestel op te nemen.
Aangezien de gegevens na het formatteren niet teruggewonnen kunnen worden,
dient u van te voren een back-up van de benodigde gegevens te maken.
Selecteer het menu. (P37)
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) (P305) wanneer
u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met Panasonic.
Formatteren van de kaart (initialisatie)
[MENU] > [Set-up] > [Formatteren]
2
33
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Aantal opnamen
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [A]
Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [ ]
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
“h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde.
De opneembare tijd is de totale tijd van alle films die opgenomen zijn.
[AVCHD]
[MP4]
Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 220 900 3640 7260
M (8M) 410 1650 6690 13000
S (4M) 690 2800 11360 21480
[Fotoresolutie] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 68 270 1110 2230
M (8M) 79 320 1300 2580
S (4M) 86 340 1410 2800
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[FHD/50i]
14m00s 1h1m 4h9m 8h26m
[FHD/25p]/
[FHD/24p]
10m00s 43m00s 2h57m 5h58m
[HD/50p]
14m00s 1h1m 4h9m 8h26m
[Opn. kwaliteit] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
[FHD/25p]
11m00s 49m00s 3h22m 6h50m
[HD/25p]
22m00s 1h34m 6h27m 13h4m
[VGA/25p]
49m00s 3h28m 14h11m 28h45m
34
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het aantal opneembare
beelden en de beschikbare opnametijd variëren.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en
59 seconden.
De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en
59 seconden of tot 4 GB.
(Voor [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het bestandformaat groot en zal de opneembare tijd
ingekort worden tot minder dan 29 minuten en 59 seconden.)
De maximaal beschikbare continue opnametijd wordt op het beeldscherm weergegeven.
Omschakelen van de weergave tussen het aantal opneembare beelden en de
beschikbare opnametijd
[MENU] > [Voorkeuze] > [Rest-aanduiding]
[]
([Rest.opnamen]):
Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden
voor stilstaande beelden.
[]
([Rest.tijd]):
Dit zal de beschikbare opnametijd voor
bewegende beelden afbeelden.
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000
foto’s gemaakt kunnen worden.
Aantal opnamen
Beschikbare
opnametijd
989898
0
R
5
m
044
sR
5
m
04
s
0
35
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
1
Zet het toestel aan.
Als de camera ingeschakeld wordt, zal het
controlelampje van de status
1 groen gaan branden.
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
4.
2
Op [MENU/SET] drukken.
3
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk
op [MENU/SET].
4
Op [MENU/SET] drukken.
5
Druk op 2/1 om de items te selecteren (jaar,
maand, dag, uur, minuten) en druk op 3/4 om
ze in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied
De instelling van de klok kan gewist worden door op
[ ] te drukken.
Instelling van weergavevolgorde en formaat
tijdweergave.
Om het instelscherm voor de volgorde/tijd weer te geven,
selecteert u [Indeling] en drukt u vervolgens op [MENU/
SET].
6
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
7
Druk op het bevestigingsscherm op [MENU/SET].
Wanneer een onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt en de
lenscilinder is ingetrokken, is het niet mogelijk opnames te maken (er zal een bericht
weergegeven worden). Draai aan de zoomring om de lens uit te trekken. (P55)
:
:
36
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Selecteer [Klokinst.] in het [Set-up]-menu. (P37)
De klok kan opnieuw ingesteld worden zoals afgebeeld wordt in de stappen 5 en 6.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij.
(De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij
op te laden.)
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [Tekst afdr.] of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
De klokinstelling veranderen
37
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Menu instellen
Het [Set-up]-menu bevat enkele belangrijke instellingen die op de klok en de stroom van
de camera betrekking hebben.
Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.
U kunt de menu-items op twee manieren instellen: met de knoppenbediening, dus door op
de cursorknop te drukken en aan de bedieningsknop te draaien, of met de
aanraakbediening, door het scherm aan te raken.
1
Op [MENU/SET] drukken.
Menuonderdelen instellen
In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een
menu-onderdeel als volgt beschreven.
Voorbeeld: In het [Opname]-menu verandert [Kwaliteit] van [
A] in []
[MENU] > [Opname] > [Kwaliteit] > []
[Opname] (P316)
In dit menu kunt u de beeldverhouding, het aantal pixels en
andere aspecten van de beelden die u aan het opnemen
bent instellen.
[Bewegend beeld]
(P215)
Dit menu laat u de [Opname-indeling], [Opn. kwaliteit], en
andere aspecten voor filmopnames instellen.
[Voorkeuze] (P320)
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het
beeldscherm en de werking van de knoppen, kan naar
goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien mogelijk
om de gewijzigde instellingen te registreren.
[Set-up] (P45)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon van de
werkingspiep selecteren en andere instellingen die het
gemakkelijker voor u maken om de camera te hanteren maken.
U kunt ook de instellingen van de functies die met Wi-Fi
verband houden configureren.
[Afspelen] (P324)
Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte beelden instellen.
38
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Schakelen naar andere menu’s
bijv. naar het [Set-up]-menu vanuit het [Opname]-menu.
1 Druk op 2.
2 Druk op 3/4 om [ ] of een andere icoon voor het
omschakelen van het menu te selecteren.
De icoon voor het omschakelen van het menu kan ook
geselecteerd worden door aan de bedieningsknop te
draaien.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
(bij aanraakbediening)
Raak [ ] aan of een andere icoon A om tussen de menu's te schakelen.
2
Druk op 3/4 van de cursorknop om het
menu-item te selecteren en druk op [MENU/
SET].
Het menu-item kan ook geselecteerd worden door aan
de bedieningsknop te draaien.
U kunt ook naar het volgende scherm gaan door op
[DISP.] te drukken.
(bij aanraakbediening)
Raak het menu-onderdeel aan.
Er kan van pagina veranderd worden door [ ]/[ ] aan te raken.
3
Druk op 3/4 van de cursorknop om de
instelling te selecteren en druk op [MENU/
SET].
De instelling kan ook geselecteerd worden door aan de
bedieningsknop te draaien.
Afhankelijk van het menuitem kan het zijn dat de
instelling ervan niet verschijnt, of dat deze op een andere
manier wordt weergegeven.
(bij aanraakbediening)
Raak de in te stellen instelling aan.
A
39
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de
menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
U kunt de achtergrond van het menuscherm instellen op grond van uw voorkeur.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om de achtergrondkleur te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Als [Menu-informatie] (P51) in het [Set-up]-menu op [ON] gezet is, worden de uitleg
van de menu-items en de instellingen op het menuscherm weergegeven.
Als u [Menu hervat.] (P51) in het [Set-up]-menu op [ON] zet, toont het scherm het laatst
geselecteerde menu-item.
Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
Sluit het menu
Druk op [ ] of druk de sluiterknop tot halverwege
in.
(bij aanraakbediening)
Raak [ ] aan.
Instelling van de achtergrond van het menuscherm
[MENU] > [Set-up] > [Achtergrondkleur]
40
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Snel oproepen van veelgebruikte menu's
(Quick Menu)
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de
functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt.
1
Druk op [ ] om het Snelmenu weer te
geven.
2
Draai aan de bedieningsknop om het
menu-item te selecteren en druk vervolgens
op 4 of 3.
Het menu-item kan ook geselecteerd worden door op 2/
1 te drukken.
3
Draai aan de bedieningsknop om de
instelling te selecteren.
De instelling ook geselecteerd worden met 2/1.
4
Druk op [ ] om het menu te verlaten als
de instelling eenmaal voltooid is.
U kunt het menu sluiten door de sluiterknop tot halverwege in te stellen.
Omschakelen van de methode voor het instellen van onderdelen van het
Quick Menu
[MENU] > [Voorkeuze] > [Q.MENU]
[PRESET]:
De fabrieksitems kunnen ingesteld worden.
[CUSTOM]:
Het Quick Menu zal uit de gewenste items bestaan. (P41)
AFSAFS
AU
TO
603.5
0
AWB
50
i
L
4:3
50
i
AFSAFS
AU
TO
603.5
0
AWB
L
4:3
41
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Als [Q.MENU] (P40) in het [Voorkeuze]-menu op [CUSTOM] gezet is, kan het Quick Menu
naar wens veranderd worden.
Er kunnen tot 15 items in het Quick Menu ingesteld worden.
1 Druk op 4 om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 om het menu-item in de
bovenste rij te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 2/1 om de lege ruimte op de onderste
regel te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
A Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden.
B Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
U kunt het menu-item ook instellen door het van de bovenste naar de onderste regel te
verslepen.
Als er geen lege ruimte op de onderste regel is, kunt u een bestaand item vervangen door
een nieuw item door het bestaande item te selecteren.
Om de instelling te wissen, verplaatst u zich naar de onderste rij door op 4 te drukken en
vervolgens een te wissen item te selecteren waarna u op [MENU/SET] drukt.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
Stel het snelmenu in met uw favoriete items
Menu [Opname]
[Fotostijl] (P120)
[Aspect.inst.]
([Aspectratio] (P128)/[Fotoresolutie]
(P128))
[Kwaliteit] (P129)
[Gevoeligheid] (P158)
[Meetfunctie] (P161)
[Int.dynamiek] (P130)
[I.resolutie] (P130)
[HDR] (P131)
[Sluitertype] (P165)
[Flitserfunctie] (P203)
[Flitser instel.] (P207)
[Ex. tele conv.]
(foto’s/films) (P194)
[Dig. zoom] (P197)
[Stabilisatie] (P191)
AUTO
AUTO
L
4:3
12
3
AUTO
AUTO
L
4:3
A
F
S
OFF
OFF
OFF
OFF
ON
B
A
42
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
4 Druk op [ ].
Het zal naar het beeldscherm van stap 1 terugkeren.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm te schakelen.
[Bewegend beeld]-menu Menu [Voorkeuze]
[Filmopnamestnd]
([Opname-indeling] (P211)/[Opn.
kwaliteit] (P211))
[Foto/film] (P214)
[Stille modus] (P184)
[AFS/AFF] (P137)
[Peaking] (P150)
[Histogram] (P63)
[Richtlijnen] (P63)
[Opn.gebied] (P209)
[Stapsg. zoom] (P198)
[Zoom snelheid] (P198)
43
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Toekennen van veelgebruikte functies aan de
knoppen
(functieknoppen)
U kunt opnamefuncties, enz., aan specifieke knoppen en iconen toekennen.
1 Selecteer het menu.
2 Druk op 3/4 om de functieknop waaraan u een
functie wilt toekennen te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4 om de functie die u wilt toekennen te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Sommige functies kunnen niet toegekend worden,
afhankelijk van de functieknop.
¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop.
(Op het moment van aankoop zijn de instellingen van de functieknoppen niet aan [Fn5] en
[Fn6] toegekend.)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Fn knopinstelling]
[Opname] menu/Opnamefuncties
[Wi-Fi] (P242): [Fn1]
¢
[AF/AE LOCK] (P155)
[AF AAN] (P149, 155)
[1x drukken-AE] (P92)
[Touch AE] (P162)
[Voorvertoning] (P90): [Fn2]
¢
[Niveaumeting] (P64): [Fn3]
¢
[Zoombediening] (P193)
[Fotostijl] (P120)
[Aspectratio] (P128)
[Fotoresolutie] (P128)
[Kwaliteit] (P129)
[Gevoeligheid] (P158)
[Meetfunctie] (P161)
[Int.dynamiek] (P130)
[I.resolutie] (P130)
[HDR] (P131)
[Sluitertype] (P165)
[Flitserfunctie] (P203)
[Flitser instel.] (P207)
[Ex. tele conv.]
(foto’s/films) (P194)
[Dig. zoom] (P197)
[Stabilisatie] (P191)
[Terug naar standaard] (P44)
[Bewegend beeld]-menu
[Filmopnamestnd]
([Opname-indeling] (P211)/[Opn.
kwaliteit] (P211))
[Foto/film] (P214)
Menu [Voorkeuze]
[Stille modus] (P184)
[AFS/AFF] (P137)
[Peaking] (P150)
[Histogram] (P63): [Fn4]
¢
[Richtlijnen] (P63)
[Opn.gebied] (P209)
[Stapsg. zoom] (P198)
[Zoom snelheid] (P198)
44
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen werkt [Fn1] niet:
[Miniatuureffect]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Gebruik van de functieknoppen met aanraakhandelingen
[Fn2], [Fn3], [Fn4], [Fn5] en [Fn6] worden gebruikt door de functieknoppen aan te raken.
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [Fn2], [Fn3], [Fn4], [Fn5] of [Fn6] aan.
De toegeschreven functie zal werken.
Fn6Fn6Fn3
Fn2
Fn4
Fn5
Fn6
45
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Configureren van de basisinstellingen van dit
toestel
(instellingmenu)
Voor details over hoe [Set-up] menu-instellingen te selecteren, P37
raadplegen.
[Klokinst.] en [Besparing] zijn belangrijke onderdelen.
Controleer de instellingen ervan alvorens ze te gebruiken.
Raadpleeg P35 voor details.
Druk op 3 als u de zomertijd gebruikt [ ]. (De tijd zal 1 uur vooruit gezet worden.)
Druk nogmaals op 3 om terug te keren naar de normale tijd.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
[Klokinst.]
[Wereldtijd]
Stel de tijd van uw thuisgebied en reisbestemming in.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden
en deze opnemen op de beelden die u maakt.
Stel onmiddellijk na de aankoop [Home] in.
[Bestemming] kan ingesteld worden nadat [Home] ingesteld is.
Druk na de selectie van [Bestemming] of [Home] op 2/1 om
een gebied te selecteren en druk op [MENU/SET] om het in te
stellen.
[Bestemming]:
U reisbestemming
A Huidige tijd van het
bestemmingsgebied
B Tijdverschil met thuiszone
[Home]:
Uw woongebied
C Huidige tijd
D Tijdsverschil met GMT
(Greenwich Mean Time)
A
B
C
D
46
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (bijgeleverd).
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [Wereldtijd] instelt op de reisbestemming, wordt de
reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
Het kenmerk [Reisdatum] wordt uitgeschakeld bij het opnemen van [AVCHD] films.
Tijdens het opnemen van films is het kenmerk [Locatie] uitgeschakeld.
Raadpleeg P244, 283 voor details.
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de
naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden.
U kunt het aantal dagen dat verstreken is weergeven wanneer u
de beelden afspeelt en dit afdrukken op de beelden die
opgenomen zijn [Tekst afdr.] (P228).
[Reissetup]:
[SET]: De vertrekdatum en de terugkeerdatum worden
ingesteld. Het verstreken aantal dagen (het aantal
dagen erna) van de reis wordt opgenomen.
[OFF]
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum zich
na de terugkeerdatum bevindt.
Als [Reissetup] op [OFF] gezet is, zal [Locatie] ook op [OFF] gezet
worden.
[Locatie]:
[SET]: De reisbestemming wordt opgenomen op het
moment van opname.
[OFF]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, Tekst
Invoeren
op P54 raadplegen.
[Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]/[Wi-Fi setup]
47
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, zullen [Beep volume] en [Shutter vol.] automatisch op [OFF]
gezet worden.
Wanneer u de camera aansluit op een TV, verandert het volume van de TV-luidsprekers niet.
Bovendien wordt er wanneer er aangesloten is geen geluid uitgegeven vanaf de
cameraluidsprekers.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt het volume op 0 gezet.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen op de monitor er anders uitzien dan in werkelijkheid. Dit
heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
[Toon]
Dit biedt u de mogelijkheid het volume van het elektronische
geluid en het elektronische sluitergeluid in te stellen.
[Beep volume]:
[u] (Hoge)
[t] (Laag)
[s] (OFF)
[Shutter vol.]:
[] (Hoge)
[] (Laag)
[] (OFF)
[Shutter toon]:
[]/[]/[]
[Luidsprekervolume] Stel het volume van de luidspreker af op één van de 7 niveaus.
[Scherm]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de monitor
worden ingesteld.
[] ([Helderheid]):
Afstellen van de helderheid.
[] ([Contrast · Verzadiging]):
Afstellen van contrast of helderheid van kleuren.
[] ([Roodachtig]):
Afstellen van rode tint.
[] ([Blauwzweem]):
Afstellen van blauwe tint.
1 Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken en stel
bij met 2/1.
De instellingen kunnen ook uitgevoerd worden door aan de
bedieningsknop te draaien.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
1
2
3
48
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
De helderheid van de beelden die op de monitor afgespeeld worden, wordt verhoogd dus
sommige onderwerpen kunnen er op de monitor anders uit zien dan in werkelijkheid. Deze
verhoging van de helderheid heeft geen effect op de opgenomen beelden.
De monitor keert na 30 seconden automatisch terug naar de standaardhelderheid als geen
handelingen uitgevoerd worden en u opneemt in [MODE1]. De monitor zal opnieuw helder
oplichten bij bediening van een knop of bij aanraking.
Als [AUTO] of [MODE1] ingesteld is, wordt de gebruikstijd korter.
[AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus.
Bij het gebruik van de netadapter (optioneel) is de begininstelling [MODE2].
[Helderheid scherm]
Regelt de helderheid van de monitor op grond van het niveau van
het omgevingslicht.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maakt de monitor helderder.
[MODE2]:
Zet de monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
Maakt de monitor donkerder.
1
2
3
49
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [Slaapsmodus] te
annuleren.
Druk op ongeacht welke knop om de monitor opnieuw in te schakelen of raak de monitor aan.
Wanneer [Live View Modus] ingesteld is op [ECO] zou de beeldkwaliteit op het opnamescherm
slechter kunnen zijn dan wanneer deze ingesteld is op [NORMAL], maar dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Als [Live View Modus] op [NORMAL] gezet is, wordt de gebruikstijd korter.
[Besparing] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
Tijdens een diavoorstelling
[Multi-belicht.]
[Intervalopname]
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), is [Slaapsmodus] uitgeschakeld.
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Auto scherm uit] vast op [5MIN.].
Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Live View Modus] vast op [NORMAL].
[Besparing]
Het toestel kan zo ingesteld worden dat onnodig batterijverbruik
voorkomen wordt.
[Slaapsmodus]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[10MIN.]/[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF]
[Auto scherm uit]:
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld als de camera niet
gebruikt wordt gedurende de in de instelling geselecteerd tijd.
[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]
[Live View Modus]:
Stelt de monitor zo in dat het stroomverbruik verminderd wordt.
[NORMAL]/[ECO]
[USB mode]
Selecteer het USB-communicatiesysteem wanneer u de camera
op uw PC of printer aansluit met de USB-aansluitingskabel
(bijgeleverd).
y [Select. verbinding]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een printer die
PictBridge ondersteunt.
z [PC]:
Instellen wanneer u verbinding maakt met een PC.
50
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
[Output]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz.,
aangesloten moet worden.
[Video uit]:
Stel in om in elk land het systeem van de kleuren-TV overeen te
doen komen.
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel (optioneel) of de
HDMI-microkabel aangesloten is.
[TV-aspect]:
De verschillende TV-typen instellen.
[16:9]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[4:3]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) aangesloten is.
[HDMI-functie]:
Stel het formaat voor de HDMI-output in wanneer u afspeelt op de
HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit
toestel met gebruik van de HDMI-microkabel.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen
wordt gebruikt voor output.
[576p]
¢1
/[480p]
¢
2
:
De progressieve methode met 576
¢1
/480
¢2
beschikbare
scanlijnen wordt voor de output gebruikt.
¢1 Wanneer [Video uit] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [Video uit] op [NTSC] gezet is
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze
dan aan aan het beeldformaat dat op uw TV kan worden
weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen.
(Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
51
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Ga naar P290 voor meer informatie.
Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is.
Raadpleeg P286 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
Raadpleeg P39 voor details.
[VIERA link]
Instellingen die dit toestel in staat stellen om door de
afstandsbediening van de VIERA-apparatuur bediend te worden,
door dit toestel automatisch te verbinden met de met VIERA Link
compatibele apparatuur, met gebruik van de HDMI-microkabel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend.
(Niet alle handelingen zijn mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van
de knoppen worden bediend.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de
knoppen op dit toestel.
[3D-weergave]
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden.
[]: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[]: Instellen voor aansluiting op een niet
3D-compatibele televisie.
Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele
beelden) op een 3D-compatibele televisie wilt
bekijken.
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste gebruikte
menu-item.
[ON]/[OFF]
[Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in.
[Menu-informatie]
De uitleg van de menu-items en de instellingen worden op het
menuscherm weergegeven.
[ON]/[OFF]
52
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Dit stelt de firmwareversies van de camera en de lens in staat gecontroleerd te worden.
Druk op [MENU/SET] op het beeldscherm voor de weergave van de versie om informatie over
de software in het toestel weer te geven.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001.
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Het mapnummer moet gerest worden voordat het 999 bereikt. We raden aan de kaart (P32) te
formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen heeft.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [Ja] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Als de opname-instelling gereset wordt, wordt de inhoud van de volgende instellingen ook gereset.
De [Gezicht herk.]-instelling
Als de instellingen van instellingen/custom gereset worden, worden de volgende instellingen
ook gereset.
De [Wereldtijd]-instelling
De instellingen van [Reisdatum] (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De [Profiel instellen]-instelling
De instellingen van [Scherm roteren] en [Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
[Taal] De taal op het scherm instellen.
[Versie disp.]
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de opnamemodus
veranderd wordt of als de camera wordt uitgeschakeld.
[ON]/[OFF]
[Zelf ontsp. auto uit]
Stel in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren als dit
toestel uitgeschakeld wordt.
[ON]/[OFF]
[Nr. resetten]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
[Resetten]
De instellingen van de opname of van instellingen/custom worden
weer op de fabriekswaarden gezet.
53
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Reset de camera altijd wanneer u deze weggooit of verkoopt om te voorkomen dat er
persoonlijke informatie die in de camera opgeslagen is misbruikt wordt.
Reset de camera altijd nadat u een kopie maakt van persoonlijke informatie wanneer u de
camera opstuurt om deze te laten repareren.
Beeldinrichting en beeldverwerking zijn optimaal op het moment dat het toestel aangeschaft
wordt. Gebruik deze functie wanneer heldere punten, die niet in het onderwerp aanwezig zijn,
opgenomen worden en u dit niet wilt.
Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de pixels.
De functie Stofreductie zal automatisch in werking gesteld zijn wanneer het toestel aanstaat,
maar u kunt deze functie gebruiken wanneer u stof ziet. (P342)
Raadpleeg P32 voor details.
[Wi-Fi resetten]
Zet alle instellingen in het [Wi-Fi]-menu opnieuw op de
fabrieksinstellingen.
(Uitgezonderd [LUMIX CLUB] (P271))
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant
van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd.
[Formatteren]
54
2. Voorbereidingen vóór het opnemen
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om de namen van baby's, huisdieren en
plaatsen in te voeren terwijl u opneemt.
Als een scherm weergegeven wordt dat er uit ziet zoals
rechts getoond wordt, kunt u de karakters
(alleen alfabetische karakters en symbolen) invoeren.
1
Druk op 3/4/2/1 om tekst te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] om deze te registreren.
Beweeg de cursor naar [ ] en druk vervolgens op [MENU/SET] om de tekst om te
schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters), [1] (nummers) en [&] (speciale
lettertekens).
Om hetzelfde letterteken opnieuw in te voeren, draait u de bedieningsknop naar rechts
om de cursor te bewegen.
De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden door de cursor naar het item t
verplaatsen en op [MENU/SET] te drukken:
[]]: Een spatie invoeren
[Wissen]: Karakter wissen
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar links
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar rechts
Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden.
(Maximum van 9 letters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.])
Er kan een maximum van 15 karakters ingevoerd worden voor [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ].
(maximaal 6 karakters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.])
2
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [Inst.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
55
3.
Basisbediening
Tips om mooie opnamen te maken
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil houden
en uw benen een beetje spreiden.
De flitser, de AF-lamp A of de microfoon B niet met uw vingers of andere objecten
bedekken.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Zorg ervoor de lensdop te verwijderen wanneer u opneemt.
Wanneer u de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032) gebruikt, dient u op de volgende
punten te letten
De opname voorbereiden
Draai de zoomring in de richting van pijl
1
van positie A
(de lens is ingetrokken) naar positie B (12 mm tot 32 mm)
om de lens uit te trekken.
Als de lenscilinder ingetrokken is, kunnen geen opnames
gemaakt worden.
C
De lens is ingetrokken
Intrekken van de lens
Draai de zoomring in de richting van pijl
2
van positie B (
12 mm tot 32 mm
) naar positie A om
de lens in te trekken.
Wij raden aan de lens in te trekken wanneer u geen opnames maakt.
56
3. Basisbediening
Deze functie spoort de verticale richting op wanneer u
opneemt met de camera verticaal gericht.
Wanneer u de opname afspeelt, wordt de opname
automatisch afgebeeld in verticale richting.
(Alleen beschikbaar wanneer [Scherm roteren] (P235)
ingesteld is op [ON].)
Wanneer u met dit toestel opneemt, kan de Richtingsdetectie uitgevoerd worden zelfs als u een
lens gebruikt die niet compatibel is met de Richtingsdetectiefunctie.
Als het toestel verticaal gehouden wordt en aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor
het opnemen, kan het zijn dat de Richtingdetectiefunctie niet correct werkt.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)
57
3. Basisbediening
Een foto maken
Zet de drivemodus op [ ] (enkel) door op 4 ( ) te drukken.
1
Selecteer de opnamemodus. (P61)
2
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden
weergegeven.
(Het zal rood knipperen als de correcte belichting niet
bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld is.)
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de foto
gemaakt worden, omdat [Prio. focus/ontspan] (P146)
aanvankelijk op [FOCUS] gezet is.
De brandpuntaanduiding wordt als [ ] in een
donkere omgeving weergegeven en het scherpstellen
kan langer duren dan normaal.
3
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op het
object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling C
Aan Knippert
AF-zone D Groen
Geluid Biept 2 keer
60
60
603.5
3.5
3.5
B
A
DC
LOW
58
3. Basisbediening
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Weergeven van het beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is
Wanneer de onderling
verwisselbare lens (H-FS12032)
gebruikt wordt
0,2 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
(brandpuntlengte 12 mm tot 20 mm)
0,3 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
(brandpuntlengte 21 mm tot 32 mm)
Wanneer de onderling
verwisselbare lens (H-H020A)
gebruikt wordt
0,2 m tot (vanaf de referentielijn van de
brandpuntafstand)
Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk
is
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen.
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet.
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt
van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Auto review]
[Tijdsduur]
Stel de tijdsduur in waarna het beeld afgespeeld wordt nadat het
opgenomen is.
[HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
[5SEC]/[4SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
[Prior.
afspeelbewerking]
[ON] Het omschakelen van de weergave van het
afspeelscherm, het wissen van foto's, enz., zijn mogelijk
tijdens [Auto review].
[OFF] De knoppenbediening tijdens [Auto review] wordt
dezelfde als die voor de opname.
59
3. Basisbediening
Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden
en wordt de foto automatisch gemaakt.
Annuleren van de Touch Shutter-functie
Raak [ ] aan.
Als het afdrukken met de touch shutter mislukt, wordt de AF-zone rood en verdwijnt. Probeer
het in dat geval opnieuw.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [Meetfunctie]
(P161) op [ ] gezet is.
Aan de rand van het scherm, zou het focussen beïnvloed kunnen worden door de helderheid
rond de aangeraakte plek.
Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De icoon zal in [ ] veranderen en het wordt mogelijk
een foto te maken met de Touch Shutter-functie.
3
Raak het scherp te stellen onderwerp aan en neem de foto.
De foto kan gemaakt worden wanneer het brandpunt verkregen is.
AE
60
3. Basisbediening
Films opnemen
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen.
De audio zal stereo opgenomen worden.
1
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie
op te nemen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een
handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display
verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om
ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
2
Stop het opnemen door weer op de bewegend
beeldknop te drukken.
R1m
37
37s
R1m37s
3
s
3
s
3
s
B
A
C
61
3. Basisbediening
Selecteren van de opnamemodus
Selecteer de functie door de functieknop te
draaien.
Draai de functieknop langzaam om de gewenste functie te
selecteren.
Intelligent Auto modus
(P73)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van
instellingen die automatisch gebruikt worden door het
toestel.
Intelligent Auto Plus
modus (P81)
Stelt u ook in staat om de helderheid en de
kleurschakering in te stellen in Intelligent Auto modus.
Programma AE-modus
(P83)
Neemt op bij de lensopeningwaarde en de sluitertijd die
door de camera ingesteld zijn.
Lensopening-Prioriteit
AE-modus (P86)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de
openingswaarde die u ingesteld hebt.
Sluiter-Prioriteit
AE-modus (P87)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens
de sluitertijd die u ingesteld hebt.
Handmatige
Belichtingsmodus (P88)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de
openingswaarde die u handmatig hebt ingesteld.
Creatieve Videomodus
(P116)
Neemt bewegende beelden op met een handmatig
ingestelde waarden van de lensopening en de sluitertijd.
¢ U kunt geen foto’s nemen.
Voorkeuzemode (P118)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder
geregistreerde instellingen.
Scene Guide modus (P93)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u
opneemt.
Creative Control modus
(P104)
Opnemen terwijl het beeldeffect gecontroleerd wordt.
62
3. Basisbediening
Omschakelen van de informatie die op het
opnamescherm weergegeven wordt
¢ Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu
ingesteld is op [ON].
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het
[Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P84)
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van
het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer
verschijnt.
Druk op [DISP.] om te wijzigen.
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
Met informatie
¢
Zonder informatie
Met informatie
(weergave
kantelsensor)
¢
Zonder informatie
(weergave
kantelsensor)
ュリヴヱ
989898
AFSAFS
50
i
L
4:3
0
989898
AFSAFS
50
i
L
4:3
0
63
3. Basisbediening
Weergeven/niet weergeven van het histogram
U kunt de positie instellen door op 3/4/2/1 te drukken.
Bediening door rechtstreekse aanraking is ook mogelijk vanuit het
opnamescherm.
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de
horizontale as (zwart of wit) en het aantal pixels bij elk
helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
A donker
B helder
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of in
handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
Wanneer geen geschikte belichting verkregen wordt met gesloten flitser
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
Weergeven/niet weergeven van de richtlijnen
Als [ ] ingesteld is, kunnen de posities van de richtlijnen ingesteld
worden door op 3/4/2/1 te drukken.
U kunt de positie ook rechtstreeks instellen door [ ] op de richtlijn
van het opnamescherm aan te raken.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Histogram] > [ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze] > [Richtlijnen] > [ ]/[ ]/[ ]/[OFF]
64
3. Basisbediening
Over de weergave van de kantelsensor
Met de kantelsensor afgebeeld, is het makkelijk om de kanteling van de camera, enz. te
corrigeren.
1 Druk op [DISP.] om de kantelsensor weer te geven.
2 Controleer de kanteling van de camera.
A Horizontale richting:
Kanteling naar links toe corrigeren
B Verticale richting:
Corrigeren neerwaartse kanteling
Wanneer de kanteling van de camera klein is, verandert de indicator naar groen.
Wanneer u opneemt in verticale richting, schakelt de weergave automatisch naar een
verticaal georiënteerde weergave.
Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan
van ongeveer n1°.
Als een functieknop op [Niveaumeting] gezet is, kan de weergave van de kantelsensor in-/
uitgeschakeld worden door op de functieknop te drukken.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Het kan zijn dat de kantelsensor niet correct weergegeven wordt als dit toestel bewogen wordt.
Wanneer er aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor het opnemen, zou de
weergave van de kantelsensor niet correct weergegeven kunnen worden en zou de
Richtingsdetectiefunctie (P56) niet correct kunnen werken.
65
3. Basisbediening
Afspelen van foto’s/films
1
Druk op [(].
2
Druk op 2/1.
Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de beelden achter
elkaar afspelen.
Het is tevens mogelijk om beelden vooruit/achteruit te spoelen door het scherm
horizontaal te verslepen (P15).
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is.
(De beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [
(], druk de sluiterknop tot halverwege in of druk op de filmknop.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is
door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif
“Exchangeable Image File Format”.
Dit toestel kan alleen beelden weergeven die in overeenstemming met de DCF-standaard zijn.
Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct
afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn.
Opnamen terugspelen
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
Omschakelen van de snelheid voor continu vooruit/achteruit spoelen van de
beelden
[MENU] > [Voorkeuze] > [Touch scrollen] > [H] (Hoge snelheid)/[L] (Lage
snelheid)
1/981/98
1/98
1/98
66
3. Basisbediening
De terugspeelzoom gebruiken
Draai de bedieningsknop naar rechts.
1k 2k 4k 8k 16k
Als de bedieningsknop naar links gedraaid wordt nadat het beeld
uitvergroot is, zal de uitvergroting kleiner zijn.
U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door het deel dat u wilt
vergroten (P15) samen te knijpen/te spreiden.
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding van de
zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
U kunt het vergrote deel bewegen door op 3/4/2/1 van de
cursorknop te drukken of door het scherm te verslepen. (P15)
U kunt het beeld ook (2k) vergroten door het deel dat u wilt
vergroten twee keer aan te raken. Als u het vergrote beeld twee
keer aanraakt, keert de vergroting weer terug naar 1k.
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Draai de bedieningsknop naar links.
1 scherm 12 schermen 30 schermen Kalenderscherm
weergave
Als de bedieningsknop naar rechts gedraaid wordt, zal het vorige
afspeelscherm weergegeven worden.
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan
door de volgende iconen aan te raken.
[ ]: 1 scherm
[ ]: 12 schermen
[ ]: 30 schermen
[ ]: Schermdisplay
Het scherm kan geleidelijk omgeschakeld worden door het
scherm op of neer te slepen.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet
afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET].
2.0X2.0X2.0X2.0X
A
CAL
1/98
67
3. Basisbediening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2013.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [Wereldtijd], worden deze
opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
Beelden weergeven op basis van opnamedatum (Kalenderweergave)
1 Draai de bedieningsknop naar links om het kalenderscherm weer te geven.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
3 Druk op [MENU/SET] om de opnames weer te geven
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
4 Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk
dan op [MENU/SET].
68
3. Basisbediening
Dit toestel is ontworpen voor het afspelen van films met gebruik van AVCHD, MP4 en
QuickTime Motion JPEG formaten.
Bewegende beelden worden weergegeven met de filmicoon
([ ]).
Druk op 3 om af te spelen.
A Opnametijd film
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd op
het scherm weergegeven.
8 minuten en 30 seconden wordt bijvoorbeeld weergegeven als
[8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet
afgebeeld voor bewegende beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door in het midden van het scherm [ ] aan te raken, kunt u de film afspelen.
Bediening tijdens het afspelen van films
Gebruik voor het afspelen op een PC van films die met dit toestel opgenomen zijn, de
PHOTOfunSTUDIO” software op de (bijgeleverde) CD-ROM.
Bewegende beelden terugspelen
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
3 Afspelen/Pauzeren 4 Stop
2
Snel terugspoelen
¢
1
Snel vooruitspoelen
¢
Frame-by-frame
achteruit
(tijdens pauzeren)
Frame-by-frame
vooruit
(tijdens pauzeren)
Verlaagt het niveau
van het volume
Verhoogt het niveau
van het volume
¢ De snelheid van het vooruit/achteruit afspelen neemt toe als u opnieuw op 1/2 drukt.
Het bedieningspaneel verdwijnt na ongeveer 2 seconden als geen handeling uitgevoerd
wordt. Raak het scherm aan om het bedieningspaneel op nieuw te laten weergeven.
12s12s12s12s
A
69
3. Basisbediening
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te
schakelen.
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
¢1 Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel
van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat
dit weer verschijnt.
¢2 Wordt niet weergegeven tijdens playback zoom, afspelen van films, sequentieel afspelen of
een diashow.
¢3 Dit wordt weergegeven als [Highlight] (P70) in het [Voorkeuze]-menu op [ON] staat.
¢4 Als gedurende een bepaald aantal seconden geen handeling verricht wordt zullen [ ] en
andere aanraakiconen verdwijnen.
Het histogram wordt afgebeeld in R (rood), G (groen), B (blauw), en Y (luminantie) tijdens het
afspelen.
De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen
Met informatie
¢1
Weergave van
gedetailleerde
informatie
¢2
Weergave
histogram
¢2
Zonder informatie
(weergave
highlight)
¢1, 2, 3, 4
Zonder
informatie
¢4
ュリヴヱ
60F3.5
0
AWBAWB
1/98981/98
2
00
L
4:3
100-0001
F3.5
60
P
'(&
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
L
4:3
1/98
100-0001
F3.5
60
ISO
200
0
70
3. Basisbediening
Weergeven/niet weergeven van de wit verzadigde zones
[MENU] > [Voorkeuze] > [Highlight] > [ON]/[OFF]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt,
verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen.
Dit beïnvloedt het gemaakte beeld niet.
Als er wit verzadigde zones zijn, raden we aan de
belichting naar negatief te compenseren (P157),
onder raadpleging van het histogram (P63) en het
beeld dan opnieuw te maken. Het beeld kan zo een
betere kwaliteit krijgen.
Dit werkt niet terwijl u zich in meervoudig afspelen,
kalender afspelen of afspeelzoom bevindt.
[ON] [OFF]
71
3. Basisbediening
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden die geen deel uitmaken van de DCF-standaard of die beschermd zijn, kunnen niet
gewist worden.
Om een enkele opname uit te wissen
1
Selecteer het te wissen beeld in de
afspeelmodus en druk vervolgens op [ ].
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door [ ]
aan te raken.
2
Druk op 3 om [Apart wissen] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [Ja] te selecteren.
[Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu stelt u in staat in te stellen welke
optie op het bevestigingsscherm voor het wissen, [Ja] of [Nee], het eerst
geaccentueerd moet worden.
De fabrieksinstelling is [Nee]. (P240)
$SDUWZLVVHQ
0XOWLZLVVHQ
$OOHVZLVVHQ
72
3. Basisbediening
¢ De beeldengroepen worden als een enkel beeld beschouwd.
(alle beelden in de geselecteerde beeldengroep zullen gewist worden.)
Schakel het toestel niet uit tijdens het wissen. Een batterij met voldoende batterijstroom of de
netadapter (optioneel) gebruiken. (P305)
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Wissen van meer beelden (tot 100
¢
) of van alle beelden
1
Druk in de afspeelmodus op [ ].
2
Op 3/4 drukken om [Multi wissen] of [Alles wissen] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Alles wissen] > Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
Het is mogelijk om alle beelden te wissen, behalve de beelden die als favorieten
ingesteld zijn, als [Alles wissen behalve Favoriet] geselecteerd is met de [Alles wissen]
instelling.
3
(Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is)
Druk 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om in te
stellen. (Herhaal deze stap.)
[] verschijnt op de geselecteerde beelden.
Als u opnieuw op [MENU/SET] drukt, wordt de instelling
gewist.
4
(Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is)
Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET] om het uit te voeren.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren.
8LWYRHU
73
4.
Opnamemodussen
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto modus)
Opnamefunctie:
In deze modus maakt de camera optimale instellingen voor het onderwerp en de scène,
dus wordt het aanbevolen als u wenst de instellingen aan de camera over te laten zonder
erover na te moeten denken.
Door de hoofdfuncties automatisch in te stellen, stelt de Intelligent Auto modus u in staat
beelden op te nemen zonder complexe instellingen te moeten maken
Indien u bepaalde instellingen met de hand zelf wilt instellen, gebruik dan de Intelligent Auto
Plus modus.
(±: mogelijk, : niet mogelijk)
1
Zet de modusknop op [¦].
De camera zal schakelen naar ofwel de meest recentelijk
gebruikte van de Intelligente Automatische Functie ofwel
Intelligente Automatische Plusfunctie.
Op het moment van aankoop is de modus op de
Intelligent Auto Plus modus gezet. (P81)
2
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt
de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende
2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur. (Automatische scènedetectie)
Als het onderwerp aangeraakt wordt, werkt AF Tracking.
Het is ook mogelijk door de cursorknop naar 2 te duwen
en de sluiterknop tot halverwege in te drukken.
Raadpleeg voor details P139.
Intelligent Auto Plus modus Intelligent Auto modus
Instellen van de
helderheid
±
Instellen van de
kleurtoon
±
Defocus Control ±±
Menu's die ingesteld
kunnen worden
Raadpleeg P82 voor details.
50
i
4
74
4. Opnamemodussen
Automatisch werkende functies
De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen optimale
instellingen tot stand te brengen.
Scènedetectie
Compensatie van de achtergrondverlichting
Gezichtsdetectie
Automatische witbalans
Intelligente regeling ISO-gevoeligheid
[Rode-ogencorr]
[I.resolutie]
[Int.dynamiek]
[Lang sl.n.red]
[Schaduwcomp.]
[Quick AF]
[AF ass. lamp]
Scènedetectie
Fotograferen
¢1 Alleen weergegeven als de ingebouwde flitser geopend is.
¢2 Alleen weergegeven als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat. (P76)
¢3 Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is, zal [ ] weergegeven worden voor verjaardagen
van geregistreerde gezichten die al ingesteld waren, maar alleen wanneer het gezicht van
een kind van drie jaar of jonger gedetecteerd wordt.
[i-Portret]
[i-Landschap]
[i-Macro]
[i-Nachtportret]
¢
1
[i-Nachtl.schap]
[iHandh. nachtop.]
¢2
[i-Voedsel]
[i-Baby]
¢3
[i-Zonsonderg.]
75
4. Opnamemodussen
Wanneer u bewegende beelden opneemt
[
¦
] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerde is, zal de camera automatisch een gezicht
detecteren en het brandpunt en de belichting bijstellen. (Gezichtsdetectie)
Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het
toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager
zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing.
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ].
Over de flitser
De flitsmodus is ingesteld op [Œ] wanneer de flitser gesloten is en op [ ] (AUTO)
wanneer deze open is.
Wanneer de flitser open is, stelt de camera automatisch [ ], [ ] (AUTO/Rode-ogenreductie),
[ ] of [ ] in om overeen te doen komen met het soort onderwerp en helderheid.
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P200)
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
[i-Portret]
[i-Landschap]
[i-Zacht licht]
[i-Macro]
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Omstandigheden van het onderwerp: of het gezicht helder of donker is, de grootte, de kleur
en de vorm van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het
onderwerp, of het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van geringe
helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Tegenlichtcompensatie
Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om
dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de
tegenlichtcompensatie automatisch.
76
4. Opnamemodussen
Opnamefunctie:
Als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat en [ ] gedetecteerd wordt terwijl nachtelijke beelden
handheld opgenomen worden, zullen deze nachtbeelden gemaakt worden met een hoge
burst-snelheid en in een enkel beeld samengevat worden.
Deze modus is nuttig als u prachtige nachtopnames wilt maken met zo weinig mogelijk
beweging en ruis van het toestel en zonder een statief te gebruiken.
De gezichtshoek zal iets smaller worden.
Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden
opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de
sluiterknop gedrukt is.
Als het toestel op een statief geplaatst wordt, of op een ander soort staander, zal [ ] niet
gedetecteerd worden.
De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld).
In deze gevallen niet beschikbaar:
[iHandh. nachtop.] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [Ex. tele conv.] in [Opname] ingesteld is
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.])
[MENU] > [Opname] > [iHandh. nachtop.] > [ON]/[OFF]
77
4. Opnamemodussen
Opnamefunctie:
Als [iHDR] op [ON] staat en er is bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond en
het onderwerp, dan worden meerdere foto's met verschillende belichtingen opgenomen
en gecombineerd voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie.
[iHDR] werkt automatisch zoals vereist wordt. [ ] wordt dan op het scherm
weergegeven.
De gezichtshoek zal iets smaller worden.
Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden
opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de
sluiterknop gedrukt is.
U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is.
Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[iHDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Wanneer in de burst-modus opgenomen wordt
Wanneer u opneemt met Auto Bracket
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [Ex. tele conv.] in het [Opname]-menu ingesteld is
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Combineren van beelden in een enkel beeld met een rijke gradatie
([iHDR])
[MENU] > [Opname] > [iHDR] > [ON]/[OFF]
78
4. Opnamemodussen
Opnamefunctie:
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Telkens wanneer in de Intelligent Auto Plus modus op 3 gedrukt wordt, schakelt de
camera tussen werking met instelling van de helderheid (P79), werking met Defocus
Control en gewone werking.
Telkens wanneer in de Intelligent Auto modus op 3 gedrukt wordt, schakelt de camera
tussen werking met Defocus Control en gewone werking.
2 Draai aan de bedieningsknop om de wazigheid in te
stellen.
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [ ] aan om het instellingenbeeldscherm te laten
weergeven.
3
Versleep de belichtingsmeter om de wazigheid in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om de werking van Defocus Control te
beëindigen.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [ ] te drukken zal de
instelling gewist worden.
In de Intelligent Auto modus ( of ), wordt de Auto Focus modus op [Ø] gezet.
De positie van de AF-zone kan ingesteld worden door het scherm aan te raken (de grootte van
de zone kan niet veranderd worden).
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Al naargelang de gebruikte lens, kan het zijn dat Defocus Control niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
Sterke defocus Zwakke defocus
SS
SS
SS
F
F
250500
4.0 5.6 8.0
3060125
AE
79
4. Opnamemodussen
Opnamefunctie:
Deze modus stelt u in staat om de helderheid en de kleurtoon te veranderen en deze op
uw favoriete instellingen te zetten in plaats van op die, die de camera ingesteld heeft.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de instelling van de helderheid,
Defocus Control (P78) en einde werking.
2 Draai aan de bedieningsknop om de helderheid in te
stellen.
Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de
kleurtoon
Instelling helderheid
±0±0
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
80
4. Opnamemodussen
1 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven.
2 Draai aan de bedieningsknop om de kleur in te
stellen.
Dit zal de kleur van het beeld van roodachtig naar
blauwachtig afstellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[]: Kleurtoon
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Als de [Belichtingscomp. reset] ingesteld is op [ON], zal de instelling voor helderheid opnieuw
de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit toestel uitgeschakeld wordt of als de
camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
De instelling voor kleur zal opnieuw de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit
toestel uitgeschakeld wordt of als de camera op een andere opnamemodus gezet wordt.
Kleurinstelling
A
AB
B
B
81
4. Opnamemodussen
Schakelen tussen de Intelligent Auto Plus modus en de Intelligent Auto modus
1 Op [MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2.
3 Druk op 3/4 om het tabblad [ ] of [ ] te selecteren.
4 Druk op 2/1 om [ ] of [ ] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Als op [DISP.] gedrukt wordt, zal de beschrijving van de
geselecteerde modus weergegeven worden.
Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon
van de opnamemodus aan te
raken.
82
4. Opnamemodussen
Menu's die ingesteld kunnen worden
Alleen de volgende menu’s kunnen ingesteld worden.
Intelligent Auto Plus modus
Menu Onderdeel
[Opname]
[Fotostijl]/[Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Kwaliteit]/[Burstsnelh.]/[Auto bracket]/
[Zelf ontsp.]/[iHandh. nachtop.]/[iHDR]/[Intervalopname]/
[Stop-motionanimatie]/[Sluitertype]/[Ex. tele conv.]/[Kleurruimte]/[Stabilisatie]/
[Gezicht herk.]/[Profiel instellen]
[Bewegend
beeld]
[Fotostijl]/[Opname-indeling]/[Opn. kwaliteit]/[Continu AF]/[Ex. tele conv.]/
[Micr. weerg.]/[Micr. instellen]/[Windreductie]
[Voorkeuze]
[Stille modus]/[Ontsp. knop half indr.]/[AFS/AFF]/[Spot AF tijd]/[Spot AF
weergave]/[Prio. focus/ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF assist weergave]/
[MF-gids]/[Peaking]/[Histogram]/[Richtlijnen]/[Highlight]/[Constant preview]/
[Draaiknop gids]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/[Auto review]/[Fn
knopinstelling]/[Q.MENU]/[Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder
focusring]/[Touch inst.]/[Touch scrollen]/[Menugids]/[Opn. zonder lens]
[Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P45)
Intelligent Auto modus
Menu Onderdeel
[Opname]
[Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Burstsnelh.]/[Zelf ontsp.]/[iHandh. nachtop.]/
[iHDR]/[Intervalopname]/[Stop-motionanimatie]/[Gezicht herk.]
[Bewegend
beeld]
[Opname-indeling]/[Opn. kwaliteit]
[Voorkeuze] [Stille modus]/[AFS/AFF]/[Richtlijnen]/[Rest-aanduiding]
[Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P45)
83
4. Opnamemodussen
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(Programma AE-modus)
Opnamefunctie:
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [Opname] menu
te veranderen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de
diafragmawaarde en de waarde van de
sluitersnelheid op het beeldscherm weer te
geven.
3
Terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden lang) afgebeeld worden,
voert u Programme Shift uit door aan de bedieningsknop te draaien.
A Aanduiding Programme Shift
Tijdens de weergave van de numerieke waarden zal er telkens wanneer op cursorknop
3 gedrukt wordt geschakeld wordt tussen Programme Shift en belichtingscompensatie.
(P157)
Om Programme Shift te wissen, schakelt u de camera uit of draait u aan de
bedieningsknop tot de aanduiding van Programme Shift verdwijnt.
Programme Shift wordt gemakkelijk geannuleerd door het instellen van [Fn
knopinstelling] in het [Voorkeuze]-menu op [1x drukken-AE]. (P92)
2
00
SSSSSS
FF
250 15
4.0 5.6 8.0
3060125
989898
0
604.0 604.0 604.0
A
84
4. Opnamemodussen
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt
ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven.
Weergeven/niet weergeven van de belichtingsmeter
[MENU] > [Voorkeuze] > [Lichtmeter] > [ON]/[OFF]
B Belichtingsmeter
Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het
corrigeren van de belichting, het uitvoeren van Programme
Shift, het instellen van de lensopening en het instellen van de
sluitertijd.
Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in het
rood.
Als de belichtingsmeter niet weergegeven wordt, schakel dan de weergave-informatie voor
het scherm in door op [DISP.] te drukken. (P62)
De belichtingsmeter verdwijnt na ongeveer 4 seconden als geen handeling uitgevoerd wordt.
2
00
SS
SS
SS
F
F
250 15
4.0 5.6 8.0
3060125
98
98
98
0
604.0
604.0
604.0
B
85
4. Opnamemodussen
In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen
zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een
bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te
stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie.
Voorbeeld van programmawisseling
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt]
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
“EV” is een afkorting voor “Exposure Value” (Belichtingswaarde).
EV verandert al naargelang de waarde van de lensopening of de sluitersnelheid.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Programmaschakeling is in alle [Gevoeligheid] instellingen, met uitzondering van [ ],
beschikbaar.
Programmaschakeling
(A)
(B)
4 2 1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
1
/
8000
1
/
16000
17
18
19
20
21
22
23
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
㧔'X㧕
86
4. Opnamemodussen
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd
te specificeren
Opnamefunctie:
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde zullen niet op het opnamescherm zichtbaar
zijn. Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P90)
De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer
de beelden op het afspeelscherm.
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de bedieningsknop om de waarde
van de lensopening in te stellen.
A Lensopeningwaarde
B Belichtingsmeter
Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Openingsinstelling en
Belichtingscompensatie geschakeld.
Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones
van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als u een lens met een lensopeningring gebruikt, zet de positie van deze ring dan op [A] om de
instelling van de bedieningsknop te activeren. Op andere standen dan [A] zal de ringinstelling
de prioriteit hebben.
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Lensopeningwaarde:
Neemt af
Lensopeningwaarde:
Neemt toe
Het wordt
gemakkelijker om de
achtergrond onscherp
te maken.
Het wordt gemakkelijk
om de scherpstelling
te handhaven tot aan
de achtergrond.
SSSS
FF
8.08.08.0
60 4
4.0 5.6 8.0 11 16
81530
A
B
87
4. Opnamemodussen
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de bedieningsknop om de
sluitertijd in te stellen.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Sluitertijdinstelling en
Belichtingscompensatie geschakeld.
Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones
van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van
een seconde. (P203)
Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan
1/500 van een seconde niet ingesteld worden.
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet
ingesteld worden.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt
gemakkelijker om
beweging uit te
drukken.
Het wordt
gemakkelijker om de
beweging te
bevriezen.
SS
SS
SS
F
250
250
250
60
11 8.0 5.6 4.0
250 500125
1
000
B
A
88
4. Opnamemodussen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
De handmatige belichtingshulp verschijnt op het onderste gedeelte van het scherm om de
belichting aan te geven.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de bedieningsknop om de waarde
van de lensopening en de sluitertijd in te
stellen.
A Belichtingsmeter
B Lensopeningwaarde
C Sluitertijd
D Hulp bij handmatige belichting
Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Openingsinstelling en
Sluitertijdinstelling geschakeld.
Handmatige Belichtingsmodus
Lensopeningwa
arde
Neemt af
Het wordt gemakkelijker om de
achtergrond onscherp te maken.
Neemt toe
Het wordt gemakkelijk om de
scherpstelling te handhaven tot
aan de achtergrond.
Sluitertijd
Langzaam
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
Snel
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
SS
SS
SS
F
1258
5.64.0 8.0 11
603015
30
30
305.6
00
+3
DCB
A
89
4. Opnamemodussen
Handmatige belichtingsassistentie
De handmatige-belichtingsassistentie is een benadering. Wij raden aan de opnamen op het
weergavescherm te controleren.
Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones
van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de
prioriteit.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van
een seconde. (P203)
Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan
1/500 van een seconde niet ingesteld worden.
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet
ingesteld worden.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere openingswaarde in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere openingswaarde in.
Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de
sluitertijd op het opnamescherm.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Constant preview] > [ON]/[OFF]
Sluit de flits.
Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie.
000
30 30
00
0
33
90
4. Opnamemodussen
Toepasbare modi:
De effecten van de lensopening en de sluitersnelheid kunnen met gebruik van de
preview-modus gecontroleerd worden.
Bevestig de effecten van de lensopening: u kunt de velddiepte (daadwerkelijk focusbereik)
controleren voordat u de foto neemt, door de bladsluiter te sluiten op de waarde van de
lensopening die u instelt.
Bevestig de effecten van de sluitersnelheid: de beweging kan bevestigd worden door het
huidige beeld weer te geven, dat bij die sluitersnelheid opgenomen gaat worden.
Is de sluitersnelheid te hoog ingesteld, dan zal de preview het beeld als een vrijgavetijdfilm
tonen. Dit wordt gebruikt in gevallen zoals het stoppen van de beweging van stromend water.
1 Stel een functieknop in op [Voorvertoning]. (P43)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [Voorvertoning] aan [Fn2] toegekend is.
2 Raak [ ] aan.
3 Schakel naar het bevestigingsscherm door [Fn2] aan te raken.
Telkens wanneer [Fn2] aangeraakt wordt, wordt het scherm omgeschakeld.
Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie)
Normaal opnamescherm
Preview-scherm effect
lensopening
Preview-scherm effect
sluitertijd
Fn6Fn6Fn3
Fn2
Fn4
Fn5
Fn6
Fn6
Fn6
Fn3
Fn2
Fn4
Fn5
Fn6
Fn3
6KWU6SHHG(IIHFW2Q
6OXLWHUWLMGHIIHFWDDQ
Fn2
Fn3
Fn3
Fn3
Fn2
Fn4
Fn5
Fn6
6OXLWHUWLMGHIIHFWXLW
Fn2
91
4. Opnamemodussen
Eigenschappen velddiepte
¢1 Opnameomstandigheden
¢2 Voorbeeld: Als u een opname met een wazige achtergrond wilt maken enz.
¢3 Voorbeeld: Als u een opname wilt maken waarbij alles, inclusief achtergrond enz., is
scherpgesteld.
In de previewfunctie kunnen ook opnamen worden gemaakt.
Bereik voor controle van sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/1000e van een seconde.
¢1
Diafragmawaarde Klein Groot
Focuslengte van de lens Tele Breed
Afstand tot het onderwerp Dichtbij Veraf
Velddiepte (effectief focusbereik) Ondiep (Smal)
¢2
Diep (Breed)
¢3
92
4. Opnamemodussen
Toepasbare modi:
Wanneer de belichtingsinstelling te helder of te donker is, kunt u één druk-AE gebruiken
om een geschikte belichtingsinstelling te verkrijgen.
De belichtingsmeter wordt afgebeeld en de opening- en sluitertijd worden veranderd om
een geschikte belichting te geven.
In de volgende gevallen, kan er geen gepaste belichting ingesteld worden.
Wanneer het onderwerp extreem donker is en het niet mogelijk is voldoende belichting
te verkrijgen door de lensopening of de sluitertijd te veranderen
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
In Previewfunctie (P90)
Wanneer u een lens gebruikt die een openingsring bevat
Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting (OnPush
AE) instellen
Hoe te weten als de belichting niet geschikt is
Als de lensopeningen en sluitertijd rood knipperen A
wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Als de handmatige belichtingsassistentie anders is dan
in de handmatige belichtingsmodus.
Raadpleeg voor meer details over de handmatige
belichtingsassistentie P89.
1 Stel een functieknop in op [1x drukken-AE]. (P43)
De volgende stap is een voorbeeld waarin [1x drukken-AE] aan [Fn5] toegekend is.
2 Raak [ ] aan.
3 (Als de belichting niet geschikt is)
Raak [Fn5] aan.
00
-
3
-
3
2
00
1600016000160003.53.53.5
989898
A
2
00
SSSSSS
F
15 250
4.0 5.6 8.0
1256030
6060603.5
0
AE
Fn5
Fn6
00
-
3
-
3
2
00
16000
16000
160003.5
3.5
3.5
98
98
98
93
4. Opnamemodussen
Foto's maken die overeenkomen met de scène
die opgenomen wordt
(Scene Guide modus)
Opnamefunctie:
Als u een scène selecteert die overeen moet komen met het onderwerp en de
opname-omstandigheden, zal de camera de optimale belichting, kleur en focus instellen
en u zo in staat stellen een opname te maken die passend is voor de scène.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Druk op 2/1 om de scène te selecteren.
De scène kan ook geselecteerd worden door een
voorbeeldbeeld of de schuifbalk te verslepen.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Omschakelen van weergave beeldscherm scèneselectie
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Wanneer de weergave van de gids ingesteld is, worden tips weergegeven voor het creëren van
beeldeffecten die voor iedere scène, enz., geschikt zijn.
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op
het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken.
Normale weergave Gidsweergave Lijstweergave
7
94
4. Opnamemodussen
Om de Scene Guide modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm,
selecteert u [Scène wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar
stap
2 op P93.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de Scene Guide modus omdat het toestel
ze automatisch op de optimale instelling zet.
Items anders dan de instelling van de beeldkwaliteit in [Fotostijl]
[Gevoeligheid]
[Meetfunctie]
[HDR]
[Multi-belicht.]
[Dig. zoom]
Ofschoon de witbalans voor bepaalde scènes vast op [AWB] staat, kunt u de witbalans
afstemmen of witbalans bracketing gebruiken door op het opnamescherm op de cursortoets 1
te drukken.
Lees voor meer details P126, 127.
Weergeven/niet weergeven van het selectiescherm wanneer de functieknop
op / gezet is.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Menugids]
[ON]:
Toont het selectiebeeldscherm voor de scènegids of voor de Creative Control modus.
[OFF]:
Toont het opnamescherm van de huidig gekozen modus van de Scènegids of van de
Creative Control modus.
95
4. Opnamemodussen
Raadpleeg P93 voor details over de instellingen van “Scene Guide
modus”.
[Geprononceerd portret]
Past de helderheid van het gezicht aan en vervaagt de
achtergrond voor een geprononceerd portret.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
[Zachte huid]
Maakt een helder portret met zachte, jonge huidtinten.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Het verzachtende effect wordt ook toegepast op het deel dat
een kleurtoon heeft die lijkt op die van de huid van een
onderwerp heeft.
Deze modus is misschien niet doeltreffend bij onvoldoende
verlichting.
[Zacht tegenlicht]
Bij tegenlicht wordt het beeld helderder. Portretten worden
zachter met een extra vleugje stralend licht.
96
4. Opnamemodussen
[Ontspannen atmosfeer]
Creëert een ontspannen atmosfeer met warme kleurtonen.
[Kindergezicht]
Benadrukt kindergezichten door het achtergrond licht
onscherp te maken en de huidtonen te versterken.
Raak het gezicht aan.
Er wordt een foto gemaakt met de scherpstelling en de
belichting die voor de aangeraakte locatie ingesteld zijn.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
[Landschap]
Landschappen worden nog pakkender door de lucht en de
bomen iets verzadigder weer te geven.
97
4. Opnamemodussen
[Blauwe lucht]
Maakt opnamen bij volle zon helderder met een stralende
blauwe hemel.
[Romantische zonsondergang]
Versterkt de atmosfeer van een romantische zonsondergang
door de paarstinten te accentueren.
[Levendige zonsondergang]
Creëert een krachtige zonsondergang door de roodtinten te
accentueren.
98
4. Opnamemodussen
[Glinsterend water]
Maakt glinsterende waterpartijen helderder en versterkt de
blauwtinten licht.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
Het sterrenfilter dat op deze wijze gebruikt wordt, kan glinstering
veroorzaken op onderwerpen anders dan wateroppervlakken
[Heldere nachtopname]
Verbetert opnamen bij weinig licht door de kleuren in het
donkere beeld meer te verzadigen.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Koele nachtopname]
Versterkt blauwtinten voor koele en zuivere opnamen na
zonsondergang.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
99
4. Opnamemodussen
[Warme nachtopname]
Creëert een gloeiende avondhemel door warme kleurtinten
te versterken.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Artistieke nachtopname]
Verleent nachtopnamen een artistiek effect door lichtsporen
vast te leggen met een langzame sluitertijd.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
[Fonkelende verlichting]
Creëert een zee van lichtpuntjes door het speciale sterfilter.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
100
4. Opnamemodussen
[Nachtop. uit hand]
Opnemen van meervoudige beelden en combineren van
gegevens om wazigheid en ruis te minimaliseren bij het
handmatig opnemen van nachtelijke taferelen.
Tips
Beweeg het toestel niet tijdens het continu fotograferen nadat
op de sluiterknop gedrukt is.
De gezichtshoek zal iets smaller worden.
[Nachtportret]
Maakt een helder portret tegen een nachtelijke achtergrond
met de invulflits en een langere belichting.
Tips
Open de flits. (U kunt instellen op [ ].)
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Als [Nachtportret] geselecteerd is, houd het onderwerp dan
ongeveer 1 seconde stil nadat de foto genomen is.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet
geactiveerd.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt
heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op
donkere plekken.
101
4. Opnamemodussen
[Bloemen]
Creëert een diffuus beeld met een zachte focus.
Tips
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
Het scherpstelbereik verschikt afhankelijk van de gebruikte
lens. Raadpleeg
Over de referentiemarkering van de
focusafstand
op P152 voor het scherpstelbereik.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve
focusbereik aanzienlijk minder breed. Daarom kan, als de
afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te
stellen.
Close-upregio’s krijgen prioriteit wanneer u beelden maakt en
daarom vergt het tijd scherp te stellen als u een beeld wilt
maken van een onderwerp ver weg.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie,
kan de resolutie van de buitenkant van het beeld enigszins
afnemen. Dit is geen storing.
Als de lens vuil wordt met vingerafdrukken of stof, zou de lens
niet in staat kunnen zijn correct scherp te stellen op het
onderwerp.
[Gerechten]
Geeft gerechten op hun best weer door de helderheid van
het beeld te verhogen.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
102
4. Opnamemodussen
[Desserts]
Geeft desserts verleidelijk weer door de helderheid aan te
passen.
Tips
Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect
vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de
afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen.
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit
en het gebruik ervan vermijdt.
[Bewegende dieren]
Maakt scherpe opnamen van bewegende dieren door een
snellere sluitertijd te gebruiken.
De begininstelling van het AF Assist-lampje is [OFF].
103
4. Opnamemodussen
[Sport]
Maakt scherpe opnamen van bijvoorbeeld
sportevenementen met minder kans op beweging door een
snellere sluitertijd.
[Monochroom]
Creëert monochrome opnamen die de unieke sfeer van het
moment kunnen vastleggen.
104
4. Opnamemodussen
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control modus)
Opnamefunctie:
In deze modus maakt u opnames met extra beeldeffecten.
U kunt de effecten die u wilt toevoegen instellen door de voorbeeldbeelden te selecteren
en deze op het scherm na te kijken.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Druk op 3/4 om de beeldeffecten (filters) te
selecteren.
Het beeldeffect van het geselecteerde voorbeeldbeeld
zal toegepast worden in een preview-weergave
A.
U kunt de beeldeffecten (filters)ook selecteren door de
voorbeeldbeelden aan te raken.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Omschakelen van weergave selectiescherm beeldeffect (filter)
Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Als de weergave van het selectiescherm van het beeldeffect op gidsweergave gezet is, wordt
een beschrijving van het geselecteerde beeldeffect weergegeven.
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon van
de opnamemodus aan te raken.
Normale weergave Gidsweergave Lijstweergave
A
EXPSEXPS
105
4. Opnamemodussen
Om de Creative Control modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm,
selecteert u [Filter wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar
stap
2 op P104.
Witbalans zal vastgesteld zijn op [AWB] en [Gevoeligheid] zal vastgesteld zijn op [AUTO].
Afhankelijk van de [Menugids]-instelling in het [Voorkeuze]-menu worden of het selectiescherm
of het opnamescherm weergegeven als de modusknop omgeschakeld wordt. (P94)
De sterkte en de kleuren van de effecten kunnen gemakkelijk afgesteld worden om ze
overeen te doen komen met uw preferenties.
1 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven.
2 Draai aan de bedieningsknop om in te stellen.
De items die ingesteld kunnen worden verschillen
afhankelijk van welke Creatieve Bedieningsfunctie op het
moment ingesteld is.
Raadpleeg
Items die ingesteld kunnen wordenvoor
informatie over ieder beeldeffect.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Wanneer de effectinstelling gemaakt word, wordt [ ] op het scherm afgebeeld.
Als u de instellingen niet verandert, selecteer dan het midden (standaard).
De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het
beeldscherm controleert.
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de
instelling van de helderheid, Defocus Control en einde
werking.
2 Draai aan de bedieningsknop om in te stellen.
Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op
[ ] te drukken zal de instelling gewist worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
Pas het effect aan om het overeen te doen komen met uw preferenties
Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control)
SSSSSS
FF
250500
4.0 5.6 8.0
3060125
106
4. Opnamemodussen
1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven.
Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de
instelling van de helderheid, Defocus Control en einde
werking.
2 Draai aan de bedieningsknop om in te stellen.
Verander de instellingen door het aanraakpaneel te
gebruiken
1 Raak [ ] aan.
2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen.
[ ]: Beeldeffecten
[ ]: Defocus-niveau
[ ]: Helderheid
3 Versleep de schuifbalk om in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te
keren.
Instelling helderheid
+1+1 +2+2 +3+3 +4+4 +5+5
-
5
-
5
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
-
2
-
1
-
100
EXPS
EXPS
107
4. Opnamemodussen
Raadpleeg P104 voor details over de instellingen van “Creative Control
modus”.
Versterkt kleuren en geeft opnamen een popart-effect.
Vervaagt de foto voor een ouderwetse indruk.
Dit effect voegt een heldere, zachte en nostalgische sfeer aan het
beeld in zijn geheel toe.
[Expressief]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Pop kleuren
[Retro]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Geel benadrukt Rood benadrukt
[Vroeger]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
108
4. Opnamemodussen
Dit effect geeft het beeld een heldere, luchtige en zachte uitstraling.
Dit effect geeft het beeld een donkere, ontspannen uitstraling en
verbetert heldere delen.
Dit effect veroorzaakt een sepiabeeld.
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld.
[Overbelichting]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Roze benadrukt
Aquamarijn
benadrukt
[Donker]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Rood benadrukt Blauw benadrukt
[Sepia]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Geel benadrukt Blauw benadrukt
109
4. Opnamemodussen
Dit effect verhoogt het contrast voor indrukwekkende
zwart-witopnamen.
Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld met een korrelachtig
effect.
Dit effect maakt het gehele beeld waziger om een zachter gevoel
van een zwart-witbeeld te laten uitgaan.
[Dynamisch zwart/wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
[Ruw zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Zanderigheid Minder zanderig Zanderiger
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Zacht zwart-wit]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd
worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen.
110
4. Opnamemodussen
Geeft foto's een expressieve toon met sterkere contrasten.
Dit effect levert optimale helderheid voor zowel donkere als heldere
delen.
Geeft foto's een bezielend kleureffect.
[Expressieve indruk]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
[Hoge dynamiek]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid Zwart-wit Popkleuren
[Kruisproces]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Groene toon/Blauwe toon/Gele toon/Rode toon
Selecteer de gewenste kleurtoon door
aan de bedieningsknop te draaien en
druk vervolgens op [MENU/SET].
111
4. Opnamemodussen
Dit effect vermindert de helderheid van omranding om de indruk te
geven van een speelgoedcamera.
Dit effect creëert een levendig en helder beeld, alsof het door een
speelgoedcamera gemaakt is.
Dit effect geeft een groter contrast en minder verzadiging, voor de
creatie van een sober, rustig beeld.
[Speelgoedcam.effect]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Oranje benadrukt Blauw benadrukt
[Speelgoedcamera levendig]
Items die ingesteld kunnen worden
Zone met
afgenomen
helderheid aan de
randen
Klein Groot
[Bleach bypass]
Items die ingesteld kunnen worden
Contrast Laag contrast Hoog contrast
112
4. Opnamemodussen
Dit effect vervaagt de buitenranden van de foto om de indruk te
wekken van een kijkdoos.
Instelling van het type defocus
Met [Miniatuureffect] kunt u het onderwerp opzettelijk laten uitkomen door focus en
defocus delen in te stellen.
U kunt de oriëntatie van de opname (defocus oriëntatie) en de positie en de afmetingen
van het scherp gestelde deel instellen.
1 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3/4 of 2/1 om het in-focus gedeelte te
verplaatsen.
U kunt het in-focus gedeelte ook bewegen door het scherm
van het opnamescherm aan te raken.
Raak [ ] aan om de richting van de opname in te stellen
(defocus richting).
3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van het
in-focus gedeelte te veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 3 verschillende groottes.
Het gedeelte kan ook vergroot/verkleind worden door dit op het scherm samen te knijpen/
te spreiden (P15).
Als u op [DISP.] drukt zal het in-focus gedeelte weer op de fabrieksinstelling gezet worden.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
Er wordt geen geluid opgenomen in video's.
Ongeveer 1/8 van de tijdsduur wordt opgenomen.
(Als u gedurende 8 minuten opneemt, zal de daaruit volgende video-opname ongeveer
1 minuut lang zijn.)
De afgebeelde beschikbare opnametijd bedraagt ongeveer 8 keer de effectieve opnametijd.
Wanneer u naar Opnamefunctie schakelt, gelieve de beschikbare opnametijd controleren.
Als de opname van bewegende beelden na korte tijd eindigt, kan het zijn dat de camera nog
even doorgaat met opnemen. Blijf de camera vasthouden tot de opname stopt.
Als de hendel van de focusmodus op [MF] gezet is, beweeg het scherp gestelde gedeelte
dan over een met de hand ingesteld gedeelte.
[Miniatuureffect]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
113
4. Opnamemodussen
Dit effect vervaagt het hele beeld om een zachtere uitstraling te
creëren.
Dit effect creëert een fantastisch beeld in een bleke kleurtoon.
Verandert lichtpunten in sterretjes.
[Zachte focus]
Items die ingesteld kunnen worden
Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
[Fantasie]
Items die ingesteld kunnen worden
Frisheid
Zwak uitgedrukte
kleuren
Popkleuren
[Sterfilter]
Items die ingesteld kunnen worden
Lengte van
schijnsel
Kort Lang
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal
vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames
wegvallen.
114
4. Opnamemodussen
Versterkt uw persoonlijke indruk door een kleur te accentueren en
andere te vervagen.
Stel de kleur in die u overlaat
Stel de kleur in die u overlaat door een locatie op het scherm te selecteren.
1 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Selecteer de over te laten kleur door het kader te
bewegen met 3/4/2/1.
U kunt de kleur die u wenst over te laten ook selecteren
door het scherm aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, zal het kader weer naar het
midden terugkeren.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Afhankelijk van het onderwerp kan het zijn dat de ingestelde kleur niet overgelaten wordt.
[Kleuraccent]
Items die ingesteld kunnen worden
Hoeveelheid
overgelaten kleur
Kleine hoeveelheid
kleur
Grote hoeveelheid
kleur
115
4. Opnamemodussen
Dit effect voegt invallend licht toe aan de scène.
Instelling van de lichtbron
U kunt de positie en de grootte van de lichtbron veranderen.
1 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven.
Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ ]
en van [ ].
2 Druk op 3
/
4
/
2
/
1 om de middelste positie van de lichtbron te bewegen.
De positie van de lichtbron kan ook bewogen worden door het scherm aan te raken.
Het midden van de lichtbron kan naar de rand van het scherm bewogen worden.
3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van de
lichtbron in te stellen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te
knijpen/te spreiden.
Als u op [DISP.] drukt zal de instelling van de lichtbron weer op de fabrieksinstelling gezet
worden.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm
zal eruit zien als of er frames wegvallen.
[Zonneschijn]
Items die ingesteld kunnen worden
Kleur Gele toon/Rode toon/Blauwe toon/Witte toon
Selecteer de kleurtoon door aan de
bedieningsknop te draaien en
vervolgens op [MENU/SET] te
drukken.
Punt waarop het midden van de lichtbron
geplaatst kan worden
Er kan een natuurlijker aanblik gecreëerd worden
door het midden van de lichtbron buiten het beeld te
plaatsen.
116
4. Opnamemodussen
Films opnemen met de handmatig ingestelde
lensopeningwaarde/sluitertijd
(Creatieve Videomodus)
Opnamefunctie:
Het is mogelijk om de openingswaarde en de sluitersnelheid manueel te veranderen en
video’s op te nemen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Selecteer het menu. (P37)
3
Druk op 3/4 om [P], [A], [S] of [M] te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
De handelingen die nodig zijn voor het veranderen van de lensopeningwaarde of de
sluitertijd zijn dezelfde als voor het instellen van de modusknop op , , of .
4
Start de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te starten
(er kunnen geen foto's gemaakt worden).
5
Stop de opname.
Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te stoppen.
Lensopening
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel
de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Sluitertijd
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen
toenemen wegens de hogere gevoeligheid.
Als onderwerpen op een extreem heldere plaats opgenomen worden, of onder fluorescente/
LED-verlichting, kan de kleurtoon of de helderheid van het beeld veranderen en kunnen
horizontale strepen op het beeld verschijnen. In dat geval moet de opnamemodus veranderd
worden of stelt u de sluitertijd met de hand in op 1/60 of 1/100.
[MENU] > [Bewegend beeld] > [Belicht.stand]
Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te
raken.
P
117
4. Opnamemodussen
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer
deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
Het gebruik van de aanraakiconen maakt de stille werking tijdens het opnemen van films
mogelijk.
Selecteer het menu. (P37)
1
Start de opname.
2
Raak [ ] aan.
3
Raak de icoon aan.
4
Versleep de schuifbalk om in te stellen.
De snelheid van de werking varieert en is afhankelijk
van de positie die u aanraakt.
5
Stop de opname.
Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname
[MENU] > [Bewegend beeld] > [Stille bediening] > [ON]
Zoom
(als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is
met power zoom)
Lensopeningwaarde
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
ISO-gevoeligheid
Bijstelling microfoonniveau
[ ]/[ ] verandert de instelling langzaam
[ ]/[ ] verandert de instelling snel
F
SS
ISO
118
4. Opnamemodussen
Registreren van uw favoriete instellingen
(Voorkeuzemode)
Opnamefunctie:
U kunt de huidige camera-instellingen als klantinstellingen registreren.
Als u vervolgens opnames maakt in de Klantmodus, kunt u de geregistreerde instellingen
gebruiken.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de standaard
instellingen.
Om opnemen toe te laten m.b.v. dezelfde instellingen, kunnen er tot 4 sets geregistreerd
worden van huidig camera-instellingen m.b.v. [Geh voorkeursinst.]. ( , , ,
)
Voorbereiding:
Stel van tevoren de opnamemodus in die u wenst te bewaren en selecteer de gewenste
menu-instellingen op het toestel.
1
Selecteer het menu. (P37)
2
Druk op 3/4 om de standaard instelling te registreren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De volgende menu-items zijn niet als klantinstellingen geregistreerd.
Registratie van eigen menu-instellingen (registratie van klantinstellingen)
[MENU] > [Voorkeuze] > [Geh voorkeursinst.]
De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop.
U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien naar
de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke instellingen die
u vaak gebruikt registreert, is het handig deze te gebruiken.
De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop.
U kunt tot 3 sets custom-instellingen registreren en de
verschillende sets als voorwaarde gebruiken.
Menu [Opname] Menu [Set-up] Menu [Voorkeuze] [Afspelen]-menu
Gegevens
geregistreerd met
[Gezicht herk.]
De [Profiel
instellen]-instelling
Alle menu's [Touch scrollen]
[Menugids]
[Scherm roteren]
[Wissen bevestigen]
119
4. Opnamemodussen
U kunt gemakkelijk de instellingen die u geregistreerd heeft met [Geh voorkeursinst.]
oproepen.
Zet de modusknop op [ ].
De gebruikelijke instelling die geregistreerd is voor [ ] wordt opgeroepen.
1
Zet de modusknop op [ ].
De gebruikelijke instelling die geregistreerd is voor [ ], [ ] of [ ] wordt
opgeroepen. De meest recentelijk gebruikelijke instelling wordt opgeroepen.
Een gebruikelijk instelling veranderen
> Naar stappen
2 en 3.
2
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven.
3
Druk op 2/1 om de standaardinstelling te
selecteren die u wilt gebruiken en druk
vervolgens op [MENU/SET].
De bewaring van de geselecteerde custom-instellingen
wordt op het scherm weergegeven.
Veranderen van de instellingen
Geregistreerde inhoud verandert niet wanneer de menu-instelling tijdelijk veranderd wordt
met de functieknop ingesteld op of . Om de geregistreerde instellingen te
veranderen, dient u over de geregistreerde inhoud heen te schrijven m.b.v. [Geh
voorkeursinst.] op het gebruikelijke instellingenmenu.
Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling
Het is ook mogelijk om het
selectiescherm weer te geven door
op het opnamescherm de icoon
van de opnamemodus aan te
raken.
C2-1C 2- 1C2-1
50
i
4
:
C2-1
C2-1
C2-1
120
5.
Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe
te voegen
([Fotostijl])
Toepasbare modi:
Er kunnen 6 soorten effecten geselecteerd worden om overeen te komen met het beeld
dat u wenst op te nemen.
Het is mogelijk de items zoals kleur of beeldkwaliteit van het effect naar uw wens af te
stellen.
¢ Dit wordt uitgeschakeld als Intelligent Auto Plus modus geselecteerd wordt.
In de Intelligent Auto Plus modus zal de instelling opnieuw op [Standaard] gezet worden
wanneer de camera op een andere opnamemodus gezet wordt of wanneer dit toestel in- en
uitgeschakeld wordt.
In de Scene Guide modus is een fotostijl vastgelegd die bij iedere scène past.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
[MENU] > [Opname] > [Fotostijl]
[Standaard] Dit is de standaard instelling.
[Levendig]
¢
Prachteffect met hoge verzadiging en contrast.
[Natuurlijk]
¢
Zacht effect met lage verzadiging.
[Zwart-wit] Monochroom effect zonder kleurschaduwen.
[Landschap]
¢
Een effect dat geschikt is voor landschappen met levendige
blauwe luchten en groen.
[Portret]
¢
Een effect dat geschikt is voor een portret met gezond
uitziende en mooie huidtint.
[Custom]
¢
Gebruik de instelling die u van tevoren registreert.
121
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Bijstellen van de beeldkwaliteit
De beeldkwaliteit kan in de Intelligent Auto Plus modus niet afgesteld worden.
1 Druk op 2/1 om het type Photo Style te selecteren.
2 Druk op 3/4 om de items te selecteren en druk
vervolgens op 2/1 om deze bij te stellen.
¢ Alleen weergegeven als [Zwart-wit] geselecteerd is.
Als u de beeldkwaliteit bijstelt, wordt naast de icoon van Photo Style [_] op het
beeldscherm weergegeven.
De kleur kan veranderd worden door [Verzadiging] wanneer [Zwart-wit] geselecteerd is.
3 Op [MENU/SET] drukken.
[Contrast]
[r]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere
vlakken op het beeld.
[s]
Vermindert het verschil tussen de heldere en
donkere vlakken op het beeld.
[Scherpte]
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[Verzadiging]
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[Ruisreductie]
[r]
Versterkte geruisvermindering.
De beeldresolutie kan een beetje minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met
een betere resolutie maken.
[Filtereffect]
¢
[Geel]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Zwak)
De blauwe lucht kan helder opgenomen worden.
[Oranje]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect:
Medium)
De blauwe lucht kan donkerder blauw opgenomen
worden.
[Rood]
Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Sterk)
De blauwe lucht kan veel donkerder blauw
opgenomen worden.
[Groen]
De huid en lippen van mensen worden met
natuurlijke kleurtonen weergegeven.
Groene bladeren verschijnen helderder en groter.
[Uit]
±0
±0
±0
±0
S
-5 0 +5
6WDQGDDUG
S
122
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Registreren van instellingen op [Custom]
Regel de beeldkwaliteit door stap
2 van “Bijstellen van de beeldkwaliteit” te volgen
en druk vervolgens op [DISP.].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
123
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
De witbalans instellen
Toepasbare modi:
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
1
Druk op 1 ().
2
Selecteer de witbalans door aan de
bedieningsknop te draaien.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
¢ Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
Onderdeel Opnameomstandigheden
[AWB] Automatische afstelling
[V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[]
¢
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[]/[] De handmatig ingestelde waarde wordt gebruikt
[]
Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
gebruikt wordt
AWB
AWB
WB
WBWBWB
WBWBWBWBWBWBWB
1 2
124
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
De witbalans wordt alleen berekend voor onderwerpen die binnen het bereik van de flitser van
het toestel liggen. (P201)
In de Scène Guide modus zal het veranderen van de scène of de opnamemodus tot gevolg
hebben dat de instellingen van de witbalans (met inbegrip van de fijnafstelling van de
witbalans) weer op [AWB] gezet worden.
De instelling is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen.
[Zacht tegenlicht]/[Ontspannen atmosfeer]/[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische
zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/[Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/
[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende
verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Nachtportret]/[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus)
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting-inrichting enz., zal de geschikte
Witbalans variëren afhankelijk van het verlichtingstype, gebruik daarom [AWB] of
[], [].
1
2
125
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de
omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Druk op 1 ().
2 Draai aan de bedieningsknop om [ ] of [ ] te selecteren en druk
vervolgens op 3.
3 Richt de camera op een wit stuk papier of iets
dergelijks zodat het frame in het middel gevuld is
met het witte object en druk dan op [MENU/SET].
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden.
De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer de
kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer. Wanneer de kleurtemperatuur
afneemt, wordt het beeld roder.
1 Druk op 1 ().
2 Draai aan de bedieningsknop om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op 3.
3 Druk op 3/4 om de kleur temperatuur te kiezen en
dan op [MENU/SET].
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot
[10000K].
De witbalans handmatig instellen
Instellen van de kleur temperatuur
1
2
6500K
126
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1 Selecteer de witbalans en druk vervolgens op 4.
2 Druk op 3/4/2/1 om de witbalans fijn in te stellen.
U kunt ook een fijnere afstelling maken door de grafiek van
de witbalans aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, wordt de positie opnieuw op het midden gezet.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Als u de witbalans fijn instelt op [A] (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden.
Als u de witbalans fijn instelt op [B] (blauw), zal de icoon van de witbalans o het beeldscherm
blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op [G] (groen) of op [M] (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Als u de witbalans reset in [ ] of [ ]
Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
De witbalans fijn afstellen
2 : A (AMBER: ORANJE)
1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 : G (GROEN: GROENACHTIG)
4 : M (MAGENTA: ROODACHTIG)
GGGGGG
AAAAAABBBBBBB
MMMMMM
1
2
127
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1 Verricht de fijnafstelling van de witbalans in stap 2
van “De witbalans fijn afstellen” en stel vervolgens
de bracket in door aan de bedieningsknop te draaien.
Draai de bedieningsknop naar rechts:
Horizontaal ([A] naar [B])
Draai de bedieningsknop naar links:
Verticaal ([G] naar [M])
U kunt de bracket ook instellen door [ ]/[ ] aan te raken.
2 Op [MENU/SET] drukken.
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van
de witbalans ingesteld is.
De instelling van de witbalans bracket wordt vrijgegeven wanneer dit toestel uitgeschakeld is
(met inbegrip van de slaapmodus).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De witbalans bracket werkt niet in de volgende gevallen:
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide
modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Witbalans Bracket
GGGGGG
AAAAAABBBBBBB
MMMMMM
128
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte
Toepasbare modi:
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P338)
Toepasbare modi:
Stel het aantal pixels in.
Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden zal blijken zelfs wanneer
ze afgedrukt worden op grote vellen.
Als [Ex. tele conv.] (P194) ingesteld is, wordt [ ] weergegeven op de beeldgroottes van
iedere beeldverhouding, met uitzondering van [L].
Het beeldformaat zal vast op [S] gezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is.
Instellen van de beeldverhouding
[MENU] > [Opname] > [Aspectratio]
[4:3] [Aspectratio] van een 4:3 TV
[3:2] [Aspectratio] van een 35 mm filmcamera
[16:9] [Aspectratio] van een hoge-definitie TV, enz.
[1:1] Vierkante aspectratio
Instellen van het aantal pixels
[MENU] > [Opname] > [Fotoresolutie]
Wanneer de aspectratio [4:3] is. Wanneer de aspectratio [3:2] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (16M) 4592k3448 [L] (14M) 4592k3064
[M] (8M) 3232k2424 [ M] (7M) 3232k2160
[S] (4M) 2272k1704 [S] (3.5M) 2272k1520
Wanneer de aspectratio [16:9] is. Wanneer de aspectratio [1:1] is.
Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat
[L] (12M) 4592k2584 [L] (11.5M) 3424k3424
[M] (6M) 3232k1824 [M] (6M) 2416k2416
[S] (2M) 1920k1080 [S] (3M) 1712k1712
129
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Toepasbare modi:
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels ([L]) voor de aspect ratio van elk beeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De volgende effecten worden niet in de RAW-beelden teruggevonden:
[Fotostijl]/[Int.dynamiek]/[Rode-ogencorr]/[I.resolutie]/[Kleurruimte] ([Opname]-menu)
Scene Guide modus
Creative Control modus
In de volgende gevallen kunnen [ ], [ ] en [ ] niet ingesteld worden.
[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit])
[MENU] > [Opname] > [Kwaliteit]
Instellingen
Bestandsform
aat
Beschrijving van instellingen
[A]
JPEG
Een JPEG-beeld waarin prioriteit aan de beeldkwaliteit
gegeven werd.
[]
Een JPEG-beeld met standaard beeldkwaliteit.
Dit is nuttig voor het veranderen van het aantal opnames
zonder het aantal pixels te verhogen.
[]
RAWiJPEG
U kunt gelijktijdig een RAW-beeld en een JPEG-beeld
opnemen ([A] of []).
¢1
[]
[] RAW
U kunt alleen RAW-beelden opnemen.
¢2
[ ]-beelden worden met een kleiner datavolume
opgenomen dan [ ] of [ ].
RAW
Het RAW-formaat heeft betrekking op het originele formaat van de gegevens, dat geen
beeldbewerking op de camera ondergaat. Het afspelen en de bewerking van
RAW-beelden vereist speciale software.
Met gebruik van de speciale software kunt u geavanceerde bewerkingen uitvoeren,
zoals het instellen van de witbalans nadat de foto gemaakt is. De software stelt u ook in
staat de beelden in bestandsformaten op te slaan zodat ze op een PC weergegeven
kunnen worden (JPEG, TIFF, enz.). De beelden die met RAW-formaat opgenomen
worden, zullen een betere beeldkwaliteit hebben dan de beelden die in JPEG
opgenomen zijn maar de gegevensgrootte zal groter zijn.
U kunt RAW-bestanden ontwikkelen en bewerken met gebruik van de software “SILKYPIX
Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory op de (bijgeleverde) CD-ROM.
130
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Gebruik van functies voor de beeldcorrectie
Toepasbare modi:
Contrast en belichting worden gecompenseerd als het verschil in helderheid tussen de
achtergrond en het onderwerp groot is, enz.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
[AUTO] stelt automatisch de intensiteit van het effect in op grond van de
opname-omstandigheden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
In de volgende gevallen werkt [Int.dynamiek] niet:
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Toepasbare modi:
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF]
[EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen.
Wanneer u een video opneemt, gaat [EXTENDED] naar [LOW].
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek])
[MENU] > [Opname] > [Int.dynamiek]
Verhogen van de resolutie ([I.resolutie])
[MENU] > [Opname] > [I.resolutie]
131
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Toepasbare modi:
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting in een enkel beeld combineren
met rijke schakeringen.
U kunt het verlies aan gradatie minimaliseren in heldere en donkere zones, wanneer het
contrast tussen de achtergrond en het onderwerp bijvoorbeeld groot is.
Een door HDR gecombineerd beeld wordt in JPEG opgenomen.
Wat is HDR?
HDR betekent High Dynamic Range en heeft betrekking op een techniek voor het
uitdrukken van een breed contrastbereik.
Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR])
[MENU] > [Opname] > [HDR]
Instellingen
Beschrijving van instellingen
[ON] Neemt HDR-beelden op.
[OFF] Neemt geen HDR-beelden op.
[SET]
[Dynamisch bereik]
[AUTO]: Stelt automatisch het bereik van de belichting in op grond van de
verschillen tussen heldere en donkere zones.
[n1EV]/[n2EV]/[n3EV]:
Stelt de belichting in binnen de geselecteerde parameters van de
belichting.
[Auto uitlijnen]
[ON]: Corrigeert automatisch het schudden (bibberen) van de camera en
andere problemen die ervoor kunnen zorgen dat de beelden niet
uitgelijnd worden.
Wordt aanbevolen wanneer de camera tijdens het opnemen in de hand
gehouden wordt.
[OFF]: Niet bijgestelde ontregelde uitlijning van het beeld.
Aanbevolen wanneer een statief gebruikt wordt.
132
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Beweeg het toestel niet tijdens het continu fotograferen nadat op de sluiterknop gedrukt is.
U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is.
Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden.
De gezichtshoek wordt een beetje smaller als [Auto uitlijnen] op [ON] gezet is.
De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld).
In deze gevallen niet beschikbaar:
[HDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
133
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Toepasbare modi:
De camera verwijdert automatisch ruis die ontstaat bij een tragere sluitertijd, wanneer u
nachtscènes enz. wilt opnemen, zodat u toch mooie opnamen kunt maken.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Lange sluitertijd ruisreductie lopend] wordt weergegeven gedurende dezelfde tijd als de
sluitertijd voor de signaalverwerking.
Wij raden aan een statief te gebruiken voor het maken van opnamen met een trage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen werkt [Lang sl.n.red] niet:
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Toepasbare modi:
Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt
u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Beeldruis aan de randen van het beeld kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen is correctie niet mogelijk:
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Foto’s maken terwijl een video gemaakt wordt [alleen wanneer [ ] ingesteld is
(videoprioriteit)]
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, kan het zijn dat [Schaduwcomp.] niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red])
[MENU] > [Opname] > [Lang sl.n.red]
Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm
([Schaduwcomp.])
[MENU] > [Opname] > [Schaduwcomp.]
134
5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon
Toepasbare modi:
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC,
een printer enz.
Stel [sRGB] in als u AdobeRGB niet goed kent.
De instelling staat vast op [sRGB] in het volgende geval.
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte])
[MENU] > [Opname] > [Kleurruimte]
[sRGB]
Kleurbereik is ingesteld op sRGB-Kleurbereik.
Dit wordt het meeste gebruikt in computeruitrustingen.
[AdobeRGB]
Kleurbereik is ingesteld op AdobeRGB-Kleurbereik.
AdobeRGB is meestal gebuikt voor handelsdoeleinden zoals professioneel
afdrukken omdat het een grotere reeks reproduceerbare kleuren heeft dan
sRGB.
135
6.
Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Foto’s maken met Auto Focus
Toepasbare modi:
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
1
Zet de hendel van de focusmodus op [AFS] of
[AFC] (P136).
2
Druk op 2 ().
3
Druk op 2/1 om de AF-modus te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het selectiescherm van de AF-zone wordt weergegeven
als op 4 gedrukt wordt terwijl [š], [ ], [Ø] of [ ]
geselecteerd is.
Raadpleeg voor de bediening van het selectiescherm
van de AF-zone P141.
De instelling is vastgesteld op [Ø] in de volgende gevallen.
Bij het gebruik van de digitale zoom
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
136
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Toepasbare modi:
De methode wordt ingesteld om scherp te stellen als de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt.
Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC)
Focusmo
dus
De beweging van het
onderwerp en de scène
(aanbevolen)
Beschrijving van instellingen
[AFS]
Onderwerp staat stil
(Landschaps-,
verjaardagsfoto, enz.)
“AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”.
De scherpte wordt automatisch ingesteld als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De
scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot
halverwege ingedrukt wordt.
[AFF]
Beweging kan niet
voorzien worden
(Kinderen, huisdieren,
enz.)
“AFF” is een afkorting van “Auto Focus Flexible”.
In deze modus, wordt het scherpstellen automatisch
uitgevoerd wanneer de ontspanknop tot de helft
ingedrukt wordt.
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop tot
de helft ingedrukt wordt, wordt de focus gecorrigeerd
om automatisch overeen te komen met de beweging.
[AFC]
Het onderwerp beweegt
(Sport, treinen, enz.)
“AFC” is een afkorting van “Auto Focus Continuous”.
In deze modus wordt het scherpstellen, terwijl de
ontspanknop tot de helft ingedrukt gehouden wordt,
constant uitgevoerd om overeen te komen met de
beweging van het onderwerp.
Wanneer het onderwerp beweegt, wordt het
scherpstellen uitgevoerd door de positie van het
onderwerp te voorspellen op het moment van opname.
(Bewegingsvoorspelling)
[MF] Stel handmatig scherp. (P147)
137
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken alsof [AFS]
ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, zouden [AFF] en [AFC] niet kunnen werken.
Raadpleeg de website op P19.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC] niet
ingesteld worden
Veranderen van de focusmodus die toegekend is aan [AFS] van de hendel van
de focusmodus
[MENU] > [Voorkeuze] > [AFS/AFF]
[AFS]: Kent [AFS] toe.
[AFF]: Kent [AFF] toe.
Wanneer u opneemt met gebruik van [AFF], [AFC]
Het kan enige tijd duren om scherp te stellen als u het zoomhendeltje van Wide naar Tele zet
of plotseling van een onderwerp dat ver weg is op een onderwerp dichtbij scherpstelt.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
Terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt is, zou er trilling op het scherm gezien kunnen
worden.
Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling op
verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen wordt tijdens
het half indrukken.
138
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone
weergegeven.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P141)
Als [š] geselecteerd is en [Meetfunctie] op meervoudige [ ] staat, zal het toestel de
belichting aan het gezicht aanpassen. (P161)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze kan in de volgende gevallen niet op [š] gezet worden.
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke
nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Gerechten]/[Desserts] (Scene
Guide modus)
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen.
De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Soort Auto Focus modus
Over [ ] ([Gezichtsdetectie])
139
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De focus en
de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische opsporing)
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de
sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt gedrukt.
Als het aanraakscherm gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt geannuleerd als [ ] aangeraakt wordt.
De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als
[Meetfunctie] op [ ] gezet is. (P161)
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
Als AF tracking mislukt, wordt [Ø] ingesteld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[ ] kan niet gebruikt worden met [Intervalopname].
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø].
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Monochroom] (Scene Guide modus)
[Sepia]/[Zwart-wit]/[Dynamisch zwart/wit]/[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/
[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
[Zwart-wit] ([Fotostijl])
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
Wanneer er beeldbibber is
Als de zoom wordt gebruikt
Instelling van [ ] ([Tracking AF])
A
140
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Er kunnen tot 23 AF-zones scherp gesteld worden.
Dit is zelfs werkzaam als een onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden. (P141)
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P141)
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u
het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de
sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt
terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken.
(Alleen als de focusmodus op [AFS] gezet is.)
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt dat kleiner is dan [Ø].
De focuspositie kan ingesteld worden op een vergroot scherm. (P142)
Als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, zal het scherm voor het controleren van de
brandpuntpositie vergroot worden.
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Deze kan in de volgende gevallen niet op [ ] gezet worden.
[AFF]/[AFC] (focusmodus)
Over [ ] ([23-zone])
Over [ ] ([1-zone])
Over [ ] ([Spot])
141
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
Als de instelling gemaakt wordt met bediening door aanraking, zet [Touch AF] in [Touch inst.]
van het [Voorkeuze]-menu dan op [AF].
Als [š], [Ø] geselecteerd worden
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Selecteer [š] of [Ø] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
2
Op
3
/
4
/
2
/
1
drukken om de AF-zone te verplaatsen.
De AF-zone kan ook verplaatst worden door het onderwerp
aan te raken.
Druk op [DISP.] om de AF-zone opnieuw naar het midden
van het beeldscherm te brengen.
3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van het
kader van de AF-zone te veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
De grootte van de zone kan ook veranderd worden door
deze op het scherm samen te knijpen/te spreiden (P15).
4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt in de
aangeraakte positie weergegeven als [š] geselecteerd is.
De instelling van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET] gedrukt wordt of
[ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden.
1 Selecteer [ ] en druk op 4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt
weergegeven.
2
Druk op
3
/
4
/
2
/
1
om het frame van de AF-zone te
selecteren zoals in de afbeelding rechts getoond wordt.
Het kader van de AF-zone kan ook geselecteerd worden
door het scherm aan te raken.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Alleen de weergave van [i] (middelpunt van het geselecteerde kader van de AF-zone)
zal op het beeldscherm blijven.
De instelling van het kader van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET]
gedrukt wordt of [ ] aangeraakt wordt.
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone
142
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wanneer u [ ] selecteert
U kunt de scherpstelpositie op precieze wijze instellen door het scherm te vergroten.
De focuspositie kan niet op de rand van het beeldscherm ingesteld worden.
1 Selecteer [ ] en druk op 4.
2 Druk op 3/4/2/1 om de focuspositie in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het hulpscherm voor het instellen van de brandpuntpositie wordt vergroot weergegeven.
Het hulpscherm kan ook verplaatst worden door het onderwerp aan te raken.
3 Verplaats [_] naar de brandpuntpositie met
3/4/2/1.
De brandpuntpositie kan ook verplaatst worden door het
scherm aan te raken.
Door op [DISP.] te drukken, keert de brandpuntpositie terug
naar het midden van het hulpscherm.
Op het assistentiescherm is het ook mogelijk om een foto
te maken door [ ] aan te raken.
Veranderen van de weergave van het hulpscherm
[MENU] > [Voorkeuze] > [Spot AF weergave]
[FULL]: Vergroot een beeld tot de grootte van het
volledige scherm.
[PIP]: Vergroot een beeld tot de grootte van een venster
op het scherm.
De weergave van het hulpscherm kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ ].
Als aan de bedieningsknop gedraaid wordt, kan een foto in [PIP] ongeveer 3 tot 6 keer
vergroot/verkleind worden. In [FULL] kan de foto ongeveer 3 tot 10 keer vergroot/verkleind
worden. De foto wordt vergroot/verkleind met een factor van 1.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/
te spreiden.
143
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer
de [Meetfunctie] (P161) ingesteld is op [ ].
Aan de rand van het scherm zou de meting beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond
de AF-zone.
Als [Touch AF] op [AF+AE] gezet is, volgt de optimaliseringspositie van de helderheid de
beweging van de AF-zone (de AF-zone werkt als [Ø].) (P163)
In deze gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, kunnen de positie en de maat van de AF-zone niet
veranderd worden.
Instelling van de duur waarbij het scherm vergroot is
[MENU] > [Voorkeuze] > [Spot AF tijd] >
[LONG] (Ongeveer 1,5 seconden)/[MID] (Ongeveer 1,0 seconden)/
[SHORT] (Ongeveer 0,5 seconden)
144
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Door het [Voorkeuze]-menu te gebruiken, kunt u de focusmethode in detail instellen.
Loslaten/Niet loslaten van de sluiter door de sluiterknop tot halverwege in te
drukken
Wel/niet van te voren scherpstellen
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
[Quick AF] is onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
In de preview-modus
In situaties met weinig licht
Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken
Met bepaalde Four Third lenzen die geen contrast AF ondersteunen.
Instelling van de gewenste focusmethode
[MENU] > [Voorkeuze] > [Ontsp. knop half indr.] > [ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze] > [Quick AF] > [ON]/[OFF]
145
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wel/niet inschakelen van de AF Assist-lamp
De AF-hulplamp zal het onderwerp verlichten als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt
wordt en maakt het zo gemakkelijker voor het toestel om scherp te stellen als een opname
bij weinig licht gemaakt wordt.
(Al naargelang de opnameomstandigheden zal een grotere AF-zone weergegeven
worden.)
Het effectieve bereik van het AF Assist-lampje varieert afhankelijk van de lens die wordt
gebruikt.
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) bevestigd is en op Wide:
Ongeveer 1,0 m tot 3,0 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) bevestigd is:
Ongeveer 1,0 m tot 5,0 m
De AF-assist lamp is alleen werkzaam voor het onderwerp in het midden van het beeldscherm.
Gebruik het door het onderwerp in het midden van het beeldscherm te zetten.
Verwijder de lenskap.
Wanneer u de AF-lamp niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren op
een donkere plek), de [AF ass. lamp] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden
scherp te stellen.
De AF Assist-lamp raakt enigszins geblokkeerd als de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032/H-H020A) gebruikt wordt maar dit is niet van invloed op de prestaties.
De AF-assist lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te
stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt.
De instelling is vastgesteld op [OFF] in de volgende gevallen.
[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/
[Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/
[Artistieke nachtopname]/[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is
[MENU] > [Voorkeuze] > [AF ass. lamp] > [ON]/[OFF]
146
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wel/niet opnemen, zelfs als geen scherpstelling van het beeld verkregen wordt
[FOCUS]:
U kunt geen opname maken zolang het object niet is scherpgesteld.
[RELEASE]:
Dit geeft voorrang aan het beste ogenblik om een opname te maken zodat u een opname
kunt maken als u de ontspanknop helemaal indrukt.
Wanneer [RELEASE] ingesteld is, houd u er dan rekening mee dat het scherpstellen misschien
niet goed lukt, zelfs niet wanneer de focusmodus op [AFS], [AFF] of [AFC] gezet is.
Wel/niet handmatig scherp stellen na Auto Focus verkregen te hebben
Als AF-vergrendeling op ON staat (druk de sluiterknop tot halverwege in met de
focusmodus op [AFS] of stel AF-vergrendeling in met gebruik van [AF/AE LOCK]), kunt u
handmatig en precies scherpstellen.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Prio. focus/ontspan]
[MENU] > [Voorkeuze] > [AF+MF] > [ON]/[OFF]
147
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Toepasbare modi:
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
De handelingen om handmatig scherp te stellen variëren en zijn afhankelijk van de
lens die gebruikt wordt.
Gebruik van een onderling verwisselbare lens (H-FS12032) zonder focusring
1 Zet de hendel van de focusfunctie op [MF].
2 Druk op 2 ().
3 Druk op 3/4/2/1 om de MF-zone te bewegen en
druk op [MENU/SET].
De MF-zone kan ook bewogen worden door het scherm
te verslepen (P15).
Door op [DISP.] te drukken, zal de MF-zone weer naar
het midden terugkeren.
4 Druk op 2/1 om scherp te stellen.
A Schuifbalk
B MF Assist (vergroot scherm)
C MF-gids
D Peaking
Door op 2/1 te drukken en te blijven drukken, zal de
focussnelheid vergroot worden.
Het scherpstellen kan ook uitgevoerd worden door de
schuifbalk te verslepen.
Door aan de bedieningsknop te draaien, zal MF Assist
groter/kleiner worden.
Als [Peaking] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is,
worden de scherp gestelde delen geaccentueerd.
Het instellingenscherm van de MF-zone kan
weergegeven worden door op 4 te drukken.
AF
+
C
D
B
A
148
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Weergeven van MF Assist
Dit kan weergegeven worden door aan de focusring te draaien, het scherm te spreiden (P15) of
het scherm twee keer aan te raken (in [Miniatuureffect] in de Creative Control modus, kan dit
niet weergegeven worden door het scherm aan te raken).
Het kan ook weergegeven worden door op de cursorknop op 2 te drukken, om het
instellingenscherm van de MF-zone weer te geven. Gebruik de cursorknop om de positie van
de MF-zone te bepalen en druk vervolgens op [MENU/SET].
Afsluiten van MF Assist
Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
U kunt MF Assist ook sluiten door op [MENU/SET] te drukken of [Exit] aan te raken.
Het zal ook gesloten worden als het scherm twee keer aangeraakt wordt.
Wanneer weergegeven door aan de focusring te draaien, wordt het ongeveer 10 seconden
nadat de handelingen gestopt zijn, gesloten.
MF Assist of de MF-gids worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte
lens. MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen,
met het aanraakscherm of een knop.
In deze gevallen niet beschikbaar:
MF Assist wordt uitgeschakeld als digitale zoom gebruikt wordt of filmopnames gemaakt
worden.
Gebruik van een onderling verwisselbare lens
(H-H020A) met een focusring
1 Zet de hendel van de focusfunctie op [MF].
2 Draai aan de focusring om scherp te stellen.
Draai naar A kant:
Stelt scherp op een onderwerp dichtbij
Draai naar B kant:
Stelt scherp op een onderwerp ver weg
E MF Assist (vergroot scherm)
F MF-gids
G Peaking
Wanneer een onderling verwisselbare lens met een
focushendel gebruikt wordt, beweeg de focushendel
dan om scherp te stellen.
A
B
AF
+
F
G
E
149
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wel/niet weergeven van de MF-gids
A Aanduiding van (oneindigheid)
Wanneer [MF-gids] op het [Voorkeuze] menu ingesteld is op
[ON] en u handmatig scherpstelt, wordt de MF-guide
afgebeeld op het scherm. U kunt controleren of het
scherpstelpunt richting de kant dichtbij of de kant ver weg is.
Snel scherp stellen met gebruik van Auto Focus
Als in Manuele Focus op de functieknop gedrukt wordt (P43) waarop [AF/AE LOCK]
ingesteld is, zal Auto Focus werken.
[AF/AE LOCK] kan alleen toegekend worden aan [Fn1].
Auto Focus werkt in het midden van het frame.
Als Auto Focus gebruikt wordt terwijl het MF-hulpscherm
weergegeven wordt, zal scherp gesteld worden in het midden
van het MF-hulpscherm.
Auto Focus werkt ook met de volgende aanraakhandelingen.
Door aanraking van [ ]
Door verslepen van de monitor en het loslaten van uw vinger
op het punt waarop u wilt scherpstellen.
[MENU] > [Voorkeuze] > [MF-gids] > [ON]/[OFF]
[MENU] > [Voorkeuze] > [AF/AE vergrend.] > [AF-ON]
A
AF
AF
150
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Accentueren/niet accentueren van de scherp gestelde delen
Als [Peaking] ingesteld is, [ ] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) of [ ] ([Niveau
detecteren]: [LOW]) zullen weergegeven worden.
Telkens wanneer [ ] in [ ] aangeraakt wordt, wordt de instelling omgeschakeld in de
volgorde [ON] ([Niveau detecteren]: [LOW])
> [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt terwijl [Peaking] op [Fn knopinstelling] (P43)
gezet is in het [Voorkeuze]-menu, schakelt de instelling van de peaking in de volgorde [ON]
([Niveau detecteren]: [LOW]) > [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF].
Deze functie werkt in Manuele Focus of wanneer de scherpstelling met de hand met [AF+MF]
geregeld wordt.
Aangezien de delen met heldere contouren op het scherm als scherp gestelde delen
geaccentueerd worden, zullen de geaccentueerde delen variëren, al naargelang de
opname-omstandigheden.
De kleur die voor het accentueren gebruikt wordt, is niet van invloed op de opgenomen
beelden.
[Peaking] werkt niet met [Ruw zwart-wit] in de Creative Control-modus.
[MENU] > [Voorkeuze]>[Peaking]
[ON] De in-focus gedeeltes worden met een kleur geaccentueerd.
[OFF]
De in-focus gedeeltes worden niet met een kleur geaccentueerd.
[SET]
[Niveau
detecteren]
Het detectieniveau van in-focus gedeeltes wordt
ingesteld.
Als [HIGH] ingesteld wordt, worden de te accentueren
gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer
precieze scherpstelling te verkrijgen.
[HIGH]/[LOW]
De instelling van het detectieniveau is niet van invloed op
het brandpuntbereik.
[Kleur
weergeven]
Stelt de kleur in die gebruikt wordt voor het accentueren
van [Peaking].
Als [Niveau detecteren] op [HIGH] gezet is: [ ]
(Lichtblauw)/[ ] (Geel)/[ ] (Groen)
Als [Niveau detecteren] op [LOW] gezet is: [ ] (Blauw)/
[ ] (Oranje)/[ ] (Wit)
Het veranderen van de instelling van [Niveau detecteren]
verandert ook als volgt de instelling van [Kleur weergeven].
[ ] (Lichtblauw) [ ] (Blauw)
[ ] (Geel) [ ] (Oranje)
[ ] (Groen) [ ] (Wit)
151
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Technieken voor handmatig scherpstellen
1 Druk op de cursorknop of draai aan de
focusring om scherp te stellen.
2 Druk nog een paar keer op de cursorknop
of draai de focusring een beetje verder in
dezelfde richting.
3 Bedien de cursorknop of de focusring een
klein beetje in de tegengestelde richting
om preciezer scherp te stellen.
Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het
brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maakt:
Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P174) te gebruiken.
Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er
opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
152
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de
focusafstand te meten.
Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups.
Focusbereik
A Referentieteken focusafstand
B Referentielijn focusafstand
C 0,2 m (brandpuntafstand 12 mm tot 20 mm)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt]
D 0,3 m (brandpuntafstand 21 mm tot 32 mm)
[Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt]
E 0,2 m [Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt]
153
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Gebruik het [Voorkeuze]-menu voor het maken van geavanceerde instellingen voor MF
Assist.
Instelling van de weergavemethode van MF Assist (vergroot scherm)
De beschikbare instellingen variëren en zijn afhankelijk van de gebruikte lens.
De weergave van MF Assist veranderen
De instellingen van MF Assist naar wens veranderen
[MENU] > [Voorkeuze] > [MF assist]
Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring (H-FS12032) gebruikt wordt
[ON]
Het brandpunt kan bijgesteld worden wanneer op 2( ) gedrukt wordt en het
instellingenscherm van de MF-zone wordt weergegeven.
[OFF]
Het brandpunt kan bijgesteld worden door op 2( ) te drukken. Het
instellingenscherm van de MF-zone zal niet weergegeven worden.
Als een onderling verwisselbare lens met een focusring (H-H020A) gebruikt wordt
[]
MF Assist wordt weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt of als
op 2( ) gedrukt wordt.
[]MF Assist wordt weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt.
[]MF Assist wordt weergegeven als op 2( ) gedrukt wordt.
[OFF]
MF Assist wordt zelfs niet weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt.
[MENU] > [Voorkeuze] > [MF assist weergave]
[FULL]: Vergroot de weergave in een venster op het
scherm.
[PIP]: Vergroot de weergave op het volledige scherm.
De weergave van het hulpscherm kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ ]
op het instellingenscherm van het brandpunt.
Als aan de bedieningsknop gedraaid wordt, kan de weergave in [PIP] ongeveer 3 tot 6 keer
vergroot/verkleind worden. In
[FULL]
kan het ongeveer 3 tot 10 keer vergroot/verkleind
worden. De weergave wordt vergroot/verkleind met een factor van 1.
De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/
te spreiden.
154
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Instellen van het aanvankelijke vergrotingsniveau van MF Assist
Er kan een aanvankelijk vergrotingsniveau van MF Assist tussen 3 en 10 keer ingesteld
worden.
Als [MF assist weergave] op [PIP] gezet wordt, kan de weergave alleen tot 6 keer vergroot
worden, onafhankelijk van deze instelling.
Het vergrotingsniveau van de laatste keer dat MF Assist gebruikt werd, wordt als het
aanvankelijke vergrotingsniveau opgeslagen.
Deze onderdelen kunnen alleen ingesteld worden als een onderling verwisselbare lens zonder
focusring (H-FS12032) gebruikt wordt.
Veranderen van de werking van de bedieningsknop in de Manuele Focus.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Lens zonder focusring] > [MF vergrotingsniveau]
[MENU] > [Voorkeuze] > [Lens zonder focusring] > [Bed. draaiknop (MF)]
[MAGLEVEL]:
Draai aan de bedieningsknop om het niveau van uitvergroting van de
vergrote zone te veranderen.
[FOCUS]: Draai aan de bedieningsknop om het brandpunt in te stellen.
Deze onderdelen kunnen alleen ingesteld worden als een onderling verwisselbare lens
zonder focusring (H-FS12032) gebruikt wordt.
155
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Vastzetten van het brandpunt en de belichting
(AF/AE-vergrendeling)
Toepasbare modi:
Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de
AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt.
1
Stel een functieknop in op [AF/AE LOCK]. (P43)
[AF/AE LOCK] kan alleen toegekend worden aan [Fn1].
2
Lijn het scherm uit met het onderwerp.
3
Druk op [Fn1] om focus en belichting vast te zetten.
De AF/AE-vergrendeling wordt geannuleerd door opnieuw op de knop [Fn1] te drukken.
In de fabrieksinstelling is alleen de belichting vergrendeld.
4
Beweeg het toestel terwijl u het beeld
samenstelt en druk de sluiterknop daarna
volledig in.
A AE vergrendelingsaanwijzing
Als [AE LOCK] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt heeft om
scherp te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in.
Instelling van de functies van [AF/AE LOCK]
[MENU] > [Voorkeuze] >
[AF/AE vergrend.]
[AE LOCK]
Alleen de belichting is vergrendeld.
Als de belichting ingesteld wordt [AEL], worden de lensopeningwaarde en de
sluitertijd weergegeven.
[AF LOCK]
Alleen de focus is ontgrendeld.
Als op het onderwerp scherp gesteld wordt [AFL], worden de
brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de sluitertijd weergegeven.
[AF/AE LOCK]
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AFL], [AEL], de brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de
sluitertijd worden weergegeven wanneer het brandpunt en de belichting
geoptimaliseerd worden.
[AF-ON] Auto focus wordt uitgevoerd.
2
00
606060
3.53.53.5
AELAEL
0
A
156
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie.
De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige
Scherpstelling.
Tijdens het opnemen van een film is alleen de AF-vergrendeling actief. Wanneer u de
AF-vergrendeling tijdens de opname eenmaal wist, kan hij niet opnieuw geactiveerd worden.
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
157
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Belichtingscompensatie
Toepasbare modi:
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond.
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5EV.
Bij het opnemen van films kan de waarde van de belichtingscompensatie ingesteld
worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
Draai aan de bedieningsknop om de [Lichtmeter] weer te geven. (P84)
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. (P207)
Als de belichtingswaarde buiten het bereik van j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet meer veranderen.
Er wordt aanbevolen om voor de opnames de daadwerkelijke helderheid van het opgenomen
beeld te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingscompensatie wordt zelfs opgeslagen als de camera uitgeschakeld
wordt (als [Belichtingscomp. reset] (P52) op [OFF] gezet is)
1
Druk 3 (È) om te schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
Belichtingscompensatiewaarde wordt geel om aan te
geven dat de belichting nu gecompenseerd kan worden.
2
Draai de bedieningsfunctieknop om de
belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [Lichtmeter]
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelichting
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
989898
2
00
SSSS
F
250 15
4.0 5.6 8.0
3060125
50 50
603.5
B
A
158
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
De lichtgevoeligheid instellen
Toepasbare modi:
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld.
Als u deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder
dat de opnamen donker worden.
1
Selecteer het menu. (P37)
2
Selecteer de ISO-gevoeligheid door aan de
bedieningsknop te draaien.
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
¢1 Als de [ISO-limiet] (P159) van het [Opname]-menu op iets anders dan [OFF] gezet is, zal
deze automatisch ingesteld worden binnen de waarde die ingesteld is in [ISO-limiet].
¢2 Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
[MENU] > [Opname] > [Gevoeligheid]
AUTO
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
(Intelligent)
Het toestel spoort de beweging van het onderwerp op en
stelt de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd vervolgens
automatisch in zodat deze zo goed mogelijk bij de beweging
van het onderwerp en de helderheid van de scène passen,
om het schommelen van het onderwerp te minimaliseren.
Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])
¢1
De sluitersnelheid wordt niet vastgezet als de sluiterknop
tot halverwege ingedrukt wordt. Het verandert voortdurend
om zich aan te passen aan de beweging van het
onderwerp, tot de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
125
¢2
/200/400/800/1600/3200/
6400/12800/25600
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
Als de [ISO-verhoging] in het [Opname]-menu (P160) op
[1/3 EV] gezet is, zullen de onderdelen van de
ISO-gevoeligheid die ingesteld kunnen worden, toenemen.
ISO
ISOISOISO
ISOISOISOISOISOISOISO
AUTO
AUTO
AUTO
AUTO
200200 400400
159
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Kenmerken van de ISO-gevoeligheid.
Voor het focusbereik van de flitser als [AUTO] ingesteld is, raadpleegt u P201.
In sluiter-prioriteit AE-modus kan [ ] niet gebruikt worden. In de handmatige
belichtingsmodus kunnen [AUTO] en [ ] niet gebruikt worden.
Als [Multi-belicht.] ingesteld is, is de maximum instelling [ISO3200].
Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[200] tot [3200]
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
Toepasbare modi:
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Dit werkt wanneer de [Gevoeligheid] op [AUTO] of [ ] wordt gezet.
Instellingen: [400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]/[OFF]
In deze gevallen niet beschikbaar:
[ISO-limiet] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld:
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Nachtop. uit hand]
(Scene Guide modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
200 25600
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
Schommelen van het
onderwerp
Verhoogd Minder
Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname] > [ISO-limiet]
160
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Toepasbare modi:
U kunt voor iedere 1/3 EV de instellingen van de ISO-gevoeligheid bijstellen.
¢ Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is.
Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] naar [1 EV], zal [Gevoeligheid] ingesteld
worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de [1/3 EV].
Toepasbare modi:
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een minimum van [ISO125].
Instellingen: [ON]/[OFF]
Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname] > [ISO-verhoging]
[1/3 EV]
[L.125]
¢
/[L.160]
¢
/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/[1600]/
[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]/[16000]/
[20000]/[25600]
[1 EV] [L.125]
¢
/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]
Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid
[MENU] > [Opname] > [Uitgebreide ISO]
161
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Selecteren van de methode voor het meten van
de helderheid
([Meetfunctie])
Toepasbare modi:
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
[MENU] > [Opname] > [Meetfunctie]
[]
(Meervoudig)
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de
helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen.
Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode te gebruiken.
[]
(Middenmeting)
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in
het midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit
middelste beeld aan te passen.
[]
(Puntmeting)
Dit is de methode waarbij het object direct in het
meetbereik te meten A.
162
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van
een bepaalde zone
(Touch AE)
Toepasbare modi:
U kunt de helderheid van een aangeraakte positie gemakkelijk optimaliseren. Als het
gezicht van het onderwerp donker lijkt, kunt u het scherm helderder maken
overeenkomstig de helderheid van het gezicht.
U kunt alleen de helderheid van een aangeraakte positie optimaliseren maar u kunt ook,
met gebruik van Touch AF voor het optimaliseren van de helderheid, zowel het brandpunt
als de helderheid van de aangeraakte positie optimaliseren.
Annuleren van de Touch AE-functie
Raak [ ] aan.
[Meetfunctie] keert terug naar de oorspronkelijk instelling en de optimaliseringspositie van de
helderheid wordt geannuleerd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Als u de digitale zoom gebruikt.
Als [Touch AF] in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu op [AF+AE] gezet is. (P163)
Optimaliseren van alleen de helderheid van een aangeraakte positie
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
Het instellingenscherm voor de optimaliseringspositie van
de helderheid wordt weergegeven.
De [Meetfunctie] wordt op [ ] gezet, die uitsluitend voor
Touch AE gebruikt wordt.
3
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt optimaliseren.
Door [Reset] aan te raken, keert de optimalisatiepositie
van de helderheid terug naar het midden.
4
Raak [Inst.] aan.
AE
AE
AE
ュリヴヱハ
5HVHW
,QVW
163
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
1
Selecteer het menu. (P37)
2
Selecteer [Touch AF] en raak vervolgens [AF+AE] aan.
3
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt optimaliseren.
Het instellingenscherm van de AF-zone wordt
weergegeven. (P141)
De positie voor de optimalisering van de helderheid
wordt op het midden van de AF-zone weergegeven. De
positie volgt de beweging van de AF-zone.
De [Meetfunctie] wordt op [ ] gezet, die uitsluitend voor Touch AE gebruikt wordt.
Als u [Reset] aanraakt, worden de optimaliseringspositie van de helderheid en de
AF-zone naar het midden teruggezet.
4
Raak [Inst.] aan.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt op de aangeraakte positie
weergegeven.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] teruggezet op de oorspronkelijke instelling
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd. Ook de instelling
van AF-zone wordt geannuleerd.
Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] op de oorspronkelijke instelling teruggezet
en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd.
Optimaliseren van het brandpunt en de helderheid van een aangeraakte positie
[MENU] > [Voorkeuze] > [Touch inst.]
Als de achtergrond te helder geworden is, enz., kan
dit contrast met de achtergrond bijgesteld worden
door de belichting te compenseren.
ュリヴヱハ
,QVW5HVHW
AE
164
6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Wanneer opnames met Touch Shutter gemaakt worden, worden de scherpstelling en de
helderheid van de aangeraakte positie geoptimaliseerd voordat de opname plaatsvindt.
Aan de rand van het scherm kan het focussen beïnvloed worden door de helderheid rondom
de aangeraakte plek.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[AF+AE], die het brandpunt en de helderheid optimaliseert, werkt in de volgende gevallen niet.
Als de Manuele Focus gebruikt wordt
Bij het gebruik van de digitale zoom
Als de AF-zone ingesteld is met gebruik van de cursorknop
165
7.
Instellingen van sluiter en drive
Instellen van het type sluiter
Toepasbare modi:
U kunt foto's maken met een van de twee sluitermethodes: de elektronische voorste
gordijnsluiter of de elektronische sluiter.
¢1 Tot en met een ISO-gevoeligheid van [ISO3200]. Als de instelling hoger dan [ISO3200] is,
zal de sluitertijd korter dan 1 seconde zijn.
¢2 Het mechanische sluitergeluid kan niet uitgezet worden.
¢3 De instellingen van het elektronische sluitergeluid kunnen veranderd worden in
[Shutter vol.]
en [Shutter toon].
(P47)
Selecteer het menu. (P37)
Elektronische voorste
gordijnsluiter
Elektronische sluiter
Beschrijving
De camera start de belichting
elektronisch en eindigt deze met de
mechanische sluiter.
De camera start en eindigt de
belichting elektronisch.
Flits ±
Sluitertijd
(Sec.)
60 tot 1/500 1
¢1
tot 1/16000
Sluitergeluid
Mechanisch sluitergeluid
¢2
+
Elektronisch sluitergeluid
¢3
Elektronisch sluitergeluid
¢3
[MENU] > [Opname] > [Sluitertype]
[AUTO]
Afhankelijk van de opname-omstandigheden en de sluitertijd wordt
het type sluiter automatisch omgeschakeld.
De methode van de elektronische voorste gordijnsluiter heeft de
prioriteit. Deze methode heeft minder beperkingen op de functies
die gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer foto's met een
flitser genomen worden.
[EFC]
Maakt foto's door alleen de methode van de elektronische voorste
gordijnsluiter te gebruiken.
[ESHTR]
Maakt foto's door alleen de methode van de elektronische sluiter te
gebruiken.
166
7. Instellingen van sluiter en drive
Als [ ] op het scherm weergegeven wordt, zullen de foto's met de elektronische sluiter
gemaakt worden.
Als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is, zullen de foto's met de elektronische sluiter gemaakt
worden.
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, zullen de foto's met de elektronische sluiter gemaakt
worden.
Als een lens gebruikt wordt die niet gebaseerd is op de standaard Micro Four Thirds Systeem /
Four Thirds System dan maakt [AUTO] opnames met de elektronische sluiter tenzij
bijvoorbeeld de flitser gebruikt wordt voor het maken van opnames. Ook schakelt [EFC] naar
[AUTO].
Bepaalde lenzen die gebaseerd zijn op de standaard Micro Four Thirds System/Four Thirds
System kunnen ook tot gevolg hebben dat de instelling naar [AUTO] schakelt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
Als een bewegend onderwerp met de elektronische sluiter opgenomen wordt, kan het
onderwerp vervormd op de foto verschijnen.
Als de elektronische sluiter met fluorescent licht of LED-verlichting gebruikt wordt, enz.,
kunnen horizontale strepen op de foto verschijnen. In dergelijke gevallen kan een
verlaging van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen reduceren.
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
167
7. Instellingen van sluiter en drive
Selecteer een drive-modus
Toepasbare modi:
U kunt veranderen wat de camera zal doen wanneer u op de sluiterknop drukt.
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2/1 om de drivemodus te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
A Drive-modus
Selecteert [ ] om de drivemodus te annuleren. De instelling zal naar
[Enkel]schakelen.
De instellingen van iedere drivemodus kunnen veranderd worden door op 3 te
drukken.
1 [Enkel] (P57)
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt slechts één
beeld opgenomen.
2 [Burstfunctie] (P168)
Er worden achtereenvolgende opnames gemaakt
terwijl de sluiterknop ingedrukt is.
3 [Auto bracket] (P171)
Telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt,
worden opnames met verschillende
belichtingsinstellingen gemaakt, op grond van het
bereik van de belichtingscompensatie.
4 [Zelf ontsp.] (P174)
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt de opname
gemaakt nadat de ingestelde tijd verstreken is.
31/3
H
1 2 3 4
A
168
7. Instellingen van sluiter en drive
Opnamen maken met de burstfunctie
Toepasbare modi:
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Foto’s die met burst-snelheid [SH] genomen worden, zullen als een enkele burst-groep
opgenomen worden (P218).
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2/1 om de burst-icoon te selecteren
([ ], enz.) en druk vervolgens op 3.
3
Selecteer de burst-snelheid met 2/1 en druk
vervolgens op [MENU/SET].
¢1 Aantal mogelijke opnamen
¢2 De elektronische sluiter zal werkzaam zijn.
¢3 Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan het aantal frames in een
burst-opname kleiner worden
(Wanneer u bijvoorbeeld [I.resolutie] van het [Opname]-menu instelt, kan het aantal
frames van een burst-opname kleiner worden)
¢4 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt.
De burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit
is afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en
het type kaart die gebruikt worden.
[SH]
(Superhoge
snelheid)
¢2
[H]
(Hoge
snelheid)
[M]
(Mediumsne
lheid)
[L]
(Lage
snelheid)
Burstsnel
heid
(opnamen/
seconde)
Elektronische
voorste
gordijnsluiter
40
542
Elektronische
sluiter
10 4 2
Live View tijdens
Burstfunctie
Geen Geen Beschikbaar Beschikbaar
¢1
Met
RAW-bestanden
—7
¢
3, 4
Zonder
RAW-bestanden
Max. 39 Afhankelijk van de capaciteit van de kaart
¢4
31/3
H
SH
H M
LV
L
LV
169
7. Instellingen van sluiter en drive
De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden.
[Fotoresolutie] (P128)
[Kwaliteit] (P129)
[Gevoeligheid] (P158)
Focusmodus (P136)
[Prio. focus/ontspan] (P146)
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu.
Raadpleeg P129 voor informatie over RAW-bestanden.
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Annuleren van de burst-modus
Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167)
Scherpstellen in burstfunctie
De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de instelling van de
focusmodus (P136) en de instelling van de [Prio. focus/ontspan] (P146) in het
[Voorkeuze]-menu.
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
Focusmodus [Prio. focus/ontspan] Focus
[AFS]
[FOCUS]
Bij de eerste opname
[RELEASE]
[AFF]/[AFC]
¢1
[FOCUS] Normale scherpstelling
¢2
[RELEASE] Voorspelde scherpstelling
¢3
[MF] Focus ingesteld met handmatige focus
AFSAFS
50
i
H
L
4:3
170
7. Instellingen van sluiter en drive
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, door
continu opnemen in de burst-modus of door andere omstandigheden die oververhitting
veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van
[ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt
zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt.
Als de burst-snelheid op [SH] of [H] gezet is (terwijl de focusmodus op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vaststaan op de instellingen die
voor het eerste beeld gebruikt werden.
Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de focusmodus [AFF] of [AFC]), [M] of [L] is,
worden deze telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden zou het even kunnen duren om de volgende foto
te maken als u het fotograferen herhaalt.
Het kan enige tijd vergen om de foto's die met de Burst-modus gemaakt zijn op de kaart
te bewaren. Als u tijdens het opslaan continu foto's maakt, neemt het maximaal aantal te
maken beelden af. Voor het continu fotograferen wordt het gebruik aangeraden van een
high speed geheugenkaart.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De Burstfunctie wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn]
(Creative Control modus)
Als witbalans bracket ingesteld is
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Opnemen met [iHandh. nachtop.]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
In de volgende gevallen kan [SH] in de burst-modus niet gebruikt worden.
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
171
7. Instellingen van sluiter en drive
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket
Toepasbare modi:
Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 7 opnamen met
verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de
belichtingscompensatie.
Met Auto Bracket
[Stap]: [31/3], [Serie]: [0/s/r]
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2/1 om de icoon van Auto Bracket
([ ], enz.) te selecteren en druk vervolgens
op 3.
3
Druk op 2/1 om het compensatiebereik te
selecteren en druk vervolgens op
[MENU/
SET].
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt, wordt
het aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat het aantal beelden dat u ingesteld
heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
31/3
H
31/3
-
3
-
2
-
1 0
+1
+1
+2
+2
+3
+3
-
3
-
2
-
1 0 +1 +2 +3
2 1 3
31/3 32/3 31 51/3 52/3 51
71/3 72/3 71
AFSAFS
50
i
L
4:3
172
7. Instellingen van sluiter en drive
Annuleren van Auto Bracket
Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167)
Veranderen van de instellingen voor [Enkel/Burst instellen], [Stap] en [Serie] in
Auto Bracket
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [Enkel/Burst instellen], [Stap] of [Serie] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt een foto per keer maken als [ ] ingesteld is.
U kunt continu foto's maken tot het ingestelde aantal wanneer [ ] ingesteld is.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Opname] > [Auto bracket]
[Enkel/Burst instellen]
[ ] (enkel)
[ ] (burst)
[Stap]
[3•1/3] (3 opnamen)
[3•2/3] (3 opnamen)
[3•1] (3 opnamen)
[5•1/3] (5 opnamen)
[5•2/3] (5 opnamen)
[5•1] (5 opnamen)
[7•1/3] (7 opnamen)
[7•2/3] (7 opnamen)
[7•1] (7 opnamen)
[Serie]
[0/`/_]
[`/0/_]
173
7. Instellingen van sluiter en drive
Wanneer u opnamen maakt met Auto Bracket nadat u de waarde van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, worden de foto's met de gekozen
belichtingscompensatie gemaakt.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De Auto Bracket wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide
modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn]
(Creative Control modus)
Als witbalans bracket ingesteld is
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u opneemt m.b.v. de flits
Opnemen met [iHandh. nachtop.]
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
174
7. Instellingen van sluiter en drive
Opnamen maken met de zelfontspanner
Toepasbare modi:
1
Druk op 4 ().
2
Druk op 2/1 om de icoon van de
zelfontspanner te selecteren ([ ], enz.) en
druk vervolgens op
3.
3
Druk op 2/1 om de tijdinstelling van de
zelfontspanner in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [Zelf ontsp.] in
het [Opname] menu.
Beeld wordt 10 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer
2 seconden.
Beeld wordt 2 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt.
Wanneer u een statief, enz. gebruikt, is deze instelling handig om de
beweging te vermijden die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop.
31/3
H
10
10 2
10
175
7. Instellingen van sluiter en drive
4
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Focus en belichting zullen ingesteld worden als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Na het knipperen van het controlelampje van de
zelfontspanner gaat de opname van start.
Annuleren van de zelfontspanner
Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167)
Annuleren is ook mogelijk door dit toestel uit te schakelen.
(Wanneer [Zelf ontsp. auto uit] (P52) op [ON] gezet is)
De flitsoutput kan enigszins anders zijn als [ ] geselecteerd is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder de volgende omstandigheden kan het niet op [ ] gezet worden.
Als witbalans bracket ingesteld is
[Multi-belicht.]
De zelfontspanner is in de volgende gevallen uitgeschakeld.
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is)
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
176
8.
Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Automatisch beelden opnemen met ingestelde
tijdsintervallen
([Intervalopname])
Toepasbare modi:
U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en het aantal beelden instellen en
automatisch onderwerpen opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt.
De beelden worden als een enkele beeldengroep opgenomen (P218).
U kunt films creëren m.b.v. [Intervalvideo] in [Afspelen]-menu. (P231)
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P35)
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[MENU] >
[Opname] > [Intervalopname]
[Starttijd]
[Nu] Start de opname door de sluiterknop volledig in te drukken.
[Begintijd
instellen]
U kunt de tijd voor het starten van de opname instellen.
U kunt ongeacht welke tijd tot 23 uur en 59 minuten later instellen.
Selecteer het item (uur of minuut) door op 2/1 te
drukken, stel de starttijd in door op 3/4 te drukken en
druk vervolgens op [MENU/SET].
[Opname-interval]/
[Aantal
beelden]
Het opname-interval en het aantal beelden kan ingesteld worden.
2/1: Selecteer het item (minuut/seconde/aantal beelden)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: Ingesteld
Er kan een opname-interval met een bereik van 1 seconde tot 99 minuten en
59 seconden ingesteld worden met intervallen van 1 seconde.
Het aantal beelden kan tussen 1 en 9999 ingesteld worden.
Stel opname-interval D zo in dat het langer zal zijn dan belichtingstijd
(sluitertijd) E (onderstaande afbeelding).
Het kan zijn dat de opname overgeslagen wordt als opname-interval D
korter is dan belichtingstijd (sluitertijd) E, bijvoorbeeld bij nachtelijke
opnames.
A:Eerste
B:Tweede
C:Derde
177
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
3 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk de ontspanknop geheel in.
De opname start automatisch.
Tijdens opname standby zal de stroom automatisch uitgeschakeld worden als gedurende
bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. Time Lapse Shot wordt zelfs voortgezet
als de stroom uitgeschakeld is. Wanneer de opnamestarttijd bereikt wordt, wordt de
stroom automatisch ingeschakeld.
Om de stroom handmatig in te schakelen, drukt u de sluiterknop tot halverwege in.
Als op [Fn1] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt, terwijl dit toestel ingeschakeld
is, zal een selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te
pauzeren of te eindigen. Handel in overeenstemming met het scherm. Als bovendien op
[Fn1] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt tijdens de pauze, zal een
selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te hervatten of
te eindigen. Ook door de sluiterknop volledig in te drukken, kunt u de werking vanuit een
pauze hervatten.
Deze functie dient niet voor gebruik met een veiligheidscamera.
Als u het toestel ergens achterlaat om [Intervalopname] uit te voeren, let u dan op dat
het niet gestolen wordt.
Het maken van lange opnames op koude plaatsen, zoals skioorden of op grote hoogte,
dan wel in een warme, natte omgeving, kan een slechte werking veroorzaken, dus wees
voorzichtig.
Het kan zijn dat de opname niet overeenkomt met het ingestelde opname-interval, of met het
ingestelde aantal beelden, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
[Intervalopname] wordt in de volgende gevallen op pauze gezet.
Als de batterij leeg raakt
De camera uitzetten
Tijdens [Intervalopname] kunt u de batterij en de kaart vervangen en vervolgens opnieuw van
start gaan door dit toestel in te schakelen (Houd er rekening mee dat foto's die na de herstart
genomen worden als een afzonderlijke reeks groepsbeelden opgeslagen zullen worden).
Schakel dit toestel uit als u de batterij of de kaart vervangt.
Sluit de (optionele) AV-kabel, de HDMI-microkabel of de (bijgeleverde) USB-aansluitingskabel
niet aan tijdens Time Lapse Shot.
Als slechts één beeld opgenomen wordt, zal dit niet als een groepsbeeld bewaard worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
[Multi-belicht.]
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
178
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Creëren van stopmotion-beelden
([Stop-motionanimatie])
Toepasbare modi:
Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden samen te voegen.
Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P35)
De beelden die met [Stop-motionanimatie] genomen zijn, worden weergegeven als een reeks
groepsbeelden. (P218)
1 Selecteer het menu. (P37)
Vóór het maken van een film met [Stop-motionanimatie]
Met [Stop-motionanimatie] kunt u een film maken waarin het lijkt alsof de voorwerpen
bewegen, door telkens wanneer u bijvoorbeeld een pop, enz. met kleine verplaatsingen
beweegt, een opname te maken en de opnames vervolgens samen te voegen.
Met dit toestel kunnen van 1 tot 25 frames per seconde film opgenomen worden.
Voor een soepeler beweging dient de beweging met zo klein mogelijke verplaatsingen
opgenomen te worden en moet de frame-snelheid per seconde (frame-snelheid) op een hoge
waarde gezet worden.
[MENU] > [Opname] > [Stop-motionanimatie]
179
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
2 Druk op 3
/
4 om de opnamemethode te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [Nieuw] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Druk de ontspanknop geheel in.
Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
6 Beweeg het onderwerp om de compositie te bepalen.
Herhaal de opname op dezelfde manier.
Als dit toestel tijdens het opnemen uitgeschakeld wordt, zal
een bericht voor het hervatten van de opname
weergegeven worden wanneer het toestel ingeschakeld
word. Door [Ja] te selecteren, kunt u de opname voorzetten vanaf het punt van
onderbreking.
[Automatische
opname]
[ON]
Maakt automatisch foto's volgens een ingesteld tijdsinterval.
Als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt, gaat de opname van
start.
[OFF]
Dit is voor het handmatig, beeld voor beeld, foto's maken.
[Opname-interval]
(Alleen als [Automatische opname] op [ON] gezet is)
Stelt het tijdsinterval voor de automatische opname in. Een waarde tussen
1 en 60 seconden kan met intervallen van 1 seconde ingesteld worden.
Druk op 2/1 om het opname-interval (seconden) te selecteren,
druk op 3/4 om het in te stellen en druk op [MENU/SET].
Vakkundig opnemen van materialen
Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als
referentie voor de mate van beweging.
Door op [(] te drukken, kunt u de opgenomen beelden nakijken.
Onnodige beelden kunnen gewist worden door op [ ] te drukken.
Door opnieuw op [(] te drukken, wordt teruggekeerd naar het opnamescherm.
180
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
7 Raak [ ] aan om de opname te eindigen.
De opname kan ook beëindigd worden door
[Stop-motionanimatie] te selecteren in het [Opname]-menu
en vervolgens op [MENU/SET] te drukken.
Als [Automatische opname] op [ON] gezet is, selecteer
dan [Exit] op het bevestigingsscherm.
(Als [Onderbreken] geselecteerd wordt, druk de
sluiterknop dan volledig in om de opname te hervatten.)
Het bevestigingscherm wordt weergegeven. Dit eindigt als [Ja] geselecteerd wordt.
Daarna wordt het bevestigingsscherm voor de creatie van een film weergegeven, dus
selecteer [Ja].
8 Selecteer de methode voor de creatie van een film.
Het opnameformaat is op [MP4] gezet.
9 Druk op 3/4 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen ook films gecreëerd worden met
[Stop-motionvideo] in het [Afspelen]-menu. (P232)
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in.
Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan.
[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
30
181
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Toevoegen van beelden aan de stop-motion-animatiegroep
Door [Aanvullend] in stap
4 te selecteren, zullen groepsbeelden weergegeven worden die
opgenomen zijn met [Stop-motionanimatie].
Selecteer een reeks groepsbeelden, druk op [MENU/SET] en selecteer vervolgens [Ja] op
het bevestigingsscherm.
Het kan zijn dat de automatische opname niet plaatsvindt met de ingestelde tijdsintervallen
omdat de opname onder bepaalde omstandigheden tijd vergt, zoals wanneer de flitser bij de
opname gebruikt wordt.
Als een andere beeldkwaliteit dan de beeldverhouding van de originele beelden geselecteerd
wordt, zullen zwarte strepen op de boven- en onderkant en links en rechts van de film
weergegeven worden.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een
(optionele) DC-koppelaar gebruikt.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een netadapter gebruikt.Als de
stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out,
terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet
opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die
groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd
(P68)
.
Als slechts één beeld opgenomen is, wordt dit beeld niet als een groepsbeeld bewaard.
Er kan geen beeld uit [Aanvullend] geselecteerd worden als dit het enige opgenomen beeld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Multi-belicht.]
[Intervalopname]
[Automatische opname] in [Stop-motionanimatie] is voor de volgende functies niet beschikbaar:
[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
182
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Uitvoeren van meerdere belichtingen op één
beeld
([Multi-belicht.])
Toepasbare modi:
Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent aan tot 4 keer voor een
afzonderlijk beeld)
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld.
Na het maken van de foto de sluiterknop tot halverwege
indrukken om de volgende foto te maken.
Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET] voor een van de volgende handelingen.
4 Opnemen van de tweede, derde en vierde belichting.
Als [Fn1] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden
de gefotografeerde beelden opgenomen en zal de sessie
van beelden maken met meervoudige belichting voltooid
worden.
5 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
[MENU] > [Opname] > [Multi-belicht.]
[Volg.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[Nieuw]: Ga terug naar het eerste beeld.
[Exit]: Neem het beeld op van de eerste foto en
eindig de sessie van beelden maken met
meervoudige belichting.
([LW
1LHXZ
9ROJ
([LW
1LHXZ
183
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Over automatische instelling van controle krijgen
Selecteer [Auto gain] op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
2 en stel het in.
Overlappen van foto's op een reeds genomen foto
Op het beeldscherm dat getoond wordt in stap
2 zet u [Overlappen] op [ON].
Na [Start] zullen de beelden op de kaart weergegeven worden. Selecteer de
RAW-beelden, druk op [MENU/SET] en ga door met opnemen.
[Overlappen] is alleen beschikbaar voor RAW-beelden die met dit toestel gemaakt zijjn.
Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing.
De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
De items die grijs op het menuscherm weergegeven worden, kunnen niet tijdens meervoudige
belichtingen ingesteld worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
[ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de
beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle over
elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
184
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Werkgeluiden en verlichting in een keer
uitschakelen
([Stille modus])
Toepasbare modi:
Deze functie is handig voor het opnemen van beelden in een rustige omgeving, in
openbare gelegenheden, enz. of het opnemen van beelden van bijvoorbeeld baby's of
dieren.
Selecteer het menu. (P37)
Instellingen: [ON]/[OFF]
De werkgeluiden worden uitgezet en de flitser en de AF assist-lamp worden gedwongen
uitgeschakeld.
De volgende instellingen worden vastgezet.
[Sluitertype]: [ESHTR]
[Flitserfunctie]: [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld)
[AF ass. lamp]: [OFF]
[Beep volume]: [s] (OFF)
[Shutter vol.]: [ ] (OFF)
[Luidsprekervolume]: 0
Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen.
Statuslampje
Zelfontspannerlampje
Lampje Wi-Fi-verbinding
De werkgeluiden van de camera, zoals het geluid van de lensopening of het scherpstellen,
worden niet uitgezet.
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
[MENU] > [Voorkeuze] > [Stille modus]
185
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Heldere beelden opnemen door de registratie van
gezichten
([Gezicht herk.])
Toepasbare modi:
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
Selecteer het menu. (P37)
Instellingen: [ON]/[OFF]/[MEMORY]
[Gezicht herk.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld geregistreerd is.
De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
¢
opspoort (als de naam ingesteld is voor
het geregistreerde gezicht)
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden
afgebeeld.
De voorrang aan de namen die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden
wordt bepaald door de volgorde van registratie.
In terugspeelfunctie
Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([Categor. afsp.]
(P223))
[MENU] > [Opname] > [Gezicht herk.]
186
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
[Gezicht herk.] werkt alleen als de AF-functie op [š] staat.
Tijdens de burstfunctie, kan [Gezicht herk.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
Als groepsbeelden afgespeeld worden, zal de naam van het eerste beeld van de reeks
weergegeven worden.
Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale gezichtsdetectie.
Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [Naam] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P189), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in [Gez.herk.
bew.] (P240) uitvoeren.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Opnamewijzen die niet de instelling toestaan van [š] van [AF mode] (P138)
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
187
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
1 Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet geregistreerd
is en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Nieuw] zal niet weergegeven worden als al 6 personen
geregistreerd zijn. Wis iemand die al geregistreerd is om
een nieuwe registratie te maken.
3 Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af te
stellen.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen
personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden.
Druk voor de beschrijving van de gezichtsregistratie op 1
of raak [ ] aan.
Gezichtsinstellingen
Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert.
(De flits zal niet afgaan tijdens de registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
Als het gezicht tijdens de opname niet herkend wordt
Registreer het gezicht van dezelfde persoon binnen en buiten, of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P188)
Verder registreren op de opnamelocatie.
Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen herkennen
zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking
en de omgeving.
1LHXZ
188
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
4 Selecteer het item.
U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
[Naam]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 De naam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tek st
Invoeren
sectie op P54.
[Leeftijd]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te selecteren en
druk dan op 3/4 om in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
[Beeld toev.]
(Voeg Beelden toe)
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde gezichtsdetectie
en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen
3 in “Gezichtsinstellingen” uit.
(Wissen)
n van de gezichtsbeelden wissen.
Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren en
druk dan op [MENU/SET].
Dit kenmerk vereist dat minstens één gezichtsbeeld overblijft, als dat
eenmaal geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja]
geselecteerd wordt.
189
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of gewist moet worden te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
[Info bew.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde
persoon.
Voer stap 4 in “Gezichtsinstellingen” uit.
[Prioriteit]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[Wissen]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
190
8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden
Opnemen op foto's van profielen van baby's en
huisdieren
Toepasbare modi:
Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier van tevoren instelt, dan kunt u hun
naam en leeftijd in maanden en jaren op de foto's opnemen.
U kunt deze bij het afspelen weergeven of op de opgenomen beelden stempelen met
gebruik van [Tekst afdr.] (P228).
Instellen van [Leeftijd] of [Naam]
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [SET] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3/4 om [Baby1], [Baby2] of [Huisdier] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 3/4 om [Leeftijd] of [Naam] te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Druk op 3/4 om [SET] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
6 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk daarna op [MENU/SET] om te
eindigen.
Om [Leeftijd] en [Naam] te annuleren
Selecteer de instelling [OFF] in step
1.
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de CD-ROM (bijgeleverd).
In deze gevallen niet beschikbaar:
Op foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van een film ([ ] (filmprioriteiten)) (P214)
zullen geen leeftijd of naam vermeld worden.
[MENU] > [Opname] > [Profiel instellen]
Instellingen: [ ] ([Baby1])/[ ] ([Baby2])/[ ] ([Huisdier])/[OFF]/[SET]
Voer [Leeftijd] in (verjaardag)
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag)
3/4: Instelling
[MENU/SET]: Ingesteld
Voer in [Naam]
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden,
“Tekst Invoeren” op P54 raadplegen.
191
9.
Stabilisator, zoom en flitser
Optische beeldstabilisator
Toepasbare modi:
De camera detecteert het schudden tijden de opname en corrigeert dit automatisch. U
kunt dus beelden opnemen die minder bewogen zijn.
Instelling van de stabilisator in het [Opname]-menu
1
Selecteer het menu. (P37)
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Het [Stabilisatie] kenmerk is alleen beschikbaar als de lens die u gebruikt een interne
stabilisator heeft.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Er wordt een lens vereist die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
De onderling verwisselbare lens (H-FS12032) ondersteunt de optische
beeldstabilisatorfunctie.
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) ondersteunt niet de optische
beeldstabilisatorfunctie.
[MENU] > [Opname] > [Stabilisatie]
[]
([Normaal])
Verticaal en horizontaal schudden wordt gecompenseerd.
[]
([Panning])
Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen.
Deze functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van
opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te volgen
van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
[OFF]
De [Stabilisatie] werkt niet.
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.] schakelaar
gebruikt wordt.)
192
9. Stabilisator, zoom en flitser
Als u een optionele onderling verwisselbare lens met een O.I.S.-schakelaar gebruikt, is het
mogelijk om de optische beeldstabilisator in te schakelen door de O.I.S.- schakelaar op de lens
op [ON] te zetten.
(Op het moment van aankoop staat deze aanvankelijk op [ ].)
Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
Wanneer er veel camerabeweging is
Als de zoomuitvergroting erg hoog is
Bij het gebruik van de digitale zoom
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere plaatsen
Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken.
Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag
Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg)
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [Stabilisatie], een statief of de
zelfontspanner (P174) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf
het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt.
We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke
nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtportret] (Scene Guide modus)
Als u een langzame sluitertijd instelt
193
9. Stabilisator, zoom en flitser
Beelden maken met de zoom
Toepasbare modi:
U kunt uitzoomen om landschappen, enz. op te nemen met groothoek (Wide) of inzoomen
om mensen en voorwerpen dichterbij te laten lijken (Tele).
¢1 Druk, terwijl u de zoom met de cursorknoppen bedient, op de functieknop waarop
[Zoombediening] in [Fn knopinstelling] (P43) van het [Voorkeuze]-menu ingesteld is.
De zoomwerking eindigt wanneer opnieuw op de functieknop gedrukt wordt of na het
verstrijken van een bepaalde tijd.
¢2 De bediening met de cursorknoppen is alleen beschikbaar als [Ex. tele conv.] in het
[Opname]-menu op [ZOOM] gezet is.
Wanneer een onderling verwisselbare lens met een zoomhendel gebruikt wordt, beweeg de
zoomhendel dan om te zoomen.
Als een onderling verwisselbare lens met een zoomhendel op de camera aangesloten is maar
de zoom bediend wordt met de cursorknoppen, kan men snel zoomen door op 3/4 te drukken
en langzaam zoomen door op 2/1 te drukken.
Onderling verwisselbare lens met
een zoomring (H-FS12032)
Zoomring van een
onderling verwisselbare
lens
Cursorknoppen van dit
toestel
¢1, 2
Wanneer een onderling
verwisselbare lens (H-H020A)
gebruikt wordt die geen zoom
ondersteunt.
Cursorknoppen van dit toestel
¢1, 2
T-zijde:
Vergroot de
onderwerpsafstand
W-zijde:
Verbreedt de
gezichtshoek
3/1:
Vergroot de
onderwerpsafstand
4/2:
Verbreedt de
gezichtshoek
T
W
194
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
De Extra teleconversielens stelt u in staat om beelden op te nemen die verder uitvergroot
zijn zonder dat dit afbreuk aan de beeldkwaliteit doet.
Zet de beeldgrootte op [M]of [S] (beeldgroottes die met aangeduid worden) en zet de
kwaliteit op [A] of [].
Vergroten van het telescopische effect
[Ex. tele conv.]
Fotograferen [Ex. tele conv.]
1,4k: [ M] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/
[1:1])
2,0k: [ S] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/
[1:1])
Wanneer u bewegende
beelden opneemt
[Ex. tele conv.]
2,4k: [FHD/50i]/[FHD/25p]/[FHD/
24p]
3,6k: [HD/50p]/[HD/25p]
4,8k: [VGA/25p]
195
9. Stabilisator, zoom en flitser
Inzoomen met de Extra teleconversielens in stappen
[MENU] > [Opname] > [Ex. tele conv.] > [ZOOM]
Dit kan alleen gebruikt worden als beelden opgenomen worden.
De bediening kan uitgevoerd worden met gebruik van 3/4/2/1.
Wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt,
wordt de Extra teleconversie beschikbaar nadat ingezoomd is op Tele van de optische zoom.
A Optische zoombereik (brandpuntlengte)
¢
B Extra teleconversiebereik voor foto-opnames
(zoomvergroting)
¢
Deze zoomschuif wordt weergegeven wanneer de
onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt.
Er zal een constante zoomsnelheid ingesteld worden.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
EX1.0x EX2.0x
4:3 4:3
BA
196
9. Stabilisator, zoom en flitser
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die
voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn.
De gezichtshoek voor een opname kan van tevoren gecontroleerd worden door [Opn.gebied]
(P209) in te stellen op de wijze waarmee u wilt opnemen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
[Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig] (Creative Control modus)
Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Als [Burstsnelh.] op [SH] staat
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
[Multi-belicht.]
Eenvoudig inzoomen met de extra teleconversielens
[MENU] > [Opname] > [Ex. tele conv.] > [TELE CONV.]
[MENU] > [Bewegend beeld] > [Ex. tele conv.] > [ON]
[OFF]
4:3 4:3
197
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
Ofschoon de beeldkwaliteit afneemt telkens wanneer u verder inzoomt, kunt u tot vier keer
verder inzoomen dan de oorspronkelijke zoomvergroting.
(Continu zoomen is niet mogelijk.)
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P174) aan om opnamen te maken.
Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het
andere menu ook veranderd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig]/[Miniatuureffect] (Creative Control
modus)
[Multi-belicht.]
[Dig. zoom]
[MENU] > [Opname] > [Dig. zoom] > [4t]/[2t]
198
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer er een onderling verwisselbare
lens gebruikt wordt die compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde zoom).
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die compatibel is met
power zoom (elektrisch werkende zoom).
De onderling verwisselbare lenzen (H-FS12032/H-H020A) zijn niet compatibel met
stroomzoom.
(raadpleeg onze website voor compatibele lenzen.)
Veranderen van de instellingen voor een power-zoomlens
[MENU] > [Voorkeuze] > [Powerzoomlens]
[Brandp.afst.
tonen]
Wanneer u zoomt, wordt de
brandpuntafstand afgebeeld en kunt u de
zoompositie bevestigen.
A Aanduiding brandpuntafstand
B Huidige brandpuntafstand
[ON]/[OFF]
[Stapsg. zoom]
Wanneer u de zoom met deze instelling [ON]
hanteert, zal de zoom stoppen op posities die
overeenkomen met vooraf bepaalde
afstanden.
C Aanduiding van zoomstap
[Stapsg. zoom] is buiten werking gesteld
tijdens de opname van bewegend beeld.
[ON]/[OFF]
[Zoom hervat.]
Als u dit toestel inschakelt, worden de zoomposities die gebruikt werden
toen u het toestel de laatste keer uitschakelde, opnieuw ingesteld.
[ON]/[OFF]
[Zoom snelheid]
U kunt de zoomsnelheid voor de zoombedieningen instellen.
Als u [Stapsg. zoom] op [ON] zet, zal de zoomsnelheid niet veranderen.
[Foto]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Bewegend beeld]:
[H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid)
[Zoomring]
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer er een met stroomzoom
compatibele lens met een zoomhendeltje gebruikt wordt en er een zoomring
bevestigd is.
Wanneer er ingesteld is op [OFF], worden de handelingen die bediend
worden door de zoomring uitgeschakeld om accidentele hantering te
voorkomen.
[ON]/[OFF]
B
A
C
199
9. Stabilisator, zoom en flitser
U kunt zoomhandelingen uitvoeren door middel van aanraken. (Aanraakzoom)
(De optische zoom en de extra teleconversie voor het maken van foto's zijn
werkzaam)
Als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die geen power zoom ondersteunt
(H-FS12032/H-H020A), kunt u de Extra teleconversie van beelden alleen bedienen door [Ex.
tele conv.] (P194) op [ZOOM] te zetten.
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
De schuifbalk wordt afgebeeld.
3
Voer de zoomhandelingen uit door de
schuifbalk te verslepen.
De zoomsnelheid varieert afhankelijk van de
aangeraakte positie.
Raak [ ] opnieuw aan om de aanraakbediening van de zoom te eindigen.
Wanneer [Stapsg. zoom] (P198) ingesteld is op [ON], wordt
de schuifbalk voor step zoom afgebeeld.
Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen
[ ]/[ ] Zoomt langzaam
[ ]/[ ] Zoomt snel
AE
1414 1818 2525
200
9. Stabilisator, zoom en flitser
Foto’s maken met de flitser
Toepasbare modi:
Openen/Sluiten van de ingebouwde flitser
Fotograferen met de flitser wordt mogelijk
door de ingebouwde flitser te openen.
A De flits openen
Verschuif de hendel voor het openen van
de flitser.
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Controleer of de flitser in een horizontale
stand ingetrokken is.
Het geforceerd sluiten van de flitser kan de
camera schade berokkenen.
Sluit de ingebouwde flitser altijd als u deze
niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl
de flits gesloten wordt.
Wees voorzichtig bij het openen van de flitser omdat de flitser naar buiten springt.
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
De flitser gedwongen uitschakelen ([Œ])
Als de flitser gesloten is of er geen foto's met de flitser gemaakt kunnen worden omdat
bewegende beelden, enz., opgenomen worden, zal [Œ] (flitser gedwongen
uitgeschakeld) op het opnamescherm weergegeven worden en zal de flitser niet
afgaan.
Sluit de flitser op plaatsen waar het gebruik ervan verboden is, zodat hij niet kan
afgaan.
201
9. Stabilisator, zoom en flitser
Beschikbaar flitsbereik (bij benadering)
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen
worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan
ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende
beelden.
Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een foto maakt. De afstand waarop
het licht van de flits geblokkeerd wordt door de lens en de afstand waarop licht van de flits
geleverd wordt variëren afhankelijk van de lens die gebruikt wordt. Controleer de afstand
tot het onderwerp wanneer u een foto maakt.
Dit is het bereik wanneer [ISO-limiet] (P159) ingesteld is op [OFF].
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
[AUTO] in
[Gevoeligheid]
90 cm tot 4,5 m 30 cm tot 2,8 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
50 cm tot 9,4 m
[AUTO] in
[Gevoeligheid]
Vakkundig gebruik van de flitser
Wanneer u opneemt met de flitser kan een witte verzadiging optreden als het onderwerp te
dichtbij is.
Als [Highlight] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zullen de zones met de witte
verzadiging zwart en wit knipperen wanneer u afspeelt of Auto Review gebruikt. In dit geval
raden we aan dat u [Flitser instel.] (P207) afstelt in de minrichting en de beelden opnieuw
opneemt.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lenskap op de camera zit, kan het onderste gedeelte van
de foto donker worden en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de
lenskap. Verwijder in dit geval de lenskap.
202
9. Stabilisator, zoom en flitser
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de
objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flitser niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met Gedwongen AAN/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Het kan enige tijd vergen om de flitser te laden als u herhaaldelijk foto's maakt. U dient even te
wachten alvorens de volgende foto te maken als de flitsericoon rood knippert om aan te geven
dat de flitser geladen wordt. Maak de foto nadat deze aanduiding dat toegang tot de flitser
verkregen wordt, verdwenen is
In de volgende gevallen staat de flitser vast op [Œ] (flitser geforceerd uit).
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt
Wanneer [HDR] op [ON] gezet is
Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is
203
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
1 Selecteer het menu. (P37)
2
Druk op
3
/
4
om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De flits wordt tweemaal geactiveerd.
Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [ ] of [ ]
ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢ Dit wordt 60 seconden tot 1/50e van een seconde in Sluiter-Prioriteit AE-Modus en de
handmatige belichtingsmodus.
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/50 van een
seconde.
In de Intelligent Auto modus ( of ) verandert de sluitertijd afhankelijk van de
geïdentificeerde scène.
Veranderen van de flitsermodus
[MENU] > [Opname] > [Flitser]
([Flitser altijd aan])
([Gdw. aan/rode-og])
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat.
([Langz. sync.])
([Lngz. sync./
rode-og])
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/50e
¢
1 tot 1/16000e
Œ 60 tot 1/16000e
204
9. Stabilisator, zoom en flitser
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling voor de Scene Guide modus)
¢ Kan niet ingesteld worden met gebruik van het [Opname]-menu.
[ ] wordt ingesteld als de flitser geopend wordt. (P75)
Œ
Intelligent Auto modus
¢
¢
¢
¢
±
Intelligent Auto Plus modus
¢
¢
¢
¢
±
Programma AE-modus ±±±±±
Lensopening-Prioriteit AE-modus ±±±±±
Sluiter-Prioriteit AE-modus ±±——±
Handmatige Belichtingsmodus ±±——±
Creatieve Videomodus ————±
Creative Control modus ————±
205
9. Stabilisator, zoom en flitser
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
Als u van scène verandert met gebruik van de Scene Guide modus, zal de flitserinstelling van
de Scene Guide modus bij iedere verandering van scène opnieuw op de waarde van de
fabrieksinstelling gezet worden.
Œ
Scene Guide
modus
[Geprononceerd portret] ±¥——±
[Zachte huid] ±¥——±
[Zacht tegenlicht] ————¥
[Ontspannen atmosfeer] ————¥
[Kindergezicht] ±¥——±
[Landschap] ————¥
[Blauwe lucht] ————¥
[Romantische zonsondergang] ————¥
[Levendige zonsondergang] ————¥
[Glinsterend water] ————¥
[Heldere nachtopname] ————¥
[Koele nachtopname] ————¥
[Warme nachtopname] ————¥
[Artistieke nachtopname] ————¥
[Fonkelende verlichting] ————¥
[Nachtop. uit hand] ————¥
[Nachtportret] ———¥±
[Bloemen] ¥ ———±
[Gerechten] ¥ ———±
[Desserts] ¥ ———±
[Bewegende dieren] ¥ ———±
[Sport] ¥ ———±
[Monochroom] ¥±±±±
206
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
De functie voor de 2e gordijnsluitersynchronisatie doet de flits werken vlak voordat de
sluiter zich sluit als u opnamen maakt van bewegende beelden zoals een auto met een
lagere sluitertijd.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [Flits-synchro] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Stel dit meestal in op [1ST].
[2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [Flits-synchro] op [2ND] zet.
Een snelle sluitertijd heeft mogelijk een slechte invloed op het effect van [Flits-synchro].
U kunt [ ] of [ ] niet instellen wanneer [Flits-synchro] ingesteld is op [2ND].
Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie
[MENU] > [Opname] > [Flitser]
[1ST]
1e gordijnsynchro
De normale methode wanneer u beelden maakt met de
flits.
[2ND]
2e gordijnsynchro
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
207
9. Stabilisator, zoom en flitser
Toepasbare modi:
Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of
onderbelicht zijn.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om [Flitser instel.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
3 Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van 1/3 EV instellen.
Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output.
[i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
Toepasbare modi:
Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de
helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de
geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden.
Raadpleeg P157 voor details over de belichtingscompensatie.
Toepasbare modi:
Wanneer de rode-ogenreductie ([ ], [ ]) geselecteerd is, wordt de digitale
rode-ogencorrectie telkens uitgevoerd wanneer de flitser gebruikt wordt. Het toestel spoort
automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld.
Instellingen: [ON]/[OFF]
[ ] wordt op de icoon weergegeven als [ON] ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
De flitsoutput aanpassen
[MENU] > [Opname] > [Flitser]
Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de
belichtingscompensatie
Corrigeren van rode ogen
[MENU] > [Opname] > [Rode-ogencorr]
208
10.
Films opnemen
Opname Bewegend Beeld
Toepasbare modi:
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen.
De audio zal stereo opgenomen worden.
De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang
de gebruikte lens en het werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
Raadpleeg P19 voor details.
1
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie
op te nemen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een
handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display
verdwijnen.
Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te
zorgen dat dit weer verschijnt.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
2
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
Het opnemen van foto's is ook mogelijk tijdens het opnemen van films, door de
sluiterknop volledig in te drukken. (P214)
R1m3737sR1m37s
3
s
3
s
3
s
C
B
A
209
10. Films opnemen
Inschakelen/uitschakelen van de filmknop
[MENU] > [Voorkeuze] > [Videotoets] > [ON]/[OFF]
Deze functie dient voor het voorkomen van de onverhoedse werking van de knop.
Schakelen tussen de gezichtshoek voor het maken van foto's en die voor het
maken van films
[MENU] > [Voorkeuze] > [Opn.gebied] > [!]
(Foto)/[ ] (Film)
Wanneer de instelling van de beeldverhouding anders is in foto's en in films, zal de
gezichtshoek veranderen wanneer de filmopname begint.
Als [Opn.gebied] op [ ] gezet is, wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname
weergegeven.
De aangeduide opnamezone is een benadering.
210
10. Films opnemen
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, door
een continue filmopname of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan
knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit
zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies
uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt.
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
De [Gevoeligheid] zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen worden.
Bovendien zal de [ISO-limiet] niet werkzaam zijn.
Als u een video opneemt, zal [Stabilisatie] vast op [ ] gezet worden, ook al stond het op
[].
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of netadapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P305)
Als tijdens het opnemen van een film gebruik gemaakt wordt van de netadapter (optioneel) en
de stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een stroomuitval, of als de netadapter (optioneel)
afgesloten wordt, enz., zal de film niet worden opgenomen.
Voor bepaalde opnamewijzen zal de opname uitgevoerd worden met de hieronder aangeduide
wijze. Voor de opnamewijzen die niet in de lijst staan, zal de opnamewijze gebruikt worden die
het meest geschikt is voor het bewegende beeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
In de volgende gevallen kunnen geen films opgenomen worden.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen] (Scene Guide modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control
modus)
Wanneer u [Intervalopname] gebruikt
Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt
Geselecteerde opnamemodus
Opnamemodus bij het
opnemen van een film
Programma AE-modus
Lensopening-Prioriteit AE-modus
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Handmatige Belichtingsmodus
Normaal bewegend beeld
[Heldere nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/
[Nachtop. uit hand]/[Nachtportret] (Scene Guide modus)
Weinig licht functie
211
10. Films opnemen
Toepasbare modi:
1
Selecteer het menu. (P37)
2
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3
Druk op 3/4 om [Opn. kwaliteit] te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid
[MENU] > [Bewegend beeld] > [Opname-indeling]
Onderdeel Formaat
[AVCHD]
Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een high-definition
TV, enz.
[MP4] Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een PC, enz.
212
10. Films opnemen
Wanneer [AVCHD] geselecteerd is
Wanneer [MP4] geselecteerd is
Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit neemt toe
wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de “VBR”-opnamemethode. “VBR” is een
afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit rate (volume van gegevens voor een bepaalde
tijdsperiode) wordt automatisch veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom
wordt de opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen wordt.
Over de compatibiliteit van de opgenomen bewegende beelden
Zelfs wanneer een compatibel apparaat gebruikt wordt, kan het zijn dat de films met
verlaagde beeld- en geluidskwaliteit afgespeeld, of niet afgespeeld worden.
Het kan ook zijn dat de opname-informatie niet correct weergegeven wordt. Gebruik in dat
geval dit toestel om af te spelen.
Als u andere apparatuur wilt gebruiken voor het afspelen van films die in [FHD/25p], [FHD/24p] van
[AVCHD] opgenomen zijn, of als u ze naar een ander toestel wilt overbrengen, is een PC waarop
PHOTOfunSTUDIO” geïnstalleerd is nodig, dan wel een compatibele Blu-ray disk recorder.
Aanduiding van de icoon
A Formaat
B Grootte
C Opname-framesnelheid (Sensor-output)
Onderdeel Grootte
Opname-frames
nelheid
Sensor-output Bitsnelheid
[FHD/50i]
1920k1080 50i
50 frames/seconde
17 Mbps
[FHD/25p]
1920k1080 50i
25 frames/seconde
24 Mbps
[FHD/24p]
1920k1080 24p
24 frames/seconde
24 Mbps
[HD/50p]
1280k720 50p
50 frames/seconde
17 Mbps
Onderdeel Grootte
Opname-frames
nelheid
Sensor-output Bitsnelheid
[FHD/25p]
1920k1080
25p
25 frames/seconde
20 Mbps
[HD/25p]
1280k720 10 Mbps
[VGA/25p]
640k480 4 Mbps
AVCHD
FHD
50i
A
B
C
213
10. Films opnemen
Toepasbare modi:
Het scherpstellen verandert, afhankelijk van de instelling van de focusmodus (P136) en de
instelling van [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu.
De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om
een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen optreden
tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing.
Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid
opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een film.
Er wordt aanbevolen op te nemen terwijl [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu op [OFF]
staat als u het geluid van de werking hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid
opgenomen wordt.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC] niet
ingesteld worden. (P136)
Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF])
Focusmodus [Continu AF] Beschrijving van instellingen
[AFS]/[AFF]/
[AFC]
[ON]
De camera zal tijdens het opnemen automatisch op
onderwerpen blijven scherpstellen.
Om de focus opnieuw in te stellen, drukt u de
sluiterknop tot halverwege in.
[OFF]
De camera handhaaft de brandpuntpositie bij de start van
de opname.
[MF] [ON]/[OFF] U kunt handmatig scherpstellen. (P147)
214
10. Films opnemen
Foto’s maken terwijl u een film maakt
Toepasbare modi:
Er kunnen foto’s gemaakt worden, zelfs als u een film opneemt. (Simultaan opnemen)
Instelling van prioriteiten voor video’s en foto’s
Toepasbare modi:
De opnamewijze voor foto’s die gemaakt worden terwijl een videoopname gemaakt wordt,
kan ingesteld worden met [Foto/film] in het [Bewegend beeld] menu.
De beeldverhouding zal vaststaan op [16:9].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Als [Opname-indeling] op [VGA/25p] gezet is in [MP4]
Als [FHD/24p] ingesteld is [alleen wanneer [ ] (fotoprioriteiten) ingesteld is]
Als [Ex. tele conv.] gebruikt wordt in het [Bewegend beeld]-menu [alleen als [ ]
(fotoprioriteiten) ingesteld is]
Druk de sluiterknop tijdens de opname van de
video volledig in om een foto te maken.
De simultane opname-indicator wordt weergegeven tijdens het
maken van de foto’s.
Opnemen terwijl ook de Touch Shutter-functie (P59) beschikbaar is.
[]
(Prioriteiten video’s)
De beelden zullen opgenomen worden met beeldformaat [S] (2 M).
De beeldkwaliteit van standaardbeelden kan anders zijn dan [S] (2 M).
Er worden alleen JPEG-beelden opgenomen als [Kwaliteit] op
[ ], [ ] of [ ] staat.
(Als deze op [ ] staat, zullen foto’s opgenomen worden met een
[Kwaliteit] van [A].)
Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 15 foto’s gemaakt worden.
In [Miniatuureffect] van de Creative Control modus zou een kleine
vertraging kunnen plaatsvinden tussen het geheel indrukken van de
sluiterknop en het opnemen.
[]
(Prioriteiten foto’s)
De beelden zullen opgenomen worden met het ingestelde
beeldformaat en -kwaliteit.
Het beeldscherm zal donker worden tijdens het opnemen van de
beelden. In die tijd zal een foto in de video gemaakt worden en
wordt geen audio opgenomen.
Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 4 foto’s gemaakt worden.
13
13
13
215
10. Films opnemen
Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu
Raadpleeg P37 voor details over de menu-instellingen van [Bewegend
beeld].
[Fotostijl], [Gevoeligheid], [Meetfunctie], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom] zijn
gemeenschappelijk voor zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. De
verandering van deze instellingen in een van deze menu's wordt ook in het andere menu
doorgevoerd.
Het [Bewegend beeld]-menu wordt niet weergegeven in de volgende gevallen.
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen] (Scene Guide modus)
[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control
modus)
Raadpleeg P211 voor details.
Raadpleeg P211 voor details.
Raadpleeg P116 voor details.
Raadpleeg P214 voor details.
Raadpleeg P213 voor details.
Toepasbare modi:
De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit knipperen.
Instellingen: [ON]/[OFF]
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief (P157) te
compenseren, onder raadpleging van het histogram (P63) en om de foto vervolgens opnieuw
te maken. Dit kan een betere beeldkwaliteit tot gevolg hebben.
[Opname-indeling]
[Opn. kwaliteit]
[Belicht.stand]
[Foto/film]
[Continu AF]
[Highlight opn.]
216
10. Films opnemen
Ga naar P194 voor meer informatie.
Toepasbare modi:
De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende
beeld te reduceren.
Instellingen: [1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120]/[OFF]
Raadpleeg P117 voor details.
Toepasbare modi:
Stel in of de microfoonniveaus al dan niet op het scherm weergegeven moeten worden.
Instellingen: [ON]/[OFF]
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
Toepasbare modi:
Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende niveaus.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
[Ex. tele conv.]
[Antiflikkering]
[Stille bediening]
[Micr. weerg.]
[Micr. instellen]
217
10. Films opnemen
Toepasbare modi:
Verlaagt de windruis daadwerkelijk als tijdens het opnemen van geluid wind hoorbaar is.
Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
Door [Windreductie] in te stellen kan de gebruikelijke geluidskwaliteit veranderen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
[Windreductie]
218
11.
Beelden afspelen en bewerken
Afspelen van groepsbeelden
Een beeldengroep bestaat uit meerdere beelden. U kunt beelden in een groep continu dan
wel een voor een afspelen.
U kunt alle beelden in een groep in een keer bewerken of wissen.
(als u bijvoorbeeld een beeldengroep wist, worden alle beelden in de groep gewist.)
De beelden zullen niet gegroepeerd worden als ze opgenomen zijn zonder dat de klok
ingesteld is.
Selecteer een beeld met de icoon van het groepsbeeld ([ ], [ ],
[ ]) en druk vervolgens op 3.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking van de icoon van het groepsbeeld
([ ], [ ], [ ]).
Tijdens het een voor een afspelen van groepsbeelden worden opties weergegeven.
[Vanaf eerste foto]:
De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het eerste beeld van de groep.
[Vanaf huidige foto]:
De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het afgespeelde beeld.
Bediening tijdens het afspelen van groepsbeelden
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met de
burst-modus gemaakt zijn met burst-snelheid [SH]. (P168)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die in een Time
Lapse Shot gemaakt zijn. (P176)
[]:
Een beeldengroep bestaande uit beelden die met
stop-motionanimatie gemaakt zijn. (P178)
Continu afspelen van groepsbeelden
3 Continu afspelen/Pauze 4 Stop
2
Snel achteruit
1
Snel vooruit
Achteruit
(tijdens pauzeren)
Vooruit
(tijdens pauzeren)
1/981/981/981/98

IRWR
IRWR
IRWR
219
11. Beelden afspelen en bewerken
1 Selecteer een beeld met de icoon van de
groepsweergave ([ ], [ ], [ ]) en druk
vervolgens op 4.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking
van de icoon van de groepsweergave ([ ], [ ],
[]).
2 Druk op 2/1 om de beelden langs te lopen.
Raak [ ] aan of druk opnieuw op 4 om weer naar het gewone afspeelscherm terug te
keren.
Ieder beeld van de groep kan op dezelfde manier als normale beelden behandeld worden
wanneer ze afgespeeld worden. (zoals meervoudig afspelen, playback zoom en wissen
van beelden)
Afspelen van afzonderlijke groepsbeelden
1/981/981/981/98

IRWR
IRWR
IRWR
220
11. Beelden afspelen en bewerken
Creëren van fotos uit een video
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
1
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend beeld op pauze te
zetten.
2
Op [MENU/SET] drukken.
Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door
[ ] aan te raken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Het zal bewaard worden als het [Fotoresolutie] op [S] (2 M) gezet is, [Aspectratio] op [16:9]
gezet is en [Kwaliteit] op [] gezet is.
De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
[ ] wordt weergegeven tijdens het afspelen van foto's die uit films gecreëerd zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als tijdens het opnemen van [MP4] [VGA/25p] gebruikt wordt, zal de mogelijkheid om foto’s te
creëren uitgeschakeld worden.
221
11. Beelden afspelen en bewerken
Gebruik van het [Afspelen] Menu
Met dit menu kunt u diverse afspeelfuncties gebruiken, zoals het afsnijden van beelden en
andere bewerkingen van de opgenomen beelden, instellingen van de bescherming, enz.
Met [Retouche wissen], [Tekst afdr.], [Intervalvideo], [Stop-motionvideo], [Nw. rs.] of [Bijsnijden]
wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd.
Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op de kaart, daarom
raden we aan te controleren of vrije ruimte is voordat u het beeld bewerkt.
Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct
afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn.
Er kan tussen de afspeelmethoden voor 3D-beelden geschakeld worden.
Dit is een menu dat alleen weergegeven kan worden als 3D-afspelen mogelijk is.
Raadpleeg P286 voor details.
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen foto’s, alleen
video’s, alleen 3D-beelden, enz.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te
drukken en druk vervolgens op [MENU/SET].
Raadpleeg P286 voor de manier van afspelen van
[3D]-beelden in 3D.
Als [Categorieselectie] geselecteerd is, druk dan op
3/4/2/1 om een categorie te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Voor details over categorieën, P223 raadplegen.
3 Druk op 3 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[2D/3D-inst.]
[Diashow]
[MENU] > [Afspelen] > [Diashow]
222
11. Beelden afspelen en bewerken
Bediening tijdens een diavoorstelling
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt.
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [Effect] of
[Set-up] te selecteren op het diavoorstellingmenuscherm.
[Effect]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren wanneer u van het ene naar
het andere beeld schakelt.
[AUTO]/[NATURAL]/[SLOW]/[SWING]/[URBAN]/[OFF]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [Categorieselectie] geselecteerd is. De beelden
worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[Effect] staat vast op [OFF] als het toestel op [Alleen bew. beeld] staat, of tijdens de
diavoorstelling voor [ ], [ ], [ ] in [Categorieselectie].
Zelfs als [Effect] ingesteld is, werkt deze niet tijdens een diavoorstelling van groepsbeelden.
Als beelden weergegeven worden op een TV die via een HDMI-microkabel aangesloten is, of
als verticaal weergegeven beelden afgespeeld worden, kan het zijn dat bepaalde
[Effect]-instellingen niet zullen werken.
[Set-up]
[Duur] of [Herhalen] kan ingesteld worden.
[Duur] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [Effect] instelling.
Tijdens het afspelen van de volgende beelden wordt de instelling van [Duur] uitgeschakeld.
Bewegende beelden
Groepsbeelden
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
Knopbedi
ening
Aanraakb
ediening
Beschrijving van de
bediening
3 Afspelen/Pauzeren 4
Diavoorstelling
verlaten
2
Terug naar het vorige
beeld
1
Verder naar het
volgende beeld
Verlaagt het niveau
van het volume
Verhoogt het niveau
van het volume
[Duur] [5SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC]
[Herhalen] [ON]/[OFF]
[Geluid]
[AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[Muziek]: Er wordt muziek afgespeeld.
[Audio]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
[OFF]: Er zal geen geluid zijn.
223
11. Beelden afspelen en bewerken
Afspelen in [Normaal afsp.], [Alleen foto's], [Alleen bew. beeld], [3D-weergave], [Categor.
afsp.] of [Favoriet afsp.] kan geselecteerd worden.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Raadpleeg P286 voor de wijze van afspelen van [3D-weergave] beelden in 3D.
Als [Categor. afsp.] bij voorgaande stap 2 geselecteerd is
3 Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om in te stellen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
¢ Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Net als voor groepsbeelden wordt de gehele groep als een enkel beeld met informatie
over de gezichtsherkenning behandeld.
De verdeling in categorieën van films is anders dan voor foto's, afhankelijk van de
opnamemodus. Sommige films kunnen misschien niet afgespeeld worden.
[Afspeelfunctie]
[MENU] > [Afspelen] > [Afspeelfunctie]
[Gezicht herk.]
¢
*
[i-Portret]/[i-Nachtportret]/[i-Baby] (Scènedetectie)
[Geprononceerd portret]/[Zachte huid]/[Zacht tegenlicht]/[Ontspannen
atmosfeer]/[Kindergezicht]/[Nachtportret] (Scene Guide modus)
,
[i-Landschap]/[i-Zonsonderg.] (Scènedetectie)
[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige
zonsondergang]/[Glinsterend water] (Scene Guide modus)
.
[i-Nachtportret]/[i-Nachtl.schap]/[iHandh. nachtop.] (Scènedetectie)
[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/
[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/
[Nachtportret] (Scene Guide modus)
[Sport] (Scene Guide modus)
1
[i-Voedsel] (Scènedetectie)
[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus)
[Reisdatum]
Foto’s die continu opgenomen zijn met de burst-snelheid op [SH]
[Intervalopname]/[Intervalvideo]
[Stop-motionanimatie]/[Stop-motionvideo]
224
11. Beelden afspelen en bewerken
De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist wordt door de smartphone/tablet
kan naar de camera gezonden worden en op de beelden geschreven worden.
Voorbereiding:
Locatie-informatie naar de camera versturen vanaf de smartphone/tablet.
U dient “Panasonic Image App” op uw smartphone/tablet te installeren. (P245)
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen waarin u wenst locatie-informatie op
beelden op te nemen, druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ].
De opname van locatie-informatie stopzetten
Druk op [MENU/SET] terwijl het op de beelden zetten van de locatie-informatie aan
de gang is.
Tijdens een stopzetting, wordt [±] weergegeven.
Kies de periode met [±] om het opnameproces opnieuw te starten vanaf het beeld waar u
gebleven was.
De ontvangen locatie-informatie wissen
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 3/4 om de periode te kiezen die u wenst te verwijderen, druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Er kan alleen locatie-informatie geschreven worden naar beelden die op deze camera gemaakt
zijn.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De locatie-informatie zal niet op beelden geschreven worden die genomen zijn nadat de
locatie-informatie verzonden is (P248).
De locatie-informatie wordt niet geschreven op beelden die opgenomen zijn met
[Opname-indeling] op [AVCHD].
Wanneer er onvoldoende vrije ruimte is op de kaart, zou het niet mogelijk kunnen zijn om
locatie-informatie erop te schrijven.
[Locatie vermelden]
[MENU] > [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegegevens toev.]
[MENU] > [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegeg. wissen]
225
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt onnodige delen die op de
opgenomen beelden geregistreerd zijn
wissen.
Het wissen kan alleen uitgevoerd worden
door aanraking. [Retouche wissen] schakelt
automatisch de aanraakbediening in.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 2/1 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3 Sleep uw vinger over het deel dat u wilt wissen.
De te wissen delen zijn gekleurd.
Door [Onged. maken] aan te raken, worden de gekleurde
delen opnieuw op de vorige status gezet.
4 Raak [Inst.] aan.
Het preview-scherm wordt weergegeven.
5 Raak [Opsl.] aan of druk op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
[Retouche wissen]
[MENU] > [Afspelen] > [Retouche wissen]
Wissen van details (uitvergroten van het display)
1 Raak [SCALING] aan.
Door met uw vingers een knijpende beweging in
(P15)
te maken, kunt u het scherm uitvergroten/
verkleinen.
U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door aan
de bedieningsfunctieknop te draaien.
Door het scherm te verslepen, kunt u het uitvergrote
deel bewegen.
2 Raak [REMOVE] aan.
Hierdoor wordt teruggekeerd naar de bediening door
middel van het slepen van uw vinger over het deel
dat u wenst te wissen. Het deel dat u wenst te wissen, kan zelfs versleept worden
als het beeld uitvergroot is.
,QVW
5(029(
6&$/,1*
2QJHGPDNHQ
5(029(
6&$/,1*
,QVW
2QJHGPDNHQ
226
11. Beelden afspelen en bewerken
De beelden kunnen onnatuurlijk lijken omdat de achtergrond van de gewiste delen kunstmatig
gecreëerd wordt.
Voer voor groepsbeelden [Retouche wissen] op ieder beeld uit
(ze kunnen niet in één keer bewerkt worden).
Als [Retouche wissen] op groepsbeelden uitgevoerd wordt, worden deze als nieuwe beelden
bewaard, gescheiden van de oorspronkelijke beelden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Films
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
227
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [Tekst afdr.] (P228).
1 Selecteer het menu. (P37)
3 De tekst invoeren. (P54)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software
op de CD-ROM (bijgeleverd).
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Titel bew.]
[MENU] > [Afspelen] > [Titel bew.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
[] wordt afgebeeld voor beelden met al geregistreerde titels.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
,QVW
8LWYRHU
228
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
1 Selecteer het menu. (P37)
3 Druk op 3/4 om [Inst.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Tekst afdr.]
[MENU] > [Afspelen] > [Tekst afdr.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
[] verschijnt op het scherm als het beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2 Druk op [MENU/SET].
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
,QVW
8LWYRHU
229
11. Beelden afspelen en bewerken
4 Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
5
Druk op
3
/
4
om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
6 Druk op [ ].
7 Druk op 3 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 100 beelden tegelijkertijd instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Als u beelden in een groep stempelt, worden de gestempelde beelden gescheiden van de
originele beelden in de groep bewaard.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Opnamedatum]
[ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[OFF]
[Naam]
[]
([Gezichtsherkenning])
:
De in [Gezicht herk.] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[]
([Baby/Huisdieren])
:
De in [Profiel instellen] geregistreerde naam zal
gestempeld worden.
[OFF]
[Locatie]
[ON]: Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [Locatie].
[OFF]
[Reisdatum]
[ON]: Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[Reisdatum].
[OFF]
[Titel]
[ON]:
De Titelinvoer in de [Titel bew.] zal afgedrukt worden.
[OFF]
230
11. Beelden afspelen en bewerken
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Het splitsen van een video is permanent: Denk goed na voordat u splitst!
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Met [MP4] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een splitsing
plaatsvindt.
Er wordt aangeraden om deze video’s te zoeken met gebruik van Kalender Afspelen (P67) of
[Alleen bew. beeld] in de [Afspeelfunctie].
In deze gevallen niet beschikbaar:
Vermijd het te proberen om een video vlakbij het begin of het einde te splitsen.
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Video’s met een korte opnametijd
[Splits video]
[MENU] > [Afspelen] > [Splits video]
3 Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
U kunt het punt van splitsing precies instellen door op 2/1
te drukken als de video gepauzeerd is.
4 Op 4 drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De video kan verloren gaan als de kaart of de batterij weggenomen wordt terwijl de
splitsing uitgevoerd wordt.
231
11. Beelden afspelen en bewerken
Deze functie stelt u in staat om een film te creëren uit een beeldengroep die opgenomen is
met [Intervalopname].
De zo gecreëerde film wordt in het MP4-opnameformaat bewaard.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer de [Intervalopname] beeldgroep met 2/1 , en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Selecteer de items en de instellingen.
4 Selecteer [Uitvoer.] met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Als u een beeldkwaliteit selecteert waarbij de beeldverhouding anders is dan die voor de
beeldengroep, zullen zwarte strepen boven, onder, links en rechts van het beeld verschijnen.
Wij raden aan dat u bij de creatie van films een voldoende geladen batterij of de (optionele)
netadapter gebruikt.
Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter gebruikt.Als
de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out,
terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet
opgenomen worden.
Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die
groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden.
Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd
(P68)
.
[Intervalvideo]
[MENU] > [Afspelen] > [Intervalvideo]
[Opn. kwaliteit]
Stelt de kwaliteit van de film in.
[FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p]
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in.
Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar
overgaan.
[25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps]
[Serie]
[NORMAL]:
Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]:
Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde.
232
11. Beelden afspelen en bewerken
Er wordt een film gecreëerd uit de groepsbeelden die met [Stop-motionanimatie] gemaakt
zijn.
De gecreëerde films worden bewaard in het MP4-opnameformaat.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer de stop-motion-animatiegroep met 2/1 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
3 Creëer een film door de creatiemethode te selecteren.
De stappen zijn gelijk aan die voor de creatie van een film uit de opname van
[Stop-motionanimatie].
Raadpleeg stap
8 verderop op P180 voor details.
Raadpleeg ook de opmerkingen op P181 voor gecreëerde films.
[Stop-motionvideo]
[MENU] > [Afspelen] > [Stop-motionvideo]
233
11. Beelden afspelen en bewerken
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
1 Selecteer het menu. (P37)
U kunt tot 100 beelden tegelijkertijd instellen met [Multi].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Groepsbeelden
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Nw. rs.]
[MENU] > [Afspelen] > [Nw. rs.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [Enkel]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Instelling [Multi]
1 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk dan
op [MENU/SET].
2 Druk op 3/4/2/1 Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen
(herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
3 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te
brengen.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het
wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
16
16
16
8
8
4
4
L
4:3
M
4:3
S
4:3
,QVW
8LWYRHU
234
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Gebruik de bedieningsknop en druk op 3/4/2/1 om de bij te snijden delen te
selecteren.
U kunt ook [ ]/[ ] aanraken om het deel te vergroten/verkleinen.
U het deel ook verplaatsen door het over het scherm te verslepen.
4 Op [MENU/SET] drukken.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
Knip één beeld per keer als u de beelden in een beeldengroep wilt knippen
(u kunt niet alle beelden in een groep in een keer bewerken.)
Als u beelden in een groep knipt, worden de geknipte beelden gescheiden van de originele
beelden in de groep bewaard.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [Bijsnijden] ondergaan hebben.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
[Bijsnijden]
[MENU] > [Afspelen] > [Bijsnijden]
Bedieningsknop (rechts): Vergroting
Bedieningsknop (links): Verkleining
3/4/2/1: Verplaats
235
11. Beelden afspelen en bewerken
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
De [Roteren]-functie wordt uitgeschakeld als [Scherm roteren] op [OFF] gezet is.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
De [Roteren]-functie is voor groepsbeelden uitgeschakeld.
3 Selecteer de draairichting.
:
Het beeld draait steeds 90o met de wijzers van de klok
mee.
:
Het beeld draait steeds 90o tegen de wijzers van de klok
in.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Selecteer het menu. (P37)
De beelden worden weergegeven zonder gedraaid te worden als u [OFF] kiest.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif.
Exif is een formaat voor stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd
kan worden. Dit werd vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology
Industries Association)”.
[Scherm roteren] werkt misschien niet op een scherm dat meerdere beelden afspeelt, zoals het
scherm dat weergegeven wordt na selectie van [Multi wissen].
[Roteren]/[Scherm roteren]
[Roteren] (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
[MENU] > [Afspelen] > [Roteren]
[Scherm roteren] (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
[MENU] > [Afspelen] > [Scherm roteren] > [ON]
236
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([Favoriet afsp.])
Alle foto's wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([Alles wissen behalve Favoriet])
1 Selecteer het menu. (P37)
Alle [Favorieten] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P37)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
In de [Afspeelfunctie] is [Annul] uitgeschakeld.
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Als u beelden in een groep als [Favorieten] instelt, wordt het aantal van uw
[Favorieten]-beelden weergegeven op de [Favorieten]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
[Favorieten]
[MENU] > [Afspelen] > [Favorieten] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1. Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Afspelen] > [Favorieten] > [Annul]
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
237
11. Beelden afspelen en bewerken
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Als u [Print inst.] voor een groep beelden instelt, zal de afdrukinstelling voor het aantal
afdrukken op ieder beeld van de groep toegepast worden.
1 Selecteer het menu. (P37)
3 Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [Multi] geselecteerd is
Herhaal voor ieder beeld stappen 2 en 3
(het is niet mogelijk om dezelfde instelling voor een meervoudig aantal beelden te
gebruiken.)
[999+] wordt op het scherm afgebeeld als het totaal aantal afdrukken dat u voor een groep
beelden ingesteld heeft groter is dan 1000.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Print inst.]
[MENU] > [Afspelen] > [Print inst.] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
1111
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
1111
1 2 3
4 5 6
1
$DQWDO
'DWXP ,QVW
238
11. Beelden afspelen en bewerken
Alle [Print inst.] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P37)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met opnamedatum
instellen/wissen door op 1 te drukken.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
Het kenmerk van de datumafdruk is uitgeschakeld voor beelden die met tekst bedrukt worden.
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
Als u beelden in een groep op [Print inst.] instelt, wordt het aantal beelden dat aan [Print inst.]
toegevoegd wordt en het totale aantal beelden dat afgedrukt moet worden, weergegeven op de
[Print inst.]-icoon van het bovenste beeld van de groep.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
Bewegende beelden
Beelden die opgenomen zijn met [ ]
Bestand dat niet overeenkomt met de DCF-standaard
[MENU] > [Afspelen] > [Print inst.] > [Annul]
239
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt een beveiliging instellen voor opnames waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
1 Selecteer het menu. (P37)
Alle [Beveiligen] instellingen annuleren
Selecteer het menu. (P37)
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd
wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Het kenmerk [Beveiligen] is alleen aanwezig om met dit toestel te werken.
Zelfs als u beelden op een kaart beveiligt, worden ze gewist wanneer de kaart wordt
geformatteerd.
Als u beelden in een groep als [Beveiligen] instelt, wordt het aantal beelden met de
[Beveiligen]-instelling weergegeven op de [Beveiligen]-icoon van het bovenste beeld van de
groep.
[Beveiligen]
[MENU] > [Afspelen] > [Beveiligen] > [Enkel]/[Multi]
2 Selecteer de opname.
Instelling [Enkel]
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instelling [Multi]
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET] (herhalen).
De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[MENU] > [Afspelen] > [Beveiligen] > [Annul]
Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden
wanneer de Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
,QVWDQQXO
1 2 3
4 5 6
,QVWDQQXO
240
11. Beelden afspelen en bewerken
U kunt alle informatie m.b.t. gezichtsdetectie in geselecteerd beelden annuleren en
verplaatsen.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
3 Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
4 (Wanneer [REPLACE] geselecteerd is)
Druk op 3/4/2/1 om de te vervangen persoon te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja]
geselecteerd wordt.
Verlaat het menu na de uitvoering.
Gewiste informatie m.b.t. de [Gezicht herk.] kan niet hersteld worden.
Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [Categor. afsp.].
De informatie over de gezichtsherkenning van beelden in een groep moet in een keer bewerkt worden.
(u kunt niet één beeld per keer bewerken.)
Het bewerken van groepsbeelden kan alleen uitgevoerd worden op het eerste beeld van iedere
reeks.
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het
wissen van een foto weergegeven wordt.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
[Gez.herk. bew.]
[MENU] > [Afspelen] > [Gez.herk. bew.] > [REPLACE]/[DELETE]
[Wissen bevestigen]
[MENU] > [Afspelen] > [Wissen bevestigen]
[Eerst “Ja”]
[Ja] wordt het eerst geaccentueerd, dus het wissen kan snel plaatsvinden.
[Eerst “Nee”]
[Nee] wordt het eerst geaccentueerd. Het per ongeluk wissen van
foto's wordt zo voorkomen.
NeeJa
241
12.
Gebruik van de Wi-Fi-functie
Wi-Fi
R
functie
Gebruik de camera als een draadloze LAN-inrichting
Wanneer u apparatuur of computersystemen gebruikt die betrouwbaardere veiligheid
vereisen dan draadloze LAN-inrichtingen, zorg er dan voor dat de juiste metingen genomen
worden voor veiligheidsontwerpen en -defecten voor de systemen die gebruikt worden.
Panasonic zal geen verantwoordelijk op zich nemen voor schade die ontstaat bij het
gebruiken van de camera voor andere doeleinden dan dat van een draadloze LAN-inrichting.
Het gebruik van de Wi-Fi-functie van deze camera wordt geacht plaatst te vinden
in de landen waar deze camera verkocht wordt
Er bestaat het risico dat de camera de wetgeving op het gebied van radiogolven schendt als
ze in andere landen gebruikt wordt dan in de landen waar deze camera verkocht wordt en
Panasonic stelt zich op generlei wijze aansprakelijk voor overtredingen van welk aard ook.
Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via
radiogolven opgevangen kunnen worden
Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden en
ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden.
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of
interferentie
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of interferentie,
zoals in de buurt van magnetronovens. Hierdoor kunnen de radiogolven onderbroken worden.
Het gebruiken van de camera in de buurt van inrichtingen zoals microwave-ovens of draadloze
telefoons die de 2,4 GHz radiogolfband gebruiken zou een afname in prestatie kunnen
veroorzaken in beide inrichtingen.
Verbind niet aan een draadloos netwerk waarvoor u geen toestemming heeft het
te gebruiken
Wanneer de camera zijn Wi-Fi functie gebruikt, zullen er automatisch draadloze
netwerken opgespoord worden. Wanneer dit gebeurt, kunnen er draadloze netwerken
waarvoor u geen toestemming heeft deze te gebruiken (SSID
¢
) weergegeven worden,
maar probeert u geen verbinding te maken met die netwerken aangezien dit als
ongeautoriseerde toegang beschouwd zou kunnen worden.
¢ SSID verwijst naar de naam die gebruikt wordt voor het identificeren van een netwerk via
een draadloze LAN-verbinding. Als de SSID overeenkomt met beide inrichtingen, is
overdracht mogelijk.
Voor Gebruik
Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt
vereist, dan wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie.
242
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Over de Wi-Fi verbindingslamp
De [Wi-Fi]-knop
Op het moment van aankoop is [Wi-Fi] op [Fn1] ingesteld.
In het hoofdstuk “Gebruik van de Wi-Fi-functie” wordt [Fn1]
als [Wi-Fi] geschreven.
Raadpleeg P43 voor details over de functieknop.
Wat kunt u met de [Wi-Fi]-knop doen als u verbonden bent met Wi-Fi
Als op [Wi-Fi] gedrukt wordt terwijl er verbinding met Wi-Fi is, kunnen de volgende
handelingen uitgevoerd worden.
¢ Dit wordt niet weergegeven als de bestemming van [Op afstand opnemen en weergeven],
[Weergeven op tv] of [Afbeeldingen versturen van camera] op [Printer] gezet is.
Blauw brandend: de Wi-Fi verbinding is op stand-by
Blauw
knipperend: versturen/ontvangen van gegevens via de
Wi-Fi-verbinding
[Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding.
[Doelapparaat wijzigen]
Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een
andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
[Instellingen wijzigen voor
versturen]
¢
Raadpleeg P282 voor details.
[Huidig apparaat in favorieten
registreren]
Als u de huidige bestemming van de verbinding of de
verbindingsmethode registreert, kunt u de volgende keer
de verbinding gemakkelijk tot stand brengen met
dezelfde verbindingsmethode.
[Netwerkadres] Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
243
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Beschrijvingsmethode
Als een stap “selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]”, enz., bevat, voer dan ongeacht welke van
de volgende handelingen uit.
De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare draadloze
LAN-verbinding.
Gebruik een met IEEE802.11b, IEEE802.11g of IEEE802.11n compatibele inrichting wanneer u
een draadloos toegangspunt gebruikt.
Wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt, raden wij ten zeerste aan een versleuteling
in te stellen om de veiligheid van de informatie te handhaven.
Er wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij te gebruiken wanneer u beelden verzendt.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Beelden zouden niet geheel verstuurd kunnen worden afhankelijk van radiogolfcondities. Als
de verbinding afgebroken wordt terwijl er beelden verstuurd worden, zouden er beelden
verstuurd kunnen worden waar stukken aan ontbreken.
Verwijder de geheugenkaart en de batterij niet naar een zone waar geen ontvangst is
terwijl u beelden verstuurt.
De monitor display zou even vervormd kunnen raken terwijl deze verbonden is met de service,
dit zal echter het beeld dat verstuurd wordt niet beïnvloeden.
Knopbediening: Selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] met de cursorknop en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Aanraakbediening: Raak [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] aan.
244
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie
Bediening met een smartphone/tablet
Opnames maken met een
smartphone.
De beelden bewaren die in de
camera opgeslagen zijn.
Beelden naar een SNS
versturen.
P245
Gemakkelijke verbinding
Door op [Wi-Fi] te drukken en te
blijven drukken, kunt u de camera
gemakkelijk met een smartphone of
tablet verbinden.
Weergeven van beelden op een TV
P252
Draadloos afdrukken
P253
Versturen van beelden naar een AV-inrichting
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen
(AV-thuisapparatuur). U kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de
apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie of vrienden
versturen die ver weg wonen.
P254
Versturen van beelden naar een PC
P257
Gebruik van web-diensten
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz.,
versturen.
Door [Cloud-synchr. service] te gebruiken, kunt u foto's en films op
een PC of smartphone ontvangen.
P261
245
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Bediening met een smartphone/tablet
Met een smartphone/tablet kunt u beelden op de
camera opnemen en opslaan.
U moet de “Panasonic Image App ” (van nu afImage
App” genoemd ) op uw smartphone/tablet installeren.
De “Image App” is een applicatie die door Panasonic verstrekt wordt.
OS
Gebruik de meest recente versie.
Het kan zijn dat de dienst niet goed gebruikt kan worden, afhankelijk van het type smartphone/
tablet dat gebruikt wordt.
Raadpleeg onderstaande ondersteunende website voor informatie over de “Image App”.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Wanneer u de app download op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Installeren van deImage App” app voor smartphone/tablet
Voor Android
TM
apps:
Android 2.2 tot Android 4.3
¢
Voor iOS apps: iOS 5.0 tot iOS 7.0
¢ Om dit toestel met [Wi-Fi Direct] te verbinden, wordt Android OS 4.0 of hoger en
ondersteuning van Wi-Fi Direct
TM
vereist.
1 Sluit de smartphone/tablet aan op een netwerk.
2 (Android)
Selecteer “Google Play
TM
Store”.
(iOS) Selecteer “App Store
SM
”.
3 Voer “Panasonic Image App” in het zoekhokje in.
4 Selecteer “Panasonic Image App en installeer deze.
246
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Door op [Wi-Fi] te drukken en te blijven drukken, kunt u gemakkelijk een verbinding tot
stand brengen.
1 Druk op [Wi-Fi] en houd de knop ingedrukt.
De informatie (SSID en password) wordt weergegeven die
vereist is voor het rechtstreeks tot stand brengen van een
verbinding tussen uw smartphone/tablet en dit toestel.
Behalve wanneer de verbinding voor het eerst gemaakt
wordt, wordt het scherm van de vorige verbinding weergegeven.
Hetzelfde scherm kan weergegeven worden door de
volgende menu-onderdelen te selecteren.
2 Bedien de smartphone/tablet.
Veranderen van de verbindingsmethode
Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op
[DISP.] en selecteer vervolgens de andere
verbindingsmethode.
Verbinden met een smartphone/tablet
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P245)
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Op afstand
opnemen en weergeven]
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op het
scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App. (P245)
Als de verbinding tot stand gebracht is, zullen de live beelden die door de camera
opgevangen worden weergegeven worden op de smartphone/tablet.
Op de camera
Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2
Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in.
3 Start “Image App ”. (P245)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
Start “Image App”. (P245)
247
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken.
(P246)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet.
De opgenomen beelden worden in de camera bewaard.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar.
Het scherm verschilt afhankelijk van het uitvoerende systeem.
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een
hoge omgevingstemperatuur, door een continue filmopname of
door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken,
dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het
knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming
automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen
sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt.
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P246)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet.
3 Versleep een beeld om het te bewaren.
Als een beeld aangeraakt wordt, zal de foto vergroot
afgespeeld worden.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de
onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur.
Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname)
Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn
248
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P246)
2 Selecteer [ ] op de smartphone/tablet
3 Versleep een beeld om het naar een SNS, enz., te
versturen.
Het beeld wordt naar een web-service zoals een SNS
verstuurd.
De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de
onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur.
U kunt locatie-informatie van een smartphone/tablet verwerven en deze later op de
beelden schrijven.
Raadpleeg P224 over hoe de locatie-informatie op de beelden geschreven moet worden
die met dit toestel opgenomen zijn.
Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik:
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
Als u de klokinstelling van dit toestel of van de smartphone/tablet veranderd heeft na
[Tijdsync.], voer dan opnieuw [Tijdsync.] uit.
Op de smartphone/tablet kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen
en de overdrachtstatus van de locatie-informatie nakijken.
Raadpleeg [Help] in het “Image App”-menu voor details.
(Wanneer u “Image App” voor iOS gebruikt)
Als u op de Home- of On-/Off-knop van een smartphone/tablet drukt terwijl [Loc.info registr.]
werkt, wordt het opnemen van locatie-informatie stopgezet.
In deze gevallen niet beschikbaar:
De smartphone/tablet zou er niet in kunnen slagen locatie-informatie te verwerven in China en
de grenszone in de buurlanden van China.
(Met ingang van oktober 2013)
Beelden in de camera naar een SNS versturen
Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen
249
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te
bedienen
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ————
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ——
Voorbereiding:
Installeer van tevoren “Image App”. (P245)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P250
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P251
250
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Opnamen maken.
De beelden worden automatisch verzonden nadat ze genomen zijn.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[Smartphone]
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2
Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in.
3 Start “Image App ”. (P245)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App ”. (P245)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App ”. (P245)
251
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Smartphone]
Op uw smartphone/tablet
Wanneer u verbindt met [Via netwerk]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2
Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in.
3 Start “Image App ”. (P245)
Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]:
1 Start “Image App ”. (P245)
Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]:
1 Schakel de Wi-Fi-functie in.
2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op
het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in.
3 Start “Image App ”. (P245)
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
252
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Weergeven van beelden op een TV
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven.
4 Met dit toestel foto's maken of afspelen.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Als een TV op dit toestel aangesloten is, kan het TV-scherm tijdelijk terugkeren naar de status
vóór de verbinding. De beelden worden opnieuw weergegeven wanneer u een foto maakt of
beelden afspeelt.
[Effect] en [Geluid] van de diavoorstelling zijn uitgeschakeld.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Er kunnen geen films afgespeeld worden.
Tijdens multi/kalender afspelen worden de beelden die op het scherm van dit toestel
weergegeven worden, niet op de TV weergegeven.
U kunt beelden op de TV weergeven als deze de
Digital Media Renderer (DMR) -functie van de
DLNA-standaard ondersteunt.
Voorbereiding:
Zet de TV op de DLNA-wachtmodus.
Lees de gebruiksaanwijzing van uw TV.
Voor details over compatibele inrichtingen raadpleegt u de ondersteunende sites hieronder.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Weergeven op tv]
253
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Draadloos afdrukken
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer een printer waarmee u verbinding wilt maken.
4 Selecteer de beelden en druk ze vervolgens af.
De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure voor
wanneer de USB-aansluitingskabel aangesloten is.
Raadpleeg P301 voor details.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten
in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet afgedrukt worden.
U kunt beelden naar een compatibele printer versturen
en ze draadloos afdrukken.
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van camera])
± ————
Voorbereiding:
U kunt gemaakte beelden draadloos afdrukken vanaf een PictBridge (draadloze
LAN-compatibele)
¢
printer.
¢ In overeenstemming met de DPS over IP standaards.
Neem voor details over de PictBridge printer (compatibel met draadloos LAN) contact op
met het bedrijf in kwestie.
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Printer]
254
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Versturen van beelden naar een AV-inrichting
U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen (AV-thuisapparatuur). U
kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie
of vrienden versturen die ver weg wonen.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
A Draadloos toegangspunt B AV-apparaat ([Thuis]) C AV-apparaat ([Extern])
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ———±
255
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Voorbereiding:
Als u een beeld naar [Thuis] stuurt, zet uw apparaat dan op de DLNA-wachtmodus.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor details.
Voor het versturen van beelden naar [Extern] is het volgende nodig:
Registratie bij “LUMIX CLUB” (P267)
Adresnummer en toegangsnummer die door het externe AV-apparaat van bestemming
verworven zijn. (P272)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P255
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P256
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[AV-toestel]
256
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Thuis] of [Extern].
3 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden.
4 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[AV-toestel]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
257
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Versturen van beelden naar een PC
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
¢
Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het bestandformaat
4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan 4 GB.
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten
in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract.
U kunt foto's en films die met dit toestel opgenomen
zijn naar een PC sturen.
JPEG RAW MP4 AVCHD
¢
3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
±±——±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van camera])
±±±±±
Voorbereiding:
(op de camera)
Als de werkgroep van de PC van bestemming
veranderd is en niet meer de standaardinstelling
heeft, dan dient u ook de instelling van dit
toestel te veranderen in [PC-verbinding]. (P283)
(Op uw PC)
De computer inschakelen.
Maak mappen voor het ontvangen van de
beelden op de PC gereed alvorens een beeld
naar de PC te sturen. (P258)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P259
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P260
258
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Creëer een PC-gebruikersaccount (tot 254 karakters) en een password (tot 32 karakters) die
uit alfanumerieke karakters bestaan. Een poging om een ontvangstmap te creëren kan
mislukken als de account niet-alfanumerieke karakters bevat.
Wanneer u PHOTOfunSTUDIO” gebruikt
1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC.
Voor details over hardwarevereisten en installatie, lees Over de geleverde software
(P293).
2 Creëer een map die beelden ontvangt met “PHOTOfunSTUDIO”.
Om de map automatisch te creëren, selecteer [Auto-create]. Om een map te specificeren,
een nieuwe map te creëren of een wachtwoord in te stellen naar de map, selecteer
[Create manually].
Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF).
Wanneer u PHOTOfunSTUDIO” niet gebruikt
(Voor Windows)
Ondersteund OS: Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8
Voorbeeld: Windows 7
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
met de rechter muistoets.
2 Selecteer [Eigenschappen], stel vervolgens het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
(Voor Mac)
Ondersteund OS: OS X v10.4 tot v10.8
Voorbeeld: OS X v10.8
1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens
op de items in de volgende volgorde.
[Archief] [Toon info]
2 Stel het delen van de map in werking.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief
systeem.
Een map creëren die beelden ontvangt
259
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
5 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[PC]
260
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
In de gespecificeerde map zullen mappen gecreëerd worden op grond van de verstuurde
gegevens en de gegevens zullen in die mappen bewaard worden.
Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een password verschijnt, voer
dan het password in dat u op uw PC ingesteld heeft.
Als de computernaam (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers) een spatie (leeg
karakter) enz. bevat, kan het zijn dat de naam niet correct herkend wordt.
Als een verbindingspoging mislukt, adviseren wij dat u de computernaam (of naam van
NetBIOS) verandert in een naam bestaande uit alleen alfanumerieke karakters, van maximaal
15 karakters.
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[PC]
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u
op [Wi-Fi]. (P242)
6 [Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
261
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Gebruik van web-diensten
U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen.
Door automatische overzettingen van foto's en films naar de Cloud Sync Service in te
stellen, kunt u de overgezette foto's of films op een PC of smartphone ontvangen.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
A Draadloos toegangspunt B Web-service C Cloud Sync Service
Voorbereiding:
Om beelden naar een WEB-service of cloud-map te sturen, moet u zich registreren
bij “LUMIX CLUB” (P267).
Om beelden naar een webservice te sturen, moet u de webservice registreren.
(P263)
Versturen van beelden naar een webservice P262
Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] P265
262
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Bezoek de website voor informatie over het afspelen van beelden.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Naar de webservice geüploade beelden kunnen niet weergegeven of gewist worden met deze
camera. Controleer beelden door toe te treden tot de webservice met uw smartphone/tablet of
computer.
Als het versturen van beelden niet lukt, zal er een e-mail waarin verstuurd worden waarin het
falen uiteengezet zal worden naar het adres dat geregistreerd is bij “LUMIX CLUB”.
De beelden kunnen persoonlijke informatie bevatten die gebruikt kan worden om de
gebruiker te identificeren, zoals een titel, de tijd en de datum waarop de beelden
opgenomen werden, en de locatie waar de opname plaatsvond. Controleer deze
informatie voordat u de beelden naar het web upload.
Versturen van beelden naar een webservice
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ±
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P263
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P264
Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die voortkomt uit
lekken, verlies, enz. van beelden die op webservices geüpload zijn.
Wanneer er beelden geüpload worden naar de webservice, wist u de beelden dan niet van
dit toestel, zelfs niet nadat het verzenden voltooid is, totdat u nagegaan bent dat deze goed
geüpload zijn naar de webservice. Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor
schade die aangericht voortkomt uit het wissen van beelden die opgeslagen zijn in dit
toestel.
263
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Wanneer u beelden verstuurd naar web-diensten, moet de gebruikte web-dienst
geregistreerd worden bij de “LUMIX CLUB”. (P267)
Controleer de “FAQ / Contact” op de volgende site voor compatibele webservices.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/lumix_faqs/
Voorbereiding:
Zorg ervoor dat u een account op de webservice gecreëerd heeft dat u wilt gebruiken en
dat u de log-in informatie beschikbaar heeft.
1 Maak verbinding met de “LUMIX CLUB”-site met gebruik van een smartphone/
tablet of een computer.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
2 Voer uw “LUMIX CLUB” log-in ID en wachtwoord in en log in op de dienst.
(P267)
3 Registreer uw e-mailadres.
4 Selecteer de web-service die gebruikt moet worden en registreer deze.
Volg de instructies op het scherm om de service te registreren.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
Registreren van web-services
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[Webservice]
264
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274)
3 Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Webservice]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
265
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Gebruik van [Cloud-synchr. service] (met ingang van oktober 2013)
Als u de beeldbestemming op [Cloud-synchr. service] zet, worden de verzonden beelden
tijdelijk in de cloud-map bewaard en kunnen ze gesynchroniseerd worden met het apparaat dat
in gebruik is, zoals een PC of een smartphone/tablet.
Een Cloud Folder slaat overgezette beelden 30 dagen op (tot 1000 beelden). Overgezette
beelden worden automatisch 30 dagen na de overzetting gewist. Bovendien kunnen wanneer
het aantal opgeslagen beelden de 1000 overschrijdt, bepaalde beelden zelfs binnen 30 dagen
na de overzetting gewist worden afhankelijk van de [Cloudbeperking] (P282) instelling.
Wanneer de download van beelden vanaf een Cloud Folder naar alle gespecificeerde
inrichtingen voltooid is, zouden er zelfs binnen 30 dagen vanaf de overzetting beelden gewist
kunnen worden van de Cloud Folder.
Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur.
Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het
afspelen van de beelden.
Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden.
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service]
Voorbereiding:
U moet u registreren bij “LUMIX CLUB” (P267) en de instelling voor Cloud Sync.
configureren om een foto naar een Cloud-map te sturen.
Voor een PC gebruikt u “PHOTOfunSTUDIO” om de instellingen van Cloud Sync uit te
voeren. Voor een smartphone/tablet gebruikt u “Image App” om de instellingen te maken.
JPEG RAW MP4 AVCHD 3D
Versturen van een beeld telkens als
een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens
opname])
± ———±
Selecteer de beelden en verstuur ze
([Afbeeldingen versturen van
camera])
± ± ±
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P266
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P266
266
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Opnamen maken.
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
1 Selecteer het menu.
2 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274)
3 Controleer de verzendinstelling.
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282)
4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242)
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding]
>
[Afbeeldingen versturen tijdens opname]
>
[Cloud-synchr. service]
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
[Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[Cloud-synchr. service]
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
,QVW
8LWYRHU
267
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Registratie bij “LUMIX CLUB”
Verkrijg een “LUMIX CLUB” login ID (gratis).
Als u dit apparaat registreert bij de “LUMIX CLUB”, kunt u beelden synchroniseren tussen de
inrichtingen die u gebruikt of deze beelden overzetten naar
webservices.
Gebruik de “LUMIX CLUB” wanneer u beelden upload naar
webservices
of externe AV-inrichting.
U kunt dezelfde “LUMIX CLUB” login-ID voor dit toestel en een smartphone/tablet instellen. (P270)
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Nieuw account].
Maak verbinding met het netwerk.
Ga verder naar de volgende pagina door [Volgende] te
selecteren.
Er zal een bevestigingscherm afgedrukt worden als een login
ID al verkregen is door de camera. Selecteer [Ja] om een
nieuwe login ID te verkrijgen of [Nee] als u geen nieuwe login
ID nodig heeft.
4 Selecteer de methode om verbinding met een
draadloos toegangspunt te maken en stel in.
Raadpleeg P274 voor details.
Er zal alleen een instelscherm weergegeven worden als voor het eerst verbinding gemaakt wordt.
Is de verbindingsmethode eenmaal ingesteld, dan zal deze op dit toestel bewaard worden en
gebruikt worden wanneer de volgende keer verbinding gemaakt word. Om het draadloze
toegangspunt waarmee verbinding gemaakt moet worden te veranderen, drukt u op [DISP.]
en verandert u de bestemming van de verbinding.
Ga naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren.
Over de [LUMIX CLUB]
Raadpleeg de “LUMIX CLUB”-site voor details.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Houd rekening met het volgende:
De dienst kan onderbroken worden wegens gewoon onderhoud of onverwachte problemen en
de inhouden van de dienst kunnen veranderd of toegevoegd worden zonder dat de gebruikers
van tevoren hierover geïnformeerd worden.
De dienst kan geheel of gedeeltelijk gestopt worden met voorgaande kennisgeving die redelijk
lang van tevoren gegeven wordt.
Verkrijgen van een nieuwe login-ID ([Nieuw account])
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
268
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
5 Lees de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen door en selecteert [Akkoord].
U kunt pagina's schakelen via 3/4.
U kunt de weergave (2k) vergroten door de bedieningsknop naar rechts te draaien.
De vergrote weergave kan weer op de oorspronkelijke grootte (1k) gezet worden door de
bedieningsknop naar links te draaien.
U kunt de positie van het vergrote display verplaatsen met 3/4/2/1.
Druk op [ ] om het proces te annuleren zonder een login ID te verkrijgen.
6 Voer een password in.
Voer een combinatie in van 8 tot 16 karakters en nummer voor het wachtwoord.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
7 Controleer de login-ID en selecteer [OK].
De login ID (12-cijferig nummer) zal automatisch afgebeeld
worden.
Wanneer u met een computer inlogt bij “LUMIX CLUB”,
hoeft u slechts de nummers in te voeren.
Er wordt een bericht afgebeeld wanneer de verbinding
voltooid is. Selecteer [OK].
Zorg ervoor een aantekening te maken van de login ID en het wachtwoord.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
269
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Voorbereiding:
Als de verkregen login-ID gebruikt wordt, controleer dan de ID en het password.
Om het “LUMIX CLUB”-password op de camera te veranderen, gaat u naar de “LUMIX
CLUB”-website vanaf uw smartphone/tablet of PC en verandert u het “LUMIX
CLUB”-password van tevoren.
De login-ID en het password die voor “LUMIX CLUB” geregistreerd zijn, kunnen niet op dit
toestel veranderd worden.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer [Account instellen/toev.].
3 Selecteer [Gebruikersnaam instellen].
De login ID en het wachtwoord worden afgebeeld.
Het wachtwoord wordt afgebeeld als “ ”.
Sluit het menu alleen als u de login ID controleert.
4 Selecteer het te veranderen item.
5 Voer de login-ID en het password in.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P54) voor informatie over hoe
tekst in te voeren.
Voer in het toestel het nieuwe password in dat u op uw
smartphone/tablet of PC gecreëerd heeft. Als het password
afwijkt van het password dat u op smartphone/tablet of PC
gecreëerd had, dan zult u niet in staat zijn beelden te uploaden.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Gebruik van de verkregen login-ID/Controleren of veranderen van de login-ID of
het password ([Gebruikersnaam instellen])
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
270
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Het instellen van dezelfde login-ID voor dit toestel en de smartphone/tablet is handig voor het
versturen van beelden, die in dit toestel zitten, naar andere apparatuur of webservices.
Controleer de details als de gebruiksmaatregelen bijgewerkt zijn.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer [Voorwaarden].
De camera zal verbinding maken met het netwerk en de gebruiksmaatregelen zullen
afgebeeld worden.
Sluit het menu nadat de gebruiksmaatregelen gecontroleerd zijn.
Instellen van dezelfde login-ID voor de camera en de smartphone/tablet
Wanneer of dit toestel of de smartphone/tablet de login-ID verworven heeft:
1 Verbind dit toestel met de smartphone/tablet. (P246)
2 Stel de gemeenschappelijke login-ID in vanuit het “Image App”-menu.
De login-ID's van dit toestel en de smartphone/tablet worden nu dezelfde.
Nadat dit toestel op de smartphone/tablet aangesloten is, kan het instelscherm voor een
gemeenschappelijke login-ID verschijnen als u het afspeelscherm laat weergeven. U kunt ook
een gemeenschappelijke login-ID instellen door de instructies op het scherm te volgen.
Deze handelingen zijn niet beschikbaar voor de [Wi-Fi Direct] verbinding.
Wanneer dit toestel en de smartphone/tablet verschillende login-ID's verworven
hebben:
(als u de login-ID van de smartphone/tablet voor dit toestel wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van dit toestel in die, die door de
smartphone/tablet verworven zijn.
(als u de login-ID van dit toestel voor de smartphone/tablet wilt gebruiken)
Verander de login-ID en het password van de smartphone/tablet in die, die door dit
toestel verworven zijn.
Controleer de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
271
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Wis de login ID van de camera wanneer u deze overzet naar een derde of deze weggooit.
U kunt tevens uw “LUMIX CLUB”-account wissen.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer [Verwijder account].
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
3 Selecteer [Ja] in het bevestigingscherm van het wissen van de login ID.
Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende].
4 Selecteer [Ja] op het bevestigingscherm voor het wissen van het “LUMIX
CLUB” account.
Als u verder wilt gaan met het gebruiken van de service, zal het selecteren van [Nee]
alleen de login ID wissen.
Verlaat het menu nadat dit is uitgevoerd.
5 Selecteer [Volgende].
De login-ID wordt gewist en vervolgens zal het bericht dat het wissen van uw account
toont, weergegeven worden. Selecteer [OK].
Verlaat het menu nadat het uitgevoerd is.
Veranderingen en andere acties m.b.t. login ID's kunnen alleen gemaakt worden op de login ID
die verkregen is met de camera.
Wis uw login ID en account vanuit de “LUMIX CLUB”
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB]
272
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van familie en kennissen via
“LUMIX CLUB”.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer [App. toevoegen].
3 Voer het adresnummer in.
4 Voer de toegangscode in.
5 Voer ongeacht welke naam in.
Er kunnen maximaal 28 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Raadpleeg Tekst Invoeren (P54) voor informatie over hoe tekst in te voeren.
Informatie over AV-inrichting die al opgeslagen is kan veranderd of gewist worden.
1 Selecteer het menu. (P37)
2 Selecteer het AV-apparaat dat ui wilt veranderen of wissen.
3 Selecteer [Bewerken] of [Wissen].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat
Voorbereiding:
Controleer het adresnummer (16-cijferig nummer) en het toegangsnummer (4-cijferig
nummer) van de bestemming-AV-inrichting die uitgegeven is door “LUMIX CLUB”.
(Raadpleeg de gebruikershandleiding van de AV-inrichting voor details)
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.]
Verander of wis informatie over de geregistreerde AV-inrichting
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.]
[Bewerken]
Verander informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Voer stappen 3 tot 5 in “Configureren van de instellingen
van een extern AV-apparaat” uit.
[Wissen]
Wis informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is.
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer
[Ja] geselecteerd wordt.
273
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Verbindingen
U kunt een verbindingsmethode selecteren na een Wi-Fi-functie en een bestemming te
hebben geselecteerd.
Het tot stand brengen van een rechtstreekse verbinding is handig wanneer u zich ver van
huis bevindt, op een plaats waar geen toegangspunten beschikbaar zijn, of wanneer u
tijdelijk verbinding maakt met een apparaat dat u normaal niet gebruikt.
Wanneer u verbinding maakt met dezelfde instellingen als de vorige, kunt u de
Wi-Fi-functie snel gebruiken door verbinding te maken via [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
A Draadloos toegangspunt
[Via netwerk] Maakt verbinding via een draadloos toegangspunt. P274
[Direct]
Uw apparaat maakt rechtstreeks verbinding met dit
toestel.
P277
A
274
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
U kunt de methode selecteren om verbinding met een
draadloos toegangspunt te maken.
¢ WPS verwijst naar een functie die u in staat stelt de
instellingen van de verbinding en van de veiligheid van
LAN-apparatuur gemakkelijk te configureren.
Om te controleren of het draadloze toegangspunt dat u
gebruikt compatibel is met WPS dient u de handleiding van
het draadloze toegangspunt te raadplegen.
Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)
[WPS (knop)]
Sla draadloos toegangspunt van het drukknoptype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup
TM
op met een WPS-markering.
Druk op de WPS-knop van het
draadloze toegangspunt totdat deze
naar WPS-modus schakelt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding
van het draadloze toegangspunt voor
details.
b.v.:
[WPS (PIN-code)]
Sla draadloos toegangspunt van het PIN-codetype dat compatibel
is met Wi-Fi Protected Setup op met een WPS-markering.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
2 Voer de PIN-code die weergegeven wordt op het
camerascherm in het draadloze toegangspunt in.
3 Op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het draadloze
toegangspunt voor details.
[Handmatig. verbinden.]
Selecteer deze optie als u niet zeker bent over de compatibiliteit
met WPS of als u een draadloos toegangspunt wilt opzoeken en
een verbinding daarmee tot stand wilt brengen.
Raadpleeg P275 voor details.
275
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Zoek naar beschikbare draadloze toegangspunten.
Bevestig encryptiesleutel van het geselecteerde draadloze toegangspunt als de
netwerkauthenticatie gecodeerd is.
Wanneer u verbindt d.m.v. [Handmatige invoer], bevestig SSID, encryptietype, encryptiesleutel
van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt.
Het drukken op [DISP.] zal het zoeken naar een draadloos
toegangspunt opnieuw starten.
Als geen enkel draadloos toegangspunt gevonden wordt,
raadpleeg dan
Wanneer u verbindt met [Handmatige
invoer]
op P275.
2 (Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is)
Voer de encryptiesleutel in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
Wanneer u verbindt met [Handmatige invoer]
1 Op het scherm dat weergegeven wordt in stap 1 van “Als u niet zeker bent over
de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Handmatig. verbinden.])”,
selecteert u [Handmatige invoer].
2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarop u verbindt, selecteer
vervolgens [Inst.].
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
Voor informatie over netwerkauthenticatie, zie de gebruiksaanwijzing van het draadloze
toegangspunt.
4 Selecteer het encryptietype.
Het type instellingen dat veranderd kan worden kan variëren afhankelijk van de details
van netwerkauthentificatie-instellingen.
5 (Wanneer een optie geselecteerd wordt die afwijkt van [Niet coderen])
Voer de encryptiesleutel in.
Als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS (verbinden met
[Handmatig. verbinden.])
Netwerkauthenticatietype Encryptietypes die ingesteld kunnen worden
[WPA2-PSK] [TKIP]/[AES]
[WPA-PSK] [TKIP]/[AES]
[Algemene sleutel] [WEP]
[Open] [Niet coderen]/[WEP]
276
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Controleer de handleiding van de draadloze toegangspunten en instellingen wanneer u een
draadloos toegangspunt opslaat.
Als er geen verbinding vastgesteld kan worden, zouden de radiogolven van het draadloze
toegangspunt te zwak kunnen zijn.
Raadpleeg
Waarschuwingen op het scherm
(P312) en
Problemen oplossen
(P325) voor details.
De overdrachtsnelheid kan afnemen of kan niet bruikbaar zijn afhankelijk van de omgeving
waarin deze gebruikt wordt.
277
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
U kunt de methode selecteren om verbinding te maken met
het apparaat dat u gebruikt.
Selecteer de verbindingsmethode die door uw apparaat
ondersteund wordt.
Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse
verbinding)
[Wi-Fi Direct]
1 Zet het apparaat op de Wi-Fi Direct
TM
modus.
2 Selecteer [Wi-Fi Direct].
3 Selecteer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor
details.
[WPS-verbinding]
[WPS (knop)]
1 Selecteer [WPS (knop)].
2 Zet het apparaat op WPS-modus.
Het wachten op de verbinding kan langer duren als u op dit
toestel op de [DISP.]-knop drukt.
[WPS (PIN-code)]
1 Selecteer [WPS (PIN-code)].
2 Voer de PIN-code van het apparaat in op dit toestel.
[Handmatig.
verbinden.]
Voer de SSID en het password in
op het apparaat. De SSID en het
password worden weergegeven
op het scherm voor het wachten
op de verbinding van dit toestel.
278
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Als de Wi-Fi-functie gebruikt wordt, wordt een record in de historie bewaard. U kunt de
records als favorieten registreren.
Door verbinding te maken vanuit de historie van favorieten, kunt u gemakkelijk verbinding
maken met dezelfde instellingen als voorheen.
1
Druk op [Wi-Fi].
2
Selecteer [Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten].
3
Selecteer het item.
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis].
3 Selecteer het item dat u in favorieten wilt registreren en druk vervolgens op 1.
4 Voer een registratienaam in.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt
als twee karakters beschouwd).
Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen
([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit
favorieten])
[Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]
Verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen.
[Selecteer doelapparaat uit
favorieten]
Maakt verbinding met de instellingen die als favorieten
geregistreerd zijn.
Registreren van records als favorieten
279
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Druk op [Wi-Fi].
2 Selecteer [Selecteer doelapparaat uit favorieten].
3 Selecteer het favoriete item dat u wilt bewerken en druk vervolgens op 1.
4 Selecteer het item.
Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] wist de inhoud van de historie en van [Selecteer
doelapparaat uit favorieten].
Als verbinding gemaakt wordt met een netwerk waarmee vele PC's verbonden zijn, door
gebruik van [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit
favorieten], kan een verbindingspoging mislukken omdat uit vele apparaten het eerder
verbonden apparaat geïdentificeerd zal worden.
Als een verbindingspoging mislukt, maak dan opnieuw verbinding met gebruik van [Nieuwe
verbinding].
Bewerken van de items zie als Favorieten geregistreerd zijn
[Verwijderen uit
favorieten]
[Volgorde van favorieten
wijzigen]
Selecteer de bestemming.
[Geregistreerde naam
wijzigen]
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg
Tekst Invoeren sectie op P54.
Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een
karakter van twee byte wordt als twee karakters
beschouwd).
Bewaar vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen als favorieten
Het aantal instellingen dat in de historie bewaard kan worden is beperkt.
Er wordt aanbevolen vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen te bewaren door ze
als favorieten te registreren. (P278)
Controleren van de verbindingsdetails van een record of een favoriet
Als op [DISP.] gedrukt wordt terwijl een item in de historie of de favorieten opgezocht
wordt, kunnen de details van de verbinding weergegeven worden.
280
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Als u beelden verstuurt, selecteer dan de methode om ze te versturen na [Nieuwe
verbinding] te hebben geselecteerd.
Nadat de verbinding tot stand gekomen is, kunnen de instellingen voor het versturen,
zoals de beeldgrootte, ook veranderd worden.
Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge
pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw
contract.
Beelden die verzonden kunnen worden
¢1 Het verzenden met [Afbeeldingen versturen tijdens opname] is niet beschikbaar.
¢2 Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het
bestandformaat 4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan
4GB.
Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de
apparatuur.
Raadpleeg de handleiding van de bestemmingsapparatuur of de webservice voor meer
informatie over hoe beelden afgespeeld moeten worden.
Instellingen om beelden te versturen
Bestemming JPEG RAW MP4
¢1
AVCHD
¢1, 2
3D
[Smartphone] ± ± ——
[PC] ±±±±±
[Cloud-synchr.
service]
± ± ±
[Webservice] ± ± ±
[AV-toestel] ± ———±
[Printer]
¢1
± ———
281
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Een foto kan automatisch naar een gespecificeerde apparaat gezonden worden telkens
wanneer u de foto neemt.
Aangezien de camera voorrang aan het opnemen verleent, kan het versturen langer duren
tijdens het maken van een opname.
Wanneer verbinding gemaakt is met [Afbeeldingen versturen
tijdens opname], wordt [ ] op het opnamescherm
weergegeven en wordt [ ] weergegeven terwijl het bestand
verzonden wordt.
Als u dit toestel uitschakelt of de Wi-Fi-verbinding verbreekt
voordat het versturen klaar is, zullen de niet verstuurde beelden
niet opnieuw verstuurd worden.
Het kan zijn dat u er niet in slaagt bestanden te wissen of het afspeelmenu te gebruiken
wanneer u aan het versturen bent.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Films kunnen niet verstuurd worden.
De beelden kunnen na te zijn opgenomen geselecteerd en verstuurd worden.
Details van het afspeelmenu [Favorieten] of [Print inst.] instellingen zullen niet verstuurd
worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Sommige beelden die met een andere camera gemaakt zijn zouden niet verstuurd kunnen
worden.
Beelden die gemodificeerd of bewerkt zijn met een computer zouden niet verstuurd kunnen
worden.
Afbeeldingen versturen tijdens opname
Afbeeldingen versturen van camera
5
5
282
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Door op [DISP.] te drukken nadat een verbinding tot stand gebracht is, kunt u de
instellingen voor het versturen veranderen, zoals de beeldgrootte voor het versturen.
¢1 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Webservice] gezet is.
¢2 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [PC] gezet is.
¢3 Alleen beschikbaar wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is en de
bestemming op [Cloud-synchr. service], [Webservice] of [Extern] van [AV-toestel] gezet is.
¢4 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Cloud-synchr. service] gezet is.
Veranderen van de instellingen om beelden te versturen
[Grootte]
Grootte aanpassen van het te versturen beeld.
[Origineel]/[Automatisch]
¢1
/[Wijzig]
Als u [Automatisch] selecteert, zal het beeldformaat bepaald worden
door de omstandigheden op de bestemming.
U kunt de beeldgrootte voor [Wijzig] selecteren door te kiezen tussen
[M], [S] of [VGA].
De beeldverhouding verandert niet.
[Bestandsindeling]
¢2
[JPG]/[RAWiJPG]/[RAW]
[Locatiegeg.
wissen]
¢3
Kies of u de locatie-informatie wenst te wissen van de beelden voordat
u deze verstuurt.
[ON]: Wis de locatie-informatie, dan versturen.
[OFF]: Houd de locatie-informatie en verstuur.
Deze handeling wist alleen de locatie-informatie van de beelden die
ingesteld staan om verzonden te worden.
(De locatie-informatie zal niet gewist worden van de originele
beelden die opgeslagen zijn in dit apparaat.)
[Cloudbeperking]
¢4
U kunt selecteren of u beelden wilt versturen wanneer de Cloud Folder
geen ruimte meer over heeft.
[ON]: Beelden niet versturen.
[OFF]: Wis beelden vanaf de oudste, stuur vervolgens nieuwe
beelden.
283
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
[Wi-Fi setup] Menu
Configureer de instellingen die nodig zijn voor de Wi-Fi-functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.
Selecteer het menu. (P37)
Raadpleeg P267 voor details.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
Als u een PC met standaardinstellingen gebruikt, is het niet nodig om de werkgroep te
veranderen.
Raadpleeg P272 voor details.
[MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > Gewenst item dat ingesteld
moet worden
[LUMIX CLUB]
Verwerft of verandert de “LUMIX CLUB”-login-ID.
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te sturen, wordt een verbinding met
dezelfde werkgroep als de PC van bestemming vereist.
(De fabrieksinstelling is “WORKGROUP”.)
[Werkgroepnaam wijzigen]:
Voer de werkgroep van de PC in waarmee de verbinding gemaakt
wordt.
[Terug naar standaard]:
Herstelt de status van de fabrieksinstellingen.
[Toestelnaam]
U kunt de naam van dit toestel veranderen.
1 Druk op [DISP.].
2 De gewenste inrichtingsnaam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst
Invoeren
sectie op P54.
Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
[Extern AV-app.]
Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van
familie en kennissen via “LUMIX CLUB”.
284
12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst Invoeren sectie op P54.
Maak een wachtwoordkopie.
Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het resetten met [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu,
maar ook andere instellingen zulle gereset worden. (uitgezonderd [LUMIX CLUB])
Een “MAC-adres” is een uniek adres dat gebruikt wordt om netwerkapparatuur te identificeren.
“IP-adres” verwijst naar een nummer waarmee een PC geïdentificeerd wordt die op een
netwerk zoals het internet aangesloten is. De adressen voor in huis worden gewoonlijk
automatisch toegekend door de DHCP-functie, zoals een draadloos toegangspunt. (voorbeeld:
192.168.0.87)
[Wi-Fi-wachtwoord]
Om incorrecte hantering of gebruik van de Wi-Fi functie door
derden te voorkomen en om opgeslagen informatie te
beschermen, wordt het aanbevolen dat u de Wi-Fi functie met
een wachtwoord beschermt.
Instellen van een wachtwoord zal automatisch het
wachtwoord-invoerscherm weergeven wanneer de Wi-Fi functie
gebruikt wordt.
[Instellen]:
Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord.
[Verwijderen]
[Netwerkadres]
Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel.
285
13.
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten
Als u de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) op uw toestel aanbrengt,
kunt u voor extra effecten 3D-beelden opnemen.
Om 3D-beelden te kunnen bekijken, heeft u een televisie nodig die 3D ondersteunt.
1
Bevestig de onderling verwisselbare 3D-lens op het toestel.
2
Breng het onderwerp in het frame en neem op door de sluiterknop
volledig in te drukken.
Scherpstellen is niet nodig bij het opnemen van 3D-beelden.
Foto’s die met de onderling verwisselbare 3D-lens opgenomen worden, worden in het
MPO-formaat (3D) bewaard.
Er kunnen tot ongeveer 490 3D-beelden opgenomen worden op een kaart van 2 GB.
(Als de beeldverhouding op [4:3] gezet is en de kwaliteit op [ ] gezet is.)
Lees de handleiding van de onderling verwisselbare 3D-lens voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Als de afstand tot het onderwerp tussen de 0,6 m en ongeveer 1 m bedraagt, wordt de
horizontale ongelijkheid te groot en kan het zijn dat u op de randen van het beeld geen
3D-effect ziet.
3D-beelden opnemen
Om er zeker van te zijn dat de 3D-beelden veilig bekeken kunnen worden, dient u
tijdens het opnemen op de volgende punten te letten.
Neem waar mogelijk op door het toestel horizontaal te houden.
De aanbevolen minimumafstand tot het onderwerp is 0,6 m.
Zorg ervoor het toestel niet te schudden als u in een auto zit of loopt.
Er wordt aangeraden om een statief of een flitser te gebruiken om stabiele beelden
op te nemen.
286
13. Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een televisie die compatibel is met 3D, speel de in 3D opgenomen
beelden af en geniet van de extra effecten van de 3D-beelden.
Het is ook mogelijk om de in 3D opgenomen beelden af te spelen door een SD-kaart in de
3D-compatibele televisie, die een kaartsleuf heeft, te plaatsen.
Voorbereiding:
Zet [HDMI-functie] op [AUTO] of [1080i]. (P50)
Zet [3D-weergave] op [ ]. (P51)
Sluit het toestel met de HDMI-microkabel aan op een 3D-compatibele
televisie en laat het afspeelbeeldscherm weergeven. (P288)
Wanneer [VIERA link] op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV die
VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het
afspeelscherm afgebeeld worden.
Raadpleeg P290 voor details.
Voor de in 3D opgenomen beelden zal bij het afspelen [ ] op het thumbnail-display
weergegeven worden.
Afspelen in 3D door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren
Selecteer [3D-weergave] in [Afspeelfunctie] in het [Afspelen] menu. (P223)
Afspelen als een 3D-diavoorstelling door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren
Selecteer [3D] in [Diashow] in het [Afspelen] menu. (P221)
Omschakelen van de afspeelmethode voor in 3D opgenomen foto’s
1 Selecteer de in 3D opgenomen foto.
2 Selecteer [2D/3D-inst.] in het [Afspelen]-menu. (P37)
De afspeelmethode zal naar 3D schakelen als het op 2D (conventioneel beeld) stond, of
zal naar 2D schakelen als het op 3D stond.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar
3D-beelden kijkt, stel dan opnieuw 2D in.
Er zal enkele seconden lang een zwart beeldscherm weergegeven worden als u tussen het
afspelen van 3D-beelden en 2D-beelden heen en weer schakelt.
Als u een thumbnail van een 3D-beeld selecteert, kan het enkele seconden duren voordat het
afspelen van start gaat. Na het afspelen kan het enkele seconden duren voordat de
thumbnail-weergave opnieuw verschijnt.
Als u 3D-beelden bekijkt, kunnen uw ogen moe worden als u zich te dichtbij het
televisiescherm bevindt.
Als uw televisie niet naar een 3D-beeld schakelt, verricht dan de benodigde instellingen op uw televisie.
(Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.)
3D-beelden kunnen op uw computer of op apparatuur van Panasonic bewaard worden. (P292, 298)
Afspelen van 3D-beelden
287
13. Aansluiten op andere apparatuur
Functies die tijdens het 3D-opnemen niet gebruikt kunnen worden
Wanneer u met de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) opneemt,
worden de volgende kenmerken uitgeschakeld:
(Opnamefuncties)
Werking van Auto Focus/Manuele Focus
Instelling van openingswaarde
Werking van de zoom
Opname bewegende beelden
¢1
[Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus)
[Ruw zwart-wit]/[Expressieve indruk]/[Hoge dynamiek]/[Speelgoedcam.effect]/
[Speelgoedcamera levendig]/[Sterfilter]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus)
De focus control functie
¢1 De filmknop, de Creative Motion Picture modus en het [Bewegend beeld]-menu zullen niet
beschikbaar of niet bruikbaar zijn.
(Menu [Opname])
[Fotoresolutie]
¢2
/[Kwaliteit]
¢3
/[SH] van [Burstsnelh.]/[Int.dynamiek]/[I.resolutie]/[iHandh.
nachtop.]/[iHDR]/[HDR]/[Multi-belicht.]/[EFC] ([Sluitertype])/[Rode-ogencorr]/[Schaduwcomp.]/
[Ex. tele conv.]/[Dig. zoom]/[Stabilisatie]
¢2 De instelling staat vast zoals hieronder getoond wordt.
¢3 Wanneer u de onderling verwisselbare 3D-lens bevestigt, worden de volgende iconen
weergegeven.
(Menu [Voorkeuze])
[AF/AE vergrend.]/[Quick AF]/[Spot AF tijd]/[Spot AF weergave]/[AF ass. lamp]/[Prio. focus/
ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF assist weergave]/[MF-gids]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/
[Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder focusring]/[Touch AF] in [Touch inst.]
Functies die tijdens het afspelen van 3D-beelden niet gebruikt kunnen worden
Tijdens het 3D-afspelen van 3D-beelden op een 3D-compatibele TV zijn de volgende
functies uitgeschakeld.
[Highlight] ([Voorkeuze]-menu)
Terugspeelzoom
(Menu [Afspelen])
[Locatie vermelden]/[Retouche wissen]/[Titel bew.]/[Tekst afdr.]/[Splits video]/[Intervalvideo]/
[Stop-motionvideo]/[Nw. rs.]/[Bijsnijden]/[Roteren]/[Scherm roteren]/[Favorieten]/[Print inst.]/
[Beveiligen]/[Gez.herk. bew.]/[Wissen bevestigen]
Functies die niet op 3D-beelden gebruikt kunnen worden
Aspectratio Beeldgrootte
[4:3] 1824k1368
[3:2] 1824k1216
[16:9] 1824k1024
[1:1] 1712k1712
[ ] ([3D+fijn]): Zowel MPO-beelden als fine JPEG-beelden worden simultaan
opgenomen.
[ ] ([3D+standaard]): Zowel MPO-beelden als standaard JPEG-beelden worden
simultaan opgenomen.
288
13. Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Beelden die met dit toestel opgenomen zijn, kunnen op een TV afgespeeld worden.
Voorbereiding:
Schakel het toestel en de televisie uit.
1
Sluit het toestel en de TV op elkaar aan.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Bevestig de aansluitingen op uw TV
en gebruik een kabel die daarmee
compatibel is.
De beeldkwaliteit kan variëren al
naargelang de gebruikte
aansluitingen.
HDMI
aansluiting
Video
aansluiting
Hoge kwaliteit
Aansluiten met een HDMI-microkabel
Controleer de [HDMI-functie]. (P50)
Tijdens het afspelen van 24p-films, dient u [HDMI-functie] op [AUTO] te zetten.
Voor andere instellingen dan [AUTO] kan de weergave niet bij 24 frames/seconde
plaatsvinden.
Geluid zal afgespeeld worden als stereo.
Er worden geen beelden op het scherm van dit toestel weergegeven.
Gebruik een “High Speed HDMI-microkabelmet het HDMI-logo.
Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken.
“High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m)
289
13. Aansluiten op andere apparatuur
2
Schakel de TV in en selecteer de ingang die bij de gebruikte
connector past.
3
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
De TV-invoer zal automatisch omschakelen, en het afspeelscherm wordt weergegeven,
als een aansluiting tot stand gebracht is met een TV die compatibel is met VIERA Link,
gebruikmakend van een HDMI-microkabel, terwijl [VIERA link] op [ON] staat. (P290)
Afhankelijk van de [Aspectratio] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Verander het beeldscherm op uw TV als het beeld met afgesneden boven- of onderkant
weergegeven wordt.
De uitgang van de HDMI-microkabel heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel (optioneel) en
de HDMI-microkabel aangesloten zijn.
De aansluiting met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd) zal voorrang hebben als u de
USB-aansluitkabel (bijgeleverd) gelijk met de HDMI-microkabel aansluit.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
De goede weergave is afhankelijk van de TV die daarvoor gebruikt wordt.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [Video uit] in het [Set-up] menu instelt.
Er wordt geen geluid uitgegeven vanuit de luidsprekers van de camera.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Aansluiten met een AV-kabel (optioneel)
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Controleer de [TV-aspect]. (P50)
Het geluid zal afgespeeld worden in mono.
A HDMI-microkabel
B HDMI aansluiting
C AV-kabel (optioneel)
D Geel: naar de videoaansluiting
E Wit: naar de geluidsinputaansluiting
F De markeringen uitlijnen en erin doen.
G Zet de camera recht overeind en zoek de
gouden aansluiting op de onderkant op.
De gemaakte foto's kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van het
model TV.
Voor kaarten die compatibel zijn met afspelen, raadpleegt u de handleiding van de TV.
290
13. Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding:
Zet de [VIERA link] op [ON]. (P51)
1
Sluit dit toestel aan op een Panasonic-TV die compatibel is met
VIERA Link met een HDMI-microkabel (P288).
2
Schakel het toestel in en druk vervolgens op [(].
3
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Ga te werk door te verwijzen naar de bedieningsiconen die op het scherm afgebeeld
worden.
Om het geluid van een film af te spelen tijdens een diavoorstelling, zet [Geluid] dan op [AUTO]
of [Audio] op het instellingenscherm van de diavoorstelling.
Als de tv over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel
niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
De bediening met gebruik van de knop op dit toestel zal beperkt zijn.
Gebruik van VIERA Link (HDMI)
Wat is VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)?
Deze functie biedt u de mogelijkheid uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te
gebruiken voor gemakkelijk uit te voeren handelingen wanneer dit toestel verbonden is met
een VIERA Link-compatibele inrichting, met gebruik van een HDMI-microkabel voor
automatisch verbonden bedieningen.
(Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie.
Gekoppelde handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten
worden niet gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met
VIERA Link gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
Dit toestel ondersteunt de “VIERA Link Ver.5”-functie. “VIERA Link Ver.5” is de standaard
voor apparatuur van Panasonic die compatibel is met VIERA Link. Deze standaard is
compatibel met de conventionele VIERA Link-apparatuur van Panasonic.
291
13. Aansluiten op andere apparatuur
Andere gekoppelde handelingen
Uitschakelen van dit toestel:
Als u een afstandsbediening van de TV gebruikt om de TV uit te schakelen, wordt dit
toestel ook uitgeschakeld.
Automatische ingangsschakeling:
Als u de aansluiting met een HDMI-microkabel tot stand brengt en dit toestel vervolgens
inschakelt en dan op [(] drukt, zal het ingangskanaal op de TV automatisch naar het scherm
van het toestel schakelen. Als de stroom van de TV op stand-by staat, zal het automatisch
ingeschakeld worden (als [Set] geselecteerd is voor de [Power on link]-instelling van de TV).
Al naargelang de HDMI-aansluiting van uw TV, kan het op sommige TV’s nodig zijn om de
HDMI-aansluiting die u gebruikt met de hand te selecteren. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening van de TV om het ingangskanaal om te schakelen.
(lees voor details over het omschakelen de handleiding van de TV.)
Ga naar pagina P337 als VIERA Link niet goed werkt.
Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
Controleer of de gebruikte kabel een HDMI-certificatie heeft.
[HDMI-functie] voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link werkt.
Gebruik een “High Speed HDMI-microkabel” met het HDMI-logo.
Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken.
“High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m)
292
13. Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op uw PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren.
(Door te formatteren zullen de opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet
te formatteren.)
Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande
ondersteunende site.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
PC die gebruikt kan worden
Het toestel kan op ongeacht welke PC aangesloten worden die in staat is
massa-opslagapparatuur te herkennen.
Ondersteuning van
Windows: Windows XP/Vista/7/8
Ondersteuning van Mac: OS X v10.1 tot v10.8
AVCHD-films worden misschien niet correct geïmporteerd als ze als bestand
of map gekopieerd worden.
Importeer AVCHD-films met Windows altijd met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO ”, een van
de programma's die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat.
Met een Mac kunnen AVCHD-films geïmporteerd worden met gebruik van “iMovie’11”.
(Neem voor details over iMovie’11 contact op met Apple Inc.)
293
13. Aansluiten op andere apparatuur
De geleverde CD-ROM bevat de volgende software.
Installeer de software op uw computer voor gebruik.
PHOTOfunSTUDIO 9.2 AE (Windows XP/Vista/7/8)
Deze software stelt u in staat beelden te beheren. U kunt bijvoorbeeld foto's en films naar een
PC sturen en ze sorteren op opnamedatum of modelnaam. U kunt ook handelingen verrichten
zoals het schrijven van beelden naar een DVD, het verwerken en corrigeren van beelden en
het opmaken van films.
SILKYPIX Developer Studio
(Windows XP/Vista/7/8, Mac OS X v10.5/v10.6/v10.7/v10.8)
Dit is software om RAW-formaatbeelden bij te werken.
Bijgewerkte beelden kunnen opgeslagen worden in een formaat (JPEG, TIFF, etc.) dat
afgebeeld kan worden op een personal computer.
LoiLoScope 30 dagen volledige probeerversie (Windows XP/Vista/7/8)
LoiLoScope is een bewerkingssoftware voor video’s die gebruikt maakt van het volledige
vermogen van je PC. Het is net zo gemakkelijk om video’s te creëren als het is om kaarten op
een bureaublad te organiseren. Gebruik muziek-, beeld- en videobestanden voor de creatie
van video’s en deel deze met vrienden en familie door ze op een DVD te branden, op websites
te laden of eenvoudig via e-mail te versturen.
Er wordt slechts een verkorte verbinding naar de site voor het downloaden van de
probeerversie geïnstalleerd.
Over de geleverde software
Voor details inclusief hoe de SILKYPIX Developer Studio te gebruiken, de “Help” of de
Ichikawa Soft Laboratory’s support website gebruiken:
http://www.isl.co.jp/SILKYPIX/english/p/support/
Voor meer informatie over het gebruik van LoiLoScope dient u de handleiding van
LoiLoScope te lezen, die via onderstaande link kan worden gedownload.
Handleiding URL: http://loilo.tv/product/20
294
13. Aansluiten op andere apparatuur
Installeren van bijgeleverde software
Voordat u de CD-ROM erin doet, dient u alle lopende toepassingen te sluiten.
1 Controleer de omgeving van uw PC.
Operationele verwerkingsomgeving van “PHOTOfunSTUDIO 9.2 AE
OS:
Windows
R
XP (32bit) SP3,
Windows Vista
R
(32bit) SP2,
Windows
R
7 (32bit/64bit) of SP1,
Windows
R
8 (32bit/64bit)
CPU:
Pentium
R
III 500 MHz of hoger (Windows
R
XP),
Pentium
R
III 800 MHz of hoger (Windows Vista
R
),
Pentium
R
III 1 GHz of hoger (Windows
R
7/Windows
R
8)
Display:
1024k768 pixels of meer (1920k1080 pixels of meer aanbevolen)
RAM:
512 MB of meer (Windows
R
XP/Windows Vista
R
),
1 GB of meer (Windows
R
7 32bit/Windows
R
8 32bit),
2 GB of meer (Windows
R
7 64bit/Windows
R
8 64bit)
Vrije ruimte op de hard disk:
450 MB of meer voor het installeren van software
Raadpleeg de gebruiksinstructies van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF-bestand) voor meer
informatie over het besturingssysteem.
Voor details over “SILKYPIX Developer Studio 4.1 SE”, gelieve de ondersteuningssite
doorlezen die gegeven wordt op P293.
2 Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin.
3 Klik op het installatiemenu op [Recommended Installation] om te installeren.
Als het automatische afspeelscherm weergegeven wordt, kunt u het menu weergeven
door [InstMenu.exe] te selecteren en ten uitvoer te brengen.
In Windows 8 kan het menu weergegeven worden door op een bericht te klikken dat
weergegeven wordt na het plaatsen van de CD-ROM en door vervolgens [InstMenu.exe]
te selecteren en ten uitvoer te brengen.
U kunt het menu ook weergeven door in [Computer] op [VFFXXXX] te dubbelklikken
(XXXX verschilt, afhankelijk van het model).
Ga verder met de installatie door de berichten te volgen die op het scherm verschijnen.
De software die compatibel is met uw PC zal geïnstalleerd worden.
Op de Mac, kan SILKYPIX handmatig geïnstalleerd worden.
1 Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin.
2 Dubbelklik op de automatisch afgebeelde map.
3 Dubbelklik op het pictogram in de toepassingsmap.
In deze gevallen niet beschikbaar:
PHOTOfunSTUDIO” en “LoiLoScope” zijn niet compatibel met Mac.
295
13. Aansluiten op andere apparatuur
Beelden naar de PC overbrengen
Voorbereiding:
Installeer PHOTOfunSTUDIO” op de PC.
1
Verbind de computer en de camera met de USB-aansluitkabel
(bijgeleverd).
Schakel dit toestel en uw PC in alvorens de aansluiting te maken.
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
A USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
B De markeringen uitlijnen en naar binnen steken.
C Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op.
2
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Als [USB mode] (P49) van te voren ingesteld is op de [PC] in het [Set-up] menu, zal de
camera automatisch verbonden worden aan de PC zonder het [USB mode]
selectiescherm af te beelden.
Als de camera op de PC aangesloten is met [USB mode] op [PictBridge(PTP)], kan een
bericht op het scherm van de PC verschijnen. Sluit in dat geval het bericht, verwijder de
USB-aansluitingskabel en zet
[USB mode] vervolgens op [PC].
3
Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van
PHOTOfunSTUDIO”.
De gekopieerde bestanden of mappen in Windows Explorer niet wissen of verplaatsen.
Als u de beelden in “PHOTOfunSTUDIO” bekijkt, zult u niet in staat zijn ze af te spelen
of te bewerken.
296
13. Aansluiten op andere apparatuur
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruiken. Als de
batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het statuslampje
en hoort u een alarm.
Sluit de USB-aansluitkabel veilig af.
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitkabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
297
13. Aansluiten op andere apparatuur
Naar een PC kopiëren zonder gebruik van PHOTOfunSTUDIO
Als u niet in staat bent om “PHOTOfunSTUDIO” te installeren, kunt u de bestanden en de
mappen naar uw PC kopiëren door de bestanden van dit toestel te verslepen en zo over te
brengen.
De inhoud (mapstructuur) op de kaart van dit toestel is als volgt.
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [Nr. resetten] (P52) in het [Set-up] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is
(Zoals wanneer er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Aansluiting in de PTP-modus
Op [USB mode] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegeven kan nu alleen gelezen worden vanaf de kaart in de PC.
Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
Bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
Voor Windows: De drive ([Verwisselbare schijf]) wordt weergegeven in [Computer]
Voor Mac: Een drive ([NO NAME]) wordt op het bureaublad weergegeven
Kaart
DCIM: Beelden
1 Mapnummer
2 Kleurruimte P: sRGB
_: AdobeRGB
3 Bestandsnummer
4 JPG: Foto’s
MP4: [MP4] Bewegende beelden
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MPO: 3D-beelden
MISC: DPOF-print
Favorieten
AVCHD: [AVCHD] Bewegende beelden
AVCHD
DCIM
100_PANA
101_PANA
999_PANA
P1000001.JPG
P1000002.JPG
P1000999.JPG
PRIVATE
MISC
298
13. Aansluiten op andere apparatuur
Bewaren van foto's en films op een recorder
Als u een kaart, met inhouden die met dit toestel opgenomen
zijn, in een Panasonic recorder plaatst, kunt u de inhoud naar
een Blu-ray disc of een DVD, enz. dubben.
De methoden om foto's en films naar andere apparatuur te
exporteren, zullen afhankelijk zijn van het bestandsformaat
(JPEG, RAW, MPO, AVCHD, of MP4).
Zie de handleiding van de recorder voor details over het kopiëren en het afspelen.
Dubben met niet compatibele apparatuur
U kunt de afgespeelde inhoud met gebruik van dit toestel naar niet compatibele
apparatuur dubben, zoals recorders en videospelers, door dit toestel op de niet
compatibele apparatuur aan te sluiten met gebruik van een (optioneel) AV-kabel.
De niet compatibele apparatuur zal in staat zijn om de inhoud af te spelen. Dit is handig als
u gedubde inhouden wilt doorgeven aan anderen. In dit geval zal de inhoud eerder in de
standaardkwaliteit dan in de high definition-beeldkwaliteit afgespeeld worden.
Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-aspect] (P50)
op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start.
Het beeld zal verticaal lang zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9]
instelling op een [4:3] aspect-TV afspeelt.
Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel).
Zie de gebruiksaanwijzing de opneemapparatuur voor details over het kopiëren en het
afspelen.
1 Sluit dit toestel met een AV-kabel
(optioneel) aan op de
opname-apparatuur.
2 Start het afspelen van dit apparaat.
3 Start de opname op de
opnameapparatuur.
Wanneer het opnemen (kopiëren)
eindigt, het afspelen op dit apparaat
stoppen na het stoppen van het
opnemen op de opnameapparatuur.
1 Geel: naar de videoinputaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-kabel (optioneel)
B Zet de camera recht overeind en zoek
de gouden aansluiting op de onderkant
op.
299
13. Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u de camera aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en opdracht geven dat het printen van start gaat op de monitor van de
camera.
Groepsbeelden zullen niet als groepsbeelden maar als enkele beelden weergegeven worden.
Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
1
Sluit de printer en de camera aan met de USB-aansluitkabel
(bijgeleverd).
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de
stekker vasthoudt.
(Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd
inbrengen, een slechte werking ontstaan.)
Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking
veroorzaken.
Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele
USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel).
A USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
C Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op.
2
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
300
13. Aansluiten op andere apparatuur
Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruikenen. Als de
resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert
het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken
onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-aansluitkabel loskoppelen.
Sluit de USB-aansluitkabel niet af terwijl [å] weergegeven wordt (de icoon die afsluiting van de
kabel verbiedt) wordt weergegeven.
(wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van het type printer dat gebruikt wordt.)
Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-aansluitkabel
loskoppelen.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Opgenomen films kunnen niet afgedrukt worden.
301
13. Aansluiten op andere apparatuur
1 Op 3 drukken.
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [Ja] selecteren en de beelden
afdrukken.
Raadpleeg P302 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden
begint af te drukken.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
Een beeld kiezen en uitprinten
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P302 voor de items die ingesteld kunnen worden voordat u met het afdrukken
van de beelden begint.
De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
[Multi selecteren]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
(Drukt u opnieuw op [MENU/SET] dan wordt de instelling
geannuleerd.)
Druk nadat de beelden geselecteerd zijn op 2 om [Uitvoer.] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
[Alles selecteren] Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[Print inst.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [Print inst.]. (P237)
[Favorieten]
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P236)
PiPictBridgePictBridge
3ULQWHQ
9HHOYDIGU
302
13. Aansluiten op andere apparatuur
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld
kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten”
procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een opmaak die niet verwerkt
worden door het toestel, stelt u [Papierafmeting] of [Lay-out pagina] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer.
(Voor details de handleiding van de printer raadplegen.)
Wanneer [Print inst.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [Print met dat.] en
[Aantal prints] items niet afgebeeld.
[Print met dat.]
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang
krijgen, dus controleer dit als dat het geval is.
Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Op sommige printers, zal de datum van de met de aspectratio ingesteld op [1:1] gemaakte
afbeelding verticaal afgedrukt worden.
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door het afdrukken van de datum m.b.v. [Tekst afdr.] (P228) of het instellen van het afdrukken
van de datum op het moment van de [Print inst.] (P237) instelling voordat u naar een fotowinkel
gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[Aantal prints]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
U kunt ook de bedieningsfunctieknop gebruiken om in te stellen.
Printinstellingen
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
303
13. Aansluiten op andere apparatuur
[Papierafmeting]
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[Lay-out pagina] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel)
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [Lay-out pagina]
in op [ä] en vervolgens [Aantal prints] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier.
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [Lay-out pagina]
instellen op [ä] en vervolgens [Aantal prints] in instellen op 1 voor elk van de 4 beelden.
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
304
13. Aansluiten op andere apparatuur
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
Alle beelden die in JPEG-formaat opgenomen zijn, kunnen afgedrukt worden. De beelden in
RAW zullen gebruik maken van de JPEG-beelden die gelijktijdig gecreëerd werden. Als een
equivalent JPEG-beeld niet beschikbaar is, zal het afdrukken niet plaatsvinden.
305
14.
Overige
Optionele accessoires
Het bevestigen van een handgreep (optioneel: DMW-HGR1) zal uw grip op de camera
verbeteren.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van de handgreep.
Door de netadapter (optioneel) aan te sluiten, en deze vervolgens in een stopcontact te
steken, kunt u dit toestel op een PC of printer aansluiten zonder dat u zich zorgen om de
capaciteit van de batterij hoeft te maken.
Voor het gebruik van de netadapter, wordt een DC-koppelaar (optioneel) vereist.
Gebruik altijd een originele Panasonic netadapter (optioneel).
Wanneer een netadapter gebruikt wordt, moet de netkabel gebruikt worden die bij de
netadapter geleverd is.
Lees ook de handleiding voor de netadapter en de DC-koppelaar.
De MC-beveiliging is een transparante filter die noch de kleuren noch de hoeveelheid licht
beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te beschermen.
De ND-filter herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met 3 maal
vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische oppervlakken (platte
niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in de lucht)
onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot contrast.
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
U kunt de lensdop of de lenskap bevestigen wan de filter bevestigd is.
Als u problemen heeft met het bevestigen of verwijderen van het PL-filter op de onderling
verwisselbare lens (H-H020A), raden we aan dat u het filter bevestigt of verwijdert terwijl de
stroom van de camera ingeschakeld is en de focusmodus op [MF] staat.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
Handgreep (optioneel)
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel)
Filter (optioneel)
306
14. Overige
Monitordisplay
¢ m: minuut, s: seconde
In Opname
1
Opnamefunctie (P61)
Standaardinstellingen
(P118)
Photo Style (P120)
Display instelling Creative
Control (P105)
‰ŒFlitsfunctie (P203)
Flitser (P206)
Extra Teleconversie (bij
filmopnames) (P194)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P211)
Beeldgrootte/
Beeldverhouding (P128)
989898
HH
2
0000
2
00
2
00
6060603.53.53.5
AFSAFSAFS
L
4:3
00
AELAELAEL
BKTBKTBKT
AWBAWBAWB
P
C2-1
1
EXPS
EXPS
L
4:3
Extra Teleconversie (bij
foto-opnames) (P194)
Kaart (alleen weergegeven
tijdens opname) (P31)
Verstreken opnametijd
¢
(P208)
Simultane opname-lampje
(P214)
Peaking (P150)
HDR (P131)/iHDR (P77)
Multi exposure (P182)
Digitale zoom (P197)
Elektronische sluiter (P165)
Fotomodus (fotoprioriteiten)
(P214)
Aanduiding oververhitting
(P313, 326)
EXM
4:3
8
m
30
s
ラュン
307
14. Overige
¢1 Alleen beschikbaar wanneer een lens bevestigd is die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
¢2 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt als
de instelling van [Profiel instellen] ingesteld is.
¢3 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt,
nadat de klok ingesteld is en nadat van de afspeelmodus naar de opnamemodus
geschakeld is.
In Opname
2
A Kwaliteit (P129)
Focusmodus (P136)
šØ
AF-functie (P135)
Gezichtsherkenning (P185)
AF-vergrendeling (P155)
Burst (P168)
Auto Bracket (P171)
Zelfontspanner (P174)
Batterij-aanduiding (P25)
Optische beeldstabilisator
¢
1
(P191)
Waarschuwingsbeweging
(P192)
Opnamestatus (knippert in
rood)/Focus (licht groen
op.) (P57)
Focus (met geringe
verlichting) (P57)
Verbonden met Wi-Fi
(P280)
Histogram (P63)
98
98
98
2
00
00
2
00
2
00
60
60
603.5
3.5
3.5
AFS
AFS
AFS
L
4:3
0
0
AEL
AEL
AEL
BKT
BKT
BKT
AWB
AWB
AWB
H
H
AFS
AFF
AFC
AFL
LOW
3
Naam
¢
2
(P190)
Aantal dagen dat verstreken is sinds de
vertrekdatum
¢
3
(P46)
Leeftijd
¢
2
(P190)
Lokatie
¢
3
(P46)
Huidige datum en tijd/Instelling
reisbestemming
¢3
: (P45)
308
14. Overige
¢1 Dit wordt tijdens het terugtellen weergegeven.
¢2 Het is mogelijk de display te schakelen tussen het aantal opneembare beelden en
beschikbare opnametijd met de [Rest-aanduiding] instelling in het [Voorkeuze] menu.
¢3 m: minuut, s: seconde
In Opname
4
AF-zone (P57, 141)
Doel puntmeting (P161)
Zelfontspanner
¢1
(P174)
Weergave microfoonniveau
(P216)
Stille modus (P184)
AE-vergrendeling (P155)
Meetfunctie (P161, 162)
Programmaschakeling (P85)
3.5 Lensopening (P57)
60 Sluitertijd (P57)
Waarde belichtingscompensatie
(P157)
Helderheid (P79, 106)
Handmatige
belichtingsassistentie (P89)
ISO-gevoeligheid (P158)
98
98
98
2
00
00
2
00
2
00
60
60
603.5
3.5
3.5
AFS
AFS
AFS
L
4:3
0
0
AEL
AEL
AEL
BKT
BKT
BKT
AWB
AWB
AWB
H
H
AEL
AE
5
Gebruiksaanwijzing draaiknop
(P17)
Witbalansbracket (P127)
Fijnafstelling witbalans (P126)
VÐîÑ
Witbalans (P123)
Kleur (P80)
98
Aantal opneembare beelden
¢2
(P33)
Beschikbare opnametijd
¢2, 3
(P33)
Raak tab (P16)
Raak tab (P16, 44)
Raak tab (P16, 80)
Raak tab (P16, 106)
Raak tab (P16, 117)
6
Belichtingsmeter (P84)
Weergave brandpuntafstand (P198)
Step Zoom (P198)
BKT
AWB
1
R8m
30
s
309
14. Overige
In Opname
ISOISO
SSSSSS
FF
Fn5Fn5Fn5Fn5
Fn6Fn6Fn6Fn6
Fn3Fn3Fn3Fn3
Fn2Fn2Fn2Fn2
Fn4Fn4Fn4Fn4
Raak zoom (P199)
Raak sluiter (P59)
Touch AE (P162)
Peaking (P150)
Fn2 (Functieknop) (P44)
Fn3 (Functieknop) (P44)
Fn4 (Functieknop) (P44)
Fn5 (Functieknop) (P44)
Fn6 (Functieknop) (P44)
Kleur (P80)
Defocus control Functie (P78, 105)
AE
Fn2
Fn3
Fn4
Fn5
Fn6
Helderheid (P79, 106)
Type defocus ([Miniatuureffect]) (P112)
Eenpuntskleur (P114)
Positie van de lichtbron (P115)
Creative control bijstelling (P106)
Lensopening (P57)
Sluitertijd (P57)
ISO-gevoeligheid (P158)
Instelling microfoonniveau (P216)
F
SS
ISO
310
14. Overige
In Terugspelen
1
Afspeelmodus (P223)
Beveiligd beeld (P239)
Aantal afdrukken (P237)
Weergave locatie-informatie
(P224)
Ü Favorieten (P236)
å
Verbodspictogram voor
kabelloskoppeling (P300)
Films afspelen (P68)
Continu afspelen
burst-beeldengroep (P218)
Continu afspelen van
[Intervalopname] beeldengroep
(P218)
Continu afspelen van de Stop
Motion Animation-groep (P218)
Afgedrukt met tekstaanduiding
(P228)
Verstreken afspeeltijd
¢1
(P68)
2
Beeldgrootte/Beeldverhouding
(P128)
Opnameformaat/
Opnamekwaliteit (P211)
A Kwaliteit (P129)
Batterij-aanduiding (P25)
6060
60
F3.5F3.5
F3.5
00
$:%$:%$:%
11
1/981/981/98
2
0000
2
00
2
00
L
4:3
('$*('$*('$*('$*
IRWRIRWRIRWR
PQG GJPQG GJPQG GJPQG GJ
3D
8
m
30
s
L
4:3
AVCHD
FHD
50i
1/98 Beeldnummer/Totaal opnamen
Verbonden met Wi-Fi (P280)
Aantal beelden in burst
Opnametijd films
¢1
(P68)
3
Icoon voor voltooiing van Clear
Retouch (P225)
Icoon voor huidig opvragen
informatie (P314)
Afspelen (films) (P68)
Aantal dagen dat verstreken is
sinds de vertrekdatum (P46)
Weergave burst-beeldengroep
(P219)
[Intervalopname] Weergave
beeldengroep (P219)
Continu afspelen van de
stop-motion-animatiegroep
(P219)
Stille modus (P184)
Leeftijd (P188, 190)
Meervoudig terugspelen (P66)
Wissen (P71)
4
Naam
¢2
(P188, 190)
Locatie
¢2
(P46)
Titel
¢2
(P227)
5
Opname-informatie
¢3
IRWR
8
m
30
s
('$*
PQGGJ
311
14. Overige
Weergave van gedetailleerde informatie
Weergave histogram
¢1 m: minuut, s: seconde
¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [Titel], [Locatie], [Naam] ([Baby1]/[Baby2], [Huisdier]),
[Naam] ([Gezicht herk.]).
¢3 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die opgenomen worden in [AVCHD].
¢4 Dit wordt niet weergegeven voor films.
In Terugspelen
F3.5
60
P
s
RGB
AFS
200
0
WBWB
ISOISO
AWB
STD.STD.STD.
L
4:3
100-0001
'(&
1
Opname-informatie
Intelligent Dynamic Range
Control
¢3
(P130)
HDR
¢4
(P131)/iHDR
¢4
(P77)
Intelligente Resolutie (P130)
Schaduwcompensatie
¢4
(P133)
2
Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P45)
3
Beeldgrootte/Beeldverhouding
(P128)
A Kwaliteit (P129)
Kleurruimte
¢4
(P134)
100-0001 Map/Bestandnummer
¢3
(P297)
L
4:3
1/98
F3.5
60
ISO
200
0
100-0001
1
3
Histogram (P69)
2
Opname-informatie
¢3
1/98 Beeldnummer/Totaal opnamen
100-0001 Map/Bestandnummer
¢3
(P297)
312
14. Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[Deze foto is beveiligd]
Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P239)
[Sommige foto’s kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist worden]
Dit kenmerk kan alleen gebruikt worden voor beelden die aan de DCF-standaard voldoen.
Voer het formatteren (P32) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
[Kan op deze foto niet ingesteld worden]
[Titel bew.], [Tekst afdr.], [Print inst.], enz., kan niet ingesteld worden voor beelden die niet op
de DCF-stanaard gebaseerd zijn.
[Storing geheugenkaart Kaart formateren ?]
Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
Er een andere kaart inzetten.
Formatteer de kaart opnieuw met het toestel, nadat de nodige gegevens opgeslagen zijn op
een PC, enz. (P32)
De gegevens zullen gewist worden.
[Lens niet herkend of opname zonder lens is uitgezet in het Custom menu]
Wanneer u een Leica-lensmontageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel) gebruikt,
[Opn. zonder lens] (P20) instellen op [ON] in het custom-menu.
[Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als lens is
aangesl.]
Maak de lens één keer los en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop voor de lens te
drukken. (P20)
Schakel dit toestel opnieuw in en neem contact op met de verkoper als het nog steeds
weergegeven wordt.
[Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.]
Maak de lens los van de camerabody en veeg de contacten op de lens en op de camerabody
schoon met een droog katoenen lapje.
Bevestig de lens, schakel het toestel weer in en neem contact op met de verkoper als het nog
steeds weergegeven wordt.
[Lensverbinding werkt niet. Zet de camera opnieuw aan.]
Dit wordt afgebeeld wanneer de lens gestopt is met normaal werken omdat er bijvoorbeeld op
gedrukt wordt door een hand enz.
Schakel de camera uit en weer in. Als het bericht aanhoudt, neem dan contact op met uw
verkoper of Panasonic.
313
14. Overige
[Storing geheugenkaart]/[Parameterfout geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan
niet worden gebruikt.]
Gebruik een kaart die met dit toestel compatibel is. (P31)
[Plaats SD-kaart opnieuw]/[Andere kaart proberen a.u.b.]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
Voer de kaart opnieuw in.
Er een andere kaart inzetten.
[Leesfout/Schrijffout
Controleer de geheugenkaart]
Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
Verwijder de kaart nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft. Plaats de kaart opnieuw, schakel dit
toestel in en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
De kaart zou stuk kunnen zijn.
Er een andere kaart inzetten.
[Kan niet opnemen wegens incompatibele gegevensindeling (NTSC/PAL) op kaart.]
Voer het formatteren (P32) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz.,
bewaar te hebben.
Er een andere kaart inzetten.
[Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt]
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “
Klasse
4”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P32) te formatteren.
Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
[Creëren van een map niet mogelijk]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn.
Formatteer de kaart op dit toestel na de benodigde gegevens op een PC enz. bewaard te
hebben. (P32)
Als u na het formatteren [Nr. resetten] uitvoert in het [Set-up]-menu, wordt het mapnummer op
100 gereset. (P52)
[Opname gestopt door oververhitting. Wacht totdat de camera is afgekoeld.]/[De
Wi-Fi-verbinding wordt uitgeschakeld vanwege oververhitting. Wacht totdat de
camera is afgekoeld.]/[Tijdelijk uitgeschakeld. Wacht totdat de camera is afgekoeld.]
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur,
continu opnemen in de burst-modus, of van een film, een continu gebruik van een
Wi-Fi-verbinding of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert
[ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit
zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies
uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt.
314
14. Overige
[Beeld wordt weergegeven voor 16:9 TV]/[Beeld wordt weergegeven voor 4:3 TV]
Kies [TV-aspect] in het [Set-up] menu om de beeldverhouding van de TV te wijzigen. (P50)
Deze melding verschijnt ook als de USB-aansluitkabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-aansluitkabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P295, 299)
[Bewerking niet mogelijk omdat er informatie wordt verwerkt.]
Als er teveel beeldbestanden zijn, kan de icoon van de informatie die op dat moment
opgevraagd wordt ([ ] of [ ]) lange tijd op het afspeelscherm weergegeven
worden. Gedurende deze tijd is het niet mogelijk te wissen en het [Afspelen]-menu te gebruiken.
Als dit toestel uitgeschakeld wordt terwijl informatie verworven wordt, worden alleen de
beelden die de informatie reeds verworven hebben als een groep bewaard.
Schakelt u het toestel weer in, dat zal het ophalen van de informatie opnieuw vanaf
hetzelfde punt van start gaan.
[Deze batterij kan niet gebruikt worden]
Gebruik een originele Panasonic batterij. Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer een
originele Panasonic batterij gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper of met Panasonic.
Als de batterijaansluiting vuil is, reinig deze dan en neem onbekende deeltjes weg.
[Kan geen verbinding maken met draadloos toegangspunt]/[Verbinding is mislukt]/
[Kan bestemming niet vinden]
Controleer het volgende m.b.t. het draadloze toegangspunt.
De draadloze toegangspuntinformatie dat ingesteld is op dit apparaat is verkeerd.
Controleer het authentificatietype, encryptietype en de encryptiesleutel. (P275)
Stroom van het draadloze toegangspunt staat niet aan.
Instelling van het draadloze toegangspunt is niet ondersteund door dit apparaat.
Controleer de netwerkinstelling van de bestemming.
Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos
toegangspunt blokkeren.
Controleer andere inrichtingen die verbonden zijn met het draadloze toegangspunt en
inrichtingen die de 2,4 GHz band gebruiken.
[Geen foto om te versturen]
Dit wordt weergegeven wanneer er geen beeld te verzenden is wegens de restrictie van de
bestemming.
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P280)
[Verbinding mislukt. Probeer het opnieuw over enkele minuten.]/
[Netwerkverbinding verbroken. Het overzetten is gestopt.]
Radiogolven afkomstig van het draadloze toegangspunt worden zwak.
Voer de verbinding dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt uit.
Er is geen antwoord van de server of het heeft de communicatie-verwerkingstijd overschreven.
Probeer later opnieuw.
Afhankelijk van het draadloze toegangspunt zou verbinding automatisch verbroken kunnen
worden nadat er een specifieke tijd om is.
Maak de verbinding opnieuw.
315
14. Overige
[Uploaden naar cloudmap is beschikbaar als de cloud-synchronisatie is ingesteld
op apparaten met een downloadfunctie, zoals PC of smartphone.]
De apparaten die beelden uit een cloudmap donwloaden, worden niet geregistreerd.
Voer de Cloud Sync. instelling uit. Configureer de instellingen op een PC met
PHOTOfunSTUDIO” of op een smartphone/tablet met “Image App”.
Raadpleeg P265 voor details over [Cloud-synchr. service].
[De verbinding is mislukt]
Controleer het volgende inzake smartphones/tablets waarmee u verbinding wenst te maken.
De smartphone/tablet werkt niet.
Verander het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken in de Wi-Fi-instellingen in de
smartphone/tablet.
Er is geen vrije opslagruimte op de smartphone/tablet.
[Aanmelding is mislukt. Controleer de aanmeldings-ID en het wachtwoord.]
Login ID of wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” is niet correct.
Voer het alstublieft opnieuw in.
Als u de login ID of het wachtwoord vergeten bent, vindt u de nodige informatie op het
loginscherm van de “LUMIX CLUB”-website.
[Sommige bestanden kunnen niet worden verstuurd vanwege een beperking op
het doelapparaat.]/[Het overzetten is voltooid. Sommige bestanden zijn niet
verstuurd vanwege een beperking op het doelapparaat.]
Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P280)
Versturen van films kan mislukken als de bestandsgrootte te veel bedraagt.
Split de film m.b.v. [Splits video]. (P230)
[Niet beschikbaar. Stel de instellingen voor aanmelden in op de website van LUMIX
CLUB.]
Log in bij de “LUMIX CLUB” vanaf uw smartphone/tablet of PC en stel de login-details van de
webservice van bestemming in.
[Sharing-diensten voor foto's en video's kunnen niet tegelijk worden
geselecteerd.]
webservices die alleen ontworpen zijn voor beelden en webservices die ontworpen zijn voor
films kunnen niet tegelijkertijd geselecteerd worden.
Haal het vinkje weg bij één van de diensten.
[Kan IP-adres niet verkrijgen. Stel de IP-adresinstelling van het draadloze
toegangspunt in op DHCP.]
Schakel de DHCP-instellingen van het IP-adres van de verbonden toegangspunten in.
[Kan geen verbinding maken met de server.]
Als een bericht weergegeven wordt waarmee verzocht wordt het root-certificaat te updaten,
ga dan akkoord met het updaten van het root-certificaat.
316
14. Overige
Menulijst
Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen.
Als een van de instellingen, die gemeenschappelijk is voor zowel het [Opname]-menu als het
[Bewegend beeld]-menu, veranderd moet worden, zal de overeenkomstige instelling in het
andere menu ook veranderd worden.
[Opname] P316 [Bewegend beeld] P319
[Voorkeuze] P320 [Set-up] P322
[Afspelen] P324
[Opname]
[Fotostijl]
U kunt effecten selecteren om af te stemmen op het soort
beeld dat u wenst te maken.
U kunt de kleur- en beeldkwaliteit van de effecten aanpassen.
P120
[Aspectratio] Stelt de beeldverhouding van het beeld in. P128
[Fotoresolutie] Stel het aantal pixels in. P128
[Kwaliteit]
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden
opgeslagen moeten worden.
P129
[Gevoeligheid]
Hiermee kan de lichtgevoeligheid (ISO-gevoeligheid)
ingesteld worden.
P158
[Meetfunctie]
Stelt de comptabele lichtmetingsmethode in voor het
meten van helderheid.
P161
[Burstsnelh.] Stelt de burstsnelheid in voor de burstopname. P168
[Auto bracket]
Stelt enkele/burst-opnames, het compensatiebereik en de
opnamesequentie voor Auto Bracket-opnames in.
P171
[Zelf ontsp.] Stelt de manier in waarop de zelfontspanner werkt. P174
[Int.dynamiek] (bediening
van het intelligente
dynamische bereik)
Stelt het contrast en de belichting in.
P130
[I.resolutie]
Neemt beelden op met gedefinieerde omtrekken wat voor
een groter gevoel van duidelijkheid zorgt.
P130
[iHandh. nachtop.]
Beelden van nachtelijke taferelen zullen met een hoge
burst-snelheid genomen worden en in een enkele beeld
gecombineerd worden.
P76
[iHDR]
Is er bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond
en het onderwerp, dan worden meerdere foto's met
verschillende belichtingen opgenomen en gecombineerd
voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie.
P77
317
14. Overige
[HDR]
U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting
in een enkel beeld combineren met rijke schakeringen.
P131
[Multi-belicht.]
Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent
aan tot 4 keer voor een afzonderlijk beeld)
P182
[Intervalopname]
U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en
het aantal beelden instellen en automatisch onderwerpen
opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt.
P176
[Stop-motionanimatie]
Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden
samen te voegen.
P178
[Sluitertype]
Dit stelt u in staat te kiezen of de foto's met de
elektronische voorste gordijnsluiter of met de elektronische
sluiter genomen worden.
P165
[Flitser] Stelt de manier waarop de flitser werkt in. P203
[Rode-ogencorr]
Spoort automatisch rode ogen op die veroorzaak zijn door
de flits en corrigeert de beeldgegevens overeenkomstig.
P207
[ISO-limiet]
Wanneer de ISO-gevoeligheid ingesteld is op [AUTO] of
[ ], is er een optimale ISO-gevoeligheid ingesteld met
de geselecteerde waarde als een bovengrens.
P159
[ISO-verhoging]
De instellingen van de waarden van de ISO-gevoeligheid
veranderen in stappen van 1/3 EV of 1 EV.
P160
[Uitgebreide ISO]
De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een
minimum van [ISO125]
P160
[Lang sl.n.red]
U kunt het geluid wegnemen dat veroorzaakt werd door
het opnemen met een lagere sluitertijd.
P133
[Schaduwcomp.]
Als schermomtrek donkerder wordt als een resultaat van
de lenskenmerken, zal de helderheid in deze regio
gecorrigeerd worden.
P133
[Ex. tele conv.]
Wanneer het aantal pixels ingesteld is op iets anders dan
[L], wordt het Tele-effect vergroot zonder dat de
beeldkwaliteit verslechtert.
P194
[Dig. zoom]
Doet het Tele-effect toenemen.
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de
verslechteringsgraad van de beeldkwaliteit.
P197
318
14. Overige
[Kleurruimte]
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van
opgeslagen beelden op de PC, een printer enz.
P134
[Stabilisatie]
Wanneer er toestelschudding opgemerkt wordt tijdens het
opnemen, corrigeert de camera dit automatisch.
P191
[Gezicht herk.]
Stelt de focus en de belichting automatisch in, de prioriteit
gevend aan geregistreerde gezichten.
P185
[Profiel instellen]
Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier van
tevoren instelt, dan kunt u hun naam en leeftijd in maanden
en jaren op de foto's opnemen.
P190
319
14. Overige
[Fotostijl], [Gevoeligheid], [Meetfunctie], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom] maken
onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. Het veranderen
van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het andere menu.
Raadpleeg voor details de uitleg van de overeenkomstige instelling in het [Opname]-menu.
[Bewegend beeld]
[Opname-indeling] Stelt het bestandsformaat in voor de video’s die u maakt. P211
[Opn. kwaliteit] Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op. P211
[Belicht.stand]
Selecteert de methode voor de instelling van de
lensopeningwaarde en de sluitertijd in de Creative Motion
Picture modus.
P116
[Foto/film]
Stelt de opnamemethode in voor foto’s tijdens het
opnemen van video’s.
P214
[Continu AF]
Gaat door met het scherpstellen op het onderwerp
waarvoor de focus verkregen is.
P213
[Highlight opn.]
De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit
knipperen.
P215
[Ex. tele conv.] Vergroot het tele-effect. P194
[Antiflikkering]
De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van
of strepen in het bewegende beeld te reduceren.
P216
[Stille bediening]
Maakt aanraakbediening voor geruisloos gebruik mogelijk
wanneer u een film opneemt.
P117
[Micr. weerg.]
Stel in of de microfoonniveaus al dan niet op het scherm
weergegeven moeten worden.
P216
[Micr. instellen]
Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende
niveaus.
P216
[Windreductie]
Verlaagt de windruis daadwerkelijk als tijdens het
opnemen van geluid wind hoorbaar is.
P217
320
14. Overige
[Voorkeuze]
[Geh voorkeursinst.]
Registreert de huidige camera-instellingen als
standaardinstelling.
P118
[Stille modus] Schakelt werkgeluiden en verlichting in een keer uit. P184
[AF/AE vergrend.]
Stelt de vastgestelde inhoud voor het scherpstellen en de
belichting in wanneer de AF/AE-vergrendeling
ingeschakeld is.
P155
[Ontsp. knop half indr.]
De sluiter zal onmiddellijk afgaan als de sluiterknop tot
halverwege ingedrukt wordt.
P144
[AFS/AFF]
Kent [AFS] of [AFF] toe aan [AFS] van de focusmodushendel.
P137
[Quick AF]
Versnelt het scherpstellen dat plaatsvindt wanneer u de
ontspanknop indrukt.
P144
[Spot AF tijd]
Stelt in hoe lang het scherm vergoot wordt wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt met de Auto
Focus Mode ingesteld op [ ].
P143
[Spot AF weergave]
Stelt in om het hulpscherm, dat verschijnt als de Auto
Focus modus op [ ] gezet is, weer te geven in een
venster of op het volledige scherm.
P142
[AF ass. lamp]
AF-assist lamp zal het onderwerp oplichten wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt om het zo
gemakkelijker te maken om te focussen wanneer er in
omstandigheden van weinig licht opgenomen wordt.
P145
[Prio. focus/ontspan]
Als deze wordt ingesteld, kunnen er geen opnamen
worden gemaakt als de opname niet scherp is.
P146
[AF+MF]
U kunt de focus handmatig instellen nadat de
automatische focus beëindigd is.
P146
[MF assist]
Stelt de weergavemethode van MF Assist in (vergroot
scherm).
P153
[MF assist weergave]
Stelt in of MF Assist (vergroot scherm) in een venster op
het scherm weergegeven wordt dan wel op het volledige
scherm.
P153
[MF-gids]
Wanneer u de focus handmatig instelt, wordt er een
MF-gids die het u toelaat de richting te controleren voor het
verkrijgen van de focus afgebeeld.
P149
[Peaking]
De scherp gestelde delen worden geaccentueerd als het
scherpstellen handmatig plaatsvindt.
P150
[Histogram]
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af
te beelden.
P63
321
14. Overige
[Richtlijnen]
Dit zal het patroon van de richtlijnen instellen dat
weergegeven wordt wanneer een foto genomen wordt.
P63
[Highlight]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is
of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde
zones die in het zwart en wit knipperen.
P70
[Constant preview]
In de handmatige belichtingsmodus kunt u de effecten van
de gekozen lensopening en sluitertijd op het
opnamescherm controleren.
P89
[Lichtmeter] Stel in of u de belichtingsmeter al dan niet wilt weergeven. P84
[Draaiknop gids]
Stel in of u de gids voor de bediening van de functieknop al
dan niet wenst weer te geven.
P17
[Opn.gebied]
Dit verandert de zichthoek tijdens de bewegende
beeldopname en stilstaande beeldopname.
P209
[Rest-aanduiding]
Dit zal van display schakelen tussen het aantal
opneembare beelden en beschikbare opnametijd.
P34
[Auto review] Toont een beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is. P58
[Fn knopinstelling]
U kunt verschillende opname- en andere functies
toeschrijven aan de functieknop.
P43
[Q.MENU]
Inschakelen van de instellingsmethode van het Quick
Menu.
P40
[Videotoets] Stelt de bewegende beeldknop in/buiten werking. P209
[Powerzoomlens]
Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer
er een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die
compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde
zoom).
P198
[Lens zonder focusring] Stelt de bedieningsknop in voor MF Assist. P154
[Touch inst.] Schakelt de bediening door aanraking in/uit. P16
[Touch scrollen]
Hiermee kunt u de snelheid van continu vooruit of achteruit
spoelen van de beelden instellen met gebruik van de
bediening door aanraking.
P65
[Menugids]
Stelt het beeldscherm in dat weergegeven wordt als de
modusknop op en gezet is.
P94
[Opn. zonder lens]
Stelt in of de sluiter al dan niet vrijgegeven kan worden als
geen lens op de body aangebracht is.
P20
322
14. Overige
[Set-up]
[Klokinst.] De datum en de tijd instellen. P35
[Wereldtijd]
Stelt de tijden in voor de regio waar u woont en uw
vakantiebestemming.
P45
[Reisdatum]
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis,
evenals de naam van de reisbestemming, kunnen
ingesteld worden.
P46
[Wi-Fi] Configureer alle instellingen voor de Wi-Fi-functies. P283
[Toon]
Dit biedt u de mogelijkheid het volume van het
elektronische geluid en het elektronische sluitergeluid in te
stellen.
P47
[Luidsprekervolume]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de
7 niveaus.
P47
[Scherm]
De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de
monitor worden ingesteld.
P47
[Helderheid scherm]
Stelt de helderheid van de monitor in om deze aan te
passen aan de hoeveelheid omringend licht.
P48
[Besparing]
Onderdrukt het stroomverbruik van het toestel om te
voorkomen dat de batterij leeg geraakt.
P49
[USB mode]
Stelt de communicatiemethode in wanneer er aangesloten
wordt m.b.v. de USB-aansluitkabel (bijgeleverd).
P49
[Output]
Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie,
enz., aangesloten moet worden.
P50
[VIERA link] Apparatuur dat de VIERA-link automatisch zal verbinden. P51
[3D-weergave] Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden. P51
323
14. Overige
[Menu hervat.]
Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste
gebruikte menu-item.
P51
[Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in. P39
[Menu-informatie]
De beschrijving van de menu-items of van de instellingen
daarvan worden op het menuscherm weergegeven.
P51
[Taal] De taal op het scherm instellen. P52
[Versie disp.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van
het toestel en de lens te controleren.
P52
[Belichtingscomp.
reset]
Een belichtingswaarde kan gereset worden als de
opnamemodus veranderd wordt of als de camera wordt
uitgeschakeld.
P52
[Zelf ontsp. auto uit]
Stelt in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren als
dit toestel uitgeschakeld wordt.
P52
[Nr. resetten] Doet het beeldbestandnummer terugkeren naar 0001. P52
[Resetten]
De instellingen van de opname of van instellingen/custom
worden weer op de fabriekswaarden gezet.
P52
[Wi-Fi resetten]
Reset alle instellingen in het [Wi-Fi] menu opnieuw in op
de standaardinstellingen van de fabriek.
(uitgezonderd [LUMIX CLUB])
P53
[Pixelverbeter.]
Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de
beeldverwerking uitvoeren.
P53
[Sensorreiniging]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de
voorkant van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt
uitgevoerd.
P53
[Formatteren] De kaart wordt geformatteerd. P32
324
14. Overige
[Afspelen]
[2D/3D-inst.] Schakelt de afspeelmethode voor 3D-beelden. P221
[Diashow]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt deze in
volgorde af.
P221
[Afspeelfunctie]
Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt alleen
bepaalde beelden af.
P223
[Locatie vermelden]
De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist
wordt door de smartphone/tablet kan naar de camera
gezonden worden en op de beelden geschreven worden.
P224
[Retouche wissen]
U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden
geregistreerd zijn wissen.
P225
[Titel bew.] Voer teksten (commentaar) in op de gemaakte beelden. P227
[Tekst afdr.]
Drukt de gemaakte beelden af met opnamedatum
en -tijd, namen, reisbestemming, reisdatum, enz.
P228
[Splits video] Deelt het gemaakte beeld in twee. P230
[Intervalvideo]
Creëert een film uit een reeks groepsbeelden die met
[Intervalopname] opgenomen zijn.
P231
[Stop-motionvideo] Creëert een film uit de stop-animatiegroep. P232
[Nw. rs.] Reduceert de beeldgrootte (aantal pixels). P233
[Bijsnijden] Knipt het gemaakte beeld. P234
[Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. P235
[Scherm roteren]
Deze modus biedt u de mogelijkheid beelden verticaal
weer te geven als deze gemaakt zijn met het verticaal
gehouden toestel.
P235
[Favorieten]
Er kunnen tekens aan de beelden toegevoegd worden en
beelden kunnen als favorieten ingesteld worden.
P236
[Print inst.] Stelt de beelden en het aantal beelden in voor afdrukken. P237
[Beveiligen] Beschermt beelden om per ongeluk wissen te voorkomen. P239
[Gez.herk. bew.] Verwijdert of verandert informatie m.b.t. persoonsidentiteit. P240
[Wissen bevestigen]
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste
geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het
wissen van een foto weergegeven wordt.
P240
325
14. Overige
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P325340).
De batterij is op.
> De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P49)
Is de gekoppelde werking van VIERA Link ingeschakeld?
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA link] dan op [OFF]. (P51)
Plaats de batterij correct en volledig naar binnen. (P29)
Wordt er een Wi-Fi-verbinding gebruikt gedurende een lange tijd?
De batterij kan snel leeg raken wanneer deze verbonden is aan Wi-Fi.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P49)
Als het probleem niet wordt verholpen, kan het mogelijk worden verminderd door
[Resetten] (P52) in het [Set-up]-menu te selecteren.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
Kaart-/batterijklep sluit niet.
De batterij raakt te snel leeg.
326
14. Overige
Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, het
continu opnemen in de burst-modus, of van een film, een continu gebruik van een
Wi-Fi-verbinding of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert
[ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit
zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies
uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt.
Is het onderwerp scherpgesteld?
> [Prio. focus/ontspan] is ingesteld op [FOCUS] op het moment van aanschaf en u kunt geen
beelden maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp. (P146)
De opname lijkt misschien witachtig als er vingerafdrukken of iets dergelijks op de lens of
beeldsensor terecht zijn gekomen.
> Als de lens vuil is, schakelt u het toestel uit en veegt u de lens vervolgens zachtjes schoon
met een zachte, droge doek.
> Raadpleeg P342 als de beeldsensor vuil geworden is.
Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P157)
Als de AE-vergrendleling (P155) onjuist toegepast?
Wis de volgende instellingen:
Burst/Auto Bracket/[ ] van de zelfontspanner (P167)
Witbalans Bracket (P127)
Opnemen
Dit toestel schakelt tijdens een opname plotseling uit.
Fotograferen is niet mogelijk.
De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de ontspanknop
gedrukt wordt.
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
327
14. Overige
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P58)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P192)
Staat [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze]-menu op [RELEASE]? (P146)
Is de AF-vergrendeling (P155) onjuist toegepast?
De sluitertijd wordt trager en de optische beeldstabilisatorfunctie werkt mogelijk vooral niet
goed wanneer u opnamen op donkere plaatsen maakt.
> We raden aan het toestel stevig vast te houden met beide handen wanneer u beelden
maakt. (P55)
> Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P174) te gebruiken wanneer u opnamen
maakt met een langzame sluitertijd.
Gebruikt u een lens die de stabilisatorfunctie ondersteunt? (P19)
Als een bewegend onderwerp met de elektronische sluiter opgenomen wordt, kan het
onderwerp vervormd op de foto verschijnen. (P165)
Is er nog geheugen op de kaart beschikbaar?
Probeer het volgende:
> Beelden op heldere plekken maken.
> Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P158)
> Verhoog de instelling voor [Ruisreductie] in [Fotostijl] of verlaag de instelling voor ieder van
de items behalve [Ruisreductie]. (P121)
> Zet de [Lang sl.n.red] op [ON]. (P133)
Is [Fotoresolutie] (P128) of [Kwaliteit] (P129) laag ingesteld?
Is [Dig. zoom] ingesteld? (P197)
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt met behulp van witbalansbracket.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
328
14. Overige
Wanneer u onder fluorescente of LED-verlichting enz. opneemt, zou het verhogen van de
sluitertijd kleine veranderingen m.b.t. de helderheid en de kleur met zich mee kunnen brengen.
Deze veranderingen zijn een resultaat van de eigenschappen van de lichtbron en duiden niet
op storing.
Wanneer u onderwerpen opneemt op extreem heldere plekken of onder fluorescente
verlichting, LED-verlichting, een kwiklamp, natriumverlichting enz., zouden de kleuren en de
schermhelderheid kunnen veranderen of zouden er horizontale strepen kunnen verschijnen op
het scherm.
Er kunnen defecte pixels in de beeldsensor zijn.
> Voer [Pixelverbeter.] (P53) uit.
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschilt van de omliggende kleur. (P139)
Dekt uw vinger de luidspreker af? (P12)
Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting zoals
fluorescente verlichting en LED-verlichting-inrichting.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de
pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Maakt u opnames met de elektronische sluiter? (P165)
> Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, zal het verlagen
van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen
verkleinen.
De helderheid van de tint van het gemaakte beelden verschilt van de eigenlijke
scène.
Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt opgenomen.
Onderwerp kan niet vergrendeld worden.
(AF-opsporing niet mogelijk)
Het operatiegeluid is gering.
329
14. Overige
Misschien bent u korte tijd niet in staat om opnames te maken wanneer u dit toestel net
ingeschakeld heeft of wanneer u een kaart met grote capaciteit gebruikt.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt.
Als een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt wordt, kan het zijn dat een filmopname
halverwege stopt.
> Als een kaart gebruikt wordt waarop beelden zeer vaak opgenomen en gewist zijn, of een
kaart die op een PC geformatteerd is of voor andere apparatuur gebruikt is, raden wij aan
dat u een back-up van de gegevens maakt en (P32) de kaart op het toestel formatteert.
Als een video opgenomen wordt, kan het beeldscherm na zekere tijd donker worden, om het
verbruik van de batterij te reduceren, maar dit zal niet van invloed zijn op de opgenomen video.
Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen
wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving
van de bewegende beeldopname.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Als een onderwerp snel over het beeld beweegt, kan het daardoor er enigszins vervormd uit
zien.
Wanneer u aanzienlijke flikkering of strepen opmerkt bij een verlichting zoals een fluorescente
of LED-verlichting, kunt u dit flikkeren en deze strepen verminderen door [Antiflikkering] (P216)
in te stellen en de sluitertijd vast te zetten. Het is mogelijk een sluitertijd te selecteren vanaf
[1/50], [1/60], [1/100] of [1/120].
U kunt de sluitertijd met de hand instellen in de Creatieve Video-modus. (P116)
Bewegende beelden
Opnemen video's is niet mogelijk.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Als u een video opneemt, kan het beeldscherm donker worden.
Het beeldscherm kan tijdelijk uitvallen, of het toestel kan geluid ruis opnemen.
Er kunnen strepen of flikkerende beelden verschijnen onder bijvoorbeeld
fluorescente verlichting of LED-verlichting.
Het onderwerp ziet er vervormd uit.
330
14. Overige
Tijdens het maken van opnames in een stille omgeving kan het geluid van de lensopening en
de scherpstelling in films opgenomen worden, afhankelijk van de gebruikte lenzen.
De werking van de focus kan op [OFF] gezet worden in [Continu AF] (P213).
Er wordt aanbevolen om [Stille bediening] te gebruiken als u zich zorgen maakt om
werkgeluiden. (P117)
Tijdens het opnemen van video’s kan het afsluiten van de opening van de microfoon met een vinger het
niveau van de opgenomen audio verlagen of kan het zijn dat de audio geheel niet opgenomen wordt.
Wees ook voorzichtig omdat het werkgeluid van de lenzen gemakkelijk opgenomen kan worden.
Afhankelijk van de lens die wordt gebruikt, lijken opnamen mogelijk iets scheef of is er kleur
zichtbaar in de hoeken, afhankelijk van de zoomfactor; dit komt door de eigenschappen van de
lens. De randen van het beeld kunnen ook scheef lijken omdat het perspectief groter is
wanneer de groothoek wordt gebruikt. Dit is geen storing.
De optische beeldstabilisatorfunctie van de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) werkt
alleen correct met camera's die de functie ondersteunen.
> Als oudere digitale toestellen van Panasonic (DMC-GF1/DMC-GH1/DMC-G1) gebruikt
worden, kunnen [Stabilisatie] in het [Opname]-menu (P191) niet op [OFF] gezet worden.
Er wordt aanbevolen om een update van de firmware van de digitale camera op de
volgende website uit te voeren.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/
> Wanneer deze lens met een ander merk digitale camera gebruikt wordt, zal de optische
beeldstabilisatorfunctie niet werken
(Met ingang van oktober 2013)
Neem voor details contact op met het betreffende bedrijf.
Het gebruik van de manuele focus met de lens is alleen mogelijk met de onderling
verwisselbare lens (H-FS12032).
Raadpleeg onderstaande website voor details:
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
Het opgenomen geluid is heel zacht.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
Als de lens op een andere digitale camera bevestigd wordt, kan de stabilisatiefunctie
niet uitgeschakeld worden of kan het zijn dat deze functie niet werkt.
Als de lens op een andere digitale camera bevestigd wordt, kan de manuele
focus niet werken.
331
14. Overige
Is de flits gesloten?
> Open de flitser. (P200)
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, is de flitser niet geactiveerd. (P165)
> Zet [Sluitertype] op [AUTO] of [EFC].
Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. (P184)
> Zet [Stille modus] op [OFF].
De flitser wordt 2 keer geactiveerd.
De tussentijd tussen de eerste en de tweede flits is langer wanneer de Rode-ogenreductie
(P203) ingesteld is, dus moet het onderwerp niet bewegen totdat de tweede flits geactiveerd
wordt.
Controleer de [Helderheid scherm]-instelling. (P48)
Voer [Scherm] uit. (P47)
Dit gebeurt door het veranderen van de lensopening wanneer de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt, of wanneer de helderheid van het onderwerp verandert. Dit is geen storing.
Dit kan vaker gebeuren als een heldere lens, zoals de onderling verwisselbare lens (H-H020A),
gebruikt wordt voor opnames in een helder verlichten buitenomgeving.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Op donkere plekken kan ruis optreden om de helderheid van de monitor te behouden.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt 2 keer geactiveerd.
Monitor
De monitor is te helder of te donker.
Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even
aanzienlijk veranderen.
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene punten op de monitor.
Er verschijnt ruis op de monitor.
332
14. Overige
Als deze op [OFF] staat, kunt u beelden weergeven zonder dat ze gedraaid zijn [Scherm
roteren] (P235).
U kunt beelden draaien met de [Roteren] functie. (P235)
Is de kaart ingevoerd?
Staat er een opname op de kaart?
Is dit een map of een beeld die in de PC verwerkt werd?
Is dat het geval, dan kan het niet met dit toestel worden afgespeeld.
> Er wordt aangeraden om de “PHOTOfunSTUDIO” software te gebruiken die op de
(bijgeleverde) CD-ROM staat om de beelden van de PC naar de kaart te schrijven.
Is [Afspeelfunctie] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [Normaal afsp.]. (P223)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Om dergelijke beelden te wissen, maakt u een back-up van de gegevens en formatteert u
de kaart (P32).
Dekt iets de luidspreker af? (P12)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P35)
Beelden die op een PC zijn bewerkt of beelden die met andere camera's zijn opgenomen,
geven tijdens de kalenderweergave mogelijk een andere datum weer dan de opnamedatum.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt is niet gedraaid of is gedraaid in een
onverwachte richting, wanneer afgebeeld.
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
Het afspeelgeluid of het werkgeluid is te laag.
Beelden met een andere datum dan de opnamedatum worden weergegeven in de
kalenderweergave.
333
14. Overige
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur?
In deze gevallen, kunnen beelden afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Wanneer het rode-ogen-effect verwijderd wordt ([ ]) of ([ ]) uitgevoerd wordt, kunnen
de rode gedeeltes gecorrigeerd worden in zwart.
> Er wordt aanbevolen om de beelden op te nemen met gesloten flitser en met de Flitsfunctie
op [], of [Rode-ogencorr] ingesteld op [OFF]. (P207)
Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD] of [MP4] zouden afgespeeld kunnen worden met
slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk kunnen zijn zelfs wanneer er
afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met deze formaten. Tevens zou de
opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of
binnenshuis, zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het
beeld veroorzaakt doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de
lucht. Dit is geen storing.
[Weergave thumbnail] verschijnt op het scherm.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
Films die met dit model opgenomen zijn, kunnen niet op andere apparaten
afgespeeld worden.
334
14. Overige
Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding
Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat aangesloten moet
worden.
Bevindt zich er een inrichting, zoals een microwave-oven, een draadloze telefoon, enz., die
2,4 GHz frequentie hanteert in de buurt?
> Radiogolven kunnen onderbroken worden wanneer deze tegelijk gebruikt worden. Gebruik
ze voldoende uit te buurt van de inrichting.
Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet
kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
Draadloze toegangspunten
Controleer of het draadloze toegangspunt dat verbonden moet worden zich in werkende staat
bevindt.
De camera zou niet kunnen weergeven of verbinding kunnen maken met een draadloos
toegangspunt afhankelijk van de radiogolfomstandigheden.
> Verplaats dit toestel dichter bij het draadloze toegangspunt.
> Verwijder de obstakels tussen dit apparaat en het draadloze toegangspunt.
> Verander de richting van dit apparaat.
> Verander de locatie en de opstelling van het draadloze toegangspunt.
> Voer de [Handmatig. verbinden.] uit. (P275)
Het zou zelfs niet afgebeeld kunnen worden of de radiogolven er zijn afhankelijk van de
instelling van het draadloze toegangspunt.
> Controleer de instellingen van het draadloze toegangspunt.
> Als de netwerk-SSID van het draadloze toegangspunt ingesteld is om niet uit te zenden,
kan het zijn dat het draadloze toegangspunt niet gedetecteerd wordt. Voer de netwerk-SSID
in om de verbinding te starten (P275) of schakel het uitzenden door de SSID van het
draadloze toegangspunt in.
Verbindingstypes en veiligheidsinstellingmethodes verschillen afhankelijk van het draadloze
toegangspunt. Verwijs naar de bedrijfsinstructies van het draadloze toegangspunt.
Is het 5 GHz/2,4 GHz schakelbare draadloze toegangspunt verbonden aan andere apparatuur
dat de 5 GHz band gebruikt?
> Het gebruik van een draadloos toegangspunt dat 5 GHz/2,4 GHz tegelijk gebruikt wordt
aanbevolen. Het kan niet tegelijk gebruikt worden met deze camera als het niet compatibel
is.
Functies Wi-Fi
Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden.
Radiogolven verliezen hun verbinding.
Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven.
335
14. Overige
Het kan langer duren om verbinding te maken, afhankelijk van de instelling van de
Wi-Fi-verbinding van de smartphone/tablet, maar dit is geen storing.
Schakel de Wi-Fi-functie vanaf het Wi-Fi-instellingenmenu op de smartphone-tablet uit en weer
in.
Controleer de informatie in het loginscherm van de “LUMIX CLUB”.
http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Service-gebruikerregistratie voor de “LUMIX CLUB” is niet mogelijk in de omgeving zonder een
draadloos toegangspunt.
Het versturen kan mislukken al naargelang de werkstatus van het AV-apparaat. Bovendien kan
het versturen enige tijd vergen.
Als de firewall van het besturingssysteem, de veiligheidssoftware, enz., ingeschakeld is, kan
het zijn dat het niet mogelijk is een verbinding met de PC tot stand te brengen.
Bevestig dat de login-informatie (login ID/gebruikersnaam/e-mailadres/password) correct is.
webservice-server of het netwerk zouden bezet kunnen zijn.
> Probeer later opnieuw.
> Controleer de site van de webservice waar u het beeld naar toe stuurt.
Is het beeld te groot?
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P282) en verstuur vervolgens het beeld.
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P230).
Het zou langer kunnen duren te verzenden wanneer de afstand naar het draadloze
toegangspunt ver is.
> Verzend dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt.
Het duurt steeds lang om verbinding te maken met een smartphone/tablet.
Dit toestel wordt niet weergegeven op het Wi-Fi-instelscherm van de
smartphone/tablet.
Ik ben de login ID of het wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” vergeten.
Ik heb thuis geen draadloos toegangspunt, maar ik zou graag de
dienst-gebruikerregistratie van de “LUMIX CLUB” uitvoeren.
Ik kan geen beelden naar een AV-apparaat sturen.
De beelden kunnen niet naar een PC verzonden worden.
Beelden kunnen niet verzonden worden naar de webservice.
Het duurt even om een beeld te verzenden naar de webservice.
336
14. Overige
Uploaden zou niet voltooid kunnen zijn wanneer het onderbroken wordt tijdens het verzenden
van het beeld.
Het zou even kunnen duren nadat het beeld geüpload is voordat het weergegeven wordt op het
web, afhankelijk van de status van de server.
> Wacht even en probeer opnieuw.
U kunt de zendstatus bij de instellingen van de link van de webservice controleren door in te
loggen bij “LUMIX CLUB”.
De beelden op het web kunnen niet opgeslagen (gedownload) worden naar dit apparaat.
> Wis de geüploade beelden niet en maak een back-up van deze.
De beelden die geüpload zijn naar het web kunnen niet weergegeven of gewist worden door dit
apparaat.
> Voer de taak uit met een smartphone/tablet of een PC.
Het beeld kan niet verstuurd worden wanneer de batterij-indicator rood knippert.
Is het beeld te groot?
> Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P282) en verstuur vervolgens het beeld.
> Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P230).
Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van de
bestemming. (P280)
Vermogen of aantal beelden op het web is vol.
> Log in bij de “LUMIX CLUB” en controleer de status van de bestemming via de instellingen
van de link van de webservice.
De instellingen die in de camera staan kunnen gewist worden afhankelijk van het soort reparatie.
> Maak altijd een kopie van belangrijke instellingen.
Voer [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu uit. (P53)
Alle informatie die u ingesteld heeft in het [Wi-Fi setup]-menu zal echter gereset worden
(behalve [LUMIX CLUB])
Het beeld dat geüpload moest zijn naar het web is er niet.
Ik wil graag het beeld op de het web terugzetten op de camera.
Ik kan de beelden die geüpload zijn door dit apparaat naar het web niet
weergeven of wissen.
Het verzenden van het beeld mislukt halverwege. Bepaalde beelden kunnen niet
verzonden worden.
Uw “LUMIX CLUB” login-ID en wachtwoord zijn gewist nadat u de camera
opgestuurd heeft voor reparatie.
Ik ben het wachtwoord voor de Wi-Fi vergeten.
337
14. Overige
Is het toestel correct op de TV aangesloten? (P288)
> De TV-input instellen op extern.
Controleer de [TV-aspect] instelling. (P50)
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit het toestel aan op de TV met de AV-kabel (optioneel) of met de HDMI-mikrokabel en
speel de bewegende beelden af die in het toestel opgenomen zijn. (P288)
Als een (optionele) AV-kabel of een HDMI-microkabel aangesloten is, komt het geluid niet uit
de camera.
Is het toestel correct met de HDMI-microkabel verbonden? (P288)
Staat [VIERA link] op dit toestel op [ON]? (P51)
> Als het ingangskanaal niet automatisch omgeschakeld wordt, gebruik dan de
afstandsbediening van de TV om het om te schakelen.
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Schakel dit toestel uit en in.
> Zet [HDAVI Control] op [Off] op de TV en schakel hem opnieuw op [On].
(Raadpleeg de handleiding van de TV voor details.)
> Controleer de [Video uit] instelling. (P50)
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Zet op [PC] in [USB mode]. (P49, 295)
> Schakel dit toestel uit en in.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
De weergavezones op het TV-scherm en de monitor van de camera zijn
verschillend.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Er komt geen geluid uit de luidspreker van de camera.
VIERA Link werkt niet.
Kan niet met de PC communiceren.
338
14. Overige
De USB-aansluitkabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
Zijn er twee of meer USB-aansluitingen op een enkele PC; probeer de USB-aansluitkabel dan
op een andere USB-aansluiting aan te sluiten.
Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart te
formatteren. Doe dit niet.
Als [Toegang], dat op de monitor weergegeven wordt, niet verdwijnt, sluit de USB-aansluitkabel
dan af nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft.
Er kunnen geen foto's afgedrukt worden met een printer die geen PictBridge ondersteunt.
> [USB mode] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P49, 299)
Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze functie
te annuleren voordat u afdrukt.
(Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de printer.)
Wanneer u de opnamen laat afdrukken, dient u te vragen of de 16:9 beelden afgedrukt kunnen
worden.
De kaart wordt niet herkend door de PC.
De kaart wordt niet door de PC herkend.
(er wordt een SDXC-geheugenkaart gebruikt.)
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
339
14. Overige
Als met de camera geschud wordt, kan dit tot gevolg hebben dat de sluiter dicht gaat. Dit is
geen storing. Dek het montagedeel niet af met uw vingers. Door de camera in te schakelen zal
de sluiter weer open gaan.
Dit is het geluid van de functie voor het verwijderen van stof (P342); het duidt niet op een
slechte werking.
Er is een geluid van de lensbeweging of van de lensopening wanneer dit toestel in- of
uitgeschakeld wordt. Dit is geen storing.
Het geluid dat door de automatische instelling van de lensopening veroorzaakt wordt, klinkt als
de helderheid veranderd werd door bijvoorbeeld het zoomen of het bewegen van de camera.
Dit is geen storing.
Druk op [MENU/SET], selecteer de icoon van het [Set-up]-menu [ ] en selecteer vervolgens
de icoon [~] om de gewenste taal in te stellen. (P52)
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P70)
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P145) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Is [AF ass. lamp] op [ON] gezet? (P145)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Overige
De sluiter blijft gesloten als de camera uitgeschakeld wordt (met inbegrip van de
slaapmodus).
De camera maakt geluid wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt.
De lensgroep maakt geluid.
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
340
14. Overige
Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [Aub klok instellen] wordt weergegeven. Stel de klok opnieuw in. (P35)
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden.
Als u de batterij plaats of verwijdert voordat u dit toestel uitschakelt, zullen de map- en
bestandnummers van de opgenomen beelden niet in het geheugen bewaard worden. Wanneer
dit toestel dan weer opnieuw ingeschakeld wordt en foto's genomen worden, kunnen deze
foto's bewaard worden met de bestandnummers die aan de eerdere beelden toegekend
hadden moeten worden.
Het toestel wordt warm.
De klok is opnieuw ingesteld.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De bestandnummers worden opgenomen met eerder gebruikte nummers.
341
14. Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en
storingen van beeld en/of geluid veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
netadapter los te maken (optioneel). Plaats de batterij vervolgens weer terug of sluit de
netadapter aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken.
Ook voor optionele accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en
kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
342
14. Overige
Voordat u het toestel reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen
(optioneel), of de stekker uit het stopcontact te trekken. Wrijf het toestel vervolgens
met een droge zachte doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Veeg het vuil of de stof van de zoomring en de focusring af met een droge, stofvrije doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes
of het deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te
volgen.
Vuil op de beeldsensor
Deze camera heeft een verwisselbaar lenzensysteem. Er kan dus vuil in de camera
komen als u lenzen wisselt. Afhankelijk van de opnamecondities kan vuil op de
beeldsensor ook op de opname te zien zijn.
Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel komen, kunt u
beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en altijd de body-kap of lens erop
doen wanneer u de camera opbergt. Verwijder eventueel vuil op de body-kap voordat u
deze bevestigt.
Verwijder het vuil van de beeldsensor
De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande
richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken.
Gebruik een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje om stof van de oogsensor te blazen. Blaas
niet te hard.
Laat het blaaskwastje niet voorbij de lensvatting komen.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt om krassen op de beeldsensor te
voorkomen.
Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken.
Als u het vuil of het stof niet met een blower kunt verwijderen, raadpleeg dan de verkoper of
Panasonic.
Schoonmaken
Stofverwijdering
Dit toestel heeft een stofafnamefunctie die vuil en stof wegblaast dat op de voorkant
van het beeldsysteem aanwezig kan zijn.
Deze functie zal automatisch werken als de camera ingeschakeld wordt, maar als u
stof ziet, voer dan de [Sensorreiniging] (P53) uit in het [Set-up]-menu.
343
14. Overige
Druk niet met grote kracht op de monitor. Er kunnen dan ongelijke kleuren op de monitor
verschijnen en dit kan voor een slechte werking zorgen.
Als de camera koud is wanneer u hem inschakelt, kan het beeld op de monitor aanvankelijk
een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden
zodra de interne temperatuur van de camera stijgt.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
De lensmontering niet naar beneden toe leggen. Zorg ervoor dat de
contacten van de lensmontering A niet vuil worden.
De Monitor
Het scherm van de monitor wordt geproduceerd met zeer hoge
precisietechnologie. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm
staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Ofschoon de schermonderdelen
van de monitor met zeer hoge precisietechnologie geproduceerd worden,
kunnen sommige pixels inactief of altijd verlicht zijn. De punten zullen niet
opgenomen worden op beelden op een kaart.
Over de Lens
344
14. Overige
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Doe de verwijderde batterij in een plastic zak en verplaats of bewaar deze ver van metalen
voorwerpen (paperclips, enz.).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de batterijen en de
aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen voorwerpen (zoals
kettingen, haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Het [CHARGE]-lampje zal knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of
elektromagnetische golven. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De lader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
De lader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijlader uit het stopcontact.
(Als u de stekker in het stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de lader en de batterij schoon houden.
Batterij
Lader
345
14. Overige
Over 3D-opnames
Als de onderling verwisselbare 3D-lens aangebracht is, dient u een onderwerp niet
op te nemen op een afstand die kleiner is dan de minimum brandpuntafstand.
De 3D-effecten kunnen uitgesprokener zijn en kunnen daardoor vermoeidheid of een
oncomfortabel gevoel veroorzaken.
Als de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) gebruikt wordt, is de minimum
brandpuntafstand 0,6 m.
Als met de onderling verwisselbare 3D-lens opnames gemaakt worden, zorg er dan
voor het toestel niet te schudden.
Als het toestel hevig geschud worden, tijdens het rijden in een voertuig of het lopen, enz.,
kunnen vermoeidheid en een oncomfortabel gevoel veroorzaakt worden.
We raden het gebruik van een statief aan.
Over het kijken naar 3D
Een ieder die hypergevoelig is voor licht, een hartkwaal heeft of zich hoe dan ook
onwel voelt, met vermijden naar 3D-beelden te kijken.
Dit kan namelijk een negatieve invloed op een dergelijke gezondheidsstatus hebben.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u
naar 3D-beelden kijkt, stop dan gelijk met kijken.
Gaat u door met kijken, dan kan dit ziekte tot gevolg hebben.
Neemt u alstublieft op passende wijze rust nadat u met kijken opgehouden bent.
Als u naar 3D-beelden kijkt, wordt aanbevolen om de 30 tot 60 minuten een pauze in
te lassen.
Langdurig kijken kan vermoeide ogen tot gevolg hebben.
Aan hen die bijziend of verziend zijn, wiens rechter- en linkeroog van elkaar
afwijken, die astigmatisch zijn, wordt geadviseerd een corrigerende bril, enz., te
dragen.
Stop het kijken als u duidelijk een dubbel beeld ziet wanneer u naar de 3D-beelden
kijkt.
Mensen kunnen het kijken naar 3D-beelden op verschillende manieren ervaren. Corrigeer uw
gezichtsvermogen naar behoren voordat u naar 3D-beelden gaat kijken.
U kunt de 3D-instelling op uw televisie of de instelling van de 3D-uitzending op het toestel op
2D zetten.
Over 3D
346
14. Overige
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
“Formatteren” of “wissen” met gebruik van het toestel of een PC zal alleen de
informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal niet de gegevens in de
geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de
handel verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken
om de gegevens die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar
een andere eigenaar gaat of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de
gebruiker.
Als een naam of verjaardag ingesteld is voor [Profiel instellen]/functie voor
gezichtsherkenning, dan wordt deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard en in
het beeld opgenomen.
Er wordt geadviseerd een Wi-Fi-password in te stellen om persoonlijke informatie te
beschermen. (P284)
Ontkoppeling
Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Kaart
Over de persoonlijke informatie
347
14. Overige
Bij aanvraag van een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien.
Na het maken van een kopie van persoonlijke informatie, dient u informatie, zoals persoonlijke
informatie en draadloze LAN-verbindinginstellingen die u opgeslagen heeft in de camera, altijd
te wissen met [Wi-Fi resetten]/[Verwijder account] (P53, 271).
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P52)
Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het toestel
gerepareerd wordt.
Neem contact op met de verkoper bij wie u het toestel aangeschaft heeft, of met Panasonic, als
bovenstaande handelingen niet mogelijk zijn wegens storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, raadpleeg
dan “Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het
weggooien van de geheugenkaart”. (P346)
Uploaden van beelden naar een webservice
De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden voor de identificatie van
bijvoorbeeld titels, opnamedata en locatie-informatie. Wanneer u beelden naar webservices
uploadt, controleer deze dan eerst zorgvuldig alvorens ze te uploaden.
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Controleer alle onderdelen voordat u opnamen maakt wanneer u het toestel lange tijd niet heeft
gebruikt.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
348
14. Overige
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestel en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het
toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot.
Wanneer u dit toestel gebruikt met een lens met grote diameter, zou de lens in contact kunnen
komen met de voetplaat afhankelijk van het statief met drie poten/statief met één poot. Door de
schroef aan te draaien met de lens en de voetplaat die met elkaar in contact zijn zou dit toestel
of de lens beschadigd kunnen worden. Daarom wordt het aanbevolen de statiefadapter
(DMW-TA1: optioneel) erop te zetten voordat u het statief erop zet.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één
poot.
Als u een zware onderling verwisselbare lens (meer dan ongeveer 1 kg) aan het toestellichaam
bevestigt, het toestel niet dragen m.b.v. de schouderriem.
Het toestel en de lens vasthouden wanneer u deze draagt.
Over de Beeldgegevens
Over statieven met drie poten of met één poot
Over de schouderriem
349
G MICRO SYSTEM is een op de Micro Four Thirds
System-standaard gebaseerd digitale camerasysteem van
LUMIX.
Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Olympus
Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De
Europese Unie en andere landen.
Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van Olympus Imaging
Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie
en andere landen.
SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen.
“AVCHD” en het “AVCHD” logo zijn handelsmerken van
Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en
het dubbele-D-symbool zijn handelsmerken van Dolby
Laboratories.
HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic
Corporation.
Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Windows en
Windows Vista
zijn of gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
iMovie, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en
andere landen.
App Store is een dienstmerk van Apple Inc.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie
gebruikt.
Android en Google Play zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Google Inc.
Het logo Wi-Fi CERTIFIED is een kwaliteitsmerk van de Wi-Fi
Alliance.
Het Wi-Fi Protected Setup Merk is een merk van Wi-Fi
Alliance.
“Wi-Fi”, “Wi-Fi Protected Setup”, “Wi-Fi Direct”, “WPA” en
“WPA2” zijn merken of gedeponeerde merken van Wi-Fi
Alliance.
DLNA, the DLNA Logo and DLNA CERTIFIED are trademarks,
service marks, or certification marks of the Digital Living
Network Alliance.
Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware
Corporation. DynaFont is een geregistreerd handelsmerk van
DynaComware Taiwan Inc.
Andere systeem- of productnamen in de handleiding zijn over
het algemeen de gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van de fabrikant die verantwoordelijk is voor de
ontwikkeling van het betreffende systeem of product.
Dit product is in licentie gegeven onder de
AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en niet-commercieel
gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in overeenstemming met de
AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die werd gecodeerd door een
consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd verkregen via een
videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen enkele licentie wordt
gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer informatie kunt u
krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com
.
Het ontdoen van oude apparatuur en batterijen.
Enkel voor de Europese Unie en landen met recycle systemen.
Deze symbolen op de producten, verpakkingen en/of begeleidende
documenten betekenen dat gebruikte elektrische en elektronische
producten en batterijen niet samen mogen worden weggegooid met de
rest van het huishoudelijk afval.
Voor een juiste verwerking, hergebruik en recycling van oude producten
en batterijen, gelieve deze in te leveren bij de desbetreffende
inleverpunten in overeenstemming met uw nationale wetgeving.
Door ze op de juiste wijze weg te gooien, helpt u mee met het besparen
van kostbare hulpbronnen en voorkomt u potentiële negatieve effecten
op de volksgezondheid en het milieu.
Voor meer informatie over inzameling en recycling kunt u contact
opnemen met uw plaatselijke gemeente.
Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunnen er boetes worden
opgelegd bij het onjuist weggooien van dit soort afval.
Let op: het batterij symbool (Onderstaand symbool).
Dit symbool kan in combinatie met een chemisch symbool gebruikt
worden. In dit geval volstaan de eisen, die zijn vastgesteld in de
richtlijnen van de desbetreffende chemische stof.

Documenttranscriptie

Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde kenmerken Digitale Camera Model Nr. DMC-GM1 Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u dit product gebruikt en bewaar deze handleiding, zodat u deze later kunt raadplegen. Waarschuwingen op het scherm P312 Problemen oplossen P325 De benodigde informatie vinden P2 Inhoud P4 Menulijst P316 VQT5D76 F1013WT0 until 2013/10/11 De benodigde informatie vinden In deze “Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde kenmerken” kunt u de informatie die u nodig heeft op de volgende pagina’s vinden. Door op een paginanummer te klikken, kunt u naar de aangekoppelde pagina springen en snel de informatie vinden. Zoeken vanuit de “Inhoud” P4 ~ Zoeken vanuit “Namen en functies van de componenten” P12 ~ Zoeken vanuit “Monitordisplay” P306 ~ Zoeken vanuit de lijst van berichten die op het beeldscherm verschijnen P312 ~ “Waarschuwingen op het scherm” Zoeken vanuit de menulijst “Menulijst” P316 ~ [Opname] .......................................................P316 [Bewegend beeld] ..........................................P319 [Voorkeuze]....................................................P320 [Set-up] ..........................................................P322 [Afspelen].......................................................P324 Zoeken vanuit “Problemen oplossen” P325 ~ Zie de volgende pagina voor details over het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. P3 Wi-FiR-functie P241 ~ 2 Gebruik van deze handleiding Klik op deze icoon om naar “De benodigde informatie vinden” te springen. Klik op deze icoon om naar “Inhoud” te springen. Klik op deze icoon om terug te keren naar de eerder weergegeven pagina. Over de aanduiding van de toepasbare modus Toepasbare modussen: De iconen duiden op de modussen die voor de functie beschikbaar zijn. • Zwarte iconen: toepasbare modussen • Grijze iconen: niet beschikbare modussen en zullen verschillen, afhankelijk van de opnamemodussen die bij de standaardinstellingen geregistreerd zijn. • Klik op een kruisreferentie in de tekst om naar de overeenkomstige pagina te springen. • Door sleutelwoorden in het zoekveld aan de bovenzijde van het scherm van Adobe Reader in te voeren, kunt u naar een sleutelwoord zoeken en naar de overeenkomstige pagina springen. • Bedieningen en andere details van deze handleiding kunnen verschillen, afhankelijk van de versie van Adobe Reader die u gebruikt. ∫ De symbolen in de tekst [MENU]: Geeft aan dat het menu ingesteld kan worden door op de [MENU/SET]-toets te drukken. [Wi-Fi]: Geeft aan dat de Wi-Fi-instelling gemaakt kan worden door op de [Wi-Fi]-toets te drukken. : Configuraties die uitgevoerd kunnen worden in het [Voorkeuze]-menu. : Tips voor een vakkundig gebruik en opmerkingen over het opnemen. : Omstandigheden waarin een bepaalde functie niet gebruikt kan worden. : Wordt vervolgd op de volgende pagina. In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een menu-onderdeel als volgt beschreven. [MENU] > [Opname]>[Kwaliteit]>[›] 3 Inhoud De benodigde informatie vinden.........................................................................2 Gebruik van deze handleiding.............................................................................3 1. Voor Gebruik Zorgdragen voor de fotocamera .......................................................................10 Standaardaccessoires........................................................................................11 Namen en functies van de componenten.........................................................12 Over de Lens.......................................................................................................18 2. Voorbereidingen vóór het opnemen De Lens veranderen ...........................................................................................20 Het bevestigen van de Schouderriem ..............................................................22 Opladen van de Batterij .....................................................................................24 • Opladen .......................................................................................................24 • Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ................................26 Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/batterij............................29 Over de -kaart .....................................................................................................31 • Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden....................................31 • Formatteren van de kaart (initialisatie).........................................................32 • Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd .....33 De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)..................................................35 • De klokinstelling veranderen........................................................................36 Menu instellen.....................................................................................................37 • Menuonderdelen instellen............................................................................37 Snel oproepen van veelgebruikte menu's (Quick Menu) ................................40 • Stel het snelmenu in met uw favoriete items ...............................................41 Toekennen van veelgebruikte functies aan de knoppen (functieknoppen) ................................................................................................43 Configureren van de basisinstellingen van dit toestel (instellingmenu) ......45 Tekst Invoeren ....................................................................................................54 3. Basisbediening Tips om mooie opnamen te maken...................................................................55 • Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie)..................56 Een foto maken...................................................................................................57 • Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie .............................59 Films opnemen ...................................................................................................60 Selecteren van de opnamemodus ....................................................................61 Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm weergegeven wordt ....................................................................................................................62 Afspelen van foto’s/films ...................................................................................65 • Opnamen terugspelen .................................................................................65 • Bewegende beelden terugspelen ................................................................68 4 • De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen ................69 Beelden wissen...................................................................................................71 4. Opnamemodussen Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligent Auto modus) ...73 • Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.]).............................76 • Combineren van beelden in een enkel beeld met een rijke gradatie ([iHDR]) ..................................................................................77 • Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control) ....................78 • Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de kleurtoon.............................................................................................79 • Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus................................81 Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (Programma AE-modus) ....................................................................................83 Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren ..............86 • Lensopening-Prioriteit AE-modus ................................................................86 • Sluiter-Prioriteit AE-modus...........................................................................87 • Handmatige Belichtingsmodus ....................................................................88 • Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie) .........90 • Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting (OnPush AE) instellen .................................................................................92 Foto's maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt (Scene Guide modus).........................................................................................93 Foto’s maken met verschillende beeldeffecten (Creative Control modus) ................................................................................104 Films opnemen met de handmatig ingestelde lensopeningwaarde/ sluitertijd (Creatieve Videomodus) .................................................................116 • Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname.......................... 117 Registreren van uw favoriete instellingen (Voorkeuzemode) ......................118 • Registratie van eigen menu-instellingen (registratie van klantinstellingen) ...............................................................118 • Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling ............................ 119 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen ([Fotostijl]).........................................................................................................120 De witbalans instellen ......................................................................................123 Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte ....................................................128 • Instellen van de beeldverhouding ..............................................................128 • Instellen van het aantal pixels ...................................................................128 • Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit]) .........................129 Gebruik van functies voor de beeldcorrectie ................................................130 • Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek])..............130 • Verhogen van de resolutie ([I.resolutie]) ....................................................130 • Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR]) ............131 • Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red])..........................133 5 • Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm ([Schaduwcomp.])......................................................................................133 • Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte]) ...............................................134 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Foto’s maken met Auto Focus ........................................................................135 • Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC) .......................................................136 • Soort Auto Focus modus ...........................................................................138 • Instelling van de gewenste focusmethode .................................................144 Opnamen maken met handmatig scherpstellen ............................................147 • De instellingen van MF Assist naar wens veranderen ...............................153 Vastzetten van het brandpunt en de belichting (AF/AE-vergrendeling) ......155 Belichtingscompensatie ..................................................................................157 De lichtgevoeligheid instellen .........................................................................158 • Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid ..............................159 • Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid............................160 • Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid ..........................................................160 Selecteren van de methode voor het meten van de helderheid ([Meetfunctie]) ...................................................................................................161 Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone (Touch AE).........................................................................................................162 7. Instellingen van sluiter en drive Instellen van het type sluiter ...........................................................................165 Selecteer een drive-modus..............................................................................167 Opnamen maken met de burstfunctie ............................................................168 Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket...........................................171 Opnamen maken met de zelfontspanner........................................................174 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Automatisch beelden opnemen met ingestelde tijdsintervallen ([Intervalopname]) ............................................................................................176 Creëren van stopmotion-beelden ([Stop-motionanimatie]) ..........................178 Uitvoeren van meerdere belichtingen op één beeld ([Multi-belicht.]) .........182 Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen ([Stille modus]) ......184 Heldere beelden opnemen door de registratie van gezichten ([Gezicht herk.]) ................................................................................................185 Opnemen op foto's van profielen van baby's en huisdieren........................190 9. Stabilisator, zoom en flitser Optische beeldstabilisator...............................................................................191 Beelden maken met de zoom ..........................................................................193 • Vergroten van het telescopische effect ......................................................194 • Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen .....................................199 6 Foto’s maken met de flitser .............................................................................200 • Veranderen van de flitsermodus ................................................................203 • Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie ...............................................206 • De flitsoutput aanpassen ...........................................................................207 • Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de belichtingscompensatie .............................................................................207 • Corrigeren van rode ogen ..........................................................................207 10. Films opnemen Opname Bewegend Beeld ...............................................................................208 • Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid ....................................... 211 • Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF]) .............213 Foto’s maken terwijl u een film maakt ............................................................214 Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu ......................................................215 • [Opname-indeling]......................................................................................215 • [Opn. kwaliteit] ...........................................................................................215 • [Belicht.stand] ............................................................................................215 • [Foto/film] ...................................................................................................215 • [Continu AF] ...............................................................................................215 • [Highlight opn.] ...........................................................................................215 • [Ex. tele conv.]............................................................................................216 • [Antiflikkering].............................................................................................216 • [Stille bediening].........................................................................................216 • [Micr. weerg.]..............................................................................................216 • [Micr. instellen] ...........................................................................................216 • [Windreductie] ............................................................................................217 11. Beelden afspelen en bewerken Afspelen van groepsbeelden...........................................................................218 Creëren van foto’s uit een video .....................................................................220 Gebruik van het [Afspelen] Menu ...................................................................221 • [2D/3D-inst.] ...............................................................................................221 • [Diashow] ...................................................................................................221 • [Afspeelfunctie] ..........................................................................................223 • [Locatie vermelden]....................................................................................224 • [Retouche wissen]......................................................................................225 • [Titel bew.] ..................................................................................................227 • [Tekst afdr.].................................................................................................228 • [Splits video]...............................................................................................230 • [Intervalvideo].............................................................................................231 • [Stop-motionvideo] .....................................................................................232 • [Nw. rs.] ......................................................................................................233 • [Bijsnijden]..................................................................................................234 • [Roteren]/[Scherm roteren] ........................................................................235 • [Favorieten] ................................................................................................236 • [Print inst.] ..................................................................................................237 7 • [Beveiligen] ................................................................................................239 • [Gez.herk. bew.] .........................................................................................240 • [Wissen bevestigen]...................................................................................240 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Wi-FiR functie....................................................................................................241 Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie.............................................................244 Bediening met een smartphone/tablet ...........................................................245 • Installeren van de “Image App” app voor smartphone/tablet ....................245 • Verbinden met een smartphone/tablet .......................................................246 • Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname) .......................247 • Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn .................................247 • Beelden in de camera naar een SNS versturen ........................................248 • Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen........248 • Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te bedienen....................................................................................................249 Weergeven van beelden op een TV ................................................................252 Draadloos afdrukken........................................................................................253 Versturen van beelden naar een AV-inrichting ..............................................254 Versturen van beelden naar een PC ...............................................................257 Gebruik van web-diensten...............................................................................261 • Versturen van beelden naar een webservice.............................................262 • Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] .....................265 Registratie bij “LUMIX CLUB” .........................................................................267 • Over de [LUMIX CLUB]..............................................................................267 • Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat ..................272 Verbindingen.....................................................................................................273 • Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk)..................................274 • Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse verbinding).................................................................................................277 • Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen ([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit favorieten]).................................................................................................278 • Instellingen om beelden te versturen .........................................................280 [Wi-Fi setup] Menu ...........................................................................................283 13. Aansluiten op andere apparatuur Van 3D-beelden genieten .................................................................................285 Beelden terugspelen op een TV-scherm ........................................................288 • Gebruik van VIERA Link (HDMI)................................................................290 Bewaren van foto's en films op uw PC...........................................................292 • Over de geleverde software.......................................................................293 Bewaren van foto's en films op een recorder ................................................298 Beelden afdrukken ...........................................................................................299 8 14. Overige Optionele accessoires .....................................................................................305 Monitordisplay ..................................................................................................306 Waarschuwingen op het scherm ....................................................................312 Menulijst ............................................................................................................316 • [Opname] ...................................................................................................316 • [Bewegend beeld] ......................................................................................319 • [Voorkeuze] ................................................................................................320 • [Set-up] ......................................................................................................322 • [Afspelen] ...................................................................................................324 Problemen oplossen ........................................................................................325 Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik ...........................................................341 9 1. Voor Gebruik Zorgdragen voor de fotocamera Niet blootstellen aan sterke trillingen, schokken of druk. • De lens, de monitor of de ombouw kunnen beschadigd worden bij gebruik onder de volgende omstandigheden. Hierdoor kunnen ook storingen ontstaan of kan het zijn dat het beeld niet wordt opgenomen, indien u: – Het toestel laten vallen of er tegen stoten. – Hard op de lens of op de monitor duwt. Dit toestel is niet stof-/druppel-/waterbestendig. Vermijd dit toestel te gebruiken op plaatsen waar veel stof, water, zand enz., aanwezig is. • Vloeistof, zand en andere substanties kunnen in de ruimte rondom de lens, de knoppen, enz., terechtkomen. Let bijzonder goed op omdat dit niet alleen storingen kan veroorzaken, maar het toestel ook onherstelbaar kan beschadigen. – Plaatsen met veel zand of stof. – Plaatsen waar water in contact kan komen met dit toestel, zoals wanneer u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand. Steek uw handen niet in demontagestructuur van de digitale camerabody. Aangezien de sensoreenheid precisieapparatuur is, kan dit storingen of schade veroorzaken. ∫ Condensvorming (als de lens of de monitor bewasemd zijn) • Condens treedt op wanneer de omgevingstemperatuur of de vochtigheid veranderen. Pas op voor condens omdat het vlekken op de lens en de monitor, schimmel of storingen van de camera veroorzaakt. • Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt komt van de kamertemperatuur. 10 1. Voor Gebruik Standaardaccessoires Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen. • De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht. Raadpleeg voor details over de accessoires “Beknopte gebruiksaanwijzing”. • Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst. • Batterijlader wordt aangegeven als batterijlader of lader in de tekst. • De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden aangegeven als kaart in de tekst. • De kaart is optioneel. • De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de onderling verwisselbare lens (H-FS12032). • Raadpleeg uw verkoper of Panasonic als u de bijgeleverde accessoires verliest (u kunt de accessoires apart aanschaffen.) 11 1. Voor Gebruik Namen en functies van de componenten ∫ Camera 1 2 3 4 5 6 7 Zelfontspannerlampje (P174)/ AF-lamp (P145) Sensor Flits (P200) Pasmarkering voor de lens (P21) Bevestiging Lensvergrendeling Lensvrijgaveknop (P20) 1 4 8 Openingshendel flitser (P200) • De flitser gaat open en het wordt mogelijk 9 Luidspreker (P47) • Pas op de luidspreker niet te bedekken met uw 2 3 5 8 9 6 7 10 11 opnames met de flitser te maken. vinger. Dat zou het geluid moeilijk hoorbaar kunnen maken. 10 11 12 13 14 Bewegend beeldknop (P208) [(] (Afspeel)-toets (P65) Aanraakscherm (P15)/monitor (P306) 12 13 14 15 16 17 [MENU/SET] knop (P17, 37) [ ] (Wis)-knop (P71)/ [ ] (Quick Menu/Terug)-knop (P40) 15 Bedieningsfunctieknop (P17) 16 [DISP.] knop (P62, 69) • Iedere keer dat op de knop gedrukt wordt, wordt de weergave op de monitor omgeschakeld. 17 Cursorknoppen (P17) 3/[È] (Belichtingscompensatie) (P79, 88, 106, 157) 1/[ ] (Witbalans) (P123) 2/[ ] (Auto Focus modus) (P135) 4/[ ] (Drive-modus) (P167) Enkel (P57)/Burst (P168)/Auto bracket (P171)/Zelfontspanner (P174) 12 1. Voor Gebruik 18 Stereomicrofoon (P216) • Zorg ervoor de microfoon niet te bedekken met 18 19 20 uw vinger. Dat zou het geluid moeilijk opneembaar kunnen maken. 19 20 21 22 Toestel AAN/UIT (P35) Ontspanknop (P57) Focusafstand referentiemarkering (P152) [Fn1]-knop (P43) • Op het moment van aankoop is [Wi-Fi] op [Fn1] 21 22 23 24 25 ingesteld. (P242) 23 Hendel focusfunctie (P135, 147) 24 Statuslampje (P35)/ Lampje Wi-Fi®-verbinding (P242) • Het lampje gaat groen branden als de camera ingeschakeld wordt en blauw als hij met Wi-Fi verbonden is. 25 Instelknop (P61) 26 Lusje voor schouderriem (P22) • Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen 26 wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te zorgen dat u deze niet zal laten vallen. 27 28 27 [HDMI]-aansluiting (P288) 28 [AV OUT/DIGITAL]-aansluiting (P289, 295, 298, 299) 29 Montagedeel statief (P348) • Een statief met een schroeflengte van 5,5 mm of meer kan dit toestel beschadigen als het aangesloten wordt. 30 Kaart/Batterijklep (P29) 31 DC-koppelaardeksel • Als u een netadapter gebruikt, wees er dan zeker 29 30 31 32 van dat de DC-koppelaar van Panasonic (optioneel) en de netadapter (optioneel) gebruikt worden. (P305) 32 Vrijgavehendel (P29) 13 1. Voor Gebruik ∫ Lens H-FS12032 1 2 1 2 3 4 5 6 7 H-H020A 3 4 5 1 6 7 5 6 Lensoppervlak Tele Zoomring (P193) Breed Contactpunt Pasmarkering voor de lens (P21) Focusring (P148) • De onderling verwisselbare lens (H-FS12032) heeft geen focusring maar de manuele focus kan gebruikt worden om de camera te bedienen. Raadpleeg P147 voor details. • De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen optreden tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing. • Er zullen werkgeluiden worden opgenomen wanneer u automatisch scherpstelt tijdens het opnemen van bewegende beelden. (P60) Het wordt aanbevolen op te nemen met [Continu AF] (P213) op [OFF], als het werkgeluid een probleem voor u is. Het is overigens niet mogelijk de focusmodus op [AFC] of [AFF] te zetten. (P136) 14 1. Voor Gebruik Aanraakscherm (capacitatief) Bedien het aanraakscherm rechtstreeks met uw vinger. ∫ Aanraken Aanraken en loslaten van het aanraakscherm. • Als u kenmerken met gebruik van het aanraakscherm Fn2 Fn3 Fn6 selecteert, raak dan het midden van de gewenste icoon aan. Fn4 Fn5 Fn6 ∫ Verslepen Een beweging zonder het aanraakscherm los te laten. Het kan ook gebruikt worden om tijdens het afspelen naar het volgende beeld te gaan, enz. ∫ Knijpen (vergroten/verkleinen) Spreid het aanraakpaneel met twee vingers uiteen (vergroten) of knijp het samen (verkleinen). 15 2.0X 1. Voor Gebruik • Raak het paneel aan met een schone, droge vinger. • Als u een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt, neem dan de instructies in acht die bij het vel verstrekt worden. (sommige beschermvellen voor monitors kunnen het zicht of de werking verslechteren.) • Druk niet met harde puntige voorwerpen, zoals een balpen, op de monitor. • Niet te werk gaan met uw nagels. • Veeg de monitor af met een droge, zachte doek als deze vingerafdrukken of ander vuil bevat. • Maak geen krassen op de monitor en druk er niet te hard op. • Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakscherm weergegeven worden het “Monitordisplay” op P306. In deze gevallen niet beschikbaar: • Het kan zijn dat het aanraakpaneel in de volgende gevallen niet normaal werkt. – Als het door een gehandschoende hand aangeraakt wordt – Als het door een natte hand aangeraakt wordt (water of handcrème, enz.) – Als het aanraakpaneel nat is – Als een in de handel verkrijgbaar beschermvel voor de monitor gebruikt wordt – Als meerdere handen of vingers het scherm op hetzelfde moment aanraken Inschakeling/uitschakeling van de aanraakbediening [MENU] > [Voorkeuze] > [Touch inst.] • Als deze op [OFF] staat, wordt geen overeenkomstige aanraak-tab of aanraak-icoon op het scherm weergegeven. [Touch scherm] [Touch tab] Alle aanraakhandelingen. Wanneer er ingesteld is op [OFF], kunnen er alleen knop- en functieknophandelingen uitgevoerd worden. [ON]/[OFF] Bediening voor het weergeven van de aanraakiconen door de tabs aan te raken, zoals [ ], die rechts op het scherm weergegeven worden. [ON]/[OFF] [Touch AF] Bediening voor het optimaliseren van de scherpstelling, of van zowel de scherpstelling als de helderheid, van een aangeraakt onderwerp. [AF] (P141)/[AF+AE] (P163)/[OFF] 16 1. Voor Gebruik Cursorknoppen/[MENU/SET] knop Op de cursorknop drukken: Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit. Op [MENU/SET] drukken: De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd. • Deze gebruiksaanwijzing geeft de op-, neer-, links- en rechtsbeweging van de cursorknop weer als 3/4/2/1. Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakscherm, dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de [MENU/SET]-knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven wordt, zoals de afbeelding rechts toont. Zelfs op menuschermen, enz., waarop de gids niet afgebeeld wordt, kunt u de instellingen en de selecties maken met gebruik van de knoppen. Bedieningsfunctieknop De bedieningsfunctieknop draaien: Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit. In deze gebruiksaanwijzing, wordt het draaien van de bedieningsfunctieknop als volgt afgebeeld. Weergeven/niet weergeven van de gebruiksaanwijzing [MENU] > [Voorkeuze] > [Draaiknop gids] > [ON]/[OFF] • Als [ON] ingesteld is, wordt de gebruiksaanwijzing voor modusknoppen, andere knoppen, enz., op het opnamescherm weergegeven. 17 3.5 60 0 98 1. Voor Gebruik Over de Lens ∫ Micro Four Thirds™ montagespecificatielens Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds montage). ∫ Four Thirds™ montagespecificatielens Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan gebruikt worden met gebruik van de montageadapter (DMW-MA1: optioneel). ∫ Leica montagespecificatielens Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel) gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen gebruiken. • Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins kunnen verschillen van de toegekende afstand. • Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [Opn. zonder lens] (P20) dan op [ON]. 18 1. Voor Gebruik Over de lens en de functies Er zijn functies die niet gebruikt kunnen worden, of het kan zijn dat de werking anders is, al naargelang de lens die gebruikt wordt. Instelling Auto Focus/Auto lensopening/Defocus control functie (P78)/[Schaduwcomp.] (P133)/[Quick AF] (P144)/[Sluitertype] (P165)/[Stabilisatie] (P191)/[Powerzoomlens] (P198)/Touch zoom (P199) Raadpleeg de website voor details over de gebruikte lens. Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot compatibele lenzen. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) • Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u gebruikt. • De brandpuntlengte die op de gebruikte lens aangeduid wordt, zal dubbel zo lang zijn bij gebruik op een filmcamera van 35 mm. (Het zal gelijk zijn aan een lens van 100 mm als een lens van 50 mm gebruikt wordt.) Raadpleeg de website voor details over de verwisselbare 3D-lens. 19 2. Voorbereidingen vóór het opnemen De Lens veranderen Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's en dus het plezier met de camera doen toenemen. Verander de lens m.b.v. de volgende procedure. • Controleer dat het toestel uitstaat. • Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) aangebracht of verwijderd wordt, trek de lenscilinder dan in. • Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P342 als vuil of stof op de lens terechtkomen. De lens losmaken • Bevestig de lensdop. Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens B drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de lens stopt waarna u deze verwijdert. • Houd de basiszone van de lens A vast en draai eraan. • Als de lens van de camerabody weggenomen wordt, zorg er dan voor eerst de body-kap op de camerabody aan te brengen en vervolgens de achterste lensdop op de lens. Inschakelen/uitschakelen van de vrijgave van de sluiter zonder lens. [MENU] > [Voorkeuze] > [Opn. zonder lens] [ON]: De sluiter werkt, ongeacht de vraag of er een lens op het toestel is aangebracht. [OFF]: De sluiter zal niet werken als geen lens op de body van de camera bevestigd is, of als deze niet correct bevestigd is. • Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel), stel dan [ON] in. 20 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Bevestigen van de lens • Verwijder de achterste lensdop van de lens. • Als de body-kap op het toestel zit, verwijder deze dan. Lijn de pasmarkeringen voor de lens A uit en draai de lens vervolgens in de richting van de pijl tot de klik gehoord wordt. • Druk niet op de vrijgaveknop van de lens B als u een lens aanbrengt. • Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel vasthoudt omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen. • Breng uw vingers niet in de structuur wanneer de lens en de body-kap van het toestel verwijderd zijn. • Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P305) 21 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Het bevestigen van de Schouderriem • We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het vallen ervan tegen te gaan. 1 Haal de schouderriem door het lusje van de schouderriem op het toestel. A: Lusje voor schouderriem A 2 3 4 Haal het uiteinde van de schouderriem door de ring in de richting van de pijl en haal het vervolgens door de stopper. Haal het uiteinde van de schouderriem door het gat aan de andere kant van de stopper. Trek aan de andere kant van de schouderriem en controleer vervolgens dat deze er niet uit zal komen. • Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig vervolgens de andere kant van de schouderriem. 22 2. Voorbereidingen vóór het opnemen • Gebruik de schouderriem om uw schouder. – Draag hem niet om uw nek. – Dit kan leiden tot letsel of ongevallen. • Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan. – De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken. 23 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Opladen van de Batterij ∫ Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken Er is geconstateerd dat namaakbatterijpakketten, die sterk op het originele product lijken, in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne bescherming om te voldoen aan de eisen van de toepasselijke veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. Wij informeren u dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als gevolg van het gebruik van een namaakbatterijpakket kunnen plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele batterijpakketten van Panasonic. • Gebruik hiervoor de lader en de batterij. Opladen • De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op. • Laad de batterij binnenshuis met de lader. 1 2 Steek de batterij in de goede richting. Steek de stekker van de lader in het stopcontact. plug-in-type • Het [CHARGE] lampje A gaat branden en het laden begint. 24 inlaattype 2. Voorbereidingen vóór het opnemen ∫ Over het [CHARGE] lampje Aan: Opladen. Uit: Opladen is voltooid. (Sluit de lader af van het stopcontact en verwijder de batterij als het laden geheel klaar is.) • Als het [CHARGE] lampje knippert – De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC. – De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek. ∫ Oplaadtijd Oplaadtijd Ongeveer 130 min • De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders. ∫ Batterijaanduiding 4:3 L AFS • De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom opgeraakt is. 98 (het statuslampje knippert ook) Laad de batterij of vervang hem door een volledig geladen batterij. • Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte. • De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.) 25 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ∫ Opnemen stilstaande beelden (Met CIPA-standaard in programma-AE-functie) Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt Aantal beelden Ongeveer 230 beelden opnametijd Ongeveer 115 min Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt Aantal beelden Ongeveer 220 beelden opnametijd Ongeveer 110 min Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard • CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association]. • Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de monitor aan staat. • Gebruik van een Panasonic SDHC-geheugenkaart. • De geleverde batterij gebruiken. • Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten. (Wanneer u een onderling verwisselbare lens die compatibel is met de optische beeldstabilisatorfunctie erop zet, stel dan de optische beeldstabilisator in op [ ]) • Opnemen om de 30 seconden met iedere tweede opname gebruik van de volledige flitser. • Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen afgekoeld zijn. Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af. [Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).] 26 2. Voorbereidingen vóór het opnemen ∫ Opname bewegende beelden [AVCHD] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/50i] staat) Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt Opneembare tijd Ongeveer 80 min Huidige opnametijd Ongeveer 40 min Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt Opneembare tijd Ongeveer 80 min Huidige opnametijd Ongeveer 40 min [MP4] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/25p] staat) Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt Opneembare tijd Ongeveer 80 min Huidige opnametijd Ongeveer 40 min Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt Opneembare tijd Ongeveer 80 min Huidige opnametijd Ongeveer 40 min • Deze tijden gelden voor een omgevingstemperatuur van 23 oC en een vochtigheid van 50%RH. Gelieve erop letten dat deze tijden bij benadering gelden. • De huidige opneembare tijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals het in- en uitschakelen van dit toestel, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald worden. • De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en 59 seconden. • De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en 59 seconden of tot 4 GB. (Voor [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het bestandformaat groot en zal de opneembare tijd ingekort worden tot minder dan 29 minuten en 59 seconden.) 27 2. Voorbereidingen vóór het opnemen ∫ Terugspelen Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt Terugspeeltijd Ongeveer 160 min Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt Terugspeeltijd Ongeveer 150 min • De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de omgeving en de gebruiksaanwijzing. In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te maken beelden verminderd. – In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen. – Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt. • Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij. 28 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/batterij • Controleer of het toestel uit staat. • We raden een kaart van Panasonic aan. 1 1: Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl. 2: Open het kaart-/batterijdeurtje. • Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken. • Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij de kwaliteit van dit product niet. 2 Batterij: Let op bij de richting van plaatsing van de batterij en plaats hem volledig naar binnen, tot u een blokkeergeluid hoort. Controleer dan of hendel A de batterij vergrendeld heeft. Trek hendel A in de richting van de pijl om de batterij uit te nemen. Kaart: Duw er net zolang tegen tot u een “klik” hoort en let op de richting waarin u de kaart plaatst. Om de kaart uit te nemen, op de kaart duwen tot deze “klikt” en de kaart vervolgens rechtop uitnemen. B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken. 29 2. Voorbereidingen vóór het opnemen 3 1: Sluit de kaart/batterijklep. 2: Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl. • Verwijder de batterij na gebruik. (Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.) • De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing. • Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.) 30 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Over de -kaart Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden De volgende kaarten, die overeenstemmen met de SD-standaard, kunnen gebruikt worden met dit toestel. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.) Opmerkingen SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB) SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB) SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB) • SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden in apparatuur die daarmee compatibel is. • Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html • Dit toestel is compatibel met UHS-I standaard SDHC/ SDXC-geheugenkaarten. • Alleen de kaarten met de links vermelde capaciteit kunnen gebruikt worden. ∫ Opnemen van films en SD-snelheidklasse Controleer de SD-snelheidklasse (de snelheidstandaard voor continu opnemen) op het etiket van de kaart, enz. wanneer u een film opneemt. Gebruik een kaart met SD-snelheidklasse met “Klasse 4” of meer voor het opnemen van [AVCHD]/[MP4]-films. b.v.: • Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) Toegang tot de kaart De toegangsaanduiding wordt rood als beelden op de kaart opgenomen worden. • Tijdens de toegang (schrijven van beelden, lezen en wissen, 50 i 4:3 L formatteren, enz.) dit toestel niet uitschakelen, de batterij of de kaart niet verwijderen of de (optionele) netadapter afsluiten. Stel dit toestel bovendien niet bloot aan trillingen, stoten of statische elektriciteit. De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen werken. Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie opnieuw uitvoeren. 31 AFS 2. Voorbereidingen vóór het opnemen • Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de  [LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn 2 originele positie.) • De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de camera of de kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz. • Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart inslikken. Formatteren van de kaart (initialisatie) Formatteer de kaart alvorens beelden met dit toestel op te nemen. Aangezien de gegevens na het formatteren niet teruggewonnen kunnen worden, dient u van te voren een back-up van de benodigde gegevens te maken. Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Set-up] > [Formatteren] • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) (P305) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren. • Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart opnieuw op het toestel. • Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u contact opneemt met Panasonic. 32 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd ∫ Aantal opnamen • Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [A] [Fotoresolutie] L (16M) M (8M) S (4M) 2 GB 220 410 690 • Beeldverhouding [4:3], Kwaliteit [ [Fotoresolutie] L (16M) M (8M) S (4M) 2 GB 68 79 86 8 GB 900 1650 2800 32 GB 3640 6690 11360 64 GB 7260 13000 21480 8 GB 270 320 340 32 GB 1110 1300 1410 64 GB 2230 2580 2800 ] ∫ Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen) • “h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde. • De opneembare tijd is de totale tijd van alle films die opgenomen zijn. • [AVCHD] [Opn. kwaliteit] 2 GB 8 GB 32 GB 64 GB [FHD/50i] 14m00s 1h1m 4h9m 8h26m [FHD/25p]/ [FHD/24p] 10m00s 43m00s 2h57m 5h58m [HD/50p] 14m00s 1h1m 4h9m 8h26m • [MP4] [Opn. kwaliteit] 2 GB 8 GB 32 GB 64 GB [FHD/25p] 11m00s 49m00s 3h22m 6h50m [HD/25p] 22m00s 1h34m 6h27m 13h4m [VGA/25p] 49m00s 3h28m 14h11m 28h45m 33 2. Voorbereidingen vóór het opnemen • Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het aantal opneembare beelden en de beschikbare opnametijd variëren. • De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [AVCHD] bedraagt 29 minuten en 59 seconden. • De maximumtijd voor het continu opnemen van films met [MP4] bedraagt 29 minuten en 59 seconden of tot 4 GB. (Voor [FHD/25p] in het [MP4]-formaat is het bestandformaat groot en zal de opneembare tijd ingekort worden tot minder dan 29 minuten en 59 seconden.) • De maximaal beschikbare continue opnametijd wordt op het beeldscherm weergegeven. Omschakelen van de weergave tussen het aantal opneembare beelden en de beschikbare opnametijd [MENU] > [Voorkeuze] > [Rest-aanduiding] [ ] ([Rest.opnamen]): Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor stilstaande beelden. [ ] ([Rest.tijd]): Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende beelden afbeelden. • [9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden. 34 0 98 Aantal opnamen 0 R5m04 4s Beschikbare opnametijd 2. Voorbereidingen vóór het opnemen De datum en de tijd instellen (Klokinstelling) • De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt. 1 Zet het toestel aan. • Als de camera ingeschakeld wordt, zal het controlelampje van de status 1 groen gaan branden. • Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld, overgaan op stap 4. 2 3 4 5 Op [MENU/SET] drukken. Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET]. Op [MENU/SET] drukken. Druk op 2/1 om de items te selecteren (jaar, maand, dag, uur, minuten) en druk op 3/4 om ze in te stellen. : : A: De tijd in uw woongebied B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied • De instelling van de klok kan gewist worden door op [ ] te drukken. Instelling van weergavevolgorde en formaat tijdweergave. • Om het instelscherm voor de volgorde/tijd weer te geven, selecteert u [Indeling] en drukt u vervolgens op [MENU/ SET]. 6 7 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. Druk op het bevestigingsscherm op [MENU/SET]. • Wanneer een onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt en de lenscilinder is ingetrokken, is het niet mogelijk opnames te maken (er zal een bericht weergegeven worden). Draai aan de zoomring om de lens uit te trekken. (P55) 35 2. Voorbereidingen vóór het opnemen De klokinstelling veranderen Selecteer [Klokinst.] in het [Set-up]-menu. (P37) • De klok kan opnieuw ingesteld worden zoals afgebeeld wordt in de stappen 5 en 6. • De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.) • Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de beelden instelt met [Tekst afdr.] of de beelden laat afdrukken door een fotograaf. 36 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Menu instellen Het [Set-up]-menu bevat enkele belangrijke instellingen die op de klok en de stroom van de camera betrekking hebben. Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel. Menuonderdelen instellen U kunt de menu-items op twee manieren instellen: met de knoppenbediening, dus door op de cursorknop te drukken en aan de bedieningsknop te draaien, of met de aanraakbediening, door het scherm aan te raken. In deze gebruiksaanwijzing worden de stappen voor de instelling van een menu-onderdeel als volgt beschreven. Voorbeeld: In het [Opname]-menu verandert [Kwaliteit] van [A] in [›] [MENU] > 1 [Opname] > [Kwaliteit] > [›] Op [MENU/SET] drukken. [Opname] (P316) In dit menu kunt u de beeldverhouding, het aantal pixels en andere aspecten van de beelden die u aan het opnemen bent instellen. [Bewegend beeld] (P215) Dit menu laat u de [Opname-indeling], [Opn. kwaliteit], en andere aspecten voor filmopnames instellen. [Voorkeuze] (P320) De werking van het toestel, zoals het weergeven van het beeldscherm en de werking van de knoppen, kan naar goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien mogelijk om de gewijzigde instellingen te registreren. [Set-up] (P45) Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon van de werkingspiep selecteren en andere instellingen die het gemakkelijker voor u maken om de camera te hanteren maken. U kunt ook de instellingen van de functies die met Wi-Fi verband houden configureren. [Afspelen] (P324) Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen. 37 2. Voorbereidingen vóór het opnemen ∫ Schakelen naar andere menu’s bijv. naar het [Set-up]-menu vanuit het [Opname]-menu. 1 2 3 Druk op 2. Druk op 3/4 om [ ] of een andere icoon voor het omschakelen van het menu te selecteren. • De icoon voor het omschakelen van het menu kan ook A geselecteerd worden door aan de bedieningsknop te draaien. Op [MENU/SET] drukken. • Selecteer een menu-item erna en stel het in. (bij aanraakbediening) Raak [ 2 ] aan of een andere icoon A om tussen de menu's te schakelen. Druk op 3/4 van de cursorknop om het menu-item te selecteren en druk op [MENU/ SET]. • Het menu-item kan ook geselecteerd worden door aan de bedieningsknop te draaien. • U kunt ook naar het volgende scherm gaan door op [DISP.] te drukken. (bij aanraakbediening) Raak het menu-onderdeel aan. • Er kan van pagina veranderd worden door [ 3 ]/[ ] aan te raken. Druk op 3/4 van de cursorknop om de instelling te selecteren en druk op [MENU/ SET]. • De instelling kan ook geselecteerd worden door aan de bedieningsknop te draaien. • Afhankelijk van het menuitem kan het zijn dat de instelling ervan niet verschijnt, of dat deze op een andere manier wordt weergegeven. (bij aanraakbediening) Raak de in te stellen instelling aan. 38 2. Voorbereidingen vóór het opnemen • Als [Menu-informatie] (P51) in het [Set-up]-menu op [ON] gezet is, worden de uitleg van de menu-items en de instellingen op het menuscherm weergegeven. • Als u [Menu hervat.] (P51) in het [Set-up]-menu op [ON] zet, toont het scherm het laatst geselecteerde menu-item. Op het moment van aankoop staat deze op [ON]. • Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties. ∫ Sluit het menu Druk op [ in. ] of druk de sluiterknop tot halverwege (bij aanraakbediening) Raak [ ] aan. Instelling van de achtergrond van het menuscherm U kunt de achtergrond van het menuscherm instellen op grond van uw voorkeur. 1 Selecteer het menu. [MENU] > 2 [Set-up] > [Achtergrondkleur] Druk op 3/4 om de achtergrondkleur te kiezen en druk vervolgens op [MENU/ SET]. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 39 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Snel oproepen van veelgebruikte menu's (Quick Menu) M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden. • De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt. 1 2 Druk op [ geven. ] om het Snelmenu weer te Draai aan de bedieningsknop om het menu-item te selecteren en druk vervolgens op 4 of 3. 50 i 4:3 L AFS • Het menu-item kan ook geselecteerd worden door op 2/ 3 0 3.5 60 1 te drukken. Draai aan de bedieningsknop om de instelling te selecteren. 50 i 4:3 L AUTO AWB AFS • De instelling ook geselecteerd worden met 2/1. 4 Druk op [ ] om het menu te verlaten als de instelling eenmaal voltooid is. 3.5 60 0 AUTO AWB • U kunt het menu sluiten door de sluiterknop tot halverwege in te stellen. Omschakelen van de methode voor het instellen van onderdelen van het Quick Menu [MENU] > [Voorkeuze] > [Q.MENU] [PRESET]: De fabrieksitems kunnen ingesteld worden. [CUSTOM]: Het Quick Menu zal uit de gewenste items bestaan. (P41) 40 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Stel het snelmenu in met uw favoriete items Als [Q.MENU] (P40) in het [Voorkeuze]-menu op [CUSTOM] gezet is, kan het Quick Menu naar wens veranderd worden. Er kunnen tot 15 items in het Quick Menu ingesteld worden. 1 Druk op 4 om [ ] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 4:3 L 2 3 Druk op 3/4/2/1 om het menu-item in de bovenste rij te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 2/1 om de lege ruimte op de onderste regel te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. AUTO A AFS OFF 123 ON OFF OFF OFF A Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden. B Items die in het beeldscherm van het snelmenu weergegeven kunnen worden. 4:3 L AUTO B • U kunt het menu-item ook instellen door het van de bovenste naar de onderste regel te verslepen. • Als er geen lege ruimte op de onderste regel is, kunt u een bestaand item vervangen door een nieuw item door het bestaande item te selecteren. • Om de instelling te wissen, verplaatst u zich naar de onderste rij door op 4 te drukken en vervolgens een te wissen item te selecteren waarna u op [MENU/SET] drukt. • De volgende items kunnen ingesteld worden: Menu [Opname] – [Fotostijl] (P120) – [Aspect.inst.] – [HDR] (P131) – [Sluitertype] (P165) – [Flitserfunctie] (P203) – [Flitser instel.] (P207) – [Ex. tele conv.] ([Aspectratio] (P128)/[Fotoresolutie] (P128)) – [Kwaliteit] (P129) – [Gevoeligheid] (P158) – [Meetfunctie] (P161) – [Int.dynamiek] (P130) – [I.resolutie] (P130) (foto’s/films) (P194) – [Dig. zoom] (P197) – [Stabilisatie] (P191) 41 2. Voorbereidingen vóór het opnemen [Bewegend beeld]-menu Menu [Voorkeuze] – [Filmopnamestnd] – [Stille modus] (P184) – [AFS/AFF] (P137) – [Peaking] (P150) – [Histogram] (P63) – [Richtlijnen] (P63) – [Opn.gebied] (P209) – [Stapsg. zoom] (P198) – [Zoom snelheid] (P198) ([Opname-indeling] (P211)/[Opn. kwaliteit] (P211)) – [Foto/film] (P214) 4 Druk op [ ]. • Het zal naar het beeldscherm van stap 1 terugkeren. Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm te schakelen. 42 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Toekennen van veelgebruikte functies aan de knoppen (functieknoppen) U kunt opnamefuncties, enz., aan specifieke knoppen en iconen toekennen. 1 Selecteer het menu. [MENU] > 2 3 [Voorkeuze] > [Fn knopinstelling] Druk op 3/4 om de functieknop waaraan u een functie wilt toekennen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om de functie die u wilt toekennen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Sommige functies kunnen niet toegekend worden, afhankelijk van de functieknop. [Opname] menu/Opnamefuncties – [Wi-Fi] (P242): [Fn1]¢ – [AF/AE LOCK] (P155) – [AF AAN] (P149, 155) – [1x drukken-AE] (P92) – [Touch AE] (P162) – [Voorvertoning] (P90): [Fn2]¢ – [Niveaumeting] (P64): [Fn3]¢ – [Zoombediening] (P193) – [Fotostijl] (P120) – [Aspectratio] (P128) – [Fotoresolutie] (P128) – [Kwaliteit] (P129) – [Gevoeligheid] (P158) – [Meetfunctie] (P161) – [Int.dynamiek] (P130) – [I.resolutie] (P130) – [HDR] (P131) – [Sluitertype] (P165) – [Flitserfunctie] (P203) – [Flitser instel.] (P207) – [Ex. tele conv.] (foto’s/films) (P194) – [Dig. zoom] (P197) – [Stabilisatie] (P191) – [Terug naar standaard] (P44) [Bewegend beeld]-menu – [Filmopnamestnd] – [Foto/film] (P214) ([Opname-indeling] (P211)/[Opn. kwaliteit] (P211)) Menu [Voorkeuze] – [Stille modus] (P184) – [AFS/AFF] (P137) – [Peaking] (P150) – [Histogram] (P63): [Fn4]¢ – [Richtlijnen] (P63) – [Opn.gebied] (P209) – [Stapsg. zoom] (P198) – [Zoom snelheid] (P198) ¢ Instelling van de functieknoppen op het moment van aankoop. (Op het moment van aankoop zijn de instellingen van de functieknoppen niet aan [Fn5] en [Fn6] toegekend.) • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 43 2. Voorbereidingen vóór het opnemen • Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven beeldscherm. • Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op de fabrieksinstelling gezet worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • In de volgende gevallen werkt [Fn1] niet: – [Miniatuureffect]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) – [Multi-belicht.] – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt ∫ Gebruik van de functieknoppen met aanraakhandelingen [Fn2], [Fn3], [Fn4], [Fn5] en [Fn6] worden gebruikt door de functieknoppen aan te raken. 1 2 Raak [ ] aan. Raak [Fn2], [Fn3], [Fn4], [Fn5] of [Fn6] aan. • De toegeschreven functie zal werken. Fn2 Fn3 Fn6 Fn4 Fn5 Fn6 44 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Configureren van de basisinstellingen van dit toestel (instellingmenu) Voor details over hoe [Set-up] menu-instellingen te selecteren, P37 raadplegen. [Klokinst.] en [Besparing] zijn belangrijke onderdelen. Controleer de instellingen ervan alvorens ze te gebruiken. — [Klokinst.] • Raadpleeg P35 voor details. Stel de tijd van uw thuisgebied en reisbestemming in. U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de beelden die u maakt. • Stel onmiddellijk na de aankoop [Home] in. [Bestemming] kan ingesteld worden nadat [Home] ingesteld is. Druk na de selectie van [Bestemming] of [Home] op 2/1 om een gebied te selecteren en druk op [MENU/SET] om het in te stellen. “ [Bestemming]: U reisbestemming [Wereldtijd] A Huidige tijd van het bestemmingsgebied B Tijdverschil met thuiszone – [Home]: Uw woongebied A B C C Huidige tijd D Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) • Druk op 3 als u de zomertijd gebruikt [ D ]. (De tijd zal 1 uur vooruit gezet worden.) Druk nogmaals op 3 om terug te keren naar de normale tijd. • Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in. 45 2. Voorbereidingen vóór het opnemen De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden. U kunt het aantal dagen dat verstreken is weergeven wanneer u de beelden afspeelt en dit afdrukken op de beelden die opgenomen zijn [Tekst afdr.] (P228). [Reissetup]: [SET]: De vertrekdatum en de terugkeerdatum worden ingesteld. Het verstreken aantal dagen (het aantal dagen erna) van de reis wordt opgenomen. [OFF] [Reisdatum] • De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum zich na de terugkeerdatum bevindt. Als [Reissetup] op [OFF] gezet is, zal [Locatie] ook op [OFF] gezet worden. [Locatie]: [SET]: De reisbestemming wordt opgenomen op het moment van opname. [OFF] • Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, “Tekst Invoeren” op P54 raadplegen. • Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (bijgeleverd). • De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [Wereldtijd] instelt op de reisbestemming, wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de reisbestemminginstelling. • Het kenmerk [Reisdatum] wordt uitgeschakeld bij het opnemen van [AVCHD] films. • Tijdens het opnemen van films is het kenmerk [Locatie] uitgeschakeld. [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie]/[Wi-Fi setup] • Raadpleeg P244, 283 voor details. 46 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Dit biedt u de mogelijkheid het volume van het elektronische geluid en het elektronische sluitergeluid in te stellen. [Beep volume]: [Toon] [Shutter vol.]: [u] (Hoge) [ [t] (Laag) [ ] (Hoge) ] (Laag) [s] (OFF) [ ] (OFF) [Shutter toon]: [ 1 ]/[ 2 ]/[ 3 ] • Als [Stille modus] op [ON] gezet is, zullen [Beep volume] en [Shutter vol.] automatisch op [OFF] gezet worden. [Luidsprekervolume] Stel het volume van de luidspreker af op één van de 7 niveaus. • Wanneer u de camera aansluit op een TV, verandert het volume van de TV-luidsprekers niet. Bovendien wordt er wanneer er aangesloten is geen geluid uitgegeven vanaf de cameraluidsprekers. • Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt het volume op 0 gezet. De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de monitor worden ingesteld. [ ] ([Helderheid]): Afstellen van de helderheid. [ ] ([Contrast · Verzadiging]): Afstellen van contrast of helderheid van kleuren. [ [Scherm] ] ([Roodachtig]): Afstellen van rode tint. [ ] ([Blauwzweem]): Afstellen van blauwe tint. 1 Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken en stel bij met 2/1. • De instellingen kunnen ook uitgevoerd worden door aan de 2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. bedieningsknop te draaien. • Het kan zijn dat sommige onderwerpen op de monitor er anders uitzien dan in werkelijkheid. Dit heeft echter geen effect op de opgenomen beelden. 47 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Regelt de helderheid van de monitor op grond van het niveau van het omgevingslicht. [Helderheid scherm] „ [AUTO]: De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe helder het om het toestel heen is. … 1 [MODE1]: Maakt de monitor helderder. … 2 [MODE2]: Zet de monitor op de standaardhelderheid. … 3 [MODE3]: Maakt de monitor donkerder. • De helderheid van de beelden die op de monitor afgespeeld worden, wordt verhoogd dus sommige onderwerpen kunnen er op de monitor anders uit zien dan in werkelijkheid. Deze verhoging van de helderheid heeft geen effect op de opgenomen beelden. • De monitor keert na 30 seconden automatisch terug naar de standaardhelderheid als geen handelingen uitgevoerd worden en u opneemt in [MODE1]. De monitor zal opnieuw helder oplichten bij bediening van een knop of bij aanraking. • Als [AUTO] of [MODE1] ingesteld is, wordt de gebruikstijd korter. • [AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus. • Bij het gebruik van de netadapter (optioneel) is de begininstelling [MODE2]. 48 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Het toestel kan zo ingesteld worden dat onnodig batterijverbruik voorkomen wordt. [Besparing] [Slaapsmodus]: Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde tijdsperiode. [10MIN.]/[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF] [Auto scherm uit]: De monitor wordt automatisch uitgeschakeld als de camera niet gebruikt wordt gedurende de in de instelling geselecteerd tijd. [5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.] [Live View Modus]: Stelt de monitor zo in dat het stroomverbruik verminderd wordt. [NORMAL]/[ECO] • De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [Slaapsmodus] te annuleren. • Druk op ongeacht welke knop om de monitor opnieuw in te schakelen of raak de monitor aan. • Wanneer [Live View Modus] ingesteld is op [ECO] zou de beeldkwaliteit op het opnamescherm slechter kunnen zijn dan wanneer deze ingesteld is op [NORMAL], maar dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. • Als [Live View Modus] op [NORMAL] gezet is, wordt de gebruikstijd korter. • [Besparing] werkt niet in de volgende gevallen. – Wanneer u verbindt aan een PC of een printer – Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt – Tijdens een diavoorstelling – [Multi-belicht.] – [Intervalopname] • Als u de netadapter gebruikt (optioneel), is [Slaapsmodus] uitgeschakeld. • Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Auto scherm uit] vast op [5MIN.]. • Als u de netadapter gebruikt (optioneel), staat [Live View Modus] vast op [NORMAL]. Selecteer het USB-communicatiesysteem wanneer u de camera op uw PC of printer aansluit met de USB-aansluitingskabel (bijgeleverd). [USB mode] y [Select. verbinding]: [PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt. { [PictBridge(PTP)]: Instellen wanneer u verbinding maakt met een printer die PictBridge ondersteunt. z [PC]: Instellen wanneer u verbinding maakt met een PC. 49 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz., aangesloten moet worden. [Video uit]: Stel in om in elk land het systeem van de kleuren-TV overeen te doen komen. [NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld. [PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld. • Dit zal werken wanneer de AV-kabel (optioneel) of de HDMI-microkabel aangesloten is. [TV-aspect]: De verschillende TV-typen instellen. [16:9]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm. [4:3]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm. • Dit zal werken als de AV-kabel (optioneel) aangesloten is. [Output] [HDMI-functie]: Stel het formaat voor de HDMI-output in wanneer u afspeelt op de HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit toestel met gebruik van de HDMI-microkabel. [AUTO]: De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV. [1080i]: Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode met 1080 beschikbare scanlijnen. [720p]: De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt gebruikt voor output. [576p]¢1/[480p]¢2: De progressieve methode met 576¢1/480¢2 beschikbare scanlijnen wordt voor de output gebruikt. ¢1 Wanneer [Video uit] ingesteld is op [PAL] ¢2 Wanneer [Video uit] op [NTSC] gezet is • Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is. • Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.) 50 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Instellingen die dit toestel in staat stellen om door de afstandsbediening van de VIERA-apparatuur bediend te worden, door dit toestel automatisch te verbinden met de met VIERA Link compatibele apparatuur, met gebruik van de HDMI-microkabel. [ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn mogelijk) Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de knoppen worden bediend. [OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de knoppen op dit toestel. [VIERA link] • Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is. • Ga naar P290 voor meer informatie. Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden. [3D-weergave] [ ]: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele televisie. [ ]: Instellen voor aansluiting op een niet 3D-compatibele televisie. Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele beelden) op een 3D-compatibele televisie wilt bekijken. • Dit zal werken wanneer de HDMI-microkabel verbonden is. • Raadpleeg P286 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D. [Menu hervat.] Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste gebruikte menu-item. [ON]/[OFF] [Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in. • Raadpleeg P39 voor details. [Menu-informatie] De uitleg van de menu-items en de instellingen worden op het menuscherm weergegeven. [ON]/[OFF] 51 2. Voorbereidingen vóór het opnemen [Taal] De taal op het scherm instellen. • Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de gewenste taal in te stellen. — [Versie disp.] • Dit stelt de firmwareversies van de camera en de lens in staat gecontroleerd te worden. • Druk op [MENU/SET] op het beeldscherm voor de weergave van de versie om informatie over de software in het toestel weer te geven. [Belichtingscomp. reset] [Zelf ontsp. auto uit] Een belichtingswaarde kan gereset worden als de opnamemodus veranderd wordt of als de camera wordt uitgeschakeld. [ON]/[OFF] Stel in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren als dit toestel uitgeschakeld wordt. [ON]/[OFF] [Nr. resetten] Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001. • Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. • U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen. Het mapnummer moet gerest worden voordat het 999 bereikt. We raden aan de kaart (P32) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen heeft. • Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset u daarna het aantal bestanden met deze functie. Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [Ja] kiezen om het mapnummer opnieuw in te stellen. [Resetten] De instellingen van de opname of van instellingen/custom worden weer op de fabriekswaarden gezet. • Als de opname-instelling gereset wordt, wordt de inhoud van de volgende instellingen ook gereset. – De [Gezicht herk.]-instelling • Als de instellingen van instellingen/custom gereset worden, worden de volgende instellingen ook gereset. – De [Wereldtijd]-instelling – De instellingen van [Reisdatum] (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming) – De [Profiel instellen]-instelling – De instellingen van [Scherm roteren] en [Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu • Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd. 52 2. Voorbereidingen vóór het opnemen [Wi-Fi resetten] Zet alle instellingen in het [Wi-Fi]-menu opnieuw op de fabrieksinstellingen. (Uitgezonderd [LUMIX CLUB] (P271)) • Reset de camera altijd wanneer u deze weggooit of verkoopt om te voorkomen dat er persoonlijke informatie die in de camera opgeslagen is misbruikt wordt. • Reset de camera altijd nadat u een kopie maakt van persoonlijke informatie wanneer u de camera opstuurt om deze te laten repareren. [Pixelverbeter.] Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de beeldverwerking uitvoeren. • Beeldinrichting en beeldverwerking zijn optimaal op het moment dat het toestel aangeschaft wordt. Gebruik deze functie wanneer heldere punten, die niet in het onderwerp aanwezig zijn, opgenomen worden en u dit niet wilt. • Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de pixels. [Sensorreiniging] Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd. • De functie Stofreductie zal automatisch in werking gesteld zijn wanneer het toestel aanstaat, maar u kunt deze functie gebruiken wanneer u stof ziet. (P342) — [Formatteren] • Raadpleeg P32 voor details. 53 2. Voorbereidingen vóór het opnemen Tekst Invoeren Het is mogelijk om de namen van baby's, huisdieren en plaatsen in te voeren terwijl u opneemt. Als een scherm weergegeven wordt dat er uit ziet zoals rechts getoond wordt, kunt u de karakters (alleen alfabetische karakters en symbolen) invoeren. 1 Druk op 3/4/2/1 om tekst te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om deze te registreren. • Beweeg de cursor naar [ • • • • 2 ] en druk vervolgens op [MENU/SET] om de tekst om te schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters), [1] (nummers) en [&] (speciale lettertekens). Om hetzelfde letterteken opnieuw in te voeren, draait u de bedieningsknop naar rechts om de cursor te bewegen. De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden door de cursor naar het item t verplaatsen en op [MENU/SET] te drukken: – []]: Een spatie invoeren – [Wissen]: Karakter wissen – [ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar links – [ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar rechts Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden. (Maximum van 9 letters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.]) Er kan een maximum van 15 karakters ingevoerd worden voor [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ]. (maximaal 6 karakters wanneer u namen instelt in [Gezicht herk.]) Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [Inst.] en druk vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen. • Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past. 54 3. Basisbediening Tips om mooie opnamen te maken Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil houden en uw benen een beetje spreiden. • De flitser, de AF-lamp A of de microfoon B niet met uw vingers of andere objecten bedekken. • Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt. • Zorg ervoor de lensdop te verwijderen wanneer u opneemt. ∫ Wanneer u de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt, dient u op de volgende punten te letten De opname voorbereiden • Draai de zoomring in de richting van pijl 1 van positie A  (de lens is ingetrokken) naar positie B (12 mm tot 32 mm) om de lens uit te trekken. – Als de lenscilinder ingetrokken is, kunnen geen opnames gemaakt worden. C De lens is ingetrokken Intrekken van de lens • Draai de zoomring in de richting van pijl 2 van positie B (12 mm tot 32 mm) naar positie A om de lens in te trekken. – Wij raden aan de lens in te trekken wanneer u geen opnames maakt. 55 3. Basisbediening Spoort de richting van de camera op (Richtingsdetectiefunctie) Deze functie spoort de verticale richting op wanneer u opneemt met de camera verticaal gericht. Wanneer u de opname afspeelt, wordt de opname automatisch afgebeeld in verticale richting. (Alleen beschikbaar wanneer [Scherm roteren] (P235) ingesteld is op [ON].) • Wanneer u met dit toestel opneemt, kan de Richtingsdetectie uitgevoerd worden zelfs als u een lens gebruikt die niet compatibel is met de Richtingsdetectiefunctie. • Als het toestel verticaal gehouden wordt en aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor het opnemen, kan het zijn dat de Richtingdetectiefunctie niet correct werkt. • Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal afgebeeld. 56 3. Basisbediening Een foto maken • Zet de drivemodus op [ 1 2 ] (enkel) door op 4 ( ) te drukken. Selecteer de opnamemodus. (P61) De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen. A Lensopening B Sluitertijd • De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden weergegeven. (Het zal rood knipperen als de correcte belichting niet bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld is.) • Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de foto gemaakt worden, omdat [Prio. focus/ontspan] (P146) aanvankelijk op [FOCUS] gezet is. • De brandpuntaanduiding wordt als [ LOW ] in een donkere omgeving weergegeven en het scherpstellen kan langer duren dan normaal. D C 3.5 60 AB 3 Focus Wanneer er scherpgesteld is op het object Wanneer er niet scherpgesteld is op het object Aanduiding voor de scherpstelling C Aan Knippert AF-zone D Groen — Geluid Biept 2 keer — Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en maak het beeld. 57 3. Basisbediening • Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in. • Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens. 0,2 m tot ¶ (vanaf de referentielijn van de brandpuntafstand) Wanneer de onderling (brandpuntlengte 12 mm tot 20 mm) verwisselbare lens (H-FS12032) 0,3 m tot ¶ (vanaf de referentielijn van de gebruikt wordt brandpuntafstand) (brandpuntlengte 21 mm tot 32 mm) Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt 0,2 m tot ¶ (vanaf de referentielijn van de brandpuntafstand) Onderwerpen en opname-omstandigheden waarbij het scherpstellen moeilijk is • Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast. • Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen. • Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet. • Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij. Weergeven van het beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is [MENU] > [Voorkeuze] > [Auto review] [Tijdsduur] Stel de tijdsduur in waarna het beeld afgespeeld wordt nadat het opgenomen is. [HOLD]: De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt. [5SEC]/[4SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF] [Prior. afspeelbewerking] [ON] Het omschakelen van de weergave van het afspeelscherm, het wissen van foto's, enz., zijn mogelijk tijdens [Auto review]. [OFF] De knoppenbediening tijdens [Auto review] wordt dezelfde als die voor de opname. 58 3. Basisbediening Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden en wordt de foto automatisch gemaakt. 1 Raak [ ] aan. 2 Raak [ ×] aan. • De icoon zal in [ ] veranderen en het wordt mogelijk een foto te maken met de Touch Shutter-functie. AE 3 Raak het scherp te stellen onderwerp aan en neem de foto. • De foto kan gemaakt worden wanneer het brandpunt verkregen is. ∫ Annuleren van de Touch Shutter-functie Raak [ ] aan . • Als het afdrukken met de touch shutter mislukt, wordt de AF-zone rood en verdwijnt. Probeer het in dat geval opnieuw. • De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [Meetfunctie] (P161) op [ ] gezet is. Aan de rand van het scherm, zou het focussen beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond de aangeraakte plek. 59 3. Basisbediening Films opnemen Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen. De audio zal stereo opgenomen worden. 1 Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken. A Verstreken opnametijd B Beschikbare opnametijd • Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie A op te nemen. C • De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het opnemen van bewegende beelden. • Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt. • Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los. 2 Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken. 60 3s R1m37s B 3. Basisbediening Selecteren van de opnamemodus Selecteer de functie door de functieknop te draaien. • Draai de functieknop langzaam om de gewenste functie te selecteren. Intelligent Auto modus (P73) De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch gebruikt worden door het toestel. Intelligent Auto Plus modus (P81) Stelt u ook in staat om de helderheid en de kleurschakering in te stellen in Intelligent Auto modus. Programma AE-modus (P83) Neemt op bij de lensopeningwaarde en de sluitertijd die door de camera ingesteld zijn. Lensopening-Prioriteit AE-modus (P86) De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld hebt. Sluiter-Prioriteit AE-modus (P87) De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld hebt. Handmatige Belichtingsmodus (P88) De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u handmatig hebt ingesteld. Creatieve Videomodus (P116) Neemt bewegende beelden op met een handmatig ingestelde waarden van de lensopening en de sluitertijd. ¢ U kunt geen foto’s nemen. Voorkeuzemode (P118) Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen. Scene Guide modus (P93) Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt. Creative Control modus (P104) Opnemen terwijl het beeldeffect gecontroleerd wordt. 61 3. Basisbediening Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm weergegeven wordt Druk op [DISP.] om te wijzigen. ュリヴヱハ • Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden: Met informatie¢ 50 i 4:3 L 0 Met informatie (weergave kantelsensor)¢ Zonder informatie AFS 50 i 4:3 L 0 98 Zonder informatie (weergave kantelsensor) AFS 98 ¢ Histogrammen worden afgebeeld wanneer de [Histogram] van het [Voorkeuze] menu ingesteld is op [ON]. Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [Lichtmeter] van het [Voorkeuze] menu op [ON] te zetten. (P84) • Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt. 62 3. Basisbediening Weergeven/niet weergeven van het histogram [MENU] > [Voorkeuze] > [Histogram] > [ON]/[OFF] U kunt de positie instellen door op 3/4/2/1 te drukken. • Bediening door rechtstreekse aanraking is ook mogelijk vanuit het opnamescherm. • Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld. Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld. A donker B helder • Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden, wordt het histogram oranje afgebeeld. – Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of in handmatige belichtingfunctie – Als de flits geactiveerd is – Wanneer geen geschikte belichting verkregen wordt met gesloten flitser – Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen • Het histogram is een benadering in de opnamefunctie. • Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz. Weergeven/niet weergeven van de richtlijnen [MENU] > [Voorkeuze] > [Richtlijnen] > [ ]/[ ]/[ Als [ ] ingesteld is, kunnen de posities van de richtlijnen ingesteld worden door op 3/4/2/1 te drukken. • U kunt de positie ook rechtstreeks instellen door [ ] op de richtlijn van het opnamescherm aan te raken. 63 ]/[OFF] 3. Basisbediening ∫ Over de weergave van de kantelsensor Met de kantelsensor afgebeeld, is het makkelijk om de kanteling van de camera, enz. te corrigeren. 1 2 Druk op [DISP.] om de kantelsensor weer te geven. Controleer de kanteling van de camera.   A Horizontale richting: Kanteling naar links toe corrigeren B Verticale richting: Corrigeren neerwaartse kanteling • Wanneer de kanteling van de camera klein is, verandert de indicator naar groen. • Wanneer u opneemt in verticale richting, schakelt de weergave automatisch naar een verticaal georiënteerde weergave. • Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan van ongeveer n1°. • Als een functieknop op [Niveaumeting] gezet is, kan de weergave van de kantelsensor in-/ uitgeschakeld worden door op de functieknop te drukken. In deze gevallen niet beschikbaar: • Het kan zijn dat de kantelsensor niet correct weergegeven wordt als dit toestel bewogen wordt. • Wanneer er aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt voor het opnemen, zou de weergave van de kantelsensor niet correct weergegeven kunnen worden en zou de Richtingsdetectiefunctie (P56) niet correct kunnen werken. 64 3. Basisbediening Afspelen van foto’s/films Opnamen terugspelen 1 Druk op [(]. 2 Druk op 2/1. 1/98 2: De vorige opname terugspelen 1: De volgende opname terugspelen • Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de beelden achter elkaar afspelen. • Het is tevens mogelijk om beelden vooruit/achteruit te spoelen door het scherm horizontaal te verslepen (P15). • U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is. (De beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven) • Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus. Omschakelen van de snelheid voor continu vooruit/achteruit spoelen van de beelden [MENU] > [Voorkeuze] > [Touch scrollen] > [H] (Hoge snelheid)/[L] (Lage snelheid) ∫ Het terugspelen stoppen Druk opnieuw op [(], druk de sluiterknop tot halverwege in of druk op de filmknop. In deze gevallen niet beschikbaar: • Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Dit toestel kan alleen beelden weergeven die in overeenstemming met de DCF-standaard zijn. • Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn. 65 3. Basisbediening De terugspeelzoom gebruiken Draai de bedieningsknop naar rechts. 1k 2k 4k 8k 16k • Als de bedieningsknop naar links gedraaid wordt nadat het beeld A 2.0X uitvergroot is, zal de uitvergroting kleiner zijn. • U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door het deel dat u wilt vergroten (P15) samen te knijpen/te spreiden. • Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding van de zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden. • Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit ervan wordt. • U kunt het vergrote deel bewegen door op 3/4/2/1 van de cursorknop te drukken of door het scherm te verslepen. (P15) • U kunt het beeld ook (2k) vergroten door het deel dat u wilt vergroten twee keer aan te raken. Als u het vergrote beeld twee keer aanraakt, keert de vergroting weer terug naar 1k. Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen) Draai de bedieningsknop naar links. 1 scherm 12 schermen 30 schermen Kalenderscherm weergave • Als de bedieningsknop naar rechts gedraaid wordt, zal het vorige afspeelscherm weergegeven worden. • Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan door de volgende iconen aan te raken. –[ ]: 1 scherm –[ ]: 12 schermen –[ ]: 30 schermen – [ CAL ]: Schermdisplay • Het scherm kan geleidelijk omgeschakeld worden door het scherm op of neer te slepen. • Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden. ∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET]. 66 1/98 3. Basisbediening Beelden weergeven op basis van opnamedatum (Kalenderweergave) 1 Draai de bedieningsknop naar links om het kalenderscherm weer te geven. 2 Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum te selecteren. 3 Druk op [MENU/SET] om de opnames weer te geven die u op de gekozen datum hebt gemaakt. Druk op 3/4/2/1 om een opname te kiezen en druk dan op [MENU/SET]. 4 • De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst het kalenderscherm afbeeldt. • U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099. • Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari 2013. • Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [Wereldtijd], worden deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie. 67 3. Basisbediening Bewegende beelden terugspelen Dit toestel is ontworpen voor het afspelen van films met gebruik van AVCHD, MP4 en QuickTime Motion JPEG formaten. • Bewegende beelden worden weergegeven met de filmicoon ([ A ]). Druk op 3 om af te spelen. 12s A Opnametijd film • Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd op het scherm weergegeven. 8 minuten en 30 seconden wordt bijvoorbeeld weergegeven als [8m30s]. • Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die gemaakt zijn [AVCHD]. • Door in het midden van het scherm [ ] aan te raken, kunt u de film afspelen. ∫ Bediening tijdens het afspelen van films Knopbedi Aanraakb Beschrijving van de ening ediening bediening 3 Knopbedi Aanraakb Beschrijving van de ening ediening bediening Afspelen/Pauzeren 4 Snel terugspoelen¢ 2 Stop Snel vooruitspoelen¢ Frame-by-frame achteruit (tijdens pauzeren) 1 Verlaagt het niveau van het volume Frame-by-frame vooruit (tijdens pauzeren) Verhoogt het niveau van het volume ¢ De snelheid van het vooruit/achteruit afspelen neemt toe als u opnieuw op 1/2 drukt. • Het bedieningspaneel verdwijnt na ongeveer 2 seconden als geen handeling uitgevoerd wordt. Raak het scherm aan om het bedieningspaneel op nieuw te laten weergeven. • Gebruik voor het afspelen op een PC van films die met dit toestel opgenomen zijn, de “PHOTOfunSTUDIO” software op de (bijgeleverde) CD-ROM. 68 3. Basisbediening De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen. ュリヴヱハ • Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden: Met informatie¢1 4:3 L 1/98 98 Weergave van gedetailleerde informatie¢2 Weergave histogram¢2 Zonder informatie (weergave highlight)¢1, 2, 3, 4 60 F3.5 0 AWB ISO 200 WB F3.5 60 0 200 AWB 4:3 L AFS P STD. '(& s 100-0001 RGB F3.5 60 0 ISO200 1/98 100-0001 Zonder informatie¢4 ¢1 Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt. ¢2 Wordt niet weergegeven tijdens playback zoom, afspelen van films, sequentieel afspelen of een diashow. ¢3 Dit wordt weergegeven als [Highlight] (P70) in het [Voorkeuze]-menu op [ON] staat. ¢4 Als gedurende een bepaald aantal seconden geen handeling verricht wordt zullen [ ] en andere aanraakiconen verdwijnen. • Het histogram wordt afgebeeld in R (rood), G (groen), B (blauw), en Y (luminantie) tijdens het afspelen. 69 3. Basisbediening Weergeven/niet weergeven van de wit verzadigde zones [MENU] > [Voorkeuze] > [Highlight] > [ON]/[OFF] Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen. Dit beïnvloedt het gemaakte beeld niet. • Als er wit verzadigde zones zijn, raden we aan de belichting naar negatief te compenseren (P157), onder raadpleging van het histogram (P63) en het beeld dan opnieuw te maken. Het beeld kan zo een betere kwaliteit krijgen. • Dit werkt niet terwijl u zich in meervoudig afspelen, kalender afspelen of afspeelzoom bevindt. 70 [ON] [OFF] 3. Basisbediening Beelden wissen Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden. • Beelden die geen deel uitmaken van de DCF-standaard of die beschermd zijn, kunnen niet gewist worden. Om een enkele opname uit te wissen 1 Selecteer het te wissen beeld in de afspeelmodus en druk vervolgens op [ ]. • Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door [ ] aan te raken. 2 Druk op 3 om [Apart wissen] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het beeld wordt gewist door [Ja] te selecteren. $SDUWZLVVHQ 0XOWLZLVVHQ $OOHVZLVVHQ [Wissen bevestigen] in het [Afspelen]-menu stelt u in staat in te stellen welke optie op het bevestigingsscherm voor het wissen, [Ja] of [Nee], het eerst geaccentueerd moet worden. De fabrieksinstelling is [Nee]. (P240) 71 3. Basisbediening Wissen van meer beelden (tot 100¢) of van alle beelden ¢ De beeldengroepen worden als een enkel beeld beschouwd. (alle beelden in de geselecteerde beeldengroep zullen gewist worden.) 1 2 Druk in de afspeelmodus op [ ]. Op 3/4 drukken om [Multi wissen] of [Alles wissen] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • [Alles wissen] > Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren. • Het is mogelijk om alle beelden te wissen, behalve de beelden die als favorieten ingesteld zijn, als [Alles wissen behalve Favoriet] geselecteerd is met de [Alles wissen] instelling. 3 (Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is) Druk 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. (Herhaal deze stap.) 8LWYRHU • [‚] verschijnt op de geselecteerde beelden. Als u opnieuw op [MENU/SET] drukt, wordt de instelling gewist. 4 (Wanneer [Multi wissen] geselecteerd is) Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/ SET] om het uit te voeren. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. De beelden worden gewist door [Ja] te selecteren. • Schakel het toestel niet uit tijdens het wissen. Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruiken. (P305) • Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren. 72 4. Opnamemodussen Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligent Auto modus) Opnamefunctie: In deze modus maakt de camera optimale instellingen voor het onderwerp en de scène, dus wordt het aanbevolen als u wenst de instellingen aan de camera over te laten zonder erover na te moeten denken. • Door de hoofdfuncties automatisch in te stellen, stelt de Intelligent Auto modus u in staat beelden op te nemen zonder complexe instellingen te moeten maken Indien u bepaalde instellingen met de hand zelf wilt instellen, gebruik dan de Intelligent Auto Plus modus. (±: mogelijk, —: niet mogelijk) Intelligent Auto Plus modus Intelligent Auto modus Instellen van de helderheid ± — Instellen van de kleurtoon ± — Defocus Control ± ± Menu's die ingesteld kunnen worden 1 Raadpleeg P82 voor details. Zet de modusknop op [¦]. • De camera zal schakelen naar ofwel de meest recentelijk gebruikte van de Intelligente Automatische Functie ofwel Intelligente Automatische Plusfunctie. Op het moment van aankoop is de modus op de Intelligent Auto Plus modus gezet. (P81) 2 Lijn het scherm uit met het onderwerp. • Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur. (Automatische scènedetectie) • Als het onderwerp aangeraakt wordt, werkt AF Tracking. Het is ook mogelijk door de cursorknop naar 2 te duwen en de sluiterknop tot halverwege in te drukken. Raadpleeg voor details P139. 73 50 i 4 4. Opnamemodussen ∫ Automatisch werkende functies • De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen optimale instellingen tot stand te brengen. – Scènedetectie – Compensatie van de achtergrondverlichting – Gezichtsdetectie – Automatische witbalans – Intelligente regeling ISO-gevoeligheid – [Rode-ogencorr] – [I.resolutie] – [Int.dynamiek] – [Lang sl.n.red] – [Schaduwcomp.] – [Quick AF] – [AF ass. lamp] ∫ Scènedetectie Fotograferen [i-Portret] [i-Landschap] [i-Macro] [i-Nachtportret]¢1 [i-Nachtl.schap] [iHandh. nachtop.]¢2 [i-Voedsel] [i-Baby]¢3 [i-Zonsonderg.] ¢1 Alleen weergegeven als de ingebouwde flitser geopend is. ¢2 Alleen weergegeven als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat. (P76) ¢3 Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is, zal [ ] weergegeven worden voor verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld waren, maar alleen wanneer het gezicht van een kind van drie jaar of jonger gedetecteerd wordt. 74 4. Opnamemodussen Wanneer u bewegende beelden opneemt [i-Portret] [i-Landschap] [i-Zacht licht] [i-Macro] • Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp. – Omstandigheden van het onderwerp: of het gezicht helder of donker is, de grootte, de kleur en de vorm van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het onderwerp, of het onderwerp beweegt – Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt • [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn. • Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerde is, zal de camera automatisch een gezicht detecteren en het brandpunt en de belichting bijstellen. (Gezichtsdetectie) • Als bijvoorbeeld een statief gebruikt wordt en het toestel beoordeelt dat het schudden van het toestel minimaal is wanneer de Scènedetectie als [ ] geïdentificeerd is, zal de sluitertijd lager zijn dan normaal. Let op dat u het toestel tijdens het fotograferen niet beweegt. • Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er ingesteld wordt op AF-opsporing. • Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [ ], [ ] en [ ]. ∫ Over de flitser De flitsmodus is ingesteld op [Œ] wanneer de flitser gesloten is en op [ ] (AUTO) wanneer deze open is. Wanneer de flitser open is, stelt de camera automatisch [ ], [ ] (AUTO/Rode-ogenreductie), [ ] of [ ] in om overeen te doen komen met het soort onderwerp en helderheid. • Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P200) • Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld. • De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ]. Tegenlichtcompensatie • Bij tegenlicht ziet het onderwerp er donkerder uit en zal de camera automatisch proberen om dit te corrigeren door de helderheid van het beeld te verhogen. In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus werkt de tegenlichtcompensatie automatisch. 75 4. Opnamemodussen Opnemen van nachtelijke taferelen ([iHandh. nachtop.]) Opnamefunctie: Als [iHandh. nachtop.] op [ON] staat en [ ] gedetecteerd wordt terwijl nachtelijke beelden handheld opgenomen worden, zullen deze nachtbeelden gemaakt worden met een hoge burst-snelheid en in een enkel beeld samengevat worden. Deze modus is nuttig als u prachtige nachtopnames wilt maken met zo weinig mogelijk beweging en ruis van het toestel en zonder een statief te gebruiken. [MENU] > [Opname] > [iHandh. nachtop.] > [ON]/[OFF] • De gezichtshoek zal iets smaller worden. • Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de sluiterknop gedrukt is. • Als het toestel op een statief geplaatst wordt, of op een ander soort staander, zal [ ] niet gedetecteerd worden. • De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld). In deze gevallen niet beschikbaar: • [iHandh. nachtop.] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn. • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Wanneer [Ex. tele conv.] in [Opname] ingesteld is – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) 76 4. Opnamemodussen Combineren van beelden in een enkel beeld met een rijke gradatie ([iHDR]) Opnamefunctie: Als [iHDR] op [ON] staat en er is bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond en het onderwerp, dan worden meerdere foto's met verschillende belichtingen opgenomen en gecombineerd voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie. [iHDR] werkt automatisch zoals vereist wordt. [ ] wordt dan op het scherm weergegeven. [MENU] > [Opname] > [iHDR] > [ON]/[OFF] • De gezichtshoek zal iets smaller worden. • Er zal een bericht weergegeven worden waarin gemeld wordt dat meervoudige beelden opgenomen worden. Beweeg de camera niet tijdens het continu opnemen nadat op de sluiterknop gedrukt is. • U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is. • Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • [iHDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn. • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Wanneer u opneemt m.b.v. de flits – Wanneer in de burst-modus opgenomen wordt – Wanneer u opneemt met Auto Bracket – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Wanneer [Ex. tele conv.] in het [Opname]-menu ingesteld is – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) 77 4. Opnamemodussen Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control) Opnamefunctie: De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het beeldscherm controleert. 1 2 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Telkens wanneer in de Intelligent Auto Plus modus op 3 gedrukt wordt, schakelt de camera tussen werking met instelling van de helderheid (P79), werking met Defocus Control en gewone werking. • Telkens wanneer in de Intelligent Auto modus op 3 gedrukt wordt, schakelt de camera tussen werking met Defocus Control en gewone werking. Draai aan de bedieningsknop om de wazigheid in te stellen. SS F Sterke defocus 500 250 125 60 30 4.0 5.6 8.0 Zwakke defocus ∫ Als het aanraakscherm gebruikt wordt 1 Raak [ ] aan. 2 Raak [ ] aan om het instellingenbeeldscherm te laten weergeven. 3 Versleep de belichtingsmeter om de wazigheid in te stellen. • Druk op [MENU/SET] om de werking van Defocus Control te beëindigen. AE • Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [ ] te drukken zal de instelling gewist worden. • In de Intelligent Auto modus ( of ), wordt de Auto Focus modus op [Ø] gezet. De positie van de AF-zone kan ingesteld worden door het scherm aan te raken (de grootte van de zone kan niet veranderd worden). • Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing. • Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt. In deze gevallen niet beschikbaar: • Al naargelang de gebruikte lens, kan het zijn dat Defocus Control niet werkt. Raadpleeg de website voor compatibele lenzen. 78 4. Opnamemodussen Opnemen van beelden door het veranderen van de helderheid of de kleurtoon Opnamefunctie: Deze modus stelt u in staat om de helderheid en de kleurtoon te veranderen en deze op uw favoriete instellingen te zetten in plaats van op die, die de camera ingesteld heeft. Instelling helderheid 1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de instelling van de helderheid, 2 Draai aan de bedieningsknop om de helderheid in te stellen. Defocus Control (P78) en einde werking. ±0 -5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 79 4. Opnamemodussen Kleurinstelling 1 2 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven. Draai aan de bedieningsknop om de kleur in te stellen. • Dit zal de kleur van het beeld van roodachtig naar blauwachtig afstellen. • Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te keren. A B ∫ Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken 1 Raak [ ] aan. 2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen. [ ]: Kleurtoon [ ]: Helderheid 3 Versleep de schuifbalk om in te stellen. • Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te keren. • Als de [Belichtingscomp. reset] ingesteld is op [ON], zal de instelling voor helderheid opnieuw de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit toestel uitgeschakeld wordt of als de camera op een andere opnamemodus gezet wordt. • De instelling voor kleur zal opnieuw de fabriekswaarden (centrumpunt) aannemen wanneer dit toestel uitgeschakeld wordt of als de camera op een andere opnamemodus gezet wordt. 80 4. Opnamemodussen Intelligent Auto Plus modus en Intelligent Auto modus ∫ Schakelen tussen de Intelligent Auto Plus modus en de Intelligent Auto modus 1 Op [MENU/SET] drukken. 2 3 4 Druk op 2. Druk op 3/4 om het tabblad [ ] of [ ] te selecteren. Druk op 2/1 om [ ] of [ ] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Als op [DISP.] gedrukt wordt, zal de beschrijving van de geselecteerde modus weergegeven worden. Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken. 81 4. Opnamemodussen ∫ Menu's die ingesteld kunnen worden Alleen de volgende menu’s kunnen ingesteld worden. Intelligent Auto Plus modus Menu Onderdeel [Opname] [Fotostijl]/[Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Kwaliteit]/[Burstsnelh.]/[Auto bracket]/ [Zelf ontsp.]/[iHandh. nachtop.]/[iHDR]/[Intervalopname]/ [Stop-motionanimatie]/[Sluitertype]/[Ex. tele conv.]/[Kleurruimte]/[Stabilisatie]/ [Gezicht herk.]/[Profiel instellen] [Bewegend beeld] [Fotostijl]/[Opname-indeling]/[Opn. kwaliteit]/[Continu AF]/[Ex. tele conv.]/ [Micr. weerg.]/[Micr. instellen]/[Windreductie] [Voorkeuze] [Stille modus]/[Ontsp. knop half indr.]/[AFS/AFF]/[Spot AF tijd]/[Spot AF weergave]/[Prio. focus/ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF assist weergave]/ [MF-gids]/[Peaking]/[Histogram]/[Richtlijnen]/[Highlight]/[Constant preview]/ [Draaiknop gids]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/[Auto review]/[Fn knopinstelling]/[Q.MENU]/[Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder focusring]/[Touch inst.]/[Touch scrollen]/[Menugids]/[Opn. zonder lens] [Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P45) Intelligent Auto modus Menu Onderdeel [Opname] [Aspectratio]/[Fotoresolutie]/[Burstsnelh.]/[Zelf ontsp.]/[iHandh. nachtop.]/ [iHDR]/[Intervalopname]/[Stop-motionanimatie]/[Gezicht herk.] [Bewegend beeld] [Opname-indeling]/[Opn. kwaliteit] [Voorkeuze] [Stille modus]/[AFS/AFF]/[Richtlijnen]/[Rest-aanduiding] [Set-up] Alle menu-items kunnen ingesteld worden. (P45) 82 4. Opnamemodussen Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (Programma AE-modus) Opnamefunctie: Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het object. U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [Opname] menu te veranderen. 1 2 3 Zet de modusknop op [ ]. Druk de sluiterknop tot halverwege in om de diafragmawaarde en de waarde van de sluitersnelheid op het beeldscherm weer te geven. SS F 250 125 4.0 60 60 30 15 4.0 5.6 8.0 0 200 98 A Terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden lang) afgebeeld worden, voert u Programme Shift uit door aan de bedieningsknop te draaien. A Aanduiding Programme Shift • Tijdens de weergave van de numerieke waarden zal er telkens wanneer op cursorknop 3 gedrukt wordt geschakeld wordt tussen Programme Shift en belichtingscompensatie. (P157) • Om Programme Shift te wissen, schakelt u de camera uit of draait u aan de bedieningsknop tot de aanduiding van Programme Shift verdwijnt. Programme Shift wordt gemakkelijk geannuleerd door het instellen van [Fn knopinstelling] in het [Voorkeuze]-menu op [1x drukken-AE]. (P92) 83 4. Opnamemodussen Weergeven/niet weergeven van de belichtingsmeter [MENU] > [Voorkeuze] > [Lichtmeter] > [ON]/[OFF] B Belichtingsmeter SS 250 125 60 30 15 • Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het 4.0 5.6 8.0 F corrigeren van de belichting, het uitvoeren van Programme 0 200 98 4.0 60 Shift, het instellen van de lensopening en het instellen van de sluitertijd. B • Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in het rood. • Als de belichtingsmeter niet weergegeven wordt, schakel dan de weergave-informatie voor het scherm in door op [DISP.] te drukken. (P62) • De belichtingsmeter verdwijnt na ongeveer 4 seconden als geen handeling uitgevoerd wordt. • Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven. 84 4. Opnamemodussen Programmaschakeling In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling. U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie. Voorbeeld van programmawisseling [Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt] 㧙1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 㧔'X㧕 2 17 2.8 18 4 19 (A) 5.6 20 8 21 11 22 16 23 22 4 2 1 1/2 1/4 1/8 1/15 1/30 1/60 1/125 1/250 1/500 1/1000 1/2000 1/4000 1/8000 1/16000 (B) (A): Lensopening (B): Sluitertijd 1 Programmmaschakelingnummer 2 Programmaschakelinggrafiek 3 Programmaschakelinglimiet • “EV” is een afkorting voor “Exposure Value” (Belichtingswaarde). EV verandert al naargelang de waarde van de lensopening of de sluitersnelheid. In deze gevallen niet beschikbaar: • Programmaschakeling is in alle [Gevoeligheid] instellingen, met uitzondering van [ beschikbaar. 85 ], 4. Opnamemodussen Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren Opnamefunctie: • De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om het opnamescherm te controleren. (P90) • De helderheid van het scherm en van de opgenomen beelden kunnen verschillen. Controleer de beelden op het afspeelscherm. Lensopening-Prioriteit AE-modus Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst. 1 2 Stel de functieknop in op [ ]. Draai aan de bedieningsknop om de waarde van de lensopening in te stellen. A Lensopeningwaarde B Belichtingsmeter SS F 60 4.0 30 5.6 15 8.0 8 11 4 16 8.0 A Lensopeningwaarde: Neemt af Het wordt gemakkelijker om de achtergrond onscherp te maken. B Lensopeningwaarde: Neemt toe Het wordt gemakkelijk om de scherpstelling te handhaven tot aan de achtergrond. • Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Openingsinstelling en Belichtingscompensatie geschakeld. • Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven. • Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt. • Als u een lens met een lensopeningring gebruikt, zet de positie van deze ring dan op [A] om de instelling van de bedieningsknop te activeren. Op andere standen dan [A] zal de ringinstelling de prioriteit hebben. 86 4. Opnamemodussen Sluiter-Prioriteit AE-modus Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in. 1 2 Stel de functieknop in op [ ]. Draai aan de bedieningsknop om de sluitertijd in te stellen. A Sluitertijd B Belichtingsmeter SS F 60 125 250 500 11 8.0 5.6 4.0 1000 250 A Sluitertijd: Langzaam Het wordt gemakkelijker om beweging uit te drukken. B Sluitertijd: Snel Het wordt gemakkelijker om de beweging te bevriezen. • Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Sluitertijdinstelling en Belichtingscompensatie geschakeld. • Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven. • Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt. • Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd. In deze gevallen niet beschikbaar: • Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van een seconde. (P203) • Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1/500 van een seconde niet ingesteld worden. • Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet ingesteld worden. 87 4. Opnamemodussen Handmatige Belichtingsmodus Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen. De handmatige belichtingshulp verschijnt op het onderste gedeelte van het scherm om de belichting aan te geven. 1 2 Stel de functieknop in op [ ]. A Draai aan de bedieningsknop om de waarde van de lensopening en de sluitertijd in te stellen. A B C D Belichtingsmeter Lensopeningwaarde Sluitertijd Hulp bij handmatige belichting Lensopeningwa arde SS F 8 15 30 4.0 5.6 5.6 30 0 60 125 8.0 11 +3 B C D Neemt af Het wordt gemakkelijker om de achtergrond onscherp te maken. Neemt toe Het wordt gemakkelijk om de scherpstelling te handhaven tot aan de achtergrond. Langzaam Het wordt gemakkelijker om beweging uit te drukken. Snel Het wordt gemakkelijker om de beweging te bevriezen. Sluitertijd • Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er tussen Openingsinstelling en Sluitertijdinstelling geschakeld. 88 4. Opnamemodussen Handmatige belichtingsassistentie 0 −3 0 De belichting is goed. +3 Stel een hogere sluitertijd of een grotere openingswaarde in. 0 Stel een lagere sluitertijd of een kleinere openingswaarde in. • De handmatige-belichtingsassistentie is een benadering. Wij raden aan de opnamen op het weergavescherm te controleren. Controleren/niet controleren van de effecten van de lensopening en de sluitertijd op het opnamescherm. [MENU] > [Voorkeuze] > [Constant preview] > [ON]/[OFF] • Sluit de flits. • Het kan alleen gebruikt worden in de Manuele Belichtingsfunctie. • Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven. • Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt. • Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd. • Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de prioriteit. In deze gevallen niet beschikbaar: • Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van een seconde. (P203) • Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1/500 van een seconde niet ingesteld worden. • Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet ingesteld worden. 89 4. Opnamemodussen Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie) Toepasbare modi: De effecten van de lensopening en de sluitersnelheid kunnen met gebruik van de preview-modus gecontroleerd worden. • Bevestig de effecten van de lensopening: u kunt de velddiepte (daadwerkelijk focusbereik) controleren voordat u de foto neemt, door de bladsluiter te sluiten op de waarde van de lensopening die u instelt. • Bevestig de effecten van de sluitersnelheid: de beweging kan bevestigd worden door het huidige beeld weer te geven, dat bij die sluitersnelheid opgenomen gaat worden. Is de sluitersnelheid te hoog ingesteld, dan zal de preview het beeld als een vrijgavetijdfilm tonen. Dit wordt gebruikt in gevallen zoals het stoppen van de beweging van stromend water. 1 Stel een functieknop in op [Voorvertoning]. (P43) • De volgende stap is een voorbeeld waarin [Voorvertoning] aan [Fn2] toegekend is. 2 3 Raak [ ] aan. Schakel naar het bevestigingsscherm door [Fn2] aan te raken. • Telkens wanneer [Fn2] aangeraakt wordt, wordt het scherm omgeschakeld. Normaal opnamescherm Preview-scherm effect lensopening Preview-scherm effect sluitertijd Fn2 Fn2 Fn2 Fn3 Fn6 Fn3 Fn6 Fn3 Fn4 Fn4 Fn4 Fn5 Fn5 Fn6 Fn3 6KWU6SHHG(IIHFW2Q 6OXLWHUWLMGHIIHFWDDQ Fn2 90 Fn6 Fn5 6OXLWHUWLMGHIIHFWXLW Fn2 Fn6 4. Opnamemodussen Eigenschappen velddiepte Diafragmawaarde ¢1 Klein Groot Focuslengte van de lens Tele Breed Afstand tot het onderwerp Dichtbij Veraf Ondiep (Smal)¢2 Diep (Breed)¢3 Velddiepte (effectief focusbereik) ¢1 Opnameomstandigheden ¢2 Voorbeeld: Als u een opname met een wazige achtergrond wilt maken enz. ¢3 Voorbeeld: Als u een opname wilt maken waarbij alles, inclusief achtergrond enz., is scherpgesteld. • In de previewfunctie kunnen ook opnamen worden gemaakt. • Bereik voor controle van sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/1000e van een seconde. 91 4. Opnamemodussen Gemakkelijk de sluitertijd/sluitertijd voor geschikte belichting (OnPush AE) instellen Toepasbare modi: Wanneer de belichtingsinstelling te helder of te donker is, kunt u één druk-AE gebruiken om een geschikte belichtingsinstelling te verkrijgen. Hoe te weten als de belichting niet geschikt is • Als de lensopeningen en sluitertijd rood knipperen A wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. • Als de handmatige belichtingsassistentie anders is dan 3.5 16000 in de handmatige belichtingsmodus. Raadpleeg voor meer details over de handmatige belichtingsassistentie P89. 1 2 3 -3 0 200 98 A Stel een functieknop in op [1x drukken-AE]. (P43) • De volgende stap is een voorbeeld waarin [1x drukken-AE] aan [Fn5] toegekend is. Raak [ ] aan. (Als de belichting niet geschikt is) Raak [Fn5] aan. SS F 3.5 16000 -3 0 200 98 15 30 60 125 4.0 3.5 60 0 250 5.6 8.0 Fn5 AE Fn6 200 • De belichtingsmeter wordt afgebeeld en de opening- en sluitertijd worden veranderd om een geschikte belichting te geven. • In de volgende gevallen, kan er geen gepaste belichting ingesteld worden. – Wanneer het onderwerp extreem donker is en het niet mogelijk is voldoende belichting te verkrijgen door de lensopening of de sluitertijd te veranderen – Wanneer u opneemt m.b.v. de flits – In Previewfunctie (P90) – Wanneer u een lens gebruikt die een openingsring bevat 92 4. Opnamemodussen Foto's maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt (Scene Guide modus) Opnamefunctie: Als u een scène selecteert die overeen moet komen met het onderwerp en de opname-omstandigheden, zal de camera de optimale belichting, kleur en focus instellen en u zo in staat stellen een opname te maken die passend is voor de scène. 1 2 Zet de modusknop op [ ]. Druk op 2/1 om de scène te selecteren. • De scène kan ook geselecteerd worden door een voorbeeldbeeld of de schuifbalk te verslepen. 3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken. 7 ∫ Omschakelen van weergave beeldscherm scèneselectie Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen. • Wanneer de weergave van de gids ingesteld is, worden tips weergegeven voor het creëren van beeldeffecten die voor iedere scène, enz., geschikt zijn. Normale weergave Gidsweergave 93 Lijstweergave 4. Opnamemodussen Weergeven/niet weergeven van het selectiescherm wanneer de functieknop op / gezet is. [MENU] > [Voorkeuze] > [Menugids] [ON]: Toont het selectiebeeldscherm voor de scènegids of voor de Creative Control modus. [OFF]: Toont het opnamescherm van de huidig gekozen modus van de Scènegids of van de Creative Control modus. • Om de Scene Guide modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm, selecteert u [Scène wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar stap 2 op P93. • De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de Scene Guide modus omdat het toestel ze automatisch op de optimale instelling zet. – Items anders dan de instelling van de beeldkwaliteit in [Fotostijl] – [Gevoeligheid] – [Meetfunctie] – [HDR] – [Multi-belicht.] – [Dig. zoom] • Ofschoon de witbalans voor bepaalde scènes vast op [AWB] staat, kunt u de witbalans afstemmen of witbalans bracketing gebruiken door op het opnamescherm op de cursortoets 1 te drukken. Lees voor meer details P126, 127. 94 4. Opnamemodussen Raadpleeg P93 voor details over de instellingen van “Scene Guide modus”. [Geprononceerd portret] Past de helderheid van het gezicht aan en vervaagt de achtergrond voor een geprononceerd portret. Tips • Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen. [Zachte huid] Maakt een helder portret met zachte, jonge huidtinten. Tips • Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen. • Het verzachtende effect wordt ook toegepast op het deel dat een kleurtoon heeft die lijkt op die van de huid van een onderwerp heeft. • Deze modus is misschien niet doeltreffend bij onvoldoende verlichting. [Zacht tegenlicht] Bij tegenlicht wordt het beeld helderder. Portretten worden zachter met een extra vleugje stralend licht. 95 4. Opnamemodussen [Ontspannen atmosfeer] Creëert een ontspannen atmosfeer met warme kleurtonen. [Kindergezicht] Benadrukt kindergezichten door het achtergrond licht onscherp te maken en de huidtonen te versterken. Raak het gezicht aan. • Er wordt een foto gemaakt met de scherpstelling en de belichting die voor de aangeraakte locatie ingesteld zijn. Tips • Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen. [Landschap] Landschappen worden nog pakkender door de lucht en de bomen iets verzadigder weer te geven. 96 4. Opnamemodussen [Blauwe lucht] Maakt opnamen bij volle zon helderder met een stralende blauwe hemel. [Romantische zonsondergang] Versterkt de atmosfeer van een romantische zonsondergang door de paarstinten te accentueren. [Levendige zonsondergang] Creëert een krachtige zonsondergang door de roodtinten te accentueren. 97 4. Opnamemodussen [Glinsterend water] Maakt glinsterende waterpartijen helderder en versterkt de blauwtinten licht. • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. • Het sterrenfilter dat op deze wijze gebruikt wordt, kan glinstering veroorzaken op onderwerpen anders dan wateroppervlakken [Heldere nachtopname] Verbetert opnamen bij weinig licht door de kleuren in het donkere beeld meer te verzadigen. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. [Koele nachtopname] Versterkt blauwtinten voor koele en zuivere opnamen na zonsondergang. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. 98 4. Opnamemodussen [Warme nachtopname] Creëert een gloeiende avondhemel door warme kleurtinten te versterken. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. [Artistieke nachtopname] Verleent nachtopnamen een artistiek effect door lichtsporen vast te leggen met een langzame sluitertijd. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. [Fonkelende verlichting] Creëert een zee van lichtpuntjes door het speciale sterfilter. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. 99 4. Opnamemodussen [Nachtop. uit hand] Opnemen van meervoudige beelden en combineren van gegevens om wazigheid en ruis te minimaliseren bij het handmatig opnemen van nachtelijke taferelen. Tips • Beweeg het toestel niet tijdens het continu fotograferen nadat op de sluiterknop gedrukt is. • De gezichtshoek zal iets smaller worden. [Nachtportret] Maakt een helder portret tegen een nachtelijke achtergrond met de invulflits en een langere belichting. Tips ].) • Open de flits. (U kunt instellen op [ • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • Als [Nachtportret] geselecteerd is, houd het onderwerp dan ongeveer 1 seconde stil nadat de foto genomen is. • Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. • De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door signaalverwerking en duidt niet op storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. 100 4. Opnamemodussen [Bloemen] Creëert een diffuus beeld met een zachte focus. Tips • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit en het gebruik ervan vermijdt. • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. • Het scherpstelbereik verschikt afhankelijk van de gebruikte lens. Raadpleeg “Over de referentiemarkering van de focusafstand” op P152 voor het scherpstelbereik. • Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen. • Close-upregio’s krijgen prioriteit wanneer u beelden maakt en daarom vergt het tijd scherp te stellen als u een beeld wilt maken van een onderwerp ver weg. • Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing. • Als de lens vuil wordt met vingerafdrukken of stof, zou de lens niet in staat kunnen zijn correct scherp te stellen op het onderwerp. [Gerechten] Geeft gerechten op hun best weer door de helderheid van het beeld te verhogen. Tips • Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen. • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit en het gebruik ervan vermijdt. 101 4. Opnamemodussen [Desserts] Geeft desserts verleidelijk weer door de helderheid aan te passen. Tips • Als u een lens met de zoomfunctie gebruikt, kunt u het effect vergroten door zo veel mogelijk in te zoomen en door de afstand tussen de camera en het onderwerp te verkleinen. • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • Voor het maken van close-ups raden wij aan dat u de flitser sluit en het gebruik ervan vermijdt. [Bewegende dieren] Maakt scherpe opnamen van bewegende dieren door een snellere sluitertijd te gebruiken. • De begininstelling van het AF Assist-lampje is [OFF]. 102 4. Opnamemodussen [Sport] Maakt scherpe opnamen van bijvoorbeeld sportevenementen met minder kans op beweging door een snellere sluitertijd. [Monochroom] Creëert monochrome opnamen die de unieke sfeer van het moment kunnen vastleggen. 103 4. Opnamemodussen Foto’s maken met verschillende beeldeffecten (Creative Control modus) Opnamefunctie: In deze modus maakt u opnames met extra beeldeffecten. U kunt de effecten die u wilt toevoegen instellen door de voorbeeldbeelden te selecteren en deze op het scherm na te kijken. 1 2 Stel de functieknop in op [ ]. Druk op 3/4 om de beeldeffecten (filters) te selecteren. A • Het beeldeffect van het geselecteerde voorbeeldbeeld zal toegepast worden in een preview-weergave A. • U kunt de beeldeffecten (filters)ook selecteren door de voorbeeldbeelden aan te raken. • Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken. 3 EXPS Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. ∫ Omschakelen van weergave selectiescherm beeldeffect (filter) Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen. • Als de weergave van het selectiescherm van het beeldeffect op gidsweergave gezet is, wordt een beschrijving van het geselecteerde beeldeffect weergegeven. Normale weergave Gidsweergave 104 Lijstweergave 4. Opnamemodussen • Om de Creative Control modus te veranderen, selecteert u de [ ]-tab op het menuscherm, selecteert u [Filter wijzigen] en drukt u vervolgens op [MENU/SET]. U kunt terugkeren naar stap 2 op P104. • Witbalans zal vastgesteld zijn op [AWB] en [Gevoeligheid] zal vastgesteld zijn op [AUTO]. • Afhankelijk van de [Menugids]-instelling in het [Voorkeuze]-menu worden of het selectiescherm of het opnamescherm weergegeven als de modusknop omgeschakeld wordt. (P94) Pas het effect aan om het overeen te doen komen met uw preferenties De sterkte en de kleuren van de effecten kunnen gemakkelijk afgesteld worden om ze overeen te doen komen met uw preferenties. 1 2 Druk op 1 om het instellingenscherm weer te geven. Draai aan de bedieningsknop om in te stellen. • De items die ingesteld kunnen worden verschillen afhankelijk van welke Creatieve Bedieningsfunctie op het moment ingesteld is. Raadpleeg “Items die ingesteld kunnen worden” voor informatie over ieder beeldeffect. • Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te keren. • Wanneer de effectinstelling gemaakt word, wordt [ ] op het scherm afgebeeld. • Als u de instellingen niet verandert, selecteer dan het midden (standaard). Foto's maken met een wazige achtergrond (Defocus Control) De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het beeldscherm controleert. 1 2 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de instelling van de helderheid, Defocus Control en einde werking. Draai aan de bedieningsknop om in te stellen. • Door op het scherm voor de instelling van de wazigheid op [ ] te drukken zal de instelling gewist worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) 105 SS F 500 250 125 60 30 4.0 5.6 8.0 4. Opnamemodussen Instelling helderheid 1 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Iedere druk op 3 veroorzaakt de schakeling tussen de instelling van de helderheid, Defocus Control en einde werking. 2 Draai aan de bedieningsknop om in te stellen. ±0 -5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 ∫ Verander de instellingen door het aanraakpaneel te gebruiken 1 Raak [ ] aan. 2 Raak het item aan dat u wenst in te stellen. [ ]: Beeldeffecten [ ]: Defocus-niveau [ ]: Helderheid 3 Versleep de schuifbalk om in te stellen. • Druk op [MENU/SET] om naar het opnamescherm terug te keren. 106 EXPS 4. Opnamemodussen Raadpleeg P104 voor details over de instellingen van “Creative Control modus”. [Expressief] Versterkt kleuren en geeft opnamen een popart-effect. Items die ingesteld kunnen worden Frisheid Zwak uitgedrukte kleuren Pop kleuren [Retro] Vervaagt de foto voor een ouderwetse indruk. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Geel benadrukt Rood benadrukt [Vroeger] Dit effect voegt een heldere, zachte en nostalgische sfeer aan het beeld in zijn geheel toe. Items die ingesteld kunnen worden Contrast Laag contrast 107 Hoog contrast 4. Opnamemodussen [Overbelichting] Dit effect geeft het beeld een heldere, luchtige en zachte uitstraling. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Roze benadrukt Aquamarijn benadrukt [Donker] Dit effect geeft het beeld een donkere, ontspannen uitstraling en verbetert heldere delen. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Rood benadrukt Blauw benadrukt [Sepia] Dit effect veroorzaakt een sepiabeeld. Items die ingesteld kunnen worden Contrast Laag contrast Hoog contrast [Zwart-wit] Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld. Items die ingesteld kunnen worden Contrast Geel benadrukt 108 Blauw benadrukt 4. Opnamemodussen [Dynamisch zwart/wit] Dit effect verhoogt het contrast voor indrukwekkende zwart-witopnamen. Items die ingesteld kunnen worden Contrast Laag contrast Hoog contrast [Ruw zwart-wit] Dit effect veroorzaakt een zwart-witbeeld met een korrelachtig effect. Items die ingesteld kunnen worden Zanderigheid Minder zanderig Zanderiger • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. [Zacht zwart-wit] Dit effect maakt het gehele beeld waziger om een zachter gevoel van een zwart-witbeeld te laten uitgaan. Items die ingesteld kunnen worden Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. 109 4. Opnamemodussen [Expressieve indruk] Geeft foto's een expressieve toon met sterkere contrasten. Items die ingesteld kunnen worden Frisheid Zwart-wit Popkleuren [Hoge dynamiek] Dit effect levert optimale helderheid voor zowel donkere als heldere delen. Items die ingesteld kunnen worden Frisheid Zwart-wit Popkleuren [Kruisproces] Geeft foto's een bezielend kleureffect. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Groene toon/Blauwe toon/Gele toon/Rode toon • Selecteer de gewenste kleurtoon door aan de bedieningsknop te draaien en druk vervolgens op [MENU/SET]. 110 4. Opnamemodussen [Speelgoedcam.effect] Dit effect vermindert de helderheid van omranding om de indruk te geven van een speelgoedcamera. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Oranje benadrukt Blauw benadrukt [Speelgoedcamera levendig] Dit effect creëert een levendig en helder beeld, alsof het door een speelgoedcamera gemaakt is. Items die ingesteld kunnen worden Zone met afgenomen helderheid aan de randen Klein Groot [Bleach bypass] Dit effect geeft een groter contrast en minder verzadiging, voor de creatie van een sober, rustig beeld. Items die ingesteld kunnen worden Contrast Laag contrast 111 Hoog contrast 4. Opnamemodussen [Miniatuureffect] Dit effect vervaagt de buitenranden van de foto om de indruk te wekken van een kijkdoos. Items die ingesteld kunnen worden Frisheid Zwak uitgedrukte kleuren Popkleuren ∫ Instelling van het type defocus Met [Miniatuureffect] kunt u het onderwerp opzettelijk laten uitkomen door focus en defocus delen in te stellen. U kunt de oriëntatie van de opname (defocus oriëntatie) en de positie en de afmetingen van het scherp gestelde deel instellen. 1 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ en van [ 2 ] ]. Druk op 3/4 of 2/1 om het in-focus gedeelte te verplaatsen. • U kunt het in-focus gedeelte ook bewegen door het scherm van het opnamescherm aan te raken. ] aan om de richting van de opname in te stellen (defocus richting). • Raak [ 3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van het in-focus gedeelte te veranderen. • Deze kan veranderd worden naar 3 verschillende groottes. • Het gedeelte kan ook vergroot/verkleind worden door dit op het scherm samen te knijpen/ te spreiden (P15). 4 • Als u op [DISP.] drukt zal het in-focus gedeelte weer op de fabrieksinstelling gezet worden. Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. • Er wordt geen geluid opgenomen in video's. • Ongeveer 1/8 van de tijdsduur wordt opgenomen. (Als u gedurende 8 minuten opneemt, zal de daaruit volgende video-opname ongeveer 1 minuut lang zijn.) De afgebeelde beschikbare opnametijd bedraagt ongeveer 8 keer de effectieve opnametijd. Wanneer u naar Opnamefunctie schakelt, gelieve de beschikbare opnametijd controleren. • Als de opname van bewegende beelden na korte tijd eindigt, kan het zijn dat de camera nog even doorgaat met opnemen. Blijf de camera vasthouden tot de opname stopt. • Als de hendel van de focusmodus op [MF] gezet is, beweeg het scherp gestelde gedeelte dan over een met de hand ingesteld gedeelte. 112 4. Opnamemodussen [Zachte focus] Dit effect vervaagt het hele beeld om een zachtere uitstraling te creëren. Items die ingesteld kunnen worden Mate van defocus Zwakke defocus Sterke defocus • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. [Fantasie] Dit effect creëert een fantastisch beeld in een bleke kleurtoon. Items die ingesteld kunnen worden Frisheid Zwak uitgedrukte kleuren Popkleuren [Sterfilter] Verandert lichtpunten in sterretjes. Items die ingesteld kunnen worden Lengte van schijnsel Kort Lang • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. 113 4. Opnamemodussen [Kleuraccent] Versterkt uw persoonlijke indruk door een kleur te accentueren en andere te vervagen. Items die ingesteld kunnen worden Hoeveelheid overgelaten kleur Kleine hoeveelheid kleur Grote hoeveelheid kleur ∫ Stel de kleur in die u overlaat Stel de kleur in die u overlaat door een locatie op het scherm te selecteren. 1 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ en van [ 2 ]. Selecteer de over te laten kleur door het kader te bewegen met 3/4/2/1. • U kunt de kleur die u wenst over te laten ook selecteren door het scherm aan te raken. • Door op [DISP.] te drukken, zal het kader weer naar het 3 midden terugkeren. Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Afhankelijk van het onderwerp kan het zijn dat de ingestelde kleur niet overgelaten wordt. 114 ] 4. Opnamemodussen [Zonneschijn] Dit effect voegt invallend licht toe aan de scène. Items die ingesteld kunnen worden Kleur Gele toon/Rode toon/Blauwe toon/Witte toon • Selecteer de kleurtoon door aan de bedieningsknop te draaien en vervolgens op [MENU/SET] te drukken. ∫ Instelling van de lichtbron U kunt de positie en de grootte van de lichtbron veranderen. 1 2 Druk op [Fn1] om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door het in volgorde aanraken van [ en van [ ] ]. Druk op 3/4/2/1 om de middelste positie van de lichtbron te bewegen. • De positie van de lichtbron kan ook bewogen worden door het scherm aan te raken. • Het midden van de lichtbron kan naar de rand van het scherm bewogen worden. Punt waarop het midden van de lichtbron geplaatst kan worden Er kan een natuurlijker aanblik gecreëerd worden door het midden van de lichtbron buiten het beeld te plaatsen. 3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van de lichtbron in te stellen. • Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes. • De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/te spreiden. • Als u op [DISP.] drukt zal de instelling van de lichtbron weer op de fabrieksinstelling gezet 4 worden. Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • De weergave van het opnamescherm zal meer dan normaal vertraagd worden en het scherm zal eruit zien als of er frames wegvallen. 115 4. Opnamemodussen Films opnemen met de handmatig ingestelde lensopeningwaarde/sluitertijd (Creatieve Videomodus) Opnamefunctie: Het is mogelijk om de openingswaarde en de sluitersnelheid manueel te veranderen en video’s op te nemen. 1 2 Zet de modusknop op [ Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 3 ]. [Bewegend beeld] > [Belicht.stand] Druk op 3/4 om [P], [A], [S] of [M] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • De handelingen die nodig zijn voor het veranderen van de lensopeningwaarde of de sluitertijd zijn dezelfde als voor het instellen van de modusknop op , Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken. 4 , of . P Start de opname. • Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te starten (er kunnen geen foto's gemaakt worden). 5 Stop de opname. • Druk op de filmknop of op de sluiterknop om de opname van een film te stoppen. • Lensopening – Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst. • Sluitertijd – Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in. – Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen toenemen wegens de hogere gevoeligheid. – Als onderwerpen op een extreem heldere plaats opgenomen worden, of onder fluorescente/ LED-verlichting, kan de kleurtoon of de helderheid van het beeld veranderen en kunnen horizontale strepen op het beeld verschijnen. In dat geval moet de opnamemodus veranderd worden of stelt u de sluitertijd met de hand in op 1/60 of 1/100. 116 4. Opnamemodussen Minimaliseren van werkgeluiden tijdens een filmopname Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld. Het gebruik van de aanraakiconen maakt de stille werking tijdens het opnemen van films mogelijk. Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 1 2 3 [Bewegend beeld] > [Stille bediening] > [ON] Start de opname. Raak [ ] aan. Raak de icoon aan. Zoom (als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom) F Lensopeningwaarde SS Sluitertijd Belichtingscompensatie ISO ISO-gevoeligheid Bijstelling microfoonniveau 4 Versleep de schuifbalk om in te stellen. • De snelheid van de werking varieert en is afhankelijk van de positie die u aanraakt. 5 [ ]/[ ] verandert de instelling langzaam [ ]/[ ] verandert de instelling snel Stop de opname. 117 4. Opnamemodussen Registreren van uw favoriete instellingen (Voorkeuzemode) Opnamefunctie: U kunt de huidige camera-instellingen als klantinstellingen registreren. Als u vervolgens opnames maakt in de Klantmodus, kunt u de geregistreerde instellingen gebruiken. • Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de standaard instellingen. Registratie van eigen menu-instellingen (registratie van klantinstellingen) Om opnemen toe te laten m.b.v. dezelfde instellingen, kunnen er tot 4 sets geregistreerd worden van huidig camera-instellingen m.b.v. [Geh voorkeursinst.]. ( , , , ) Voorbereiding: Stel van tevoren de opnamemodus in die u wenst te bewaren en selecteer de gewenste menu-instellingen op het toestel. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Voorkeuze] > [Geh voorkeursinst.] Druk op 3/4 om de standaard instelling te registreren en druk vervolgens op [MENU/SET]. De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop. • U kunt opnemen m.b.v. simpelweg de functieknop te draaien naar de overeenkomstige positie. Als u de gebruikelijke instellingen die u vaak gebruikt registreert, is het handig deze te gebruiken. De instellingen worden geregistreerd voor op de functieknop. • U kunt tot 3 sets custom-instellingen registreren en de verschillende sets als voorwaarde gebruiken. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • De volgende menu-items zijn niet als klantinstellingen geregistreerd. Menu [Opname] – Gegevens Menu [Set-up] – Alle menu's Menu [Voorkeuze] – [Touch scrollen] – [Menugids] geregistreerd met [Gezicht herk.] – De [Profiel instellen]-instelling 118 [Afspelen]-menu – [Scherm roteren] – [Wissen bevestigen] 4. Opnamemodussen Opnemen m.b.v. geregistreerde gebruikelijke instelling U kunt gemakkelijk de instellingen die u geregistreerd heeft met [Geh voorkeursinst.] oproepen. Zet de modusknop op [ ]. • De gebruikelijke instelling die geregistreerd is voor [ 1 Zet de modusknop op [ ] wordt opgeroepen. ]. • De gebruikelijke instelling die geregistreerd is voor [ ], [ ] of [ ] wordt opgeroepen. De meest recentelijk gebruikelijke instelling wordt opgeroepen. • Een gebruikelijk instelling veranderen > Naar stappen 2 en 3. 2 3 Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven. Druk op 2/1 om de standaardinstelling te selecteren die u wilt gebruiken en druk vervolgens op [MENU/SET]. Het is ook mogelijk om het selectiescherm weer te geven door op het opnamescherm de icoon van de opnamemodus aan te raken. C2-1 • De bewaring van de geselecteerde custom-instellingen wordt op het scherm weergegeven. C2-1 50 i 4: ∫ Veranderen van de instellingen Geregistreerde inhoud verandert niet wanneer de menu-instelling tijdelijk veranderd wordt met de functieknop ingesteld op of . Om de geregistreerde instellingen te veranderen, dient u over de geregistreerde inhoud heen te schrijven m.b.v. [Geh voorkeursinst.] op het gebruikelijke instellingenmenu. 119 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Instellen van de beeldkwaliteit door een effect toe te voegen ([Fotostijl]) Toepasbare modi: Er kunnen 6 soorten effecten geselecteerd worden om overeen te komen met het beeld dat u wenst op te nemen. Het is mogelijk de items zoals kleur of beeldkwaliteit van het effect naar uw wens af te stellen. [MENU] > [Opname] > [Fotostijl] [Standaard] [Levendig] Dit is de standaard instelling. ¢ Prachteffect met hoge verzadiging en contrast. [Natuurlijk]¢ Zacht effect met lage verzadiging. [Zwart-wit] [Landschap] Monochroom effect zonder kleurschaduwen. ¢ Een effect dat geschikt is voor landschappen met levendige blauwe luchten en groen. [Portret]¢ Een effect dat geschikt is voor een portret met gezond uitziende en mooie huidtint. [Custom]¢ Gebruik de instelling die u van tevoren registreert. ¢ Dit wordt uitgeschakeld als Intelligent Auto Plus modus geselecteerd wordt. • In de Intelligent Auto Plus modus zal de instelling opnieuw op [Standaard] gezet worden wanneer de camera op een andere opnamemodus gezet wordt of wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt. • In de Scene Guide modus is een fotostijl vastgelegd die bij iedere scène past. • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. 120 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon ∫ Bijstellen van de beeldkwaliteit • De beeldkwaliteit kan in de Intelligent Auto Plus modus niet afgesteld worden. 1 2 Druk op 2/1 om het type Photo Style te selecteren. Druk op 3/4 om de items te selecteren en druk vervolgens op 2/1 om deze bij te stellen. 6WDQGDDUG -5 0 +5 ±0 S ±0 ±0 ±0 [r] Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld. [s] Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld. [r] Het beeld is zeer scherp. [s] Het beeld is onscherp. [r] De kleuren van het beeld zijn levendig. [s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker. [r] Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan een beetje minder worden. [s] Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een betere resolutie maken. [Contrast] S [Scherpte] [Verzadiging] [Ruisreductie] [Geel] [Oranje] [Filtereffect]¢ Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Zwak) De blauwe lucht kan helder opgenomen worden. Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Medium) De blauwe lucht kan donkerder blauw opgenomen worden. [Rood] Vergroot het contrast van een onderwerp (Effect: Sterk) De blauwe lucht kan veel donkerder blauw opgenomen worden. [Groen] De huid en lippen van mensen worden met natuurlijke kleurtonen weergegeven. Groene bladeren verschijnen helderder en groter. [Uit] — ¢ Alleen weergegeven als [Zwart-wit] geselecteerd is. • Als u de beeldkwaliteit bijstelt, wordt naast de icoon van Photo Style [_] op het beeldscherm weergegeven. 3 • De kleur kan veranderd worden door [Verzadiging] wanneer [Zwart-wit] geselecteerd is. Op [MENU/SET] drukken. 121 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon ∫ Registreren van instellingen op [Custom] Regel de beeldkwaliteit door stap 2 van “Bijstellen van de beeldkwaliteit” te volgen en druk vervolgens op [DISP.]. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 122 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon De witbalans instellen Toepasbare modi: In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron. 1 2 Druk op 1 ( ). Selecteer de witbalans door aan de bedieningsknop te draaien. WB 3 AWB Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. Onderdeel [AWB] Automatische afstelling [V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht [Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht [î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw [Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht ¢ [ [ Opnameomstandigheden 1 [ ] ]/[ 2 ] Wanneer u beelden maakt met alleen de flits ] De handmatig ingestelde waarde wordt gebruikt Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur gebruikt wordt ¢ Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname. 123 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting-inrichting enz., zal de geschikte Witbalans variëren afhankelijk van het verlichtingstype, gebruik daarom [AWB] of [ 1 ], [ 2 ]. • De witbalans wordt alleen berekend voor onderwerpen die binnen het bereik van de flitser van het toestel liggen. (P201) • In de Scène Guide modus zal het veranderen van de scène of de opnamemodus tot gevolg hebben dat de instellingen van de witbalans (met inbegrip van de fijnafstelling van de witbalans) weer op [AWB] gezet worden. • De instelling is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen. – [Zacht tegenlicht]/[Ontspannen atmosfeer]/[Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/[Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/ [Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Nachtportret]/[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus) ∫ Automatische witbalans Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans instellen op een andere functie dan [AWB]. 1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken. 2 Blauwe lucht 3 Bewolkte lucht (Regen) 4 Schaduw 5 Zonlicht 6 Wit fluorescerend licht 7 Gloeilamp 8 Zonsopgang en zonsondergang 9 Kaarslicht Kl Kelvintemperatuur en kleuren 124 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon De witbalans handmatig instellen Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt. 1 2 3 Druk op 1 ( ). Draai aan de bedieningsknop om [ 1 ] of [ 2 ] te selecteren en druk vervolgens op 3. Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object en druk dan op [MENU/SET]. • De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft. Instellen van de kleur temperatuur U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer. Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder. 1 2 3 Druk op 1 ( ). Draai aan de bedieningsknop om [ ] te selecteren en druk vervolgens op 3. Druk op 3/4 om de kleur temperatuur te kiezen en dan op [MENU/SET]. • U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K]. 125 6500K 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon De witbalans fijn afstellen U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone witbalans. 1 2 3 Selecteer de witbalans en druk vervolgens op 4. Druk op 3/4/2/1 om de witbalans fijn in te stellen. 2 : A (AMBER: ORANJE) A 1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG) 3 : G (GROEN: GROENACHTIG) 4 : M (MAGENTA: ROODACHTIG) • U kunt ook een fijnere afstelling maken door de grafiek van de witbalans aan te raken. • Door op [DISP.] te drukken, wordt de positie opnieuw op het midden gezet. G B M Op [MENU/SET] drukken. • Als u de witbalans fijn instelt op [A] (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op [B] (blauw), zal de icoon van de witbalans o het beeldscherm blauw worden. • Als u de witbalans fijn instelt op [G] (groen) of op [M] (magenta), zal [_] (groen) of [`] (magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen. • De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt wanneer u de flits gebruikt. • Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling (middenpunt) in de volgende gevallen. – Als u de witbalans reset in [ 1 ] of [ 2 ] – Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ] 126 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Witbalans Bracket Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende kleuren gemaakt. 1 2 Verricht de fijnafstelling van de witbalans in stap 2 van “De witbalans fijn afstellen” en stel vervolgens de bracket in door aan de bedieningsknop te draaien. Draai de bedieningsknop naar rechts: Horizontaal ([A] naar [B]) Draai de bedieningsknop naar links: Verticaal ([G] naar [M]) • U kunt de bracket ook instellen door [ ]/[ ] aan te raken. Op [MENU/SET] drukken. G A B M •[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van de witbalans ingesteld is. • De instelling van de witbalans bracket wordt vrijgegeven wanneer dit toestel uitgeschakeld is (met inbegrip van de slaapmodus). • Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar. In deze gevallen niet beschikbaar: • De witbalans bracket werkt niet in de volgende gevallen: – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide modus) – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is – [Multi-belicht.] – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt 127 ] of [ ] 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Instellen van de beeldkwaliteit en -grootte Instellen van de beeldverhouding Toepasbare modi: Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het afdrukken of het terugspelen past. [MENU] > [Opname] > [Aspectratio] [4:3] [Aspectratio] van een 4:3 TV [3:2] [Aspectratio] van een 35 mm filmcamera [16:9] [Aspectratio] van een hoge-definitie TV, enz. [1:1] Vierkante aspectratio • De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken, controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P338) Instellen van het aantal pixels Toepasbare modi: Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen. [MENU] > [Opname] > [Fotoresolutie] Wanneer de aspectratio [4:3] is. Wanneer de aspectratio [3:2] is. Instellingen Beeldformaat Instellingen Beeldformaat [L] (16M) 4592k3448 [L] (14M) 4592k3064 [ M] (8M) 3232k2424 [ S] (4M) 2272k1704 [ [ Wanneer de aspectratio [16:9] is. Instellingen Beeldformaat [L] (12M) M] (7M) 3232k2160 S] (3.5M) 2272k1520 Wanneer de aspectratio [1:1] is. Instellingen Beeldformaat 4592k2584 [L] (11.5M) 3424k3424 [ M] (6M) 3232k1824 [ M] (6M) 2416k2416 [ S] (2M) 1920k1080 [ S] (3M) 1712k1712 • Als [Ex. tele conv.] (P194) ingesteld is, wordt [ ] weergegeven op de beeldgroottes van iedere beeldverhouding, met uitzondering van [L]. • Het beeldformaat zal vast op [S] gezet worden als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is. 128 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Instellen van de beeldcompressieverhouding ([Kwaliteit]) Toepasbare modi: De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden. [MENU] > [Opname] > [Kwaliteit] Instellingen Bestandsform aat Een JPEG-beeld waarin prioriteit aan de beeldkwaliteit gegeven werd. [A] JPEG [›] [ ] [ ] [ Beschrijving van instellingen ] RAWiJPEG RAW Een JPEG-beeld met standaard beeldkwaliteit. Dit is nuttig voor het veranderen van het aantal opnames zonder het aantal pixels te verhogen. U kunt gelijktijdig een RAW-beeld en een JPEG-beeld opnemen ([A] of [›]).¢1 U kunt alleen RAW-beelden opnemen.¢2 [ ]-beelden worden met een kleiner datavolume opgenomen dan [ ] of [ ]. ¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook verwijderd. ¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels ([L]) voor de aspect ratio van elk beeld. RAW Het RAW-formaat heeft betrekking op het originele formaat van de gegevens, dat geen beeldbewerking op de camera ondergaat. Het afspelen en de bewerking van RAW-beelden vereist speciale software. Met gebruik van de speciale software kunt u geavanceerde bewerkingen uitvoeren, zoals het instellen van de witbalans nadat de foto gemaakt is. De software stelt u ook in staat de beelden in bestandsformaten op te slaan zodat ze op een PC weergegeven kunnen worden (JPEG, TIFF, enz.). De beelden die met RAW-formaat opgenomen worden, zullen een betere beeldkwaliteit hebben dan de beelden die in JPEG opgenomen zijn maar de gegevensgrootte zal groter zijn. • U kunt RAW-bestanden ontwikkelen en bewerken met gebruik van de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory op de (bijgeleverde) CD-ROM. In deze gevallen niet beschikbaar: • De volgende effecten worden niet in de RAW-beelden teruggevonden: – [Fotostijl]/[Int.dynamiek]/[Rode-ogencorr]/[I.resolutie]/[Kleurruimte] ([Opname]-menu) – Scene Guide modus – Creative Control modus • In de volgende gevallen kunnen [ ], [ ] en [ ] niet ingesteld worden. – [Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) 129 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Gebruik van functies voor de beeldcorrectie Compenseren van het contrast en de belichting ([Int.dynamiek]) Toepasbare modi: Contrast en belichting worden gecompenseerd als het verschil in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp groot is, enz. [MENU] > [Opname] > [Int.dynamiek] Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF] • [AUTO] stelt automatisch de intensiteit van het effect in op grond van de opname-omstandigheden. • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden. • In de volgende gevallen werkt [Int.dynamiek] niet: – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is Verhogen van de resolutie ([I.resolutie]) Toepasbare modi: Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v. de Intelligente Resolutietechnologie. [MENU] > [Opname] > [I.resolutie] Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[EXTENDED]/[OFF] • [EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen. • Wanneer u een video opneemt, gaat [EXTENDED] naar [LOW]. • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. 130 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Combineren van beelden met verschillende belichtingen ([HDR]) Toepasbare modi: U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting in een enkel beeld combineren met rijke schakeringen. U kunt het verlies aan gradatie minimaliseren in heldere en donkere zones, wanneer het contrast tussen de achtergrond en het onderwerp bijvoorbeeld groot is. Een door HDR gecombineerd beeld wordt in JPEG opgenomen. [MENU] > [Opname] > [HDR] Instellingen Beschrijving van instellingen [ON] Neemt HDR-beelden op. [OFF] Neemt geen HDR-beelden op. [Dynamisch bereik] [AUTO]: Stelt automatisch het bereik van de belichting in op grond van de verschillen tussen heldere en donkere zones. [n1 EV]/[n2 EV]/[n3 EV]: Stelt de belichting in binnen de geselecteerde parameters van de belichting. [SET] [Auto uitlijnen] [ON]: Corrigeert automatisch het schudden (bibberen) van de camera en andere problemen die ervoor kunnen zorgen dat de beelden niet uitgelijnd worden. Wordt aanbevolen wanneer de camera tijdens het opnemen in de hand gehouden wordt. [OFF]: Niet bijgestelde ontregelde uitlijning van het beeld. Aanbevolen wanneer een statief gebruikt wordt. ∫ Wat is HDR? HDR betekent High Dynamic Range en heeft betrekking op een techniek voor het uitdrukken van een breed contrastbereik. 131 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon • Beweeg het toestel niet tijdens het continu fotograferen nadat op de sluiterknop gedrukt is. • U kunt de volgende foto niet nemen, zolang de combinatie van beelden niet compleet is. • Een bewegend onderwerp kan met onnatuurlijke wazigheid opgenomen worden. • De gezichtshoek wordt een beetje smaller als [Auto uitlijnen] op [ON] gezet is. • De flitser staat vast op [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld). In deze gevallen niet beschikbaar: • [HDR] werkt niet voor de foto's die tijdens het opnemen van een film gemaakt zijn. • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) 132 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Verminderen van het lange sluitergeluid ([Lang sl.n.red]) Toepasbare modi: De camera verwijdert automatisch ruis die ontstaat bij een tragere sluitertijd, wanneer u nachtscènes enz. wilt opnemen, zodat u toch mooie opnamen kunt maken. [MENU] > [Opname] > [Lang sl.n.red] Instellingen: [ON]/[OFF] • [Lange sluitertijd ruisreductie lopend] wordt weergegeven gedurende dezelfde tijd als de sluitertijd voor de signaalverwerking. • Wij raden aan een statief te gebruiken voor het maken van opnamen met een trage sluitertijd. In deze gevallen niet beschikbaar: • In de volgende gevallen werkt [Lang sl.n.red] niet: – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Als [Burstsnelh.] op [SH] staat Corrigeren van de helderheid op de randen van het scherm ([Schaduwcomp.]) Toepasbare modi: Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd. [MENU] > [Opname] > [Schaduwcomp.] Instellingen: [ON]/[OFF] • Deze eigenschap kan automatisch uitgeschakeld worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden. • Beeldruis aan de randen van het beeld kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid. In deze gevallen niet beschikbaar: • In de volgende gevallen is correctie niet mogelijk: – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Foto’s maken terwijl een video gemaakt wordt [alleen wanneer [ ] ingesteld is (videoprioriteit)] – Als [Burstsnelh.] op [SH] staat • Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, kan het zijn dat [Schaduwcomp.] niet werkt. Raadpleeg de website voor compatibele lenzen. 133 5. Instellen van beeldkwaliteit en kleurtoon Instellen van de kleurruimte ([Kleurruimte]) Toepasbare modi: Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC, een printer enz. [MENU] > [sRGB] [AdobeRGB] [Opname] > [Kleurruimte] Kleurbereik is ingesteld op sRGB-Kleurbereik. Dit wordt het meeste gebruikt in computeruitrustingen. Kleurbereik is ingesteld op AdobeRGB-Kleurbereik. AdobeRGB is meestal gebuikt voor handelsdoeleinden zoals professioneel afdrukken omdat het een grotere reeks reproduceerbare kleuren heeft dan sRGB. • Stel [sRGB] in als u AdobeRGB niet goed kent. • De instelling staat vast op [sRGB] in het volgende geval. – Wanneer u bewegende beelden opneemt 134 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Foto’s maken met Auto Focus Toepasbare modi: Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te selecteren onderwerpen past. 1 2 3 Zet de hendel van de focusmodus op [AFS] of [AFC] (P136). Druk op 2 ( ). Druk op 2/1 om de AF-modus te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het selectiescherm van de AF-zone wordt weergegeven als op 4 gedrukt wordt terwijl [š], [ ], [Ø] of [ ] geselecteerd is. Raadpleeg voor de bediening van het selectiescherm van de AF-zone P141. • De instelling is vastgesteld op [Ø] in de volgende gevallen. – Bij het gebruik van de digitale zoom – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) 135 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Over de focusmodus (AFS/AFF/AFC) Toepasbare modi: De methode wordt ingesteld om scherp te stellen als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. Focusmo dus [AFS] [AFF] [AFC] [MF] De beweging van het onderwerp en de scène (aanbevolen) Beschrijving van instellingen Onderwerp staat stil (Landschaps-, verjaardagsfoto, enz.) “AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”. De scherpte wordt automatisch ingesteld als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot halverwege ingedrukt wordt. Beweging kan niet voorzien worden (Kinderen, huisdieren, enz.) “AFF” is een afkorting van “Auto Focus Flexible”. In deze modus, wordt het scherpstellen automatisch uitgevoerd wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de focus gecorrigeerd om automatisch overeen te komen met de beweging. Het onderwerp beweegt (Sport, treinen, enz.) “AFC” is een afkorting van “Auto Focus Continuous”. In deze modus wordt het scherpstellen, terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt gehouden wordt, constant uitgevoerd om overeen te komen met de beweging van het onderwerp. Wanneer het onderwerp beweegt, wordt het scherpstellen uitgevoerd door de positie van het onderwerp te voorspellen op het moment van opname. (Bewegingsvoorspelling) Stel handmatig scherp. (P147) 136 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Veranderen van de focusmodus die toegekend is aan [AFS] van de hendel van de focusmodus [MENU] > [Voorkeuze] > [AFS/AFF] [AFS]: Kent [AFS] toe. [AFF]: Kent [AFF] toe. Wanneer u opneemt met gebruik van [AFF], [AFC] • Het kan enige tijd duren om scherp te stellen als u het zoomhendeltje van Wide naar Tele zet of plotseling van een onderwerp dat ver weg is op een onderwerp dichtbij scherpstelt. • Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen. • Terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt is, zou er trilling op het scherm gezien kunnen worden. • Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de scherpstelling op verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken. • Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen wordt tijdens het half indrukken. • Wanneer de helderheid onvoldoende is voor [AFF] of [AFC], zal de camera werken alsof [AFS] ingesteld is. In dit geval zal de display veranderen naar de gele [AFS]. In deze gevallen niet beschikbaar: • Afhankelijk van de lens die gebruikt wordt, zouden [AFF] en [AFC] niet kunnen werken. Raadpleeg de website op P19. • Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC] niet ingesteld worden 137 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Soort Auto Focus modus Over [ ] ([Gezichtsdetectie]) De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones) Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone weergegeven. Geel: Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft. Wit: Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld. • De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P141) • Als [š] geselecteerd is en [Meetfunctie] op meervoudige [ ] staat, zal het toestel de belichting aan het gezicht aanpassen. (P161) In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze kan in de volgende gevallen niet op [š] gezet worden. – [Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus) • Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet. – Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is – Wanneer het gezicht op een hoek is – Wanneer het gezicht extreem helder of donker is – Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz – Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm – Wanneer de gezichten weinig contrast hebben – Wanneer er een snelle beweging is – Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is – Wanneer het toestel schudt 138 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instelling van [ ] ([Tracking AF]) De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische opsporing) ∫ Als de knoppen gebruikt worden Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen. A AF-volgframe • De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt. • De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten. • De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt gedrukt. A ∫ Als het aanraakscherm gebruikt wordt U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken. • Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd. • De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt. • De vergrendeling wordt geannuleerd als [ ] aangeraakt wordt. • De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als [Meetfunctie] op [ ] gezet is. (P161) • Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer nog een keer te vergrendelen. • Als AF tracking mislukt, wordt [Ø] ingesteld. In deze gevallen niet beschikbaar: •[ ] kan niet gebruikt worden met [Intervalopname]. • In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]. – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen]/[Monochroom] (Scene Guide modus) – [Sepia]/[Zwart-wit]/[Dynamisch zwart/wit]/[Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/ [Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) – [Zwart-wit] ([Fotostijl]) • Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen: – Wanneer het onderwerp te klein is – Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is – Wanneer het onderwerp te snel beweegt – Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp – Wanneer er beeldbibber is – Als de zoom wordt gebruikt 139 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Over [ ] ([23-zone]) Er kunnen tot 23 AF-zones scherp gesteld worden. Dit is zelfs werkzaam als een onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt • De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden. (P141) Over [ ] ([1-zone]) Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm. • De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P141) • Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken. (Alleen als de focusmodus op [AFS] gezet is.) Over [ ] ([Spot]) U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt dat kleiner is dan [Ø]. • De focuspositie kan ingesteld worden op een vergroot scherm. (P142) • Als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, zal het scherm voor het controleren van de brandpuntpositie vergroot worden. • In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø] – Wanneer u bewegende beelden opneemt • Deze kan in de volgende gevallen niet op [ ] gezet worden. – [AFF]/[AFC] (focusmodus) 140 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone • Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd. • Als de instelling gemaakt wordt met bediening door aanraking, zet [Touch AF] in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu dan op [AF]. Als [š], [Ø] geselecteerd worden De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. 1 Selecteer [š] of [Ø] en druk op 4. • Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt 2 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone te verplaatsen. • De AF-zone kan ook verplaatst worden door het onderwerp weergegeven. aan te raken. • Druk op [DISP.] om de AF-zone opnieuw naar het midden van het beeldscherm te brengen. 3 Draai aan de bedieningsknop om de grootte van het kader van de AF-zone te veranderen. • Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes. • De grootte van de zone kan ook veranderd worden door 4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt in de deze op het scherm samen te knijpen/te spreiden (P15). aangeraakte positie weergegeven als [š] geselecteerd is. De instelling van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET] gedrukt wordt of [ ] aangeraakt wordt. Wanneer u [ ] selecteert De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden. 1 Selecteer [ ] en druk op 4. • Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt weergegeven. 2 Druk op 3/4/2/1 om het frame van de AF-zone te selecteren zoals in de afbeelding rechts getoond wordt. • Het kader van de AF-zone kan ook geselecteerd worden 3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Alleen de weergave van [i] (middelpunt van het geselecteerde kader van de AF-zone) door het scherm aan te raken. zal op het beeldscherm blijven. • De instelling van het kader van de AF-zone wordt geannuleerd als op [MENU/SET] gedrukt wordt of [ ] aangeraakt wordt. 141 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Wanneer u [ ] selecteert U kunt de scherpstelpositie op precieze wijze instellen door het scherm te vergroten. • De focuspositie kan niet op de rand van het beeldscherm ingesteld worden. 1 2 3 Selecteer [ ] en druk op 4. Druk op 3/4/2/1 om de focuspositie in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het hulpscherm voor het instellen van de brandpuntpositie wordt vergroot weergegeven. • Het hulpscherm kan ook verplaatst worden door het onderwerp aan te raken. Verplaats [_] naar de brandpuntpositie met 3/4/2/1. • De brandpuntpositie kan ook verplaatst worden door het scherm aan te raken. • Door op [DISP.] te drukken, keert de brandpuntpositie terug naar het midden van het hulpscherm. • Op het assistentiescherm is het ook mogelijk om een foto te maken door [ ] aan te raken. Veranderen van de weergave van het hulpscherm [MENU] > [Voorkeuze] > [Spot AF weergave] [FULL]: Vergroot een beeld tot de grootte van het volledige scherm. [PIP]: Vergroot een beeld tot de grootte van een venster op het scherm. • De weergave van het hulpscherm kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ • Als aan de bedieningsknop gedraaid wordt, kan een foto in [PIP] ongeveer 3 tot 6 keer ]. vergroot/verkleind worden. In [FULL] kan de foto ongeveer 3 tot 10 keer vergroot/verkleind worden. De foto wordt vergroot/verkleind met een factor van 1. • De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/ te spreiden. 142 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instelling van de duur waarbij het scherm vergroot is [MENU] > [Voorkeuze] > [Spot AF tijd] > [LONG] (Ongeveer 1,5 seconden)/[MID] (Ongeveer 1,0 seconden)/ [SHORT] (Ongeveer 0,5 seconden) • De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer de [Meetfunctie] (P161) ingesteld is op [ ]. Aan de rand van het scherm zou de meting beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond de AF-zone. • Als [Touch AF] op [AF+AE] gezet is, volgt de optimaliseringspositie van de helderheid de beweging van de AF-zone (de AF-zone werkt als [Ø].) (P163) In deze gevallen niet beschikbaar: • Wanneer u de digitale zoom gebruikt, kunnen de positie en de maat van de AF-zone niet veranderd worden. 143 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instelling van de gewenste focusmethode Door het [Voorkeuze]-menu te gebruiken, kunt u de focusmethode in detail instellen. Loslaten/Niet loslaten van de sluiter door de sluiterknop tot halverwege in te drukken [MENU] > [Voorkeuze] > [Ontsp. knop half indr.] > [ON]/[OFF] Wel/niet van te voren scherpstellen [MENU] > [Voorkeuze] > [Quick AF] > [ON]/[OFF] Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen. • De batterij raakt sneller op dan normaal. • Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen. • [Quick AF] is onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld: – In de preview-modus – In situaties met weinig licht – Met lenzen die alleen Manuele Focus mogelijk maken – Met bepaalde Four Third lenzen die geen contrast AF ondersteunen. 144 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Wel/niet inschakelen van de AF Assist-lamp [MENU] > [Voorkeuze] > [AF ass. lamp] > [ON]/[OFF] De AF-hulplamp zal het onderwerp verlichten als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt en maakt het zo gemakkelijker voor het toestel om scherp te stellen als een opname bij weinig licht gemaakt wordt. (Al naargelang de opnameomstandigheden zal een grotere AF-zone weergegeven worden.) • Het effectieve bereik van het AF Assist-lampje varieert afhankelijk van de lens die wordt gebruikt. – Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) bevestigd is en op Wide: Ongeveer 1,0 m tot 3,0 m – Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) bevestigd is: Ongeveer 1,0 m tot 5,0 m • De AF-assist lamp is alleen werkzaam voor het onderwerp in het midden van het beeldscherm. Gebruik het door het onderwerp in het midden van het beeldscherm te zetten. • Verwijder de lenskap. • Wanneer u de AF-lamp niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ass. lamp] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen. • De AF Assist-lamp raakt enigszins geblokkeerd als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032/H-H020A) gebruikt wordt maar dit is niet van invloed op de prestaties. • De AF-assist lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt. • De instelling is vastgesteld op [OFF] in de volgende gevallen. – [Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/ [Glinsterend water]/[Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/ [Artistieke nachtopname]/[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) – Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is 145 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Wel/niet opnemen, zelfs als geen scherpstelling van het beeld verkregen wordt [MENU] > [Voorkeuze] > [Prio. focus/ontspan] [FOCUS]: U kunt geen opname maken zolang het object niet is scherpgesteld. [RELEASE]: Dit geeft voorrang aan het beste ogenblik om een opname te maken zodat u een opname kunt maken als u de ontspanknop helemaal indrukt. • Wanneer [RELEASE] ingesteld is, houd u er dan rekening mee dat het scherpstellen misschien niet goed lukt, zelfs niet wanneer de focusmodus op [AFS], [AFF] of [AFC] gezet is. Wel/niet handmatig scherp stellen na Auto Focus verkregen te hebben [MENU] > [Voorkeuze] > [AF+MF] > [ON]/[OFF] Als AF-vergrendeling op ON staat (druk de sluiterknop tot halverwege in met de focusmodus op [AFS] of stel AF-vergrendeling in met gebruik van [AF/AE LOCK]), kunt u handmatig en precies scherpstellen. 146 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Opnamen maken met handmatig scherpstellen Toepasbare modi: Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken. De handelingen om handmatig scherp te stellen variëren en zijn afhankelijk van de lens die gebruikt wordt. Gebruik van een onderling verwisselbare lens (H-FS12032) zonder focusring Zet de hendel van de focusfunctie op [MF]. Druk op 2 ( ). 1 2 3 Druk op 3/4/2/1 om de MF-zone te bewegen en druk op [MENU/SET]. • De MF-zone kan ook bewogen worden door het scherm te verslepen (P15). • Door op [DISP.] te drukken, zal de MF-zone weer naar het midden terugkeren. 4 Druk op 2/1 om scherp te stellen. A B C D Schuifbalk MF Assist (vergroot scherm) MF-gids Peaking • Door op 2/1 te drukken en te blijven drukken, zal de • • • • focussnelheid vergroot worden. Het scherpstellen kan ook uitgevoerd worden door de schuifbalk te verslepen. Door aan de bedieningsknop te draaien, zal MF Assist groter/kleiner worden. Als [Peaking] in het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, worden de scherp gestelde delen geaccentueerd. Het instellingenscherm van de MF-zone kan weergegeven worden door op 4 te drukken. 147 D B + AF C A 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Gebruik van een onderling verwisselbare lens (H-H020A) met een focusring 1 Zet de hendel van de focusfunctie op [MF]. 2 Draai aan de focusring om scherp te stellen. A Draai naar A kant: Stelt scherp op een onderwerp dichtbij B Draai naar B kant: Stelt scherp op een onderwerp ver weg E MF Assist (vergroot scherm) F MF-gids G Peaking • Wanneer een onderling verwisselbare lens met een focushendel gebruikt wordt, beweeg de focushendel dan om scherp te stellen. G E + AF F ∫ Weergeven van MF Assist • Dit kan weergegeven worden door aan de focusring te draaien, het scherm te spreiden (P15) of het scherm twee keer aan te raken (in [Miniatuureffect] in de Creative Control modus, kan dit niet weergegeven worden door het scherm aan te raken). • Het kan ook weergegeven worden door op de cursorknop op 2 te drukken, om het instellingenscherm van de MF-zone weer te geven. Gebruik de cursorknop om de positie van de MF-zone te bepalen en druk vervolgens op [MENU/SET]. ∫ Afsluiten van MF Assist • Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. • U kunt MF Assist ook sluiten door op [MENU/SET] te drukken of [Exit] aan te raken. • Het zal ook gesloten worden als het scherm twee keer aangeraakt wordt. • Wanneer weergegeven door aan de focusring te draaien, wordt het ongeveer 10 seconden nadat de handelingen gestopt zijn, gesloten. • MF Assist of de MF-gids worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte lens. MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen, met het aanraakscherm of een knop. In deze gevallen niet beschikbaar: • MF Assist wordt uitgeschakeld als digitale zoom gebruikt wordt of filmopnames gemaakt worden. 148 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Wel/niet weergeven van de MF-gids [MENU] > [Voorkeuze] > [MF-gids] > [ON]/[OFF] A Aanduiding van ¶ (oneindigheid) Wanneer [MF-gids] op het [Voorkeuze] menu ingesteld is op [ON] en u handmatig scherpstelt, wordt de MF-guide afgebeeld op het scherm. U kunt controleren of het scherpstelpunt richting de kant dichtbij of de kant ver weg is. A Snel scherp stellen met gebruik van Auto Focus [MENU] > [Voorkeuze] > [AF/AE vergrend.] > [AF-ON] Als in Manuele Focus op de functieknop gedrukt wordt (P43) waarop [AF/AE LOCK] ingesteld is, zal Auto Focus werken. • [AF/AE LOCK] kan alleen toegekend worden aan [Fn1]. • Auto Focus werkt in het midden van het frame. • Als Auto Focus gebruikt wordt terwijl het MF-hulpscherm weergegeven wordt, zal scherp gesteld worden in het midden van het MF-hulpscherm. • Auto Focus werkt ook met de volgende aanraakhandelingen. – Door aanraking van [ AF ] – Door verslepen van de monitor en het loslaten van uw vinger op het punt waarop u wilt scherpstellen. 149 AF 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Accentueren/niet accentueren van de scherp gestelde delen [MENU] > [Voorkeuze]>[Peaking] [ON] De in-focus gedeeltes worden met een kleur geaccentueerd. [OFF] De in-focus gedeeltes worden niet met een kleur geaccentueerd. [Niveau detecteren] Het detectieniveau van in-focus gedeeltes wordt ingesteld. Als [HIGH] ingesteld wordt, worden de te accentueren gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer precieze scherpstelling te verkrijgen. [HIGH]/[LOW] • De instelling van het detectieniveau is niet van invloed op het brandpuntbereik. Stelt de kleur in die gebruikt wordt voor het accentueren van [Peaking]. • Als [Niveau detecteren] op [HIGH] gezet is: [ ] [SET] (Lichtblauw)/[ [Kleur weergeven] ] (Geel)/[ ] (Groen) • Als [Niveau detecteren] op [LOW] gezet is: [ ] (Blauw)/ [ ] (Oranje)/[ ] (Wit) • Het veranderen van de instelling van [Niveau detecteren] verandert ook als volgt de instelling van [Kleur weergeven]. –[ –[ –[ ] (Lichtblauw) [ ] (Blauw) ] (Geel) [ ] (Oranje) ] (Groen) [ ] (Wit) • Als [Peaking] ingesteld is, [ ] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) of [ ] ([Niveau detecteren]: [LOW]) zullen weergegeven worden. • Telkens wanneer [ ] in [ ] aangeraakt wordt, wordt de instelling omgeschakeld in de volgorde [ON] ([Niveau detecteren]: [LOW]) > [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF]. • Telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt terwijl [Peaking] op [Fn knopinstelling] (P43) gezet is in het [Voorkeuze]-menu, schakelt de instelling van de peaking in de volgorde [ON] ([Niveau detecteren]: [LOW]) > [ON] ([Niveau detecteren]: [HIGH]) > [OFF]. • Deze functie werkt in Manuele Focus of wanneer de scherpstelling met de hand met [AF+MF] geregeld wordt. • Aangezien de delen met heldere contouren op het scherm als scherp gestelde delen geaccentueerd worden, zullen de geaccentueerde delen variëren, al naargelang de opname-omstandigheden. • De kleur die voor het accentueren gebruikt wordt, is niet van invloed op de opgenomen beelden. • [Peaking] werkt niet met [Ruw zwart-wit] in de Creative Control-modus. 150 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Technieken voor handmatig scherpstellen 1 Druk op de cursorknop of draai aan de focusring om scherp te stellen. 2 Druk nog een paar keer op de cursorknop of draai de focusring een beetje verder in dezelfde richting. 3 Bedien de cursorknop of de focusring een klein beetje in de tegengestelde richting om preciezer scherp te stellen. • Als u na het scherpstellen op een onderwerp in-/uitzoomt, kan de nauwkeurigheid van het brandpunt verloren gaan. Stel het brandpunt in dat geval opnieuw in. • Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen. • Als u close-ups maakt: – Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P174) te gebruiken. – Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen. – De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing. 151 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) ∫ Over de referentiemarkering van de focusafstand De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de focusafstand te meten. Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups. Focusbereik A Referentieteken focusafstand B Referentielijn focusafstand C 0,2 m (brandpuntafstand 12 mm tot 20 mm) [Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt] D 0,3 m (brandpuntafstand 21 mm tot 32 mm) [Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt] E 0,2 m [Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt] 152 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) De instellingen van MF Assist naar wens veranderen Gebruik het [Voorkeuze]-menu voor het maken van geavanceerde instellingen voor MF Assist. Instelling van de weergavemethode van MF Assist (vergroot scherm) [MENU] > [Voorkeuze] > [MF assist] • De beschikbare instellingen variëren en zijn afhankelijk van de gebruikte lens. Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring (H-FS12032) gebruikt wordt [ON] Het brandpunt kan bijgesteld worden wanneer op 2( ) gedrukt wordt en het instellingenscherm van de MF-zone wordt weergegeven. [OFF] Het brandpunt kan bijgesteld worden door op 2( ) te drukken. Het instellingenscherm van de MF-zone zal niet weergegeven worden. Als een onderling verwisselbare lens met een focusring (H-H020A) gebruikt wordt [ ] [ MF Assist wordt weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt of als op 2( ) gedrukt wordt. ] MF Assist wordt weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt. [ ] [OFF] MF Assist wordt weergegeven als op 2( ) gedrukt wordt. MF Assist wordt zelfs niet weergegeven als aan de focusring of de lens gedraaid wordt. De weergave van MF Assist veranderen [MENU] > [Voorkeuze] > [MF assist weergave] [FULL]: Vergroot de weergave in een venster op het scherm. [PIP]: Vergroot de weergave op het volledige scherm. • De weergave van het hulpscherm kan ook omgeschakeld worden door aanraking van [ ] op het instellingenscherm van het brandpunt. • Als aan de bedieningsknop gedraaid wordt, kan de weergave in [PIP] ongeveer 3 tot 6 keer vergroot/verkleind worden. In [FULL] kan het ongeveer 3 tot 10 keer vergroot/verkleind worden. De weergave wordt vergroot/verkleind met een factor van 1. • De weergave kan ook vergroot/verkleind worden door deze op het scherm samen te knijpen/ te spreiden. 153 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instellen van het aanvankelijke vergrotingsniveau van MF Assist [MENU] > [Voorkeuze] > [Lens zonder focusring] > [MF vergrotingsniveau] Er kan een aanvankelijk vergrotingsniveau van MF Assist tussen 3 en 10 keer ingesteld worden. • Als [MF assist weergave] op [PIP] gezet wordt, kan de weergave alleen tot 6 keer vergroot worden, onafhankelijk van deze instelling. • Het vergrotingsniveau van de laatste keer dat MF Assist gebruikt werd, wordt als het aanvankelijke vergrotingsniveau opgeslagen. • Deze onderdelen kunnen alleen ingesteld worden als een onderling verwisselbare lens zonder focusring (H-FS12032) gebruikt wordt. Veranderen van de werking van de bedieningsknop in de Manuele Focus. [MENU] > [Voorkeuze] > [Lens zonder focusring] > [Bed. draaiknop (MF)] [MAGLEVEL]: Draai aan de bedieningsknop om het niveau van uitvergroting van de vergrote zone te veranderen. [FOCUS]: Draai aan de bedieningsknop om het brandpunt in te stellen. • Deze onderdelen kunnen alleen ingesteld worden als een onderling verwisselbare lens zonder focusring (H-FS12032) gebruikt wordt. 154 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Vastzetten van het brandpunt en de belichting (AF/AE-vergrendeling) Toepasbare modi: Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt. 1 Stel een functieknop in op [AF/AE LOCK]. (P43) • [AF/AE LOCK] kan alleen toegekend worden aan [Fn1]. 2 3 Lijn het scherm uit met het onderwerp. Druk op [Fn1] om focus en belichting vast te zetten. • De AF/AE-vergrendeling wordt geannuleerd door opnieuw op de knop [Fn1] te drukken. • In de fabrieksinstelling is alleen de belichting vergrendeld. 4 Beweeg het toestel terwijl u het beeld samenstelt en druk de sluiterknop daarna volledig in. AEL 3.5 60 0 200 A A AE vergrendelingsaanwijzing • Als [AE LOCK] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt heeft om scherp te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in. Instelling van de functies van [AF/AE LOCK] [MENU] > [Voorkeuze] > [AF/AE vergrend.] [AE LOCK] Alleen de belichting is vergrendeld. • Als de belichting ingesteld wordt [AEL], worden de lensopeningwaarde en de sluitertijd weergegeven. [AF LOCK] Alleen de focus is ontgrendeld. • Als op het onderwerp scherp gesteld wordt [AFL], worden de brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de sluitertijd weergegeven. Zowel focus en belichting zijn vergrendeld. [AF/AE LOCK] [AF-ON] • [AFL], [AEL], de brandpuntaanduiding, de lensopeningwaarde en de sluitertijd worden weergegeven wanneer het brandpunt en de belichting geoptimaliseerd worden. Auto focus wordt uitgevoerd. 155 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) • AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie. • De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige Scherpstelling. • Tijdens het opnemen van een film is alleen de AF-vergrendeling actief. Wanneer u de AF-vergrendeling tijdens de opname eenmaal wist, kan hij niet opnieuw geactiveerd worden. • Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is. • Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is. 156 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Belichtingscompensatie Toepasbare modi: Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. 1 Druk 3 (È) om te schakelen naar Belichtingscompensatie-werking. • Belichtingscompensatiewaarde wordt geel om aan te geven dat de belichting nu gecompenseerd kan worden. 2 Draai de bedieningsfunctieknop om de belichting te compenseren. A Belichtingscompensatiewaarde B [Lichtmeter] Onderbelichting SS F 250 125 60 3.5 60 0 De belichting positief compenseren. 15 5.6 +5 A Juiste belichting 30 4.0 8.0 200 98 B Overbelichting De belichting negatief compenseren. • De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van films kan de waarde van de belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3 EV. • Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting. • Draai aan de bedieningsknop om de [Lichtmeter] weer te geven. (P84) • Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. (P207) • Als de belichtingswaarde buiten het bereik van j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het opnamescherm niet meer veranderen. Er wordt aanbevolen om voor de opnames de daadwerkelijke helderheid van het opgenomen beeld te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm. • De ingestelde belichtingscompensatie wordt zelfs opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt (als [Belichtingscomp. reset] (P52) op [OFF] gezet is) 157 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) De lichtgevoeligheid instellen Toepasbare modi: Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat de opnamen donker worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Opname] > [Gevoeligheid] Selecteer de ISO-gevoeligheid door aan de bedieningsknop te draaien. 3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. AUTO AUTO ISO AUTO 200 400 De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van de helderheid. • Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])¢1 Het toestel spoort de beweging van het onderwerp op en stelt de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd vervolgens automatisch in zodat deze zo goed mogelijk bij de beweging van het onderwerp en de helderheid van de scène passen, om het schommelen van het onderwerp te minimaliseren. (Intelligent) • Maximum [ISO3200] (Met de flitser op [ISO1600])¢1 • De sluitersnelheid wordt niet vastgezet als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. Het verandert voortdurend om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp, tot de sluiterknop volledig ingedrukt wordt. ¢2 125 /200/400/800/1600/3200/ 6400/12800/25600 De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende standen. • Als de [ISO-verhoging] in het [Opname]-menu (P160) op [1/3 EV] gezet is, zullen de onderdelen van de ISO-gevoeligheid die ingesteld kunnen worden, toenemen. ¢1 Als de [ISO-limiet] (P159) van het [Opname]-menu op iets anders dan [OFF] gezet is, zal deze automatisch ingesteld worden binnen de waarde die ingesteld is in [ISO-limiet]. ¢2 Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is. 158 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Kenmerken van de ISO-gevoeligheid. 200 Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Sluitertijd 25600 Wanneer het donker is Langzaam Snel Minder Verhoogd Verhoogd Minder Ruis Schommelen van het onderwerp • Voor het focusbereik van de flitser als [AUTO] ingesteld is, raadpleegt u P201. • In sluiter-prioriteit AE-modus kan [ ] niet gebruikt worden. In de handmatige belichtingsmodus kunnen [AUTO] en [ ] niet gebruikt worden. • Als [Multi-belicht.] ingesteld is, is de maximum instelling [ISO3200]. • Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie. [AUTO]/[200] tot [3200] • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. Instellen van de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid Toepasbare modi: Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet afhankelijk van de helderheid van het onderwerp. ] wordt gezet. • Dit werkt wanneer de [Gevoeligheid] op [AUTO] of [ [MENU] > [Opname] > [ISO-limiet] Instellingen: [400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600]/[OFF] In deze gevallen niet beschikbaar: • [ISO-limiet] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld: – [Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) – Wanneer u bewegende beelden opneemt 159 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Instellen van de staptoename van de ISO-gevoeligheid Toepasbare modi: U kunt voor iedere 1/3 EV de instellingen van de ISO-gevoeligheid bijstellen. [MENU] > [1/3 EV] [1 EV] [Opname] > [ISO-verhoging] [L.125]¢/[L.160]¢/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/[1600]/ [2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]/[16000]/ [20000]/[25600] [L.125]¢/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]/[25600] ¢ Alleen beschikbaar als [Uitgebreide ISO] ingesteld is. • Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] naar [1 EV], zal [Gevoeligheid] ingesteld worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de [1/3 EV]. Uitbreiden van de ISO-gevoeligheid Toepasbare modi: De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een minimum van [ISO125]. [MENU] > [Opname] > [Uitgebreide ISO] Instellingen: [ON]/[OFF] 160 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Selecteren van de methode voor het meten van de helderheid ([Meetfunctie]) Toepasbare modi: Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden. [MENU] > [Opname] > [Meetfunctie] [ ] (Meervoudig) Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode te gebruiken. [ ] (Middenmeting) Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in het midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit middelste beeld aan te passen. [ ] (Puntmeting) Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te meten A. • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. 161 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Eenvoudig optimaliseren van de helderheid van een bepaalde zone (Touch AE) Toepasbare modi: U kunt de helderheid van een aangeraakte positie gemakkelijk optimaliseren. Als het gezicht van het onderwerp donker lijkt, kunt u het scherm helderder maken overeenkomstig de helderheid van het gezicht. U kunt alleen de helderheid van een aangeraakte positie optimaliseren maar u kunt ook, met gebruik van Touch AF voor het optimaliseren van de helderheid, zowel het brandpunt als de helderheid van de aangeraakte positie optimaliseren. Optimaliseren van alleen de helderheid van een aangeraakte positie 1 2 Raak [ ] aan. Raak [ AE ] aan. • Het instellingenscherm voor de optimaliseringspositie van de helderheid wordt weergegeven. AE ] gezet, die uitsluitend voor Touch AE gebruikt wordt. • De [Meetfunctie] wordt op [ 3 AE Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt optimaliseren. • Door [Reset] aan te raken, keert de optimalisatiepositie van de helderheid terug naar het midden. ュリヴヱハ 4 5HVHW ,QVW Raak [Inst.] aan. ∫ Annuleren van de Touch AE-functie Raak [ ] aan. • [Meetfunctie] keert terug naar de oorspronkelijk instelling en de optimaliseringspositie van de helderheid wordt geannuleerd. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Als u de digitale zoom gebruikt. – Als [Touch AF] in [Touch inst.] van het [Voorkeuze]-menu op [AF+AE] gezet is. (P163) 162 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) Optimaliseren van het brandpunt en de helderheid van een aangeraakte positie 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Voorkeuze] > [Touch inst.] Selecteer [Touch AF] en raak vervolgens [AF+AE] aan. Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt optimaliseren. • Het instellingenscherm van de AF-zone wordt weergegeven. (P141) • De positie voor de optimalisering van de helderheid ュリヴヱハ 5HVHW ,QVW wordt op het midden van de AF-zone weergegeven. De positie volgt de beweging van de AF-zone. • De [Meetfunctie] wordt op [ AE ] gezet, die uitsluitend voor Touch AE gebruikt wordt. • Als u [Reset] aanraakt, worden de optimaliseringspositie van de helderheid en de AF-zone naar het midden teruggezet. 4 Raak [Inst.] aan. • De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] wordt op de aangeraakte positie weergegeven. • Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] teruggezet op de oorspronkelijke instelling en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd. Ook de instelling van AF-zone wordt geannuleerd. • Door [ ] aan te raken, wordt [Meetfunctie] op de oorspronkelijke instelling teruggezet en wordt de optimaliseringspositie van de helderheid geannuleerd. Als de achtergrond te helder geworden is, enz., kan dit contrast met de achtergrond bijgesteld worden door de belichting te compenseren. 163 6. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting) • Wanneer opnames met Touch Shutter gemaakt worden, worden de scherpstelling en de helderheid van de aangeraakte positie geoptimaliseerd voordat de opname plaatsvindt. • Aan de rand van het scherm kan het focussen beïnvloed worden door de helderheid rondom de aangeraakte plek. In deze gevallen niet beschikbaar: • [AF+AE], die het brandpunt en de helderheid optimaliseert, werkt in de volgende gevallen niet. – Als de Manuele Focus gebruikt wordt – Bij het gebruik van de digitale zoom – Als de AF-zone ingesteld is met gebruik van de cursorknop 164 7. Instellingen van sluiter en drive Instellen van het type sluiter Toepasbare modi: U kunt foto's maken met een van de twee sluitermethodes: de elektronische voorste gordijnsluiter of de elektronische sluiter. Elektronische voorste gordijnsluiter De camera start de belichting elektronisch en eindigt deze met de mechanische sluiter. Beschrijving Elektronische sluiter De camera start en eindigt de belichting elektronisch. Flits ± — Sluitertijd (Sec.) 60 tot 1/500 1¢1 tot 1/16000 Sluitergeluid Mechanisch sluitergeluid¢2+ Elektronisch sluitergeluid¢3 Elektronisch sluitergeluid¢3 ¢1 Tot en met een ISO-gevoeligheid van [ISO3200]. Als de instelling hoger dan [ISO3200] is, zal de sluitertijd korter dan 1 seconde zijn. ¢2 Het mechanische sluitergeluid kan niet uitgezet worden. ¢3 De instellingen van het elektronische sluitergeluid kunnen veranderd worden in [Shutter vol.] en [Shutter toon]. (P47) Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Opname] > [Sluitertype] [AUTO] Afhankelijk van de opname-omstandigheden en de sluitertijd wordt het type sluiter automatisch omgeschakeld. • De methode van de elektronische voorste gordijnsluiter heeft de prioriteit. Deze methode heeft minder beperkingen op de functies die gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer foto's met een flitser genomen worden. [EFC] Maakt foto's door alleen de methode van de elektronische voorste gordijnsluiter te gebruiken. [ESHTR] Maakt foto's door alleen de methode van de elektronische sluiter te gebruiken. 165 7. Instellingen van sluiter en drive • Als [ ] op het scherm weergegeven wordt, zullen de foto's met de elektronische sluiter gemaakt worden. • Als [Burstsnelh.] op [SH] gezet is, zullen de foto's met de elektronische sluiter gemaakt worden. • Als [Stille modus] op [ON] gezet is, zullen de foto's met de elektronische sluiter gemaakt worden. • Als een lens gebruikt wordt die niet gebaseerd is op de standaard Micro Four Thirds Systeem / Four Thirds System dan maakt [AUTO] opnames met de elektronische sluiter tenzij bijvoorbeeld de flitser gebruikt wordt voor het maken van opnames. Ook schakelt [EFC] naar [AUTO]. Bepaalde lenzen die gebaseerd zijn op de standaard Micro Four Thirds System/Four Thirds System kunnen ook tot gevolg hebben dat de instelling naar [AUTO] schakelt. Raadpleeg de website voor compatibele lenzen. • Als een bewegend onderwerp met de elektronische sluiter opgenomen wordt, kan het onderwerp vervormd op de foto verschijnen. • Als de elektronische sluiter met fluorescent licht of LED-verlichting gebruikt wordt, enz., kunnen horizontale strepen op de foto verschijnen. In dergelijke gevallen kan een verlaging van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen reduceren. • Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico. 166 7. Instellingen van sluiter en drive Selecteer een drive-modus Toepasbare modi: U kunt veranderen wat de camera zal doen wanneer u op de sluiterknop drukt. 1 2 Druk op 4 ( ). Druk op 2/1 om de drivemodus te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. A Drive-modus 1 2 3 4 H 31/3 A 1 [Enkel] (P57) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt slechts één beeld opgenomen. 2 [Burstfunctie] (P168) Er worden achtereenvolgende opnames gemaakt terwijl de sluiterknop ingedrukt is. 3 [Auto bracket] (P171) Telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt, worden opnames met verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, op grond van het bereik van de belichtingscompensatie. 4 [Zelf ontsp.] (P174) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, wordt de opname gemaakt nadat de ingestelde tijd verstreken is. • Selecteert [ ] om de drivemodus te annuleren. De instelling zal naar [Enkel]schakelen. • De instellingen van iedere drivemodus kunnen veranderd worden door op 3 te drukken. 167 7. Instellingen van sluiter en drive Opnamen maken met de burstfunctie Toepasbare modi: Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt. • Foto’s die met burst-snelheid [SH] genomen worden, zullen als een enkele burst-groep opgenomen worden (P218). 1 2 3 Druk op 4 ( ). Druk op 2/1 om de burst-icoon te selecteren ([ ], enz.) en druk vervolgens op 3. H 31/3 Selecteer de burst-snelheid met 2/1 en druk vervolgens op [MENU/SET]. [SH] (Superhoge snelheid)¢2 Elektronische Burstsnel voorste heid gordijnsluiter (opnamen/ Elektronische seconde) sluiter Live View tijdens Burstfunctie Met RAW-bestanden ¢1 Zonder RAW-bestanden SH H LV M LV L [H] (Hoge snelheid) [M] (Mediumsne lheid) [L] (Lage snelheid) 5 4 2 10 4 2 Geen Beschikbaar Beschikbaar 40 Geen — 7¢3, 4 Max. 39 Afhankelijk van de capaciteit van de kaart¢4 ¢1 Aantal mogelijke opnamen ¢2 De elektronische sluiter zal werkzaam zijn. ¢3 Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan het aantal frames in een burst-opname kleiner worden (Wanneer u bijvoorbeeld [I.resolutie] van het [Opname]-menu instelt, kan het aantal frames van een burst-opname kleiner worden) ¢4 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt. De burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit is afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en het type kaart die gebruikt worden. 168 7. Instellingen van sluiter en drive • De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden. – [Fotoresolutie] (P128) – [Kwaliteit] (P129) – [Gevoeligheid] (P158) – Focusmodus (P136) – [Prio. focus/ontspan] (P146) • De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu. • Raadpleeg P129 voor informatie over RAW-bestanden. 4 Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld. 50 i 4:3 L AFS H • De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de burstfunctie te activeren. ∫ Annuleren van de burst-modus Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167) Scherpstellen in burstfunctie De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de instelling van de focusmodus (P136) en de instelling van de [Prio. focus/ontspan] (P146) in het [Voorkeuze]-menu. Focusmodus [AFS] [AFF]/[AFC]¢1 [MF] [Prio. focus/ontspan] [FOCUS] Focus Bij de eerste opname [RELEASE] [FOCUS] Normale scherpstelling¢2 [RELEASE] Voorspelde scherpstelling¢3 — Focus ingesteld met handmatige focus ¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast ingesteld op het eerste beeld. ¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object. ¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik. 169 7. Instellingen van sluiter en drive • Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, door continu opnemen in de burst-modus of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt. • Als de burst-snelheid op [SH] of [H] gezet is (terwijl de focusmodus op [AFS] of [MF] staat), zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vaststaan op de instellingen die voor het eerste beeld gebruikt werden. Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de focusmodus [AFF] of [AFC]), [M] of [L] is, worden deze telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt. • Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/ seconde) lager worden. • Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden zou het even kunnen duren om de volgende foto te maken als u het fotograferen herhaalt. • Het kan enige tijd vergen om de foto's die met de Burst-modus gemaakt zijn op de kaart te bewaren. Als u tijdens het opslaan continu foto's maakt, neemt het maximaal aantal te maken beelden af. Voor het continu fotograferen wordt het gebruik aangeraden van een high speed geheugenkaart. In deze gevallen niet beschikbaar: • De Burstfunctie wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide modus) – [Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) – Als witbalans bracket ingesteld is – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer u opneemt m.b.v. de flits – Opnemen met [iHandh. nachtop.] – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is – [Multi-belicht.] – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) • In de volgende gevallen kan [SH] in de burst-modus niet gebruikt worden. – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt 170 7. Instellingen van sluiter en drive Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket Toepasbare modi: Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 7 opnamen met verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de belichtingscompensatie. Met Auto Bracket [Stap]: [3•1/3], [Serie]: [0/s/r] 1 2 3 4 1ste beeld 2de beeld 3de beeld d0 EV j1/3 EV i1/3 EV Druk op 4 ( ). Druk op 2/1 om de icoon van Auto Bracket ([ 3 1/3 ], enz.) te selecteren en druk vervolgens op 3. Druk op 2/1 om het compensatiebereik te selecteren en druk vervolgens op [MENU/ SET]. Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld. H 31/3 -3 -2 -1 0 2 1 +1 +2 +3 3 31/3 32/3 3 1 51/3 52/3 5 1 71/3 72/3 7 1 50 i 4:3 L AFS • Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt, wordt het aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld. • De automatische bracket-aanduiding knippert totdat het aantal beelden dat u ingesteld heeft gemaakt is. • De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn. 171 7. Instellingen van sluiter en drive ∫ Annuleren van Auto Bracket Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167) ∫ Veranderen van de instellingen voor [Enkel/Burst instellen], [Stap] en [Serie] in Auto Bracket 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Opname] > [Auto bracket] Druk op 3/4 om [Enkel/Burst instellen], [Stap] of [Serie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET]. [Enkel/Burst instellen] [ ] (enkel) [ ] (burst) [3•1/3] (3 opnamen) [3•2/3] (3 opnamen) [3•1] (3 opnamen) [5•1/3] (5 opnamen) [5•2/3] (5 opnamen) [Stap] [5•1] (5 opnamen) [7•1/3] (7 opnamen) [7•2/3] (7 opnamen) [7•1] (7 opnamen) [0/`/_] [Serie] [`/0/_] • U kunt een foto per keer maken als [ ] ingesteld is. • U kunt continu foto's maken tot het ingestelde aantal wanneer [ • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 172 ] ingesteld is. 7. Instellingen van sluiter en drive • Wanneer u opnamen maakt met Auto Bracket nadat u de waarde van de belichtingscompensatie hebt ingesteld, worden de foto's met de gekozen belichtingscompensatie gemaakt. In deze gevallen niet beschikbaar: • De Auto Bracket wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/[Bloemen] (Scene Guide modus) – [Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Miniatuureffect]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) – Als witbalans bracket ingesteld is – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer u opneemt m.b.v. de flits – Opnemen met [iHandh. nachtop.] – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is – [Multi-belicht.] – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) 173 7. Instellingen van sluiter en drive Opnamen maken met de zelfontspanner Toepasbare modi: 1 2 3 Druk op 4 ( ). Druk op 2/1 om de icoon van de zelfontspanner te selecteren ([ 10 ], enz.) en druk vervolgens op 3. Druk op 2/1 om de tijdinstelling van de zelfontspanner in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. H 31/3 10 10 2 Beeld wordt 10 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt. Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer 2 seconden. Beeld wordt 2 seconden nadat de ontspanknop ingedrukt wordt gemaakt. • Wanneer u een statief, enz. gebruikt, is deze instelling handig om de beweging te vermijden die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop. • De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [Zelf ontsp.] in het [Opname] menu. 174 7. Instellingen van sluiter en drive 4 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in om de opname te maken. • Focus en belichting zullen ingesteld worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. • Na het knipperen van het controlelampje van de zelfontspanner gaat de opname van start. ∫ Annuleren van de zelfontspanner Selecteer [ ] ([Enkel]) of [ ] in de drive-modussen. (P167) • Annuleren is ook mogelijk door dit toestel uit te schakelen. (Wanneer [Zelf ontsp. auto uit] (P52) op [ON] gezet is) • Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner. • De flitsoutput kan enigszins anders zijn als [ ] geselecteerd is. In deze gevallen niet beschikbaar: ] gezet worden. • Onder de volgende omstandigheden kan het niet op [ – Als witbalans bracket ingesteld is – [Multi-belicht.] • De zelfontspanner is in de volgende gevallen uitgeschakeld. – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – In [Stop-motionanimatie] (alleen als [Automatische opname] ingesteld is) 175 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Automatisch beelden opnemen met ingestelde tijdsintervallen ([Intervalopname]) Toepasbare modi: U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en het aantal beelden instellen en automatisch onderwerpen opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt. De beelden worden als een enkele beeldengroep opgenomen (P218). U kunt films creëren m.b.v. [Intervalvideo] in [Afspelen]-menu. (P231) • Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P35) 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Opname] > [Intervalopname] Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [Nu] [Starttijd] Start de opname door de sluiterknop volledig in te drukken. U kunt de tijd voor het starten van de opname instellen. U kunt ongeacht welke tijd tot 23 uur en 59 minuten later instellen. [Begintijd instellen] Selecteer het item (uur of minuut) door op 2/1 te drukken, stel de starttijd in door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op [MENU/SET]. Het opname-interval en het aantal beelden kan ingesteld worden. 2/1: Selecteer het item (minuut/seconde/aantal beelden) 3/4: Instelling [MENU/SET]: Ingesteld • Er kan een opname-interval met een bereik van 1 seconde tot 99 minuten en 59 seconden ingesteld worden met intervallen van 1 seconde. • Het aantal beelden kan tussen 1 en 9999 ingesteld worden. [Opname-interval]/ • Stel opname-interval D zo in dat het langer zal zijn dan belichtingstijd [Aantal (sluitertijd) E (onderstaande afbeelding). Het kan zijn dat de opname overgeslagen wordt als opname-interval D beelden] korter is dan belichtingstijd (sluitertijd) E, bijvoorbeeld bij nachtelijke opnames. A:Eerste B:Tweede C:Derde 176 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden 3 4 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk de ontspanknop geheel in. • De opname start automatisch. • Tijdens opname standby zal de stroom automatisch uitgeschakeld worden als gedurende bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. Time Lapse Shot wordt zelfs voortgezet als de stroom uitgeschakeld is. Wanneer de opnamestarttijd bereikt wordt, wordt de stroom automatisch ingeschakeld. Om de stroom handmatig in te schakelen, drukt u de sluiterknop tot halverwege in. • Als op [Fn1] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt, terwijl dit toestel ingeschakeld is, zal een selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te pauzeren of te eindigen. Handel in overeenstemming met het scherm. Als bovendien op [Fn1] gedrukt wordt, of als [ ] aangeraakt wordt tijdens de pauze, zal een selectiescherm weergegeven worden waarin u gevraagd wordt de werking te hervatten of te eindigen. Ook door de sluiterknop volledig in te drukken, kunt u de werking vanuit een pauze hervatten. • Deze functie dient niet voor gebruik met een veiligheidscamera. • Als u het toestel ergens achterlaat om [Intervalopname] uit te voeren, let u dan op dat het niet gestolen wordt. • Het maken van lange opnames op koude plaatsen, zoals skioorden of op grote hoogte, dan wel in een warme, natte omgeving, kan een slechte werking veroorzaken, dus wees voorzichtig. • Het kan zijn dat de opname niet overeenkomt met het ingestelde opname-interval, of met het ingestelde aantal beelden, afhankelijk van de opname-omstandigheden. • Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een (optionele) DC-koppelaar gebruikt. • [Intervalopname] wordt in de volgende gevallen op pauze gezet. – Als de batterij leeg raakt – De camera uitzetten Tijdens [Intervalopname] kunt u de batterij en de kaart vervangen en vervolgens opnieuw van start gaan door dit toestel in te schakelen (Houd er rekening mee dat foto's die na de herstart genomen worden als een afzonderlijke reeks groepsbeelden opgeslagen zullen worden). Schakel dit toestel uit als u de batterij of de kaart vervangt. • Sluit de (optionele) AV-kabel, de HDMI-microkabel of de (bijgeleverde) USB-aansluitingskabel niet aan tijdens Time Lapse Shot. • Als slechts één beeld opgenomen wordt, zal dit niet als een groepsbeeld bewaard worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) – [Multi-belicht.] – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt 177 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Creëren van stopmotion-beelden ([Stop-motionanimatie]) Toepasbare modi: Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden samen te voegen. • Voer van tevoren de datum- en tijdinstellingen uit. (P35) • De beelden die met [Stop-motionanimatie] genomen zijn, worden weergegeven als een reeks groepsbeelden. (P218) Vóór het maken van een film met [Stop-motionanimatie] Met [Stop-motionanimatie] kunt u een film maken waarin het lijkt alsof de voorwerpen bewegen, door telkens wanneer u bijvoorbeeld een pop, enz. met kleine verplaatsingen beweegt, een opname te maken en de opnames vervolgens samen te voegen. • Met dit toestel kunnen van 1 tot 25 frames per seconde film opgenomen worden. • Voor een soepeler beweging dient de beweging met zo klein mogelijke verplaatsingen opgenomen te worden en moet de frame-snelheid per seconde (frame-snelheid) op een hoge waarde gezet worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Opname] > [Stop-motionanimatie] 178 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden 2 Druk op 3/4 om de opnamemethode te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. [ON] Maakt automatisch foto's volgens een ingesteld tijdsinterval. Als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt, gaat de opname van start. [OFF] Dit is voor het handmatig, beeld voor beeld, foto's maken. [Automatische opname] (Alleen als [Automatische opname] op [ON] gezet is) Stelt het tijdsinterval voor de automatische opname in. Een waarde tussen [Opname-interval] 1 en 60 seconden kan met intervallen van 1 seconde ingesteld worden. Druk op 2/1 om het opname-interval (seconden) te selecteren, druk op 3/4 om het in te stellen en druk op [MENU/SET]. 3 4 5 6 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om [Nieuw] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk de ontspanknop geheel in. • Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden. Beweeg het onderwerp om de compositie te bepalen. • Herhaal de opname op dezelfde manier. • Als dit toestel tijdens het opnemen uitgeschakeld wordt, zal een bericht voor het hervatten van de opname weergegeven worden wanneer het toestel ingeschakeld word. Door [Ja] te selecteren, kunt u de opname voorzetten vanaf het punt van onderbreking. Vakkundig opnemen van materialen • Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als referentie voor de mate van beweging. • Door op [(] te drukken, kunt u de opgenomen beelden nakijken. Onnodige beelden kunnen gewist worden door op [ ] te drukken. Door opnieuw op [(] te drukken, wordt teruggekeerd naar het opnamescherm. 179 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden 7 8 Raak [ ] aan om de opname te eindigen. • De opname kan ook beëindigd worden door 30 [Stop-motionanimatie] te selecteren in het [Opname]-menu en vervolgens op [MENU/SET] te drukken. • Als [Automatische opname] op [ON] gezet is, selecteer dan [Exit] op het bevestigingsscherm. (Als [Onderbreken] geselecteerd wordt, druk de sluiterknop dan volledig in om de opname te hervatten.) • Het bevestigingscherm wordt weergegeven. Dit eindigt als [Ja] geselecteerd wordt. • Daarna wordt het bevestigingsscherm voor de creatie van een film weergegeven, dus selecteer [Ja]. Selecteer de methode voor de creatie van een film. • Het opnameformaat is op [MP4] gezet. [Opn. kwaliteit] Stelt de kwaliteit van de film in. [FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p] Stelt het aantal frames per seconde in. [Beeldfrequentie] Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan. [25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps] [Serie] 9 [NORMAL]: Voegt beelden samen in de opnamevolgorde. [REVERSE]: Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde. Druk op 3/4 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Er kunnen ook films gecreëerd worden met [Stop-motionvideo] in het [Afspelen]-menu. (P232) 180 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden ∫ Toevoegen van beelden aan de stop-motion-animatiegroep Door [Aanvullend] in stap 4 te selecteren, zullen groepsbeelden weergegeven worden die opgenomen zijn met [Stop-motionanimatie]. Selecteer een reeks groepsbeelden, druk op [MENU/SET] en selecteer vervolgens [Ja] op het bevestigingsscherm. • Het kan zijn dat de automatische opname niet plaatsvindt met de ingestelde tijdsintervallen omdat de opname onder bepaalde omstandigheden tijd vergt, zoals wanneer de flitser bij de opname gebruikt wordt. • Als een andere beeldkwaliteit dan de beeldverhouding van de originele beelden geselecteerd wordt, zullen zwarte strepen op de boven- en onderkant en links en rechts van de film weergegeven worden. • Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter en een (optionele) DC-koppelaar gebruikt. • Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een netadapter gebruikt.Als de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out, terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet opgenomen worden. • Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden. • Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd (P68). • Als slechts één beeld opgenomen is, wordt dit beeld niet als een groepsbeeld bewaard. Er kan geen beeld uit [Aanvullend] geselecteerd worden als dit het enige opgenomen beeld is. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Multi-belicht.] – [Intervalopname] • [Automatische opname] in [Stop-motionanimatie] is voor de volgende functies niet beschikbaar: – [Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) 181 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Uitvoeren van meerdere belichtingen op één beeld ([Multi-belicht.]) Toepasbare modi: Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent aan tot 4 keer voor een afzonderlijk beeld) 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Opname] > [Multi-belicht.] 2 Druk op 3/4 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 3 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld. • Na het maken van de foto de sluiterknop tot halverwege indrukken om de volgende foto te maken. • Druk op 3/4 om het item te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] voor een van de volgende handelingen. – [Volg.]: – [Nieuw]: – [Exit]: 4 5 Ga verder naar het volgende beeld. Ga terug naar het eerste beeld. Neem het beeld op van de eerste foto en eindig de sessie van beelden maken met meervoudige belichting. 9ROJ 1LHXZ ([LW Opnemen van de tweede, derde en vierde belichting. • Als [Fn1] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden. Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. 182 1LHXZ ([LW 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden ∫ Over automatische instelling van controle krijgen Selecteer [Auto gain] op het beeldscherm dat getoond wordt in stap 2 en stel het in. • [ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de beelden worden over elkaar heen gelegd. • [OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn. ∫ Overlappen van foto's op een reeds genomen foto Op het beeldscherm dat getoond wordt in stap 2 zet u [Overlappen] op [ON]. Na [Start] zullen de beelden op de kaart weergegeven worden. Selecteer de RAW-beelden, druk op [MENU/SET] en ga door met opnemen. • [Overlappen] is alleen beschikbaar voor RAW-beelden die met dit toestel gemaakt zijjn. • Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing. • De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld. • De items die grijs op het menuscherm weergegeven worden, kunnen niet tijdens meervoudige belichtingen ingesteld worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt 183 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Werkgeluiden en verlichting in een keer uitschakelen ([Stille modus]) Toepasbare modi: Deze functie is handig voor het opnemen van beelden in een rustige omgeving, in openbare gelegenheden, enz. of het opnemen van beelden van bijvoorbeeld baby's of dieren. Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Voorkeuze] > [Stille modus] Instellingen: [ON]/[OFF] • De werkgeluiden worden uitgezet en de flitser en de AF assist-lamp worden gedwongen uitgeschakeld. De volgende instellingen worden vastgezet. – [Sluitertype]: [ESHTR] – [Flitserfunctie]: [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld) – [AF ass. lamp]: [OFF] – [Beep volume]: [s] (OFF) – [Shutter vol.]: [ ] (OFF) – [Luidsprekervolume]: 0 • Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen. – Statuslampje – Zelfontspannerlampje – Lampje Wi-Fi-verbinding • De werkgeluiden van de camera, zoals het geluid van de lensopening of het scherpstellen, worden niet uitgezet. • Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico. 184 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Heldere beelden opnemen door de registratie van gezichten ([Gezicht herk.]) Toepasbare modi: Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken. Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Opname] > [Gezicht herk.] Instellingen: [ON]/[OFF]/[MEMORY] • [Gezicht herk.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld geregistreerd is. • De volgende functies zullen ook met de functie Gezichtsherkenning werken. In opnamefunctie – Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een geregistreerd gezicht¢ opspoort (als de naam ingesteld is voor het geregistreerde gezicht) ¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de volgorde van registratie. In terugspeelfunctie – Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is) – Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([Categor. afsp.] (P223)) 185 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden • [Gezicht herk.] werkt alleen als de AF-functie op [š] staat. • Tijdens de burstfunctie, kan [Gezicht herk.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste beeld ingesteld worden. • Als groepsbeelden afgespeeld worden, zal de naam van het eerste beeld van de reeks weergegeven worden. • Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale gezichtsdetectie. • Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die gemaakt zijn met [Naam] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de gezichtsdetectie in [Categor. afsp.]. • Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P189), zal gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden. Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [Categor. afsp.]. • Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in [Gez.herk. bew.] (P240) uitvoeren. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Opnamewijzen die niet de instelling toestaan van [š] van [AF mode] (P138) – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt 186 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Gezichtsinstellingen U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van maximaal 6 personen. ∫ Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert • Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u registreert. • Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de registratie.) (Goed voorbeeld voor het registreren) ∫ Als het gezicht tijdens de opname niet herkend wordt • Registreer het gezicht van dezelfde persoon binnen en buiten, of met verschillende uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P188) • Verder registreren op de opnamelocatie. • Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de persoon opnieuw te registreren. • Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking en de omgeving. 1 2 Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op 3/4/2/1 om het frame van de gezichtsdetectie te selecteren dat niet geregistreerd is en druk vervolgens op [MENU/SET]. KEN • [Nieuw] zal niet weergegeven worden als al 6 personen geregistreerd zijn. Wis iemand die al geregistreerd is om een nieuwe registratie te maken. 3 Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af te stellen. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden. • Druk voor de beschrijving van de gezichtsregistratie op 1 of raak [ ] aan. 187 1LHXZ 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden 4 Selecteer het item. • U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren. Het is mogelijk namen te registreren. [Naam] 1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET]. 2 De naam invoeren. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. Het is mogelijk de verjaardag te registreren. [Leeftijd] 1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET]. 2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. (Voeg Beelden toe) Extra gezichtsbeelden toevoegen. 1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET]. 2 Voer stappen 3 in “Gezichtsinstellingen” uit. [Beeld toev.] (Wissen) Eén van de gezichtsbeelden wissen. Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren en druk dan op [MENU/SET]. • Dit kenmerk vereist dat minstens één gezichtsbeeld overblijft, als dat eenmaal geregistreerd is. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 188 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon. 1 2 3 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [Info bew.] [Prioriteit] De informatie veranderen van een reeds geregistreerde persoon. Voer stap 4 in “Gezichtsinstellingen” uit. De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor gezichten met hogere prioriteit. Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Informatie wissen van een geregistreerd persoon. [Wissen] • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 189 8. Door de klant aangepaste functies voor verschillende onderwerpen en doeleinden Opnemen op foto's van profielen van baby's en huisdieren Toepasbare modi: Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier van tevoren instelt, dan kunt u hun naam en leeftijd in maanden en jaren op de foto's opnemen. U kunt deze bij het afspelen weergeven of op de opgenomen beelden stempelen met gebruik van [Tekst afdr.] (P228). ∫ Instellen van [Leeftijd] of [Naam] 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > Instellingen: [ 2 3 4 5 [Opname] > [Profiel instellen] ] ([Baby1])/[ ] ([Baby2])/[ ] ([Huisdier])/[OFF]/[SET] Druk op 3/4 om [SET] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om [Baby1], [Baby2] of [Huisdier] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om [Leeftijd] of [Naam] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om [SET] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Voer [Leeftijd] in (verjaardag) 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag) 3/4: Instelling [MENU/SET]: Ingesteld Voer in [Naam] Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, “Tekst Invoeren” op P54 raadplegen. 6 Druk op 4 om [Exit] te selecteren en druk daarna op [MENU/SET] om te eindigen. ∫ Om [Leeftijd] en [Naam] te annuleren Selecteer de instelling [OFF] in step 1. • De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (bijgeleverd). In deze gevallen niet beschikbaar: • Op foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van een film ([ zullen geen leeftijd of naam vermeld worden. 190 ] (filmprioriteiten)) (P214) 9. Stabilisator, zoom en flitser Optische beeldstabilisator Toepasbare modi: De camera detecteert het schudden tijden de opname en corrigeert dit automatisch. U kunt dus beelden opnemen die minder bewogen zijn. Er wordt een lens vereist die de stabilisatorfunctie ondersteunt. • De onderling verwisselbare lens (H-FS12032) ondersteunt de optische beeldstabilisatorfunctie. • De onderling verwisselbare lens (H-H020A) ondersteunt niet de optische beeldstabilisatorfunctie. ∫ Instelling van de stabilisator in het [Opname]-menu 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Opname] > [Stabilisatie] Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [ ] ([Normaal]) Verticaal en horizontaal schudden wordt gecompenseerd. [ ] ([Panning]) Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen. Deze functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te volgen van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting). [OFF] De [Stabilisatie] werkt niet. (Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.] schakelaar gebruikt wordt.) • Het [Stabilisatie] kenmerk is alleen beschikbaar als de lens die u gebruikt een interne stabilisator heeft. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 191 9. Stabilisator, zoom en flitser Golfstoring (camerabeweging) Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [Stabilisatie], een statief of de zelfontspanner (P174) gebruiken. • De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan. – Langzame synchr – Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect – [Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtportret] (Scene Guide modus) – Als u een langzame sluitertijd instelt • Als u een optionele onderling verwisselbare lens met een O.I.S.-schakelaar gebruikt, is het mogelijk om de optische beeldstabilisator in te schakelen door de O.I.S.- schakelaar op de lens op [ON] te zetten. (Op het moment van aankoop staat deze aanvankelijk op [ ].) • Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen. Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt. – Wanneer er veel camerabeweging is – Als de zoomuitvergroting erg hoog is – Bij het gebruik van de digitale zoom – Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt – Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere plaatsen • Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken. – Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag – Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat – Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt (De achtergrond wordt in dit geval niet onscherp genoeg) – Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt 192 9. Stabilisator, zoom en flitser Beelden maken met de zoom Toepasbare modi: U kunt uitzoomen om landschappen, enz. op te nemen met groothoek (Wide) of inzoomen om mensen en voorwerpen dichterbij te laten lijken (Tele). Zoomring van een onderling verwisselbare lens Onderling verwisselbare lens met een zoomring (H-FS12032) Cursorknoppen van dit toestel¢1, 2 T W Cursorknoppen van dit toestel¢1, 2 Wanneer een onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt die geen zoom ondersteunt. T-zijde: Vergroot de onderwerpsafstand W-zijde: Verbreedt de gezichtshoek 3/1: Vergroot de onderwerpsafstand 4/2: Verbreedt de gezichtshoek ¢1 Druk, terwijl u de zoom met de cursorknoppen bedient, op de functieknop waarop [Zoombediening] in [Fn knopinstelling] (P43) van het [Voorkeuze]-menu ingesteld is. De zoomwerking eindigt wanneer opnieuw op de functieknop gedrukt wordt of na het verstrijken van een bepaalde tijd. ¢2 De bediening met de cursorknoppen is alleen beschikbaar als [Ex. tele conv.] in het [Opname]-menu op [ZOOM] gezet is. • Wanneer een onderling verwisselbare lens met een zoomhendel gebruikt wordt, beweeg de zoomhendel dan om te zoomen. • Als een onderling verwisselbare lens met een zoomhendel op de camera aangesloten is maar de zoom bediend wordt met de cursorknoppen, kan men snel zoomen door op 3/4 te drukken en langzaam zoomen door op 2/1 te drukken. 193 9. Stabilisator, zoom en flitser Vergroten van het telescopische effect [Ex. tele conv.] Toepasbare modi: De Extra teleconversielens stelt u in staat om beelden op te nemen die verder uitvergroot zijn zonder dat dit afbreuk aan de beeldkwaliteit doet. Fotograferen 1,4k: [ [1:1]) 2,0k: [ [1:1]) [Ex. tele conv.] • Zet de beeldgrootte op [M]of [S] (beeldgroottes die met M] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/ S] ([4:3]/[3:2]/[16:9]/ aangeduid worden) en zet de kwaliteit op [A] of [›]. Wanneer u bewegende beelden opneemt 2,4k: [FHD/50i]/[FHD/25p]/[FHD/ 24p] 3,6k: [HD/50p]/[HD/25p] 4,8k: [VGA/25p] [Ex. tele conv.] 194 9. Stabilisator, zoom en flitser Inzoomen met de Extra teleconversielens in stappen [MENU] > [Opname] > [Ex. tele conv.] > [ZOOM] • Dit kan alleen gebruikt worden als beelden opgenomen worden. 4:3 4:3 EX1.0x EX2.0x De bediening kan uitgevoerd worden met gebruik van 3/4/2/1. • Wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt, wordt de Extra teleconversie beschikbaar nadat ingezoomd is op Tele van de optische zoom. A Optische zoombereik (brandpuntlengte)¢ B Extra teleconversiebereik voor foto-opnames (zoomvergroting) A B ¢ Deze zoomschuif wordt weergegeven wanneer de onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt. • Er zal een constante zoomsnelheid ingesteld worden. • De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering. 195 9. Stabilisator, zoom en flitser Eenvoudig inzoomen met de extra teleconversielens [MENU] > [Opname] > [Ex. tele conv.] > [TELE CONV.] [MENU] > [Bewegend beeld] > [Ex. tele conv.] > [ON] 4:3 4:3 [OFF] • Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn. De gezichtshoek voor een opname kan van tevoren gecontroleerd worden door [Opn.gebied] (P209) in te stellen op de wijze waarmee u wilt opnemen. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) – [Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig] (Creative Control modus) – Wanneer [Kwaliteit] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Als [Burstsnelh.] op [SH] staat – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is – [Multi-belicht.] 196 9. Stabilisator, zoom en flitser [Dig. zoom] Toepasbare modi: Ofschoon de beeldkwaliteit afneemt telkens wanneer u verder inzoomt, kunt u tot vier keer verder inzoomen dan de oorspronkelijke zoomvergroting. (Continu zoomen is niet mogelijk.) [MENU] > [Opname] > [Dig. zoom] > [4t]/[2t] • Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de zelfontspanner (P174) aan om opnamen te maken. • Deze menu-items worden gedeeld met het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu. Als de instelling van een van deze twee menu's veranderd wordt, wordt de instelling van het andere menu ook veranderd. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Speelgoedcam.effect]/[Speelgoedcamera levendig]/[Miniatuureffect] (Creative Control modus) – [Multi-belicht.] 197 9. Stabilisator, zoom en flitser Veranderen van de instellingen voor een power-zoomlens Toepasbare modi: Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer er een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde zoom). Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom (elektrisch werkende zoom). • De onderling verwisselbare lenzen (H-FS12032/H-H020A) zijn niet compatibel met stroomzoom. (raadpleeg onze website voor compatibele lenzen.) [MENU] > [Voorkeuze] > [Powerzoomlens] [Brandp.afst. tonen] Wanneer u zoomt, wordt de brandpuntafstand afgebeeld en kunt u de zoompositie bevestigen. A Aanduiding brandpuntafstand B Huidige brandpuntafstand [ON]/[OFF] [Stapsg. zoom] Wanneer u de zoom met deze instelling [ON] hanteert, zal de zoom stoppen op posities die overeenkomen met vooraf bepaalde afstanden. C Aanduiding van zoomstap • [Stapsg. zoom] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld. [ON]/[OFF] [Zoom hervat.] Als u dit toestel inschakelt, worden de zoomposities die gebruikt werden toen u het toestel de laatste keer uitschakelde, opnieuw ingesteld. [ON]/[OFF] A B C U kunt de zoomsnelheid voor de zoombedieningen instellen. • Als u [Stapsg. zoom] op [ON] zet, zal de zoomsnelheid niet veranderen. [Zoom snelheid] [Zoomring] [Foto]: [H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid) [Bewegend beeld]: [H] (Hoge snelheid)/[M] (Middelmatige snelheid)/[L] (Lage snelheid) Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer er een met stroomzoom compatibele lens met een zoomhendeltje gebruikt wordt en er een zoomring bevestigd is. Wanneer er ingesteld is op [OFF], worden de handelingen die bediend worden door de zoomring uitgeschakeld om accidentele hantering te voorkomen. [ON]/[OFF] 198 9. Stabilisator, zoom en flitser Zoomen met gebruik van aanrakingshandelingen U kunt zoomhandelingen uitvoeren door middel van aanraken. (Aanraakzoom) (De optische zoom en de extra teleconversie voor het maken van foto's zijn werkzaam) • Als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die geen power zoom ondersteunt (H-FS12032/H-H020A), kunt u de Extra teleconversie van beelden alleen bedienen door [Ex. tele conv.] (P194) op [ZOOM] te zetten. 1 2 Raak [ ] aan. Raak [ ] aan. • De schuifbalk wordt afgebeeld. AE 3 Voer de zoomhandelingen uit door de schuifbalk te verslepen. • De zoomsnelheid varieert afhankelijk van de aangeraakte positie. [ ]/[ ] Zoomt langzaam [ ]/[ ] Zoomt snel • Raak [ ] opnieuw aan om de aanraakbediening van de zoom te eindigen. • Wanneer [Stapsg. zoom] (P198) ingesteld is op [ON], wordt de schuifbalk voor step zoom afgebeeld. 14 199 18 25 9. Stabilisator, zoom en flitser Foto’s maken met de flitser Toepasbare modi: ∫ Openen/Sluiten van de ingebouwde flitser Fotograferen met de flitser wordt mogelijk door de ingebouwde flitser te openen. A De flits openen Verschuif de hendel voor het openen van de flitser. B De flits sluiten Druk op de flits totdat deze klikt. • Controleer of de flitser in een horizontale stand ingetrokken is. • Het geforceerd sluiten van de flitser kan de camera schade berokkenen. • Sluit de ingebouwde flitser altijd als u deze niet gebruikt. • De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de flits gesloten wordt. • Wees voorzichtig bij het openen van de flitser omdat de flitser naar buiten springt. • Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit. De flitser gedwongen uitschakelen ([Œ]) Als de flitser gesloten is of er geen foto's met de flitser gemaakt kunnen worden omdat bewegende beelden, enz., opgenomen worden, zal [Œ] (flitser gedwongen uitgeschakeld) op het opnamescherm weergegeven worden en zal de flitser niet afgaan. • Sluit de flitser op plaatsen waar het gebruik ervan verboden is, zodat hij niet kan afgaan. 200 9. Stabilisator, zoom en flitser ∫ Beschikbaar flitsbereik (bij benadering) Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende beelden. Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een foto maakt. De afstand waarop het licht van de flits geblokkeerd wordt door de lens en de afstand waarop licht van de flits geleverd wordt variëren afhankelijk van de lens die gebruikt wordt. Controleer de afstand tot het onderwerp wanneer u een foto maakt. Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt Beschikbaar flitsbereik [AUTO] in [Gevoeligheid] Breed Tele 90 cm tot 4,5 m 30 cm tot 2,8 m Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt Beschikbaar flitsbereik [AUTO] in [Gevoeligheid] 50 cm tot 9,4 m • Dit is het bereik wanneer [ISO-limiet] (P159) ingesteld is op [OFF]. Vakkundig gebruik van de flitser • Wanneer u opneemt met de flitser kan een witte verzadiging optreden als het onderwerp te dichtbij is. Als [Highlight] van het [Voorkeuze]-menu op [ON] gezet is, zullen de zones met de witte verzadiging zwart en wit knipperen wanneer u afspeelt of Auto Review gebruikt. In dit geval raden we aan dat u [Flitser instel.] (P207) afstelt in de minrichting en de beelden opnieuw opneemt. • Als u flitsopnamen maakt terwijl de lenskap op de camera zit, kan het onderste gedeelte van de foto donker worden en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de lenskap. Verwijder in dit geval de lenskap. 201 9. Stabilisator, zoom en flitser • Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht. • Sluit de flitser niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn met Gedwongen AAN/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen. • Het kan enige tijd vergen om de flitser te laden als u herhaaldelijk foto's maakt. U dient even te wachten alvorens de volgende foto te maken als de flitsericoon rood knippert om aan te geven dat de flitser geladen wordt. Maak de foto nadat deze aanduiding dat toegang tot de flitser verkregen wordt, verdwenen is • In de volgende gevallen staat de flitser vast op [Œ] (flitser geforceerd uit). – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Als de elektronische sluiter gebruikt wordt – Wanneer [HDR] op [ON] gezet is – Wanneer [Stille modus] op [ON] gezet is 202 9. Stabilisator, zoom en flitser Veranderen van de flitsermodus Toepasbare modi: Stel de ingebouwde flitser in voor de opname. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 ‰ [Opname] > [Flitser] Druk op 3/4 om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities. ([Flitser altijd aan]) • Gebruik deze functie wanneer uw object ([Gdw. aan/rode-og]) achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat. Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal ([Langz. sync.]) helderder lijken. • Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van ([Lngz. sync./ personen op een donkere achtergrond. rode-og]) • Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw foto’s verbeteren. De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt. • Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn. ∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) ‰ Flitsinstelling 1/50e¢ Sluitertijd (Sec.) 1 tot 1/16000e Œ 60 tot 1/16000e ¢ Dit wordt 60 seconden tot 1/50e van een seconde in Sluiter-Prioriteit AE-Modus en de handmatige belichtingsmodus. • Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/50 van een seconde. • In de Intelligent Auto modus ( of ) verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde scène. 203 9. Stabilisator, zoom en flitser ∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties. (±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling voor de Scene Guide modus) ‰ Intelligent Auto modus Intelligent Auto Plus modus Œ —¢ —¢ —¢ —¢ ¢ ¢ ¢ ¢ ± — — Programma AE-modus ± ± Lensopening-Prioriteit AE-modus ± ± ± ± ± Sluiter-Prioriteit AE-modus ± ± — — ± Handmatige Belichtingsmodus ± ± — — ± — — ± ± ± ± Creatieve Videomodus — — — — ± Creative Control modus — — — — ± ¢ Kan niet ingesteld worden met gebruik van het [Opname]-menu. [ ] wordt ingesteld als de flitser geopend wordt. (P75) 204 9. Stabilisator, zoom en flitser ‰ Scene Guide modus Œ [Geprononceerd portret] ± ¥ — — ± [Zachte huid] ± ¥ — — ± [Zacht tegenlicht] — — — — ¥ [Ontspannen atmosfeer] — — — — ¥ [Kindergezicht] ± ¥ — — ± [Landschap] — — — — ¥ [Blauwe lucht] — — — — ¥ [Romantische zonsondergang] — — — — ¥ [Levendige zonsondergang] — — — — ¥ [Glinsterend water] — — — — ¥ [Heldere nachtopname] — — — — ¥ [Koele nachtopname] — — — — ¥ [Warme nachtopname] — — — — ¥ [Artistieke nachtopname] — — — — ¥ [Fonkelende verlichting] — — — — ¥ [Nachtop. uit hand] — — — — ¥ [Nachtportret] — — — ¥ ± [Bloemen] ¥ — — — ± [Gerechten] ¥ — — — ± [Desserts] ¥ — — — ± [Bewegende dieren] ¥ — — — ± [Sport] ¥ — — — ± [Monochroom] ¥ ± ± ± ± • De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de flitsinstelling opnieuw in indien nodig. • Als u van scène verandert met gebruik van de Scene Guide modus, zal de flitserinstelling van de Scene Guide modus bij iedere verandering van scène opnieuw op de waarde van de fabrieksinstelling gezet worden. 205 9. Stabilisator, zoom en flitser Instelling van de 2de gordijnsynchronisatie Toepasbare modi: De functie voor de 2e gordijnsluitersynchronisatie doet de flits werken vlak voordat de sluiter zich sluit als u opnamen maakt van bewegende beelden zoals een auto met een lagere sluitertijd. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Opname] > [Flitser] Druk op 3/4 om [Flits-synchro] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/ SET]. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [1ST] [2ND] 1e gordijnsynchro De normale methode wanneer u beelden maakt met de flits. 2e gordijnsynchro De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het beeld wordt dynamisch. • Stel dit meestal in op [1ST]. • [2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [Flits-synchro] op [2ND] zet. • Een snelle sluitertijd heeft mogelijk een slechte invloed op het effect van [Flits-synchro]. • U kunt [ ] of [ ] niet instellen wanneer [Flits-synchro] ingesteld is op [2ND]. 206 9. Stabilisator, zoom en flitser De flitsoutput aanpassen Toepasbare modi: Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of onderbelicht zijn. 1 Selecteer het menu. (P37) 2 Druk op 3/4 om [Flitser instel.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/ SET]. Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. • U kunt van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van 1/3 EV instellen. • Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output. [MENU] > 3 [Opname] > [Flitser] • [i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau bijgesteld wordt. Synchroniseren van de output van de ingebouwde flitser en de belichtingscompensatie Toepasbare modi: Als [Auto. belichtingscomp.] in [Flitser] in het [Opname]-menu op [ON] gezet is, zal de helderheid van de ingebouwde flitser automatisch op het geschikte niveau voor de geselecteerde belichtingscompensatie gezet worden. • Raadpleeg P157 voor details over de belichtingscompensatie. Corrigeren van rode ogen Toepasbare modi: Wanneer de rode-ogenreductie ([ ], [ ]) geselecteerd is, wordt de digitale rode-ogencorrectie telkens uitgevoerd wanneer de flitser gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld. [MENU] > [Opname] > [Rode-ogencorr] Instellingen: [ON]/[OFF] •[ ] wordt op de icoon weergegeven als [ON] ingesteld is. In deze gevallen niet beschikbaar: • Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden. 207 10. Films opnemen Opname Bewegend Beeld Toepasbare modi: Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in MP4 opnemen. De audio zal stereo opgenomen worden. De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang de gebruikte lens en het werkgeluid van de lens kan opgenomen worden. Raadpleeg P19 voor details. 1 Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken. A Verstreken opnametijd B Beschikbare opnametijd • Het is mogelijk om geschikte video’s voor iedere functie op te nemen. • De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het opnemen van bewegende beelden. • Als ongeveer 1 minuut verstreken is zonder dat een handeling uitgevoerd is, zal een deel van het display verdwijnen. Druk op [DISP.] of raak de monitor aan om ervoor te zorgen dat dit weer verschijnt. • Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los. 2 A C 3s R1m37s B Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken. • Het opnemen van foto's is ook mogelijk tijdens het opnemen van films, door de sluiterknop volledig in te drukken. (P214) 208 10. Films opnemen Inschakelen/uitschakelen van de filmknop [MENU] > [Voorkeuze] > [Videotoets] > [ON]/[OFF] • Deze functie dient voor het voorkomen van de onverhoedse werking van de knop. Schakelen tussen de gezichtshoek voor het maken van foto's en die voor het maken van films [MENU] > [Voorkeuze] > [Opn.gebied] > [!] (Foto)/[ ] (Film) • Wanneer de instelling van de beeldverhouding anders is in foto's en in films, zal de gezichtshoek veranderen wanneer de filmopname begint. Als [Opn.gebied] op [ ] gezet is, wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven. • De aangeduide opnamezone is een benadering. 209 10. Films opnemen • Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, door een continue filmopname of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt. • Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld. • De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af kunnen lopen. • Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van bewegende beelden. Dit is geen storing. • De [Gevoeligheid] zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen worden. Bovendien zal de [ISO-limiet] niet werkzaam zijn. • Als u een video opneemt, zal [Stabilisatie] vast op [ ] gezet worden, ook al stond het op [ ]. • Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of netadapter (optioneel) te gebruiken wanneer u bewegende beelden maakt. (P305) • Als tijdens het opnemen van een film gebruik gemaakt wordt van de netadapter (optioneel) en de stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een stroomuitval, of als de netadapter (optioneel) afgesloten wordt, enz., zal de film niet worden opgenomen. • Voor bepaalde opnamewijzen zal de opname uitgevoerd worden met de hieronder aangeduide wijze. Voor de opnamewijzen die niet in de lijst staan, zal de opnamewijze gebruikt worden die het meest geschikt is voor het bewegende beeld. Geselecteerde opnamemodus – Programma AE-modus – Lensopening-Prioriteit AE-modus – Sluiter-Prioriteit AE-modus – Handmatige Belichtingsmodus – [Heldere nachtopname]/[Artistieke nachtopname]/ [Nachtop. uit hand]/[Nachtportret] (Scene Guide modus) Opnamemodus bij het opnemen van een film Normaal bewegend beeld Weinig licht functie In deze gevallen niet beschikbaar: • In de volgende gevallen kunnen geen films opgenomen worden. – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen] (Scene Guide modus) – [Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) – Wanneer u [Intervalopname] gebruikt – Wanneer u [Stop-motionanimatie] gebruikt 210 10. Films opnemen Instelling van formaat, grootte en beeldsnelheid Toepasbare modi: 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Bewegend beeld] > [Opname-indeling] Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Onderdeel [AVCHD] [MP4] 3 4 Formaat Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een high-definition TV, enz. Dit gegevensformaat is geschikt voor afspelen op een PC, enz. Druk op 3/4 om [Opn. kwaliteit] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 211 10. Films opnemen Wanneer [AVCHD] geselecteerd is Onderdeel Grootte Opname-frames nelheid Sensor-output Bitsnelheid [FHD/50i] 1920k1080 50i 50 frames/seconde 17 Mbps [FHD/25p] 1920k1080 50i 25 frames/seconde 24 Mbps [FHD/24p] 1920k1080 24p 24 frames/seconde 24 Mbps [HD/50p] 1280k720 50p 50 frames/seconde 17 Mbps Opname-frames nelheid Sensor-output Bitsnelheid Wanneer [MP4] geselecteerd is Onderdeel Grootte [FHD/25p] 1920k1080 [HD/25p] 1280k720 [VGA/25p] 640k480 20 Mbps 25p 25 frames/seconde 10 Mbps 4 Mbps • Wat is bit rate Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de “VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit rate (volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen wordt. ∫ Over de compatibiliteit van de opgenomen bewegende beelden Zelfs wanneer een compatibel apparaat gebruikt wordt, kan het zijn dat de films met verlaagde beeld- en geluidskwaliteit afgespeeld, of niet afgespeeld worden. Het kan ook zijn dat de opname-informatie niet correct weergegeven wordt. Gebruik in dat geval dit toestel om af te spelen. • Als u andere apparatuur wilt gebruiken voor het afspelen van films die in [FHD/25p], [FHD/24p] van [AVCHD] opgenomen zijn, of als u ze naar een ander toestel wilt overbrengen, is een PC waarop “PHOTOfunSTUDIO” geïnstalleerd is nodig, dan wel een compatibele Blu-ray disk recorder. ∫ Aanduiding van de icoon A Formaat B Grootte C Opname-framesnelheid (Sensor-output) A B 212 AVCHD FHD 50i C 10. Films opnemen Scherpstellen tijdens het opnemen van een video ([Continu AF]) Toepasbare modi: Het scherpstellen verandert, afhankelijk van de instelling van de focusmodus (P136) en de instelling van [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu. Focusmodus [AFS]/[AFF]/ [AFC] [MF] [Continu AF] Beschrijving van instellingen [ON] De camera zal tijdens het opnemen automatisch op onderwerpen blijven scherpstellen. • Om de focus opnieuw in te stellen, drukt u de sluiterknop tot halverwege in. [OFF] De camera handhaaft de brandpuntpositie bij de start van de opname. [ON]/[OFF] U kunt handmatig scherpstellen. (P147) • De onderling verwisselbare lens (H-H020A) maakt gebruik van een lensaandrijfsysteem om een compacte en heldere F1.7 lens te realiseren. Hierdoor kunnen geluid en trillingen optreden tijdens het scherpstellen, maar dit is geen storing. • Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een film. Er wordt aanbevolen op te nemen terwijl [Continu AF] in het [Bewegend beeld]-menu op [OFF] staat als u het geluid van de werking hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid opgenomen wordt. • Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren voordat er scherp gesteld wordt. • Als de onderling verwisselbare lens (H-H020A) gebruikt wordt, kunnen [AFF] en [AFC] niet ingesteld worden. (P136) 213 10. Films opnemen Foto’s maken terwijl u een film maakt Toepasbare modi: Er kunnen foto’s gemaakt worden, zelfs als u een film opneemt. (Simultaan opnemen) Druk de sluiterknop tijdens de opname van de video volledig in om een foto te maken. • De simultane opname-indicator wordt weergegeven tijdens het maken van de foto’s. • Opnemen terwijl ook de Touch Shutter-functie (P59) beschikbaar is. 13 ∫ Instelling van prioriteiten voor video’s en foto’s Toepasbare modi: De opnamewijze voor foto’s die gemaakt worden terwijl een videoopname gemaakt wordt, kan ingesteld worden met [Foto/film] in het [Bewegend beeld] menu. • De beelden zullen opgenomen worden met beeldformaat [S] (2 M). De beeldkwaliteit van standaardbeelden kan anders zijn dan [S] (2 M). • Er worden alleen JPEG-beelden opgenomen als [Kwaliteit] op [ ] (Prioriteiten video’s) [ ], [ ] of [ ] staat. (Als deze op [ ] staat, zullen foto’s opgenomen worden met een [Kwaliteit] van [A].) • Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 15 foto’s gemaakt worden. • In [Miniatuureffect] van de Creative Control modus zou een kleine vertraging kunnen plaatsvinden tussen het geheel indrukken van de sluiterknop en het opnemen. • De beelden zullen opgenomen worden met het ingestelde beeldformaat en -kwaliteit. [ ] (Prioriteiten foto’s) • Het beeldscherm zal donker worden tijdens het opnemen van de beelden. In die tijd zal een foto in de video gemaakt worden en wordt geen audio opgenomen. • Er kunnen tijdens het opnemen van films tot 4 foto’s gemaakt worden. • De beeldverhouding zal vaststaan op [16:9]. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Als [Opname-indeling] op [VGA/25p] gezet is in [MP4] – Als [FHD/24p] ingesteld is [alleen wanneer [ ] (fotoprioriteiten) ingesteld is] – Als [Ex. tele conv.] gebruikt wordt in het [Bewegend beeld]-menu [alleen als [ (fotoprioriteiten) ingesteld is] 214 ] 10. Films opnemen Gebruik van het [Bewegend beeld] Menu Raadpleeg P37 voor details over de menu-instellingen van [Bewegend beeld]. • [Fotostijl], [Gevoeligheid], [Meetfunctie], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom] zijn gemeenschappelijk voor zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. De verandering van deze instellingen in een van deze menu's wordt ook in het andere menu doorgevoerd. • Het [Bewegend beeld]-menu wordt niet weergegeven in de volgende gevallen. – [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Bloemen] (Scene Guide modus) – [Ruw zwart-wit]/[Zacht zwart-wit]/[Zachte focus]/[Sterfilter]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) [Opname-indeling] • Raadpleeg P211 voor details. [Opn. kwaliteit] • Raadpleeg P211 voor details. [Belicht.stand] • Raadpleeg P116 voor details. [Foto/film] • Raadpleeg P214 voor details. [Continu AF] • Raadpleeg P213 voor details. [Highlight opn.] Toepasbare modi: De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit knipperen. Instellingen: [ON]/[OFF] • Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief (P157) te compenseren, onder raadpleging van het histogram (P63) en om de foto vervolgens opnieuw te maken. Dit kan een betere beeldkwaliteit tot gevolg hebben. 215 10. Films opnemen [Ex. tele conv.] • Ga naar P194 voor meer informatie. [Antiflikkering] Toepasbare modi: De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende beeld te reduceren. Instellingen: [1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120]/[OFF] [Stille bediening] • Raadpleeg P117 voor details. [Micr. weerg.] Toepasbare modi: Stel in of de microfoonniveaus al dan niet op het scherm weergegeven moeten worden. Instellingen: [ON]/[OFF] In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) [Micr. instellen] Toepasbare modi: Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende niveaus. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) 216 10. Films opnemen [Windreductie] Toepasbare modi: Verlaagt de windruis daadwerkelijk als tijdens het opnemen van geluid wind hoorbaar is. Instellingen: [AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF] • Door [Windreductie] in te stellen kan de gebruikelijke geluidskwaliteit veranderen. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – [Miniatuureffect] (Creative Control modus) 217 11. Beelden afspelen en bewerken Afspelen van groepsbeelden Een beeldengroep bestaat uit meerdere beelden. U kunt beelden in een groep continu dan wel een voor een afspelen. • U kunt alle beelden in een groep in een keer bewerken of wissen. (als u bijvoorbeeld een beeldengroep wist, worden alle beelden in de groep gewist.) [ ]: Een beeldengroep bestaande uit beelden die met de burst-modus gemaakt zijn met burst-snelheid [SH]. (P168) [ ]: Een beeldengroep bestaande uit beelden die in een Time Lapse Shot gemaakt zijn. (P176) [ ]: Een beeldengroep bestaande uit beelden die met stop-motionanimatie gemaakt zijn. (P178) 1/98 IRWR • De beelden zullen niet gegroepeerd worden als ze opgenomen zijn zonder dat de klok ingesteld is. Continu afspelen van groepsbeelden Selecteer een beeld met de icoon van het groepsbeeld ([ [ ]) en druk vervolgens op 3. ], [ ], • Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking van de icoon van het groepsbeeld ([ ], [ ], [ ]). • Tijdens het een voor een afspelen van groepsbeelden worden opties weergegeven. [Vanaf eerste foto]: De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het eerste beeld van de groep. [Vanaf huidige foto]: De beelden worden continu afgespeeld, te beginnen met het afgespeelde beeld. ∫ Bediening tijdens het afspelen van groepsbeelden 3 Continu afspelen/Pauze 4 Snel achteruit 2 Stop Snel vooruit 1 Achteruit (tijdens pauzeren) 218 Vooruit (tijdens pauzeren) 11. Beelden afspelen en bewerken Afspelen van afzonderlijke groepsbeelden 1 Selecteer een beeld met de icoon van de groepsweergave ([ ], [ ], [ ]) en druk vervolgens op 4. • Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door aanraking van de icoon van de groepsweergave ([ [ ]). 2 ], [ 1/98 IRWR ], Druk op 2/1 om de beelden langs te lopen. ] aan of druk opnieuw op 4 om weer naar het gewone afspeelscherm terug te • Raak [ keren. • Ieder beeld van de groep kan op dezelfde manier als normale beelden behandeld worden wanneer ze afgespeeld worden. (zoals meervoudig afspelen, playback zoom en wissen van beelden) 219 11. Beelden afspelen en bewerken Creëren van foto’s uit een video U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren. 1 2 Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend beeld op pauze te zetten. Op [MENU/SET] drukken. • Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden door [ ] aan te raken. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. • Het zal bewaard worden als het [Fotoresolutie] op [S] (2 M) gezet is, [Aspectratio] op [16:9] gezet is en [Kwaliteit] op [›] gezet is. • De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een gewone beeldkwaliteit. ] wordt weergegeven tijdens het afspelen van foto's die uit films gecreëerd zijn. •[ In deze gevallen niet beschikbaar: • Als tijdens het opnemen van [MP4] [VGA/25p] gebruikt wordt, zal de mogelijkheid om foto’s te creëren uitgeschakeld worden. 220 11. Beelden afspelen en bewerken Gebruik van het [Afspelen] Menu Met dit menu kunt u diverse afspeelfuncties gebruiken, zoals het afsnijden van beelden en andere bewerkingen van de opgenomen beelden, instellingen van de bescherming, enz. • Met [Retouche wissen], [Tekst afdr.], [Intervalvideo], [Stop-motionvideo], [Nw. rs.] of [Bijsnijden] wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op de kaart, daarom raden we aan te controleren of vrije ruimte is voordat u het beeld bewerkt. • Het kan zijn dat de camera de beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn niet correct afspeelt en dat de camerafuncties voor die beelden niet beschikbaar zijn. [2D/3D-inst.] Er kan tussen de afspeelmethoden voor 3D-beelden geschakeld worden. • Dit is een menu dat alleen weergegeven kan worden als 3D-afspelen mogelijk is. Raadpleeg P286 voor details. [Diashow] U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden. U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen foto’s, alleen video’s, alleen 3D-beelden, enz. We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het toestel aan een TV. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Diashow] Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Raadpleeg P286 voor de manier van afspelen van [3D]-beelden in 3D. • Als [Categorieselectie] geselecteerd is, druk dan op 3 3/4/2/1 om een categorie te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Voor details over categorieën, P223 raadplegen. Druk op 3 om [Start] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 221 11. Beelden afspelen en bewerken ∫ Bediening tijdens een diavoorstelling Knopbedi Aanraakb Beschrijving van de ening ediening bediening Knopbedi Aanraakb Beschrijving van de ening ediening bediening 3 Afspelen/Pauzeren 4 Diavoorstelling verlaten 2 Terug naar het vorige beeld 1 Verder naar het volgende beeld Verlaagt het niveau van het volume Verhoogt het niveau van het volume • Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt. ∫ De diavoorstellinginstellingen veranderen U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [Effect] of [Set-up] te selecteren op het diavoorstellingmenuscherm. [Effect] Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren wanneer u van het ene naar het andere beeld schakelt. [AUTO]/[NATURAL]/[SLOW]/[SWING]/[URBAN]/[OFF] • Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een schermeffect. • [AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [Categorieselectie] geselecteerd is. De beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie. • [Effect] staat vast op [OFF] als het toestel op [Alleen bew. beeld] staat, of tijdens de diavoorstelling voor [ ], [ ], [ ] in [Categorieselectie]. • Zelfs als [Effect] ingesteld is, werkt deze niet tijdens een diavoorstelling van groepsbeelden. • Als beelden weergegeven worden op een TV die via een HDMI-microkabel aangesloten is, of als verticaal weergegeven beelden afgespeeld worden, kan het zijn dat bepaalde [Effect]-instellingen niet zullen werken. [Set-up] [Duur] of [Herhalen] kan ingesteld worden. [Duur] [5SEC]/[3SEC]/[2SEC]/[1SEC] [Herhalen] [ON]/[OFF] [Geluid] [AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld worden en audio als bewegende beelden afgespeeld worden. [Muziek]: Er wordt muziek afgespeeld. [Audio]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld. [OFF]: Er zal geen geluid zijn. • [Duur] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [Effect] instelling. • Tijdens het afspelen van de volgende beelden wordt de instelling van [Duur] uitgeschakeld. – Bewegende beelden – Groepsbeelden 222 11. Beelden afspelen en bewerken [Afspeelfunctie] Afspelen in [Normaal afsp.], [Alleen foto's], [Alleen bew. beeld], [3D-weergave], [Categor. afsp.] of [Favoriet afsp.] kan geselecteerd worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Afspeelfunctie] Selecteer de af te spelen groep door op 3/4 te drukken en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Raadpleeg P286 voor de wijze van afspelen van [3D-weergave] beelden in 3D. Als [Categor. afsp.] bij voorgaande stap 2 geselecteerd is 3 Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën. – [Gezicht herk.]¢ * – [i-Portret]/[i-Nachtportret]/[i-Baby] (Scènedetectie) – [Geprononceerd portret]/[Zachte huid]/[Zacht tegenlicht]/[Ontspannen atmosfeer]/[Kindergezicht]/[Nachtportret] (Scene Guide modus) , – [i-Landschap]/[i-Zonsonderg.] (Scènedetectie) – [Landschap]/[Blauwe lucht]/[Romantische zonsondergang]/[Levendige zonsondergang]/[Glinsterend water] (Scene Guide modus) . – [i-Nachtportret]/[i-Nachtl.schap]/[iHandh. nachtop.] (Scènedetectie) – [Heldere nachtopname]/[Koele nachtopname]/[Warme nachtopname]/ [Artistieke nachtopname]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand]/ [Nachtportret] (Scene Guide modus) – [Sport] (Scene Guide modus) 1 – [i-Voedsel] (Scènedetectie) – [Gerechten]/[Desserts] (Scene Guide modus) – [Reisdatum] – Foto’s die continu opgenomen zijn met de burst-snelheid op [SH] – [Intervalopname]/[Intervalvideo] – [Stop-motionanimatie]/[Stop-motionvideo] ¢ Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en druk vervolgens op [MENU/SET]. Net als voor groepsbeelden wordt de gehele groep als een enkel beeld met informatie over de gezichtsherkenning behandeld. • De verdeling in categorieën van films is anders dan voor foto's, afhankelijk van de opnamemodus. Sommige films kunnen misschien niet afgespeeld worden. 223 11. Beelden afspelen en bewerken [Locatie vermelden] De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist wordt door de smartphone/tablet kan naar de camera gezonden worden en op de beelden geschreven worden. Voorbereiding: Locatie-informatie naar de camera versturen vanaf de smartphone/tablet. • U dient “Panasonic Image App” op uw smartphone/tablet te installeren. (P245) • Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegegevens toev.] Druk op 3/4 om de periode te kiezen waarin u wenst locatie-informatie op beelden op te nemen, druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ]. ∫ De opname van locatie-informatie stopzetten Druk op [MENU/SET] terwijl het op de beelden zetten van de locatie-informatie aan de gang is. • Tijdens een stopzetting, wordt [±] weergegeven. Kies de periode met [±] om het opnameproces opnieuw te starten vanaf het beeld waar u gebleven was. ∫ De ontvangen locatie-informatie wissen 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Locatie vermelden] > [Locatiegeg. wissen] Druk op 3/4 om de periode te kiezen die u wenst te verwijderen, druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Er kan alleen locatie-informatie geschreven worden naar beelden die op deze camera gemaakt zijn. In deze gevallen niet beschikbaar: • De locatie-informatie zal niet op beelden geschreven worden die genomen zijn nadat de locatie-informatie verzonden is (P248). • De locatie-informatie wordt niet geschreven op beelden die opgenomen zijn met [Opname-indeling] op [AVCHD]. • Wanneer er onvoldoende vrije ruimte is op de kaart, zou het niet mogelijk kunnen zijn om locatie-informatie erop te schrijven. 224 11. Beelden afspelen en bewerken [Retouche wissen] U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden geregistreerd zijn wissen. • Het wissen kan alleen uitgevoerd worden door aanraking. [Retouche wissen] schakelt automatisch de aanraakbediening in. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Afspelen] > [Retouche wissen] Druk op 2/1 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Sleep uw vinger over het deel dat u wilt wissen. • De te wissen delen zijn gekleurd. • Door [Onged. maken] aan te raken, worden de gekleurde delen opnieuw op de vorige status gezet. 5(029( 6&$/,1* 2QJHGPDNHQ ,QVW Wissen van details (uitvergroten van het display) 1 Raak [SCALING] aan. • Door met uw vingers een knijpende beweging in (P15) te maken, kunt u het scherm uitvergroten/ verkleinen. 5(029( • U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door aan de bedieningsfunctieknop te draaien. • Door het scherm te verslepen, kunt u het uitvergrote 6&$/,1* 2QJHGPDNHQ ,QVW deel bewegen. 2 Raak [REMOVE] aan. • Hierdoor wordt teruggekeerd naar de bediening door middel van het slepen van uw vinger over het deel dat u wenst te wissen. Het deel dat u wenst te wissen, kan zelfs versleept worden als het beeld uitvergroot is. 4 5 Raak [Inst.] aan. • Het preview-scherm wordt weergegeven. Raak [Opsl.] aan of druk op [MENU/SET]. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. 225 11. Beelden afspelen en bewerken • De beelden kunnen onnatuurlijk lijken omdat de achtergrond van de gewiste delen kunstmatig gecreëerd wordt. • Voer voor groepsbeelden [Retouche wissen] op ieder beeld uit (ze kunnen niet in één keer bewerkt worden). • Als [Retouche wissen] op groepsbeelden uitgevoerd wordt, worden deze als nieuwe beelden bewaard, gescheiden van de oorspronkelijke beelden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Films – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] 226 11. Beelden afspelen en bewerken [Titel bew.] U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [Tekst afdr.] (P228). 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Titel bew.] > [Enkel]/[Multi] Selecteer de opname. • [’] wordt afgebeeld voor beelden met al geregistreerde titels. Instelling [Enkel] 1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen. 2 Druk op [MENU/SET]. ,QVW Instelling [Multi] 1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen). • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] 8LWYRHU gedrukt wordt. 2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te brengen. 3 De tekst invoeren. (P54) • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. • Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen. • U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (bijgeleverd). • U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [Multi]. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Bewegende beelden – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] 227 11. Beelden afspelen en bewerken [Tekst afdr.] U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden afdrukken. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Tekst afdr.] > [Enkel]/[Multi] Selecteer de opname. • [‘] verschijnt op het scherm als het beeld afgedrukt wordt met tekst. Instelling [Enkel] 1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen. 2 Druk op [MENU/SET]. ,QVW Instelling [Multi] 1 Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen). • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] 8LWYRHU gedrukt wordt. 2 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te brengen. 3 Druk op 3/4 om [Inst.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 228 11. Beelden afspelen en bewerken 4 5 Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op [MENU/SET]. Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. [Opnamedatum] [ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af. [MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten af. [OFF] [ ] ([Gezichtsherkenning]): De in [Gezicht herk.] geregistreerde naam zal gestempeld worden. [Naam] [ ] ([Baby/Huisdieren]): De in [Profiel instellen] geregistreerde naam zal gestempeld worden. [OFF] [ON]: [Locatie] Drukt de naam van de reisbestemming af die ingesteld is onder [Locatie]. [OFF] [ON]: [Reisdatum] Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder [Reisdatum]. [OFF] [Titel] 6 7 [ON]: De Titelinvoer in de [Titel bew.] zal afgedrukt worden. [OFF] Druk op [ ]. Druk op 3 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw printer. • U kunt tot 100 beelden tegelijkertijd instellen met [Multi]. • De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt. • Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het printen. Controleer dit op voorhand. • Als u beelden in een groep stempelt, worden de gestempelde beelden gescheiden van de originele beelden in de groep bewaard. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Bewegende beelden – Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel – Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.] – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] 229 11. Beelden afspelen en bewerken [Splits video] De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft. Het splitsen van een video is permanent: Denk goed na voordat u splitst! 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Afspelen] > [Splits video] 2 Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 3 Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen. • U kunt het punt van splitsing precies instellen door op 2/1 te drukken als de video gepauzeerd is. 4 Op 4 drukken. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • De video kan verloren gaan als de kaart of de batterij weggenomen wordt terwijl de splitsing uitgevoerd wordt. • Met [MP4] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een splitsing plaatsvindt. Er wordt aangeraden om deze video’s te zoeken met gebruik van Kalender Afspelen (P67) of [Alleen bew. beeld] in de [Afspeelfunctie]. In deze gevallen niet beschikbaar: • Vermijd het te proberen om een video vlakbij het begin of het einde te splitsen. • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Video’s met een korte opnametijd 230 11. Beelden afspelen en bewerken [Intervalvideo] Deze functie stelt u in staat om een film te creëren uit een beeldengroep die opgenomen is met [Intervalopname]. De zo gecreëerde film wordt in het MP4-opnameformaat bewaard. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 Selecteer de [Intervalopname] beeldgroep met 2/1, en druk vervolgens op [MENU/SET]. Selecteer de items en de instellingen. [Opn. kwaliteit] Stelt de kwaliteit van de film in. [FHD/25p]/[HD/25p]/[VGA/25p] [Beeldfrequentie] Stelt het aantal frames per seconde in. Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan. [25fps]/[12.5fps]/[8.3fps]/[6.25fps]/[5fps]/[2.5fps]/[1fps] [Serie] 4 [Afspelen] > [Intervalvideo] [NORMAL]: Voegt beelden samen in de opnamevolgorde. [REVERSE]: Voegt beelden samen in de omgekeerde opnamevolgorde. Selecteer [Uitvoer.] met 3/4 en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • Als u een beeldkwaliteit selecteert waarbij de beeldverhouding anders is dan die voor de beeldengroep, zullen zwarte strepen boven, onder, links en rechts van het beeld verschijnen. • Wij raden aan dat u bij de creatie van films een voldoende geladen batterij of de (optionele) netadapter gebruikt. • Wij adviseren dat u een voldoende geladen batterij of een (optionele) netadapter gebruikt.Als de stroomtoevoer wegvalt doordat de netadapter losgemaakt wordt, of wegens een black-out, terwijl u een film aan het creëren was met behulp van de netadapter, zal deze film niet opgenomen worden. • Een film waarvan de opnametijd de 29 minuten en 59 seconden overschrijdt en een film die groter is dan een bestand van 4 GB, kan niet gecreëerd worden. • Een film die korter dan 1 seconde duurt wordt weergegeven als “0s” op de filmopnametijd (P68). 231 11. Beelden afspelen en bewerken [Stop-motionvideo] Er wordt een film gecreëerd uit de groepsbeelden die met [Stop-motionanimatie] gemaakt zijn. De gecreëerde films worden bewaard in het MP4-opnameformaat. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Afspelen] > [Stop-motionvideo] Selecteer de stop-motion-animatiegroep met 2/1 en druk vervolgens op [MENU/SET]. Creëer een film door de creatiemethode te selecteren. • De stappen zijn gelijk aan die voor de creatie van een film uit de opname van [Stop-motionanimatie]. Raadpleeg stap 8 verderop op P180 voor details. Raadpleeg ook de opmerkingen op P181 voor gecreëerde films. 232 11. Beelden afspelen en bewerken [Nw. rs.] Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Nw. rs.] > [Enkel]/[Multi] Selecteer het beeld en de resolutie. Instelling [Enkel] 1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het 4:3 L 16 4:3 M 8 4:3 S 4 ,QVW wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. Instelling [Multi] 1 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk dan op [MENU/SET]. 2 Druk op 3/4/2/1 Selecteer het beeld en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen (herhalen). • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] 8LWYRHU gedrukt wordt. 3 Druk op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om het ten uitvoer te brengen. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • U kunt tot 100 beelden tegelijkertijd instellen met [Multi]. • De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Bewegende beelden – Groepsbeelden – Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.] – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] 233 11. Beelden afspelen en bewerken [Bijsnijden] U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Afspelen] > [Bijsnijden] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Gebruik de bedieningsknop en druk op 3/4/2/1 om de bij te snijden delen te selecteren. Bedieningsknop (rechts): Vergroting Bedieningsknop (links): Verkleining 3/4/2/1: Verplaats • U kunt ook [ 4 ]/[ ] aanraken om het deel te vergroten/verkleinen. • U het deel ook verplaatsen door het over het scherm te verslepen. Op [MENU/SET] drukken. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden. • Knip één beeld per keer als u de beelden in een beeldengroep wilt knippen (u kunt niet alle beelden in een groep in een keer bewerken.) • Als u beelden in een groep knipt, worden de geknipte beelden gescheiden van de originele beelden in de groep bewaard. • Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar beelden die [Bijsnijden] ondergaan hebben. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Bewegende beelden – Beelden afgedrukt met [Tekst afdr.] – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] 234 11. Beelden afspelen en bewerken [Roteren]/[Scherm roteren] Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen van 90o. [Roteren] (Het beeld wordt handmatig gedraaid) • De [Roteren]-functie wordt uitgeschakeld als [Scherm roteren] op [OFF] gezet is. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Afspelen] > [Roteren] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. • De [Roteren]-functie is voor groepsbeelden uitgeschakeld. Selecteer de draairichting. : Het beeld draait steeds 90o met de wijzers van de klok mee. : Het beeld draait steeds 90o tegen de wijzers van de klok in. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. [Scherm roteren] (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld) Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Afspelen] > [Scherm roteren] > [ON] • De beelden worden weergegeven zonder gedraaid te worden als u [OFF] kiest. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. In deze gevallen niet beschikbaar: • Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association)”. • [Scherm roteren] werkt misschien niet op een scherm dat meerdere beelden afspeelt, zoals het scherm dat weergegeven wordt na selectie van [Multi wissen]. 235 11. Beelden afspelen en bewerken [Favorieten] U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze ingesteld zijn als favorieten. • De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen. • Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([Favoriet afsp.]) • Alle foto's wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([Alles wissen behalve Favoriet]) 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Favorieten] > [Enkel]/[Multi] Selecteer de opname. Instelling [Enkel] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. Instelling [Multi] Druk op 3/4/2/1. Selecteer het beeld en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen (herhalen). • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt. ,QVWDQQXO 1 2 3 4 5 6 • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. ,QVWDQQXO ∫ Alle [Favorieten] instellingen annuleren Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Afspelen] > [Favorieten] > [Annul] • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • In de [Afspeelfunctie] is [Annul] uitgeschakeld. • U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen. • Als u beelden in een groep als [Favorieten] instelt, wordt het aantal van uw [Favorieten]-beelden weergegeven op de [Favorieten]-icoon van het bovenste beeld van de groep. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Beelden die opgenomen zijn met [ ] 236 11. Beelden afspelen en bewerken [Print inst.] DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf. Als u [Print inst.] voor een groep beelden instelt, zal de afdrukinstelling voor het aantal afdrukken op ieder beeld van de groep toegepast worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Print inst.] > [Enkel]/[Multi] Selecteer de opname. Instelling [Enkel] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 1 1 'DWXP $DQWDO Instelling [Multi] Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. 1 1 4 $DQWDO 3 ,QVW 2 3 5 6 1 'DWXP ,QVW Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. • Wanneer [Multi] geselecteerd is – Herhaal voor ieder beeld stappen 2 en 3 (het is niet mogelijk om dezelfde instelling voor een meervoudig aantal beelden te gebruiken.) • [999+] wordt op het scherm afgebeeld als het totaal aantal afdrukken dat u voor een groep beelden ingesteld heeft groter is dan 1000. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 237 11. Beelden afspelen en bewerken ∫ Alle [Print inst.] instellingen annuleren Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Afspelen] > [Print inst.] > [Annul] • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. ∫ De datum afdrukken Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met opnamedatum instellen/wissen door op 1 te drukken. • Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of de gebruiksaanwijzing van uw printer. • Het kenmerk van de datumafdruk is uitgeschakeld voor beelden die met tekst bedrukt worden. • Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999. • Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang krijgen, dus controleer dit als dat het geval is. • Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen. • Als u beelden in een groep op [Print inst.] instelt, wordt het aantal beelden dat aan [Print inst.] toegevoegd wordt en het totale aantal beelden dat afgedrukt moet worden, weergegeven op de [Print inst.]-icoon van het bovenste beeld van de groep. In deze gevallen niet beschikbaar: • Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Bewegende beelden – Beelden die opgenomen zijn met [ ] – Bestand dat niet overeenkomt met de DCF-standaard 238 11. Beelden afspelen en bewerken [Beveiligen] U kunt een beveiliging instellen voor opnames waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk gewist kunnen worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Afspelen] > [Beveiligen] > [Enkel]/[Multi] Selecteer de opname. Instelling [Enkel] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. Instelling [Multi] Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] (herhalen). • De instelling wordt gewist als opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. ,QVWDQQXO 1 2 3 4 5 6 ,QVWDQQXO ∫ Alle [Beveiligen] instellingen annuleren Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Afspelen] > [Beveiligen] > [Annul] • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK]. • Het kenmerk [Beveiligen] is alleen aanwezig om met dit toestel te werken. • Zelfs als u beelden op een kaart beveiligt, worden ze gewist wanneer de kaart wordt geformatteerd. • Als u beelden in een groep als [Beveiligen] instelt, wordt het aantal beelden met de [Beveiligen]-instelling weergegeven op de [Beveiligen]-icoon van het bovenste beeld van de groep. 239 11. Beelden afspelen en bewerken [Gez.herk. bew.] U kunt alle informatie m.b.t. gezichtsdetectie in geselecteerd beelden annuleren en verplaatsen. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 4 [Afspelen] > [Gez.herk. bew.] > [REPLACE]/[DELETE] Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. (Wanneer [REPLACE] geselecteerd is) Druk op 3/4/2/1 om de te vervangen persoon te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven. Het wordt uitgevoerd als [Ja] geselecteerd wordt. Verlaat het menu na de uitvoering. • Gewiste informatie m.b.t. de [Gezicht herk.] kan niet hersteld worden. • Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [Categor. afsp.]. • De informatie over de gezichtsherkenning van beelden in een groep moet in een keer bewerkt worden. (u kunt niet één beeld per keer bewerken.) • Het bewerken van groepsbeelden kan alleen uitgevoerd worden op het eerste beeld van iedere reeks. [Wissen bevestigen] Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het wissen van een foto weergegeven wordt. Ja 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 Nee [Afspelen] > [Wissen bevestigen] Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [Eerst “Ja”] [Ja] wordt het eerst geaccentueerd, dus het wissen kan snel plaatsvinden. [Eerst “Nee”] [Nee] wordt het eerst geaccentueerd. Het per ongeluk wissen van foto's wordt zo voorkomen. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 240 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Wi-FiR functie ∫ Gebruik de camera als een draadloze LAN-inrichting Wanneer u apparatuur of computersystemen gebruikt die betrouwbaardere veiligheid vereisen dan draadloze LAN-inrichtingen, zorg er dan voor dat de juiste metingen genomen worden voor veiligheidsontwerpen en -defecten voor de systemen die gebruikt worden. Panasonic zal geen verantwoordelijk op zich nemen voor schade die ontstaat bij het gebruiken van de camera voor andere doeleinden dan dat van een draadloze LAN-inrichting. ∫ Het gebruik van de Wi-Fi-functie van deze camera wordt geacht plaatst te vinden in de landen waar deze camera verkocht wordt Er bestaat het risico dat de camera de wetgeving op het gebied van radiogolven schendt als ze in andere landen gebruikt wordt dan in de landen waar deze camera verkocht wordt en Panasonic stelt zich op generlei wijze aansprakelijk voor overtredingen van welk aard ook. ∫ Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden. ∫ Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of interferentie • Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of interferentie, zoals in de buurt van magnetronovens. Hierdoor kunnen de radiogolven onderbroken worden. • Het gebruiken van de camera in de buurt van inrichtingen zoals microwave-ovens of draadloze telefoons die de 2,4 GHz radiogolfband gebruiken zou een afname in prestatie kunnen veroorzaken in beide inrichtingen. ∫ Verbind niet aan een draadloos netwerk waarvoor u geen toestemming heeft het te gebruiken Wanneer de camera zijn Wi-Fi functie gebruikt, zullen er automatisch draadloze netwerken opgespoord worden. Wanneer dit gebeurt, kunnen er draadloze netwerken waarvoor u geen toestemming heeft deze te gebruiken (SSID¢) weergegeven worden, maar probeert u geen verbinding te maken met die netwerken aangezien dit als ongeautoriseerde toegang beschouwd zou kunnen worden. ¢ SSID verwijst naar de naam die gebruikt wordt voor het identificeren van een netwerk via een draadloze LAN-verbinding. Als de SSID overeenkomt met beide inrichtingen, is overdracht mogelijk. ∫ Voor Gebruik Om de Wi-Fi-functie op dit toestel te gebruiken, wordt een draadloos toegangspunt vereist, dan wel een bestemmingstoestel dat uitgerust is met de draadloze LAN-functie. 241 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie ∫ Over de Wi-Fi verbindingslamp Blauw brandend: de Wi-Fi verbinding is op stand-by Blauw knipperend: versturen/ontvangen van gegevens via de Wi-Fi-verbinding ∫ De [Wi-Fi]-knop Op het moment van aankoop is [Wi-Fi] op [Fn1] ingesteld. In het hoofdstuk “Gebruik van de Wi-Fi-functie” wordt [Fn1] als [Wi-Fi] geschreven. • Raadpleeg P43 voor details over de functieknop. ∫ Wat kunt u met de [Wi-Fi]-knop doen als u verbonden bent met Wi-Fi Als op [Wi-Fi] gedrukt wordt terwijl er verbinding met Wi-Fi is, kunnen de volgende handelingen uitgevoerd worden. [Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding. [Doelapparaat wijzigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een andere Wi-Fi-verbinding te kiezen. [Instellingen wijzigen voor versturen]¢ Raadpleeg P282 voor details. [Huidig apparaat in favorieten registreren] Als u de huidige bestemming van de verbinding of de verbindingsmethode registreert, kunt u de volgende keer de verbinding gemakkelijk tot stand brengen met dezelfde verbindingsmethode. [Netwerkadres] Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel. ¢ Dit wordt niet weergegeven als de bestemming van [Op afstand opnemen en weergeven], [Weergeven op tv] of [Afbeeldingen versturen van camera] op [Printer] gezet is. 242 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie ∫ Beschrijvingsmethode Als een stap “selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]”, enz., bevat, voer dan ongeacht welke van de volgende handelingen uit. Knopbediening: Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] met de cursorknop en druk vervolgens op [MENU/SET]. Aanraakbediening: Raak [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] aan. • De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare draadloze LAN-verbinding. • Gebruik een met IEEE802.11b, IEEE802.11g of IEEE802.11n compatibele inrichting wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt. • Wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt, raden wij ten zeerste aan een versleuteling in te stellen om de veiligheid van de informatie te handhaven. • Er wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij te gebruiken wanneer u beelden verzendt. • Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden. (Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].) • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. • Beelden zouden niet geheel verstuurd kunnen worden afhankelijk van radiogolfcondities. Als de verbinding afgebroken wordt terwijl er beelden verstuurd worden, zouden er beelden verstuurd kunnen worden waar stukken aan ontbreken. • Verwijder de geheugenkaart en de batterij niet naar een zone waar geen ontvangst is terwijl u beelden verstuurt. • De monitor display zou even vervormd kunnen raken terwijl deze verbonden is met de service, dit zal echter het beeld dat verstuurd wordt niet beïnvloeden. 243 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Wat u kunt doen met de Wi-Fi functie Bediening met een smartphone/tablet Opnames maken met een smartphone. De beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn. Beelden naar een SNS versturen. P245 Gemakkelijke verbinding Door op [Wi-Fi] te drukken en te blijven drukken, kunt u de camera gemakkelijk met een smartphone of tablet verbinden. Weergeven van beelden op een TV P252 Draadloos afdrukken P253 Versturen van beelden naar een AV-inrichting U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen (AV-thuisapparatuur). U kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie of vrienden versturen die ver weg wonen. Versturen van beelden naar een PC P254 P257 Gebruik van web-diensten U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen. Door [Cloud-synchr. service] te gebruiken, kunt u foto's en films op een PC of smartphone ontvangen. 244 P261 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Bediening met een smartphone/tablet Met een smartphone/tablet kunt u beelden op de camera opnemen en opslaan. U moet de “Panasonic Image App” (van nu af “Image App” genoemd) op uw smartphone/tablet installeren. Installeren van de “Image App” app voor smartphone/tablet De “Image App” is een applicatie die door Panasonic verstrekt wordt. • OS Voor AndroidTM apps: Android 2.2 tot Android 4.3¢ Voor iOS apps: iOS 5.0 tot iOS 7.0 ¢ Om dit toestel met [Wi-Fi Direct] te verbinden, wordt Android OS 4.0 of hoger en ondersteuning van Wi-Fi DirectTM vereist. 1 2 3 4 Sluit de smartphone/tablet aan op een netwerk. (Android) Selecteer “Google PlayTM Store”. (iOS) Selecteer “App StoreSM”. Voer “Panasonic Image App” in het zoekhokje in. Selecteer “Panasonic Image App” en installeer deze. • Gebruik de meest recente versie. • Het kan zijn dat de dienst niet goed gebruikt kan worden, afhankelijk van het type smartphone/ tablet dat gebruikt wordt. Raadpleeg onderstaande ondersteunende website voor informatie over de “Image App”. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) • Wanneer u de app download op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. 245 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Verbinden met een smartphone/tablet Door op [Wi-Fi] te drukken en te blijven drukken, kunt u gemakkelijk een verbinding tot stand brengen. Voorbereiding: • Installeer van tevoren “Image App”. (P245) 1 Druk op [Wi-Fi] en houd de knop ingedrukt. • De informatie (SSID en password) wordt weergegeven die vereist is voor het rechtstreeks tot stand brengen van een verbinding tussen uw smartphone/tablet en dit toestel. • Behalve wanneer de verbinding voor het eerst gemaakt wordt, wordt het scherm van de vorige verbinding weergegeven. • Hetzelfde scherm kan weergegeven worden door de volgende menu-onderdelen te selecteren. [Wi-Fi] > 2 [Nieuwe verbinding] > [Op afstand opnemen en weergeven] Bedien de smartphone/tablet. 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in. 3 Start “Image App”. (P245) • Als de verbinding tot stand gebracht is, zullen de live beelden die door de camera opgevangen worden weergegeven worden op de smartphone/tablet. ∫ Veranderen van de verbindingsmethode Druk voor het veranderen van de verbindingsmethode op [DISP.] en selecteer vervolgens de andere verbindingsmethode. Op de camera Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Op uw smartphone/tablet Wanneer u verbindt met [Via netwerk]: 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in. 3 Start “Image App ”. (P245) Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]: Start “Image App ”. (P245) 246 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Fotograferen via een smartphone/tablet (remote opname) 1 2 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P246) Selecteer [ ] op de smartphone/tablet. • De opgenomen beelden worden in de camera bewaard. • Sommige instellingen zijn niet beschikbaar. • Het scherm verschilt afhankelijk van het uitvoerende systeem. • Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, door een continue filmopname of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt. Beelden bewaren die in de camera opgeslagen zijn 1 2 3 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P246) Selecteer [ ] op de smartphone/tablet. Versleep een beeld om het te bewaren. • Als een beeld aangeraakt wordt, zal de foto vergroot afgespeeld worden. • De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur. 247 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Beelden in de camera naar een SNS versturen 1 2 3 Verbinding met een smartphone/tablet maken. (P246) Selecteer [ ] op de smartphone/tablet Versleep een beeld om het naar een SNS, enz., te versturen. • Het beeld wordt naar een web-service zoals een SNS verstuurd. • De functie kan toegekend worden aan de bovenkant, de onderkant, links of rechts, al naargelang uw voorkeur. Locatie-informatie van de smartphone/tablet naar de camera sturen U kunt locatie-informatie van een smartphone/tablet verwerven en deze later op de beelden schrijven. Raadpleeg P224 over hoe de locatie-informatie op de beelden geschreven moet worden die met dit toestel opgenomen zijn. • Lees de [Help] in het “Image App”-menu voor meer details over hoe te werk te gaan. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) • Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik: Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico. • Als u de klokinstelling van dit toestel of van de smartphone/tablet veranderd heeft na [Tijdsync.], voer dan opnieuw [Tijdsync.] uit. • Op de smartphone/tablet kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen en de overdrachtstatus van de locatie-informatie nakijken. Raadpleeg [Help] in het “Image App”-menu voor details. • (Wanneer u “Image App” voor iOS gebruikt) Als u op de Home- of On-/Off-knop van een smartphone/tablet drukt terwijl [Loc.info registr.] werkt, wordt het opnemen van locatie-informatie stopgezet. In deze gevallen niet beschikbaar: • De smartphone/tablet zou er niet in kunnen slagen locatie-informatie te verwerven in China en de grenszone in de buurlanden van China. (Met ingang van oktober 2013) 248 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van beelden naar een smartphone/tablet door de camera te bedienen ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden JPEG RAW MP4 AVCHD 3D Versturen van een beeld telkens als een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) ± — — — — Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) ± — ± — — • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het afspelen van de beelden. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. Voorbereiding: • Installeer van tevoren “Image App”. (P245) Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P250 Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P251 • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. 249 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [Smartphone] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Op uw smartphone/tablet Wanneer u verbindt met [Via netwerk]: 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in. 3 Start “Image App”. (P245) Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]: 1 Start “Image App”. (P245) Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]: 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in. 3 Start “Image App”. (P245) 3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Opnamen maken. • De beelden worden automatisch verzonden nadat ze genomen zijn. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden klaar is. 250 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [Smartphone] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Op uw smartphone/tablet Wanneer u verbindt met [Via netwerk]: 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken en stel in. 3 Start “Image App”. (P245) Wanneer u verbinding maakt met [Wi-Fi Direct] of [WPS-verbinding] in [Direct]: 1 Start “Image App”. (P245) Wanneer u verbinding maakt met [Handmatig. verbinden.] in [Direct]: 1 Schakel de Wi-Fi-functie in. 2 Selecteer de SSID die overeenkomt met de SSID die weergegeven wordt op het scherm van dit toestel en voer vervolgens het password in. 3 Start “Image App”. (P245) 3 Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) [Enkelvoudig select.] instelling 1 Selecteer de opname. 2 Selecteer [Inst.]. ,QVW [Multi selecteren] instelling 1 Selecteer de opname. (herhalen) • De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw geselecteerd wordt. 8LWYRHU 2 Selecteer [Uitvoer.]. • Het aantal beelden dat door [Multi selecteren] verzonden kan worden, is beperkt. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 251 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Weergeven van beelden op een TV U kunt beelden op de TV weergeven als deze de Digital Media Renderer (DMR) -functie van de DLNA-standaard ondersteunt. Voorbereiding: Zet de TV op de DLNA-wachtmodus. • Lees de gebruiksaanwijzing van uw TV. • Voor details over compatibele inrichtingen raadpleegt u de ondersteunende sites hieronder. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 4 [Nieuwe verbinding] > [Weergeven op tv] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Met dit toestel foto's maken of afspelen. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) • Als een TV op dit toestel aangesloten is, kan het TV-scherm tijdelijk terugkeren naar de status vóór de verbinding. De beelden worden opnieuw weergegeven wanneer u een foto maakt of beelden afspeelt. • [Effect] en [Geluid] van de diavoorstelling zijn uitgeschakeld. In deze gevallen niet beschikbaar: • Er kunnen geen films afgespeeld worden. • Tijdens multi/kalender afspelen worden de beelden die op het scherm van dit toestel weergegeven worden, niet op de TV weergegeven. 252 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Draadloos afdrukken U kunt beelden naar een compatibele printer versturen en ze draadloos afdrukken. ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) JPEG RAW MP4 AVCHD 3D ± — — — — • Het kan zijn dat enkele beelden niet verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. Voorbereiding: • U kunt gemaakte beelden draadloos afdrukken vanaf een PictBridge (draadloze LAN-compatibele)¢ printer. ¢ In overeenstemming met de DPS over IP standaards. Neem voor details over de PictBridge printer (compatibel met draadloos LAN) contact op met het bedrijf in kwestie. 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 4 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [Printer] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Selecteer een printer waarmee u verbinding wilt maken. Selecteer de beelden en druk ze vervolgens af. • De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure voor wanneer de USB-aansluitingskabel aangesloten is. Raadpleeg P301 voor details. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. In deze gevallen niet beschikbaar: • Films kunnen niet afgedrukt worden. 253 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van beelden naar een AV-inrichting U kunt foto's en films naar AV-apparatuur in uw huis versturen (AV-thuisapparatuur). U kunt ze ook via “LUMIX CLUB” naar de apparatuur (externe AV-apparatuur) van uw familie of vrienden versturen die ver weg wonen. LUMIX CLUB A Draadloos toegangspunt B AV-apparaat ([Thuis]) C AV-apparaat ([Extern]) ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden JPEG RAW MP4 AVCHD 3D Versturen van een beeld telkens als een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) ± — — — ± Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) ± — — — ± • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het afspelen van de beelden. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. 254 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Voorbereiding: Als u een beeld naar [Thuis] stuurt, zet uw apparaat dan op de DLNA-wachtmodus. • Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor details. Voor het versturen van beelden naar [Extern] is het volgende nodig: • Registratie bij “LUMIX CLUB” (P267) • Adresnummer en toegangsnummer die door het externe AV-apparaat van bestemming verworven zijn. (P272) Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P255 Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P256 • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 4 5 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [AV-toestel] Selecteer [Thuis] of [Extern]. Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) • Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden. Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) Opnamen maken. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden klaar is. 255 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 4 5 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [AV-toestel] Selecteer [Thuis] of [Extern]. Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) • Als [Extern] geselecteerd is, kan [Direct] niet geselecteerd worden. Selecteer een apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) [Enkelvoudig select.] instelling 1 Selecteer de opname. 2 Selecteer [Inst.]. ,QVW [Multi selecteren] instelling 1 Selecteer de opname. (herhalen) • De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw geselecteerd wordt. 8LWYRHU 2 Selecteer [Uitvoer.]. • Het aantal beelden dat door [Multi selecteren] verzonden kan worden, is beperkt. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 256 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van beelden naar een PC U kunt foto's en films die met dit toestel opgenomen zijn naar een PC sturen. ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden JPEG RAW MP4 AVCHD¢ 3D Versturen van een beeld telkens als een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) ± ± — — ± Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) ± ± ± ± ± ¢ Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het bestandformaat 4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan 4 GB. • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het afspelen van de beelden. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. Voorbereiding: (op de camera) • Als de werkgroep van de PC van bestemming (Op uw PC) • De computer inschakelen. veranderd is en niet meer de standaardinstelling • Maak mappen voor het ontvangen van de heeft, dan dient u ook de instelling van dit toestel te veranderen in [PC-verbinding]. (P283) beelden op de PC gereed alvorens een beeld naar de PC te sturen. (P258) Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P259 Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P260 • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. 257 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Een map creëren die beelden ontvangt • Creëer een PC-gebruikersaccount (tot 254 karakters) en een password (tot 32 karakters) die uit alfanumerieke karakters bestaan. Een poging om een ontvangstmap te creëren kan mislukken als de account niet-alfanumerieke karakters bevat. ∫ Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO ” gebruikt 1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC. • Voor details over hardwarevereisten en installatie, lees “Over de geleverde software” 2 (P293). Creëer een map die beelden ontvangt met “PHOTOfunSTUDIO ”. • Om de map automatisch te creëren, selecteer [Auto-create]. Om een map te specificeren, een nieuwe map te creëren of een wachtwoord in te stellen naar de map, selecteer [Create manually]. • Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF). ∫ Wanneer u “PHOTOfunSTUDIO ” niet gebruikt (Voor Windows) Ondersteund OS: Windows XP/Windows Vista/Windows 7/Windows 8 Voorbeeld: Windows 7 1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens met de rechter muistoets. 2 Selecteer [Eigenschappen], stel vervolgens het delen van de map in werking. • Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief systeem. (Voor Mac) Ondersteund OS: OS X v10.4 tot v10.8 Voorbeeld: OS X v10.8 1 Selecteer een map die u wenst te gebruiken voor het ontvangen, klik vervolgens op de items in de volgende volgorde. [Archief] [Toon info] 2 Stel het delen van de map in werking. • Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw PC of de Hulp op het operatief systeem. 258 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [PC] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken. • Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan [Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers). 4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 5 Opnamen maken. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden klaar is. 259 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > 2 3 [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [PC] Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P273) Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken. • Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan [Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers). 4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 5 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u 6 op [Wi-Fi]. (P242) [Enkelvoudig select.] instelling 1 Selecteer de opname. 2 Selecteer [Inst.]. ,QVW [Multi selecteren] instelling 1 Selecteer de opname. (herhalen) • De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw geselecteerd wordt. 8LWYRHU 2 Selecteer [Uitvoer.]. • Het aantal beelden dat door [Multi selecteren] verzonden kan worden, is beperkt. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • In de gespecificeerde map zullen mappen gecreëerd worden op grond van de verstuurde gegevens en de gegevens zullen in die mappen bewaard worden. • Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een password verschijnt, voer dan het password in dat u op uw PC ingesteld heeft. • Als de computernaam (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers) een spatie (leeg karakter) enz. bevat, kan het zijn dat de naam niet correct herkend wordt. Als een verbindingspoging mislukt, adviseren wij dat u de computernaam (of naam van NetBIOS) verandert in een naam bestaande uit alleen alfanumerieke karakters, van maximaal 15 karakters. 260 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Gebruik van web-diensten U kunt foto's en films via “LUMIX CLUB” naar een SNS, enz., versturen. Door automatische overzettingen van foto's en films naar de Cloud Sync Service in te stellen, kunt u de overgezette foto's of films op een PC of smartphone ontvangen. LUMIX CLUB A Draadloos toegangspunt B Web-service C Cloud Sync Service Voorbereiding: Om beelden naar een WEB-service of cloud-map te sturen, moet u zich registreren bij “LUMIX CLUB” (P267). Om beelden naar een webservice te sturen, moet u de webservice registreren. (P263) Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van beelden naar een webservice P262 Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] P265 • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. 261 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van beelden naar een webservice ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden JPEG RAW MP4 AVCHD 3D Versturen van een beeld telkens als een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) ± — — — ± Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) ± — ± — ± • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Bezoek de website voor informatie over het afspelen van beelden. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P263 Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P264 • Naar de webservice geüploade beelden kunnen niet weergegeven of gewist worden met deze camera. Controleer beelden door toe te treden tot de webservice met uw smartphone/tablet of computer. • Als het versturen van beelden niet lukt, zal er een e-mail waarin verstuurd worden waarin het falen uiteengezet zal worden naar het adres dat geregistreerd is bij “LUMIX CLUB”. • De beelden kunnen persoonlijke informatie bevatten die gebruikt kan worden om de gebruiker te identificeren, zoals een titel, de tijd en de datum waarop de beelden opgenomen werden, en de locatie waar de opname plaatsvond. Controleer deze informatie voordat u de beelden naar het web upload. • Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die voortkomt uit lekken, verlies, enz. van beelden die op webservices geüpload zijn. • Wanneer er beelden geüpload worden naar de webservice, wist u de beelden dan niet van dit toestel, zelfs niet nadat het verzenden voltooid is, totdat u nagegaan bent dat deze goed geüpload zijn naar de webservice. Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor schade die aangericht voortkomt uit het wissen van beelden die opgeslagen zijn in dit toestel. 262 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Registreren van web-services Wanneer u beelden verstuurd naar web-diensten, moet de gebruikte web-dienst geregistreerd worden bij de “LUMIX CLUB”. (P267) • Controleer de “FAQ / Contact” op de volgende site voor compatibele webservices. http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/lumix_faqs/ Voorbereiding: Zorg ervoor dat u een account op de webservice gecreëerd heeft dat u wilt gebruiken en dat u de log-in informatie beschikbaar heeft. 1 2 3 4 Maak verbinding met de “LUMIX CLUB”-site met gebruik van een smartphone/ tablet of een computer. http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/ Voer uw “LUMIX CLUB” log-in ID en wachtwoord in en log in op de dienst. (P267) Registreer uw e-mailadres. Selecteer de web-service die gebruikt moet worden en registreer deze. • Volg de instructies op het scherm om de service te registreren. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [Webservice] 2 3 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274) Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Opnamen maken. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden klaar is. 263 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [Webservice] 2 3 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274) Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) [Enkelvoudig select.] instelling 1 Selecteer de opname. 2 Selecteer [Inst.]. ,QVW [Multi selecteren] instelling 1 Selecteer de opname. (herhalen) • De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw geselecteerd wordt. 8LWYRHU 2 Selecteer [Uitvoer.]. • Het aantal beelden dat door [Multi selecteren] verzonden kan worden, is beperkt. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 264 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Wanneer u berichten verstuurt naar [Cloud-synchr. service] ∫ Gebruik van [Cloud-synchr. service] (met ingang van oktober 2013) Voorbereiding: U moet u registreren bij “LUMIX CLUB” (P267) en de instelling voor Cloud Sync. configureren om een foto naar een Cloud-map te sturen. Voor een PC gebruikt u “PHOTOfunSTUDIO” om de instellingen van Cloud Sync uit te voeren. Voor een smartphone/tablet gebruikt u “Image App” om de instellingen te maken. • Als u de beeldbestemming op [Cloud-synchr. service] zet, worden de verzonden beelden tijdelijk in de cloud-map bewaard en kunnen ze gesynchroniseerd worden met het apparaat dat in gebruik is, zoals een PC of een smartphone/tablet. • Een Cloud Folder slaat overgezette beelden 30 dagen op (tot 1000 beelden). Overgezette beelden worden automatisch 30 dagen na de overzetting gewist. Bovendien kunnen wanneer het aantal opgeslagen beelden de 1000 overschrijdt, bepaalde beelden zelfs binnen 30 dagen na de overzetting gewist worden afhankelijk van de [Cloudbeperking] (P282) instelling. • Wanneer de download van beelden vanaf een Cloud Folder naar alle gespecificeerde inrichtingen voltooid is, zouden er zelfs binnen 30 dagen vanaf de overzetting beelden gewist kunnen worden van de Cloud Folder. ∫ Methoden voor het versturen en beelden die verstuurd kunnen worden JPEG RAW MP4 AVCHD 3D Versturen van een beeld telkens als een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) ± — — — ± Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) ± — ± — ± • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Lees de gebruiksaanwijzing van het apparaat van bestemming voor informatie over het afspelen van de beelden. • Raadpleeg P280 voor details over hoe de beelden verzonden moeten worden. Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) P266 Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) P266 265 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [Cloud-synchr. service] 2 3 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274) Controleer de verzendinstelling. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Opnamen maken. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden klaar is. Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera]) 1 Selecteer het menu. [Wi-Fi] > [Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] > [Cloud-synchr. service] 2 3 Selecteer [Via netwerk] en maak de verbinding. (P274) Controleer de verzendinstelling. • Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het 4 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. • Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P242) versturen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P282) [Enkelvoudig select.] instelling 1 Selecteer de opname. 2 Selecteer [Inst.]. ,QVW [Multi selecteren] instelling 1 Selecteer de opname. (herhalen) • De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw geselecteerd wordt. 8LWYRHU 2 Selecteer [Uitvoer.]. • Het aantal beelden dat door [Multi selecteren] verzonden kan worden, is beperkt. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. 266 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Registratie bij “LUMIX CLUB” Over de [LUMIX CLUB] Verkrijg een “LUMIX CLUB” login ID (gratis). Als u dit apparaat registreert bij de “LUMIX CLUB”, kunt u beelden synchroniseren tussen de inrichtingen die u gebruikt of deze beelden overzetten naar webservices. Gebruik de “LUMIX CLUB” wanneer u beelden upload naar webservices of externe AV-inrichting. • U kunt dezelfde “LUMIX CLUB” login-ID voor dit toestel en een smartphone/tablet instellen. (P270) Raadpleeg de “LUMIX CLUB”-site voor details. http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/ Houd rekening met het volgende: • De dienst kan onderbroken worden wegens gewoon onderhoud of onverwachte problemen en de inhouden van de dienst kunnen veranderd of toegevoegd worden zonder dat de gebruikers van tevoren hierover geïnformeerd worden. • De dienst kan geheel of gedeeltelijk gestopt worden met voorgaande kennisgeving die redelijk lang van tevoren gegeven wordt. Verkrijgen van een nieuwe login-ID ([Nieuw account]) 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB] 2 Selecteer [Account instellen/toev.]. 3 Selecteer [Nieuw account]. • Maak verbinding met het netwerk. 4 Ga verder naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren. • Er zal een bevestigingscherm afgedrukt worden als een login ID al verkregen is door de camera. Selecteer [Ja] om een nieuwe login ID te verkrijgen of [Nee] als u geen nieuwe login ID nodig heeft. Selecteer de methode om verbinding met een draadloos toegangspunt te maken en stel in. • Raadpleeg P274 voor details. • Er zal alleen een instelscherm weergegeven worden als voor het eerst verbinding gemaakt wordt. Is de verbindingsmethode eenmaal ingesteld, dan zal deze op dit toestel bewaard worden en gebruikt worden wanneer de volgende keer verbinding gemaakt word. Om het draadloze toegangspunt waarmee verbinding gemaakt moet worden te veranderen, drukt u op [DISP.] en verandert u de bestemming van de verbinding. • Ga naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren. 267 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie 5 Lees de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen door en selecteert [Akkoord]. • U kunt pagina's schakelen via 3/4. • U kunt de weergave (2k) vergroten door de bedieningsknop naar rechts te draaien. • De vergrote weergave kan weer op de oorspronkelijke grootte (1k) gezet worden door de bedieningsknop naar links te draaien. 6 7 • U kunt de positie van het vergrote display verplaatsen met 3/4/2/1. • Druk op [ ] om het proces te annuleren zonder een login ID te verkrijgen. Voer een password in. • Voer een combinatie in van 8 tot 16 karakters en nummer voor het wachtwoord. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. Controleer de login-ID en selecteer [OK]. • De login ID (12-cijferig nummer) zal automatisch afgebeeld worden. Wanneer u met een computer inlogt bij “LUMIX CLUB”, hoeft u slechts de nummers in te voeren. • Er wordt een bericht afgebeeld wanneer de verbinding voltooid is. Selecteer [OK]. • Zorg ervoor een aantekening te maken van de login ID en het wachtwoord. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 268 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Gebruik van de verkregen login-ID/Controleren of veranderen van de login-ID of het password ([Gebruikersnaam instellen]) Voorbereiding: Als de verkregen login-ID gebruikt wordt, controleer dan de ID en het password. Om het “LUMIX CLUB”-password op de camera te veranderen, gaat u naar de “LUMIX CLUB”-website vanaf uw smartphone/tablet of PC en verandert u het “LUMIX CLUB”-password van tevoren. • De login-ID en het password die voor “LUMIX CLUB” geregistreerd zijn, kunnen niet op dit toestel veranderd worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 4 5 [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB] Selecteer [Account instellen/toev.]. Selecteer [Gebruikersnaam instellen]. • De login ID en het wachtwoord worden afgebeeld. • Het wachtwoord wordt afgebeeld als “ ”. • Sluit het menu alleen als u de login ID controleert. Selecteer het te veranderen item. Voer de login-ID en het password in. • Raadpleeg “Tekst Invoeren” (P54) voor informatie over hoe tekst in te voeren. • Voer in het toestel het nieuwe password in dat u op uw smartphone/tablet of PC gecreëerd heeft. Als het password afwijkt van het password dat u op smartphone/tablet of PC gecreëerd had, dan zult u niet in staat zijn beelden te uploaden. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 269 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Instellen van dezelfde login-ID voor de camera en de smartphone/tablet • Het instellen van dezelfde login-ID voor dit toestel en de smartphone/tablet is handig voor het versturen van beelden, die in dit toestel zitten, naar andere apparatuur of webservices. Wanneer of dit toestel of de smartphone/tablet de login-ID verworven heeft: 1 2 Verbind dit toestel met de smartphone/tablet. (P246) Stel de gemeenschappelijke login-ID in vanuit het “Image App”-menu. • De login-ID's van dit toestel en de smartphone/tablet worden nu dezelfde. • Nadat dit toestel op de smartphone/tablet aangesloten is, kan het instelscherm voor een gemeenschappelijke login-ID verschijnen als u het afspeelscherm laat weergeven. U kunt ook een gemeenschappelijke login-ID instellen door de instructies op het scherm te volgen. • Deze handelingen zijn niet beschikbaar voor de [Wi-Fi Direct] verbinding. Wanneer dit toestel en de smartphone/tablet verschillende login-ID's verworven hebben: (als u de login-ID van de smartphone/tablet voor dit toestel wilt gebruiken) Verander de login-ID en het password van dit toestel in die, die door de smartphone/tablet verworven zijn. (als u de login-ID van dit toestel voor de smartphone/tablet wilt gebruiken) Verander de login-ID en het password van de smartphone/tablet in die, die door dit toestel verworven zijn. Controleer de “LUMIX CLUB”-gebruiksmaatregelen Controleer de details als de gebruiksmaatregelen bijgewerkt zijn. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB] Selecteer [Voorwaarden]. • De camera zal verbinding maken met het netwerk en de gebruiksmaatregelen zullen afgebeeld worden. Sluit het menu nadat de gebruiksmaatregelen gecontroleerd zijn. 270 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Wis uw login ID en account vanuit de “LUMIX CLUB” Wis de login ID van de camera wanneer u deze overzet naar een derde of deze weggooit. U kunt tevens uw “LUMIX CLUB”-account wissen. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 4 5 [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [LUMIX CLUB] Selecteer [Verwijder account]. • Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende]. Selecteer [Ja] in het bevestigingscherm van het wissen van de login ID. • Het bericht wordt weergegeven. Selecteer [Volgende]. Selecteer [Ja] op het bevestigingscherm voor het wissen van het “LUMIX CLUB” account. • Als u verder wilt gaan met het gebruiken van de service, zal het selecteren van [Nee] alleen de login ID wissen. Verlaat het menu nadat dit is uitgevoerd. Selecteer [Volgende]. • De login-ID wordt gewist en vervolgens zal het bericht dat het wissen van uw account toont, weergegeven worden. Selecteer [OK]. • Verlaat het menu nadat het uitgevoerd is. • Veranderingen en andere acties m.b.t. login ID's kunnen alleen gemaakt worden op de login ID die verkregen is met de camera. 271 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van familie en kennissen via “LUMIX CLUB”. Voorbereiding: Controleer het adresnummer (16-cijferig nummer) en het toegangsnummer (4-cijferig nummer) van de bestemming-AV-inrichting die uitgegeven is door “LUMIX CLUB”. (Raadpleeg de gebruikershandleiding van de AV-inrichting voor details) 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 4 5 [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.] Selecteer [App. toevoegen]. Voer het adresnummer in. Voer de toegangscode in. Voer ongeacht welke naam in. • Er kunnen maximaal 28 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt als twee karakters beschouwd). • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. • Raadpleeg “Tekst Invoeren” (P54) voor informatie over hoe tekst in te voeren. Verander of wis informatie over de geregistreerde AV-inrichting Informatie over AV-inrichting die al opgeslagen is kan veranderd of gewist worden. 1 Selecteer het menu. (P37) [MENU] > 2 3 [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > [Extern AV-app.] Selecteer het AV-apparaat dat ui wilt veranderen of wissen. Selecteer [Bewerken] of [Wissen]. Verander informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is. [Bewerken] [Wissen] Voer stappen 3 tot 5 in “Configureren van de instellingen van een extern AV-apparaat” uit. Wis informatie op AV-inrichting die al geregistreerd is. • Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt. • Verlaat het menu nadat het ingesteld is. 272 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Verbindingen U kunt een verbindingsmethode selecteren na een Wi-Fi-functie en een bestemming te hebben geselecteerd. Het tot stand brengen van een rechtstreekse verbinding is handig wanneer u zich ver van huis bevindt, op een plaats waar geen toegangspunten beschikbaar zijn, of wanneer u tijdelijk verbinding maakt met een apparaat dat u normaal niet gebruikt. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde instellingen als de vorige, kunt u de Wi-Fi-functie snel gebruiken door verbinding te maken via [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit favorieten]. A A Draadloos toegangspunt [Via netwerk] Maakt verbinding via een draadloos toegangspunt. P274 [Direct] Uw apparaat maakt rechtstreeks verbinding met dit toestel. P277 273 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Verbinding maken vanuit uw huis (via het netwertk) U kunt de methode selecteren om verbinding met een draadloos toegangspunt te maken. ¢ WPS verwijst naar een functie die u in staat stelt de instellingen van de verbinding en van de veiligheid van LAN-apparatuur gemakkelijk te configureren. Om te controleren of het draadloze toegangspunt dat u gebruikt compatibel is met WPS dient u de handleiding van het draadloze toegangspunt te raadplegen. Sla draadloos toegangspunt van het drukknoptype dat compatibel is met Wi-Fi Protected SetupTM op met een WPS-markering. [WPS (knop)] b.v.: Druk op de WPS-knop van het draadloze toegangspunt totdat deze naar WPS-modus schakelt. • Raadpleeg de gebruikershandleiding van het draadloze toegangspunt voor details. Sla draadloos toegangspunt van het PIN-codetype dat compatibel is met Wi-Fi Protected Setup op met een WPS-markering. 1 [WPS (PIN-code)] 2 3 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt. Voer de PIN-code die weergegeven wordt op het camerascherm in het draadloze toegangspunt in. Op [MENU/SET] drukken. • Raadpleeg de gebruikershandleiding van het draadloze toegangspunt voor details. [Handmatig. verbinden.] Selecteer deze optie als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS of als u een draadloos toegangspunt wilt opzoeken en een verbinding daarmee tot stand wilt brengen. • Raadpleeg P275 voor details. 274 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Handmatig. verbinden.]) Zoek naar beschikbare draadloze toegangspunten. • Bevestig encryptiesleutel van het geselecteerde draadloze toegangspunt als de netwerkauthenticatie gecodeerd is. • Wanneer u verbindt d.m.v. [Handmatige invoer], bevestig SSID, encryptietype, encryptiesleutel van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt. 1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt. • Het drukken op [DISP.] zal het zoeken naar een draadloos toegangspunt opnieuw starten. 2 • Als geen enkel draadloos toegangspunt gevonden wordt, raadpleeg dan “Wanneer u verbindt met [Handmatige invoer]” op P275. (Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is) Voer de encryptiesleutel in. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. ∫ Wanneer u verbindt met [Handmatige invoer] 1 Op het scherm dat weergegeven wordt in stap 1 van “Als u niet zeker bent over de compatibiliteit met WPS (verbinden met [Handmatig. verbinden.])”, selecteert u [Handmatige invoer]. 2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarop u verbindt, selecteer vervolgens [Inst.]. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. 3 Selecteer het type netwerkauthenticatie. • Voor informatie over netwerkauthenticatie, zie de gebruiksaanwijzing van het draadloze 4 toegangspunt. Selecteer het encryptietype. • Het type instellingen dat veranderd kan worden kan variëren afhankelijk van de details van netwerkauthentificatie-instellingen. Netwerkauthenticatietype 5 Encryptietypes die ingesteld kunnen worden [WPA2-PSK] [TKIP]/[AES] [WPA-PSK] [TKIP]/[AES] [Algemene sleutel] [WEP] [Open] [Niet coderen]/[WEP] (Wanneer een optie geselecteerd wordt die afwijkt van [Niet coderen]) Voer de encryptiesleutel in. 275 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie • Controleer de handleiding van de draadloze toegangspunten en instellingen wanneer u een draadloos toegangspunt opslaat. • Als er geen verbinding vastgesteld kan worden, zouden de radiogolven van het draadloze toegangspunt te zwak kunnen zijn. Raadpleeg “Waarschuwingen op het scherm” (P312) en “Problemen oplossen” (P325) voor details. • De overdrachtsnelheid kan afnemen of kan niet bruikbaar zijn afhankelijk van de omgeving waarin deze gebruikt wordt. 276 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Verbinding maken vanuit een locatie ver van uw huis (rechtstreekse verbinding) U kunt de methode selecteren om verbinding te maken met het apparaat dat u gebruikt. Selecteer de verbindingsmethode die door uw apparaat ondersteund wordt. [Wi-Fi Direct] 1 2 3 Zet het apparaat op de Wi-Fi DirectTM modus. Selecteer [Wi-Fi Direct]. Selecteer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken. • Lees de instructiehandleiding van het apparaat in kwestie voor details. [WPS (knop)] 1 2 [WPS-verbinding] Selecteer [WPS (knop)]. Zet het apparaat op WPS-modus. • Het wachten op de verbinding kan langer duren als u op dit toestel op de [DISP.]-knop drukt. [WPS (PIN-code)] 1 2 [Handmatig. verbinden.] Selecteer [WPS (PIN-code)]. Voer de PIN-code van het apparaat in op dit toestel. Voer de SSID en het password in op het apparaat. De SSID en het password worden weergegeven op het scherm voor het wachten op de verbinding van dit toestel. 277 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Snel verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen ([Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit favorieten]) Als de Wi-Fi-functie gebruikt wordt, wordt een record in de historie bewaard. U kunt de records als favorieten registreren. Door verbinding te maken vanuit de historie van favorieten, kunt u gemakkelijk verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen. 1 2 Druk op [Wi-Fi]. Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit favorieten]. [Selecteer doelapparaat uit Verbinding maken met dezelfde instellingen als voorheen. geschiedenis] [Selecteer doelapparaat uit Maakt verbinding met de instellingen die als favorieten favorieten] geregistreerd zijn. 3 Selecteer het item. Registreren van records als favorieten 1 2 3 4 Druk op [Wi-Fi]. Selecteer [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]. Selecteer het item dat u in favorieten wilt registreren en druk vervolgens op 1. Voer een registratienaam in. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. • Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt als twee karakters beschouwd). 278 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Bewerken van de items zie als Favorieten geregistreerd zijn 1 2 3 4 Druk op [Wi-Fi]. Selecteer [Selecteer doelapparaat uit favorieten]. Selecteer het favoriete item dat u wilt bewerken en druk vervolgens op 1. Selecteer het item. [Verwijderen uit favorieten] [Volgorde van favorieten wijzigen] [Geregistreerde naam wijzigen] — Selecteer de bestemming. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. • Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee byte wordt als twee karakters beschouwd). Bewaar vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen als favorieten Het aantal instellingen dat in de historie bewaard kan worden is beperkt. Er wordt aanbevolen vaak gebruikte Wi-Fi-verbindingsinstellingen te bewaren door ze als favorieten te registreren. (P278) Controleren van de verbindingsdetails van een record of een favoriet Als op [DISP.] gedrukt wordt terwijl een item in de historie of de favorieten opgezocht wordt, kunnen de details van de verbinding weergegeven worden. • Het uitvoeren van [Wi-Fi resetten] wist de inhoud van de historie en van [Selecteer doelapparaat uit favorieten]. • Als verbinding gemaakt wordt met een netwerk waarmee vele PC's verbonden zijn, door gebruik van [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] of [Selecteer doelapparaat uit favorieten], kan een verbindingspoging mislukken omdat uit vele apparaten het eerder verbonden apparaat geïdentificeerd zal worden. Als een verbindingspoging mislukt, maak dan opnieuw verbinding met gebruik van [Nieuwe verbinding]. 279 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Instellingen om beelden te versturen Als u beelden verstuurt, selecteer dan de methode om ze te versturen na [Nieuwe verbinding] te hebben geselecteerd. Nadat de verbinding tot stand gekomen is, kunnen de instellingen voor het versturen, zoals de beeldgrootte, ook veranderd worden. • Wanneer u beelden verstuurt op een mobiel netwerk, kunnen er hoge pakketcommunicatiekosten in rekening gebracht worden afhankelijk van de details van uw contract. ∫ Beelden die verzonden kunnen worden Bestemming JPEG RAW MP4¢1 AVCHD¢1, 2 3D [Smartphone] ± — ± — — [PC] ± ± ± ± ± [Cloud-synchr. service] ± — ± — ± [Webservice] ± — ± — ± [AV-toestel] ± — — — ± [Printer]¢1 ± — — — — ¢1 Het verzenden met [Afbeeldingen versturen tijdens opname] is niet beschikbaar. ¢2 Een film die in [AVCHD] opgenomen is, kan naar [PC] gezonden worden als het bestandformaat 4 GB of kleiner is. De film kan niet verzonden worden als deze groter is dan 4 GB. • Het kan zijn dat enkele beelden niet afgespeeld of verzonden worden, afhankelijk van de apparatuur. • Raadpleeg de handleiding van de bestemmingsapparatuur of de webservice voor meer informatie over hoe beelden afgespeeld moeten worden. 280 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Afbeeldingen versturen tijdens opname Een foto kan automatisch naar een gespecificeerde apparaat gezonden worden telkens wanneer u de foto neemt. • Aangezien de camera voorrang aan het opnemen verleent, kan het versturen langer duren tijdens het maken van een opname. • Wanneer verbinding gemaakt is met [Afbeeldingen versturen tijdens opname], wordt [ ] op het opnamescherm weergegeven en wordt [ ] weergegeven terwijl het bestand verzonden wordt. 55 • Als u dit toestel uitschakelt of de Wi-Fi-verbinding verbreekt voordat het versturen klaar is, zullen de niet verstuurde beelden niet opnieuw verstuurd worden. • Het kan zijn dat u er niet in slaagt bestanden te wissen of het afspeelmenu te gebruiken wanneer u aan het versturen bent. In deze gevallen niet beschikbaar: • Films kunnen niet verstuurd worden. Afbeeldingen versturen van camera De beelden kunnen na te zijn opgenomen geselecteerd en verstuurd worden. • Details van het afspeelmenu [Favorieten] of [Print inst.] instellingen zullen niet verstuurd worden. In deze gevallen niet beschikbaar: • Sommige beelden die met een andere camera gemaakt zijn zouden niet verstuurd kunnen worden. • Beelden die gemodificeerd of bewerkt zijn met een computer zouden niet verstuurd kunnen worden. 281 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie Veranderen van de instellingen om beelden te versturen Door op [DISP.] te drukken nadat een verbinding tot stand gebracht is, kunt u de instellingen voor het versturen veranderen, zoals de beeldgrootte voor het versturen. [Grootte] Grootte aanpassen van het te versturen beeld. [Origineel]/[Automatisch]¢1/[Wijzig] • Als u [Automatisch] selecteert, zal het beeldformaat bepaald worden door de omstandigheden op de bestemming. • U kunt de beeldgrootte voor [Wijzig] selecteren door te kiezen tussen [M], [S] of [VGA]. De beeldverhouding verandert niet. [Bestandsindeling]¢2 [JPG]/[RAWiJPG]/[RAW] Kies of u de locatie-informatie wenst te wissen van de beelden voordat u deze verstuurt. [Locatiegeg. wissen]¢3 [ON]: Wis de locatie-informatie, dan versturen. [OFF]: Houd de locatie-informatie en verstuur. • Deze handeling wist alleen de locatie-informatie van de beelden die ingesteld staan om verzonden te worden. (De locatie-informatie zal niet gewist worden van de originele beelden die opgeslagen zijn in dit apparaat.) U kunt selecteren of u beelden wilt versturen wanneer de Cloud Folder geen ruimte meer over heeft. [Cloudbeperking]¢4 [ON]: Beelden niet versturen. [OFF]: Wis beelden vanaf de oudste, stuur vervolgens nieuwe beelden. ¢1 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Webservice] gezet is. ¢2 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [PC] gezet is. ¢3 Alleen beschikbaar wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is en de bestemming op [Cloud-synchr. service], [Webservice] of [Extern] van [AV-toestel] gezet is. ¢4 Alleen beschikbaar wanneer de bestemming op [Cloud-synchr. service] gezet is. 282 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie [Wi-Fi setup] Menu Configureer de instellingen die nodig zijn voor de Wi-Fi-functie. De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is. Selecteer het menu. (P37) [MENU] > [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup] > Gewenst item dat ingesteld moet worden [LUMIX CLUB] Verwerft of verandert de “LUMIX CLUB”-login-ID. • Raadpleeg P267 voor details. U kunt de werkgroep instellen. Om beelden naar een PC te sturen, wordt een verbinding met dezelfde werkgroep als de PC van bestemming vereist. (De fabrieksinstelling is “WORKGROUP”.) [PC-verbinding] [Werkgroepnaam wijzigen]: Voer de werkgroep van de PC in waarmee de verbinding gemaakt wordt. [Terug naar standaard]: Herstelt de status van de fabrieksinstellingen. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. • Als u een PC met standaardinstellingen gebruikt, is het niet nodig om de werkgroep te veranderen. U kunt de naam van dit toestel veranderen. [Toestelnaam] [Extern AV-app.] 1 2 Druk op [DISP.]. De gewenste inrichtingsnaam invoeren. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. • Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden. Er kunnen beelden verstuurd worden naar de AV-inrichting van familie en kennissen via “LUMIX CLUB”. • Raadpleeg P272 voor details. 283 12. Gebruik van de Wi-Fi-functie [Wi-Fi-wachtwoord] Om incorrecte hantering of gebruik van de Wi-Fi functie door derden te voorkomen en om opgeslagen informatie te beschermen, wordt het aanbevolen dat u de Wi-Fi functie met een wachtwoord beschermt. Instellen van een wachtwoord zal automatisch het wachtwoord-invoerscherm weergeven wanneer de Wi-Fi functie gebruikt wordt. [Instellen]: Voer een 4-cijferig nummer in als het wachtwoord. [Verwijderen] • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P54. • Maak een wachtwoordkopie. Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het resetten met [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu, maar ook andere instellingen zulle gereset worden. (uitgezonderd [LUMIX CLUB]) [Netwerkadres] Toont het MAC-adres en het IP-adres van dit toestel. • Een “MAC-adres” is een uniek adres dat gebruikt wordt om netwerkapparatuur te identificeren. • “IP-adres” verwijst naar een nummer waarmee een PC geïdentificeerd wordt die op een netwerk zoals het internet aangesloten is. De adressen voor in huis worden gewoonlijk automatisch toegekend door de DHCP-functie, zoals een draadloos toegangspunt. (voorbeeld: 192.168.0.87) 284 13. Aansluiten op andere apparatuur Van 3D-beelden genieten 3D-beelden opnemen Als u de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) op uw toestel aanbrengt, kunt u voor extra effecten 3D-beelden opnemen. Om 3D-beelden te kunnen bekijken, heeft u een televisie nodig die 3D ondersteunt. 1 2 Bevestig de onderling verwisselbare 3D-lens op het toestel. Breng het onderwerp in het frame en neem op door de sluiterknop volledig in te drukken. • Scherpstellen is niet nodig bij het opnemen van 3D-beelden. • Foto’s die met de onderling verwisselbare 3D-lens opgenomen worden, worden in het MPO-formaat (3D) bewaard. Om er zeker van te zijn dat de 3D-beelden veilig bekeken kunnen worden, dient u tijdens het opnemen op de volgende punten te letten. • Neem waar mogelijk op door het toestel horizontaal te houden. • De aanbevolen minimumafstand tot het onderwerp is 0,6 m. • Zorg ervoor het toestel niet te schudden als u in een auto zit of loopt. Er wordt aangeraden om een statief of een flitser te gebruiken om stabiele beelden op te nemen. • Er kunnen tot ongeveer 490 3D-beelden opgenomen worden op een kaart van 2 GB. (Als de beeldverhouding op [4:3] gezet is en de kwaliteit op [ ] gezet is.) • Lees de handleiding van de onderling verwisselbare 3D-lens voor details. In deze gevallen niet beschikbaar: • U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen. • Als de afstand tot het onderwerp tussen de 0,6 m en ongeveer 1 m bedraagt, wordt de horizontale ongelijkheid te groot en kan het zijn dat u op de randen van het beeld geen 3D-effect ziet. 285 13. Aansluiten op andere apparatuur Afspelen van 3D-beelden Sluit het toestel aan op een televisie die compatibel is met 3D, speel de in 3D opgenomen beelden af en geniet van de extra effecten van de 3D-beelden. Het is ook mogelijk om de in 3D opgenomen beelden af te spelen door een SD-kaart in de 3D-compatibele televisie, die een kaartsleuf heeft, te plaatsen. Voorbereiding: Zet [HDMI-functie] op [AUTO] of [1080i]. (P50) Zet [3D-weergave] op [ ]. (P51) Sluit het toestel met de HDMI-microkabel aan op een 3D-compatibele televisie en laat het afspeelbeeldscherm weergeven. (P288) • Wanneer [VIERA link] op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV die VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het afspeelscherm afgebeeld worden. Raadpleeg P290 voor details. • Voor de in 3D opgenomen beelden zal bij het afspelen [ ] op het thumbnail-display weergegeven worden. ∫ Afspelen in 3D door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren Selecteer [3D-weergave] in [Afspeelfunctie] in het [Afspelen] menu. (P223) ∫ Afspelen als een 3D-diavoorstelling door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren Selecteer [3D] in [Diashow] in het [Afspelen] menu. (P221) ∫ Omschakelen van de afspeelmethode voor in 3D opgenomen foto’s 1 Selecteer de in 3D opgenomen foto. 2 Selecteer [2D/3D-inst.] in het [Afspelen]-menu. (P37) • De afspeelmethode zal naar 3D schakelen als het op 2D (conventioneel beeld) stond, of zal naar 2D schakelen als het op 3D stond. • Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar 3D-beelden kijkt, stel dan opnieuw 2D in. • Er zal enkele seconden lang een zwart beeldscherm weergegeven worden als u tussen het afspelen van 3D-beelden en 2D-beelden heen en weer schakelt. • Als u een thumbnail van een 3D-beeld selecteert, kan het enkele seconden duren voordat het afspelen van start gaat. Na het afspelen kan het enkele seconden duren voordat de thumbnail-weergave opnieuw verschijnt. • Als u 3D-beelden bekijkt, kunnen uw ogen moe worden als u zich te dichtbij het televisiescherm bevindt. • Als uw televisie niet naar een 3D-beeld schakelt, verricht dan de benodigde instellingen op uw televisie. (Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.) • 3D-beelden kunnen op uw computer of op apparatuur van Panasonic bewaard worden. (P292, 298) 286 13. Aansluiten op andere apparatuur Functies die niet op 3D-beelden gebruikt kunnen worden ∫ Functies die tijdens het 3D-opnemen niet gebruikt kunnen worden Wanneer u met de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) opneemt, worden de volgende kenmerken uitgeschakeld: (Opnamefuncties) • Werking van Auto Focus/Manuele Focus • Instelling van openingswaarde • Werking van de zoom • Opname bewegende beelden¢1 • [Glinsterend water]/[Fonkelende verlichting]/[Nachtop. uit hand] (Scene Guide modus) • [Ruw zwart-wit]/[Expressieve indruk]/[Hoge dynamiek]/[Speelgoedcam.effect]/ [Speelgoedcamera levendig]/[Sterfilter]/[Kleuraccent]/[Zonneschijn] (Creative Control modus) • De focus control functie ¢1 De filmknop, de Creative Motion Picture modus en het [Bewegend beeld]-menu zullen niet beschikbaar of niet bruikbaar zijn. (Menu [Opname]) • [Fotoresolutie]¢2/[Kwaliteit]¢3/[SH] van [Burstsnelh.]/[Int.dynamiek]/[I.resolutie]/[iHandh. nachtop.]/[iHDR]/[HDR]/[Multi-belicht.]/[EFC] ([Sluitertype])/[Rode-ogencorr]/[Schaduwcomp.]/ [Ex. tele conv.]/[Dig. zoom]/[Stabilisatie] ¢2 De instelling staat vast zoals hieronder getoond wordt. Aspectratio [4:3] [3:2] [16:9] [1:1] Beeldgrootte 1824k1368 1824k1216 1824k1024 1712k1712 ¢3 Wanneer u de onderling verwisselbare 3D-lens bevestigt, worden de volgende iconen weergegeven. [ ] ([3D+fijn]): Zowel MPO-beelden als fine JPEG-beelden worden simultaan opgenomen. [ ] ([3D+standaard]): Zowel MPO-beelden als standaard JPEG-beelden worden simultaan opgenomen. (Menu [Voorkeuze]) • [AF/AE vergrend.]/[Quick AF]/[Spot AF tijd]/[Spot AF weergave]/[AF ass. lamp]/[Prio. focus/ ontspan]/[AF+MF]/[MF assist]/[MF assist weergave]/[MF-gids]/[Opn.gebied]/[Rest-aanduiding]/ [Videotoets]/[Powerzoomlens]/[Lens zonder focusring]/[Touch AF] in [Touch inst.] ∫ Functies die tijdens het afspelen van 3D-beelden niet gebruikt kunnen worden Tijdens het 3D-afspelen van 3D-beelden op een 3D-compatibele TV zijn de volgende functies uitgeschakeld. • [Highlight] ([Voorkeuze]-menu) • Terugspeelzoom (Menu [Afspelen]) • [Locatie vermelden]/[Retouche wissen]/[Titel bew.]/[Tekst afdr.]/[Splits video]/[Intervalvideo]/ [Stop-motionvideo]/[Nw. rs.]/[Bijsnijden]/[Roteren]/[Scherm roteren]/[Favorieten]/[Print inst.]/ [Beveiligen]/[Gez.herk. bew.]/[Wissen bevestigen] 287 13. Aansluiten op andere apparatuur Beelden terugspelen op een TV-scherm Beelden die met dit toestel opgenomen zijn, kunnen op een TV afgespeeld worden. Voorbereiding: Schakel het toestel en de televisie uit. • Bevestig de aansluitingen op uw TV en gebruik een kabel die daarmee compatibel is. De beeldkwaliteit kan variëren al naargelang de gebruikte aansluitingen. 1 HDMI aansluiting Video aansluiting Hoge kwaliteit Sluit het toestel en de TV op elkaar aan. • Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de stekker vasthoudt. (Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd inbrengen, een slechte werking ontstaan.) Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking veroorzaken. Aansluiten met een HDMI-microkabel • Controleer de [HDMI-functie]. (P50) • Tijdens het afspelen van 24p-films, dient u [HDMI-functie] op [AUTO] te zetten. Voor andere instellingen dan [AUTO] kan de weergave niet bij 24 frames/seconde plaatsvinden. • Geluid zal afgespeeld worden als stereo. • Er worden geen beelden op het scherm van dit toestel weergegeven. • Gebruik een “High Speed HDMI-microkabel” met het HDMI-logo. Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken. “High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m) 288 13. Aansluiten op andere apparatuur Aansluiten met een AV-kabel (optioneel) • Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel). • Controleer de [TV-aspect]. (P50) • Het geluid zal afgespeeld worden in mono. A B C D 2 3 HDMI-microkabel HDMI aansluiting AV-kabel (optioneel) Geel: naar de videoaansluiting E Wit: naar de geluidsinputaansluiting F De markeringen uitlijnen en erin doen. G Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op. Schakel de TV in en selecteer de ingang die bij de gebruikte connector past. Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(]. • De TV-invoer zal automatisch omschakelen, en het afspeelscherm wordt weergegeven, als een aansluiting tot stand gebracht is met een TV die compatibel is met VIERA Link, gebruikmakend van een HDMI-microkabel, terwijl [VIERA link] op [ON] staat. (P290) • Afhankelijk van de [Aspectratio] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en onderaan of links en rechts van de beelden. • Verander het beeldscherm op uw TV als het beeld met afgesneden boven- of onderkant weergegeven wordt. • De uitgang van de HDMI-microkabel heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel (optioneel) en de HDMI-microkabel aangesloten zijn. • De aansluiting met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd) zal voorrang hebben als u de USB-aansluitkabel (bijgeleverd) gelijk met de HDMI-microkabel aansluit. • Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn. • De goede weergave is afhankelijk van de TV die daarvoor gebruikt wordt. • U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem als u [Video uit] in het [Set-up] menu instelt. • Er wordt geen geluid uitgegeven vanuit de luidsprekers van de camera. • De gebruiksaanwijzing van de TV lezen. De gemaakte foto's kunnen afgespeeld worden op een TV met een SD-geheugenkaartgleuf • Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het hele scherm. • Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van het model TV. • Voor kaarten die compatibel zijn met afspelen, raadpleegt u de handleiding van de TV. 289 13. Aansluiten op andere apparatuur Gebruik van VIERA Link (HDMI) Wat is VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)? • Deze functie biedt u de mogelijkheid uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te gebruiken voor gemakkelijk uit te voeren handelingen wanneer dit toestel verbonden is met een VIERA Link-compatibele inrichting, met gebruik van een HDMI-microkabel voor automatisch verbonden bedieningen. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.) • VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten. • Dit toestel ondersteunt de “VIERA Link Ver.5”-functie. “VIERA Link Ver.5” is de standaard voor apparatuur van Panasonic die compatibel is met VIERA Link. Deze standaard is compatibel met de conventionele VIERA Link-apparatuur van Panasonic. Voorbereiding: Zet de [VIERA link] op [ON]. (P51) 1 2 3 Sluit dit toestel aan op een Panasonic-TV die compatibel is met VIERA Link met een HDMI-microkabel (P288). Schakel het toestel in en druk vervolgens op [(]. Ga te werk met de afstandbediening voor de TV. • Ga te werk door te verwijzen naar de bedieningsiconen die op het scherm afgebeeld worden. • Om het geluid van een film af te spelen tijdens een diavoorstelling, zet [Geluid] dan op [AUTO] of [Audio] op het instellingenscherm van de diavoorstelling. • Als de tv over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting. • De bediening met gebruik van de knop op dit toestel zal beperkt zijn. 290 13. Aansluiten op andere apparatuur ∫ Andere gekoppelde handelingen Uitschakelen van dit toestel: Als u een afstandsbediening van de TV gebruikt om de TV uit te schakelen, wordt dit toestel ook uitgeschakeld. Automatische ingangsschakeling: • Als u de aansluiting met een HDMI-microkabel tot stand brengt en dit toestel vervolgens inschakelt en dan op [(] drukt, zal het ingangskanaal op de TV automatisch naar het scherm van het toestel schakelen. Als de stroom van de TV op stand-by staat, zal het automatisch ingeschakeld worden (als [Set] geselecteerd is voor de [Power on link]-instelling van de TV). • Al naargelang de HDMI-aansluiting van uw TV, kan het op sommige TV’s nodig zijn om de HDMI-aansluiting die u gebruikt met de hand te selecteren. Gebruik in dat geval de afstandsbediening van de TV om het ingangskanaal om te schakelen. (lees voor details over het omschakelen de handleiding van de TV.) • Ga naar pagina P337 als VIERA Link niet goed werkt. • Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de gebruiksaanwijzing van de TV. • Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die worden ondersteund. • Controleer of de gebruikte kabel een HDMI-certificatie heeft. • [HDMI-functie] voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link werkt. • Gebruik een “High Speed HDMI-microkabel” met het HDMI-logo. Kabels die niet in overeenstemming met de HDMI-standaard zijn, zullen niet werken. “High Speed HDMI-microkabel” (stekker type D–type A, tot een lengte van 2 m) 291 13. Aansluiten op andere apparatuur Bewaren van foto's en films op uw PC U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden. • Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de handleiding raadplegen van uw PC. • Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren. (Door te formatteren zullen de opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren.) Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande ondersteunende site. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html ∫ PC die gebruikt kan worden Het toestel kan op ongeacht welke PC aangesloten worden die in staat is massa-opslagapparatuur te herkennen. • Ondersteuning van Windows: • Ondersteuning van Mac: Windows XP/Vista/7/8 OS X v10.1 tot v10.8 AVCHD-films worden misschien niet correct geïmporteerd als ze als bestand of map gekopieerd worden. • Importeer AVCHD-films met Windows altijd met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”, een van de programma's die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat. • Met een Mac kunnen AVCHD-films geïmporteerd worden met gebruik van “iMovie’11”. (Neem voor details over iMovie’11 contact op met Apple Inc.) 292 13. Aansluiten op andere apparatuur Over de geleverde software De geleverde CD-ROM bevat de volgende software. Installeer de software op uw computer voor gebruik. • PHOTOfunSTUDIO 9.2 AE (Windows XP/Vista/7/8) Deze software stelt u in staat beelden te beheren. U kunt bijvoorbeeld foto's en films naar een PC sturen en ze sorteren op opnamedatum of modelnaam. U kunt ook handelingen verrichten zoals het schrijven van beelden naar een DVD, het verwerken en corrigeren van beelden en het opmaken van films. • SILKYPIX Developer Studio (Windows XP/Vista/7/8, Mac OS X v10.5/v10.6/v10.7/v10.8) Dit is software om RAW-formaatbeelden bij te werken. Bijgewerkte beelden kunnen opgeslagen worden in een formaat (JPEG, TIFF, etc.) dat afgebeeld kan worden op een personal computer. Voor details inclusief hoe de SILKYPIX Developer Studio te gebruiken, de “Help” of de Ichikawa Soft Laboratory’s support website gebruiken: http://www.isl.co.jp/SILKYPIX/english/p/support/ • LoiLoScope 30 dagen volledige probeerversie (Windows XP/Vista/7/8) LoiLoScope is een bewerkingssoftware voor video’s die gebruikt maakt van het volledige vermogen van je PC. Het is net zo gemakkelijk om video’s te creëren als het is om kaarten op een bureaublad te organiseren. Gebruik muziek-, beeld- en videobestanden voor de creatie van video’s en deel deze met vrienden en familie door ze op een DVD te branden, op websites te laden of eenvoudig via e-mail te versturen. – Er wordt slechts een verkorte verbinding naar de site voor het downloaden van de probeerversie geïnstalleerd. Voor meer informatie over het gebruik van LoiLoScope dient u de handleiding van LoiLoScope te lezen, die via onderstaande link kan worden gedownload. Handleiding URL: http://loilo.tv/product/20 293 13. Aansluiten op andere apparatuur ∫ Installeren van bijgeleverde software • Voordat u de CD-ROM erin doet, dient u alle lopende toepassingen te sluiten. 1 2 3 Controleer de omgeving van uw PC. • Operationele verwerkingsomgeving van “PHOTOfunSTUDIO 9.2 AE” – OS: WindowsR XP (32bit) SP3, Windows VistaR (32bit) SP2, WindowsR 7 (32bit/64bit) of SP1, WindowsR 8 (32bit/64bit) – CPU: PentiumR III 500 MHz of hoger (WindowsR XP), PentiumR III 800 MHz of hoger (Windows VistaR), PentiumR III 1 GHz of hoger (WindowsR 7/WindowsR 8) – Display: 1024k768 pixels of meer (1920k1080 pixels of meer aanbevolen) – RAM: 512 MB of meer (WindowsR XP/Windows VistaR), 1 GB of meer (WindowsR 7 32bit/WindowsR 8 32bit), 2 GB of meer (WindowsR 7 64bit/WindowsR 8 64bit) – Vrije ruimte op de hard disk: 450 MB of meer voor het installeren van software • Raadpleeg de gebruiksinstructies van “PHOTOfunSTUDIO” (PDF-bestand) voor meer informatie over het besturingssysteem. • Voor details over “SILKYPIX Developer Studio 4.1 SE”, gelieve de ondersteuningssite doorlezen die gegeven wordt op P293. Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin. Klik op het installatiemenu op [Recommended Installation] om te installeren. • Als het automatische afspeelscherm weergegeven wordt, kunt u het menu weergeven door [InstMenu.exe] te selecteren en ten uitvoer te brengen. • In Windows 8 kan het menu weergegeven worden door op een bericht te klikken dat weergegeven wordt na het plaatsen van de CD-ROM en door vervolgens [InstMenu.exe] te selecteren en ten uitvoer te brengen. • U kunt het menu ook weergeven door in [Computer] op [VFFXXXX] te dubbelklikken (XXXX verschilt, afhankelijk van het model). • Ga verder met de installatie door de berichten te volgen die op het scherm verschijnen. • De software die compatibel is met uw PC zal geïnstalleerd worden. • Op de Mac, kan SILKYPIX handmatig geïnstalleerd worden. 1 Doe de CD-ROM met de meegeleverde software erop erin. 2 Dubbelklik op de automatisch afgebeelde map. 3 Dubbelklik op het pictogram in de toepassingsmap. In deze gevallen niet beschikbaar: • “PHOTOfunSTUDIO” en “LoiLoScope” zijn niet compatibel met Mac. 294 13. Aansluiten op andere apparatuur ∫ Beelden naar de PC overbrengen Voorbereiding: Installeer “PHOTOfunSTUDIO” op de PC. 1 Verbind de computer en de camera met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd). • Schakel dit toestel en uw PC in alvorens de aansluiting te maken. • Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de stekker vasthoudt. (Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd inbrengen, een slechte werking ontstaan.) Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking veroorzaken. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel). A USB-aansluitkabel (bijgeleverd) B De markeringen uitlijnen en naar binnen steken. C Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op. 2 Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Als [USB mode] (P49) van te voren ingesteld is op de [PC] in het [Set-up] menu, zal de camera automatisch verbonden worden aan de PC zonder het [USB mode] selectiescherm af te beelden. • Als de camera op de PC aangesloten is met [USB mode] op [PictBridge(PTP)], kan een bericht op het scherm van de PC verschijnen. Sluit in dat geval het bericht, verwijder de USB-aansluitingskabel en zet [USB mode] vervolgens op [PC]. 3 Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO”. • De gekopieerde bestanden of mappen in Windows Explorer niet wissen of verplaatsen. Als u de beelden in “PHOTOfunSTUDIO” bekijkt, zult u niet in staat zijn ze af te spelen of te bewerken. 295 13. Aansluiten op andere apparatuur • Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruiken. Als de batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Sluit de USB-aansluitkabel veilig af. • Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit. • Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitkabel loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken. 296 13. Aansluiten op andere apparatuur ∫ Naar een PC kopiëren zonder gebruik van “PHOTOfunSTUDIO ” Als u niet in staat bent om “PHOTOfunSTUDIO ” te installeren, kunt u de bestanden en de mappen naar uw PC kopiëren door de bestanden van dit toestel te verslepen en zo over te brengen. • De inhoud (mapstructuur) op de kaart van dit toestel is als volgt. Voor Windows: De drive ([Verwisselbare schijf]) wordt weergegeven in [Computer] Voor Mac: Een drive ([NO NAME]) wordt op het bureaublad weergegeven • Kaart DCIM 100_PANA P1000001.JPG P1000002.JPG P1000999.JPG 101_PANA 999_PANA MISC DCIM: 1 Mapnummer 2 Kleurruimte Beelden P: sRGB _: AdobeRGB 3 Bestandsnummer 4 JPG: Foto’s MP4: [MP4] Bewegende beelden RW2: Beelden in RAW-bestanden MPO: 3D-beelden MISC: DPOF-print Favorieten AVCHD: [AVCHD] Bewegende beelden PRIVATE AVCHD • Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende situaties. – Nadat [Nr. resetten] (P52) in het [Set-up] menu uitgevoerd is – Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk) – Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map ∫ Aansluiting in de PTP-modus Op [USB mode] tot [PictBridge(PTP)] instellen. • Gegeven kan nu alleen gelezen worden vanaf de kaart in de PC. • Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de PTP-functie geïmporteerd kunnen worden. • Bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie. 297 13. Aansluiten op andere apparatuur Bewaren van foto's en films op een recorder Als u een kaart, met inhouden die met dit toestel opgenomen zijn, in een Panasonic recorder plaatst, kunt u de inhoud naar een Blu-ray disc of een DVD, enz. dubben. De methoden om foto's en films naar andere apparatuur te exporteren, zullen afhankelijk zijn van het bestandsformaat (JPEG, RAW, MPO, AVCHD, of MP4). • Zie de handleiding van de recorder voor details over het kopiëren en het afspelen. ∫ Dubben met niet compatibele apparatuur U kunt de afgespeelde inhoud met gebruik van dit toestel naar niet compatibele apparatuur dubben, zoals recorders en videospelers, door dit toestel op de niet compatibele apparatuur aan te sluiten met gebruik van een (optioneel) AV-kabel. De niet compatibele apparatuur zal in staat zijn om de inhoud af te spelen. Dit is handig als u gedubde inhouden wilt doorgeven aan anderen. In dit geval zal de inhoud eerder in de standaardkwaliteit dan in de high definition-beeldkwaliteit afgespeeld worden. 1 2 3 Sluit dit toestel met een AV-kabel (optioneel) aan op de opname-apparatuur. Start het afspelen van dit apparaat. Start de opname op de opnameapparatuur. • Wanneer het opnemen (kopiëren) eindigt, het afspelen op dit apparaat stoppen na het stoppen van het opnemen op de opnameapparatuur. 1 2 A B Geel: naar de videoinputaansluiting Wit: naar de geluidsinputaansluiting AV-kabel (optioneel) Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op. • Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-aspect] (P50) op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV afspeelt. • Gebruik altijd een originele Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1: optioneel). • Zie de gebruiksaanwijzing de opneemapparatuur voor details over het kopiëren en het afspelen. 298 13. Aansluiten op andere apparatuur Beelden afdrukken Als u de camera aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u de af te drukken beelden selecteren en opdracht geven dat het printen van start gaat op de monitor van de camera. • Groepsbeelden zullen niet als groepsbeelden maar als enkele beelden weergegeven worden. • Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor details, de handleiding raadplegen van uw printer. Voorbereiding: Het toestel en de printer aanzetten. Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u de beelden afdrukt. 1 Sluit de printer en de camera aan met de USB-aansluitkabel (bijgeleverd). • Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de stekker vasthoudt. (Anders kan door een vervorming van het aansluitpunt, bij schuin of verkeerd inbrengen, een slechte werking ontstaan.) Sluit geen apparatuur op onjuiste aansluitingen aan. Dit kan een slechte werking veroorzaken. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel of een originele USB-aansluitkabel van Panasonic (DMW-USBC1: optioneel). A USB-aansluitkabel (bijgeleverd) B De markeringen uitlijnen en erin doen. C Zet de camera recht overeind en zoek de gouden aansluiting op de onderkant op. 2 Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 299 13. Aansluiten op andere apparatuur • Een batterij met voldoende batterijstroom of de netadapter (optioneel) gebruikenen. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-aansluitkabel loskoppelen. • Sluit de USB-aansluitkabel niet af terwijl [å] weergegeven wordt (de icoon die afsluiting van de kabel verbiedt) wordt weergegeven. (wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van het type printer dat gebruikt wordt.) • Zet het toestel uit voordat u de netadapter (optioneel) aan- of afsluit. • Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-aansluitkabel loskoppelen. In deze gevallen niet beschikbaar: • Opgenomen films kunnen niet afgedrukt worden. 300 13. Aansluiten op andere apparatuur Een beeld kiezen en uitprinten 1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. PictBridge Pi 9HHOYDIGU 3ULQWHQ 2 Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Raadpleeg P302 voor de items die ingesteld kunnen worden voordat u met het afdrukken van de beelden begint. • De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken. Meerdere beelden kiezen en uitprinten 1 2 Op 3 drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [Multi selecteren] Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt. • Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. (Drukt u opnieuw op [MENU/SET] dan wordt de instelling geannuleerd.) • Druk nadat de beelden geselecteerd zijn op 2 om [Uitvoer.] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. [Alles selecteren] Alle opgeslagen beelden uitprinten. [Print inst.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [Print inst.]. (P237) [Favorieten] 3 Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten. (P236) Op 3 drukken om [Print start] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [Ja] selecteren en de beelden afdrukken. • Raadpleeg P302 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden begint af te drukken. • De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken. 301 13. Aansluiten op andere apparatuur Printinstellingen Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap 3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in. • Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u [Papierafmeting] of [Lay-out pagina] in op [{] en stelt u vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor details de handleiding van de printer raadplegen.) • Wanneer [Print inst.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [Print met dat.] en [Aantal prints] items niet afgebeeld. ∫ [Print met dat.] [ON] Datum wordt afgedrukt. [OFF] Datum wordt niet afgedrukt. • Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden. • Afhankelijk van de printer kunnen de afdrukinstellingen van de datum van de printer voorrang krijgen, dus controleer dit als dat het geval is. • Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden. • Op sommige printers, zal de datum van de met de aspectratio ingesteld op [1:1] gemaakte afbeelding verticaal afgedrukt worden. Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken • Door het afdrukken van de datum m.b.v. [Tekst afdr.] (P228) of het instellen van het afdrukken van de datum op het moment van de [Print inst.] (P237) instelling voordat u naar een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden. ∫ [Aantal prints] U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999. • U kunt ook de bedieningsfunctieknop gebruiken om in te stellen. 302 13. Aansluiten op andere apparatuur ∫ [Papierafmeting] { De printerinstellingen hebben voorrang. [L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm [2L/5qk7q] 127 mmk178 mm [POSTCARD] 100 mmk148 mm [16:9] 101,6 mmk180,6 mm [A4] 210 mmk297 mm [A3] 297 mmk420 mm [10k15cm] 100 mmk150 mm [4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm [8qk10q] 203,2 mmk254 mm [LETTER] [CARD SIZE] 216 mmk279,4 mm 54 mmk85,6 mm • Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden. ∫ [Lay-out pagina] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel) { De printerinstellingen hebben voorrang. á 1 beeld zonder frame op 1 pagina â 1 beeld met een frame op 1 pagina ã 2 beelden op 1 pagina ä 4 beelden op 1 pagina • U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de printer. ∫ Opmaakafdrukken Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier. Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [Lay-out pagina] in op [ä] en vervolgens [Aantal prints] op 4. Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier. Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [Lay-out pagina] instellen op [ä] en vervolgens [Aantal prints] in instellen op 1 voor elk van de 4 beelden. 303 13. Aansluiten op andere apparatuur • Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer. • Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden. In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het ingestelde aantal. • Alle beelden die in JPEG-formaat opgenomen zijn, kunnen afgedrukt worden. De beelden in RAW zullen gebruik maken van de JPEG-beelden die gelijktijdig gecreëerd werden. Als een equivalent JPEG-beeld niet beschikbaar is, zal het afdrukken niet plaatsvinden. 304 14. Overige Optionele accessoires Handgreep (optioneel) Het bevestigen van een handgreep (optioneel: DMW-HGR1) zal uw grip op de camera verbeteren. • Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van de handgreep. Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel) Door de netadapter (optioneel) aan te sluiten, en deze vervolgens in een stopcontact te steken, kunt u dit toestel op een PC of printer aansluiten zonder dat u zich zorgen om de capaciteit van de batterij hoeft te maken. Voor het gebruik van de netadapter, wordt een DC-koppelaar (optioneel) vereist. • Gebruik altijd een originele Panasonic netadapter (optioneel). • Wanneer een netadapter gebruikt wordt, moet de netkabel gebruikt worden die bij de netadapter geleverd is. • Lees ook de handleiding voor de netadapter en de DC-koppelaar. Filter (optioneel) De MC-beveiliging is een transparante filter die noch de kleuren noch de hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te beschermen. De ND-filter herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met 3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden. PL-filter zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot contrast. • Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen. • U kunt de lensdop of de lenskap bevestigen wan de filter bevestigd is. • Als u problemen heeft met het bevestigen of verwijderen van het PL-filter op de onderling verwisselbare lens (H-H020A), raden we aan dat u het filter bevestigt of verwijdert terwijl de stroom van de camera ingeschakeld is en de focusmodus op [MF] staat. • Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details. 305 14. Overige Monitordisplay In Opname 4:3 M EX 4:3  L AFS H Kaart (alleen weergegeven tijdens opname) (P31) 8m30s AEL 3.5 60 BKT 0 200 AWB Verstreken opnametijd¢ (P208) Simultane opname-lampje (P214) 98 1 Peaking (P150) C2-1 P 1 Extra Teleconversie (bij foto-opnames) (P194) ラュン Opnamefunctie (P61) Digitale zoom (P197) Standaardinstellingen (P118) Elektronische sluiter (P165) Fotomodus (fotoprioriteiten) (P214) Photo Style (P120) Aanduiding oververhitting (P313, 326) Display instelling Creative Control (P105) ‰ Œ Flitsfunctie (P203) Flitser (P206) Extra Teleconversie (bij filmopnames) (P194) Opnameformaat/ Opnamekwaliteit (P211) 4:3 L HDR (P131)/iHDR (P77) Multi exposure (P182) EXPS Beeldgrootte/ Beeldverhouding (P128) ¢ m: minuut, s: seconde 306 14. Overige In Opname 4:3 L AFS 3  H Naam¢2 (P190) Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum¢3 (P46) Leeftijd¢2 (P190)  AEL 3.5 60 BKT 0 200 AWB Lokatie¢3 (P46) 98 Huidige datum en tijd/Instelling reisbestemming¢3: “ (P45) 2 Kwaliteit (P129) A› AFS AFF AFC š Ø Focusmodus (P136) AF-functie (P135) Gezichtsherkenning (P185) AFL AF-vergrendeling (P155) Burst (P168) Auto Bracket (P171) Zelfontspanner (P174) Batterij-aanduiding (P25) Optische beeldstabilisator¢1 (P191) Waarschuwingsbeweging (P192) Opnamestatus (knippert in rood)/Focus (licht groen op.) (P57) LOW Focus (met geringe verlichting) (P57) Verbonden met Wi-Fi (P280) Histogram (P63) ¢1 Alleen beschikbaar wanneer een lens bevestigd is die de stabilisatorfunctie ondersteunt. ¢2 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt als de instelling van [Profiel instellen] ingesteld is. ¢3 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera ingeschakeld wordt, nadat de klok ingesteld is en nadat van de afspeelmodus naar de opnamemodus geschakeld is. 307 14. Overige In Opname 4:3 L 5 AFS H Gebruiksaanwijzing draaiknop (P17) BKT AWB  AEL 3.5 60 BKT 0 200 AWB  98  VÐîÑ 1 Witbalansbracket (P127) Fijnafstelling witbalans (P126) Witbalans (P123) Kleur (P80) 4 AF-zone (P57, 141) 98 Doel puntmeting (P161) Zelfontspanner¢1 (P174) R8 m30s Weergave microfoonniveau (P216) AEL Aantal opneembare beelden¢2 (P33) Beschikbare opnametijd¢2, 3 (P33) Raak tab (P16) Stille modus (P184) Raak tab (P16, 44) AE-vergrendeling (P155) Raak tab (P16, 80) Raak tab (P16, 106) Meetfunctie (P161, 162) Raak tab (P16, 117) AE Programmaschakeling (P85) 6 3.5 Lensopening (P57) Belichtingsmeter (P84) 60 Sluitertijd (P57) Weergave brandpuntafstand (P198) Waarde belichtingscompensatie (P157) Step Zoom (P198) Helderheid (P79, 106) Handmatige belichtingsassistentie (P89) ISO-gevoeligheid (P158) ¢1 Dit wordt tijdens het terugtellen weergegeven. ¢2 Het is mogelijk de display te schakelen tussen het aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd met de [Rest-aanduiding] instelling in het [Voorkeuze] menu. ¢3 m: minuut, s: seconde 308 14. Overige In Opname Fn2 Fn3 F Fn4 SS Fn5 Fn6 ISO Raak zoom (P199) Helderheid (P79, 106) × Raak sluiter (P59) Type defocus ([Miniatuureffect]) (P112) AE Touch AE (P162) Eenpuntskleur (P114) Peaking (P150) Positie van de lichtbron (P115) Fn2 Fn2 (Functieknop) (P44) Creative control bijstelling (P106) Fn3 Fn3 (Functieknop) (P44) F Fn4 Fn4 (Functieknop) (P44) SS Fn5 Fn5 (Functieknop) (P44) ISO ISO-gevoeligheid (P158) Fn6 Fn6 (Functieknop) (P44) Lensopening (P57) Sluitertijd (P57) Instelling microfoonniveau (P216) Kleur (P80) Defocus control Functie (P78, 105) 309 14. Overige In Terugspelen 1/98 4:3 1  L 1/98 Verbonden met Wi-Fi (P280)  IRWR ('$*   IRWR Aantal beelden in burst 8m30s Opnametijd films¢1 (P68) 3 PQG  GJ F3.5 60 0 200 $:% Icoon voor voltooiing van Clear Retouch (P225)  Icoon voor huidig opvragen informatie (P314) 1 Afspeelmodus (P223) 3D Beeldnummer/Totaal opnamen Afspelen (films) (P68) Beveiligd beeld (P239) ('$* Aantal afdrukken (P237) Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P46) Weergave locatie-informatie (P224) Weergave burst-beeldengroep (P219) Ü Favorieten (P236) å Verbodspictogram voor kabelloskoppeling (P300) [Intervalopname] Weergave beeldengroep (P219) Continu afspelen van de stop-motion-animatiegroep (P219) Films afspelen (P68) Continu afspelen burst-beeldengroep (P218) Stille modus (P184) PQGGJ Continu afspelen van [Intervalopname] beeldengroep (P218) Continu afspelen van de Stop Motion Animation-groep (P218) ‘ Afgedrukt met tekstaanduiding (P228) 8m30s Verstreken afspeeltijd¢1 (P68) 2 4:3 L AVCHD FHD 50i A› Beeldgrootte/Beeldverhouding (P128) Leeftijd (P188, 190) Meervoudig terugspelen (P66) Wissen (P71) 4 Naam¢2 (P188, 190) Locatie¢2 (P46) Titel¢2 (P227) 5 Opname-informatie¢3 Opnameformaat/ Opnamekwaliteit (P211) Kwaliteit (P129) Batterij-aanduiding (P25) 310 14. Overige In Terugspelen Weergave van gedetailleerde informatie 60 F3.5  0 WB ISO AWB 200 AFS P  STD. '(& 4:3 L s RGB 100-0001  1 2 Opname-informatie Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P45) Intelligent Dynamic Range Control¢3 (P130) 3 4:3 HDR¢4 (P131)/iHDR¢4 (P77) Intelligente Resolutie (P130) L A› Schaduwcompensatie¢4 (P133) Beeldgrootte/Beeldverhouding (P128) Kwaliteit (P129) Kleurruimte¢4 (P134) 100-0001 Map/Bestandnummer¢3 (P297) Weergave histogram  F3.5 60 0 ISO200  1 1/98 100-0001 3 1/98 Histogram (P69) 2  Beeldnummer/Totaal opnamen 100-0001 Map/Bestandnummer¢3 (P297) Opname-informatie¢3 ¢1 m: minuut, s: seconde ¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [Titel], [Locatie], [Naam] ([Baby1]/[Baby2], [Huisdier]), [Naam] ([Gezicht herk.]). ¢3 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die opgenomen worden in [AVCHD]. ¢4 Dit wordt niet weergegeven voor films. 311 14. Overige Waarschuwingen op het scherm Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen. De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven. [Deze foto is beveiligd] • Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P239) [Sommige foto’s kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist worden] • Dit kenmerk kan alleen gebruikt worden voor beelden die aan de DCF-standaard voldoen. Voer het formatteren (P32) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz., bewaar te hebben. [Kan op deze foto niet ingesteld worden] • [Titel bew.], [Tekst afdr.], [Print inst.], enz., kan niet ingesteld worden voor beelden die niet op de DCF-stanaard gebaseerd zijn. [Storing geheugenkaart Kaart formateren ?] • Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel. – Er een andere kaart inzetten. – Formatteer de kaart opnieuw met het toestel, nadat de nodige gegevens opgeslagen zijn op een PC, enz. (P32) De gegevens zullen gewist worden. [Lens niet herkend of opname zonder lens is uitgezet in het Custom menu] • Wanneer u een Leica-lensmontageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R: optioneel) gebruikt, [Opn. zonder lens] (P20) instellen op [ON] in het custom-menu. [Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als lens is aangesl.] • Maak de lens één keer los en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop voor de lens te drukken. (P20) Schakel dit toestel opnieuw in en neem contact op met de verkoper als het nog steeds weergegeven wordt. [Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.] • Maak de lens los van de camerabody en veeg de contacten op de lens en op de camerabody schoon met een droog katoenen lapje. Bevestig de lens, schakel het toestel weer in en neem contact op met de verkoper als het nog steeds weergegeven wordt. [Lensverbinding werkt niet. Zet de camera opnieuw aan.] • Dit wordt afgebeeld wanneer de lens gestopt is met normaal werken omdat er bijvoorbeeld op gedrukt wordt door een hand enz. Schakel de camera uit en weer in. Als het bericht aanhoudt, neem dan contact op met uw verkoper of Panasonic. 312 14. Overige [Storing geheugenkaart]/[Parameterfout geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan niet worden gebruikt.] • Gebruik een kaart die met dit toestel compatibel is. (P31) [Plaats SD-kaart opnieuw]/[Andere kaart proberen a.u.b.] • Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart. Voer de kaart opnieuw in. • Er een andere kaart inzetten. [Leesfout/Schrijffout Controleer de geheugenkaart] • Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven. Verwijder de kaart nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft. Plaats de kaart opnieuw, schakel dit toestel in en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven. • De kaart zou stuk kunnen zijn. • Er een andere kaart inzetten. [Kan niet opnemen wegens incompatibele gegevensindeling (NTSC/PAL) op kaart.] • Voer het formatteren (P32) op dit toestel uit na de benodigde gegevens op een PC, enz., bewaar te hebben. • Er een andere kaart inzetten. [Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt] • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt. • Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Klasse 4”-kaart of hoger en de schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken en vervolgens (P32) te formatteren. Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen. [Creëren van een map niet mogelijk] • U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. Formatteer de kaart op dit toestel na de benodigde gegevens op een PC enz. bewaard te hebben. (P32) Als u na het formatteren [Nr. resetten] uitvoert in het [Set-up]-menu, wordt het mapnummer op 100 gereset. (P52) [Opname gestopt door oververhitting. Wacht totdat de camera is afgekoeld.]/[De Wi-Fi-verbinding wordt uitgeschakeld vanwege oververhitting. Wacht totdat de camera is afgekoeld.]/[Tijdelijk uitgeschakeld. Wacht totdat de camera is afgekoeld.] • Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, continu opnemen in de burst-modus, of van een film, een continu gebruik van een Wi-Fi-verbinding of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt. 313 14. Overige [Beeld wordt weergegeven voor 16:9 TV]/[Beeld wordt weergegeven voor 4:3 TV] • Kies [TV-aspect] in het [Set-up] menu om de beeldverhouding van de TV te wijzigen. (P50) • Deze melding verschijnt ook als de USB-aansluitkabel alleen in de camera zit. Sluit het andere eind van de USB-aansluitkabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P295, 299) [Bewerking niet mogelijk omdat er informatie wordt verwerkt.] • Als er teveel beeldbestanden zijn, kan de icoon van de informatie die op dat moment opgevraagd wordt ([ ] of [ ]) lange tijd op het afspeelscherm weergegeven worden. Gedurende deze tijd is het niet mogelijk te wissen en het [Afspelen]-menu te gebruiken. – Als dit toestel uitgeschakeld wordt terwijl informatie verworven wordt, worden alleen de beelden die de informatie reeds verworven hebben als een groep bewaard. Schakelt u het toestel weer in, dat zal het ophalen van de informatie opnieuw vanaf hetzelfde punt van start gaan. [Deze batterij kan niet gebruikt worden] • Gebruik een originele Panasonic batterij. Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer een originele Panasonic batterij gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper of met Panasonic. • Als de batterijaansluiting vuil is, reinig deze dan en neem onbekende deeltjes weg. [Kan geen verbinding maken met draadloos toegangspunt]/[Verbinding is mislukt]/ [Kan bestemming niet vinden] • Controleer het volgende m.b.t. het draadloze toegangspunt. – De draadloze toegangspuntinformatie dat ingesteld is op dit apparaat is verkeerd. Controleer het authentificatietype, encryptietype en de encryptiesleutel. (P275) – Stroom van het draadloze toegangspunt staat niet aan. – Instelling van het draadloze toegangspunt is niet ondersteund door dit apparaat. • Controleer de netwerkinstelling van de bestemming. • Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos toegangspunt blokkeren. Controleer andere inrichtingen die verbonden zijn met het draadloze toegangspunt en inrichtingen die de 2,4 GHz band gebruiken. [Geen foto om te versturen] • Dit wordt weergegeven wanneer er geen beeld te verzenden is wegens de restrictie van de bestemming. Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P280) [Verbinding mislukt. Probeer het opnieuw over enkele minuten.]/ [Netwerkverbinding verbroken. Het overzetten is gestopt.] • Radiogolven afkomstig van het draadloze toegangspunt worden zwak. Voer de verbinding dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt uit. • Er is geen antwoord van de server of het heeft de communicatie-verwerkingstijd overschreven. Probeer later opnieuw. • Afhankelijk van het draadloze toegangspunt zou verbinding automatisch verbroken kunnen worden nadat er een specifieke tijd om is. Maak de verbinding opnieuw. 314 14. Overige [Uploaden naar cloudmap is beschikbaar als de cloud-synchronisatie is ingesteld op apparaten met een downloadfunctie, zoals PC of smartphone.] • De apparaten die beelden uit een cloudmap donwloaden, worden niet geregistreerd. • Voer de Cloud Sync. instelling uit. Configureer de instellingen op een PC met “PHOTOfunSTUDIO” of op een smartphone/tablet met “Image App”. Raadpleeg P265 voor details over [Cloud-synchr. service]. [De verbinding is mislukt] • Controleer het volgende inzake smartphones/tablets waarmee u verbinding wenst te maken. – De smartphone/tablet werkt niet. – Verander het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken in de Wi-Fi-instellingen in de smartphone/tablet. – Er is geen vrije opslagruimte op de smartphone/tablet. [Aanmelding is mislukt. Controleer de aanmeldings-ID en het wachtwoord.] • Login ID of wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” is niet correct. Voer het alstublieft opnieuw in. Als u de login ID of het wachtwoord vergeten bent, vindt u de nodige informatie op het loginscherm van de “LUMIX CLUB”-website. [Sommige bestanden kunnen niet worden verstuurd vanwege een beperking op het doelapparaat.]/[Het overzetten is voltooid. Sommige bestanden zijn niet verstuurd vanwege een beperking op het doelapparaat.] • Controleer het bestandsformaat van het te versturen beeld. (P280) • Versturen van films kan mislukken als de bestandsgrootte te veel bedraagt. Split de film m.b.v. [Splits video]. (P230) [Niet beschikbaar. Stel de instellingen voor aanmelden in op de website van LUMIX CLUB.] • Log in bij de “LUMIX CLUB” vanaf uw smartphone/tablet of PC en stel de login-details van de webservice van bestemming in. [Sharing-diensten voor foto's en video's kunnen niet tegelijk worden geselecteerd.] • webservices die alleen ontworpen zijn voor beelden en webservices die ontworpen zijn voor films kunnen niet tegelijkertijd geselecteerd worden. Haal het vinkje weg bij één van de diensten. [Kan IP-adres niet verkrijgen. Stel de IP-adresinstelling van het draadloze toegangspunt in op DHCP.] • Schakel de DHCP-instellingen van het IP-adres van de verbonden toegangspunten in. [Kan geen verbinding maken met de server.] • Als een bericht weergegeven wordt waarmee verzocht wordt het root-certificaat te updaten, ga dan akkoord met het updaten van het root-certificaat. 315 14. Overige Menulijst Klik op het volgende om naar het begin van ieder menu te springen. [Opname] [Voorkeuze] [Afspelen] P316 [Bewegend beeld] P320 [Set-up] P319 P322 P324 [Opname] • Als een van de instellingen, die gemeenschappelijk is voor zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu, veranderd moet worden, zal de overeenkomstige instelling in het andere menu ook veranderd worden. [Fotostijl] U kunt effecten selecteren om af te stemmen op het soort beeld dat u wenst te maken. P120 U kunt de kleur- en beeldkwaliteit van de effecten aanpassen. [Aspectratio] Stelt de beeldverhouding van het beeld in. P128 [Fotoresolutie] Stel het aantal pixels in. P128 [Kwaliteit] De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden. P129 [Gevoeligheid] Hiermee kan de lichtgevoeligheid (ISO-gevoeligheid) ingesteld worden. P158 [Meetfunctie] Stelt de comptabele lichtmetingsmethode in voor het meten van helderheid. P161 [Burstsnelh.] Stelt de burstsnelheid in voor de burstopname. P168 [Auto bracket] Stelt enkele/burst-opnames, het compensatiebereik en de opnamesequentie voor Auto Bracket-opnames in. P171 [Zelf ontsp.] Stelt de manier in waarop de zelfontspanner werkt. P174 [Int.dynamiek] (bediening Stelt het contrast en de belichting in. van het intelligente dynamische bereik) P130 [I.resolutie] Neemt beelden op met gedefinieerde omtrekken wat voor een groter gevoel van duidelijkheid zorgt. P130 [iHandh. nachtop.] Beelden van nachtelijke taferelen zullen met een hoge burst-snelheid genomen worden en in een enkele beeld gecombineerd worden. P76 [iHDR] Is er bijvoorbeeld een sterk contrast tussen de achtergrond en het onderwerp, dan worden meerdere foto's met verschillende belichtingen opgenomen en gecombineerd voor de creatie van één enkele foto met een rijke gradatie. P77 316 14. Overige [HDR] U kunt 3 beelden met verschillende niveaus van belichting in een enkel beeld combineren met rijke schakeringen. P131 [Multi-belicht.] Heeft een effect als multi-belichting tot gevolg. (equivalent aan tot 4 keer voor een afzonderlijk beeld) P182 [Intervalopname] U kunt de starttijd van de opname, het opname-interval en het aantal beelden instellen en automatisch onderwerpen opnemen zoals dieren en planten, terwijl de tijd verstrijkt. P176 [Stop-motionanimatie] Een stop-motionbeeld wordt gecreëerd door beelden samen te voegen. P178 [Sluitertype] Dit stelt u in staat te kiezen of de foto's met de elektronische voorste gordijnsluiter of met de elektronische sluiter genomen worden. P165 [Flitser] Stelt de manier waarop de flitser werkt in. P203 [Rode-ogencorr] Spoort automatisch rode ogen op die veroorzaak zijn door de flits en corrigeert de beeldgegevens overeenkomstig. P207 [ISO-limiet] Wanneer de ISO-gevoeligheid ingesteld is op [AUTO] of [ ], is er een optimale ISO-gevoeligheid ingesteld met de geselecteerde waarde als een bovengrens. P159 [ISO-verhoging] De instellingen van de waarden van de ISO-gevoeligheid veranderen in stappen van 1/3 EV of 1 EV. P160 [Uitgebreide ISO] De ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden tot een minimum van [ISO125] P160 [Lang sl.n.red] U kunt het geluid wegnemen dat veroorzaakt werd door het opnemen met een lagere sluitertijd. P133 [Schaduwcomp.] Als schermomtrek donkerder wordt als een resultaat van de lenskenmerken, zal de helderheid in deze regio gecorrigeerd worden. P133 [Ex. tele conv.] Wanneer het aantal pixels ingesteld is op iets anders dan [L], wordt het Tele-effect vergroot zonder dat de beeldkwaliteit verslechtert. P194 [Dig. zoom] Doet het Tele-effect toenemen. Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de verslechteringsgraad van de beeldkwaliteit. P197 317 14. Overige [Kleurruimte] Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC, een printer enz. P134 [Stabilisatie] Wanneer er toestelschudding opgemerkt wordt tijdens het opnemen, corrigeert de camera dit automatisch. P191 [Gezicht herk.] Stelt de focus en de belichting automatisch in, de prioriteit gevend aan geregistreerde gezichten. P185 [Profiel instellen] Als u de naam en verjaardag van uw kind of huisdier van tevoren instelt, dan kunt u hun naam en leeftijd in maanden en jaren op de foto's opnemen. P190 318 14. Overige [Bewegend beeld] • [Fotostijl], [Gevoeligheid], [Meetfunctie], [Int.dynamiek], [I.resolutie] en [Dig. zoom] maken onderdeel uit van zowel het [Opname]-menu als het [Bewegend beeld]-menu. Het veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt weerspiegeld in het andere menu. Raadpleeg voor details de uitleg van de overeenkomstige instelling in het [Opname]-menu. [Opname-indeling] Stelt het bestandsformaat in voor de video’s die u maakt. P211 [Opn. kwaliteit] Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op. P211 [Belicht.stand] Selecteert de methode voor de instelling van de lensopeningwaarde en de sluitertijd in de Creative Motion Picture modus. P116 [Foto/film] Stelt de opnamemethode in voor foto’s tijdens het opnemen van video’s. P214 [Continu AF] Gaat door met het scherpstellen op het onderwerp waarvoor de focus verkregen is. P213 [Highlight opn.] De met wit verzadigde zones zullen zwart en wit knipperen. P215 [Ex. tele conv.] Vergroot het tele-effect. P194 [Antiflikkering] De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende beeld te reduceren. P216 [Stille bediening] Maakt aanraakbediening voor geruisloos gebruik mogelijk wanneer u een film opneemt. P117 [Micr. weerg.] Stel in of de microfoonniveaus al dan niet op het scherm weergegeven moeten worden. P216 [Micr. instellen] Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende niveaus. P216 [Windreductie] Verlaagt de windruis daadwerkelijk als tijdens het opnemen van geluid wind hoorbaar is. P217 319 14. Overige [Voorkeuze] [Geh voorkeursinst.] Registreert de huidige camera-instellingen als standaardinstelling. P118 [Stille modus] Schakelt werkgeluiden en verlichting in een keer uit. P184 [AF/AE vergrend.] Stelt de vastgestelde inhoud voor het scherpstellen en de belichting in wanneer de AF/AE-vergrendeling ingeschakeld is. P155 [Ontsp. knop half indr.] De sluiter zal onmiddellijk afgaan als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. P144 [AFS/AFF] Kent [AFS] of [AFF] toe aan [AFS] van de focusmodushendel. P137 [Quick AF] Versnelt het scherpstellen dat plaatsvindt wanneer u de ontspanknop indrukt. P144 [Spot AF tijd] Stelt in hoe lang het scherm vergoot wordt wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt met de Auto Focus Mode ingesteld op [ ]. P143 [Spot AF weergave] Stelt in om het hulpscherm, dat verschijnt als de Auto Focus modus op [ ] gezet is, weer te geven in een venster of op het volledige scherm. P142 [AF ass. lamp] AF-assist lamp zal het onderwerp oplichten wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt om het zo gemakkelijker te maken om te focussen wanneer er in omstandigheden van weinig licht opgenomen wordt. P145 [Prio. focus/ontspan] Als deze wordt ingesteld, kunnen er geen opnamen worden gemaakt als de opname niet scherp is. P146 [AF+MF] U kunt de focus handmatig instellen nadat de automatische focus beëindigd is. P146 [MF assist] Stelt de weergavemethode van MF Assist in (vergroot scherm). P153 [MF assist weergave] Stelt in of MF Assist (vergroot scherm) in een venster op het scherm weergegeven wordt dan wel op het volledige scherm. P153 [MF-gids] Wanneer u de focus handmatig instelt, wordt er een MF-gids die het u toelaat de richting te controleren voor het verkrijgen van de focus afgebeeld. P149 [Peaking] De scherp gestelde delen worden geaccentueerd als het scherpstellen handmatig plaatsvindt. P150 [Histogram] Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te beelden. P63 320 14. Overige [Richtlijnen] Dit zal het patroon van de richtlijnen instellen dat weergegeven wordt wanneer een foto genomen wordt. P63 [Highlight] Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen. P70 [Constant preview] In de handmatige belichtingsmodus kunt u de effecten van de gekozen lensopening en sluitertijd op het opnamescherm controleren. P89 [Lichtmeter] Stel in of u de belichtingsmeter al dan niet wilt weergeven. P84 [Draaiknop gids] Stel in of u de gids voor de bediening van de functieknop al dan niet wenst weer te geven. P17 [Opn.gebied] Dit verandert de zichthoek tijdens de bewegende beeldopname en stilstaande beeldopname. P209 [Rest-aanduiding] Dit zal van display schakelen tussen het aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd. P34 [Auto review] Toont een beeld onmiddellijk nadat dit opgenomen is. P58 [Fn knopinstelling] U kunt verschillende opname- en andere functies toeschrijven aan de functieknop. P43 [Q.MENU] Inschakelen van de instellingsmethode van het Quick Menu. P40 [Videotoets] Stelt de bewegende beeldknop in/buiten werking. P209 [Powerzoomlens] Stelt de schermweergave en lenshandelingen in wanneer er een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met de stroomzoom (elektrisch gehanteerde zoom). P198 [Lens zonder focusring] Stelt de bedieningsknop in voor MF Assist. P154 [Touch inst.] Schakelt de bediening door aanraking in/uit. P16 [Touch scrollen] Hiermee kunt u de snelheid van continu vooruit of achteruit spoelen van de beelden instellen met gebruik van de bediening door aanraking. P65 [Menugids] Stelt het beeldscherm in dat weergegeven wordt als de modusknop op en gezet is. P94 [Opn. zonder lens] Stelt in of de sluiter al dan niet vrijgegeven kan worden als geen lens op de body aangebracht is. P20 321 14. Overige [Set-up] [Klokinst.] De datum en de tijd instellen. P35 [Wereldtijd] Stelt de tijden in voor de regio waar u woont en uw vakantiebestemming. P45 [Reisdatum] De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden. P46 [Wi-Fi] Configureer alle instellingen voor de Wi-Fi-functies. P283 [Toon] Dit biedt u de mogelijkheid het volume van het elektronische geluid en het elektronische sluitergeluid in te stellen. P47 [Luidsprekervolume] Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus. P47 [Scherm] De helderheid, kleur of de rode of blauwe tint van de monitor worden ingesteld. P47 [Helderheid scherm] Stelt de helderheid van de monitor in om deze aan te passen aan de hoeveelheid omringend licht. P48 [Besparing] Onderdrukt het stroomverbruik van het toestel om te voorkomen dat de batterij leeg geraakt. P49 [USB mode] Stelt de communicatiemethode in wanneer er aangesloten wordt m.b.v. de USB-aansluitkabel (bijgeleverd). P49 [Output] Hiermee wordt ingesteld hoe het toestel op een televisie, enz., aangesloten moet worden. P50 [VIERA link] Apparatuur dat de VIERA-link automatisch zal verbinden. P51 [3D-weergave] Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden. P51 322 14. Overige [Menu hervat.] Bewaart voor ieder menu de locatie van het laatste gebruikte menu-item. P51 [Achtergrondkleur] Stelt de achtergrondkleur van het menuscherm in. P39 [Menu-informatie] De beschrijving van de menu-items of van de instellingen daarvan worden op het menuscherm weergegeven. P51 [Taal] De taal op het scherm instellen. P52 [Versie disp.] Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van het toestel en de lens te controleren. P52 [Belichtingscomp. reset] Een belichtingswaarde kan gereset worden als de opnamemodus veranderd wordt of als de camera wordt uitgeschakeld. P52 [Zelf ontsp. auto uit] Stelt in om de zelfontspanner al dan niet te annuleren als dit toestel uitgeschakeld wordt. P52 [Nr. resetten] Doet het beeldbestandnummer terugkeren naar 0001. P52 [Resetten] De instellingen van de opname of van instellingen/custom worden weer op de fabriekswaarden gezet. P52 [Wi-Fi resetten] Reset alle instellingen in het [Wi-Fi] menu opnieuw in op de standaardinstellingen van de fabriek. (uitgezonderd [LUMIX CLUB]) P53 [Pixelverbeter.] Het zal de optimalisering van het beeldsysteem en de beeldverwerking uitvoeren. P53 [Sensorreiniging] Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd. P53 [Formatteren] De kaart wordt geformatteerd. P32 323 14. Overige [Afspelen] [2D/3D-inst.] Schakelt de afspeelmethode voor 3D-beelden. P221 [Diashow] Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt deze in volgorde af. P221 [Afspeelfunctie] Selecteert het soort enz. van de beelden en speelt alleen bepaalde beelden af. P223 [Locatie vermelden] De locatie-informatie (lengte-/breedtegraad) die vereist wordt door de smartphone/tablet kan naar de camera gezonden worden en op de beelden geschreven worden. P224 [Retouche wissen] U kunt onnodige delen die op de opgenomen beelden geregistreerd zijn wissen. P225 [Titel bew.] Voer teksten (commentaar) in op de gemaakte beelden. P227 [Tekst afdr.] Drukt de gemaakte beelden af met opnamedatum en -tijd, namen, reisbestemming, reisdatum, enz. P228 [Splits video] Deelt het gemaakte beeld in twee. P230 [Intervalvideo] Creëert een film uit een reeks groepsbeelden die met [Intervalopname] opgenomen zijn. P231 [Stop-motionvideo] Creëert een film uit de stop-animatiegroep. P232 [Nw. rs.] Reduceert de beeldgrootte (aantal pixels). P233 [Bijsnijden] Knipt het gemaakte beeld. P234 [Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. P235 [Scherm roteren] Deze modus biedt u de mogelijkheid beelden verticaal weer te geven als deze gemaakt zijn met het verticaal gehouden toestel. P235 [Favorieten] Er kunnen tekens aan de beelden toegevoegd worden en beelden kunnen als favorieten ingesteld worden. P236 [Print inst.] Stelt de beelden en het aantal beelden in voor afdrukken. P237 [Beveiligen] Beschermt beelden om per ongeluk wissen te voorkomen. P239 [Gez.herk. bew.] Verwijdert of verandert informatie m.b.t. persoonsidentiteit. P240 [Wissen bevestigen] Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste geaccentueerd wordt als het bevestigingsscherm voor het wissen van een foto weergegeven wordt. P240 324 14. Overige Problemen oplossen Probeer als eerste de volgende procedures (P325–340). Als het probleem niet wordt verholpen, kan het mogelijk worden verminderd door [Resetten] (P52) in het [Set-up]-menu te selecteren. Batterijen en stroom Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat. Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is. • De batterij is op. > De batterij opladen. • Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan. > Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P49) Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld. • Is de gekoppelde werking van VIERA Link ingeschakeld? > Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA link] dan op [OFF]. (P51) Kaart-/batterijklep sluit niet. • Plaats de batterij correct en volledig naar binnen. (P29) De batterij raakt te snel leeg. • Wordt er een Wi-Fi-verbinding gebruikt gedurende een lange tijd? De batterij kan snel leeg raken wanneer deze verbonden is aan Wi-Fi. > Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [Besparing], enz. (P49) 325 14. Overige Opnemen Dit toestel schakelt tijdens een opname plotseling uit. • Als de camera tijdens de opname oververhit raakt door een hoge omgevingstemperatuur, het continu opnemen in de burst-modus, of van een film, een continu gebruik van een Wi-Fi-verbinding of door andere omstandigheden die oververhitting veroorzaken, dan knippert [ ]. Als een bericht weergegeven wordt na het knipperen van [ ] zal de camera uit zelfbescherming automatisch uitgeschakeld worden. Als dit gebeurt zullen sommige functies uitgeschakeld worden tot de camera afkoelt. Fotograferen is niet mogelijk. De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de ontspanknop gedrukt wordt. • Is het onderwerp scherpgesteld? > [Prio. focus/ontspan] is ingesteld op [FOCUS] op het moment van aanschaf en u kunt geen beelden maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp. (P146) Het opgenomen beeld is witachtig. • De opname lijkt misschien witachtig als er vingerafdrukken of iets dergelijks op de lens of beeldsensor terecht zijn gekomen. > Als de lens vuil is, schakelt u het toestel uit en veegt u de lens vervolgens zachtjes schoon met een zachte, droge doek. > Raadpleeg P342 als de beeldsensor vuil geworden is. Het beeld is te licht of te donker. • Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P157) • Als de AE-vergrendleling (P155) onjuist toegepast? Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen. • Wis de volgende instellingen: – Burst/Auto Bracket/[ ] van de zelfontspanner (P167) – Witbalans Bracket (P127) 326 14. Overige Het object is niet goed scherp. • Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P58) • Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P192) • Staat [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze]-menu op [RELEASE]? (P146) • Is de AF-vergrendeling (P155) onjuist toegepast? Het opgenomen beeld is wazig. De optische beeldstabiliseerder is niet effectief. • De sluitertijd wordt trager en de optische beeldstabilisatorfunctie werkt mogelijk vooral niet goed wanneer u opnamen op donkere plaatsen maakt. > We raden aan het toestel stevig vast te houden met beide handen wanneer u beelden maakt. (P55) > Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P174) te gebruiken wanneer u opnamen maakt met een langzame sluitertijd. • Gebruikt u een lens die de stabilisatorfunctie ondersteunt? (P19) • Als een bewegend onderwerp met de elektronische sluiter opgenomen wordt, kan het onderwerp vervormd op de foto verschijnen. (P165) Er kunnen geen opnamen worden gemaakt met behulp van witbalansbracket. • Is er nog geheugen op de kaart beschikbaar? Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit. Er verschijnt ruis op het beeld. • Probeer het volgende: > Beelden op heldere plekken maken. > Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P158) > Verhoog de instelling voor [Ruisreductie] in [Fotostijl] of verlaag de instelling voor ieder van de items behalve [Ruisreductie]. (P121) > Zet de [Lang sl.n.red] op [ON]. (P133) • Is [Fotoresolutie] (P128) of [Kwaliteit] (P129) laag ingesteld? • Is [Dig. zoom] ingesteld? (P197) 327 14. Overige Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting zoals fluorescente verlichting en LED-verlichting-inrichting. • Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera. Dit is geen storing. • Maakt u opnames met de elektronische sluiter? (P165) > Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, zal het verlagen van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen verkleinen. De helderheid van de tint van het gemaakte beelden verschilt van de eigenlijke scène. • Wanneer u onder fluorescente of LED-verlichting enz. opneemt, zou het verhogen van de sluitertijd kleine veranderingen m.b.t. de helderheid en de kleur met zich mee kunnen brengen. Deze veranderingen zijn een resultaat van de eigenschappen van de lichtbron en duiden niet op storing. • Wanneer u onderwerpen opneemt op extreem heldere plekken of onder fluorescente verlichting, LED-verlichting, een kwiklamp, natriumverlichting enz., zouden de kleuren en de schermhelderheid kunnen veranderen of zouden er horizontale strepen kunnen verschijnen op het scherm. Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt opgenomen. • Er kunnen defecte pixels in de beeldsensor zijn. > Voer [Pixelverbeter.] (P53) uit. Onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing niet mogelijk) • Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat verschilt van de omliggende kleur. (P139) Het operatiegeluid is gering. • Dekt uw vinger de luidspreker af? (P12) 328 14. Overige Bewegende beelden Opnemen video's is niet mogelijk. • Misschien bent u korte tijd niet in staat om opnames te maken wanneer u dit toestel net ingeschakeld heeft of wanneer u een kaart met grote capaciteit gebruikt. Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege. • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklassen met “Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt. • Als een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt wordt, kan het zijn dat een filmopname halverwege stopt. > Als een kaart gebruikt wordt waarop beelden zeer vaak opgenomen en gewist zijn, of een kaart die op een PC geformatteerd is of voor andere apparatuur gebruikt is, raden wij aan dat u een back-up van de gegevens maakt en (P32) de kaart op het toestel formatteert. Als u een video opneemt, kan het beeldscherm donker worden. • Als een video opgenomen wordt, kan het beeldscherm na zekere tijd donker worden, om het verbruik van de batterij te reduceren, maar dit zal niet van invloed zijn op de opgenomen video. Het beeldscherm kan tijdelijk uitvallen, of het toestel kan geluid ruis opnemen. • Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving van de bewegende beeldopname. Er kunnen strepen of flikkerende beelden verschijnen onder bijvoorbeeld fluorescente verlichting of LED-verlichting. Het onderwerp ziet er vervormd uit. • Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera. Dit is geen storing. Als een onderwerp snel over het beeld beweegt, kan het daardoor er enigszins vervormd uit zien. • Wanneer u aanzienlijke flikkering of strepen opmerkt bij een verlichting zoals een fluorescente of LED-verlichting, kunt u dit flikkeren en deze strepen verminderen door [Antiflikkering] (P216) in te stellen en de sluitertijd vast te zetten. Het is mogelijk een sluitertijd te selecteren vanaf [1/50], [1/60], [1/100] of [1/120]. U kunt de sluitertijd met de hand instellen in de Creatieve Video-modus. (P116) 329 14. Overige Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen. Het opgenomen geluid is heel zacht. • Tijdens het maken van opnames in een stille omgeving kan het geluid van de lensopening en de scherpstelling in films opgenomen worden, afhankelijk van de gebruikte lenzen. De werking van de focus kan op [OFF] gezet worden in [Continu AF] (P213). • Er wordt aanbevolen om [Stille bediening] te gebruiken als u zich zorgen maakt om werkgeluiden. (P117) • Tijdens het opnemen van video’s kan het afsluiten van de opening van de microfoon met een vinger het niveau van de opgenomen audio verlagen of kan het zijn dat de audio geheel niet opgenomen wordt. Wees ook voorzichtig omdat het werkgeluid van de lenzen gemakkelijk opgenomen kan worden. Lens Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort. • Afhankelijk van de lens die wordt gebruikt, lijken opnamen mogelijk iets scheef of is er kleur zichtbaar in de hoeken, afhankelijk van de zoomfactor; dit komt door de eigenschappen van de lens. De randen van het beeld kunnen ook scheef lijken omdat het perspectief groter is wanneer de groothoek wordt gebruikt. Dit is geen storing. Als de lens op een andere digitale camera bevestigd wordt, kan de stabilisatiefunctie niet uitgeschakeld worden of kan het zijn dat deze functie niet werkt. • De optische beeldstabilisatorfunctie van de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) werkt alleen correct met camera's die de functie ondersteunen. > Als oudere digitale toestellen van Panasonic (DMC-GF1/DMC-GH1/DMC-G1) gebruikt worden, kunnen [Stabilisatie] in het [Opname]-menu (P191) niet op [OFF] gezet worden. Er wordt aanbevolen om een update van de firmware van de digitale camera op de volgende website uit te voeren. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/ > Wanneer deze lens met een ander merk digitale camera gebruikt wordt, zal de optische beeldstabilisatorfunctie niet werken (Met ingang van oktober 2013) Neem voor details contact op met het betreffende bedrijf. Als de lens op een andere digitale camera bevestigd wordt, kan de manuele focus niet werken. • Het gebruik van de manuele focus met de lens is alleen mogelijk met de onderling verwisselbare lens (H-FS12032). Raadpleeg onderstaande website voor details: http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ 330 14. Overige Flits De flits is niet geactiveerd. • Is de flits gesloten? > Open de flitser. (P200) • Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, is de flitser niet geactiveerd. (P165) > Zet [Sluitertype] op [AUTO] of [EFC]. • Als [Stille modus] op [ON] gezet is, wordt de flitser niet geactiveerd. (P184) > Zet [Stille modus] op [OFF]. De flits wordt 2 keer geactiveerd. • De flitser wordt 2 keer geactiveerd. De tussentijd tussen de eerste en de tweede flits is langer wanneer de Rode-ogenreductie (P203) ingesteld is, dus moet het onderwerp niet bewegen totdat de tweede flits geactiveerd wordt. Monitor De monitor is te helder of te donker. • Controleer de [Helderheid scherm]-instelling. (P48) • Voer [Scherm] uit. (P47) Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even aanzienlijk veranderen. • Dit gebeurt door het veranderen van de lensopening wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, of wanneer de helderheid van het onderwerp verandert. Dit is geen storing. • Dit kan vaker gebeuren als een heldere lens, zoals de onderling verwisselbare lens (H-H020A), gebruikt wordt voor opnames in een helder verlichten buitenomgeving. Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene punten op de monitor. • Dit is geen storing. Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet. Er verschijnt ruis op de monitor. • Op donkere plekken kan ruis optreden om de helderheid van de monitor te behouden. 331 14. Overige Terugspelen Het beeld dat teruggespeeld wordt is niet gedraaid of is gedraaid in een onverwachte richting, wanneer afgebeeld. • Als deze op [OFF] staat, kunt u beelden weergeven zonder dat ze gedraaid zijn [Scherm roteren] (P235). • U kunt beelden draaien met de [Roteren] functie. (P235) De opname wordt niet teruggespeeld. Er zijn geen gemaakte beelden. • Is de kaart ingevoerd? • Staat er een opname op de kaart? • Is dit een map of een beeld die in de PC verwerkt werd? Is dat het geval, dan kan het niet met dit toestel worden afgespeeld. > Er wordt aangeraden om de “PHOTOfunSTUDIO” software te gebruiken die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat om de beelden van de PC naar de kaart te schrijven. • Is [Afspeelfunctie] ingesteld voor afspelen? > Veranderen naar [Normaal afsp.]. (P223) Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het scherm wordt zwart. • Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die gemaakt is door een ander merk digitale camera? • Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom? > Om dergelijke beelden te wissen, maakt u een back-up van de gegevens en formatteert u de kaart (P32). Het afspeelgeluid of het werkgeluid is te laag. • Dekt iets de luidspreker af? (P12) Beelden met een andere datum dan de opnamedatum worden weergegeven in de kalenderweergave. • Is de klok van de camera goed ingesteld? (P35) • Beelden die op een PC zijn bewerkt of beelden die met andere camera's zijn opgenomen, geven tijdens de kalenderweergave mogelijk een andere datum weer dan de opnamedatum. 332 14. Overige Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld. • Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis, zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing. [Weergave thumbnail] verschijnt op het scherm. • Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit. Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden. • Wanneer het rode-ogen-effect verwijderd wordt ([ ]) of ([ ]) uitgevoerd wordt, kunnen de rode gedeeltes gecorrigeerd worden in zwart. > Er wordt aanbevolen om de beelden op te nemen met gesloten flitser en met de Flitsfunctie op [‰], of [Rode-ogencorr] ingesteld op [OFF]. (P207) Films die met dit model opgenomen zijn, kunnen niet op andere apparaten afgespeeld worden. • Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD] of [MP4] zouden afgespeeld kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden. 333 14. Overige Functies Wi-Fi Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden. Radiogolven verliezen hun verbinding. Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven. ∫ Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding • Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat aangesloten moet worden. • Bevindt zich er een inrichting, zoals een microwave-oven, een draadloze telefoon, enz., die 2,4 GHz frequentie hanteert in de buurt? > Radiogolven kunnen onderbroken worden wanneer deze tegelijk gebruikt worden. Gebruik ze voldoende uit te buurt van de inrichting. • Wanneer het batterijlampje rood knippert, zou de verbinding met andere apparatuur niet kunnen starten of zou de verbinding verbroken kunnen worden. (Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].) ∫ Draadloze toegangspunten • Controleer of het draadloze toegangspunt dat verbonden moet worden zich in werkende staat bevindt. • De camera zou niet kunnen weergeven of verbinding kunnen maken met een draadloos toegangspunt afhankelijk van de radiogolfomstandigheden. > Verplaats dit toestel dichter bij het draadloze toegangspunt. > Verwijder de obstakels tussen dit apparaat en het draadloze toegangspunt. > Verander de richting van dit apparaat. > Verander de locatie en de opstelling van het draadloze toegangspunt. > Voer de [Handmatig. verbinden.] uit. (P275) • Het zou zelfs niet afgebeeld kunnen worden of de radiogolven er zijn afhankelijk van de instelling van het draadloze toegangspunt. > Controleer de instellingen van het draadloze toegangspunt. > Als de netwerk-SSID van het draadloze toegangspunt ingesteld is om niet uit te zenden, kan het zijn dat het draadloze toegangspunt niet gedetecteerd wordt. Voer de netwerk-SSID in om de verbinding te starten (P275) of schakel het uitzenden door de SSID van het draadloze toegangspunt in. • Verbindingstypes en veiligheidsinstellingmethodes verschillen afhankelijk van het draadloze toegangspunt. Verwijs naar de bedrijfsinstructies van het draadloze toegangspunt. • Is het 5 GHz/2,4 GHz schakelbare draadloze toegangspunt verbonden aan andere apparatuur dat de 5 GHz band gebruikt? > Het gebruik van een draadloos toegangspunt dat 5 GHz/2,4 GHz tegelijk gebruikt wordt aanbevolen. Het kan niet tegelijk gebruikt worden met deze camera als het niet compatibel is. 334 14. Overige Het duurt steeds lang om verbinding te maken met een smartphone/tablet. • Het kan langer duren om verbinding te maken, afhankelijk van de instelling van de Wi-Fi-verbinding van de smartphone/tablet, maar dit is geen storing. Dit toestel wordt niet weergegeven op het Wi-Fi-instelscherm van de smartphone/tablet. • Schakel de Wi-Fi-functie vanaf het Wi-Fi-instellingenmenu op de smartphone-tablet uit en weer in. Ik ben de login ID of het wachtwoord voor de “LUMIX CLUB” vergeten. • Controleer de informatie in het loginscherm van de “LUMIX CLUB”. http://lumixclub.panasonic.net/ned/c/ Ik heb thuis geen draadloos toegangspunt, maar ik zou graag de dienst-gebruikerregistratie van de “LUMIX CLUB” uitvoeren. • Service-gebruikerregistratie voor de “LUMIX CLUB” is niet mogelijk in de omgeving zonder een draadloos toegangspunt. Ik kan geen beelden naar een AV-apparaat sturen. • Het versturen kan mislukken al naargelang de werkstatus van het AV-apparaat. Bovendien kan het versturen enige tijd vergen. De beelden kunnen niet naar een PC verzonden worden. • Als de firewall van het besturingssysteem, de veiligheidssoftware, enz., ingeschakeld is, kan het zijn dat het niet mogelijk is een verbinding met de PC tot stand te brengen. Beelden kunnen niet verzonden worden naar de webservice. • Bevestig dat de login-informatie (login ID/gebruikersnaam/e-mailadres/password) correct is. • webservice-server of het netwerk zouden bezet kunnen zijn. > Probeer later opnieuw. > Controleer de site van de webservice waar u het beeld naar toe stuurt. Het duurt even om een beeld te verzenden naar de webservice. • Is het beeld te groot? > Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P282) en verstuur vervolgens het beeld. > Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P230). • Het zou langer kunnen duren te verzenden wanneer de afstand naar het draadloze toegangspunt ver is. > Verzend dichter in de buurt van het draadloze toegangspunt. 335 14. Overige Het beeld dat geüpload moest zijn naar het web is er niet. • Uploaden zou niet voltooid kunnen zijn wanneer het onderbroken wordt tijdens het verzenden van het beeld. • Het zou even kunnen duren nadat het beeld geüpload is voordat het weergegeven wordt op het web, afhankelijk van de status van de server. > Wacht even en probeer opnieuw. • U kunt de zendstatus bij de instellingen van de link van de webservice controleren door in te loggen bij “LUMIX CLUB”. Ik wil graag het beeld op de het web terugzetten op de camera. • De beelden op het web kunnen niet opgeslagen (gedownload) worden naar dit apparaat. > Wis de geüploade beelden niet en maak een back-up van deze. Ik kan de beelden die geüpload zijn door dit apparaat naar het web niet weergeven of wissen. • De beelden die geüpload zijn naar het web kunnen niet weergegeven of gewist worden door dit apparaat. > Voer de taak uit met een smartphone/tablet of een PC. Het verzenden van het beeld mislukt halverwege. Bepaalde beelden kunnen niet verzonden worden. • Het beeld kan niet verstuurd worden wanneer de batterij-indicator rood knippert. • Is het beeld te groot? > Verklein de beeldgrootte bij [Grootte] (P282) en verstuur vervolgens het beeld. > Verstuur nadat u de film verdeeld heeft met [Splits video] (P230). • Het bestandformaat van de films die afgespeeld kunnen worden verschilt, afhankelijk van de bestemming. (P280) • Vermogen of aantal beelden op het web is vol. > Log in bij de “LUMIX CLUB” en controleer de status van de bestemming via de instellingen van de link van de webservice. Uw “LUMIX CLUB” login-ID en wachtwoord zijn gewist nadat u de camera opgestuurd heeft voor reparatie. • De instellingen die in de camera staan kunnen gewist worden afhankelijk van het soort reparatie. > Maak altijd een kopie van belangrijke instellingen. Ik ben het wachtwoord voor de Wi-Fi vergeten. • Voer [Wi-Fi resetten] in het [Set-up] menu uit. (P53) Alle informatie die u ingesteld heeft in het [Wi-Fi setup]-menu zal echter gereset worden (behalve [LUMIX CLUB]) 336 14. Overige TV, PC en printer Het beeld verschijnt niet op de televisie. • Is het toestel correct op de TV aangesloten? (P288) > De TV-input instellen op extern. Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV. De weergavezones op het TV-scherm en de monitor van de camera zijn verschillend. • Controleer de [TV-aspect] instelling. (P50) • Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt. Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden. • Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een kaartingang op de TV te steken? > Sluit het toestel aan op de TV met de AV-kabel (optioneel) of met de HDMI-mikrokabel en speel de bewegende beelden af die in het toestel opgenomen zijn. (P288) Er komt geen geluid uit de luidspreker van de camera. • Als een (optionele) AV-kabel of een HDMI-microkabel aangesloten is, komt het geluid niet uit de camera. VIERA Link werkt niet. • Is het toestel correct met de HDMI-microkabel verbonden? (P288) • Staat [VIERA link] op dit toestel op [ON]? (P51) > Als het ingangskanaal niet automatisch omgeschakeld wordt, gebruik dan de afstandsbediening van de TV om het om te schakelen. > Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat. > Schakel dit toestel uit en in. > Zet [HDAVI Control] op [Off] op de TV en schakel hem opnieuw op [On]. (Raadpleeg de handleiding van de TV voor details.) > Controleer de [Video uit] instelling. (P50) Kan niet met de PC communiceren. • Wordt het toestel correct herkend door de PC? > Zet op [PC] in [USB mode]. (P49, 295) > Schakel dit toestel uit en in. 337 14. Overige De kaart wordt niet herkend door de PC. • De USB-aansluitkabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit. • Zijn er twee of meer USB-aansluitingen op een enkele PC; probeer de USB-aansluitkabel dan op een andere USB-aansluiting aan te sluiten. De kaart wordt niet door de PC herkend. (er wordt een SDXC-geheugenkaart gebruikt.) • Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html • Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart te formatteren. Doe dit niet. • Als [Toegang], dat op de monitor weergegeven wordt, niet verdwijnt, sluit de USB-aansluitkabel dan af nadat u dit toestel uitgeschakeld heeft. Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer aangesloten is. • Er kunnen geen foto's afgedrukt worden met een printer die geen PictBridge ondersteunt. > [USB mode] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P49, 299) De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken. • Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de printer.) • Wanneer u de opnamen laat afdrukken, dient u te vragen of de 16:9 beelden afgedrukt kunnen worden. 338 14. Overige Overige De sluiter blijft gesloten als de camera uitgeschakeld wordt (met inbegrip van de slaapmodus). • Als met de camera geschud wordt, kan dit tot gevolg hebben dat de sluiter dicht gaat. Dit is geen storing. Dek het montagedeel niet af met uw vingers. Door de camera in te schakelen zal de sluiter weer open gaan. De camera maakt geluid wanneer dit toestel in- en uitgeschakeld wordt. • Dit is het geluid van de functie voor het verwijderen van stof (P342); het duidt niet op een slechte werking. De lensgroep maakt geluid. • Er is een geluid van de lensbeweging of van de lensopening wanneer dit toestel in- of uitgeschakeld wordt. Dit is geen storing. • Het geluid dat door de automatische instelling van de lensopening veroorzaakt wordt, klinkt als de helderheid veranderd werd door bijvoorbeeld het zoomen of het bewegen van de camera. Dit is geen storing. Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen. • Druk op [MENU/SET], selecteer de icoon van het [Set-up]-menu [ ] en selecteer vervolgens de icoon [~] om de gewenste taal in te stellen. (P52) Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit. • Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P70) Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. • Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P145) branden om gemakkelijker op het object scherp te stellen. De AF-lamp gaat niet aan. • Is [AF ass. lamp] op [ON] gezet? (P145) • De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken. 339 14. Overige Het toestel wordt warm. • Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op de prestaties of de kwaliteit van het toestel. De klok is opnieuw ingesteld. • Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden. > [Aub klok instellen] wordt weergegeven. Stel de klok opnieuw in. (P35) De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen. • Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling gebruikt werden. De bestandnummers worden opgenomen met eerder gebruikte nummers. • Als u de batterij plaats of verwijdert voordat u dit toestel uitschakelt, zullen de map- en bestandnummers van de opgenomen beelden niet in het geheugen bewaard worden. Wanneer dit toestel dan weer opnieuw ingeschakeld wordt en foto's genomen worden, kunnen deze foto's bewaard worden met de bestandnummers die aan de eerdere beelden toegekend hadden moeten worden. 340 14. Overige Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik Wat u wel en niet moet doen met dit toestel Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur (zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.). • Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven. • Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met een nadelige invloed op beeld en/of geluid. • Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware motoren. • De straling van elektromagnetische golven kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid veroorzaken. • Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de netadapter los te maken (optioneel). Plaats de batterij vervolgens weer terug of sluit de netadapter aan, en schakel het toestel weer in. Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden. • Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen hebben voor beeld en/of geluid. Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels. De snoeren of de kabels niet langer maken. Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen. • Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de afwerkingslaag er van af gaan. • Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic. 341 14. Overige Schoonmaken Voordat u het toestel reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen (optioneel), of de stekker uit het stopcontact te trekken. Wrijf het toestel vervolgens met een droge zachte doek. • Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek. • Veeg het vuil of de stof van de zoomring en de focusring af met een droge, stofvrije doek. • Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol, keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het deklaagje zou kunnen aantasten. • Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te volgen. ∫ Vuil op de beeldsensor Deze camera heeft een verwisselbaar lenzensysteem. Er kan dus vuil in de camera komen als u lenzen wisselt. Afhankelijk van de opnamecondities kan vuil op de beeldsensor ook op de opname te zien zijn. Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel komen, kunt u beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en altijd de body-kap of lens erop doen wanneer u de camera opbergt. Verwijder eventueel vuil op de body-kap voordat u deze bevestigt. Stofverwijdering Dit toestel heeft een stofafnamefunctie die vuil en stof wegblaast dat op de voorkant van het beeldsysteem aanwezig kan zijn. Deze functie zal automatisch werken als de camera ingeschakeld wordt, maar als u stof ziet, voer dan de [Sensorreiniging] (P53) uit in het [Set-up]-menu. Verwijder het vuil van de beeldsensor De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken. • Gebruik een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje om stof van de oogsensor te blazen. Blaas niet te hard. • Laat het blaaskwastje niet voorbij de lensvatting komen. • Zorg ervoor dat het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt om krassen op de beeldsensor te voorkomen. • Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken. • Als u het vuil of het stof niet met een blower kunt verwijderen, raadpleeg dan de verkoper of Panasonic. 342 14. Overige De Monitor • Druk niet met grote kracht op de monitor. Er kunnen dan ongelijke kleuren op de monitor verschijnen en dit kan voor een slechte werking zorgen. • Als de camera koud is wanneer u hem inschakelt, kan het beeld op de monitor aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden zodra de interne temperatuur van de camera stijgt. Het scherm van de monitor wordt geproduceerd met zeer hoge precisietechnologie. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Ofschoon de schermonderdelen van de monitor met zeer hoge precisietechnologie geproduceerd worden, kunnen sommige pixels inactief of altijd verlicht zijn. De punten zullen niet opgenomen worden op beelden op een kaart. Over de Lens • Niet hard op de lens drukken. • Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam. • Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname. Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen maakt. • De lensmontering niet naar beneden toe leggen. Zorg ervoor dat de contacten van de lensmontering A niet vuil worden. 343 14. Overige Batterij De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang mee. Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik. • Doe de verwijderde batterij in een plastic zak en verplaats of bewaar deze ver van metalen voorwerpen (paperclips, enz.). Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn. • Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan. Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat. • U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen zoals op skipistes. • Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij kunt opladen tijdens uw reis. Onbruikbare batterijen weggooien. • Batterijen hebben een beperkte levensduur. • Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken. De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen voorwerpen (zoals kettingen, haarpinnen, enz.). • Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de batterij aanraakt. Lader • Het [CHARGE]-lampje zal knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of elektromagnetische golven. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden. • Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen. De lader 1 m of meer verwijderd houden van de radio. • De lader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing. • Na het gebruik, haalt u de batterijlader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.) • De aansluitingen van de lader en de batterij schoon houden. 344 14. Overige Over 3D ∫ Over 3D-opnames Als de onderling verwisselbare 3D-lens aangebracht is, dient u een onderwerp niet op te nemen op een afstand die kleiner is dan de minimum brandpuntafstand. • De 3D-effecten kunnen uitgesprokener zijn en kunnen daardoor vermoeidheid of een oncomfortabel gevoel veroorzaken. • Als de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012: optioneel) gebruikt wordt, is de minimum brandpuntafstand 0,6 m. Als met de onderling verwisselbare 3D-lens opnames gemaakt worden, zorg er dan voor het toestel niet te schudden. • Als het toestel hevig geschud worden, tijdens het rijden in een voertuig of het lopen, enz., kunnen vermoeidheid en een oncomfortabel gevoel veroorzaakt worden. • We raden het gebruik van een statief aan. ∫ Over het kijken naar 3D Een ieder die hypergevoelig is voor licht, een hartkwaal heeft of zich hoe dan ook onwel voelt, met vermijden naar 3D-beelden te kijken. • Dit kan namelijk een negatieve invloed op een dergelijke gezondheidsstatus hebben. Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar 3D-beelden kijkt, stop dan gelijk met kijken. • Gaat u door met kijken, dan kan dit ziekte tot gevolg hebben. • Neemt u alstublieft op passende wijze rust nadat u met kijken opgehouden bent. Als u naar 3D-beelden kijkt, wordt aanbevolen om de 30 tot 60 minuten een pauze in te lassen. • Langdurig kijken kan vermoeide ogen tot gevolg hebben. Aan hen die bijziend of verziend zijn, wiens rechter- en linkeroog van elkaar afwijken, die astigmatisch zijn, wordt geadviseerd een corrigerende bril, enz., te dragen. Stop het kijken als u duidelijk een dubbel beeld ziet wanneer u naar de 3D-beelden kijkt. • Mensen kunnen het kijken naar 3D-beelden op verschillende manieren ervaren. Corrigeer uw gezichtsvermogen naar behoren voordat u naar 3D-beelden gaat kijken. • U kunt de 3D-instelling op uw televisie of de instelling van de 3D-uitzending op het toestel op 2D zetten. 345 14. Overige Kaart De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht. De kaart niet plooien of laten vallen. • De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen worden. • De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of vervoert. • Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers. Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien van de geheugenkaart “Formatteren” of “wissen” met gebruik van het toestel of een PC zal alleen de informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen. Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat of weggegooid wordt. Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Over de persoonlijke informatie Als een naam of verjaardag ingesteld is voor [Profiel instellen]/functie voor gezichtsherkenning, dan wordt deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard en in het beeld opgenomen. Er wordt geadviseerd een Wi-Fi-password in te stellen om persoonlijke informatie te beschermen. (P284) Ontkoppeling • Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen. Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning van informatie of persoonlijke informatie. 346 14. Overige Bij aanvraag van een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien. • Na het maken van een kopie van persoonlijke informatie, dient u informatie, zoals persoonlijke informatie en draadloze LAN-verbindinginstellingen die u opgeslagen heeft in de camera, altijd te wissen met [Wi-Fi resetten]/[Verwijder account] (P53, 271). • De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P52) • Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt. • Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het toestel gerepareerd wordt. • Neem contact op met de verkoper bij wie u het toestel aangeschaft heeft, of met Panasonic, als bovenstaande handelingen niet mogelijk zijn wegens storing. Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, raadpleeg dan “Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien van de geheugenkaart”. (P346) Uploaden van beelden naar een webservice • De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden voor de identificatie van bijvoorbeeld titels, opnamedata en locatie-informatie. Wanneer u beelden naar webservices uploadt, controleer deze dan eerst zorgvuldig alvorens ze te uploaden. Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode • De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur: (Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH) • De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen. • Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat. Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden. • Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal leeg geraakt zijn. • We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in een kast bewaart. • Controleer alle onderdelen voordat u opnamen maakt wanneer u het toestel lange tijd niet heeft gebruikt. 347 14. Overige Over de Beeldgegevens • Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens. Over statieven met drie poten of met één poot • Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt. • U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met drie poten of een statief met één poot gebruikt. • Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou het toestel en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot. • Wanneer u dit toestel gebruikt met een lens met grote diameter, zou de lens in contact kunnen komen met de voetplaat afhankelijk van het statief met drie poten/statief met één poot. Door de schroef aan te draaien met de lens en de voetplaat die met elkaar in contact zijn zou dit toestel of de lens beschadigd kunnen worden. Daarom wordt het aanbevolen de statiefadapter (DMW-TA1: optioneel) erop te zetten voordat u het statief erop zet. • Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één poot. Over de schouderriem • Als u een zware onderling verwisselbare lens (meer dan ongeveer 1 kg) aan het toestellichaam bevestigt, het toestel niet dragen m.b.v. de schouderriem. Het toestel en de lens vasthouden wanneer u deze draagt. 348 • G MICRO SYSTEM is een op de Micro Four Thirds System-standaard gebaseerd digitale camerasysteem van LUMIX. • Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Olympus Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie en andere landen. • Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Olympus Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie en andere landen. • SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. • HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen. • “AVCHD” en het “AVCHD” logo zijn handelsmerken van Panasonic Corporation en Sony Corporation. • Geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en het dubbele-D-symbool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories. • HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation. • Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Windows en Windows Vista zijn of gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • iMovie, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en andere landen. • App Store is een dienstmerk van Apple Inc. 349 • QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt. • Android en Google Play zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Google Inc. • Het logo Wi-Fi CERTIFIED is een kwaliteitsmerk van de Wi-Fi Alliance. • Het Wi-Fi Protected Setup Merk is een merk van Wi-Fi Alliance. • “Wi-Fi”, “Wi-Fi Protected Setup”, “Wi-Fi Direct”, “WPA” en “WPA2” zijn merken of gedeponeerde merken van Wi-Fi Alliance. • DLNA, the DLNA Logo and DLNA CERTIFIED are trademarks, service marks, or certification marks of the Digital Living Network Alliance. • Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware Corporation. DynaFont is een geregistreerd handelsmerk van DynaComware Taiwan Inc. • Andere systeem- of productnamen in de handleiding zijn over het algemeen de gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van de fabrikant die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het betreffende systeem of product. Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com . Het ontdoen van oude apparatuur en batterijen. Enkel voor de Europese Unie en landen met recycle systemen. Deze symbolen op de producten, verpakkingen en/of begeleidende documenten betekenen dat gebruikte elektrische en elektronische producten en batterijen niet samen mogen worden weggegooid met de rest van het huishoudelijk afval. Voor een juiste verwerking, hergebruik en recycling van oude producten en batterijen, gelieve deze in te leveren bij de desbetreffende inleverpunten in overeenstemming met uw nationale wetgeving. Door ze op de juiste wijze weg te gooien, helpt u mee met het besparen van kostbare hulpbronnen en voorkomt u potentiële negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu. Voor meer informatie over inzameling en recycling kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente. Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunnen er boetes worden opgelegd bij het onjuist weggooien van dit soort afval. Let op: het batterij symbool (Onderstaand symbool). Dit symbool kan in combinatie met een chemisch symbool gebruikt worden. In dit geval volstaan de eisen, die zijn vastgesteld in de richtlijnen van de desbetreffende chemische stof.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350

Panasonic DMCGM1EG Handleiding

Type
Handleiding