[LOAD DEFAULTS]
Dit is uw nooduitgang als u de instellingen echt hebt verknoeid: keer gewoon terug naar de
voorinstellingen van de fabriek.
Druk op de toetsen ▲/▼ totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER] om te selecteren; op het scherm wordt [LOAD?] weergegeven.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om [YES] of [NO] te selecteren
Druk op [ENTER] om dit te bevestigen.
Ga naar [CONFIG Menu]
In dit menu kunt u de verschillende parameters aanpassen.
Druk op de toetsen ▲/▼ totdat [CONFIG Menu] op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER] om naar het configuratiemenu te gaan.
Druk op de toetsen ▲/▼ totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER]: de waarden kunnen worden gewijzigd.
U kunt uit de volgende functies kiezen:
[CONFIG Menu > Channel Mode]
Wordt gebruikt om de gewenste kanaalmodus in te stellen.
Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER]; de waarden kunnen
worden gewijzigd.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om de gewenste modus te selecteren; er zijn twee soorten kanaalmodi:
Normale [CH Mode]: verschillende manieren om de verschillende stroboscoopfuncties te bedienen.
Speciale [PIX modus]: verschillende manieren om de dimmer van de verschillende secties te
bedienen (pixelaansturing).
Zie de verschillende DMX-tabellen in deze gebruiksaanwijzing om uw keus te maken.
Druk zodra de juiste optie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
[CONFIG Menu > Panel Calibrat]
Wordt gebruikt om de lichtopbrengst van de verschillende secties te kalibreren.
Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER]: op het scherm wordt
[Calib W1] weergegeven
Gebruik de toetsen ▼/▲ om de gewenste sectie te kalibreren: [Calib W1] tot … [Calib W9]
Druk op [ENTER] om de helderheid van de geselecteerde sectie (W1 … W9) aan te passen:
Alle secties W1 tot W9 branden.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om de helderheid van de geselecteerde sectie aan te passen: de kalibratie is
perfect zodra u geen verschil in de opbrengst tussen de verschillende secties kunt zien.
Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
Opmerking: de verschillen tussen secties zijn minimaal en worden in de fabriek vooraf ingesteld, dus maak
u geen zorgen als u tijdens het kalibreren geen groot verschil ziet.
[CONFIG Menu > Segment Set]
Wordt gebruikt om de nummering van de segmenten om te keren.
Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
Normaal: De segmenten zijn van links naar rechts genummerd, terwijl u voor de stroboscoop staat.
Omkeren: De segmenten zijn van rechts naar links genummerd, terwijl u voor de stroboscoop staat.
Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
[CONFIG Menu > Temp Units]
Wordt gebruikt om te selecteren of de LED-temperatuur in graden Celsius [°C] of Fahrenheit [°F]
wordt weergegeven.
Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
[Celcius]: De LED-temperatuur wordt in graden Celsius [°C] weergegeven.
[Fahrenheit]: De LED-temperatuur wordt in graden Fahrenheit [°F] weergegeven.
Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.