NL
168 169
NEDERLANDS NEDERLANDS
7
REGELINGEN FIG. 3/PAGINA 5
7.1 Regeling van het mondstuk (waar voorzien)
Verdraai het mondstuk (E) om de waterstraal te regelen.
7.2 Regeling reinigingsmiddeldosering
Voor een reinigingsmiddelafgifte met de juiste druk moet u het
mondstuk (E) (waar voorzien) in de stand " " zetten, of de rei-
nigingsmiddelset C13(waar voorzien) monteren, zoals afgebeeld
in de figuur.
Gebruik de regulateur (F) om de reinigingsmiddelafgifte te doseren
(waar voorzien).
7.3 Regeling van de bedrijfsdruk (waar voorzien)
Gebruik de regulateur (G) om de bedrijfsdruk te veranderen. De
druk wordt aangegeven door de manometer (indien aanwezig).
8
GEBRUIKSINFORMATIE FIG. 4/PAGINA 5
8.1 Bedieningen
- Startinrichting (H)
Motor overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van de motorfabri
-
kant starten.
- Bedieningshendel waterstraal (I).
Let op - gevaar!
De machine moet tijdens de werking op een veilig en
stabiel oppervlak staan en geplaatst zijn zoals aangegeven
in fig. 4.
8.2 Starten (Zie fig. 4.)
1) Open de kraan van het waterleidingnet volledig.
2) Schakel de beveiliging (D) uit.
3) Houd het pistool een paar seconden lang geopend en start de
motor conform de gebruiksinstructies verstrekt door de fabrikant
van de motor.
Let op - gevaar!
Voordat u de machine in werking stelt moet u zich
verzekeren van de correcte watertoevoer; het droge
gebruik zal de machine beschadigen; bedek tijdens het
gebruik de ventilatieroosters niet.
Om schade aan de machine te voorkomen moet u het
droge gebruik ervan vermijden en u ervan verzekeren dat
de machine altijd naar behoren met water wordt gevoed.
8.3 Stoppen
1) Regelaar aan de motor op „STOP“ zetten tot de motor stilstaat en
brandstofkraan dichtdraaien.
2) Open het pistool en blaas de druk in de leidingen af.
3) Schakel de beveiliging (D) in.
8.4 Herstarten
1) Schakel de beveiliging (D) uit.
2) Open het pistool en blaas de lucht in de leidingen af.
3) Motor overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van de motorfa
-
brikant starten.
8.5 Buitengebruikstelling
1) Draai de waterkraan dicht.
2) Blaas de restdruk in het pistool af tot er geen water meer uit de
machine komt.
3) Regelaar aan de motor op „STOP“ zetten tot de motor stilstaat en
brandstofkraan dichtdraaien.
4) Maak de bougiestekkers los van de bougies.
5) Maak na het gebruik de reinigingsmiddeltank leeg en schoon.
Voor het schoonmaken van de tank moet u in plaats van het
reinigingsmiddel schoon water gebruiken.
6) Schakel de beveiliging (D) van het pistool in.
8.6 Het reinigingsmiddel vullen en gebruiken
De reinigingsmiddelafgifte moet plaatsvinden met de accessoi-
res en op de wijzen voorzien in punt 7.3.
Het gebruik van een langere hogedrukslang dan het standaard, met
de machine geleverde exemplaar, of het gebruik van een extra ver
-
lengslang kan het aanzuigen van het reinigingsmiddel uit de tank
(waar voorzien) verminderen of volledig onderbreken.
Vul de tank (B6) met een biologisch goed afbreekbaar reinigings
-
middel.
8.7 Tips voor een correcte wasbeurt
Breng reinigingsmiddel aan op het droge oppervlak om het vuil op te
lossen. Werk bij verticale oppervlakken van beneden naar boven. Laat
het product 1÷2 minuten inwerken, waarbij het oppervlak echter niet
mag opdrogen. Werk met de hogedrukstraal op een afstand van meer
dan 30 cm, en start onderaan. Voorkom dat het spoelwater op nog
niet gewassen oppervlakken druipt.
In bepaalde gevallen zal de mechanische werking van de wasborstels
nodig zijn om het vuil te verwijderen.
De hoge druk is niet altijd de beste oplossing voor een goede
wasbeurt en zal bepaalde oppervlakken kunnen beschadigen. Het
gebruik van de puntstraal van het regelbare mondstuk en het gebruik
van de vuilfrees op delicate en gelakte delen en onder druk staande
componenten (bijv. banden, ventielen..) moet worden vermeden.
Een goede waswerking hangt op gelijke mate af van de druk en van
de hoeveelheid water.
9
ONDERHOUD FIG. 5/PAGINA 6
Alle, niet in dit hoofdstuk behandelde onderhoudswerkzaamheden
moeten bij een erkend Verkoop- en Servicecentrum worden uitgevoerd.
Let op - gevaar!
Verwondingsgevaar door onverwacht startend appa-
raat Trek de bougiestekker uit voor reparatiewerkzaamhe-
den aan het apparaat.
Verbrandingsgevaar! Raak hete geluiddempers, cilinders of
koelribben niet aan.
9.1 Reiniging van het mondstuk
1) Demonteer de lans van het pistool.
2) Verwijder met het gereedschap (C1) het vuil uit het gaatje in
het mondstuk.
9.2 Reiniging van het filter
Controleer voor ieder gebruik het aanzuigfilter (L) en het reini-
gingsmiddelfilter (waar voorzien) en reinig ze, indien noodzakelijk,
volgens de aanwijzingen.
9.3 Opheffing motorblokkering (waar voorzien)
Bij langdurige stilstand kan kalkaanslag de motor blokkeren. Om
de blokkering op te heffen moet u met het gereedschap (M) de
krukas draaien.
9.4 Olie bijvullen (waar voorzien)
Gebruik de vulopening om de olie tot op het juiste niveau bij te vullen.
Zie, voor de eigenschappen van de olie, de tabel “Technische gege
-
vens”.
Wij bevelen aan om de olie om de 500 gebruiksuren te vervangen.
9.5 Opbergen
Voordat u de machine voor de winter opbergt, moet u hem met
niet-agressieve/niet-toxische antivriesvloeistof laten draaien.
Bewaar het apparaat op een droge en tegen vorst beschermde plek.
10
OPSLAG EN TRANSPORT FIG. 5/PAGINA 6
Sla de accessoires op zoals voorzien in fig. 5.
Vervoer de machine zoals voorzien in fig. 5.
NL - 8