Volvo XC90 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

QUICK GUIDE
Gefeliciteerd met uw nieuwe Volvo!
Het is altijd spannend een nieuwe auto te leren kennen.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele van de
meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer gedetailleerde
informatie vindt u alleen in de gebruikershandleiding – deze folder bevat slechts
een kleine greep daaruit.
In de gebruikershandleiding staat bovendien de meest recente en meest actuele
informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
web edition
TRANSPONDERSLEUTEL
Vergrendelt portieren, achterklep en
tankvulklep en activeert het alarm*.
Ontgrendelt portieren
A
, achterklep en
tankvulklep en deactiveert het alarm.
Ontgrendelt achterklep – hij wordt niet
geopend.
Approach’-verlichting. Activeert inte-
rieurverlichting, stadslichten vóór en
achterlichten, kentekenplaatverlichting
en buitenspiegelverlichting*.
Paniekfunctie. In een noodsituatie ca.
3 seconden lang ingedrukt houden of
2 keer achtereen kort indrukken om
het alarm te laten afgaan. Uit te scha-
kelen met een willekeurige knop op de
transpondersleutel of automatisch, als
u 25 seconden niets doet.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep
binnen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Het sleutelblad kan worden gebruikt om het
dashboardkastje te vergrendelen/ontgrendelen.
NB
Na een koude start is het stationaire toe-
rental mogelijk enige tijd verhoogd. Dit om
ervoor te zorgen dat het uitlaatgasreinigings-
systeem zo snel mogelijk op temperatuur
komt en optimaal kan werken.
KOUDE START MOTOR STARTEN
Benzine 3.2: Rempedaal intrappen, transpon-
dersleutel naar stand III draaien en meteen
loslaten – de motor start automatisch.
Alle andere benzinemotoren: Rempedaal
intrappen, transpondersleutel naar stand
III draaien en loslaten, wanneer de motor
aanslaat.
Diesel: Voorgloeien door de sleutel naar
stand II te draaien en vast te houden, totdat
het symbool op het instrumentenpaneel
dooft – daarna meteen naar stand III draaien
en loslaten, wanneer de motor aanslaat.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in
stand 0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
F
Sproeier achterruit.
Er brandt een groene led in knop (1),
wanneer de regensensor actief is.
PARKEERREM
Inschakelen
1. Rempedaal stevig intrappen – daarna par-
keerrempedaal (1) bedienen.
2. Rempedaal loslaten. Als de auto rijdt, par-
keerrempedaal verder intrappen.
3. Bij parkeren – stand P kiezen.
Uitschakelen
1. Rempedaal stevig intrappen en daarna aan
handgreep (2) trekken – het parkeerrempe-
daal komt omhoog.
2. Rempedaal loslaten.
VERLICHTINGSBEDIENING
Dagrijverlichting ingeschakeld tijdens het
rijden. Dimlicht uitgeschakeld. Groot-
lichtsignalering werkt maar continu groot
licht niet.
Dagrijverlichting terwijl de auto rijdt.
Automatische overschakeling op par-
keerlichten tijdens het parkeren.
Activeert het dimlicht en continu groot
licht of grootlichtsignalering.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*).
Display- en instrumentenverlichting.
Automatische regeling van dagrijverlich-
ting en dimlicht.
Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde).
A
Grootlichtsignalen.
B
Wisselen groot licht/dimlicht en ‘Follow
Me Home’-verlichting.
TANKDOP
In bepaalde omstandigheden verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel de mel-
ding ROETFILTER VOL. In dat geval moet het
roetfilter van het uitlaatsysteem geregenereerd
worden. Dat gebeurt automatisch door ca.
20 minuten op matige snelheid te rijden.
Wanneer de melding verdwijnt, heeft regenera-
tie plaatsgevonden.
Tankdop tijdens het tanken ophangen aan de
binnenkant van de tankvulklep.
REGENERATIE (DIESELMODEL)
AUDIOSYSTEEM
1
Indrukken voor Aan/Uit. Eraan draaien om
het volume bij te regelen.
2
Geluidsweergave: Indrukken om te kiezen
uit BASS, Dolby Pro Logic II* – eraan
draaien om bij te regelen. Geluidsbron: Er-
aan draaien om te kiezen uit CD, ‘streaming
audio’ via Bluetooth® of AUX/USB*
A
.
RADIO
5
Ca. 2 seconden indrukken om automatisch
de 10 best doorkomende zenders op
te slaan. Op het display verschijnt
AUTOSTORE tijdens het zoeken.
Opgeslagen zender kiezen met 09.
6
Kort indrukken voor de volgende goed
doorkomende zender. Maximaal 20 zenders
opslaan door 09 op FM1 of FM2 bij de ge-
wenste zender ingedrukt te houden, totdat
het display de keuze bevestigt.
CD-SPELER
B
3
Cd wisselen
C
of kiezen met 16.
4
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen. Bij lang indrukken
worden alle cd’s uitgeworpen
C
.
6
Van cd-track wisselen.
A
AUX/USB-aansluiting voor bijv. mp3-speler. Volume
van de speler op halverwege de maximale stand
zetten voor de beste geluidskwaliteit. Een op de
USB-aansluiting aangesloten iPod® wordt ook
geladen.
B
Cd’s met mp3- en WMA-bestanden kunnen ook
worden afgespeeld.
C
Alleen cd-wisselaar*.
GEÏNTEGREERD KINDERZITJE
Opklappen
1. Handgreep voor op het kinderzitje naar voren
halen en vervolgens omhoog, zodat het
kinderzitje omhoogkomt.
2. Achterkant geïntegreerd kinderzitje optillen
en zitje met beide handen naar achteren
duwen en omlaag, totdat het wordt vergren-
deld. Sluiting van veiligheidsgordel zo nodig
omlaagduwen.
Neerklappen
1.
Handgreep voor op het kinderzitje naar voren
halen om het zitje vrij te geven.
2.
Zitje naar voren trekken en in het midden
omlaagduwen, totdat het wordt vergrendeld.
Om de ruggedeelten van de achterbank te kun-
nen neerklappen moet het geïntegreerde kinder-
zitje in de onderste stand vergrendeld staan.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem auto-
matisch alle functies voor een groter bedienings-
gemak en optimale luchtkwaliteit.
4
Eraan draaien voor onafhankelijke
temperatuurinstelling links/rechts in
passagiersruimte.
6
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC
WAARSCHUWING
Onoordeelkundig gebruik kan levensge-
vaarlijke situaties opleveren. Bij twijfel over
het juiste gebruik de gebruikershandleiding
raadplegen.
HANDMATIGE REGELING
1
Eraan draaien om de ventilatorsnelheid te
wijzigen.
2
MAN – Recirculatie Aan/Uit.
AUT – Interior Air Quality System* Aan/Uit.
3
AC – Airconditioning aan/uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
5
Luchtverdeling. De luchtstroom richten op
bijvoorbeeld de vloer, de blaasmonden in
het dashboard, de voorruit, e.d.
7
Elektrische verwarming voorstoelen Aan/Uit.
8
Maximale ontwaseming. Alle lucht op maxi-
male snelheid naar de voorruit en zijruiten.
9
Elektrische verwarming achterruit en
buitenspiegels.
PASSAGIERSAIRBAG DEACTIVEREN, PACOS*
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
Sleutelblad gebruiken voor omzetten ON/OFF.
OFF – Airbag gedeactiveerd. PASSENGER
AIRBAG OFF verschijnt op het waarschuwings-
lampje boven de achteruitkijkspiegel.
Kinderen op een zittingverhoger of in een
kinderzitje mogen op de voorstoel zitten, maar
nooit passagiers groter dan 1,40 m.
ON – Airbag geactiveerd. Passagiers groter
dan 1,40 m mogen op de voorstoel zitten, maar
nooit kinderen op een zittingverhoger of in een
kinderzitje.
1
Display boordcomputer. Functie kiezen
met (9).
2
Kort indrukken om te wisselen tussen T1
& T2. Lang indrukken om actuele teller te
resetten.
3
Displayregel 1: Kilometerteller.
Displayregel 2: T1 & T2 – onafhankelijke
dagtellers die altijd actief zijn.
4
Displayregel 1: Klok.
Displayregel 2: Buitentemperatuur.
5
Klok instellen: Tot in de eindstand links-/
rechtsom draaien en vasthouden om de
klok in te stellen (4).
6
Brandstofmeter
7
Laag brandstofpeil. Bij een brandend lamp-
je zo spoedig mogelijk tanken.
8
Indrukken om een melding te laten verschij-
nen/verdwijnen.
9
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
10
Kort indrukken om de actuele boordcompu-
terfunctie op nul te stellen. Lang indrukken
om alle boordcomputerfuncties op nul te
stellen.
INSTRUMENTENPANEEL
NB
Displaymelding KILOMETER TOT LEGE
TANK is een schatting van de actieradius op
basis van eerdere rijomstandigheden.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
Geel symbool: NB - aanwijzing op
het display volgen.
Rood symbool: WAARSCHUWING
– Zo spoedig mogelijk stoppen,
aanwijzing op het display volgen.
Oliepeil laag. Zo spoedig mogelijk
stoppen, motoroliepeil controleren
A
.
Fout in remsysteem. Zo spoedig
mogelijk stoppen, remvloeistofpeil
controleren
A
.
DSTC* stabiliteitssysteem - knippert
bij een actief systeem.
Voorgloeifunctie motor (diesel). Motor
starten wanneer het lampje gedoofd
is.
A
Auto laten bergen als het symbool blijft branden.
INSTAP DERDE ZITRIJ
Buitenste ruggedeelten tweede zitrij
neerklappen
1. Handgreep (1) optillen en ruggedeelte voor-
overklappen om de stoel te verzetten.
2. Handgreep (1) optillen en ruggedeelte weer
rechtop zetten om de stoel terug te zetten.
RICHTINGAANWIJZERS
A
Korte serie – 3 knippersignalen.
B
Onafgebroken serie knippersignalen.
STUURWIEL INSTELLEN
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS oplicht zonder
dat u voertuigen in de dode hoeken kunt waar-
nemen, zijn reflecties op een nat wegdek, eigen
schaduwen op betonnen wegen of een laag
staande zon in de camera daarvan mogelijk de
oorzaak.
Bij een storing in het BLIS verschijnt op het dis-
play de melding BLINDE-HOEKSYST. SERVICE
VEREIST.
Voor de lak is het beter om de auto met de
hand te wassen dan in een automatische
wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien
kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt
daarom geadviseerd de eerste maanden na
aankoop van een nieuwe auto deze alleen met
de hand te wassen.
Schoon water en een spons gebruiken. Erop
letten dat vuil en zand krassen op de lak kun-
nen veroorzaken.
AUTOVERZORGING
HOUDER VOOR
BOODSCHAPPENTASSEN*
WAARSCHUWING
Stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden –
nooit tijdens het rijden.
ELEKTRISCH BEDIENBARE VOORSTOEL
INSTELLEN
OPBERGRUIMTE
1
Lendensteun.
2
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
3
Vooruit/achteruit.
4
Stoel omhoog/omlaag.
5
Hellingshoek rugleuning.
TRANSPONDERSLEUTEL EN ELEKTRISCH
BEDIENBARE BESTUURDERSSTOEL*
In alle transpondersleutels kunnen stoelinstel-
lingen voor verschillende bestuurders worden
opgeslagen. Ga als volgt te werk:
• Stoel naar wens instellen.
• Auto zoals gebruikelijk vergrendelen door
de vergrendelknop op de transpondersleu-
tel in te drukken. Daarmee ligt de stoelpo-
sitie opgeslagen in het geheugen van de
transpondersleutel
A
.
• Auto ontgrendelen (door op de ontgren-
delknop op dezelfde transpondersleutel
te drukken) en bestuurdersportier openen.
De bestuurdersstoel neemt automatisch
de positie in die in het geheugen van de
transpondersleutel is opgeslagen (als de
stand van de stoel na vergrendeling van de
auto werd gewijzigd).
A
Deze instelling is niet van invloed op de instellingen die zijn
opgeslagen met de geheugenfunctie* voor de elektrisch
bedienbare stoel*. Zie de gebruikershandleiding voor meer
informatie.
TP 17050 (Dutch). AT 1346. Printed in Sweden, Göteborg 2013. Copyright © 2000–2013 Volvo Car Corporation.
1
Bekerhouder.
2
Pal om het achterste deel van de
middenconsole eruit te tillen (geldt niet voor
modellen met het Rear Seat Entertainment-
systeem*).
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo XC90 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor