IFM PM1117 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
Elektronische druksensor
PM11
11426516 / 0004 / 2023
NL
PM11 Elektronische druksensor
2
Inhoudsopgave
1 Inleiding ................................................................... 3
1.1 Gebruikte symbolen ..................................................... 3
2 Veiligheidsaanwijzingen ....................................................... 4
3 Gebruik volgens de voorschriften ................................................ 5
3.1 Toepassing............................................................ 5
4 Functie .................................................................... 6
4.1 IO-Link ............................................................... 6
4.2 IO-Link-eigenschappen van de sensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
4.2.1 Beschrijving IO-Link-interface.......................................... 6
4.2.2 Extra functies via IO-Link ............................................. 7
4.3 Gedefinieerde toestand bij een storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
4.4 Bedrijfsmodi ........................................................... 7
4.4.1 2-draadsaansluiting.................................................. 7
4.4.2 3-draadsaansluiting.................................................. 7
4.5 Analoge uitgang ........................................................ 7
5 Montage................................................................... 9
5.1 Toepassing in het hygiënische bereik volgens 3A . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
5.2 Toepassing in het hygiënische bereik volgens EHEDG. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
5.3 Ontluchtingsmembraan................................................... 10
5.3.1 Functie ontluchtingsmembraan......................................... 10
5.3.2 Uitlijning filterafdekking............................................... 11
5.3.3 Filterafdekking vervangen............................................. 11
6 Elektrische aansluiting ........................................................ 13
7 Parametrering............................................................... 14
7.1 Parametreren via PC..................................................... 14
7.2 Parametreren via Memory Plug............................................. 14
7.3 Offset teachen met knop.................................................. 15
7.4 Analoge waarde schalen.................................................. 15
7.5 Standaard-maateenheid vastleggen......................................... 15
7.6 Gebruikersinstellingen (optioneel)........................................... 15
7.6.1 Nulpuntkalibratie.................................................... 15
7.6.2 Demping voor de analoge uitgang vastleggen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
7.7 Lijst van parameters..................................................... 16
7.8 Diagnosefuncties ....................................................... 16
7.8.1 Aflezen van de min-/max-waarden voor de systeemdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
8 Bedrijf..................................................................... 17
9 Storing verhelpen............................................................ 18
10 Afvoer, reparatie en retourzending ............................................... 19
11 Fabrieksinstelling ............................................................ 20
Elektronische druksensor PM11
3
1 Inleiding
Handleiding, technische gegevens, goedkeuringen en overige informatie via de QR-code op het
apparaat/op de verpakking of op www.ifm.com.
1.1 Gebruikte symbolen
Voorwaarde
Instructie voor het uitvoeren van een handeling
Reactie, resultaat
[...] Aanduiding van toetsen, knoppen of indicaties
Verwijzing
Belangrijke aanwijzing
Bij niet-naleving van de voorschriften kunnen storingen ontstaan
Informatie
Aanvullende aanwijzing
PM11 Elektronische druksensor
4
2 Veiligheidsaanwijzingen
Het beschreven apparaat wordt als deelcomponent in een systeem ingebouwd.
De veiligheid van het systeem is de verantwoordelijkheid van de bouwer.
De systeembouwer is verplicht een risicobeoordeling uit te voeren en van daaruit documentatie
op te stellen en mee te leveren volgens de wettelijke gestandaardiseerde eisen voor de
exploitant en de gebruiker van het systeem. Deze moet alle noodzakelijke informatie en
veiligheidsaanwijzingen bevatten voor de exploitant, gebruiker en eventueel het door de
systeembouwer geautoriseerde servicepersoneel.
Dit document voor inbedrijfstelling van het product lezen en tijdens de gebruiksduur opbergen.
Het product moet onbeperkt geschikt zijn voor de betreffende applicaties en omgevingscondities.
Het product alleen volgens de voorschriften gebruiken (Ò Gebruik volgens de voorschriften).
Het product alleen voor de goedgekeurde media gebruiken (Ò Technische gegevens).
Het niet naleven van de gebruiksaanwijzingen of de technische gegevens kan tot materiële schade
en/of persoonlijke ongevallen leiden.
Voor gevolgen door wijzigingen in het product of verkeerd gebruik door de exploitant is de fabrikant
niet aansprakelijk en biedt hij geen garantie.
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud van het product
mogen alleen door opgeleid vakkundig personeel worden uitgevoerd dat door de exploitant is
geautoriseerd.
Apparaten en kabels op een doeltreffende manier tegen beschadiging beschermen.
Elektronische druksensor PM11
5
3 Gebruik volgens de voorschriften
Het apparaat meet en bewaakt de systeemdruk van machines en installaties.
Er zijn twee uitgangen beschikbaar:
OUT1: Drukmeetwaarde via IO-Link.
OUT2: Drukproportioneel analoog signaal 4…20mA.
3.1 Toepassing
Druktype: relatieve druk
Gegevens over drukvastheid en barstdruk Ò Datablad
Statische en dynamische overdrukken die de opgegeven drukvastheid overschrijden, moet door
geschikte maatregelen worden tegengegaan. De opgegeven barstdruk mag niet worden
overschreden. Al bij een kortstondige overschrijding van de barstdruk kan het apparaat worden
beschadigd. ATTENTIE: verwondingsgevaar!
Niet te gebruiken in installaties die moeten voldoen aan de criteria voor punt E9.2 / 63-04 van
de 3A-norm.
De apparaten zijn bestendig tegen vacuüm. Gegevens op het datablad in acht nemen!
PM11 Elektronische druksensor
6
4 Functie
Meetcel:
De systeemdruk wordt door een keramisch capacitief meetmembraan gemeten.
De afdichting van de keramische meetcel is vrij van elastomeren en zodoende onderhoudsvrij.
Signaaloverdracht:
Het apparaat kan in een analoge modus of in IO-Link-modus worden gebruikt. Bij aansluiting op
een IO-Link-master schakelt het apparaat automatisch over naar de IO-Link-modus. Een
handmatig omschakelen is daarom niet noodzakelijk.
Analoge modus:
Analoog signaal meetwaarde 4-20mA voor druk(pin2).
IO-Link-modus (pin4):
• Drukmeetwaarde
Over- en onderschrijding van de grenzen van het meetbereik
• Apparaatstatus
• Parameterinstelling
Apparaatdiagnose (events)
4.1 IO-Link
IO-Link is een wereldwijd gestandaardiseerde IO-technologie (IEC 61131-9) om met sensoren en
actoren te communiceren.
Meer informatie over IO-Link op: www.io-link.com
IO-Link biedt de volgende voordelen:
Storingsvrije overdracht van meerdere proceswaarden.
Parametrering tijdens het draaiende proces, ook als point-to-point op het bureau.
Apparaatdiagnose (events)
Dataopslag: Automatische hernieuwde parametrering bij vervanging.
Herkenning van de aangesloten apparaten.
Vrij definieerbare parameters voor de identificatie van de apparaten in de installatie.
Informatie en documentatie over de IO-Link-interface op: www.io-link.ifm
4.2 IO-Link-eigenschappen van de sensor
4.2.1 Beschrijving IO-Link-interface
Een beschrijving van de IO-Link-interface vindt u op www.io-link.ifm
De sensor stelt de interne apparaattemperatuur als uitleesbare parameter beschikbaar voor
diagnosedoeleinden.
Elektronische druksensor PM11
7
4.2.2 Extra functies via IO-Link
Temperatuur van het apparaat: De interne temperatuur van de sensor kan via het acyclische IO-
Link-kanaal worden uitgelezen
Toepassingsspecifieke markering: vrij definieerbare tekst, toegewezen aan het apparaat.
Installatieaanduiding: vrij definieerbare tekst, beschrijft de apparaatfunctie binnen de installatie.
Locatieaanduiding: vrij definieerbare tekst, beschrijft de installatielocatie binnen de installatie.
Gedetailleerde informatie vindt u in de apparaatspecifieke IODeviceDescriptionPDF op
www.ifm.com.
4.3 Gedefinieerde toestand bij een storing
Wordt een apparaatfout herkend, gaat de analoge uitgang in een gedefinieerde toestand (= 21,5 mA).
Bij foutsignalering (= 21,5 mA)
uParameters via IO-Link uitlezen of contact opnemen met de fabrikant.
4.4 Bedrijfsmodi
De bedrijfsmodus wordt bepaald door de bekabeling (Ò Elektrische aansluiting) en automatisch
herkend door het apparaat.
4.4.1 2-draadsaansluiting
OUT2 (pen 2) Drukproportioneel analoog signaal 4…20 mA
4.4.2 3-draadsaansluiting
OUT1 (pen 4) Communicatie via IO-Link
OUT2 (pen 2) Drukproportioneel analoog signaal 4…20 mA
4.5 Analoge uitgang
Het apparaat geeft een analoog signaal af, dat proportioneel is aan de druk. Binnen het meetbereik
ligt het analoge signaal bij 4...20 mA. Het meetbereik is schaalbaar:
[ASP2] bepaalt bij welke meetwaarde het uitgangssignaal 4 mA bedraagt.
[AEP2] bepaalt bij welke meetwaarde het uitgangssignaal 20 mA bedraagt.
Minimumafstand tussen [ ASP2 ] en [ AEP2 ] = 20% van de eindwaarde meetbereik.
Ligt de meetwaarde buiten het meetbereik of is er een interne fout, dan wordt het stroomsignaal
verzonden dat in de volgende afbeelding staat aangegeven.
PM11 Elektronische druksensor
8
MEWMAW AEPASP
[% MEW]
P -1,25 0 100 103,13
4
3,8
20
20,5
21,5
[mA]
1
2
4
UL OL
3
5
Afb.1: Uitgangskarakteristiek analoge uitgang volgens Namur
1: Analoog signaal
2: Meetwaarde
3: Meetbereik
4: Schaalbaar meetbereik
5: Signalering fouten 21,5mA
P: Druk
MAW: Beginwaarde meetbereik bij niet-schaalbaar meetbereik.
MEW: Eindwaarde meetbereik bij niet- schaalbaar meetbereik
ASP: Analoog startpunt bij geschaald meetbereik
AEP: Analoog eindpunt bij geschaald meetbereik
UL: Weergavebereik onderschreden
OL: Weergavebereik overschreden
Elektronische druksensor PM11
9
5 Montage
Het apparaat kan worden aangepast aan klemverbindingen van 1″ – 1,5″ [DIN 32676 (ISO 2852)].
Voordat het apparaat wordt gemonteerd en gedemonteerd: zorg ervoor dat de installatie
drukloos is en er zich geen medium in de leiding bevindt.
De klemadapter moet ontworpen zijn voor de systeemdruk.
uVerbindingen met een geschikte systeemafdichting, klem en afsluitschroef gebruiken.
uVoor de inbouw onder EHEDG-voorwaarden: Ò EHEDG-document
Het aanhaalmoment van de klemadapter is afhankelijk van de afdichtingsvariant en de Shore-
hardheid van de gebruikte afdichting.
uAanhaalmoment voor de klemaanpassing: Ò Fabrikantspecificatie
Binnendiameter (1) afdichting [dmin] minimaal 22mm, anders wordt het effectieve gedeelte van
het keramische membraan niet volledig benut.
2
3
1
1: dmin = 22mm
2: Di
3: 50,5mm
Klemaansluiting op de buisleiding volgens DIN 11866
Serie A - metrisch Nominale wijdte≥DN25, Di=≥26mm
Serie B - ISO Nominale diameterDN/OD ≥26,9, Di=≥23,7mm
Serie C - ASME Nominale diameter ≥1“, Di=≥22,1mm
PM11 Elektronische druksensor
10
5.1 Toepassing in het hygiënische bereik volgens 3A
2
3
4
5
1
X
X
Voor apparaten met 3A-goedkeuring geldt:
uvoor de procesaansluiting alleen adapter met 3A-goedkeuring
gebruiken.
uHet apparaat mag niet in het onderste gedeelte van de
buisleiding of de tank (positie 4 en 5) worden ingebouwd, zodat
het medium uit het bereik van het meetelement kan wegstromen.
5.2 Toepassing in het hygiënische bereik volgens EHEDG
Het apparaat moet bij overeenkomstige installatie geschikt zijn voor CIP (cleaning in place).
uToepassingsgrenzen (temperatuur- en materiaalbestendigheid) volgens datablad in acht
nemen.
uLet op de EHEDG-conforme inbouw van het apparaat in de installatie.
uZelflegende installatie gebruiken.
uAlleen EHEDG-goedgekeurde procesadapters met noodzakelijke, speciale afdichtingen gebruiken
volgens EHEDG-document.
De afdichting van de systeemaansluiting mag geen contact maken met het effectieve oppervlak
van de keramische cel, of hierop inwerken.
uBij tankinbouw moet de inbouw vlakverzonken zijn, of moet de reiniging door rechtstreeks inspuiten
verzekerd zijn. Dode ruimtes moeten bereikbaar zijn.
L
D
uTer vermijding van de dode ruimtes de afmetingen in acht
nemen:
L < D
5.3 Ontluchtingsmembraan
5.3.1 Functie ontluchtingsmembraan
Het ontluchtingsmembraan borgt de relatieve drukmeting doordat barometrische en
temperatuurgerelateerde drukveranderingen in de meetcel ten opzichte van de omgeving worden
gecompenseerd.
Het ontluchtingsmembraan wordt door een geschroefde filterafdekking met omlopende boorgaten
beschermd tegen beschadigingen.
Elektronische druksensor PM11
11
Voor een probleemloze werking van het ontluchtingsmembraan het volgende in acht nemen:
uvervuilingen en reinigingsmiddelen onmiddellijk met veel kalkarm spoelwater afspoelen.
Bevindt de sensor zich vanwege het proces in een afkoelfase:
uHet ontluchtingsmembraan niet met vloeistof belasten om een onderdruk in het
meetsysteem (met een dan licht vervalste meetwaarde) en een extra belasting van het
ontluchtingsmembraan te vermijden.
5.3.2 Uitlijning filterafdekking
De filterafdekking is vrij draaibaar om de sensoras en daarmee aan te passen naar de
omgevingsomstandigheden.
Bij verticale montage van de sensor ontsnapt de condens dankzij de zwaartekracht door de openingen
in de beschermkap.
Bij horizontale montage van de sensor of een vergelijkbare inbouwpositie moet de filterbeschermkap
naar een van de beide zijvlakken toe worden gedraaid om de ontluchtingsmembraan in een verticale
positie te zetten. Dit zorgt voor een optimale afvoer van de vloeistoffen.
3
1
2
uIdeale uitlijning (1):
De filterafdekking bevindt zich in een horizontale positie.
wHet ontluchtingsmembraan (2) in de filterafdekking staat
loodrecht.
uMaximale schuinstand van de filterafdekking: 30° (3)
5.3.3 Filterafdekking vervangen
(1) Accessoire E30483 (met druiprand) of E30142 (zonder druiprand)
Filterafdekking met geïntegreerd ontluchtingsmembraan.
Bij lastige omgevingscondities of een inbouwsituatie die niet voldoet aan de ideale uitlijning (1), kan
het volgende toebehoren worden gebruikt ter bescherming van het ontluchtingsmembraan:
(2) Accessoire E30148
Filterafscherming als gesloten variant: Ò Gebruiksaanwijzing sensor in acht nemen!
(3) Accessoireset E30139
Filterafscherming met geïntegreerd ontluchtingsmembraan en slangnippel met ontluchtingsslang.
(4) Accessoireset E30467
Ontluchting voor veeleisende toepassingen:
Bestaande uit adapter met geïntegreerd ontluchtingsmembraan, slangnippel voor direct aanbrengen op het knikstuk of met
tussen geschakelde ontluchtingsslang.
PM11 Elektronische druksensor
12
2
3
4
1
uVervuiling en vocht tijdens de vervanging vermijden.
uSchroefdraad voorzichtig en volledig reinigen.
uLijmvlak voor het membraan bij de sensor niet beschadigen.
uUitlijning filterafdekking in acht nemen (Ò Montagehandleidingen E30139 / E30467).
Bij gebruik van de gesloten filterafscherming kan de druk van de meetcel niet meer worden
gecompenseerd. Daarom meetafwijkingen mogelijk door:
Schommelingen van de atmosferische druk.
Schommelingen van de interne druk in het apparaat bij temperatuurveranderingen
(Δ10K≤30mbar).
Elektronische druksensor PM11
13
6 Elektrische aansluiting
Het apparaat mag uitsluitend door een elektromonteur worden geïnstalleerd.
Nationale en internationale voorschriften voor de aanleg van elektrotechnische installaties
dienen te worden opgevolgd.
Voeding conform SELV, PELV.
uInstallatie spanningsvrij schakelen.
uApparaat op de onderstaande wijze aansluiten:
43
2 1
1 BN
2 WH OUT2
L+
1
L
1 BN
2 WH
4 BK
3 BU
OUT1/IO-Link
OUT2
L+
2
Afb.2: Bekabelingsschema (kleurcodering volgens DINEN60947-5-2)
BK: zwart BN: bruin
BU: blauw WH: wit
1: 2-draads-bedrijf (2L)
2: 3-draads-bedrijf (3L)
Pen bezetting
1 L+
3 L-
4(OUT1) • IO-Link
2(OUT2) Analoge uitgang
Voorbeeldschakelingen:
1
L
1
BN
2
WH
L+
2
1
BN
2
WH
3
BU
L+
4
L
1
BN
4
BK
3
BU
L+
3
L
1
BN
2
WH
4
BK
3
BU
L+
IO-Link
IO-Link
1: (2L) 1 x analoog
2: (3L) 1 x analoog
3: (3L) 1x analoog / 1 x IO-Link
4: (3L) 1 x IO-Link
EMCtest conform EN61000-4-5 Surge:0,5kV
PM11 Elektronische druksensor
14
7 Parametrering
Het apparaat kan via IO-Link-functie worden geparametreerd.
uGebruik hiervoor apparaatbeschrijvingsbestand (IODD): www.ifm.com
uIO-Link hard- en software voorbereiden voor het parametreringsproces.
uApparaat bijv. verbinden met een IO-Link interface of een geprogrammeerde Memory Plug.
uParametrering uitvoeren.
uApparaat in bedrijf stellen.
uDe parameters kunnen voorafgaand aan montage en inbedrijfstelling van het apparaat of tijdens
het gebruik worden ingesteld.
Het wijzigen van parameters tijdens operationeel gebruik kan van invloed zijn op de werking
van de installatie.
uZorg ervoor dat er geen storingen of gevaarlijke situaties in de installatie ontstaan.
7.1 Parametreren via PC
Voor de parametrering zijn IO-Link parametreringssoftware, een IO-Link Master en een passend
apparaatbeschrijvingsbestand (IODD) vereist: www.ifm.com.
uComputer, parametreringssoftware en IO-Link Master voorbereiden.
uHet apparaat verbinden met de IO-Link Master.
uHet menu van de IO-Link parametreringssoftware volgen.
uDe parametrering uitvoeren.
uHet apparaat in bedrijf stellen.
7.2 Parametreren via Memory Plug
Via een Memory Plug (ifm geheugenmodule) kan een parameterset naar het apparaat worden
geschreven / van het apparaat worden uitgelezen: www.ifm.com.
De sensor moet zich in de uitleveringstoestand bevinden om ervoor te zorgen dat hij vanuit de
MemoryPlug kan worden beschreven.
Als aan de sensor instellingen zijn aangebracht, neemt de MemoryPlug de parameterset op die
dan overgezet kan worden op identieke sensoren.
uPassende parameterset (bijv. via een pc of uit identieke sensor) in de MemoryPlug laden.
uMemoryPlug tussen sensor en aansluitkabel aansluiten.
wSensor in uitleveringstoestand:
Bij aangesloten voeding wordt de parameterset van de MemoryPlug overgezet op de sensor.
wSensor met gewijzigde instellingen:
Bij aangesloten voeding neemt de MemoryPlug de parameterset van de sensor op.
uMemoryPlug verwijderen.
uApparaat in bedrijf stellen.
Meer informatie over de Memory Plug: Ò Documentatie www.ifm.com.
Elektronische druksensor PM11
15
7.3 Offset teachen met knop
Via een externe teachknop (E30425) kan een nulpuntkalibratie (Calibrationoffset) worden uitgevoerd.
De aanwezige meetwaarde wordt overgenomen als intern nulpunt, indien deze meetwaarde binnen +/-
3% van het meetbereik ligt.
uAansluiting: Ò Datablad E30425
Bij aangesloten teach-knop is geen IO-Link communicatie mogelijk.
uTeach-knop opnemen tussen ingebouwde sensor en aansluitkabel.
uInstallatiedruk constant op nul houden (parametreerbaar bereik=±3% van het meetbereik).
uGedurende >2….<10s de toets indrukken.
wAls de spanning erop staat, knippert de LED in de knop met 2Hz en wordt het nulpunt
geparametreerd (Calibrationoffset).
wBij een fout knippert de LED met 8Hz.
7.4 Analoge waarde schalen
u[ASP2 ] kiezen en drukwaarde instellen waarbij 4 mA wordt afgegeven.
u[AEP2 ] kiezen en drukwaarde instellen waarbij 20 mA wordt afgegeven.
Minimumafstand tussen ASP2 en AEP2 = 20% van het meetbereik (schaalfactor 5).
[ASP2]
[AEP2]
7.5 Standaard-maateenheid vastleggen
u[uni.P] kiezen en maateenheid vastleggen:
[bAr] / [mbar] / [MPA] / [kPA] / [PSI] / [mWS] / [inH2O]
[uni]
De selecteerbare maateenheden zijn afhankelijk van het betreffende apparaat.
7.6 Gebruikersinstellingen (optioneel)
7.6.1 Nulpuntkalibratie
u[coF] kiezen en nulpunt tussen -3%...+3% instellen. De interne meetwaarde "0" wordt met deze waarde
verschoven.
[coF]
Via het commando "COF teachen" wordt opnieuw afgesteld op nul.
Via het commando "Resetten COF" wordt [coF] gereset.
7.6.2 Demping voor de analoge uitgang vastleggen
u[dAA] kiezen en dempingsconstante (10…90% stijgingstijd) in seconden vastleggen:
Instelbereik: 0,000…4,000s
[dAA]
De demping [dAA] is alleen van invloed op de analoge uitgang / het analoge signaalverloop.
PM11 Elektronische druksensor
16
7.7 Lijst van parameters
Parameters Functie
ASP2 Analoog startpunt: Meetwaarde, waarbij 4 mA wordt uitgegeven.
AEP2 Analoog eindpunt: Meetwaarde, waarbij 20 mA wordt uitgegeven.
Minimumafstand tussen ASP en AEP= = 20% van het meetbereik.
uni Standaardmaateenheid voor systeemdruk (weergave):
[bar] / [mbar] / [MPA] / [kPA] / [PSI] / [mWS] / [inH2O]
De maateenheden zijn te selecteren afhankelijk van het betreffende apparaat.
coF Nulpuntkalibratie (Calibration offset). De interne meetwaarde (werkbereik van de sensor) wordt ver-
schoven ten opzichte van de werkelijke meetwaarde.
Instelbereik: -3…+3% van het meetbereik.
dAA Demping voor de analoge uitgang. Met deze functie kunnen drukpieken van korte duur of hoge fre-
quentie eruit worden gefilterd.
dAP Demping van de proceswaarde (betreft alleen de IO-Link-evaluatie).
Lo Geheugen voor de minimale waarde voor de systeemdruk (niet beïnvloed door de ingestelde dem-
ping).
Hi Geheugen voor de maximale waarde voor de systeemdruk (niet beïnvloed door de ingestelde dem-
ping).
7.8 Diagnosefuncties
7.8.1 Aflezen van de min-/max-waarden voor de systeemdruk
u[Hi] of [Lo] kiezen om de steeds hoogste of laagste gemeten proceswaarde weer te geven:
[Hi] = maximale waarde systeemdruk
[Lo] = minimale waarde systeemdruk
[Hi]
[Lo]
Het geheugen kan worden gereset.
Elektronische druksensor PM11
17
8 Bedrijf
Na inschakelen van de voedingsspanning en beëindiging van de inschakelvertragingstijd van ca. 0,5 s
bevindt het apparaat zich in de RUN-modus (= normale bedrijfsmodus). Het voert meet- en
analysefuncties uit en geeft uitgangssignalen overeenkomstig de ingestelde parameters.
PM11 Elektronische druksensor
18
9 Storing verhelpen
Het apparaat beschikt over omvangrijke mogelijkheden voor zelfdiagnose.
Hij bewaakt zichzelf zelfstandig tijdens het bedrijf. Waarschuwingen en foutmeldingen worden
aangegeven via IO-Link. Bij uitval van een proceswaarde blijven de andere proceswaarden
beschikbaar.
Via IO-Link zijn extra diagnosefuncties beschikbaar.
IODD interfacebeschrijving onder: www.ifm.com.
De IO-Link foutcodes vindt u in de IODD.
Type Beschrijving Gedrag uitgang Storing verhelpen
Fout Apparaat defect / werkingsfout 21,5mA Apparaat vervangen.
Fout Voedingsspanning te laag. Uit Voedingsspanning controleren.
Fout Parametrering buiten het geldige bereik. 21,5mA Parametrering herhalen.
Fout Fout drukmeting 21,5mA Drukmeting controleren. Appa-
raat vervangen.
Waarschuwing Drukbereik overschreden (≥105%MEW*). 20,5mA Drukbereik controleren.
Waarschuwing Drukbereik onderschreden (≤-5%MAW**). 3,8mA Drukbereik controleren.
*MEW = eindwaarde meetbereik.
**MAW = beginwaarde meetbereik
Elektronische druksensor PM11
19
10 Afvoer, reparatie en retourzending
uBij retourzendingen ervoor zorgen dat het apparaat vrij is van verontreinigingen, met name van
gevaarlijke en giftige stoffen.
uHet apparaat kan niet worden gerepareerd.
uHet product en de componenten na gebruik milieuvriendelijk afvoeren volgens de geldige nationale
voorschriften.
PM11 Elektronische druksensor
20
11 Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling Gebruikersinstelling
ASP2 0% MEW*
AEP2 100% MEW
uni bar / mbar
cof 0,0
dAA 0,1
dAP 0,06
MEW = eindwaarde meetbereik
* = ingesteld is de aangegeven procentwaarde van de eindwaarde meetbereik (MEW) van de
desbetreffende sensor.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

IFM PM1117 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor