IFM PI1708 Handleiding

Categorie
Mobieltjes
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
Elektronische druksensor
PI17xx
11400145 / 0004 / 2023
NL
PI17xx Elektronische druksensor
2
Inhoudsopgave
1 Inleiding ................................................................... 4
1.1 Gebruikte symbolen ..................................................... 4
2 Veiligheidsaanwijzingen ....................................................... 5
3 Gebruik volgens de voorschriften ................................................ 6
3.1 Toepassing............................................................ 6
4 Functie .................................................................... 7
4.1 IO-Link ............................................................... 7
4.2 IO-Link-eigenschappen van de sensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
4.2.1 Beschrijving IO-Link-interface.......................................... 8
4.2.2 Interne apparaattemperatuur........................................... 8
4.2.3 Teller registratie overdrukmomenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
4.2.4 Optische lokalisatie.................................................. 8
4.2.5 Event-logging ...................................................... 8
4.2.6 Bedrijfsurenteller.................................................... 8
4.2.7 Teller voor schakelcycli............................................... 9
4.3 Gedefinieerde toestand bij een storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
4.4 Bedrijfsmodi ........................................................... 9
4.4.1 2-draadsaansluiting.................................................. 9
4.4.2 3-draadsaansluiting.................................................. 9
4.5 Schakelfunctie (alleen in 3-draads-bedrijf) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
4.6 Analoge uitgang ........................................................ 10
4.7 Kalibratie door de klant................................................... 11
5 Montage Aseptoflex-Vario...................................................... 13
5.1 Toepassing in het hygiënische bereik volgens 3A . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
5.2 Toepassing in het hygiënische bereik volgens EHEDG. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
5.3 Ontluchtingsmembraan................................................... 15
5.3.1 Functie ontluchtingsmembraan......................................... 15
5.3.2 Uitlijning filterafdekking............................................... 15
5.3.3 Filterafdekking vervangen............................................. 15
6 Elektrische aansluiting ........................................................ 17
7 Bedienings- en weergave-elementen ............................................. 18
8 Menu...................................................................... 19
8.1 Menustructuur: Hoofdmenu................................................ 19
8.2 Toelichting bij het hoofdmenu.............................................. 19
8.3 Menustructuur: Niveau 2 (uitgebreide functies) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
8.4 Toelichting bij het menuniveau 2............................................ 20
8.5 Menustructuur: Niveau 3 (simulatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
8.6 Toelichting bij het menuniveau 3............................................ 21
9 Parametrering............................................................... 22
9.1 Parametrering algemeen.................................................. 22
9.2 Indicatie configureren (optioneel) ........................................... 25
9.3 Uitgangssignalen vastleggen .............................................. 26
9.3.1 Uitgangsfunctie vastleggen............................................ 26
9.3.2 Schakelgrenzen vastleggen ........................................... 26
9.3.3 Schakelgrenzen vastleggen bij vensterfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
9.3.4 Analoge waarde voor OUT2 schalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
9.4 Gebruikersinstellingen (optioneel)........................................... 27
9.4.1 Nulpuntkalibratie en aanpassing eindwaarde meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
9.4.2 Onjuist gedrag van de uitgangen vastleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
9.4.3 Vertragingstijd voor de schakeluitgangen vastleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
9.4.4 Schakellogica voor de schakeluitgangen vastleggen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.4.5 Demping voor het schakelsignaal vastleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.4.6 Demping voor het analoge signaal vastleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.5 Servicefuncties......................................................... 28
9.5.1 Aflezen van de min-/max-waarden voor systeemdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.5.2 Sensor/parameter resetten............................................ 28
Elektronische druksensor PI17xx
3
9.6 Simulatiefunctie......................................................... 29
9.6.1 Menuniveau 3 (simulatie) openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
9.7 Simulatie.............................................................. 29
9.7.1 Simulatiewaarde instellen............................................. 29
9.7.2 Simulatiewaarde instellen............................................. 29
9.7.3 Simulatie in-/uitschakelen............................................. 29
9.7.4 Aflezen van de overbelastingsmomenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
10 Bedrijf..................................................................... 31
10.1 Instelling van de parameters aflezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
10.2 Overschakelen van de weergave naar de Run-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
11 Storing verhelpen ............................................................ 32
11.1 Storing verhelpen....................................................... 32
12 Afvoer, reparatie en retourzending ............................................... 33
13 Fabrieksinstelling ............................................................ 34
PI17xx Elektronische druksensor
4
1 Inleiding
Handleiding, technische gegevens, goedkeuringen en overige informatie via de QR-code op het
apparaat/op de verpakking of op www.ifm.com.
1.1 Gebruikte symbolen
Voorwaarde
Instructie voor het uitvoeren van een handeling
Reactie, resultaat
[...] Aanduiding van toetsen, knoppen of indicaties
Verwijzing
Belangrijke aanwijzing
Bij niet-naleving van de voorschriften kunnen storingen ontstaan
Informatie
Aanvullende aanwijzing
Elektronische druksensor PI17xx
5
2 Veiligheidsaanwijzingen
Het beschreven apparaat wordt als deelcomponent in een systeem ingebouwd.
De veiligheid van het systeem is de verantwoordelijkheid van de bouwer.
De systeembouwer is verplicht een risicobeoordeling uit te voeren en van daaruit documentatie
op te stellen en mee te leveren volgens de wettelijke gestandaardiseerde eisen voor de
exploitant en de gebruiker van het systeem. Deze moet alle noodzakelijke informatie en
veiligheidsaanwijzingen bevatten voor de exploitant, gebruiker en eventueel het door de
systeembouwer geautoriseerde servicepersoneel.
Dit document voor inbedrijfstelling van het product lezen en tijdens de gebruiksduur opbergen.
Het product moet onbeperkt geschikt zijn voor de betreffende applicaties en omgevingscondities.
Het product alleen volgens de voorschriften gebruiken (Ò Gebruik volgens de voorschriften).
Het product alleen voor de goedgekeurde media gebruiken (Ò Technische gegevens).
Het niet naleven van de gebruiksaanwijzingen of de technische gegevens kan tot materiële schade
en/of persoonlijke ongevallen leiden.
Voor gevolgen door wijzigingen in het product of verkeerd gebruik door de exploitant is de fabrikant
niet aansprakelijk en biedt hij geen garantie.
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud van het product
mogen alleen door opgeleid vakkundig personeel worden uitgevoerd dat door de exploitant is
geautoriseerd.
Apparaten en kabels op een doeltreffende manier tegen beschadiging beschermen.
PI17xx Elektronische druksensor
6
3 Gebruik volgens de voorschriften
Het apparaat meet en bewaakt de systeemdruk, resp. het hydrostatische niveau en de temperatuur in
installaties.
3.1 Toepassing
Druktype: relatieve druk
Gegevens over drukvastheid en barstdruk Ò Datablad
Statische en dynamische overdrukken die de opgegeven drukvastheid overschrijden, moet door
geschikte maatregelen worden tegengegaan. De opgegeven barstdruk mag niet worden
overschreden. Al bij een kortstondige overschrijding van de barstdruk kan het apparaat worden
beschadigd. ATTENTIE: verwondingsgevaar!
Niet te gebruiken in installaties die moeten voldoen aan de criteria voor punt E9.2/ 63-04 van de
3A-norm 63-04.
De apparaten zijn bestendig tegen vacuüm. Gegevens op het datablad in acht nemen!
Elektronische druksensor PI17xx
7
4 Functie
Meetcel:
De systeemdruk wordt door een keramisch capacitief meetmembraan gemeten.
De afdichting van de keramische meetcel is vrij van elastomeren en zodoende onderhoudsvrij.
De mediumtemperatuur wordt aan de achterzijde van de keramische meetcel gemeten:
Berekeningsformule voor de nauwkeurigheid Ò Datablad
Signaaloverdracht:
Het apparaat kan in de SIO-modus (Standard Input Output) en in de IO-Link-modus worden
gebruikt. De basisbedrijfsmodus is SIO. Bij aansluiting op een IO-Link-master schakelt het
apparaat automatisch over naar de IO-Link-modus. Een handmatig omschakelen is daarom niet
noodzakelijk.
SIO-modus:
Analoog signaal drukmeetwaarde 4-20 mA (pin 2).
Schakelinformatie (pin 4).
IO-Link-modus:
• Drukmeetwaarde
• Temperatuurmeetwaarde
Over- en onderschrijding van de grenzen van het meetbereik
• Apparaatstatus
• Schakelinformatie
• Parameterinstelling
Apparaatdiagnose (events)
4.1 IO-Link
IO-Link is een wereldwijd gestandaardiseerde IO-technologie (IEC 61131-9) om met sensoren en
actoren te communiceren.
Meer informatie over IO-Link op: www.io-link.com
IO-Link biedt de volgende voordelen:
Storingsvrije overdracht van meerdere proceswaarden.
Parametrering tijdens het draaiende proces, ook als point-to-point op het bureau.
Apparaatdiagnose (events)
Dataopslag: Automatische hernieuwde parametrering bij vervanging.
Herkenning van de aangesloten apparaten.
Vrij definieerbare parameters voor de identificatie van de apparaten in de installatie.
Informatie en documentatie over de IO-Link-interface op: www.io-link.ifm
PI17xx Elektronische druksensor
8
4.2 IO-Link-eigenschappen van de sensor
4.2.1 Beschrijving IO-Link-interface
Een beschrijving van de IO-Link-interface vindt u op www.io-link.ifm
De sensor stelt de interne apparaattemperatuur als uitleesbare parameter beschikbaar voor
diagnosedoeleinden.
4.2.2 Interne apparaattemperatuur
De interne apparaattemperatuur van de sensor kan via het IO-Link-kanaal worden uitgelezen.
Meetbereik: -25...155 °C (-13...311 °F), resolutie 1 °C (1,8 °F), nauwkeurigheid +/- 5 °C (9 °F).
Gegevens over het meetbereik en de nauwkeurigheid Ò Datablad.
4.2.3 Teller registratie overdrukmomenten
Het apparaat beschikt over een teller voor registratie van de overdrukmomenten. De waarde
waarboven een druk als overdruk wordt beschouwd, kan worden ingesteld.
HPIC = teller registratie overdrukmomenten
HIPC telt hoe vaak de drempel HIPS werd overschreden.
De overschrijding moet min. 0,5 ms duren.
HIPS = drempel overdruk.
De [HIPC] kan worden gereset met het reset-commando [Reset_HIPC] en met de [Back-to-Box]. Zie:
Sensor/parameter resetten (Ò/28)
Bij een onderbreking van de voedingsspanning kunnen maximaal de momenten van de
afgelopen 10 minuten verloren gaan, omdat deze in de achtergrond worden opgeteld en nog
niet vast in het geheugen zijn overgezet.
4.2.4 Optische lokalisatie
De sensor kan via de commando's [Knipperen_aan]/[Knipperen_uit] in de installatie worden
gelokaliseerd. Bij gebruik van het commando knipperen de LED's van de schakeltoestand en het
apparaatdisplay toont [IO-L].
4.2.5 Event-logging
Met IO-Link beschikt de sensor over twee logging-mechanismen:
Event History (parameter [Event_History])
Event Counter (parameter [Event_Counter])
In de Event History worden de laatste 20 opgetreden events vastgelegd. Zolang er geen event is
opgetreden, verschijnt in deze lijst de waarde [NoEvent] of [0].
Aan de hand van de Event Counters (begrensd tot 232 gebeurtenissen) kan worden uitgelezen hoe
vaak een specifiek event bij de sensor is opgetreden.
De Event Counter en de Event History kunnen worden gereset met behulp van de IO-Link-opdrachten
[RESET_EVENT_HISTROY], [RESET_EVENT_COUTER] en [Back-to-Box].
Zie: Sensor/parameter resetten (Ò/28)
4.2.6 Bedrijfsurenteller
In de parameter [operating_hours] worden de uren geteld waarin de sensor actief was (kan niet
worden gereset).
Elektronische druksensor PI17xx
9
4.2.7 Teller voor schakelcycli
De sensor telt de schakelcycli bij uitgang 1 en uitgang 2 in de parameter [OUT_Counter] en slaat deze
waarden elke volle 60 minuten op.
Deze parameter kan worden gereset met [Reset_to_zero] of met [Back to Box].
Zie: Sensor/parameter resetten (Ò/28)
4.3 Gedefinieerde toestand bij een storing
Wordt een apparaatfout herkend, gaat de analoge uitgang in een gedefinieerde toestand (= 21,5 mA).
Bij foutsignalering (= 21,5 mA)
uParameters via IO-Link uitlezen of contact opnemen met de fabrikant.
4.4 Bedrijfsmodi
De bedrijfsmodus wordt bepaald door de bekabeling (Ò Elektrische aansluiting) en automatisch
herkend door het apparaat.
4.4.1 2-draadsaansluiting
OUT2 (pen 2) Drukproportioneel analoog signaal 4…20 mA of 20…4 mA.
4.4.2 3-draadsaansluiting
OUT1 (pen 4) 2 mogelijkheden (automatische omzetting)
Schakelsignaal voor drukgrenswaarde
Communicatie via IO-Link
OUT2 (pen 2) 3 mogelijkheden (handmatige omzetting in het menu)
Schakelsignaal voor drukgrenswaarde
Drukproportioneel analoog signaal 4…20 mA
Drukproportioneel analoog signaal 20…4 mA
4.5 Schakelfunctie (alleen in 3-draads-bedrijf)
OUTx wijzigt zijn schakeltoestand bij het over- of onderschrijden van de ingestelde schakelgrenzen
(SPx, rPx). Hierbij kunnen volgende schakelfuncties worden gekozen:
Hysteresefunctie / maakcontact: [OUx] = [Hno] (Ò Afbeelding hysteresefunctie).
Hysteresefunctie / verbreekcontact: [OUx] = [Hnc] (Ò Afbeelding hysteresefunctie).
Eerst wordt het schakelpunt (SPx) vastgelegd, dan op de gewenste afstand het terugschakelpunt
(rPX).
Vensterfunctie / maakcontact: [OUx] = [Fno] (Ò Afbeelding vensterfunctie).
Vensterfunctie / verbreekcontact: [OUx] = [Fnc] (Ò Afbeelding vensterfunctie)
De breedte van het venster is instelbaar door de afstand van SPx naar rPx. SPx = bovenste
waarde, rPx = onderste waarde.
PI17xx Elektronische druksensor
10
Afb.1: Hysteresefunctie
SP
rP
Afb.2: Vensterfunctie
P = Systeemdruk
HY = Hysterese
FE = Venster
4.6 Analoge uitgang
Het apparaat geeft een analoog signaal af, dat proportioneel is aan de druk. Binnen het meetbereik
ligt het analoge signaal bij 4...20 mA. Het meetbereik is schaalbaar:
[ASP2] bepaalt bij welke meetwaarde het uitgangssignaal 4 mA bedraagt.
[AEP2] bepaalt bij welke meetwaarde het uitgangssignaal 20 mA bedraagt.
Minimumafstand tussen [ ASP2 ] en [ AEP2 ] = 20% van de eindwaarde meetbereik.
Ligt de meetwaarde buiten het meetbereik of is er een interne fout, dan wordt het stroomsignaal
verzonden dat in de volgende afbeelding staat aangegeven. Het analoge signaal voor de storing is
instelbaar:
[FOU] = On bepaalt dat het analoge signaal bij een storing naar de maximale waarde gaat (21,5
mA).
Elektronische druksensor PI17xx
11
MEWMAW AEPASP
P -1,25 0 100 103,13
4
3,8
20
20,5
21,5
[mA]
FOU=On
1
2
4
UL OL
3
[% MEW]
Afb.3: Uitgangskarakteristiek analoge uitgang volgens Namur
1: Analoog signaal
2: Meetwaarde (in geconfigureerde eenheid)
3: Meetbereik (uitleveringstoestand)
4: Schaalbaar meetbereik
P: Druk
MAW: Beginwaarde meetbereik bij niet-schaalbaar meetbereik.
MEW: Eindwaarde meetbereik bij niet- schaalbaar meetbereik
ASP: Analoog startpunt bij geschaald meetbereik
AEP: Analoog eindpunt bij geschaald meetbereik
UL: Weergavebereik onderschreden
OL: Weergavebereik overschreden
FOU: Uitgangsgedrag bij een storing
4.7 Kalibratie door de klant
De kalibratie door de klant verandert de meetwaardecurve ten opzichte van de werkelijke
meetwaarden (nulpuntkalibratie en stijgingscorrectie). Daarbij de volgende volgorde in acht nemen:
uNulpuntkalibratie [coF] in het bereik -5%....+5% van de eindwaarde meetbereik (MEW) uitvoeren.
uKalibratiefactor [CGA] in het bereik -5%....+5% van de eindwaarde meetbereik (MEW) uitvoeren.
De vorige nulpuntkalibratie blijft bestaan.
Voorbeeld: Verandering nulpunt [coF]
105 % MEW
100 % MEW
95 % MEW
MEW D
AV1
V0
V2
A: Uitgangssignaal
D: Druk
MEW: Eindwaarde meetbereik
V0: Meetwaardecurve bij fabrieksinstelling
V1,
V2:
Gewijzigde meetwaardecurve
Voorbeeld: Verandering stijging [CGA]
PI17xx Elektronische druksensor
12
105 % MEW
100 % MEW
95 % MEW
MEW D
AV1
V0
V2
A: Uitgangssignaal
D: Druk
MEW: Eindwaarde meetbereik
V0: Meetwaardecurve bij fabrieksinstelling
V1,
V2:
Gewijzigde meetwaardecurve
De verandering in stijging wordt aangegeven in procenten.
uAnaloge start [ASP] en [AEP] handmatig of via teach-functie invoeren.
Worden de stijging [CGA] en de offset [coF] gewijzigd, dan worden daardoor de [ASP] en de
[AEP] beïnvloed.
Elektronische druksensor PI17xx
13
5 Montage Aseptoflex-Vario
Voor in- en uitbouw van het apparaat: Zorg er voor dat de installatie drukloos is en er zich geen
medium in de leiding of tank bevindt.
uHoud rekening met gevaren die verbonden kunnen zijn met installatie- en mediatemperaturen.
Informatie over beschikbare adapters op: www.ifm.com
uHandleiding van de adapter in acht nemen.
uGebruik een goedgekeurde smeerpasta die geschikt is voor de toepassing.
uSensor met de procesadapter in de procesaansluiting aanbrengen.
uMet een steeksleutel aandraaien: aandraaimoment 35 Nm.
Verder draaien kan van invloed zijn op de afdichting.
De procesadapter kan worden aangepast aan verschillende procesaansluitingen.
De volgende mogelijkheden zijn mogelijk:
1: Montage door procesadapter met afdichtring (hygiëneconform volgens 3A en EHEDG)
Bestelnr. E332xx / E333xx.
uVoor het naleven van de hygiëne-eisen een procesadapter met lekkageboorgat gebruiken.
De adapters worden geleverd met een EPDM-O-ring (bestelnr. E30054).
Overige afdichtringen zijn als toebehoren leverbaar:
FKM-O-ring (bestelnr. E30123)
PEEK-afdichtring (bestelnr. E30124). De PEEK-afdichtring is stabiel gedurende een lange periode
en onderhoudsvrij.
uBij verwisselen van de PEEK-afdichtring of bij vervanging van de PEEK-afdichtring door een O-ring
moet ook de procesadapter worden vervangen door een nieuw, gelijkwaardig type.
2: Montage door inlasadapter met afdichtring (hygiëneconform volgens 3A en EHEDG)
uVoor het naleven van de hygiëne-eisen een procesadapter met lekkageboorgat gebruiken.
uLet erop dat de procesadapter bij het inlassen niet vervormd. Inlasdoorn E30452 gebruiken.
uDe afdichtkant mag ook bij oppervlaktebehandeling achteraf op geen enkele wijze worden
beïnvloed. (Ò Gebruiksaanwijzing adapter).
De adapter wordt geleverd met een EPDM-O-ring (bestelnr. E30054).
Een verdere afdichtring is als toebehoren leverbaar:
FKM-O-ring (bestelnr. E30123).
3: Montage door procesadapter met hygiënische metaal-op-metaal-afdichting
Bestelnr. E337xx / E338xx
Een langdurig stabiele, onderhoudsvrije en naadloze afdichting bij metaal-op-metaal-afdichting
is alleen mogelijk bij eenmalige montage.
uMoet de afdichtlocatie meerdere malen worden gemonteerd, moet een nieuwe adapter worden
gebruikt.
4: Montage aan G 1-flens / G 1-mof
De sensor wordt door de aan de achter zijde geplaatste afdichtring bij de procesaansluiting afgedicht.
PI17xx Elektronische druksensor
14
uHet afdichtvlak bij de flens/mof moet vlak zijn ten opzichte van het boorgat en een
oppervlaktekwaliteit van minimaal Rz = 6,3 hebben (DIN EN ISO 1179-1 in acht nemen).
5.1 Toepassing in het hygiënische bereik volgens 3A
Voor apparaten met 3A-goedkeuring geldt:
uvoor de procesaansluiting alleen adapter met 3A-goedkeuring
gebruiken.
uHet apparaat mag niet op het diepste punt van de pijpleiding of
de tank (positie 5) worden ingebouwd, zodat het medium uit het
gedeelte van het meetelement kan wegstromen.
5.2 Toepassing in het hygiënische bereik volgens EHEDG
Indien lasadapters worden gebruikt, moet het voedselcontactoppervlak glad zijn
(oppervlakteruwheid Ra < 0,8 µm) en moet het lassen plaatsvinden volgens EHEDG-richtlijn 9
en 35.
Het apparaat moet bij overeenkomstige installatie geschikt zijn voor CIP (cleaning in place).
uToepassingsgrenzen (temperatuur- en materiaalbestendigheid) volgens datablad in acht
nemen.
uLet op de EHEDG-conforme inbouw van het apparaat in de installatie.
uZelflegende installatie gebruiken.
uAlleen EHEDG-goedgekeurde procesadapters met noodzakelijke, speciale afdichtingen gebruiken
volgens EHEDG-document.
De afdichting van het systeem mag geen contact maken met de afdichting van de sensor.
uBij tankinbouw moet de inbouw vlakverzonken zijn, of moet de reiniging door rechtstreeks inspuiten
verzekerd zijn. Dode ruimtes moeten bereikbaar zijn.
uLekkageboorgaten goed zichtbaar en bij verticale leidingen naar beneden gericht installeren.
1
L
D
1: Lekkageboorgat
uTer vermijding van de dode ruimtes de afmetingen in acht
nemen:
L < D
Elektronische druksensor PI17xx
15
5.3 Ontluchtingsmembraan
5.3.1 Functie ontluchtingsmembraan
Het ontluchtingsmembraan borgt de relatieve drukmeting doordat barometrische en
temperatuurgerelateerde drukveranderingen in de meetcel ten opzichte van de omgeving worden
gecompenseerd.
Het ontluchtingsmembraan wordt door een geschroefde filterafdekking met omlopende boorgaten
beschermd tegen beschadigingen.
Voor een probleemloze werking van het ontluchtingsmembraan het volgende in acht nemen:
uvervuilingen en reinigingsmiddelen onmiddellijk met veel kalkarm spoelwater afspoelen.
Bevindt de sensor zich vanwege het proces in een afkoelfase:
uHet ontluchtingsmembraan niet met vloeistof belasten om een onderdruk in het
meetsysteem (met een dan licht vervalste meetwaarde) en een extra belasting van het
ontluchtingsmembraan te vermijden.
5.3.2 Uitlijning filterafdekking
Inbouwsituatie zo kiezen dat de filterafdekking horizontaal staat en het condensaat door de
zwaartekracht kan wegvloeien.
3
1
2
uIdeale uitlijning (1):
De filterafdekking bevindt zich in een horizontale positie.
wHet ontluchtingsmembraan (2) in de filterafdekking staat
loodrecht.
uMaximale schuinstand van de filterafdekking: 30° (3)
5.3.3 Filterafdekking vervangen
(1) Vervanging van de filterafdekking incl. ontluchtingsmembraan (E30483).
Bij lastige omgevingscondities of een inbouwsituatie die niet voldoet aan de ideale uitlijning (1), kan
het volgende toebehoren worden gebruikt ter bescherming van het ontluchtingsmembraan:
(2) Vervanging van de filterafdekking door een gesloten variant (E30148)*.
(3) Vervanging van de filterafdekking door een variant met slangnippel en ontluchtingsslang die in een beschermde en droge
ruimte eindigt (E30139).
(4) Toebehorenset (E30467) met geïntegreerd vervangingsmembraan (ontluchtingsmembraan). Aanbevolen bij chemisch
veeleisende toepassingen in de buitenreiniging. Functie: (Ò Montagehandleiding E30467).
PI17xx Elektronische druksensor
16
2
3
4
1
uVervuiling en vocht tijdens de vervanging vermijden.
uSchroefdraad voorzichtig en volledig reinigen.
uLijmvlak voor het membraan bij de sensor niet beschadigen.
uUitlijning filterafdekking in acht nemen (Ò Montagehandleidingen E30139 / E30467).
*Bij gebruik van de gesloten filterafdekking kan de druk van de meetcel niet meer worden
gecompenseerd. Daarom meetafwijkingen mogelijk door:
Schommelingen van de atmosferische druk.
Schommelingen van de interne apparaatdruk bij temperatuurveranderingen.
Elektronische druksensor PI17xx
17
6 Elektrische aansluiting
Het apparaat mag uitsluitend door een elektromonteur worden geïnstalleerd.
Houdt u zich aan de nationale en internationale voorschriften voor het opzetten van
elektrotechnische installaties.
Het stroomcircuit van het apparaat is door functie-isolatie geïsoleerd van aanraakbare
onderdelen.
Voedingsspanning SELV, PELV conform het technische datablad.
uInstallatie spanningsvrij schakelen.
uApparaat op de onderstaande wijze aansluiten:
43
2 1
1 BN
2 WH OUT2
L+
1
L
1 BN
2 WH
4 BK
3 BU
OUT1
OUT2
L+
2
1: 2-draads-bedrijf
2: 3-draads-bedrijf
Pen Aderkleuren
1: BN bruin
2: WH wit
3: BU blauw
4: BK zwart
OUT1: Schakeluitgang of IO-Link
OUT2: Schakeluitgang of analoge uitgang
Kleurcodering volgens DIN EN 60947-5-2
Voorbeeldschakelingen:
1
L
1
BN
2
WH
4
BK
3
BU
2
L
1
BN
2
WH
4
BK
3
BU
4
L
1
BN
4
BK
2
WH
3
BU
3
L
1
BN
2
WH
4
BK
3
BU
1: 2 x p-schakelend
2: 2 x n-schakelend
3: 1 x p-schakelend / 1 x analoog
4: 1 x n-schakelend / 1 x analoog
PI17xx Elektronische druksensor
18
7 Bedienings- en weergave-elementen
321
9 10
4 5 6 7 8
12
11
1 tot 8: Indicator-LED's
LED 1– 6 Maateenheid van de proceswaarde druk (pin bezetting is apparaatspecifiek).
led 7 Schakeltoestand OUT2 (brandt wanneer uitgang 2 doorgeschakeld is).
led 8 Schakeltoestand OUT1 (brandt wanneer uitgang 1 doorgeschakeld is).
9: Knop (Enter)
Selectie van de parameters en bevestiging van de parameterwaarden
10 tot 11: Pijltoetsen omhoog [▲] en omlaag [▼]
Instellen van de parameterwaarden (continu door permanent indrukken; stapsgewijs door één keer indrukken).
Beëindiging van de invoer of terugspringen in het menu: [▲] + [▼] tegelijkertijd indrukken.
12: Alfanumerieke indicatie, 4 tekens
Weergave: Actueel gemeten systeemdruk
Weergave: Parameters en parameterwaarden
Elektronische druksensor PI17xx
19
8 Menu
8.1 Menustructuur: Hoofdmenu
1
RUN
rP1
SP2
rP2
tcoF ....
tASP ....
tAEP ....
FH1
FL1
FH2
FL2
ASP2
AEP2
EF
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
SP1 1000 1000
900 900
1000 1000
900 900 1000
0
9.05
1
1: Overgang naar menuniveau 2 (uitgebreide functies).
Grijs gekleurde menupunten zijn actief afhankelijk van de configuratie van de uitgang.
8.2 Toelichting bij het hoofdmenu
SPx / rPx* Hysteresefunctie: Bovenste/onderste grenswaarde voor systeemdruk, waarbij OUTx schakelt.
Voorwaarde: Instelling OUTx is [Hno] of [Hnc].
FHx / FLx* Vensterfunctie: Bovenste/onderste grenswaarde voor systeemdruk, waarbij OUTx schakelt.
Voorwaarde: Instelling OUTx is [Fno] of [Fnc].
ASP2 Analoog startpunt voor systeemdruk: Meetwaarde, waarbij 4 mA (20 mA) wordt uitgegeven. Voorwaarde:
Instelling OUT2 is [I] of ([InEG]).
AEP2 Analoog eindpunt voor systeemdruk: Meetwaarde, waarbij 20 mA (4 mA) wordt uitgegeven. Voorwaarde: In-
stelling OUT2 is [I] of ([InEG]).
tcoF Nulpuntkalibratie teachen.
tASP Analoog startpunt voor systeemdruk teachen: Meetwaarde vastleggen waarbij 4 mA uitgevoerd wordt
(20 mA bij [OU2] = [InEG]).
tAEP Analoog eindpunt voor systeemdruk teachen: Meetwaarde vastleggen waarbij 20 mA uitgevoerd wordt
(4 mA bij [OU2] = [InEG]).
EF Uitgebreide functies / openen van het menuniveau 2.
* Menupunten in het 2-draads-bedrijf niet actief
PI17xx Elektronische druksensor
20
8.3 Menustructuur: Niveau 2 (uitgebreide functies)
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
1
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
12
rES
ou1
ou2
dS1
dr1
dS2
dr2
uni.P
P-n
Hi.P
Lo.P
FOU1
FOU2
dAP
dAA
coF
CGA
diS
SIM
APPL
Hno
I
0.0
0.0
0.0
0.0
bAr
PnP
900
0.00
On
On
0.06
0.03
0.00
d2
0
1: Overgang naar het hoofdmenu; 2: Overgang naar menuniveau 3 (simulatie).
Grijs gekleurde menupunten zijn in het 2-draadsaansluiting niet actief.
8.4 Toelichting bij het menuniveau 2
rES Fabrieksinstelling terugzetten.
[APPL] = reset van de applicatie
[btb] = Back to Box
Zie: Sensor/parameter resetten (Ò/28)
ou1* Uitgangsfunctie voor OUT1:
Schakelsignaal voor de drukgrenswaarden: Hysteresefunctie [H ..] of vensterfunctie [F ..], elk
maakcontact [. no] of verbreekcontact [. nc], uitgang uit [Off].
ou2 Uitgangsfunctie voor OUT2:
Schakelsignaal voor de drukgrenswaarden: Hysteresefunctie [H ..] of vensterfunctie [F ..], elk
maakcontact [. no] of verbreekcontact [. nc], uitgang uit [Off].
Analoog signaal voor de actuele systeemdruk: 4...20mA [I].
dS1 / dS2* Schakelvertraging voor OUT1 / OUT2.
dr1 / dr2* Terugschakelvertraging voor OUT1 / OUT2.
uni.P Standaardmaateenheid voor systeemdruk (weergave):
[bAr] / [mbar] / [MPA] / [kPA] / [PSI] / [inHG] / [iH2O] / [mmWS].
P-n* Schakellogica van de uitgangen: pnp / npn.
Hi.P Maximumwaardegeheugen voor systeemdruk.
Lo.P Minimumwaardegeheugen voor systeemdruk.
FOU1* Gedrag van uitgang 1 in het geval van een interne fout.
FOU2 Gedrag van uitgang 2 in het geval van een interne fout.
dAP Demping van het schakelpunt/procesdatastroom (IO-Link-communicatie) en de weergave (Τ63**).
dAA Demping van de analoge uitgang. Voorwaarde: Instelling OUT2 is [I] (T63**).
coF Nulpuntkalibratie tussen: -5%...+5% van de MEW.
Elektronische druksensor PI17xx
21
CGA Aanpassing eindwaarde meetbereik tussen: -5%...+5% van de MEW.
diS Vernieuwingssnelheid en oriëntatie van de indicatie
SIM Openen van het submenu SIM (simulatie)
* Menupunten in het 2-draads-bedrijf niet actief
** Tijdconstante tau
8.5 Menustructuur: Niveau 3 (simulatie)
E
E
E
E
E
E
2
2
S.PRS
S.Tim
S.On
----
3
OFF
2: Overgang naar menuniveau 2 (uitgebreide functies).
8.6 Toelichting bij het menuniveau 3
S.PRS Simulatie van een druk/fouttoestand
S.Tim Simulatieduur 1...60 min
S.On Simulatie start/stop
De simulatie wordt onderbroken door het indrukken van de knop [Enter].
PI17xx Elektronische druksensor
22
9 Parametrering
Tijdens het parametreren blijft het apparaat in de bedrijfsmodus. Het voert zijn bewakingsfuncties met
de bestaande parameters verder uit tot de parametrering is afgelopen.
9.1 Parametrering algemeen
Elke parameterinstelling vereist 3 stappen:
1: Parameter selecteren
SP1
rP1
u[Enter] indrukken, om in het menu te komen.
u[▲] of [▼] indrukken tot de gewenste parameter wordt weergegeven.
2: Parameterwaarde instellen
100
120
u[Enter] indrukken, om de geselecteerde parameter te bewerken.
u[▲] of [▼] minimaal 1s indrukken.
wNa 1 s: Instelwaarde wordt veranderd:
Stapsgewijs door één keer drukken of doorlopend door permanent indrukken.
Getalwaarden worden continu verhoogd met [▲] of verlaagd met [▼].
3: Parameterwaarde bevestigen
Elektronische druksensor PI17xx
23
SP1
uKort op [Enter] drukken.
wDe parameter wordt opnieuw weergegeven. De nieuwe instelwaarde is opgeslagen.
Bijkomende parameters instellen:
u[▲] of [▼] indrukken tot de gewenste parameter wordt weergegeven.
Parametrering beëindigen:
uZo vaak op [▲] of [▼] drukken tot de actuele meetwaarde wordt weergegeven of 30 s wachten.
wDe sensor keert terug in de weergave van de proceswaarden.
Wordt [C.Loc] weergeven bij een poging een parameterwaarde te veranderen, dan is een
parametreer proces via de IO-Link-communicatie actief (tijdelijke blokkering).
Word [S.Loc] weergegeven, is de sensor via de software permanent vergrendeld. Deze
vergrendeling kan alleen met een parametreringssoftware worden opgeheven.
Wissel van menuniveau 1 naar menuniveau 2
SP1
EF
u[Enter] indrukken, om in het menu te komen.
u[▲] of [▼] indrukken tot [EF] wordt weergegeven.
PI17xx Elektronische druksensor
24
rES
u[Enter] indrukken.
wDe eerste parameter van het submenu wordt weergegeven (hier [rES]).
wVerder gaan met [▼].
Vergrendelen/ontgrendelen
Het apparaat kan elektronisch worden vergrendeld, om te voorkomen dat er onbedoeld onjuiste
waarden worden ingevoerd.
Vergrendelen:
Loc
10 s
uControleren of het apparaat in de normale bedrijfsmodus is.
u[▲] + [▼] tegelijkertijd 10s indrukken.
w[Loc] wordt weergegeven.
[Loc] wordt kort weergegeven als geprobeerd wordt om parameterwaarden te wijzigen.
Ontgrendelen:
uLoc
10 s
u[▲] + [▼] tegelijkertijd 10s indrukken.
w[uLoc] wordt weergegeven.
Timeout:
Wordt tijdens de instelling van een parameter 30 s lang op geen enkele toets gedrukt, dan gaat het
apparaat met onveranderde waarde weer terug naar de bedrijfsmodus.
Elektronische druksensor PI17xx
25
Parameters verlaten, zonder de instellingen over te nemen:
u[▲] + [▼] tegelijkertijd indrukken.
wTerugkeer naar het menuniveau.
Menu-niveau verlaten:
u[▲] + [▼] tegelijkertijd indrukken.
wMenu-niveau 2 schakelt over naar niveau 1
of
Niveau 1 schakelt over naar het display.
In het 2-draadsaansluiting zijn de betreffende menupunten niet actief die betrekking hebben op
schakelfuncties (Ò Menustructuur), bovendien kunnen bij een aantal menupunten de
betreffende parameterwaarden niet worden geselecteerd, omdat ze betrekking hebben op
schakelfuncties.
9.2 Indicatie configureren (optioneel)
Moet de maateenheid [uni.P] gewijzigd worden, dan moet dat voor de instelling van de andere
parameters worden gedaan, om interne afrondingsafwijkingen door het omzetten van eenheden
te vermijden.
u[uni.P] kiezen en maateenheid vastleggen:
[bAr], [mbAr], [MPA], [kPA].
[psi] (afhankelijk van het apparaat).
[InHO] (afhankelijk van het apparaat).
[mWS] (afhankelijk van het apparaat).
[mmWS] (afhankelijk van het apparaat).
[uni.P]
Selecteerbare maateenheden → datablad.
Uni.P is alleen van invloed op het sensordisplay. De IO-Link-proceswaarde blijft onaangetast.
PI17xx Elektronische druksensor
26
u[diS] kiezen en de vernieuwingssnelheid en oriëntatie van de weergave vastleggen:
[d1]: actualisering meetwaarde om de 50 ms.
[d2]: actualisering meetwaarde om de 200 ms.
[d3]: actualisering meetwaarde om de 600 ms.
[rd1], [rd2], [rd3]: indicatie zoals d1, d2, d3; 180 gedraaid.
OFF = de meetwaardeweergave is in de RUN-modus uitgeschakeld.
Door op een van de toetsen te drukken, wordt 30 s lang de actuele meetwaarde weergegeven. Nog-
maals indrukken van [Enter] opent de displaymodus. De leds blijven ook bij uitgeschakelde weergave
actief. Foutmeldingen worden ook bij uitgeschakeld display getoond.
[diS]
9.3 Uitgangssignalen vastleggen
9.3.1 Uitgangsfunctie vastleggen
u[OU1] kiezen en schakelfunctie instellen:
[Hno] = hysteresefunctie/maakcontact.
[Hnc] = hysteresefunctie/verbreekcontact.
[Fno] = vensterfunctie/maakcontact.
[Fnc] = vensterfunctie/verbreekcontact.
[Off] = uitgang uit.
[OU1]
u[OU2] kiezen en de functie instellen:\
[Hno] = hysteresefunctie/maakcontact.
[Hnc] = hysteresefunctie/verbreekcontact.
[Fno] = vensterfunctie/maakcontact.
[Fnc] = vensterfunctie/verbreekcontact.
[I] = drukproportioneel stroomsignaal 4…20 mA.
[InEG] = drukproportioneel stroomsignaal 20…4 mA.
[Off] = uitgang uit.
[OU2]
9.3.2 Schakelgrenzen vastleggen
u[SP1] / [SP2] kiezen en waarde instellen waarbij de uitgang schakelt. [SP1]
[SP2]
u[rP1] / [rP2] kiezen en waarde instellen waarbij de uitgang schakelt.
rPx is altijd kleiner dan SPx. Er kunnen alleen waarden worden ingevoerd die onder de waarde voor
SPx liggen.
[rP1]
[rP2]
9.3.3 Schakelgrenzen vastleggen bij vensterfunctie
u[ou1] / [ou2] moet als [Fno] of [Fnc] ingesteld zijn.
u[FHx] kiezen en bovenste grenswaarde instellen.
[FH1]
[FH2]
u[FLx] kiezen en de onderste grenswaarde instellen.
FLx is altijd kleiner dan FHx. Er kunnen alleen waarden worden ingevoerd die onder de waarde voor
FHx liggen.
[FL1]
[FL2]
9.3.4 Analoge waarde voor OUT2 schalen
uDe gewenste minimale systeemdruk in de installatie instellen en constant houden.
u[tASP] met [Enter] selecteren.
u[▲] of [▼] indrukken tot [----] wordt weergegeven.
u[----] met [Enter] bevestigen.
wDe actuele druk is als startwaarde voor het analoge signaal vastgelegd.
[tASP]
Elektronische druksensor PI17xx
27
uDe gewenste maximale systeemdruk in de installatie instellen en constant houden.
u[tAEP] met [Enter] selecteren.
u[▲] of [▼] indrukken tot [----] wordt weergegeven.
u[----] met [Enter] bevestigen.
wDe actuele systeemdruk is als eindwaarde voor het analoge signaal vastgelegd.
[tAEP]
ASP/AEP kan alleen binnen vastgelegde grenzen worden geteacht (Ò Instelbereiken). Wordt bij een
ongeldige drukwaarde geteacht, wordt afwisselend [Fail] en [UL] gedurende 30 s aangegeven. De tijd
kan tijdens het indrukken van een toets worden afgebroken, de ASP-waarde/AEP-waarde wordt in dat
geval niet veranderd.
Alternatief:
u[ASP] kiezen en meetwaarde instellen waarbij 4 mA wordt weergegeven (20 mA bij [OU2] =
[InEG]).
u[AEP] kiezen en meetwaarde instellen waarbij 20 mA wordt weergegeven (4 mA bij [OU2] =
[InEG]).
Minimumafstand tussen ASP en AEP = 20% van de meetbereikeindwaarde (Turn-Down 1:5).
[ASP]
[AEP]
9.4 Gebruikersinstellingen (optioneel)
9.4.1 Nulpuntkalibratie en aanpassing eindwaarde meetbereik
u[coF] kiezen en nulpunt tussen -5%... +5% instellen. De interne meetwaarde "0" wordt met deze
waarde verschoven.
[coF]
Alternatief: Automatische aanpassing van de offset in het bereik 0 bar ±5%.
ucontroleren of de installatie drukvrij is.
uOp [Enter] drukken tot [tCOF] verschijnt.
u[▲] of [▼] indrukken en ingedrukt houden.
wDe actuele offsetwaarde (in %) wordt kortstondig knipperend weergegeven.
wDe actuele systeemdruk wordt weergegeven.
u[▲] of [▼] loslaten.
uKort op [Enter] drukken (= bevestiging van de nieuwe offsetwaarde).
[tcoF]
u[CGA] kiezen en eindwaarde meetbereik tussen -5 %...+5% instellen. De interne eindwaarde
meetbereik "MEW" wordt met deze waarde verschoven.
[CGA]
9.4.2 Onjuist gedrag van de uitgangen vastleggen
u[FOU1] kiezen en waarde vastleggen:
[On]= uitgang 1 schakelt in geval van storing IN.
[OFF] = uitgang 1 schakelt in geval van storing UIT.
u[FOU2] kiezen en waarde vastleggen:
[On] = uitgang2 schakelt in geval van storing IN, het analoge signaal gaat naar de bovenste
aanslagwaarde.
[OFF] = uitgang2 schakelt in geval van storing UIT, het analoge signaal gaat naar de onderste
aanslagwaarde.
[FOU1]
[FOU2]
9.4.3 Vertragingstijd voor de schakeluitgangen vastleggen
dS1] / [dS2] = inschakelvertraging voor OUT1 / OUT2.
[dr1] / [dr2] = uitschakelvertraging voor OUT1 / OUT2.
u[dS1], [dS2], [dr1] of [dr2] kiezen en waarde tussen 0,1 en 50 s instellen (bij 0,0 is de
vertragingstijd niet actief).
[dS1]
[dr1]
[dS2]
[dr2]
PI17xx Elektronische druksensor
28
9.4.4 Schakellogica voor de schakeluitgangen vastleggen
u[P-n] kiezen en [PnP] of [nPn] instellen. [P-n]
9.4.5 Demping voor het schakelsignaal vastleggen
u[dAP] kiezen en waarde tussen 0,00…99,99 s instellen; (bij 0,00 is [dAP] niet actief).
dAP-waarde = reactietijd tussen drukwijziging en wijziging van de schakeltoegang in seconden.
[dAP] beïnvloedt de schakelfrequentie: fmax = 1 ÷ 2dAP.
[dAP] werkt ook op de indicatie (Τ63*).
[dAP]
* Tijdconstante tau
9.4.6 Demping voor het analoge signaal vastleggen
u[dAA] kiezen en waarde tussen 0,01…99,99 s instellen; (bij 0,00 is [dAA] niet actief).
dAA-waarde = reactietijd tussen drukwijziging en wijziging van het analoge signaal in seconden
(Τ63*).
[dAA]
* Tijdconstante tau
9.5 Servicefuncties
9.5.1 Aflezen van de min-/max-waarden voor systeemdruk
u[Hi.P] of [Lo.P] selecteren en kort op [▲] of [▼] drukken.
[Hi.P] = maximale waarde, [Lo.P] = minimale waarde.
Geheugen wissen:
u[Hi.P] of [Lo.P] selecteren.
u[▲] of [▼] indrukken en ingedrukt houden, tot [----] wordt weergegeven.
uKort op [Enter] drukken.
[Hi.P]
[Lo.P]
9.5.2 Sensor/parameter resetten
Gebruik een van de volgende mogelijkheden wanneer [rES] zonder uitvoering moet worden
verlaten:
u30 seconden wachten.
u[▲] en [▼] tegelijkertijd indrukken.
uVoeding onderbreken
uVoor uitvoering van [rES] de sensorinstellingen noteren.
u[rES] selecteren en [Enter] indrukken.
u[▲] of [▼] indrukken.
uVertragingsfunctie = weergave knippert.
uNa de vertragingsfunctie met [▲] of [▼] tussen [APPL] en [btb] selecteren.
[APPL] = reset van de applicatie
[btb] = Back to Box
u[Enter] indrukken.
w[----] de reset wordt uitgevoerd.
[rES]
Reset van de applicatie [APPL]:
De reset van de applicatie zet alle sensor- en uitgangsgerelateerde parameters terug.
[APPL]
Elektronische druksensor PI17xx
29
Bij geactiveerde IO-Link-dataopslag wist dit meteen een parameterupdate in de master.
Back to Box [btb]:
Met Back to Box-reset worden tevens alle schrijfbare apparaatidentificatieparameters gereset zoals
de ApplikationSpecificTag.
[btb]
Na de reset schakelt de sensor de communicatie en de meetfunctie uit tot de
spanningsonderbreking. De IO-Link-dataopslag wordt niet geactiveerd.
9.6 Simulatiefunctie
9.6.1 Menuniveau 3 (simulatie) openen
uIn het menuniveau 2 (uitgebreide functies) met [▲] of [▼] de parameter [SIM] selecteren.
u[Enter] indrukken (= menuniveau 3 openen).
wSimulatieparameters zijn selecteerbaar.
[SIM]
9.7 Simulatie
9.7.1 Simulatiewaarde instellen
u[S.PRS] selecteren.
uDe te simuleren proceswaarde instellen.
[Getalswaarde] = druk (afhankelijk van de basisinstelling).
[OL] = Detectiebereik overschreden.
[UL] = Detectiebereik onderschreden.
[Err] = Elektronicafout herkend.
u[Enter] indrukken.
[S.PRS]
9.7.2 Simulatiewaarde instellen
u[S.Tim] selecteren.
uTijdvak voor simulatie instellen.
u[Enter] indrukken.
Instelbereik: 1, 2, 3, 4, 5, 10, 15, 20, 30, 45, 60min.
Fabrieksinstelling: 3min.
[S.Tim]
9.7.3 Simulatie in-/uitschakelen
u[S.On] selecteren en instellen:
[OFF] = Simulatie uit
[On] = Simulatie aan
u[Enter] indrukken om de simulatie te starten
[S.On]
De simulatie loopt tot opnieuw op [Enter] wordt gedrukt of de tijd afloopt die via [STim] is
ingesteld. Tijdens de simulatie wordt [SIM] elke 3 s weergegeven.
Na einde van de simulatie schakelt het apparaat weer over naar de parameter [S.On] en intern
gaat het apparaat weer in de bedrijfsmodus (en de overdracht van proceswaarden). Na nog
eens 30 s schakelt het display weer over naar de weergave van de proceswaarde.
PI17xx Elektronische druksensor
30
Wordt de simulatie via IO-Link gestart, kan deze alleen via IO-Link weer worden beëindigd.
Tijdens een poging om de simulatie via de bedieningstoetsen te beëindigen, wordt C.Loc
weergegeven.
9.7.4 Aflezen van de overbelastingsmomenten
HIPC: Aantal momenten van overbelasting.
HIPC telt hoe vaak de drempel HIPS is overschreden.
De overschrijding moet min. 0,5 ms duren.
HIPS: Instelling van de drempel voor de overbelastingteller.
[HIPC]
[HIPS]
De parameters HIPC en HIPS zijn beschikbaar via de IO-Link-communicatie.
Bij een onderbreking van de voedingsspanning kunnen maximaal de gebeurtenissen van de
afgelopen 10 minuten verloren gaan, omdat deze in de achtergrond worden opgeteld en nog
niet vast in het geheugen zijn overgezet.
Elektronische druksensor PI17xx
31
10 Bedrijf
Na inschakelen van de voedingsspanning en beëindiging van de inschakelvertragingstijd van ca. 0,5 s
bevindt het apparaat zich in de RUN-modus (= normale bedrijfsmodus). Het voert meet- en
analysefuncties uit en geeft uitgangssignalen overeenkomstig de ingestelde parameters.
10.1 Instelling van de parameters aflezen
u[Enter] indrukken.
u[▲] of [▼] indrukken tot de gewenste parameter wordt weergegeven.
uKort op [Enter] drukken.
wHet apparaat toont gedurende ca. 30 s de bijbehorende parameterwaarde, schakelt vervolgens
over naar de weergave van de proceswaarde.
Alternatief voor 30 s wachttijd:
uBeëindiging weergave: [▲] + [▼] tegelijkertijd indrukken.
wDe wachttijd van 30 s vervalt.
10.2 Overschakelen van de weergave naar de Run-modus
Activering van het display bij weergave in de OFF-modus:
uKort op [Enter] drukken.
wHet apparaat toont gedurende ca. 30 s de actuele meetwaarde in de gekozen weergavemodus:
PI17xx Elektronische druksensor
32
11 Storing verhelpen
11.1 Storing verhelpen
Het apparaat beschikt over omvangrijke mogelijkheden voor zelfdiagnose.
Het apparaat bewaakt zichzelf zelfstandig tijdens het bedrijf.
Het toont waarschuwingen en fouttoestanden via IO-Link en via display (ook bij uitgeschakeld
display).
Wordt een fout vastgesteld, worden de uitgangen overeenkomstig de instelling van de parameters
FOU1 en FOU2 ingesteld.
Indicatie Waar-
schuwing Fout Status-LED Fouttype resp. gebeurtenis Hulp
Err X Apparaat defect uApparaat vervangen.
SIM + PW
(afwisse-
lend)
X Simulatiefunctie actief
IO-L X Functie voor optische identi-
ficatie actief
OFF X Voedingsspanning te laag. uHoogte van de voedingsspanning
controleren/corrigeren.
uIn het 2-draads-bedrijf: hoogte van de
aangesloten belasting controleren/
corrigeren.
SC1 X OUT1 knip-
pert
Kortsluiting schakeluitgang
1.
uSchakeluitgang 1 controleren op
kortsluiting, fout verhelpen.
SC2 X OUT2 knip-
pert
Kortsluiting schakeluitgang
2.
uSchakeluitgang 2 controleren op
kortsluiting, fout verhelpen.
SC X OUT1
en OUT2
knippert
Kortsluiting schakeluitgang 1
en schakeluitgang 2.
uSchakeluitgangen 1 en 2 controleren
op kortsluiting; Fout verhelpen.
PArA X Parametrering buiten het
toegestane bereik.
uParametrering herhalen.
uParametrering wijzigen
uReset met [APPL] of [btb] uitvoeren.
Zie: Sensor/parameter resetten
(Ò/28)
OL X Detectiebereik overschre-
den: Meetwaarde groter +5%
MEW
uDruk controleren/verlagen.
UL X Detectiebereik onderschre-
den
uDruk controleren/verhogen.
Loc X Insteltoetsen bij het apparaat
vergrendeld, parameterwijzi-
ging geweigerd.
uOntgrendeling uitvoeren.
C.Loc X Parametrering via de toets
geblokkeerd, parametrering
via IO-Link-communicatie is
actief.
uVoor parametrering bij de sensor de
IO-Link-communicatie beëindigen.
S.Loc X Insteltoetsen via parametre-
ringssoftware vergrendeld,
parameterwijziging gewei-
gerd.
uOntgrendeling van de sensor via de
parametreringssoftware.
Elektronische druksensor PI17xx
33
12 Afvoer, reparatie en retourzending
uApparaat na gebruik milieuvriendelijk afvoeren conform de geldende nationale voorschriften.
uBij retourzendingen ervoor zorgen dat het apparaat vrij is van verontreinigingen, met name van
gevaarlijke en giftige stoffen.
uHet apparaat kan niet worden gerepareerd.
PI17xx Elektronische druksensor
34
13 Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling Gebruikersinstelling
SP1 25% MEW*
rP1 23% MEW*
OU1 Hno
OU2 I
SP2 75% MEW*
rP2 73% MEW*
coF / tcoF 0,0
ASP / tASP 0% MEW*
PI1x09: -1 bar
AEP / tAEP 100% MEW*
dS1 0,0
dr1 0,0
dS2 0,0
dr2 0,0
Uni bAr / mbAr
FOU1 on
FOU2 on
P-n pnp
dAP 0,06 / 2,00**
dAA 0,06 / 2,00**
dis d2
* = ingesteld is de aangegeven procentwaarde van de eindwaarde meetbereik (MEW) van de
betreffende sensor (bij PI1799 de procentwaarde van de meetspanne).
** = apparaten tot 4bar nominale druk dAP = 2 / apparaten hoger dan 4 bar nominale druk dAP = 0,06
*** = tijdconstante tau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34

IFM PI1708 Handleiding

Categorie
Mobieltjes
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor