OM−243 346 pagina 25
7-2. Instelmenu (setup) niveau 2
Om in niveau 2 van het INSTELMENU te
komen drukt u op INSTELTOETS en houdt u
deze enige tijd ingedrukt. De
INSTELMENU-INDICATOR en de
INSTELTOETSINDICATOR branden.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzes te laten
verschijnen in het LINKER MENU. Verdraai
de RECHTER INSTELKNOP om waarden te
veranderen in het RECHTER MENU.
Om niveau 2 van het INSTELMENU te
verlaten drukt u kort op de INSTELTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Parameter Lock (LOCK) (= Parameters
vergrendelen (LOCK)) - Als deze instelling
op ON staat, zijn de parameters voor
toortsschakelaar, proces, voorgastijd,
nagastijd, draadinvoer, start en krater
vergrendeld zodat ze niet kunnen worden
veranderd. Wordt dit toch geprobeerd, dan
verschijnt kort de mededeling (LOCK).
Range Limits (LMTS) (= Grenzen van het
bereik (MTS)) - Als dit op ON staat, zijn
aanvoersnelheid, booglengte en de
lasspanning bij het instellen begrenst door
een minimum en maximum. De minimum en
maximum grens- waarden zijn zichtbaar in het
menu wanneer LMTS actief is. Staat LMTS op
OFF, dan zijn de grenswaarden niet zichtbaar.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MIN)) - Dit staat in de linker dis-
play waarbij de indicator voor de aanvoersnel-
heid brandt. Hiermee is de minimale aanvoer-
snelheid in te stellen. Het bereik van deze in-
stelling is 70 tot 780 inch per minuut.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MAX)) - Dit staat in de LINKER
DISPLAY waarbij de INDICATOR VOOR DE
AANVOERSNELHEID brandt. Hiermee is de
maximale aanvoersnelheid in te stellen.
Het bereik van deze instelling is van het inge-
stelde minimum tot 780 inch per minuut.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MIN)) - Dit staat in de
linker display waarbij de indicator voor de
booglengte brandt. Hiermee is de minimale
booglengte in te stellen. Het bereik van deze
instelling is 0 tot 100.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MAX)) - Dit staat in de
linker display waarbij de indicator voor de
booglengte brandt. Hiermee is de maximale
booglengte in te stellen. Het bereik van deze
instelling is van het ingestelde minimum tot
100.
. Als in het menu op het tweede niveau de
instelling Display PULS op VOLT staat,
dan worden in plaats van minimum en
maximum voor de booglengte die voor
spanning getoond.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MIN)) - Dit staat
aangegeven op de LINKER DISPLAY en de
VOLT- INDICATOR brandt. Het bepaalt de
minimum spanning. Het bereik van deze
instelling hangt af van het spanningsbereik
van de stroombron bij MIG-lassen en varieert
met het gekozen gastype en draadtype in het
PULSEREND MIG-proces. De limietinstelling
van het minimum spanningsbereik zal
veranderen als het draadtype of de soort
beschermgasprogramma wordt veranderd.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MAX)) - Dit staat
aangegeven op de LINKER DISPLAY en de
VOLTINDICATOR brandt. Het bepaalt de
maximum spanning. Het bereik van deze
instelling hangt af van het spanningsbereik
van de stroombron bij MIG-lassen en varieert
met het gekozen gastype en draadtype in het
PULSEREND MIG-proces. Als de
stroombron van het lasproces op
PULSEREND MIG wordt ingesteld zal de
limietinstelling van het maximum
spanningsbereik veranderen als het
draadtype of de soort
beschermgasprogramma wordt veranderd.
Power Source Synergic Mode (PWR.S)
(= stroombron synergische keuzestand) -
zet de synergische keuzestand op (AUTO) of
handmatig (MAN). Wanneer hij op (AUTO)
wordt gezet, functioneren de
draadaanvoerunit en een synergische
stroombron als een synergisch pulserend
MIG-systeem Wanneer hij op (MAN) wordt
gezet, functioneren de stroombron en de
draadaanvoer als een niet-synergisch MIG of
pulserend MIG-lassysteem.
S Voor een goede werking moet deze instelling
zo worden ingesteld dat hij precies past bij
de (PULS)-keuzestand-instelling van de
stroom- bron.
Pulse Display (PULS) (=Pulsdisplay
(PULS)) - Hiermee kunnen de vooringestelde
lasparameters worden ingesteld met
spanning (VOLT) of booglengte (ARC.L).
Deze instelling betreft alleen de weergave in
het scherm; de werking blijft gelijk. Het beste
is deze instelling te laten overeenstemmen
met die op het scherm van de stroombron. Bij
de stand VOLT is in het linkerscherm de
vooringestelde spanning te zien, waarbij de
betreffende indicator brandt. Bij de stand
(ARC.L)i s in het linkerscherm
de vooringestelde booglengte te zien, waarbij
de BOOGLENGTE-INDICATOR brandt.
Trigger Schedule Select (SCHD)
(= toortsschakelaarselectie (SCHD) ) -
Hierdoor kan de lasser een ander programma
kiezen door kort de toortsschakelaar in te
drukken en meteen weer los te laten, terwijl niet
gelast wordt. Bij de stand OFF is omschakelen
niet mogelijk. Bij de stand (TRIG) is de
keuzemogelijkheid met de toortsschakelaar
aanwezig. Het indrukken en loslaten van de
toortsschakelaar moet binnen 0,2 seconden
plaatsvinden.
Profile Pulse Menu (= Profielpulsmenu
(PROF)) - Zorgt ervoor dat Profile Pulse in het
instelmenu verschijnen kan. Als het op (NO)
wordt ingesteld, verschijnt (PROF) niet in het
instelmenu. Als het op (YES) wordt ingesteld,
verschijnt (PROF) wil in het instelmenu.
Profile Pulse parameters kunnen niet worden
bijgesteld als de Parametervergrendeling op
(ON) is ingesteld.
Menu Lock Code (CODE) (= menu-
vergrendelingscode (CODE)) - Hiermee
kan een numeriek wachtwoord worden gezet
op het 2e niveau van het menu. De
standaardinstelling is dat er geen wachtwoord
is, zodat het tweede niveau vrij toegankelijk is.
Het numerieke wachtwoord is een getal
tussen 0 en 999. Als het eenmaal ingesteld is,
moet het telkens worden ingegeven om het
tweede niveau te kunnen bereiken. Bij invullen
van een verkeerde code verschijnt kort de
melding (DENY). Daarna blijft steeds (CODE)
terugkomen totdat wel het juiste getal wordt
ingetoetst, of het apparaat wordt uitgezet en
weer ingeschakeld.
. Steeds als het menu wordt verlaten met
CODE OFF, is een speciale werkwijze
nodig om een nieuw wachtwoord in te
stellen. Terwijl op het scherm (CODE
OFF) staat, houdt u de insteltoets
ingedrukt en draait u aan de rechtse
instelknop om het wachtwoord op 0123 te
zetten. U laat de insteltoets los, op het
scherm hoort nu (CODE 0000) te staan.
U kunt nu een nieuwe toegangscode
invoeren.
Weld time (= lastijd) - Dit is de lastijd voor
elke zijde van de aanvoerunit. Door te draaien
aan de rechtse knop kunt u door het menu
bladeren. U ziet achtereenvolgens de lastijd
van de linkerkant van de aanvoerunit, de
lastijd rechts, en de totale lastijd.
Weld runs (= lascycli) - Dit zijn de lascycli
voor elke zijde van de aanvoerunit. Door te
draaien aan de rechtse knop kunt u door het
menu bladeren. U ziet achtereenvolgens de
cycli van de linkerkant van de aanvoerunit, de
cycli rechts, en het totaal van alle cycli.
Life Zero (- lasduur nul) - Hiermee worden
de lastijden en lascycli voor links en voor
rechts gewist. De beide totalen worden echter
niet gewist. Het nulstellen van de tijd wordt
geïnitieerd door aan de rechterknop te
draaien. Er gaan dan seconden aftellen.
Uiteindelijk verschijnt “Life Done”. U moet dan
het menu verlaten door op de insteltoets te
drukken. De aftelperiode van 5 seconden kan
worden gestopt en teruggesteld door te
draaien aan de rechterknop, zolang
“Life Done” nog niet verschenen is.
Power Source Menu (P.MEN) (= Stroom-
bronmenu (P. MENU)) - Hiermee bereikt u
dat de voeding van het ‘power source menu’
bij het inschakelen van het apparaat “ON” of
“OFF” is.
Product Version Information (INFO)
(= informatie over de productversie
(INFO)) - Dit toont de revisienummers van de
firmware voor de motorbesturing en de
gebruikers- interfacekaarten. De
standaardwaarde is (INFO NONE). Voor het
aflezen van de gegevens draait u aan de
rechtse instelknop, waardoor
achtereenvolgens (INFO MOTR) en (INFO
FRNT) verschijnt. Na een korte wachttijd ziet
u dan het bijbehorende versienummer.