Volvo 2011 DRIVe

Type
DRIVe

Deze handleiding is ook geschikt voor

VOLVO C30, S40 & V50
drive
SUPPLEMENT BIJ HET INSTRUCTIEBOEKJE
Volvo Car Corporation IE&&+%% 6I %. Eg^ciZY^cHlZYZc!<iZWdg\'%%.!8deng^\]i'%%%"'%%.Kdakd8Vg8dgedgVi^dc
9jiX]!
4
+
DRIVe
1
Algemeen
Stiller en schoner
Milieuzorg vormt een van de kernwaarden van
Volvo Car Corporation en geeft richting aan al
onze activiteiten. Dit resulteerde in de DRIVe-
uitvoeringen.
Het DRIVe-concept bestaat in een synerge-
tisch geheel van uiteenlopende energiebespa-
rende aspecten: start-stopsysteem, intelli-
gente oplaadvoorziening, aangepaste stuur-
bekrachtiging en aerodynamische vormgeving
– stuk voor stuk aspecten met als doel het
brandstofverbruik te verlagen en zo de uitlaat-
gasemissie te beperken.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de model-
len C30, S40 en V50.
Start-stopsysteem
De dieselmotor van uw auto is niet alleen
betrouwbaar en zuinig, maar heeft ook een
start- en stopsysteem dat de motor afzet,
wanneer u in een file staat of voor verkeers-
lichten moet wachten – zie de gedetailleerde
beschrijving op de volgende pagina.
De auto-start van de motor verloopt dermate
probleemloos dat u nauwelijks merkt dat de
motor enige tijd uitstond. Het is alsof de motor
de hele tijd blijft doordraaien, zij het buitenge-
woon geruisloos en op een laag stationair toe-
rental.
Intelligente oplaadvoorziening
Tijdens het afremmen op de motor wordt de
bewegingsenergie van de auto benut en
omgezet in elektriciteit die in de startaccu van
de auto wordt opgeslagen.
Aangepaste stuurbekrachtiging
Een andere DRIVe-functie behelst de aanpas-
sing van de energiebehoefte van de stuurbe-
krachtiging. Door het gebruik van een energie-
besparende functie en optimalisering kan de
energiebehoefte worden verlaagd, wanneer er
geen stuurbekrachtiging (hulp bij het ver-
draaien van het stuurwiel) nodig is.
Aërodynamische vormgeving
Het DRIVe-concept omvat tevens een ver-
laagd chassis, een voor- en achterspoiler met
een lage luchtweerstand en speciaal ontwik-
kelde velgen
1
.
1
Het aanbod verschilt per markt.
DRIVE-09W20.fm Page 1 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
2
Werking en gebruik
Start-stopsysteem
Aan-/Uit-knop en displaymelding AUTO START.
Het start-/stopsysteem wordt automatisch
geactiveerd na een reguliere sleutelstart van
de motor. De bestuurder wordt hierop geat-
tendeerd door het brandende groene lampje
in de Aan/Uit-knop.
Alle andere autosystemen zoals de verlichting,
radio e.d. werken ook na een auto-stop als
vanouds, zij het dat er mogelijk beperkingen
gelden voor de werking van bepaalde appara-
tuur (zoals het ventilatortoerental van de kli-
maatregeling of het volume van het audiosys-
teem).
Auto-stop motor
Voor een auto-stop van de motor dient de
auto stil te staan:
Zet de versnellingspook in de neutrale
stand en laat de koppeling opkomen – de
motor wordt afgezet.
De displaymelding AUTO START herinnert u
eraan – en attendeert u erop – dat er een auto-
stop van de motor heeft plaatsgevonden.
Auto-start motor
De versnellingspook staat in de neutrale
stand:
Bedien het koppelingspedaal – de motor
slaat aan.
Bedien het gaspedaal – de motor slaat aan.
Op een aflopende helling: Zorg dat de auto
sneller dan stapvoets rijdt – de motor slaat
aan.
U hoeft vervolgens slechts een versnelling in
te schakelen om verder te rijden.
Rijstijl
Met het start-stopsysteem hebt u de mogelijk-
heid zich een milieubewustere rijstijl aan te
meten door, zo nodig, de auto uit een
bepaalde versnelling te halen waarna een
auto-stop van de motor plaatsvindt.
Schakelindicator
Een belangrijk gegeven voor
een milieubewuste rijstijl is
het kiezen van de juiste ver-
snelling en tijdig schakelen.
Daarvoor beschikt u over de
schakelindicator (GSI – Gear Shift Indicator) –
die het optimale tijdstip voor op- en terug-
schakelen aangeeft.
De indicator maakt gebruik van een pijl
omhoog of omlaag op het onderste informa-
tiedisplay van het instrumentenpaneel.
Tips voor milieubewust en zuinig rijden
Hier volgen enkele tips waarmee u het brand-
stofverbruik kunt verlagen zonder dat dit voor
u langere reistijden of minder rijplezier
inhoudt.
Een skibox en lastdragers verhogen de
luchtweerstand waardoor het brandstofver-
bruik toeneemt – verwijder dergelijke uit-
rusting daarom altijd wanneer u die niet
nodig hebt.
N.B.
Na een reguliere sleutelstart en na iedere
auto-stop van de motor, dient de auto eerst
een snelheid van 5 km/h te hebben bereikt
voordat het automatische
start-stop sys-
teem opnieuw geactiveerd kan worden –
bovendien moet aan andere voorwaarden
zijn voldaan, zie pagina 4.
DRIVE-09W20.fm Page 2 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
3
Werking en gebruik
Houd altijd de juiste bandenspanning aan
(zie onderdeel Wielen en banden op pagina
6).
Neem geen spullen in de auto mee die u
niet nodig hebt – hoe groter de belading en
het gewicht, hoe hoger het brandstofver-
bruik.
Als de auto is uitgerust met motorverwar-
ming dient u daarvan altijd gebruik te
maken bij een koude start – dit verlaagt het
brandstofverbruik en beperkt de emissies.
Rijd soepel en voorkom krachtige remma-
noeuvres.
Rijd altijd in de hoogst mogelijke versnelling
– lagere toeren leveren een lager brandstof-
verbruik op.
Benut de motorrem bij het afremmen – dit
genereert bovendien stroom voor de star-
taccu.
Bij een hoge snelheid stijgt het verbruik
aanzienlijk door de grotere luchtweerstand
– bij een verdubbeling van de snelheid
neemt de luchtweerstand met een factor 4
toe.
Voer regelmatig onderhoud aan de auto uit
– houd daarvoor de intervallen aan die
Volvo adviseert.
Start-stopsysteem deactiveren
Het informatiedisplay geeft hier aan dat het
start-stopsysteem uitgeschakeld is.
In bepaalde situaties is het
wenselijk om het automati-
sche start-stopsysteem tijde-
lijk uit te schakelen – u doet
dat met een druk op deze
knop.
De melding AUTO START-STOP UIT ver-
schijnt ca. 5 seconden op het informatiedis-
play om aan te geven dat het start-stopsys-
teem uitgeschakeld is – bovendien dooft het
lampje in de knop.
Het start-stopsysteem blijft uitgeschakeld tot-
dat het opnieuw geactiveerd wordt met een
druk op dezelfde knop of totdat er een regu-
liere sleutelstart van de motor heeft plaatsge-
vonden.
DRIVE-09W20.fm Page 3 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
4
Beperkingen
Auto-stop motor werkt niet
Ook bij een geactiveerd start-stopsysteem
vindt geen auto-stop van de motor plaats, als:
de bestuurder de sluiting van de veilig-
heidsgordel opent;
de auto niet stilstaat – het start-stopsys-
teem staat echter langzaam rollen toe,
overeenkomend met stapvoets rijden;
de stroomafname tijdelijk hoog is of als de
startaccu sterk ontladen is;
de motor de normale bedrijfstemperatuur
niet heeft bereikt;
de buitentemperatuur onder 0 of boven 30
°C ligt;
het klimaat in de passagiersruimte afwijkt
van de ingestelde waarden – te herkennen
aan het hoge toerental van de aanjager;
de auto achteruitreed en uit de achteruit-
versnelling werd gehaald;
de temperatuur van de startaccu hoger is
dan 55 °C.
Auto-start van de motor zonder
ingrijpen van de bestuurder
Na een auto-stop kan de motor in bepaalde
gevallen automatisch aanslaan zonder dat u
hebt aangegeven de rit te willen voortzetten.
In de volgende gevallen vindt een auto-start
van de motor plaats, ook al hebt u de koppe-
ling niet bediend om te schakelen:
De ruiten beslaan.
De buitentemperatuur ligt onder 0 of boven
30
°C.
De capaciteit van de startaccu ligt onder
het toelaatbare minimum.
De auto rolt sneller dan stapvoets.
U bedient het rempedaal meerdere malen
achtereen.
Auto-start motor werkt niet
In de volgende gevallen vindt ná een auto-
stop van de motor geen auto-start plaats:
de bestuurder heeft de gordelsluiting geo-
pend – een displaymelding verzoekt de
bestuurder de motor met de sleutel te
starten;
er werd een versnelling ingeschakeld zon-
der te ontkoppelen – een displaymelding
verzoekt de bestuurder de versnellings-
pook in de neutrale stand te zetten, waarna
auto-start van de motor mogelijk is.
Onvoorziene motoruitval
Als het starten mislukt en de motor afslaat,
doe dan het volgende:
Bedien de koppeling opnieuw – er vindt
auto-start van de motor plaats nadat de
versnellingspook in de neutrale stand is
gezet. Ondertussen verschijnt op het infor-
matiedisplay de melding STAND N KIE-
ZEN OM TE STARTEN.
WAARSCHUWING
Motorkap niet openen na een auto-stop van
de motor – een auto-start van de motor is
mogelijk.
Om auto-start van de motor te voorkomen
bij een geopende motorkap – eerst een
versnelling inschakelen en de handrem
aanhalen of de transpondersleutel naar
stand 0 draaien.
DRIVE-09W20.fm Page 4 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
5
Beperkingen
Displaymelding
Het start-stopsysteem kan in bepaalde situa-
ties aanleiding geven tot meldingen op het
informatiedisplay. Aan enkele daarvan is een
geadviseerde maatregel gekoppeld.
Als een melding niet dooft na uitvoering van
de voorgestelde maatregel, dient u contact op
te nemen met een werkplaats – geadviseerd
wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Melding Info/Maatregel
AUTO START-STOP
AAN
Blijft na activering van
het systeem nog ca. 5
seconden branden.
AUTO START-STOP
UIT
Blijft na deactivering
van het systeem nog
ca. 5 seconden
branden.
SLEUTEL
OMDRAAIEN
OM TE STARTEN
Geen auto-start van
de motor mogelijk
1
voer een reguliere
sleutelstart uit.
STAND N KIEZEN OM
TE STARTEN
Zet de versnel-
lingspook in de
neutrale stand
2
.
AUTO START De motor is gereed
voor auto-start –
wacht op bediening
van de koppeling.
AUTO START-STOP
SERVICE VEREIST
Start-stopsysteem
gedeactiveerd. Neem
contact op met een
werkplaats.
1
Verschijnt als bijvoorbeeld de veiligheidsgordel
wordt losgemaakt na een auto-stop van de
motor.
2
Verschijnt als na een auto-stop van de motor
een versnelling wordt ingeschakeld zonder te
ontkoppelen.
DRIVE-09W20.fm Page 5 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
6
Specificaties
Motor
Versnellingsbak
Handgeschakelde vijfversnellingsbak
(MTX75).
Verbruik en uitstoot
Symbolen in de tabel
: Verbruik (liter/100 km)
: Uitstoot aan kooldioxide (g/km)
Aanhanger en start-stopsysteem
DRIVe
Wielen en banden
Voor een milieubewuste rijstijl is het gebruik
van de juiste bandensoort en de juiste ban-
denspanning een belangrijk gegeven.
Maten
Bij montage van nieuwe banden wordt geadvi-
seerd banden van hetzelfde type en hetzelfde
merk te gebruiken als die waarmee de auto af
fabriek werd geleverd – dergelijke banden zijn
ontwikkeld voor een laag brandstofverbruik.
De bandenmaten 195/65 R15 en 205/55 R16
leveren over het algemeen een iets lager
brandstofverbruik op dan bredere branden.
Bandenspanning
Bij te zacht opgepompte banden neemt het
brandstofverbruik toe. Controleer daarom
regelmatig de bandenspanning.
Gebruik van de zogeheten ECO-bandenspan-
ning
1
beperkt het brandstofverbruik. Dit mag
dan merkbare wijzigingen opleveren wat rij-
comfort, weggeluiden en stuureigenschappen
betreft, maar is niet van invloed op de veilig-
heid.
Zie de sticker met de aanbevolen banden-
spanning op de portierstijl aan bestuurders-
zijde.
Diesel 1.6D
Motoraanduiding
1
1
Typeaanduiding, onderdeel- en serienummer
van de motor staan aangegeven op de motor
(zie het instructieboek voor de locatie).
D4164T
Vermogen (kW / omw/min) 80/4000
Vermogen (pk / omw/min) 109/4000
Koppel (Nm / omw/min) 240/1750
Aantal cilinders 4
Cilinderdiameter (mm) 75
Slaglengte (mm) 88,3
Slagvolume (liter) 1,56
Compressieverhouding 18,3:1
Model
C30 3,8 99
S40 3,9 104
V50 3,9 104
Max.
gewicht
(kg)
Geremde
aanhanger
Ongeremd
e
aanhanger
C30
1
1
Niet uit te rusten met trekhaak.
De auto is geoptimaliseerd voor rijden zonder
aanhanger.
Bij rijden met een aanhanger en een toene-
mende snelheid, het hellingspercentage van
de weg, de hoogte boven zeeniveau, de
omgevingstemperatuur, het trekgewicht e.d.
kunnen bepaalde functies tijdelijk afnemen,
bijv. het koelvermogen van de klimaatinstalla-
tie en het motorvermogen.
S40 130 0 650
V50 130 0 700
Kogeldruk 50 50
1
De adviesspanning bij maximale belading.
DRIVE-09W20.fm Page 6 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
7
Specificaties
Accu’s
De auto is uitgerust met twee 12V-accu’s –
één extra krachtige startaccu en een hulpaccu
die gebruikt wordt voor de startprocedure
middels het start-stopsysteem.
Tijdelijke deactivering van het start-stopsys-
teem op grond van een hoge stroomafname
houdt het volgende in:
Auto-stop motor werkt niet.
Auto-start motor
1
werkt zonder dat de
bestuurder de koppeling bedient.
Locatie accu’s
1. Startaccu 2. Hulpaccu
De startaccu staat uitvoerig beschreven in het
reguliere instructieboekje.
De hulpaccu zit onder de linker koplamp en
vergt normaal geen service.
Start Hulp
Koudestartcapa-
citeit
, CCA
1
(A)
1
Conform SAE-norm.
760 120
Capaciteit (Ah) 70 8
Afmetingen
2
,
L×B×H (mm)
2
Grootst mogelijke afmetingen.
278×175×190 150×88×105
N.B.
Hoe groter de stroomafname van de auto
(extra koeling/verwarming e.d.), hoe langer
de accu’s moeten worden opgeladen =
Hoger brandstofverbruik.
Wanneer de startaccu moet worden opge-
laden, wordt het start-stopsysteem tijdelijk
gedeactiveerd.
1
Auto-start is alleen mogelijk als de versnel-
lingspook in de neutrale stand staat.
BELANGRIJK
Bij tijdelijke aansluiting van een externe
startaccu of een acculader mogen nooit de
minpolen van de accu worden gebruikt – al-
leen het chassis van de auto dient als mas-
sa.
Zie instructieboekje – daar staat beschre-
ven waar en hoe u de kabelklemmen dient
aan te sluiten.
N.B.
Wanneer de startaccu dermate uitgeput is
dat alles “zwart” is en de auto in principe
geen functionerende elektrische functies
meer heeft en u gebruikt een externe accu
of acculader om de motor te starten, dan is
het start-stopsysteem geactiveerd. In dat
geval is een auto-stop van de motor moge-
lijk, maar een eventuele auto-start door het
start-stopsysteem ná deze auto-stop is
wellicht niet mogelijk.
Voor een geslaagde auto-start na een auto-
stop van de motor dient eerst de accu te
worden opgeladen. Bij een buitentempera-
tuur van +15
°C dient de accu minstens 1
uur te worden opgeladen. Bij lagere tempe-
raturen wordt een laadduur van 3–4 uur ge-
adviseerd. Aanbevolen wordt de accu op te
laden met een externe acculader.
Voor meer informatie over het opladen van
de startaccu, zie het instructieboekje.
DRIVE-09W20.fm Page 7 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
DRIVe
8
Specificaties en algemene informatie
Zekeringen start-stopsysteem
Locatie zekeringen start-stopsysteem.
Informatie over dit drukwerk
Deze gebruiksaanwijzing vormt een aanvul-
ling op het reguliere instructieboekje bij de
auto.
Bij twijfel over een van de autofuncties: raad-
pleeg eerst het reguliere instructieboekje.
Voor antwoorden op andere vragen wordt
geadviseerd contact op te nemen met een
dealer of vertegenwoordiger van Volvo Car
Corporation.
Internet
De ontwikkelingen op het gebied van milieu-
bewuste technologie volgen elkaar gestaag
op en daarom is het mogelijk dat de informatie
in dit drukwerk al snel verouderd of achter-
haald raakt.
U wordt dan ook geadviseerd een bezoek te
brengen aan Volvo’s internetpagina www.vol-
vocars.com – daar vindt u de nieuwste gege-
vens en meest actuele informatie over uw
auto.
Wijzigingen
De specificaties, constructiegegevens en af-
beeldingen in dit supplement zijn niet bindend.
We behouden ons het recht voor om zonder
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te
brengen.
©Volvo Car Corporation
Nr. Component A
11M/1 Relais- en zekeringhouder
motorruimte
125
11M/2 Sensor accubewaking 15
25 CEM, dieselmotor 10
BELANGRIJK
Een doorgebrande zekering alleen vervan-
gen door een zekering van dezelfde kleur en
hetzelfde amperage.
DRIVE-09W20.fm Page 8 Friday, October 2, 2009 7:18 AM
VOLVO C30, S40 & V50
drive
SUPPLEMENT BIJ HET INSTRUCTIEBOEKJE
Volvo Car Corporation IE&&+%% 6I %. Eg^ciZY^cHlZYZc!<iZWdg\'%%.!8deng^\]i'%%%"'%%.Kdakd8Vg8dgedgVi^dc
9jiX]!
4
+
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10

Volvo 2011 DRIVe

Type
DRIVe
Deze handleiding is ook geschikt voor