Volvo C30 DRIVe

Type
DRIVe

Deze handleiding is ook geschikt voor

Kdakd8Vg8dgedgVi^dcIE&'-)%9jiX]!6I&%)+!Eg^ciZY^cHlZYZc!<iZWdg\'%&%!8deng^\]i©'%%%"'%&%Kdakd8Vg8dgedgVi^dc
VOLVO C30, S40 & V50
DRIV
Supplement bij het instructieboekje
DRIVe
Over dit supplement
1
Dit drukwerk
Deze gebruiksaanwijzing is een aanvulling op
het normale instructieboekje van de auto.
Bij twijfel over de functies van de auto: Raad-
pleeg eerst het instructieboekje.
Voor antwoord op verdere vragen raden wij aan
contact op te nemen met een dealer of verte-
genwoordiger van Volvo Car Corporation.
Internet
De ontwikkeling op het gebied van milieutech-
nieken gaat steeds door en gedrukte informatie
kan snel verouderen of achterhaald zijn.
Wij bevelen aan een bezoek te brengen aan de
internetsite van Volvo: www.volvocars.com.
Daar vindt u de laatste en meest actuele infor-
matie over uw auto.
Wijzigingen
De specificaties, constructiegegevens en illu-
straties in dit supplement zijn niet bindend.
We behouden ons het recht voor om zonder
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te
brengen.
© Volvo Car Corporation
DRIVe
Algemeen
2
Stiller en schoner
Milieubewustzijn is één van de kernwaarden
van Volvo Car Corporation en vormt een richt-
lijn voor al onze activiteiten. Deze doelstelling
heeft geresulteerd in de autoserie DRIVe. Het
concept bestaat uit verschillende energiebe-
sparende functies met de gemeenschappelijke
taak om het brandstofverbruik te verminderen,
wat op zijn beurt een lagere uitstoot van uit-
laatgassen oplevert.
Deze gebruikshandleiding behandelt de
modellen C30, S40 en V50.
Start/Stop
Behalve het feit dat de auto met een betrouw-
bare en zuinige dieselmotor is uitgerust, is de
motor voorzien van een start- en stopfunctie,
die in werking treedt bij bijv. een stilstaande file
of tijdens het wachten voor een verkeerslicht.
Zie de uitvoerige beschrijving op de volgende
pagina.
De automatische herstartsequentie van de
motor verloopt zo soepel dat u nauwelijks
merkt dat de motor is uitgeschakeld. Het lijkt
alsof de motor de hele tijd heeft gelopen, maar
dan met een extreem stil en laag stationair toe-
rental.
Met de Start/Stop DRIVe-functie kan de
bestuurder actiever bezig zijn met milieube-
wust rijden door uit de versnelling te kunnen
schakelen en de motor een auto-stop te laten
uitvoeren als dat mogelijk is.
Slim opladen
Bij motorremmen wordt de kinetische energie
van de auto benut doordat deze wordt omge-
zet in stroom en in de startaccu van de auto
wordt opgeslagen.
Aangepaste stuurbekrachtiging
Een andere DRIVe-functie is dat de energie van
de stuurbekrachtiging naar behoefte wordt
aangepast. Door optimalisatie en het invoeren
van een energiebesparende functie kan de
energie worden geminimaliseerd op die
momenten dat stuurhulp (hulp bij het draaien
van het stuurwiel) niet nodig is.
Aërodynamica
Bij het DRIVe-concept horen ook een verlaagd
chassis, een voor- en achterspoiler met een
lage luchtweerstand en speciaal ontwikkelde
velgen
1
.
1
Het aanbod is afhankelijk van de markt.
DRIVe
Werking en gebruik
3
Start- en stopfunctie
Aan-/Uitknop en displaytekst AUTO START.
Het Start/Stop-systeem wordt automatisch
geactiveerd als de motor met de sleutel wordt
gestart. De bestuurder wordt op de functie
attent gemaakt doordat het groene lampje van
de Aan/Uit-knop brandt.
N.B.
Na een reguliere sleutelstart en na iedere
auto-stop van de motor, dient de auto eerst
een snelheid van 5 km/h te hebben bereikt
voordat het automatische Start/Stop-sys-
teem opnieuw geactiveerd kan worden –
bovendien moet aan andere voorwaarden
zijn voldaan (zie daarvoor onder “Auto-stop
motor werkt niet”).
Alle normale systemen van de auto (zoals ver-
lichting, radio enz.) werken ook bij een motor
met een uitgevoerde auto-stop normaal, maar
van bepaalde uitrusting kan de werking tijdelijk
worden gereduceerd, bijv. de ventilatorsnel-
heid van de klimaatinstallatie of een extreem
hoog volume van de geluidsinstallatie
Auto-stop motor
Voor een auto-stop van de motor moet de auto
stilstaan:
Zet de versnellingspook in de vrij en laat de
koppeling los - de motor wordt uitgescha-
keld.
De displaytekst AUTO START geeft aan dat
de motor in auto-stop staat.
Auto-start motor
Met de versnellingspook in de vrij:
Druk het koppelingspedaal in - de motor
start.
of
Druk op het gaspedaal - de motor start.
Als de auto op een helling staat:
Laat de voetrem los en laat de auto sneller
dan normale wandelsnelheid rollen - de
motor start.
Na motorstart:
Schakel in de juiste versnelling en zet de rit
voort.
Rijden
Schakelindicator
Een belangrijk onderdeel van milieubewust rij-
den is het rijden in de juiste versnelling en het
op tijd schakelen.
Als hulpmiddel heeft de
bestuurder een indicator die
aangeeft wanneer de
bestuurder het beste naar een
hogere of lagere versnelling
kan schakelen - GSI (Gear
Shift Indicator).
De indicatie bestaat uit een pijltje omhoog
resp. omlaag in het onderste informatiedisplay
van het combi-instrument.
DRIVe
Werking en gebruik
4
Milieu- en bespaartips
Hier volgen enkele tips om het brandstofver-
bruik te verlagen zonder dat de reistijd hoeft
toe te nemen of het autorijden minder aange-
naam wordt.
Dakboxen en lastbogen leveren meer
luchtweerstand op waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt - verwijder ze na
gebruik direct.
Rijd met de juiste bandenspanning (zie het
gedeelte "Wielen en banden").
Haal onnodige spullen uit de auto - hoe
meer lading en hoe hoger het gewicht, hoe
hoger het brandstofverbruik.
Als de auto een motorverwarming heeft;
gebruik deze altijd vóór een koude start -
dat verlaagt het verbruik en vermindert de
uitstoot.
Rijd soepel en vermijd krachtig afremmen.
Rijd in de hoogst mogelijke versnelling -
een lager toerental levert een lager brand-
stofverbruik op.
Benut de motorrem bij afremmen - dat
genereert tegelijkertijd stroom voor de
startaccu.
Door een hoge snelheid neemt het verbruik
aanzienlijk toe vanwege een hogere lucht-
weerstand - een verdubbelde snelheid ver-
hoogt de luchtweerstand 4 keer.
Onderhoud de auto regelmatig - volg de
aanbevolen service-intervallen van Volvo.
De Start/Stop-functie deactiveren
Het informatiedisplay geeft hier aan dat de Start/
Stop-functie is uitgeschakeld.
In bepaalde situaties kan het
wenselijk zijn om de automa-
tische Start/Stop-functie tij-
delijk uit te schakelen - dat
kan door een druk op deze
knop.
Een uitgeschakelde Start/Stop-functie wordt
aangegeven met de melding AUTO START-
STOP UIT
op het informatiedisplay gedurende
ca. 5 seconden - tegelijkertijd dooft het lampje
van de knop.
De Start/Stop-functie is uitgeschakeld totdat
deze opnieuw met de knop wordt geactiveerd
of totdat de motor de volgende keer met de
sleutel wordt gestart.
Dagverlichting overdag - DRL
Om brandstof te besparen kan overdag voor
de dagverlichting (Daytime Running Light) wor-
den gekozen in plaats van voor het meer ener-
gie vragende dimlicht. De in de spoiler gemon-
teerde dagverlichting werkt met lichtsterke en
energiezuinige diodetechniek.
N.B.
Om het stroomverbruik zoveel mogelijk te
beperken worden ook de achterlichten
gedoofd bij automatische overschakeling
van dimlicht op dagrijlicht (DRL).
Positie A zorgt voor automatische dagverlichting
overdag.
DRIVe
Werking en gebruik
5
Met de schakelaar van de rijverlichting in posi-
tie A wordt de dagverlichting overdag automa-
tisch geactiveerd. Dit wordt geregeld door een
lichtsensor die bij schemering of wanneer het
daglicht te zwak wordt overschakelt van dag-
verlichting naar dimlicht in de koplampen.
WAARSCHUWING
Dit is een stroombesparingsfunctie die niet
in alle gevallen kan bepalen wanneer de
omgevingsverlichting voldoende of onvol-
doende is bij mist en regen bijvoorbeeld.
Als bestuurder bent u verplicht om de ver-
lichting van de auto altijd af te stemmen op
de heersende omstandigheden en de gel-
dende verkeerswetgeving.
DRIVe
Beperkingen
6
De motor voert geen auto-stop uit
Ook als de Start/Stop-functie is geactiveerd,
voert de motor in de volgende situaties geen
auto-stop uit:
De bestuurder heeft de sluiting van de vei-
ligheidsgordel losgemaakt.
De auto is niet gestopt - de Start/Stop-
functie accepteert echter langzaam rollen,
overeenkomend met een normale wandel-
snelheid.
De capaciteit van de startaccu ligt onder
het laagst toegestane niveau.
De motor heeft geen normale bedrijfstem-
peratuur. •
De buitentemperatuur ligt onder 0 of
boven 30 °C.
Het milieu in de passagiersruimte wijkt af
van de vooraf gekozen waarden - dit wordt
aangegeven doordat de interieurventilator
een hoog toerental heeft.
Er werd met de auto achteruitgereden en
er is uit de achteruitversnelling geschakeld.
De temperatuur van de startaccu ligt onder
0 °C of boven 55 °C.
Auto-start van motor zonder ingreep
bestuurder
Een motor in auto-stop kan in bepaalde geval-
len herstarten zonder dat de bestuurder heeft
besloten dat de rit moet worden voortgezet.
In de volgende gevallen voert de motor een
auto-start uit, ook als de bestuurder de kop-
peling niet heeft ingedrukt om in een versnel-
ling te schakelen:
Beslagen ruiten.
De buitentemperatuur ligt onder 0 of
boven 30 °C.
Een tijdelijke hoge stroom of de capaciteit
van de startaccu is tot het laagst toege-
stane niveau gedaald.
De auto rolt sneller dan een normale wan-
delsnelheid.
Herhaald pompen met het rempedaal.
WAARSCHUWING
Motorkap niet openen na een auto-stop van
de motor – een auto-start van de motor is
mogelijk. Om auto-start van de motor te
voorkomen bij een geopende motorkap:
Eerst een versnelling inschakelen en de
handrem aanhalen of de transponder-
sleutel uit het contactslot halen.
De motor voert geen auto-start uit
In de volgende gevallen voert de motor na een
auto-stop geen auto-start uit:
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt - een displaytekst spoort de
bestuurder aan om een normale motorstart
uit te voeren.
Er is in een versnelling geschakeld zonder
ontkoppelen - een displaytekst spoort de
bestuurder aan om de versnellingspook in
de vrij te zetten zodat auto-start kan
plaatsvinden.
Onvrijwillige motorstop
Als het wegrijden mislukt en de motor stopt,
moet u het volgende doen:
Druk de koppeling nogmaals in - de motor
voert een auto-start uit nadat de versnel-
lingspook in de vrij is gezet. Het informa-
tiedisplay heeft van tevoren de tekst
STAND N KIEZEN OM TE STARTEN
weergegeven
DRIVe
Beperkingen
7
Melding
De Start/Stop-functie kan voor bepaalde situ-
aties bepaalde meldingen op het informatie-
display weergeven. Voor enkele daarvan is er
een aanbevolen maatregel die moet worden
uitgevoerd.
melding
AUTO START-
STOP AAN
Brandt ca. 5 secon-
den nadat de functie
is geactiveerd.
AUTO START-
STOP UIT
Brandt ca. 5 secon-
den nadat de functie
is uitgeschakeld.
DRAAI SLEUTEL
OM TE STARTEN
De motor voert geen
auto-start uit
A
- start
met de sleutel.
STAND N KIEZEN
OM TE STARTEN
Zet de versnellings-
pook in de vrij
B
.
melding
TRAP KOPPELING
IN OM TE STAR-
TEN
De motor is gereed
om een auto-start uit
te voeren - wacht op
ontkoppelen.
AUTO START-
STOP SERVICE
VEREIST
De Start/Stop-func-
tie is uitgeschakeld.
Neem contact op
met een werkplaats.
A
Ontstaat als bijv. de veiligheidsgordel is losgemaakt nadat
de motor een auto-stop heeft uitgevoerd.
B
Ontstaat als er in een versnelling is geschakeld zonder ont-
koppelen nadat de motor een auto-stop heeft uitgevoerd.
Als een melding na een maatregel niet dooft,
moet u contact opnemen met een werkplaats
- een erkende Volvo-werkplaats wordt aanbe-
volen.
DRIVe
Specificaties
8
Motor
Diesel D2
Motoraanduiding
A
D4162T
Vermogen (kW/tpm) 84/3600
Vermogen (pk/tpm) 115/3600
Koppel (Nm/tpm) 270/1750-2500
aantal cilinders 4
Cilinderboring (mm) 75
Slaglengte (mm) 88,3
Diesel D2
Cilinderinhoud (liter) 1,56
compressieverhou-
ding
16,0:1
A
De typeaanduiding van de motor en onderdeel- en serie-
nummers kunnen op de motor worden afgelezen, zie de
positie in het normale instructieboekje.
Versnellingsbak
Handgeschakelde zesversnellingsbak (B6).
Aanhanger met DRIVe Start/Stop
Max.
gewicht
(kg)
Geremde
aanhan-
ger
Onge-
remde
aanhan-
ger
C30 1300 650
S40 1300 650
V50 1300 700
kogeldruk 50 50
De auto is geoptimaliseerd voor rijden zonder
aanhanger.
Bij rijden met een aanhanger in combinatie met
toenemende snelheid, hellingen, hoogte boven
zeeniveau, omgevingstemperatuur, trekge-
wicht en dergelijke kunnen bepaalde functies
tijdelijk worden gereduceerd, bijv. het koelver-
mogen van de klimaatinstallatie en het motor-
vermogen.
DRIVe
Specificaties
9
Verbruik en uitstoot
Model
A B C
C30 112 4,3 92 3,5 99 3,8
S40 112 4,3 92 3,5 99 3,8
V50 112 4,3 92 3,5 99 3,8
Symbolen in de tabel
: Uitstoot kooldioxide (g/km)
: Verbruik (liter/100 km)
A = brandstofverbruik stad
B = brandstofverbruik weg
C = brandstofverbruik gemiddeld
Wielen & banden
Een niet onbelangrijk onderdeel van milieube-
wust rijden is het gebruik van het juiste soort
banden en het rijden met de juiste banden-
spanning.
Maten
Bij de montage van nieuwe banden wordt het-
zelfde type en merk aanbevolen als waarmee
de auto af fabriek was uitgerust - deze zijn voor
een laag brandstofverbruik ontwikkeld.
De maten 195/65 R15 en 205/55 R16 leveren
in het algemeen een lager verbruik op dan de
bredere varianten.
Bandenspanning
Door een te lage spanning in de banden neemt
het brandstofverbruik toe. Controleer de ban-
denspanning daarom regelmatig.
Door de zogeheten ECO-spanning
1
te gebrui-
ken, neemt het brandstofverbruik af. Er kan een
bepaalde invloed op het rijcomfort, het weg-
geluid en de stuureigenschappen merkbaar
zijn, maar de veiligheid wordt niet beïnvloed.
Zie de sticker met de aanbevolen bandenspan-
ning bij de portierstijl aan de bestuurderszijde.
1
De spanning die bij maximale lading wordt aanbevolen.
DRIVe
Specificaties
10
Accu's
De auto is uitgerust met twee 12 V-accu's: een
extra krachtige startaccu en een hulpaccu die
helpt bij de startsequentie van de Start/Stop-
functie.
Accu Start Hulp
Koude-
startvermo-
gen, CCA
A
(A)
760 120
Capaciteit
(Ah)
70 8
Afmetin-
gen
B
,
L×B×H
(mm)
278×175×190 150×88×105
A
Conform SAE-standaard.
B
Grootst mogelijke afmetingen.
N.B.
Hoe hoger de stroomafname in de auto
(extra koeling/verwarming e.d.), hoe meer
de accu’s moeten worden bijgeladen = hoe
hoger het brandstofverbruik.
• Wanneer de startaccu moet worden opge-
laden, wordt het Start/Stop-systeem tijdelijk
gedeactiveerd.
Tijdelijk uitgeschakelde Start/Stop-functie
vanwege hoge stroom houdt het volgende in:
De motor voert geen auto-stop uit.
De motor voert een auto-start
2
uit zonder
dat de bestuurder de koppeling indrukt.
Positie accu's
1. Startaccu, 2. Hulpaccu.
De startaccu wordt uitvoerig in het normale
instructieboekje beschreven.
De hulpaccu zit onder de linker koplamp en
heeft normaal gesproken geen service nodig.
2
Auto-start is alleen mogelijk als de versnellingspook in de vrij staat.
DRIVe
Specificaties
11
BELANGRIJK
Bij het negeren van het volgende valt het
Start/Stop-systeem mogelijk uit na tijdelijke
aansluiting van een externe startaccu of
acculader:
De minpool van de startaccu in de auto
mag nooit worden gebruikt voor aan-
sluiting van een externe startaccu of
acculader – alleen het autochassis
dient als massapunt te worden gebruikt.
Zie het gedeelte “Starten met hulpaccu”
onder “Starten en rijden” in het reguliere
instructieboekje voor een beschrijving van
de locatie van de kabelklemmen en de
manier van aansluiten.
N.B.
Als de startaccu dermate ontladen is dat
alles ‘zwart’ is en alle elektrische standaard-
systemen van de auto’s nagenoeg uitge-
schakeld zijn en u de motor vervolgens start
met een externe accu of acculader, zal het
Start/Stop-systeem actief zijn. Auto-stop
van de motor is in dat geval mogelijk, maar
het Start/Stop-systeem kan na auto-stop
van de motor mogelijk geen auto-start uit-
voeren door onvoldoende capaciteit van de
startaccu.
Voor een geslaagde auto-start ná auto-stop
dient de accu eerst te worden opgeladen.
Bij een buitentemperatuur van +15 °C moet
de accu ten minste 1 uur lang worden opge-
laden. Bij lagere buitentemperaturen wordt
een laadduur geadviseerd van 3–4 uur.
Geadviseerd wordt de accu op te laden met
een externe acculader.
Als iets dergelijks niet voorhanden is, wordt
geadviseerd het systeem uit te schakelen
totdat de startaccu voldoende bijgeladen is.
Zie voor informatie over het opladen van de
startaccu het gedeelte “Accu” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en service” van het regu-
liere instructieboekje.
Zekeringen
Positie Start/Stop-zekeringen.
Nr.
Onderdeel A
11M/1 Elektrische centrale
motorruimte
125
11M/2 Sensor accubewaking 15
25 CEM, dieselmotor 10
BELANGRIJK
Een doorgebrande zekering alleen vervan-
gen door een zekering van dezelfde kleur en
hetzelfde amperage.
DRIVe
12
Kdakd8Vg8dgedgVi^dcIE&'-)%9jiX]!6I&%)+!Eg^ciZY^cHlZYZc!<iZWdg\'%&%!8deng^\]i©'%%%"'%&%Kdakd8Vg8dgedgVi^dc
VOLVO C30, S40 & V50
DRIV
Supplement bij het instructieboekje
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14

Volvo C30 DRIVe

Type
DRIVe
Deze handleiding is ook geschikt voor