Canon IXUS 185 Black de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
© CANON INC. 2017 CEL-SW8ZA280
Klik op de knoppen rechtsonder om andere pagina’s
te openen.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling klikte
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan,
klikt u op de hoofdstuktitel aan de rechterkant.
Vanuit de pagina’s met een hoofdstuktitel kunt u naar
onderwerpen gaan door op de titels ervan te klikken.
Zorg dat u deze handleiding leest, inclusief het gedeelte
“Veiligheidsinstructies” (=
7), voordat u de camera in
gebruik neemt.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct
te gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst
kunt raadplegen.
2
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking
de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier
van uw camera.
Camera Batterij
NB-11L*
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE
Gedrukt materiaal
Polsriem
* Verwijder het stickerlabel niet van een batterij.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (=
2).
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen, ongeacht
de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
FlashAir-kaarten
Eye-Fi-kaarten
* Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking
in deze camera geverieerd.
Eye-Fi-/FlashAir-kaarten
Er is geen garantie dat dit product functies van Eye-Fi-/FlashAir-kaarten
(waaronder draadloze overdracht) volledig ondersteunt.
Neem bij kaartproblemen contact op met de kaartfabrikant.
In veel landen of regio’s is voor het gebruik van Eye-Fi-/FlashAir-kaarten
bovendien toestemming nodig. Zonder toestemming is het gebruik van
Eye-Fi-/FlashAir-kaarten niet toegestaan.
Als het niet duidelijk is of uw kaart mag worden gebruikt in uw regio, vraag
dit dan na bij de kaartfabrikant.
De beschikbaarheid van Eye-Fi-/FlashAir-kaarten verschilt bovendien
per
regio.
3
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
Wanneer de gebruiker onrechtmatig mensen of materiaal waarop
auteursrecht rust fotografeert of opneemt (video en/of geluid), kan dit de
privacy van deze mensen schenden en/of een inbreuk zijn op de juridische
rechten van anderen, waaronder auteursrechten en andere intellectuele
eigendomsrechten, zelfs wanneer dergelijke foto’s of opnamen uitsluitend
voor persoonlijk gebruik zijn bedoeld.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de Canon
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met
het instructieboekje dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel het scherm (de monitor) onder productieomstandigheden voor
uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de
pixels voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn.
Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen invloed
op de opgenomen beelden.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
4
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Namen van onderdelen en conventies
die in deze handleiding worden gebruikt
Lens
Luidspreker
Zoomknop
Opnamen maken: [
(telelens)] /
[
(groothoek)]
Afspelen: [
(vergroten)] /
[
(index)]
Ontspanknop
Lampje
ON/OFF-knop
Microfoon
Flitser
Aansluiting statief
Klepje van geheugenkaart/
batterijhouder
Riembevestigingspunt
Opnamemodi en pictogrammen en tekst op het scherm worden tussen
haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx” voor
een paginanummer)
De tabbladen boven namen geven aan of de functie wordt gebruikt voor
foto’s, lms of voor beide.
Foto’s
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het nemen
of bekijken van foto’s.
Films
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het maken
of bekijken van lms.
Scherm (monitor)
AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
Knop [ (Afspelen)]
Knop [ (Auto)]/
[
(1 beeld wissen)]/Omhoog
Knop [ (Datumstempel)]/Links
Indicator
Knop [ (Auto zoom)]
Filmknop
Knop FUNC. (functie)/SET
Knop [ (Flitser)]/Rechts
Knop [ (Informatie)]/Omlaag
Knop [ ]
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen, waarop de pictogrammen zijn afgebeeld of die erop
lijken, aan te duiden.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden met
de volgende pictogrammen aangeduid:
[
]
Knop omhoog
aan
de achterkant
[
]
Knop rechts
aan
de achterkant
[
]
Knop links
aan
de achterkant
[
]
Knop omlaag
aan
de achterkant
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
5
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Afspeelmodus ............................56
Bekijken .......................................57
Door beelden bladeren
en beelden lteren .......................58
Opties voor het weergeven
van foto’s ......................................60
Beelden beveiligen ......................61
Beelden wissen ............................ 64
Beelden roteren ...........................66
Foto’s bewerken ........................... 67
Menu Instellingen ......................69
Basisfuncties van de camera
aanpassen ...................................70
Accessoires ...............................77
Systeemoverzicht.........................78
Optionele accessoires .................79
Optionele accessoires
gebruiken .....................................80
De software gebruiken .................81
Beelden afdrukken .......................84
Een Eye-Fi-/FlashAir-kaart
gebruiken
.....................................92
Bijlage .........................................94
Problemen oplossen ....................95
Berichten op het scherm ..............97
Informatie op het scherm .............99
Functies en menutabellen .......... 101
Hoe u de camera moet
behandelen ................................107
Specicaties ............................... 107
Index .......................................... 111
Inhoudsopgave
Inhoud van de verpakking .............. 2
Compatibele geheugenkaarten ...... 2
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie ..................3
Namen van onderdelen
en conventies die in deze
handleiding worden gebruikt .......... 4
Inhoudsopgave ..............................5
Algemene bediening camera .........6
Veiligheidsinstructies .....................7
Basishandleiding............ 10
Voordat u begint ........................... 11
De camera testen ........................16
Handleiding voor
gevorderden ................... 20
Basishandelingen
van de camera............................20
Aan/Uit .........................................21
Ontspanknop ...............................22
Opties opnameweergave .............22
Het menu FUNC. gebruiken ........23
Het menuscherm gebruiken ......... 24
Indicatorweergave .......................25
Auto-modus ...............................26
Opnamen maken met door de
camera bepaalde instellingen ......27
Algemene, handige functies ........31
Functies voor de
beeldaanpassing .......................... 36
De camerabewerkingen
aanpassen ...................................37
Andere opnamestanden............38
Specieke scènes ........................39
Speciale eecten toepassen ........ 40
Speciale modi voor andere
doeleinden
...................................43
P-modus .....................................45
Opnamen maken met
programma automatische
belichting ([P]-modus) ..................46
Helderheid van het beeld
(Belichting)
...................................46
De witbalans aanpassen .............. 48
Opnamebereik
en scherpstellen ........................... 49
Flitser ...........................................53
Overige instellingen .....................54
6
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Algemene bediening camera
Opnamen maken
Door de camera bepaalde instellingen gebruiken (Auto-modus) ......... 27
Goede opnamen van mensen maken
Portretten
(=
39)
Specieke scènes afstemmen
Weinig licht
(=
39)
Vuurwerk
(=
39)
Speciale eecten toepassen
Levendige kleuren
(=
40)
Poster-eect
(=
40)
Fisheye-eect
(=
41)
Miniatuureect
(=
41)
Speels eect
(=
42)
Monochroom
(=
43)
Scherpstellen op gezichten ...................................................... 27, 39, 50
Zonder gebruik van de itser (Flitser Uit) ....................................... 35, 53
Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner) ........................... 33, 43
Een datumstempel toevoegen ............................................................. 32
Weergeven
Beelden bekijken (afspeelmodus) ........................................................ 57
Automatisch afspelen (Diavoorstelling) ................................................ 60
Op een tv.............................................................................................. 80
Op een computer ................................................................................. 81
Snel door beelden bladeren ................................................................. 58
Beelden wissen .................................................................................... 64
Films opnemen/bekijken
Films opnemen..................................................................................... 27
Films bekijken (afspeelmodus) ............................................................ 57
Print
Foto’s afdrukken ................................................................................... 84
Opslaan
Beelden opslaan op een computer ...................................................... 82
7
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Veiligheidsinstructies
Zorg dat u deze instructies leest om het product veilig te kunnen gebruiken.
Volg deze instructies om letsel of schade aan de gebruiker van het product
of anderen te voorkomen.
WAARSCHUWING
Hiermee wordt gewezen op het risico
van ernstig letsel of levensgevaar.
Houd het product buiten bereik van jonge kinderen.
Een draagriem rond de nek van een persoon wikkelen kan leiden tot verstikking.
Het klepje van het accessoiresschoentje kan gevaarlijk zijn als dit wordt
ingeslikt. Zoek onmiddellijk medische hulp indien het klepje wordt ingeslikt.
Gebruik alleen stroombronnen waarvan in deze gebruiksaanwijzing
wordt vermeld dat ze kunnen worden gebruikt voor dit product.
Demonteer of wijzig het product niet.
Stel het product niet bloot aan harde schokken of trillingen.
Raak geen blootliggende interne onderdelen aan.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product in geval van vreemde
verschijnselen zoals de aanwezigheid van rook of een vreemde geur.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine
of verfverdunner om het product schoon te maken.
Laat het product niet nat worden. Stop geen vreemde voorwerpen
ofvloeistoeninhetproduct.
Gebruik het product niet op plaatsen waar brandbare gassen aanwezig
kunnen zijn.
Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Heeft uw product een zoeker, kijk dan niet door de zoeker of de lens
naar sterke lichtbronnen zoals de zon op een heldere dag of lasers
en andere sterke kunstmatige lichtbronnen.
Dit kan uw gezichtsvermogen beschadigen.
Neem de volgende instructies in acht bij gebruik van in de winkel
verkrijgbare batterijen of bijgeleverde batterijen.
- Gebruik alleen de batterij/batterijen die voor het product bedoeld zijn.
- Verwarm de batterij/batterijen niet en stel ze niet bloot aan vuur.
- Laad de batterij/batterijen niet op met niet-goedgekeurde batterijladers.
- Stel de polen niet bloot aan vuil en laat ze niet in contact komen
met metalen spelden of andere metalen objecten.
- Gebruik geen lekkende batterij/batterijen.
- Breng tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/
batterijen wanneer u deze weggooit.
Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Indien een batterij lekt en het materiaal in contact komt met uw huid of kleding,
moet u het getroen gebied grondig afspoelen met stromend water. In geval van
contact met de ogen moet u de ogen grondig spoelen met ruime hoeveelheden
schoon, stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen.
8
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Neem de volgende instructies in acht bij gebruik van een batterijlader.
Neem de volgende instructies in acht bij gebruik van een batterijlader
of netadapter.
- Verwijder regelmatig met een droge doek stof dat zich op de stekker
en het stopcontact ophoopt.
- Steek of trek de stekker van het product niet in of uit het stopcontact
met natte handen.
- Gebruik het product niet als de stekker niet volledig in het stopcontact
is gestoken.
- Stel de stekker en de polen niet bloot aan vuil en laat ze niet in
contact komen met metalen spelden of andere metalen objecten.
- Raak de batterijlader of netadapter niet aan tijdens onweer indien
deze in het stopcontact is gestoken.
- Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Demonteer, breek
of wijzig het netsnoer niet.
- Wikkel het product niet in doek of andere materialen tijdens of kort
na gebruik, wanneer het product nog steeds een warme temperatuur
heeft.
- Houd het product niet langdurig aangesloten op een stroombron.
Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Laat het product tijdens gebruik niet langdurig in contact komen met
hetzelfde gebied van de huid.
Dit kan leiden tot eerstegraads verbrandingen zoals een rode huid of blaren,
zelfs als het product niet heet aanvoelt. Het gebruik van een statief of
vergelijkbare apparatuur wordt aanbevolen wanneer het product wordt
gebruikt op hete locaties of door mensen met een slechte bloedsomloop
of
een minder gevoelige huid.
Volg aanwijzingen op om het product uit te schakelen op plaatsen
waar het gebruik ervan verboden is.
Als u dit niet doet, kan de werking van andere apparatuur verstoord raken
door het eect van elektromagnetische golven en kunt u zelfs ongelukken
veroorzaken.
VOORZICHTIG
Hiermee wordt gewezen op het risico
van letsel.
Laatdeitsernietitsenindebuurtvandeogen.
Dit kan de ogen beschadigen.
De riem is alleen bedoeld voor gebruik op het lichaam. Door de riem
met een bevestigd product op te hangen aan een haak of ander object,
kan het product beschadigd raken. Schud daarnaast het product niet
en stel het product niet bloot aan harde schokken.
Oefen geen sterke druk uit op de lens en laat geen voorwerpen de lens
raken.
Dit kan letsel of schade aan het product veroorzaken.
Deitserkrijgteenhogetemperatuurwanneerdezeitst.Houdvingers,
anderelichaamsdelenenvoorwerpenuitdebuurtvandeitsereenheid
terwijl u foto’s maakt.
Dit kan brandwonden of een storing van de itser veroorzaken.
Laat het product niet achter op plaatsen die worden blootgesteld
aan extreem hoge of lage temperaturen.
Het product kan extreem heet/koud worden en brandwonden of letsel
veroorzaken wanneer het wordt aangeraakt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico
van schade aan eigendommen.
Richt de camera niet op krachtige lichtbronnen, zoals de zon op
een heldere dag of een krachtige kunstmatige lichtbron.
Als u dit wel doet, kunt u de beeldsensor of andere interne onderdelen
beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een zandstrand of op een winderige
plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat
terechtkomt.
9
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Veegstof,vuilofanderestoendienietopdeitserthuishoren
af met een wattenstaafje of doek.
De warmte die de itser produceert, kan ervoor zorgen dat stoen die niet
op de itser thuishoren rook afgeven. Ook kan de werking van het product
verstoord raken.
Verwijder de batterij/batterijen en berg deze op wanneer u het product
niet gebruikt.
Elke batterijlekkage die zich voordoet kan schade aan het product veroorzaken.
Breng, voordat u de batterij/batterijen weggooit, tape of ander
isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Haal altijd de batterijlader uit het stopcontact wanneer deze niet
gebruikt wordt. Bedek de lader niet met een doek of andere voorwerpen
wanneer deze gebruikt wordt.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat,
kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Laat batterijen van het product niet in de buurt van huisdieren liggen.
Als huisdieren op de batterij kauwen kan dit leiden tot lekkage, oververhitting
of een explosie, met brand of schade aan het product als gevolg.
Als uw product meerdere batterijen gebruikt, dient u geen combinatie
van batterijen te gebruiken met verschillende spanningsniveaus.
Gebruik geen oude en nieuwe batterijen samen. Let er bij het plaatsen
van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw broekzak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt. Doe ook het scherm dicht (zodat het
naar de camerabody is gericht), als uw product een scherm heeft dat
ingeklapt kan worden.
Bevestig geen harde voorwerpen aan het product.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
10
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Basishandleiding
Algemene informatie en instructies, van de eerste voorbereidingen tot opnamen maken en afspelen
Voordat u begint ............................................... 11
De riem bevestigen ............................................... 11
De camera vasthouden ......................................... 11
De batterij opladen ................................................ 11
De batterij en geheugenkaart plaatsen ................. 12
De datum en tijd instellen ...................................... 13
Weergavetaal ........................................................15
De camera testen ............................................. 16
Opnamen maken ...................................................16
Bekijken .................................................................18
11
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De riem bevestigen
Steek het uiteinde van de riem door
het
riembevestigingspunt (
) en haal
het andere uiteinde van de riem door
het oog aan het draadeinde (
).
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de itser rusten.
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop
van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er daarom voor dat u de
batterij eerst oplaadt.
1 Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de markering op
de batterij op één lijn ligt met die op
de oplader en plaats dan de batterij
door deze naar binnen (
) en naar
beneden
(
) te duwen.
2 Laad de batterij op.
CB-2LF: kantel de stekker naar buiten ( )
en steek de oplader in
een stopcontact (
).
CB-2LFE: sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde
in een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en
het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid, wordt
het lampje groen.
3 Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij door
deze naar binnen (
) en omhoog ( ) te
drukken.
CB-2LF
CB-2LFE
12
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de lader
of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan defect
of schade aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Voeding” (=
109) voor meer informatie over de oplaadduur, het aantal
opnamen en de opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze niet worden
gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of vlak
daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100–240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart
die in een ander apparaat is geformatteerd, moet de geheugenkaart met
deze camera worden geformatteerd (=
73).
1 Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en open
het (
).
2 Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de
richting van de pijl en plaats de batterij
in de getoonde richting totdat hij vastklikt
en is vergrendeld.
3 Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van uw kaart
en plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Verschuif het
schuifje naar de ontgrendelde positie.
Plaats de geheugenkaart in de getoonde
richting totdat deze vastklikt en is
vergrendeld.
Controleer altijd of de geheugenkaart
in de juiste richting geplaatst wordt.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen.
Aansluitpunten Batterijver-
grendeling
Etiket
13
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
4 Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes
aan terwijl u het naar binnen schuift,
totdat het vastklikt (
).
Als het klepje niet gesloten kan worden,
controleert u of u de batterij in de juiste
richting hebt geplaatst bij stap 2.
Zie “Opname” (=
108) voor richtlijnen over hoeveel foto’s of uren aan
opnamen op één geheugenkaart passen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u
een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het scherm [Datum/Tijd] verschijnt
wanneer u de camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft,
wordt opgeslagen in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt
en wordt gebruikt bij het beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt
met de datum erop.
Desgewenst kunt u ook een datumstempel aan uw foto’s toevoegen (=
32).
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2 Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de datum
en tijd in te voeren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [ ].
14
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
3 Stel de tijdzone thuis in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de tijdzone
thuis te selecteren.
4 Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] om de instelling te
voltooien. Het instellingenscherm wordt
niet meer weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ] bij stap 2.
Kies vervolgens [
] door op de knoppen [ ][ ] te drukken.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2 Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
3 Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het
tabblad [ ] te selecteren.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Datum/Tijd] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
15
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2 Open het instellingenscherm.
Houd de knop [ ] ingedrukt en druk
op
de knop [
].
3 Stel de weergavetaal in.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [
].
Nadat u de weergavetaal hebt ingesteld,
wordt het instellingenscherm niet langer
weergegeven.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop [ ] te drukken
en [Taal
] te selecteren op het tabblad [ ].
4 Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 bij “Datum en tijd instellen”
(=
13) om de instellingen aan te
passen.
Druk op de knop [ ] om het
menuscherm te sluiten.
Dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) kunnen de datum-
en tijdinstellingen ongeveer 3 weken behouden blijven nadat de batterij is
verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt in ongeveer 4 uur opgeladen nadat u een opgeladen
batterij hebt geplaatst, zelfs als de camera is uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als
u de camera inschakelt. Stel de juiste datum en tijd in zoals beschreven bij
“De datum en tijd instellen” (=
13).
16
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s Films
De camera testen
Probeer de camera uit door deze in te schakelen, enkele foto- of lmopnamen
te maken en ze te bekijken.
Opnamen maken
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke scènes.
Houd er rekening mee dat in het begin de knop FUNC./SET en enkele
andere zijn uitgeschakeld. Dit is bedoeld om fouten te voorkomen terwijl
u
leert om de camera te gebruiken (Easy Auto).
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2 Richt de camera op het
onderwerp.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de scène bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Rechtsboven in het scherm verschijnt
een scènepictogram.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
3 Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp
te
vergroten, duwt u de zoomknop
naar
[
] (telelens) en om uit te zoomen
duwt u de knop naar [
] (groothoek).
4 Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op
welke beeldgebieden is scherpgesteld.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal
naar
beneden.
Wanneer de camera de opname
maakt, hoort u het sluitergeluid en
wanneer er weinig licht is, gaat de
itser automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
17
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Films opnemen
Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [
REC]
en
de verstreken tijd op het scherm.
Zwarte balken aan de boven- en
onderkant van het scherm geven aan
welke beeldgebieden niet worden
opgenomen.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u
uw vinger van de lmknop.
Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om
de
lmopname te stoppen. De camera
piept tweemaal als de opname stopt.
Opnametijd
Easy Auto uitschakelen
Wanneer u klaar bent met het gebruik van Easy Auto kunt u proberen
handige, veelgebruikte functies (=
31) te congureren, zoals bijvoorbeeld
het indrukken van de knop FUNC./SET.
Houd de knop [ ] ingedrukt.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [
].
U kunt terugkeren naar de stand
Easy
Auto door de knop [
] ingedrukt
te
houden om zo het instelscherm weer
te geven. Kies vervolgens [Ja].
18
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2 Selecteer de beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt
u op de knop [
]. Als u het
volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [
].
Houd de knoppen [ ][ ] ingedrukt
om
snel door beelden te bladeren.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram
[
]. Ga naar stap 3
als u lms wilt afspelen.
3 Films afspelen
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om [ ] te selecteren
en
druk vervolgens nogmaals op de
knop
[
].
Het afspelen begint en na de lm
verschijnt [
].
Om het volume aan te passen,
drukt u tijdens het afspelen op
de
knoppen [
][ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
19
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen
niet worden hersteld.
1 Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2 Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen [
][ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt
u
op de knoppen [
][ ] om [Annuleer] te
kiezen. Druk vervolgens op de knop [
].
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen (=
64).
20
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de camera
Overige basishandelingen en meer manieren om van de camera te genieten, inclusief opties voor opnemen
en afspelen
Aan/Uit ............................................................... 21
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) ................... 21
Ontspanknop .................................................... 22
Opties opnameweergave
................................. 22
Het menu FUNC. gebruiken
............................. 23
Het menuscherm gebruiken
............................ 24
Indicatorweergave
............................................ 25
21
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de
camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop [ ] om de camera
in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u
opnieuw op de knop [
].
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u op de
knop [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in (=
22).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één minuut de lens
ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl de lens is ingetrokken door
nogmaals op de knop [
] te drukken.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (Display uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (=
22).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing van Display
uit aanpassen (=
72).
De spaarstand is niet actief als de camera op een computer is aangesloten
(=
82).
22
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Ontspanknop
Om de scherpte van uw foto’s te waarborgen, houdt u de ontspanknop altijd
eerst half ingedrukt. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt u de knop
helemaal in om de foto te maken.
In deze handleiding wordt de bediening van de ontspanknop omschreven
als de knop half of helemaal indrukken.
1 Druk half in. (Licht indrukken
om scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2 Druk helemaal in. (Druk, vanaf
de positie halverwege, helemaal
in om de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamescènes kan het langer duren en de beelden worden vaag
als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt) voordat
het geluid van de sluiter stopt.
Opties opnameweergave
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm” (=
99)
voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Informatie wordt
weergegeven
Geen informatie
weergegeven
Wijzigt de weergavemodus niet wanneer u op de knop [ ] drukt, houd dan
de knop [
] ingedrukt om Easy Auto uit te schakelen (=
17).
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt met de
nachtschermfunctie de helderheid van het scherm automatisch verhoogd.
Zo kunt u de compositie van uw opnamen gemakkelijker controleren. Mogelijk
komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet
overeen. Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen
van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Zie “Van weergavemodus wisselen” (=
58) voor weergaveopties.
23
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Het menu FUNC. gebruiken
Congureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (=
102103)
of afspeelmodus (=
106).
1 Open het Menu FUNC.
Druk op de knop [ ].
2 Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
menu-item te selecteren en druk vervolgens
op de knop [
] of [ ].
Afhankelijk van het menu-item kunnen
functies eenvoudig worden opgegeven
door op de knop [
] of [ ] te drukken, of
er wordt een ander scherm weergegeven
om de functie te congureren.
3 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Items met het pictogram [ ] kunnen
worden gecongureerd door op de knop
[
] te drukken.
Druk op de knop [ ] om terug te gaan
naar de menu-items.
Opties
Menu-items
4 Bevestig uw keuze en verlaat
het menu.
Druk op de knop [ ].
Het scherm voordat u bij stap 1 op
de knop [
] drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die
u hebt gecongureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (=
76).
24
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Het menuscherm gebruiken
Congureer verschillende camerafuncties als volgt via het menuscherm.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [ ], afspelen [ ], enzovoort. De beschikbare menu-items
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelstand
(=
104106).
1 Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2 Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad
te
selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen [ ][ ]
hebt
gedrukt om een tabblad te selecteren,
kunt u met de knoppen [
][ ] van tabblad
wisselen.
3 Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst op de
knop [
] of [ ] om van scherm te wisselen.
Daarna drukt u op de knoppen [
][ ]
om het menu-item te selecteren.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het vorige scherm.
4 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie
te selecteren.
5 Bevestig uw keuze en verlaat
het menu.
Druk op de knop [ ] om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1
op
de knop [
] drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (=
76).
25
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Indicatorweergave
De indicator achterop de camera (=
4) knippert groen in de volgende
gevallen.
- Er is verbinding met een computer (=
82)
- Display uit (=
21, 71, 72)
- Opstarten, opnemen of lezen
- Communicatie met andere apparaten
- Opnamen met lange sluitertijd maken (=
44)
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet openen en de
camera niet schudden of aanstoten, omdat hierdoor de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd kunnen raken.
26
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij het maken van opnamen
Opnamen maken met door de camera
bepaalde instellingen
..................................... 27
Opnamen maken in de Auto-modus ...................... 27
Easy Auto uitschakelen ......................................... 29
Scènepictogrammen .............................................30
Kaders op het scherm ........................................... 30
Algemene, handige functies ........................... 31
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) ......................................................31
Een datumstempel toevoegen .............................. 32
Automatisch zoomen als reactie op beweging
van het onderwerp (Auto zoom) ............................ 32
De zelfontspanner gebruiken ................................ 33
De itser uitschakelen ........................................... 35
Continue opnamen maken
.................................... 35
Functies voor de beeldaanpassing ................ 36
Het aantal opnamepixels wijzigen
(beeldformaat) .......................................................36
Beeldkwaliteit van lms wijzigen ........................... 36
De camerabewerkingen aanpassen ............... 37
Het lampje uitschakelen ........................................ 37
Opstarten met Easy Auto uitgeschakeld ............... 37
27
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
3 Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp
te
vergroten, duwt u de zoomknop
naar
[
] (telelens) en om uit te zoomen
duwt u de knop naar [
] (groothoek).
(Op het scherm verschijnt de zoombalk,
die de zoompositie aangeeft.)
4 Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op
welke beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied
is scherpgesteld, worden meerdere
AF-kaders weergegeven.
Zoombalk
Opnamen maken met door de camera
bepaalde instellingen
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke scènes.
Houd er rekening mee dat in het begin de knop FUNC./SET en enkele
andere zijn uitgeschakeld. Dit is bedoeld om fouten te voorkomen terwijl
u
leert om de camera te gebruiken (Easy Auto).
Foto’s Films
Opnamen maken in de Auto-modus
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2 Richt de camera op het
onderwerp.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de scène bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Rechtsboven in het scherm verschijnt
een scènepictogram (=
30).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
28
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
Films opnemen
Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één pieptoon
en verschijnen [
REC] en de verstreken
tijd op het scherm.
Zwarte balken aan de boven- en onderkant
van het scherm geven aan welke
beeldgebieden niet worden opgenomen.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de lmknop.
Opnametijd
Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen
in stap 3 (=
27).
Denk er echter wel aan dat het geluid
van de camerabewerkingen ook wordt
opgenomen. Houd er rekening mee
dat lms die worden opgenomen met
zoomfactoren die blauw worden getoond,
er korrelig uitzien.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om
de
lmopname te stoppen. De camera
piept tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart
vol raakt.
29
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Easy Auto uitschakelen
Houd de knop [ ] ingedrukt.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Foto’s/lms
Als de camera geen bedieningsgeluiden maakt, is deze misschien
ingeschakeld terwijl de knop [ ] werd ingedrukt. U geeft geluiden
weer door op de knop [ ] te drukken en [Mute] te kiezen op het
tabblad [ ]. Druk vervolgens op de knoppen [ ][ ] om [Uit] kiezen.
Foto’s
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de beelden
mogelijk onscherp worden door camerabewegingen. Bevestig in dat
geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan dichter
naar het onderwerp toe. Zie “Flitser” (=
108) voor meer informatie
over het itsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één keer piept
wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Zie “Lens” (=
107)
voor meer informatie over het scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld
bij opnamen in omgevingen met weinig licht.
Als een knipperend [ ]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt
de ontspanknop opnieuw in.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het opnamescherm
wordt weergegeven, worden de gebruikte focus, helderheid en
kleuren mogelijk bepaald door uw vorige opname.
U kunt wijzigen hoe lang beelden worden weergeven na opnamen (=
54).
Films
Kom tijdens het opnemen van lms
niet met uw vingers aan de microfoon.
Het blokkeren van de microfoon kan
verhinderen dat het geluid wordt
opgenomen of het opgenomen geluid
klinkt daardoor gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een lm om andere camerabediening
dan de lmknoppen aan te raken, omdat de geluiden van de camera
ook worden opgenomen.
Om overmatige vervaging door beweging te voorkomen wanneer
u lms opneemt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Het geluid wordt in mono opgenomen.
Microfoon
30
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s Films
Scènepictogrammen
In de modus [ ] geeft de camera een pictogram weer voor de vastgestelde
scène. De bijbehorende instellingen voor optimale scherpstelling, helderheid
en kleur van het onderwerp worden automatisch geselecteerd.
Onderwerp
Achtergrond
Mensen Overige onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
In
bewe-
ging*
1
Schadu-
wen op
gezicht*
1
In
bewe-
ging*
1
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsondergangen Oranje
Spotlights
DonkerblauwDonker
Met statief
*
2
*
2
*1 Wordt niet voor lms weergegeven.
*2
Wordt weergegeven bij donkere scènes als de camera wordt stilgehouden alsof deze
op een statief staat.
Probeer op te nemen in de modus [ ] (=
45) als het
scènepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden past
of als het niet mogelijk is om een opname te maken met de door
u verwachte eecten, kleuren of helderheid.
Foto’s Films
Kaders op het scherm
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als hoofdonderwerp
wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven en om andere gezichten
die zijn herkend worden grijze kaders weergegeven. De kaders volgen
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik om de camera er
steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft alleen
het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven
en worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Probeer in de modus [ ] (=
45) op te nemen als er geen
kaders worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven of als kaders worden weergegeven
op de achtergrond of soortgelijke gebieden.
31
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Algemene, handige functies
Foto’s Films
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale
Zoom)
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom
te vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 32x te vergroten.
1 Duw de zoomknop naar [ ].
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor voordat het beeld
merkbaar korrelig wordt, is bereikt.
Dit
wordt vervolgens weergegeven
op
het scherm.
2 Duw de zoomknop nogmaals
naar [
].
De camera zoomt nog verder in op het
onderwerp.
Zoomfactor
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de zoombalk
weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De zoombalk gebruikt
kleurcodes om het zoombereik aan te geven.
-
Wit bereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt.
-
Geel bereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
-
Blauw bereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde opnamepixelinstellingen
(=
36) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor bereiken
door stap 1 te volgen.
Bij bepaalde opnamepixelinstellingen (=
36) en zoomfactoren
kunnen ingezoomde beelden er korrelig uitzien. In dit geval wordt
de zoomfactor in het blauw weergegeven.
32
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s
Een datumstempel toevoegen
De camera kan de opnamedatum aan beelden toevoegen, rechtsonder
in het beeld.
Datumstempels kunnen echter niet worden bewerkt of verwijderd. Zorg er
dus voor dat datum en tijd correct zijn ingesteld (=
13).
1 Congureerdeinstelling.
Druk op de knop [ ] om de gewenste
optie te kiezen.
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
of
[
] weergegeven.
2 Maak de opname.
Wanneer u opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [
] bij stap 1.
Datumstempels kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.
Opnamen die zonder datumstempel zijn gemaakt, kunnen als volgt met stempel
worden afgedrukt.
Als u echter een datumstempel toevoegt aan beelden die al van deze informatie
zijn voorzien, kan het gevolg zijn dat deze tweemaal wordt afgedrukt.
-
De printerfuncties gebruiken om af te drukken (=
85)
- De DPOF-afdrukinstellingen van uw camera gebruiken (=
88) om af te
drukken
- De software die kan worden gedownload van de Canon-website (=
81)
Foto’s
Automatisch zoomen als reactie op beweging
van het onderwerp (Auto zoom)
De camera zoomt automatisch in en uit om de grootte van een gedetecteerd
gezicht (=
27) constant te houden. Als de persoon dichterbij komt, zoomt
de camera automatisch uit. Omgekeerd geldt hetzelfde.
1 Open de modus Auto zoom.
Druk op de knop [ ].
[ ] wordt weergegeven.
Er wordt een wit kader weergegeven rond
het gedetecteerde gezicht en de camera
zoomt in en uit om het onderwerp op het
scherm te houden.
Als er meerdere gezichten worden
gedetecteerd, wordt een wit kader
weergegeven rond het gezicht van het
hoofdonderwerp en maximaal twee grijze
kaders rond andere gezichten terwijl
de camera in- en uitzoomt om deze
onderwerpen op het scherm te houden.
33
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
2 Maak de opname.
Zelfs nadat u een opname hebt gemaakt,
blijft automatisch zoomen actief en worden
de kaders nog steeds weergegeven.
Om automatisch zoomen te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop [
].
[
] wordt weergegeven.
Gezichten worden mogelijk niet gedetecteerd bij sommige
zoomfactoren, of wanneer de persoon het hoofd schuin houdt
of niet recht naar de camera kijkt.
Automatisch zoomen wordt uitgeschakeld in de volgende situaties.
- Wanneer u de opnamemodus wijzigt
- Wanneer u op de knop [
], de lmknop of [ ] drukt
- Wanneer u op de knop [
] drukt
Als een gedetecteerd gezicht dichtbij de rand van het scherm komt, zoomt
de camera uit om het onderwerp in beeld te houden.
De zoomfactor kan niet worden gewijzigd nadat u de ontspanknop helemaal
hebt ingedrukt in de zelfontspannermodus (=
33).
De camera zal prioriteit geven aan zoomen om onderwerpen in beeld te houden.
Daarom is het misschien niet mogelijk om het formaat van gezichten even
groot te houden, afhankelijk van de beweging van het onderwerp en de
opnameomstandigheden.
Als er geen gezicht is gedetecteerd, zoomt de camera naar een bepaald niveau
en stopt het zoomen wanneer een gezicht is gedetecteerd.
Foto’s Films
De zelfontspanner gebruiken
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook op staat.
De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de ontspanknop
indrukt.
1 Congureerdeinstelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [
] (=
23).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
2 Maak de opname.
Voor foto’s: druk de ontspanknop half
in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal naar
beneden.
Voor lms: Druk op de lmknop.
34
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft
de
lamp branden.)
Om het maken van opnamen met
de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [
] bij stap 1.
Foto’s Films
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen terwijl
u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (=
33) en kies [ ].
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (=
33) om de opname
te maken.
Foto’s Films
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen (1–10 opnamen)
aangeven.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (=
33), kies [ ] en druk
daarna op de knop [
].
2 Congureerdeinstelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Vertraging] of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
waarde te kiezen en druk daarna op
de knop [
].
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (=
33) om de opname
te
maken.
Voor lms die worden opgenomen met behulp van de zelfontspanner,
geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het opnemen begint,
maar de instelling van [Beelden] heeft geen eect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid en witbalans
bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen in is meer tijd nodig
als de itser afgaat of als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt maken.
De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
geluid en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voor de opname.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft de lamp branden.)
35
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s
De itser uitschakelen
Bereid de camera als volgt voor op opnemen zonder itser.
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [
] wordt weergegeven.
De itser wordt niet meer geactiveerd.
Druk nogmaals op de knop [ ] om
de itser in te schakelen. ([
] wordt
weergegeven.) Als er weinig licht is,
wordt de itser automatisch geactiveerd.
Als bij omstandigheden die ervoor zorgen dat de camera
wordt bewogen of bij situaties met weinig licht een knipperend
pictogram [
] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Foto’s
Continue opnamen maken
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt om continue opnamen te maken.
Zie “Opnamen maken” (=
108) voor meer informatie over de snelheid van
continue opnamen.
1 Congureerdeinstelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [
] (=
23).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
2 Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (=
33).
Opnamen maken kan tijdelijk stoppen of continue opnamen maken
kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden,
camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
36
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
Het aantal opnamepixels wijzigen
(beeldformaat)
Kies als volgt uit 5 niveaus het aantal opnamepixels van het beeld.
Zie “Opname” (=
108) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
opnamepixelinstelling op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(=
23).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u
deze procedure,
maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het kiezen van de opnamepixelinstelling
op basis van het papierformaat
[ ]: Voor het verzenden van beelden
per e-mail.
[ ]: Voor beelden die worden
weergegeven op breedbeeld HD-tv’s
of vergelijkbare weergaveapparatuur,
op een 16:9-scherm.
A2 (420 x 594 mm)
A3–A5 (297 x
420–148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaart
90 x 130 mm
Films
Beeldkwaliteit van lms wijzigen
Er zijn twee instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opname”
(=
108) voor richtlijnen over de totale opnametijd van lms die bij elk
beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(=
23).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [
].
Beeldkwaliteit Aantal opnamepixels Framesnelheid Details
1280 x 720 25 fps Voor opnamen in HD.
640 x 480 30 fps
Voor opnamen
in SD-kwaliteit.
In de modus [
] geven zwarte balken aan de boven- en onderkant van het
scherm aan welke beeldgebieden niet worden vastgelegd.
37
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [ ] van het menuscherm.
Zie “Het menuscherm gebruiken” (=
24) voor instructies over menufuncties.
Foto’s
Het lampje uitschakelen
U kunt het lampje uitschakelen dat gewoonlijk gaat branden als hulp bij
het scherpstellen als u de ontspanknop half indrukt, of dat gaat branden
om rode ogen te corrigeren als u opnamen maakt met de itser in
omstandigheden met weinig licht.
Druk op de knop [ ], kies
[Lampinstelling] op het tabblad [
]
en
kies vervolgens [Uit] (=
24).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Aan].
Opstarten met Easy Auto uitgeschakeld
De activering van Easy Auto bij het opstarten kan worden uitgeschakeld.
Druk op de knop [ ] om [Easy Auto
start] te selecteren op het tabblad [
].
Selecteer vervolgens [Uitsch.] (=
24).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Insch.].
38
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Andere opnamestanden
Maak eectiever opnamen in verschillende composities en maak betere opnamen met unieke beeldeecten of
vastgelegd met speciale functies
Speciekescènes ............................................ 39
Opnamen maken die minder onscherp zijn door
beweging (Digitale IS) ........................................... 40
Specialeeectentoepassen ........................... 40
Opnamen maken met het eect van een
visooglens (Fisheye-eect) ................................... 41
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureect) ....................................................41
Opnamen maken met een speelgoedcamera-
eect (Speelgoedcamera-eect) ........................... 42
Opnamen maken in monochroom ......................... 43
Speciale modi voor andere doeleinden ......... 43
Automatisch opnamen maken nadat
een nieuwe persoon wordt gedetecteerd
(Gezicht-zelfontspanner) ....................................... 43
Opnamen met lange sluitertijd maken
(Lange sluiter) .......................................................44
39
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Specieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamescène en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
1 Selecteer een opnamemodus.
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [
] wordt weergegeven.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (=
23).
2 Maak de opname.
Foto’s Films
Portretopnamen maken (Portret)
Mensen fotograferen met een
verzachtend eect.
Foto’s
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Opnamen maken met minimale beweging
van de camera en het onderwerp, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
Foto’s Films
Vuurwerk fotograferen
(Vuurwerk)
Levendige foto’s van vuurwerk.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
].
Wijzigt de opnamemodus niet wanneer u op de knop [ ] drukt, houd dan de
knop [
] ingedrukt om Easy Auto uit te schakelen (=
29).
De opnamepixelinstelling van de modus [
] is [ ] (2560 x 1920) en kan niet
worden gewijzigd.
In de modus [
] wordt de optimale scherpstelling nog steeds bepaald, ook al
worden er geen kaders weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt.
40
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s
Opnamen maken die minder onscherp zijn
door beweging (Digitale IS)
Maak opnamen met minimale beweging van de camera en het onderwerp.
In scènes waar de itser niet gebruikt wordt, worden achtereenvolgende
opnamen gecombineerd om camerabewegingen en ruis te verminderen.
1 Open de modus [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. [ ] wordt
links op het scherm weergegeven bij
scènes waar de itser niet wordt gebruikt.
Als [ ] wordt weergegeven, drukt u de
ontspanknop helemaal naar beneden.
Er worden continu opnamen gemaakt en
deze worden vervolgens gecombineerd.
Als het pictogram niet wordt weergegeven,
drukt u de ontspanknop helemaal in om
een enkel beeld op te nemen.
Wanneer [
] wordt weergegeven, worden er continue opnamen
gemaakt. U dient dan de camera stabiel te houden.
Bij sommige scènes kunnen beelden er niet uitzien zoals verwacht.
Bij gebruik van een statief maakt u opnamen in de modus [ ] (=
27).
De opnamepixelinstelling van de modus [
] is [ ] (2560 x 1920) en kan
niet worden gewijzigd.
Speciale effecten toepassen
Voeg diverse eecten toe aan uw opnamen.
1 Selecteer een opnamemodus.
Voer stap 1 in “Specieke scènes”
(=
39) uit om een opnamemodus
te
kiezen.
2 Maak de opname.
Foto’s Films
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s Films
Foto’smetpostereect
(Poster‑eect)
Foto’s die lijken op oude posters
of
illustraties.
Probeer in de standen [
] en [ ] eerst een aantal testopnamen
maken te om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
41
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Maak opnamen met het vervormende eect van een visooglens.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Kieseeneectniveau.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om een eectniveau
te
selecteren en druk vervolgens op
de
knop [
].
U ziet een voorbeeld van uw foto
waarop
het eect is toegepast.
3 Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Foto’s Films
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Geeft het eect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en
onder uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook lms maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door
de afspeelsnelheid te kiezen voordat de lm wordt opgenomen. Mensen
en onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen.
Het geluid wordt niet opgenomen.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader
dat het beeldgebied aangeeft dat scherp
blijft.
2 Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop [ ].
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen [
][ ] om het kader te
verplaatsen.
3 Selecteervoorlmsde
afspeelsnelheidvandelm.
Druk op de knop [ ] en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ] om
de snelheid te selecteren.
42
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
4 Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van
één minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van lms.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u bij stap 2 op de knoppen [ ][ ] drukt, wordt de richting van het kader
verticaal. Om de richting van het kader weer horizontaal te zetten, drukt
u op de knoppen [
][ ].
Als u het kader wilt verplaatsen terwijl het in de horizontale richting staat,
drukt u op de knoppen [
][ ]. Als u het kader wilt verplaatsen terwijl het
in de verticale richting staat, drukt u op de knoppen [
][ ].
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is [
] wanneer een opnamepixelinstelling voor
foto’s is geselecteerd van [
] en is [ ] wanneer een opnamepixelinstelling
voor foto’s is geselecteerd van [
] (=
36). Deze kwaliteitsinstellingen
kunnen niet worden gewijzigd.
Foto’s
Opnamen maken met een speelgoedcamera-
effect (Speelgoedcamera-effect)
Met dit eect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om een kleurtoon te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
U ziet een voorbeeld van uw foto
waarop
het eect is toegepast.
3 Maak de opname.
Standaard Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
43
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
Foto’s Films
Opnamen maken in monochroom
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om een kleurtoon te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
U ziet een voorbeeld van uw foto
waarop
het eect is toegepast.
3 Maak de opname.
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Blauw Foto’s in blauw en wit.
Speciale modi voor andere doeleinden
Foto’s
Automatisch opnamen maken nadat een
nieuwe persoon wordt gedetecteerd
(Gezicht-zelfontspanner)
Ongeveer twee seconden nadat het gezicht van een andere persoon
(zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt, maakt de camera een
foto (=
50). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een
vergelijkbare foto wilt staan.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop
is scherpgesteld en of er witte kaders
rond de andere gezichten worden
weergegeven.
3 Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
De camera gaat nu in stand-bystand voor
de opname en op het scherm verschijnt
[Kijk recht naar camera om aftellen te
starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
44
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
4 Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar de
camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de itser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Om het maken van opnamen met
de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een opname.
Om het aantal opnamen te wijzigen, drukt u op de knop [
]. Druk op de
knoppen [
][ ] om het aantal opnamen te kiezen en druk vervolgens op
de knop [
].
Foto’s
Opnamen met lange sluitertijd maken
(Lange
sluiter)
Geef een sluitertijd van 1–15 seconden op om opnamen met een lange
sluitertijd maken. Plaats in dit geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in
het menu. Kies de gewenste sluitertijd
(=
23).
3 Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in om de
belichting voor de door u geselecteerde
sluitertijd te bekijken.
4 Maak de opname.
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het
scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt,
treedt een vertraging op voordat u opnieuw een foto kunt maken,
omdat de camera de beelden verwerkt om ruis te voorkomen.
Als de itser afgaat, kan uw foto overbelicht raken. Stel in dat geval de itser
in op [
] en maak een nieuwe opname (=
53).
45
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
P-modus
Meer onderscheidende foto’s in de opnamestijl van uw voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus [ ].
[
]: programma automatische belichting; AE: automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een andere modus dan [
], dient u te controleren of de functie in die modus beschikbaar is
(=
101105).
Opnamen maken met programma
automatische belichting ([P]-modus) ........... 46
Helderheid van het beeld (Belichting)
............ 46
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie) ...................................... 46
De meetmethode wijzigen ..................................... 47
De ISO-waarde wijzigen ........................................ 47
De helderheid corrigeren (i-Contrast) .................... 48
De witbalans aanpassen .................................. 48
Opnamebereik en scherpstellen
..................... 49
Close-ups maken (Macro) ..................................... 49
Opnamen maken van onderwerpen
op grote afstand (Oneindig) .................................. 50
De modus AF Frame wijzigen ............................... 50
De focusinstelling veranderen ............................... 52
Flitser ................................................................ 53
Flitsmodus wijzigen ............................................... 53
Overige instellingen ......................................... 54
Raster weergeven ................................................. 54
De digitale zoomfunctie uitschakelen .................... 54
De weergavestijl van het beeld na opnamen
wijzigen .................................................................54
46
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Opnamen maken met programma
automatische belichting ([P]-modus)
U kunt tal van functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
1 Open de modus [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(=
39) uit en kies [ ].
2 Pas de instellingen naar wens
aan (=
4655) en maak een
opname.
Als de optimale belichting niet kan worden verkregen wanneer u de
ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde
in het oranje weergegeven. Probeer in dat geval de ISO-waarde aan te
passen (=
47) of de itser te activeren (bij donkere onderwerpen, =
53)
om zo de optimale belichting te verkrijgen.
U kunt ook lms opnemen in de modus [
] door op de lmknop te drukken.
Sommige FUNC.- (=
23) en MENU-instellingen (=
24) kunnen echter
automatisch worden aangepast voor lmopnamen.
Zie “Lens” (=
107) voor meer informatie over het opnamebereik in de
modus [
].
Helderheid van het beeld (Belichting)
Foto’s Films
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 stop in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop [ ]en kies [ ] in het
menu. Kijk naar het scherm en druk op
de knoppen [
][ ] om de helderheid
aan te passen (=
23).
Wanneer u lms opneemt, moet de
belichtingscompensatiebalk worden
weergegeven.
Wanneer u foto’s maakt, drukt
u
op de knop [
] om de ingestelde
belichtingscompensatie weer te geven.
Maak vervolgens de opname.
U kunt ook foto’s maken terwijl de belichtingscompensatiebalk wordt
weergegeven.
Wanneer u een lm maakt, wordt [
] weergegeven en wordt de belichting
vergrendeld.
47
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s
De meetmethode wijzigen
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (=
23).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Deelmeting
Voor standaard opnameomstandigheden, inclusief onderwerpen
die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele beeldgebied.
Dit wordt berekend door de helderheid in het centrumgebied als
het belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
] (spotmetingpuntkader) dat
wordt weergegeven in het midden van het scherm.
Foto’s
De ISO-waarde wijzigen
Stel de ISO-waarde in op [AUTO] om deze automatisch aan te laten
passen aan de opnamemodus en -omstandigheden. Kies anders een
hogere ISO-waarde voor meer gevoeligheid of een lagere waarde voor
minder gevoeligheid.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (=
23).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde ISO-waarde
wilt bekijken wanneer de ISO-waarde is ingesteld op [AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden, maar
onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans op een onscherp
onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen, wat
onscherpe en bewogen onderwerpen vermindert en het itserbereik vergroot.
Foto’s kunnen er echter wel korrelig uitzien.
48
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere
beeldgebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd
en automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden
gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop [ ], kies [i-Contrast]
op het tabblad [
] en kies [Automatisch]
(=
24).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (=
67).
Foto’s Films
De witbalans aanpassen
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de scène die u aan het opnemen bent.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (=
23).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schaduw of in de
schemering.
Lamplicht
Voor opnamen bij normaal lamplicht (gloeilampen) en dezelfde
kleur tl-licht.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit (of een vergelijkbare kleur)
of koelwit tl-licht.
TL licht H Voor opnamen bij daglichtlampen en dezelfde kleur tl-licht.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste witbalans
(=
49).
49
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Aangepaste witbalans
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen in “Opnamen maken
met programma automatische belichting
([P]-modus)” (=
46) uit om [ ] te
selecteren.
Richt de camera op een een wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop [
].
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-instellingen
wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Close-ups maken (Macro)
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen
die zich dichtbij bevinden. Zie “Lens” (=
107) voor meer informatie over
het scherpstelbereik.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [
] (=
23).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
Als u itst, kan vignetvorming optreden.
In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt [
]
grijs en de camera stelt niet scherp.
Om camerabeweging te voorkomen, plaatst u de camera op een statief
en neemt u opnamen met de camera ingesteld op [
] (=
34).
50
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s
Opnamen maken van onderwerpen op grote
afstand (Oneindig)
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen
die zich veraf bevinden. Zie “Lens” (=
107) voor meer informatie over het
scherpstelbereik.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [
] (=
23).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
Foto’s Films
De modus AF Frame wijzigen
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop [ ], kies [AF Frame]
op het tabblad [
] en kies de gewenste
optie (=
24).
Foto’s Films
Gezichts-AiAf
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en vervolgens erop
scherpstellen, de belichting bepalen (alleen deelmeting) en de witbalans
instellen (alleen [ ]).
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit kader
weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als hoofdonderwerp
wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders worden weergegeven
rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de bewegende
onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er alleen
grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, worden
maximaal negen groene kaders weergegeven in de scherpgestelde
gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF
(=
51) is ingesteld op [Insch.], verschijnt het AF-kader in het midden
van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
-
Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
-
Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
51
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking)
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1 Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (=
50) uit om [AF Tracking] te
selecteren.
[ ] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2 Kies een onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt.
Druk de ontspanknop half in. [ ] verandert
in een blauw [
] dat het onderwerp volgt
terwijl de scherpstelling en belichting
worden aangepast (Servo AF) (=
51).
3 Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
[Servo AF] (=
51) is ingesteld op [Insch.] en kan niet worden
gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[ ] en [ ] zijn niet beschikbaar.
Foto’s Films
Centrum
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Eectief voor betrouwbaar
scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera niet
kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of in een hoek,
richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in het AF-kader ziet en
vervolgens houdt u de ontspanknop half ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt blijft houden, creëert u de gewenste compositie en vervolgens
drukt u de ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).
Foto’s
Opnamen maken met Servo AF
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1 Congureerdeinstelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Servo AF] op het tabblad [
] en
selecteer vervolgens [Insch.] (=
24).
2 Stel scherp.
De focus en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader
wordt weergegeven wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
52
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk niet
scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders mogelijk
niet geactiveerd (en worden mogelijk niet blauw) wanneer u de
ontspanknop half indrukt. In dat geval worden de focus en belichting
ingesteld overeenkomstig de opgegeven modus voor AF Frame.
Als de optimale belichting niet kan worden verkregen, worden
de sluitertijd en de diafragmawaarde in het oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (=
33).
Foto’s
De focusinstelling veranderen
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant
scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer
de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera
beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop half
indrukt.
Druk op de knop [ ], kies [Continu]
op het tabblad [
] en kies vervolgens
[Uitsch.] (=
24).
Insch.
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist, doordat de camera
continu scherpstelt op onderwerpen totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uitsch.
De camera stelt niet continu scherp, zodat de batterij minder snel leeg is.
53
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Flitser
Foto’s
Flitsmodus wijzigen
U kunt de itsmodus wijzigen en aanpassen aan de opnamescène.
Zie “Flitser” (=
108) voor meer informatie over het itsbereik.
Druk op de knop [ ], druk op de knoppen
[
][ ] om een itsmodus te kiezen en
druk vervolgens op de knop [
].
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
[ ] Automatisch
Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
[ ] Aan
Er wordt bij elke opname geitst.
[ ] Slow sync
Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals mensen)
te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met een langere
sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik verlicht wordt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
].
In de modus [ ] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
sluitergeluid stopt, zelfs nadat de itser geitst heeft.
[ ] Uit
Voor het maken van opnamen zonder itser.
Als bij omstandigheden die ervoor zorgen dat de camera
wordt bewogen of bij situaties met weinig licht een knipperend
pictogram [
] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden.
54
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Overige instellingen
Foto’s Films
Raster weergeven
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Raster] op het tabblad [
] en selecteer
vervolgens [Aan] (=
24).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Foto’s Films
De digitale zoomfunctie uitschakelen
Als u de digitale zoomfunctie niet wilt gebruiken (=
31), kunt u deze als
volgt uitschakelen.
Druk op de knop [ ], kies
[Digitale Zoom] op het tabblad [
]
en kies vervolgens [Uit] (=
24).
Foto’s
De weergavestijl van het beeld na opnamen
wijzigen
U kunt instellen hoe lang na de opname beelden worden weergegeven
en welke informatie wordt weergegeven.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
1 Open het scherm [Afbeelding
direct bekijken].
Druk op de knop [ ], kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [
] en druk daarna op de
knop
[
] (=
24).
2 Congureerdeinstelling.
Kies [Weergavetijd] en kies vervolgens
de gewenste optie (=
24).
Snel Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt fotograferen.
2 sec.,
4 sec.,
8
sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd weergegeven.
Zelfs
wanneer de foto nog op het scherm staat, kunt u de ontspanknop
al
half indrukken om een volgende foto te maken.
Vastzetten Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
55
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden
weergegeven.
1 Stel [Weergavetijd] in op [2 sec.],
[4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten]
(=
54).
2 Congureerdeinstelling.
Kies [Scherminfo] en kies vervolgens
de
gewenste optie (=
24).
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft details van de opname weer (=
100).
Wanneer [Weergavetijd] (=
54) is ingesteld op [Uit] of [Snel], is [Scherminfo]
ingesteld op [Uit]. Dit kan niet worden gewijzigd.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop [
] te drukken terwijl
na
de opname een beeld wordt weergegeven. De instellingen van [Scherminfo]
worden niet gewijzigd. U kunt ook beelden wissen door op de knop [
] te
drukken of beelden beschermen (=
61) door op de knop [ ] te drukken.
56
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van manieren doorbladeren en bewerken.
Druk op de knop [ ] om de afspeelmodus te openen en de camera voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt,
kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
Bekijken ............................................................ 57
Van weergavemodus wisselen .............................. 58
Doorbeeldenbladerenenbeeldenlteren ... 58
Bladeren door beelden in een index ..................... 58
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden .........................................................59
Opties voor het weergeven van foto’s ........... 60
Beelden vergroten .................................................60
Diavoorstellingen bekijken
.................................... 60
Beelden beveiligen ........................................... 61
Via het menu .........................................................62
Afzonderlijke beelden selecteren .......................... 62
Een reeks selecteren ............................................ 62
Alle beelden in één keer beveiligen ...................... 63
Beelden wissen ................................................ 64
Meerdere beelden tegelijk wissen ......................... 64
Beelden roteren ................................................ 66
Via het menu .........................................................66
Automatisch draaien uitschakelen ........................ 66
Foto’s bewerken ............................................... 67
Het formaat van beelden wijzigen ......................... 67
De helderheid corrigeren (i-Contrast) .................... 67
Rode ogen corrigeren ........................................... 68
57
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2 Selecteer de beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt
u op de knop [
]. Als u het
volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [
].
Houd de knoppen [ ][ ] ingedrukt
om
snel door beelden te bladeren.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3
als u lms wilt afspelen.
3 Speellmsaf.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om [ ] te selecteren
en
druk vervolgens nogmaals op de
knop
[
] om het afspelen te starten.
4 Pas het volume aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
volume aan te passen.
Om het volume aan te passen wanneer
de volumeaanduiding niet langer
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen
[
][ ].
5 Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de lm verschijnt [ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer de afspeelmodus
geopend wordt, kiest u MENU (=
24) > tabblad [ ] > [Ga verder] >
[Laatste f.].
Om de weergegeven overgang tussen beelden te wijzigen, opent u MENU
(=
24) en vervolgens kiest u het door u gewenste eect op het tabblad [ ] >
[Overgang].
Volume-indicator
58
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Van weergavemodus wisselen
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het scherm of
om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide informatieweergave)”
(=
100) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Geen
informatieweergave
Beknopte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Foto’s Films
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
In de uitgebreide informatieweergave (=
58) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Foto’s Films
Histogram
De graek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (=
58) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk gedeelte van
het beeld zich op elk helderheidsniveau
bevindt. Het histogram bekijken is een
manier om de belichting te controleren.
Hoog
Donker
Laag
Helder
Door beelden bladeren en beelden
lteren
Foto’s Films
Bladeren door beelden in een index
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1 Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar [ ] om
minder beelden weer te geven. Het aantal
beelden neemt elke keer af wanneer u de
zoomknop verschuift.
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop [ ] om het geselecteerde
beeld in de enkelvoudige weergave te
bekijken.
59
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door de
beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden. U kunt deze
beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (=
61) of verwijderen (=
64).
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Foto/lm Geeft alleen foto’s of lms weer.
1 Selecteer de eerste voorwaarde
voor beeldweergave of bladeren.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens een
voorwaarde (=
23).
2 Selecteer de tweede voorwaarde
voor beeldweergave of bladeren.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een voorwaarde te selecteren en druk
vervolgens op de knop [
].
3 Bekijkdegelterdebeelden.
Beelden die voldoen aan uw voorwaarden,
worden in gele kaders weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] om alleen
deze beelden te bekijken.
Kies [ ] bij stap 1 om gelterde weergave
te stoppen.
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen overeenkomende
beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar.
Druk op de knop [ ] bij stap 3 om informatie weer te geven of te verbergen.
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 3) zijn
“Bladeren door beelden in een index” (=
58), “Beelden vergroten”
(=
60) en “Diavoorstellingen bekijken” (=
60). U kunt ook alle gevonden
beelden beveiligen, wissen, afdrukken of toevoegen aan een fotoboek door
[Alle beelden zoekopdr. sel.] te selecteren in “Beelden beveiligen” (=
61),
“Meerdere beelden tegelijk wissen” (=
64), “Beelden toevoegen aan
de printlijst (DPOF)” (=
88) of “Beelden toevoegen aan een fotoboek”
(=
90).
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden (=
6768) wordt
een bericht weergegeven en worden de gevonden beelden niet meer
weergegeven.
60
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (=
23).
De diavoorstelling begint nadat
[Laden
van beeld] enkele seconden
wordt
weergegeven.
Druk op de knop [ ] om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (=
21) werken niet tijdens
diavoorstellingen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen van diavoorstellingen wilt onderbreken
of hervatten.
U kunt naar andere beelden gaan tijdens het afspelen als u op de knoppen
[
][ ] drukt. Houd voor vooruitspoelen of achteruitspoelen de knoppen [ ][ ]
ingedrukt.
Bij gelterde weergave (=
59) worden alleen beelden afgespeeld die
overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Opties voor het weergeven van foto’s
Foto’s
Beelden vergroten
1 Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als u wilt
inzoomen op het beeld en het beeld wilt
vergroten. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een factor
van 10x.
Verschuif de zoomknop naar [ ] om uit
te zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt,
keert u terug naar de enkelvoudige
weergave.
2 Verschuif de weergavelocatie en
wissel indien nodig van beeld.
Als u de weergavepositie wilt verschuiven,
drukt u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Wanneer [ ] op het scherm wordt
weergegeven, kunt u naar [
]
gaan door op de knop [
] te drukken.
Druk tijdens het in- of uitzoomen op de
knoppen [
][ ] om van beeld te wisselen.
Druk nogmaals op de knop [
] om terug te
keren naar de oorspronkelijke instelling.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige weergave gaan
door op de knop [
] te drukken.
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
61
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangen
tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [
] (=
24).
2 Congureerdeinstellingen.
Kies het menu-item dat u wilt congureren
en kies de gewenste optie (=
24).
Selecteer [Start] en druk op de knop [ ]
als u de diavoorstelling volgens uw
instellingen wilt starten.
Druk op de knop [ ] om terug
te
gaan naar het menuscherm.
Foto’s Films
Beelden beveiligen
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden
gewist (=
64).
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [
] in het menu (=
23).
[Beveiligd] wordt weergegeven.
Als u de beveiliging wilt annuleren,
herhaalt u deze procedure en selecteert
u [
] nogmaals. Druk vervolgens op
de
knop [
].
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de
kaart formatteert (=
73).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera.
Als u ze wel op die manier wilt wissen, moet u eerst de beveiliging opheen.
62
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Via het menu
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [
] (=
24).
2 Selecteer een selectiemethode.
Kies een menu-item en de gewenste
optie (=
24).
Druk op de knop [ ] om terug
te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1 Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (=
62),
kies [Selectie] en druk op de knop [
].
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [
]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [ ] als
u de selectie wilt opheen. [
] wordt
niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3 Beveilig het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet beveiligd.
Een reeks selecteren
1 Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (=
62),
kies [Select. reeks] en druk op de
knop [
].
2 Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
63
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
3 Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop [ ] om [Laatste beeld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
Beelden vóór het eerste beeld kunt
u
niet als het laatste beeld selecteren.
4 Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Beveilig] te
kiezen en druk daarna op de knop [
].
Selecteer [Beveilig. uit] bij stap 4 als u de beveiliging wilt opheen voor
groepen beelden.
Alle beelden in één keer beveiligen
1 Selecteer [Alle beelden
beveiligen].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (=
62),
kies [Alle beelden beveiligen] en druk
op de knop [
].
2 Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Selecteer bij stap 1 [Beveiliging alle beelden oph.] als u de beveiliging wilt
opheen voor groepen beelden.
64
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s Films
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden
hersteld. Beveiligde beelden (=
61) kunnen echter niet worden gewist.
1 Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2 Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen [
][ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt u op
de knoppen [
][ ] om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [
].
Meerdere beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen. Wees
voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden hersteld.
Beveiligde beelden (=
61) kunnen echter niet worden gewist.
Een selectiemethode selecteren
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Wissen] op het tabblad [
] (=
24).
2 Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens
op de knop [
].
Druk op de knop [ ] om terug
te
gaan naar het menuscherm.
65
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Afzonderlijke beelden selecteren
1 Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
64) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [
].
2 Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen
bij
stap 2 van “Afzonderlijke beelden
selecteren” (=
62), wordt [ ]
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [ ] als
u
de selectie wilt opheen. [
] wordt
niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3 Wis de beelden.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Een reeks selecteren
1 Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
64) om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop [
].
2 Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 uit van “Een reeks
selecteren” (=
62) om beelden op
te
geven.
3 Wis de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Wissen]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Alle beelden in één keer opgeven
1 Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 uit bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
64), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [
].
2 Wis de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
66
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s
Beelden roteren
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1 Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [
] in het menu (=
23).
2 Draai het beeld.
Druk op de knop [ ] of [ ], afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt
90°
geroteerd. Druk op de knop [
]
om
de instelling te voltooien.
Via het menu
1 Selecteer [Roteren].
Druk op de knop [ ] en kies
[Roteren] op het tabblad [
] (=
24).
2 Draai het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld
te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de
knop
[
] drukt 90° gedraaid.
Druk op de knop [ ] om terug
te
gaan naar het menuscherm.
Roteren is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(=
66).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien van beelden uit te schakelen.
Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid, afhankelijk van de huidige
oriëntatie van de camera.
Druk op de knop [ ] om [Autom.
draaien] te selecteren op het tabblad [
].
Selecteer vervolgens [Uit] (=
24).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (=
66) als u [Autom.
draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde
beelden ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.
67
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Foto’s bewerken
Beeldbewerking (=
6768) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Foto’s
Het formaat van beelden wijzigen
Sla een kopie van beelden op met een lager aantal opnamepixels.
1 Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop [ ] en kies
[Veranderen] op het tabblad [
]
(=
24).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
3 Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
formaat te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
4 Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Het beeld wordt nu opgeslagen als
een nieuw bestand.
5 Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop [ ]. [Selecteer
beeld voor weergave] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Bewerkt
beeld] te kiezen en druk daarna op de
knop [
].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn vastgelegd met een opnamepixelinstelling van [ ]
of [ ] (=
36) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hoger aantal opnamepixels.
Foto’s
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Extreem heldere of donkere beeldgebieden (zoals gezichten of
achtergronden) kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden
aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg
contrast heeft, kan dat voor het maken van opnamen ook automatisch
worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier
correctieniveaus, en sla het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1 Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [
] (=
24).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
68
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
3 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [
].
4 Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Voer stap 4 en 5 uit van “Het formaat
van
beelden wijzigen” (=
67).
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Automatisch] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt,
probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
Foto’s
Rode ogen corrigeren
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1 Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [
]
(=
24).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
3 Corrigeer het beeld.
Druk op de knop [ ].
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
beeldgebieden.
Vergroot of verklein de beelden naar
wens. Volg de stappen in “Beelden
vergroten” (=
60).
4 Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [
].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (=
67) uit.
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke
beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld. Het oorspronkelijke
beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
69
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak
Basisfuncties van de camera aanpassen ...... 70
Camerageluiden dempen ...................................... 70
Het volume aanpassen ......................................... 70
Hints en tips verbergen ......................................... 70
Datum en tijd ......................................................... 70
Wereldklok ............................................................71
Timing voor het intrekken van de lens .................. 71
Eco-modus gebruiken ........................................... 71
De spaarstand aanpassen .................................... 72
Schermhelderheid ................................................. 73
Het opstartscherm verbergen ................................ 73
Geheugenkaarten formatteren .............................. 73
Bestandsnummering .............................................75
Beelden opslaan op datum ................................... 75
Certicatielogo’s controleren ................................. 75
Weergavetaal ........................................................76
Andere instellingen aanpassen ............................. 76
Standaardinstellingen van de camera
herstellen ...............................................................76
70
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen
Basisfuncties van de camera worden ingesteld op het tabblad [ ] van het
MENU (=
24). Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte
functies naar wens aanpassen.
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en lms als volgt.
Selecteer [Mute] en kies vervolgens [Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop [ ] ingedrukt
te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt worden lms afgespeeld zonder geluid (=
57).
Om lms weer af te spelen met geluid, drukt u op de knop [
]. Pas het
volume naar wens aan met de knoppen [
][ ].
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk daarna
op de knop [
].
Kies een item en druk daarna op de
knoppen [
][ ] om het volume aan te
passen.
Hints en tips verbergen
Er verschijnen doorgaans hints en tips wanneer u items kiest in FUNC.
(=
23). U kunt deze informatie desgewenst uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer
vervolgens [Uit].
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk vervolgens
op de knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [
][ ] om de instelling aan
te
passen.
71
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en datum
krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en naar die
tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig om de
datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone thuis
instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen” (=
13).
1 Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
bestemming te selecteren.
Om de zomertijd in te stellen (normale
tijd plus 1 uur), kiest u [ ] door op
de knoppen [ ][ ] te drukken. Kies
vervolgens [ ] door op de knoppen [ ][ ]
te drukken.
Druk op de knop [ ].
2 Schakel over naar de tijdzone
van uw bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
[ ] verschijnt nu op het opnamescherm
(=
99).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (=
14), worden de datum
en tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Timing voor het intrekken van de lens
Nadat u op de knop [ ] hebt gedrukt in een opnamemodus (=
21)
wordt om veiligheidsredenen na ongeveer een minuut de lens ingetrokken.
Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de knop [ ] drukt,
stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
vervolgens [0 sec.].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u batterijvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om het
batterijverbruik te beperken.
1 Congureerdeinstelling.
Kies [Eco-modus] en kies vervolgens [Aan].
[ ] verschijnt nu op het opnamescherm
(=
99).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer
twee seconden niet wordt gebruikt.
Daarna gaat het scherm na ongeveer
tien seconden uit. De camera wordt
na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
72
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
2 Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar
de lens nog niet is ingetrokken, kunt
u het scherm weer inschakelen en
gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half
in
te drukken.
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (=
21).
Selecteer [Spaarstand] en druk daarna
op de knop [
].
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen [
][ ] om dit item
aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor [Automatisch
Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch Uit]
instelt op [Uit].
Deze energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer u Eco-modus
(=
71) op [Aan] hebt gezet.
73
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [Displayheldrh.] en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ] om
de
helderheid aan te passen.
Voor maximale helderheid houdt u de knop [ ] minstens een seconde
ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven of wanneer de
enkelvoudige weergave is ingeschakeld. (Hiermee negeert u de instelling
van [Displayheldrh.] op het tabblad [
].) Druk nogmaals minstens een
seconde op de knop [
] of herstart de camera om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer
u de camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [Opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart verwijderd.
Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Een Eye-Fi-kaart (=
92) bevat software. Installeer de software van een
Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert.
1 Open het scherm [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] en druk vervolgens
op de knop [
].
2 Kies [OK].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Annuleer]
te selecteren, druk op de knoppen [
][ ]
om [OK] te selecteren en druk vervolgens
op de knop [
].
3 Formatteer de geheugenkaart.
Om het formatteren te starten, drukt
u op de knoppen [
][ ] om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
Als het formatteren is voltooid,
verschijnt de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd]. Druk op de knop [
].
74
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart
fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op
de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continue
opnamen gaat langzamer of het opnemen van een lm wordt plotseling
afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de
geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert
u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de
beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm bij stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren” (=
73)
op de knoppen [
][ ] om [Low Level
Format] te kiezen. Druk
daarna op
de knoppen [
][ ] om deze optie te
selecteren. Het pictogram [
] wordt
weergegeven.
Voer de stappen 2–3 in “Geheugenkaarten
formatteren” (=
73) uit om door te
gaan met het formatteren.
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten formatteren”
(=
73), omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart
worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren door [Stop] te
selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart
normaal blijven gebruiken.
75
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen
in
mappen die op de opnamedatum
worden gemaakt.
Certicatielogo’s controleren
Sommige logo’s voor certicatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certicatielogo’s staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op
de camerabehuizing.
Selecteer [Certicaatlogo weergeven]
en
druk vervolgens op de knop [
].
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001–9999)
en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen bevatten.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt, worden de beelden
oplopend genummerd totdat u een opname maakt en opslaat met
het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de opnamen
oplopend worden genummerd na het laatste nummer van bestaande beelden,
als u een andere geheugenkaart in de camera plaatst. Als u opnamen wilt opslaan
met nummers vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde, =
73)
geheugenkaart.
76
Accessoires
Bijlage
Index
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal ] en druk daarna op de
knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [
].
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de knop [ ]
ingedrukt te houden en meteen op de knop [
] te drukken.
Andere instellingen aanpassen
De volgende instellingen kunt u ook aanpassen op het tabblad [ ].
[Video Systeem] (=
81)
[FlashAir] (=
92)
[Eye-Fi instellingen] (=
92)
Standaardinstellingen van de camera
herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
1 Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk daarna
op
de knop [
].
2 Herstel de
standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen.
-
[
]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (=
70), [Tijdzone] (=
71),
[Taal
] (=
76) en [Video Systeem] (=
81)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt vastgelegd (=
49)
- Opnamemodus (=
39)
77
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Accessoires
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere apart verkrijgbare, compatibele accessoires
Systeemoverzicht ............................................. 78
Optionele accessoires
..................................... 79
Voedingen ............................................................. 79
Flitsereenheid ........................................................79
Overige accessoires .............................................. 79
Printers ..................................................................79
Foto- en lmopslag ................................................ 80
Optionele accessoires gebruiken ................... 80
Afspelen op een tv ................................................80
De software gebruiken ..................................... 81
De computeromgeving controleren ....................... 81
CameraWindow installeren ................................... 82
Beelden opslaan op een computer ....................... 82
Beelden afdrukken ........................................... 84
Eenvoudig afdrukken ............................................ 84
Afdrukinstellingen congureren ............................. 85
Filmscènes afdrukken ...........................................88
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
......... 88
Beelden toevoegen aan een fotoboek .................. 90
Een Eye-Fi-/FlashAir-kaart gebruiken ............ 92
Weergave van verbindingsstatus .......................... 92
FlashAir-overdracht congureren .......................... 93
Verbindingsgegevens controleren
voor Eye-Fi-kaarten ............................................... 93
Eye-Fi-overdracht uitschakelen ............................. 93
78
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken
zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door defecten aan accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat eventuele reparaties van uw Canon-product die het gevolg zijn van dergelijke
defecten, niet onder de garantie vallen en dat hieraan kosten verbonden zullen zijn.
Systeemoverzicht
AV-kabel AVC-DC400
Polsriem
Batterij
NB-11L
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE*
1
USB-kabel (op de camera: mini-B)*
2
Geheugenkaart Kaartlezer
Computer
Tv-/
videosysteem
Connect Station
CS100
Meegeleverde accessoires
Kabels
Flitsereenheid
PictBridge-compatibele printers
Krachtige itser
HF-DC2
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar (interfacekabel IFC-400PCU).
79
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid
varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer
verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-11LH
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Lader voor batterij NB-11LH en NB-11L.
De batterij is voorzien van een handig klepje dat u kunt bevestigen om
zo de batterijstatus in een oogopslag te kunnen zien. Bevestig het klepje
zo dat zichtbaar is op een opgeladen batterij en niet zichtbaar is op
een niet-opgeladen batterij.
Batterij NB-11L wordt ook ondersteund.
Batterijlader CB-2LD wordt ook ondersteund.
De batterijlader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100–240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
Flitsereenheid
KrachtigeitserHF‑DC2
Externe itser voor de belichting van
onderwerpen die buiten het bereik van
de ingebouwde itser zijn.
Overige accessoires
Interfacekabel IFC-400PCU
Om de camera op een computer
of
printer aan te sluiten.
AV-kabel AVC-DC400
Als u de camera aansluit op een televisie,
kunt u uw opnamen afspelen op een
groter scherm.
Printers
PictBridge-compatibele printers
van Canon
Zelfs zonder een computer te gebruiken,
kunt u beelden afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
80
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Foto- en lmopslag
Connect Station CS100
Een mediahub waarmee u beelden kunt
opslaan, bekijken op een aangesloten
tv,
draadloos afdrukken op een printer die
Wi-Fi ondersteunt, delen op internet
en
meer.
Foto’s Films
Optionele accessoires gebruiken
Foto’s Films
Afspelen op een tv
Met de afzonderlijk verkrijgbare AV-kabel AVC-DC400 kunt u de camera
aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter scherm
terwijl u de camera bedient.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de aansluiting
en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als u beelden bekijkt
op een tv (=
100).
1 Zorg dat de camera en de tv
zijn uitgeschakeld.
2 Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in
de video-ingangen van de tv, zoals
weergegeven.
Open het aansluitingenklepje van
de camera en steek de kabelstekker
er volledig in.
Zwart of wit
Geel
Geel
Zwart
81
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
3 Schakel de tv in en stel deze
in op de video-ingang.
Stel de tv-ingang in op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
4 Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
De camerabeelden worden nu weergegeven
op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de televisie.
Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op de knop [ ]
en selecteert u [Video Systeem] op het tabblad [ ].
De software gebruiken
Om de functies van de volgende software te gebruiken, downloadt u de
software vanaf de website van Canon en installeert u deze op uw computer.
CameraWindow
- Beelden importeren naar uw computer
Om beelden te bekijken en bewerken op een computer, gebruikt
u
vooraf geïnstalleerde of algemeen verkrijgbare software die
compatibel is met de beelden die door de camera worden vastgelegd.
De computeromgeving controleren
Voor uitgebreide informatie over compatibiliteit en systeemvereisten van
software (inclusief ondersteuning door nieuwe besturingssystemen), gaat
u naar de website van Canon.
82
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
CameraWindow installeren
1 Download de software.
Ga met een computer met internetverbinding
naar http://www.canon.com/icpd/.
Kies uw land of regio en volg daarna de
weergegeven instructies om de download
voor te bereiden.
2 Volg de weergegeven instructies.
Dubbelklik op het gedownloade bestand
om het te installeren.
Toegang tot internet is vereist. Eventuele providerkosten en kosten
voor internettoegang moeten apart worden betaald.
Om de software te verwijderen, volgt u deze stappen.
-
Windows: selecteer [Start]-menu > [Alle programma’s] > [Canon Utilities]
en kies vervolgens de software die u wilt verwijderen.
- Mac OS: sleep in de map [Canon Utilities] in de map [Programma’s] de map
van de software die u wilt verwijderen naar de prullenmand en maak de
prullenmand leeg.
Beelden opslaan op een computer
Met behulp van een USB-kabel (los verkrijgbaar, aan het uiteinde voor de
camera: mini-B) kunt u de camera op de computer aansluiten en beelden
op de computer opslaan.
1 Sluit de camera aan op de
computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (
). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in
de
aansluiting van de camera (
).
Steek de grote stekker van de USB-kabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
83
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
2 Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop [ ] om de camera
aan
te zetten.
Mac OS: CameraWindow wordt
weergegeven als er een verbinding
tot stand is gebracht tussen de camera
en
de computer.
Windows: volg de onderstaande stappen.
In het scherm dat wordt weergegeven,
klikt u op de koppeling om het programma
te wijzigen van [
].
Kies [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op [ ].
3 Sla de beelden op de
computer op.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop [
] om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Om beelden te bekijken die u op een
computer opslaat, gebruikt u vooraf
geïnstalleerde of algemeen verkrijgbare
software die compatibel is met de
beelden die door de camera worden
vastgelegd.
84
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Windows 7: als het scherm bij stap 2 niet wordt weergegeven, klikt u op het
pictogram [
] in de taakbalk.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven na stap 2, klikt u op het
[CameraWindow]-pictogram in het dock.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw computer opslaan
door uw camera op de computer aan te sluiten, maar daarvoor gelden wel de
volgende beperkingen.
-
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan van de beelden
op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van beelden
of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem,
de gebruikte software of de grootte van de beeldbestanden.
Foto’s Films
Beelden afdrukken
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op
een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken in serie,
bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen voorbereiden of
beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
Foto’s
Eenvoudig afdrukken
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met de USB-kabel.
1 Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2 Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje. Houd
de
kleinste kabelstekker in de getoonde
richting en steek de stekker volledig in
de aansluiting op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over
de aansluiting.
85
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
3 Schakel de printer in.
4 Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
5 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
6 Open het afdrukscherm.
Druk op de knop [ ], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [
].
7 Druk het beeld af.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Print]
te
kiezen en druk daarna op de knop [
].
Het afdrukken start nu.
Om andere beelden af te drukken, herhaalt
u na het afdrukken de bovenstaande
procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de kabel.
Zie “Printers” (=
79) voor PictBridge-compatibele printers van het merk Canon
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Foto’s
Afdrukinstellingen congureren
1 Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(=
84) uit om het scherm links te
openen.
2 Congureerdeinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
item te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen [
][ ] om een optie te
selecteren.
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Datum Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum
en een bestandsnummer.
Uit
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat u wilt
afdrukken (=
86).
Papier inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling en andere
gegevens op (=
86).
86
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Foto’s
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste beeldgebied
afdrukken in plaats van het hele beeld.
1 Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (=
85) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop [
].
Er verschijnt een kader voor bijsnijden
dat het af te drukken beeldgebied
aanduidt.
2 Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt
u
op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Om het kader te draaien, drukt u op
de
knop [
].
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [
][ ] om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [
].
3 Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(=
85) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde aspect ratio’s.
Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn vastgelegd met een datumstempel.
Foto’s
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het
afdrukken
1 Selecteer [Papier inst.].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (=
85) uit om
het afdrukscherm te openen, kies
[Papier inst.] en druk op de knop [
].
2 Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [
].
3 Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [
].
87
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
4 Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op
de knoppen [
][ ] om het aantal beelden
per vel op te geven.
Druk op de knop [ ].
5 Druk het beeld af.
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met opnamepixelinstelling L.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart of brede afdrukken.
Foto’s
Id-foto’s afdrukken
1 Selecteer [ID Foto].
Voer stap 1–4 bij “Het papierformaat
en de indeling selecteren vóór het
afdrukken” (=
86) uit, kies [ID Foto]
en
druk op de knop [
].
2 Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
item te selecteren. Om de lengte te
kiezen, drukt u op de knoppen [
][ ].
Druk
vervolgens op de knop [
].
3 Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden
vóór
het afdrukken” (=
86) uit om
het
afdrukgebied te selecteren.
4 Druk het beeld af.
88
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Films
Filmscènes afdrukken
1 Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(=
84) uit om een lm te kiezen. Het
scherm links wordt weergegeven.
2 Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ]
te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [
][ ] om de afdrukmethode
te
selecteren.
3 Druk het beeld af.
Afdrukoptiesvoorlms
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval afgedrukt
op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook
het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd van het beeld
afdrukken.
Om het afdrukken te onderbreken, drukt u op de knop [
]. Selecteer [OK]
en
druk vervolgens nogmaals op de knop [
].
Nadat u een scène hebt weergegeven om af te drukken, zoals beschreven
bij stap 2–5 van “Bekijken” (=
57), kunt u hier ook het scherm van stap 1
openen door op de knoppen [
][ ] te drukken om [ ] te kiezen in het
lmbedieningspaneel. Druk vervolgens op de knop [
].
Foto’s
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (=
90)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een
geheugenkaart en congureer de nodige instellingen, zoals het aantal
exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt,
voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Foto’s
Afdrukinstellingencongureren
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [
].
Selecteer en congureer de gewenste
items (=
24).
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden per vel af.
Beiden Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee worden de beelden afgedrukt met de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan Hiermee worden de beelden afgedrukt met het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
89
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[ ] kan op de camera verschijnen om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de datum
wellicht tweemaal af.
Als u [Index] opgeeft, kunt u niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor zowel [Datum]
als [File No.].
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-compatibele printers
van het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met de instelgegevens
in [Datum/Tijd] op het tabblad [
] (=
13).
Foto’s
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
1 Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [
].
Druk vervolgens op de knop [
].
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het
beeld, wordt het beeld gemarkeerd met
een [
]-pictogram. Druk nogmaals op de
knop [
] om indexafdrukken te annuleren
voor het beeld. [
] wordt niet meer
weergegeven.
3 Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het aantal
afdrukken op te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken
van andere beelden in te stellen en het
aantal afdrukken van elk beeld op te geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen via
stap 2 de af te drukken beelden selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
90
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Foto’s
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen
voor afzonderlijke beelden” (=
89)
uit om [Select. reeks] te kiezen en
druk op de knop [ ].
Voer stap 2 en 3 uit van “Een reeks
selecteren” (=
62) om beelden op
te geven.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Opdracht] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Foto’s
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (=
89) uit om
[Sel. alle beelden] te kiezen en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Foto’s
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen
voor afzonderlijke beelden” (=
89) uit,
selecteer [Wis alle selecties] en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Foto’s
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst
(DPOF)
Als er afbeeldingen aan de printlijst
zijn
toegevoegd (
=
88
90
), wordt
het scherm links weergegeven wanneer
u de camera aansluit op een PictBridge-
compatibele printer. Druk op de knoppen
[
][ ] om [Print nu] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [
] om de
beelden in de printlijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het volgende
beeld.
Foto’s
Beelden toevoegen aan een fotoboek
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze over te dragen naar de software
op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen. Deze
functie is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt of wanneer
u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop [ ], selecteer
[Fotoboek instellen] op het tabblad [
]
en bepaal hoe u de beelden wilt selecteren.
91
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
[ ] kan op de camera verschijnen om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Foto’s
Afzonderlijke beelden toevoegen
1 Selecteer [Selectie].
Volg de procedure bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
90) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [
].
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [ ] om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[
] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Foto’s
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Volg de procedure bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
90) om [Sel. alle beelden]
te selecteren en druk op de knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
Foto’s
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Volg de procedure bij “Een selectiemethode
selecteren” (=
90) om [Wis alle selecties]
te selecteren en druk op de
knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
92
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Foto’s Films
Een Eye-Fi-/FlashAir-kaart gebruiken
Voordat u een Eye-Fi-/FlashAir-kaart gebruikt, dient u altijd te controleren
of dit op uw locatie is toegestaan.
Door een FlashAir-kaart in de camera te plaatsen, kunt u beelden van
de camera verzenden naar smartphones, tablets of computers die Wi-Fi
ondersteunen. Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera
plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een
computer of uploaden naar een website voor gedeelde foto’s.
De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-/FlashAir-kaart. Voor
informatie over het voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen
bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart
of neemt u contact op met de fabrikant.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-/FlashAir-kaart
gebruikt.
-
Zelfs als u [FlashAir] instelt op [Uit] (=
93) of als u [Eye-Fi trans.]
instelt op [Uitsch.], kan de Eye-Fi-kaart nog steeds radiogolven
uitzenden (=
93). Verwijder de kaart als u een ziekenhuis,
vliegtuig of ander gebied betreedt waar het uitzenden van
radiogolven verboden is.
-
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert
u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de
handleiding van de kaart voor meer informatie.
-
Slechte netwerkverbindingen kunnen de beeldoverdracht vertragen
of onderbreken.
- Door de overdrachtfunctie kunnen kaarten heet worden.
- Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
- De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uitsch.] te zetten.
Weergave van verbindingsstatus
U kunt de verbindingsstatus controleren in het opnamescherm (in de
normale informatieweergave) of het afspeelscherm (in de beknopte
informatieweergave).
Met een FlashAir-kaart in de camera
Aan*
1
Uit
Bezig met opstarten Bezig met uitschakelen
Aanstuurfout bij gegevensverzending*
2
*1 Terwijl de kaart is ingeschakeld, wordt de spaarstand van de camera uitgeschakeld.
*2
Herstart de camera. Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een probleem
met de kaart.
Met een Eye-Fi-kaart in de camera
(Grijs) Verbinding verbroken Onderbroken
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt Geen communicatie
(Wit) Verbonden
Fout bij ophalen van
Eye-Fi-kaartinformatie*
2
(Bewegend) Overdracht wordt uitgevoerd*
1
*1 Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (=
21) op de camera tijdelijk
uitgeschakeld.
*2
Herstart de camera. Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een probleem
met de kaart.
Beelden die zijn gemarkeerd met een [ ]-pictogram, zijn overgedragen.
93
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
FlashAir-overdracht congureren
Schakel overdracht via de FlashAir-kaart in.
Druk op de knop [ ], kies [FlashAir]
op het tabblad [
] en druk vervolgens op
de knop [
].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Aan]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
[FlashAir] wordt alleen weergegeven indien een FlashAir-kaart
in de camera is geplaatst.
Verbindingsgegevens controleren voor
Eye
-Fi-kaarten
U kunt indien nodig de SSID van het toegangspunt dat de Eye-Fi-kaart
gebruikt of de verbindingsstatus controleren.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [
].
Druk vervolgens op de knop [
].
Selecteer [Verbindingsinfo] en druk op
de knop [
].
Het scherm met verbindingsinformatie
wordt weergegeven.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Congureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart
uit te schakelen, indien nodig.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [
].
Druk vervolgens op de knop [
].
Selecteer achtereenvolgens [Eye-Fi trans.]
en [Uitsch.].
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een
Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst en als het schuifje voor
schrijfbeveiliging niet in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen
instellingen niet worden gewijzigd voor een geplaatste Eye-Fi-kaart
als het schuifje in de vergrendelstand staat.
94
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
Problemen oplossen ........................................ 95
Berichten op het scherm
................................. 97
Informatie op het scherm
................................ 99
Opname (informatieweergave) .............................. 99
Afspelen (uitgebreide informatieweergave) ......... 100
Functies en menutabellen ............................. 101
Beschikbare functies per opnamemodus ............ 101
Menu FUNC. .......................................................102
Opnametabblad .............................................104
Tabblad Instellen ............................................ 106
Tabblad Afspelen ...........................................106
Tabblad Print ................................................. 106
Afspeelmodus menu FUNC. ............................... 106
Hoe u de camera moet behandelen .............. 107
Specicaties
................................................... 107
95
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (=
11).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (=
12).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(=
13).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet
in contact komen met metalen voorwerpen.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (=
13).
De batterij is opgezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, dient u contact op te
nemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven
op een tv (=
81).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (
=
56) de ontspanknop half in (
=
22).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (=
22).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
Bij helder licht kan het scherm donker worden.
Bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren.
Als u een opname maakt met een heldere lichtbron, kan er een paarsachtige band
verschijnen op het scherm.
Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd.
De instelling [Datum/Tijd] (=
13) voegt niet vanzelf datumstempels toe aan beelden.
Congureer de instelling [Datumstemp.] (=
32).
Datumstempels worden niet toegevoegd in opnamestanden (=
101) waarin de
datumstempel niet kan worden gecongureerd (=
32).
[ ] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt
en opnemen is niet mogelijk (=
29).
[ ] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (=
29).
Stel de itsmodus in op [ ] (=
53).
Verhoog de ISO-waarde (=
47).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te
houden.
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (=
22).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (=
107).
Stel [Lampinstelling] in op [Aan] (=
37).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer een opname te maken met vergrendelde scherpstelling (=
51).
96
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert
u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen voordat
u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen half in te
drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Stel de itsmodus in op [ ] (=
53).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (=
46).
Pas het contrast aan met i-Contrast (=
48, 67).
Gebruik spotmeting (=
47).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Stel de itsmodus in op [ ] (=
35).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (=
46).
Gebruik spotmeting (=
47).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Deopnamenzijntedonker,ondanksdaterisgeitst(=
29).
Maak de opname binnen het bereik van de its (=
108).
Verhoog de ISO-waarde (=
47).
Deonderwerpeningeitstefoto’szijntehelder,dehighlightszijn
vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de its (=
108).
Stel de itsmodus in op [
] (=
35).
Erverschijnenwittevlekkeningeitsteopnamen.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (=
47).
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamestanden leiden tot korrelige beelden
(=
47).
De onderwerpen hebben rode ogen.
Zet [Lampinstelling] op [Aan] (=
37) om het licht voor rode-ogenreductie (=
4)
te activeren voor foto’s die met de itser worden gemaakt. Houd er rekening mee dat
u geen opname kunt maken terwijl het licht voor rode-ogenreductie brandt (dit duurt
ongeveer 1 seconde), omdat het licht op dat moment rode ogen tegengaat. U krijgt
de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken.
Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het onderwerp
te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (=
68).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken
van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (=
74).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet
beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per
opnamemodus’, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (=
101105).
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart die
hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken tijd verkeerd
wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart overeenstemt met
de werkelijke opnametijd (=
73, 108).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg
naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen:
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (=
74).
Verlaag de beeldkwaliteit (=
36).
Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (=
108).
97
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam of mapstructuur
hebt gewijzigd via een computer.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (=
74).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders
wegvallen en kan het geluid haperen.
Geluidwordtnietweergegeventijdenslms.
Pas het volume aan (=
57) als [Mute] is geactiveerd (=
70) of als het geluid
van de lm zwak is.
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (=
21).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als volgt
de
overdrachtssnelheid te verlagen:
Druk op de knop [
] om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop [ ]
ingedrukt terwijl u tegelijkertijd op de knoppen [
] en [ ] drukt. Druk in het volgende
scherm op de knoppen [
][ ] om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop [ ].
Eye-Fi-/FlashAir-kaart
Kan geen beelden overdragen (=
92).
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Opnamen maken of afspelen
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
opnieuw en in de juiste richting (=
12).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld. Verschuif
het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie (=
12).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats een
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (=
12).
Geheugenkaart fout (=
74)
Als dezelfde foutmelding blijft verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart
(=
2) hebt geformatteerd en correct hebt geplaatst (=
12), neemt u contact op
met een helpdesk van Canon Klantenservice.
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken
(=
26, 38, 45) of beelden te bewerken (=
6768). Wis overbodige beelden
(=
64) of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte (=
12).
Laad de accu op (=
11)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (=
61)
98
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/Kan geen MP4 afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet
worden afgespeeld.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet
Wijzigen/Niet selecteerbaar beeld.
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die
met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies met een
sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
Vergroten* (=
60), Roteren* (=
66), Bewerken* (=
6768),
Afdruklijst*
(=
88) en Fotoboek instellen* (=
90).
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (=
88)
of
fotoboekinstellingen (=
90). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (=
88) of voor de fotoboekinstellingen (=
90)
konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde
beelden en probeer het opnieuw.
U probeerde 500 beelden of meer te kiezen bij Beveilig (=
61), Wissen (=
64),
Printlijst (=
88) of Fotoboek instellen (=
90).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat
het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart
en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn bereikt.
Wijzig op het tabblad [
] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (=
75) of formatteer
de geheugenkaart (=
73).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld
mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
Bestandsfout
Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd
met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (=
84), zelfs als
de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (=
86). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt
u de instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag
om
een vervangend inktabsorptiekussen.
99
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterijniveau
(=
99)
Witbalans (=
48)
Transportmodus
(=
35)
Eco-modus
(=
71)
Zelfontspanner
(=
33)
Waarschuwing:
camera beweegt
(=
29)
Meetmethode
(=
47)
Opnamepixelin-
stelling (=
36)
Aantal opnamen
(=
108)
Filmkwaliteit
(=
36)
Resterende tijd
(=
108)
Digitale
zoomvergroting
(=
31)
AF frame (=
50),
Spotmeting-
puntkader (=
47)
Scherpstelbereik
(=
49, 50)
Opnamemodus
(=
101),
scènepictogram
(=
30)
Flits-modus
(=
35, 53)
Datumstempel
(=
32)
ISO-waarde
(=
47)
i-Contrast (=
48)
Raster (=
54)
AE lock (=
46)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscom-
pensatieniveau
(=
46)
Eye-Fi-/FlashAir-
verbindingsstatus
(=
92)
Zoombalk (=
27)
Tijdzone (=
71)
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood)
Bijna leeg; batterij moet worden opgeladen
[Laad de accu op] Leeg; batterij moet onmiddellijk worden opgeladen
100
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films
(
=
27, 57)
Opnamemodus
(
=
101)
ISO-waarde
(
=
47),
Afspeelsnelheid
(
=
42)
Belichtingscom-
pensatieniveau
(
=
46)
Witbalans (
=
48)
Histogram (
=
58)
Beeld bewerken
(
=
6768)
Opnamepixelin-
stelling (
=
36),
MOV (lms)
Overdracht via
Eye-Fi (
=
92)
Batterijniveau
(
=
99)
Meetmethode
(
=
47)
Mapnummer–
bestandnummer
(
=
75)
Nummer huidig
beeld / totaal aantal
beelden
Sluitertijd (foto’s),
beeldkwaliteit/
framesnelheid (lms)
(=
36)
Diafragmawaarde
Flitser (=
53)
Scherpstelbereik
(=
49, 50)
Bestandsgrootte
Foto’s:
opnamepixelin-
stelling (=
108)
Films: afspeeltijd
(=
108)
Beveiligen (=
61)
Rode-ogencorrectie
(=
68)
i-Contrast
(=
48, 67)
Opnamedatum/-tijd
(=
13)
Sommige gegevens zijn mogelijk niet beschikbaar als u een tv gebruikt voor
weergave (=
80).
Overzichtvanlmbedieningspaneelin“Bekijken”
(=
57)
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (Druk op de knoppen [ ][ ] om de afspeelsnelheid aan te passen.
Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* (Om verder terug te springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Eerder beeld (Om snel terug te spoelen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Vooruit springen* (Om verder vooruit te springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer
(=
84).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Om tijdens het afspelen van lms vooruit of achteruit te springen, drukt u op de
knoppen [
][ ].
101
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
Functie
Flitser (=
35, 53)
O O O O O O O O O O O O
O
O O
O O O O O O
O
*1
O
O O O O O O O O O O O O O O
Datumstemp. (=
32)
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Datum/Datum & Tijd
O O
O O
O O
Schermweergave (=
22)
Geen informatieweergave
O O O O
O
O O O O
Informatieweergave
O O O O O O O O O O O O O O
*1 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [ ].
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
102
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Menu FUNC.
Opnamemodus
Functie
Lichtmeting (=
47)
O O O O O O O O O O O O O O
O
Witbalans (=
48)
O O O O O O O O O O O O O O
O O
O O
O
ISO-waarde (=
47)
AUTO
O O O O O O O O O O O O O
100, 200, 400, 800, 1600
O
O
Belichtingscompensatie (=
46)
O O O O O O O O O O
O
Zelfontspanner (=
33)
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O
O O O O O O O O O
Instellingen voor zelfontspanner (=
34)
Vertraging*
1
O O O O
O O O O O O O O O
Beelden*
2
O O O O
O O O O O O O O O
Scherpstelbereik (=
49, 50)
O O O O O O O O O O O O O O
O O O
O O O O O O O
O
Transportmodus (=
35)
O O
*3
O O O O O O O O O O O
O O
*3
O
O O O O O O O O
*1 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in standen zonder selectie van het aantal
opnamen.
*2 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in standen zonder selectie van het aantal
opnamen.
*3 Afhankelijk van de scène worden er mogelijk achtereenvolgende opnamen
gecombineerd (=
40).
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
103
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Opnamemodus
Functie
Pixels opnemen (=
36)
O O
O O
O O O O O O O O
O O
O O
O O
O
O
O O
O O
O
O O
Filmkwaliteit (=
36)
O O O O O O O
*1
O O O O O O
*1 Synchroniseert met de opnamepixelinstelling en wordt automatisch aangepast
(=
42).
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
104
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Opnametabblad
Opnamemodus
Functie
Easy Auto start (=
37)
Insch.
O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O
AF Frame (=
50)
Gezichts-AiAf
O O O O O O
O O O O
O
AF Tracking
O O O
O
O O O
O
Centrum
O O O
O O
O O O O O O
Digitale zoom (=
31, 54)
Aan
O O
O O
O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O
Servo AF (=
51)
Insch.
O O O
O
O O O
Uitsch.
*1
O O O O O O O O O O O O O
Continu (=
52)
Insch.
O O O O O
O O O O O O
O
Uitsch.
O O O
O O O O O O O O O
Lampinstelling (=
37)
Aan
O O O O O O O O O O O O
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
i-Contrast (=
48)
Auto
O O
O
Uit
O O O O
O O O O O O O O
Afbeelding direct bekijken (=
54)
Weergavetijd Uit/Snel/2 sec./4 sec./8 sec./Vastzetten
O O O O O O O O O O O O O O
Scherminfo
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Details
O O O O O O O O O O O O O
*1 [Insch.] wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
105
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Opnamemodus
Functie
Raster (=
54)
Aan
O O O O O O O O O O O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Datumstemp. (=
32) Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (=
101)
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
106
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Tabblad Print
Item
Referentiepagina
Item
Referentiepagina
Print
Sel. alle beelden
=
90
Sel. beeld & aantal
=
89
Wis alle selecties
=
90
Select. reeks
=
90
Print instellingen
=
88
Afspeelmodus menu FUNC.
Item
Referentiepagina
Item
Referentiepagina
Roteren
=
66
Film afspelen
=
57
Beveilig
=
61
Beeld zoeken
=
59
Print
=
84
Diavoorstelling
=
60
Tabblad Instellen
Item
Referentiepagina
Item
Referentiepagina
Mute
=
70
Formatteren
=
73
Volume
=
70
Bestandsnummering
=
75
Hints en tips
=
70
Maak folder
=
75
Datum/Tijd
=
70
Video Systeem
=
81
Tijdzone
=
71
FlashAir
=
92
Lens intrekken
=
71
Eye-Fi instellingen
=
92
Eco-modus
=
71
Certicaatlogo
weergeven
=
75
Spaarstand
=
21, 72
Taal
=
15
Displayheldrh.
=
73
Reset alle
=
76
Opstart scherm
=
73
Tabblad Afspelen
Item
Referentiepagina
Item
Referentiepagina
Diavoorstelling
=
60
Rode-ogencorrectie
=
68
Wissen
=
64
Veranderen
=
67
Beveilig
=
61
Overgang
=
57
Roteren
=
66
Autom. draaien
=
66
Fotoboek instellen
=
90
Ga verder
=
57
i-Contrast
=
67
107
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Specicaties
Beeldsensor
Beeldformaat .......................................Type 1/2,3
Eectieve pixels in de camera
(Pixels kunnen afnemen door
beeldverwerking.)
.................................... Ongeveer 20,0 megapixel
Totale pixels .........................................Ongeveer 20,5 megapixel
Lens
Brandpuntsafstand
(equivalent aan 35mm-lm) .......................5,0–40,0 mm (28–224 mm)
Zoomvergroting ...................................8x
Opnamebereik (gemeten vanaf de punt van de lens)
Opnamemodus Scherpstelbereik
Maximale groothoek
(
)
Maximale telelens
( )
1
cm–oneindig 1,3 m–oneindig
Anders dan
hierboven
5 cm–oneindig 1,3 m–oneindig
1–50 cm
3,0 m–oneindig 3,0 m–oneindig
Hoe u de camera moet behandelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Dit kan leiden
tot storing of verlies van beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft
u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje. Niet hard
wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als het
schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de helpdesk
van Canon Klantenservice.
Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van
een koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie ontstaat.
Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Bewaar ongebruikte batterijen in een plastic zak of een vergelijkbare
verpakking. Om ervoor te zorgen dat de prestaties van de batterij behouden
blijven wanneer u de batterij gedurende langere tijd niet gaat gebruiken,
laadt u de batterij circa een keer per jaar op en gebruikt u de resterende
lading op voordat u de batterij opbergt.
108
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Sluiter
Sluitertijd
Auto-modus (automatische instellingen)
Max. Tv ............................................1 sec.
Min. Tv .............................................1/2000 sec.
Bereik bij elke opnamemodus
Max. Tv ............................................15 sec.
Min. Tv .............................................1/2000 sec.
Beschikbare Tv-waarden
Opnamemodus ................................ Modus lange sluiter
15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3,2, 2,5, 2,
1,6, 1,3, 1
Diafragma
F-nummer
Groothoek ............................................3,2 / 9,0
Telelens ...............................................6,9 / 20,0
Flitser
Ingebouwde itser
Flitsbereik (max. groothoek)
dichtstbije punt ................................50,0 cm
verste punt .......................................3,0 m
Flitsbereik (telelenskant)
dichtstbije punt
................................1,3 m
verste punt .......................................1,5 m
Monitor
Type .........................................................Kleuren-TFT LCD
Schermgrootte .........................................6,8 cm (2,7 inch)
Eectieve pixels .......................................Circa 230.000 pixels
Opnamen maken
Digitale zoom
Vergroting ............................................Circa 4x
Maximum met optische zoom ..............Circa 32x
Brandpuntsafstand
(telelenskant, equivalent aan 35mm-lm) ....Equivalent aan circa 896 mm
ZoomPlus
(Aantal opnamepixels L) ........................... Circa 16x
Continue opnamen maken
Opnamesnelheid*
Auto/P normaal continu
Snelheid van continue opname
... Max. circa 0,8 beelden/sec.
Modus weinig licht
Snelheid van continue opname ... Max. circa 2,2 beelden/sec.
* Snelheid van continue opnamen kan afnemen door de volgende factoren:
Tv-waarde/Av-waarde/onderwerpomstandigheden/belichtingsomstandigheden/
gebruik van itser/zoomstand
Opname
Bestandsindeling ..................................... Voldoet aan DCF, compatibel
met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s
Opname-indeling
.............................Exif 2.3 (DCF 2.0)
Beeld ...............................................Alleen JPEG
Films
Opname-indeling .............................MOV
Video ...............................................MPEG-4 AVC/H.264
Audio ...............................................MPEG-4 AAC-LC (mono)
109
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Vastgelegde pixels, aantal opnamen per geheugenkaart
Foto
Met een geheugenkaart van 16 GB (opnamen bij benadering)
3017
10798
5925
16755
80988
4015
Film
Met een geheugenkaart van 16 GB
Pixels
Bestandsgrootte
voor opname
Opnametijd per
geheugenkaart
van 16 GB
(bij
benadering)
Opnametijd
van een
afzonderlijke clip
(bij
benadering)
(1280 x 720)
1781 KB/sec. 2 uur 21 min. 58 sec. 29 min. 59 sec.
(640 x 480)
607 KB/sec. 6 uur 44 min. 38 sec. 1 uur
Continue opname is mogelijk totdat de geheugenkaart vol is of de opnametijd van een
lm circa 29 minuten en 59 seconden bereikt.
Voeding
Batterij .....................................................NB-11L
Aantal foto-opnamen (conform CIPA) Circa 210 beelden
Aantal foto-opnamen (Eco-modus aan) Circa 285 beelden
Opnametijdlm(conformCIPA) Circa 55 min.
Afspeeltijd* Circa 4 uur
* Tijd bij het afspelen van een diavoorstelling van foto’s.
Interface
Bekabeld
Digitale aansluiting
(Conform Hi-Speed USB) .........................Mini-B
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Analoge audio-uitgang ........................Mono
Gebruiksomgeving
Temperatuur ............................................ Min. 0 °C,
max. 40 °C
Afmetingen (conform CIPA)
B ..............................................................95,2 mm
H
..............................................................54,3 mm
D
..............................................................22,1 mm
Gewicht (conform CIPA)
Alleen camerabody .................................. Circa 111 g
Inclusief batterij en geheugenkaart..........Circa 126 g
110
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Batterij NB-11L
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning:
3,6 V gelijkstroom
Nominale capaciteit:
680 mAh
Oplaadcycli:
Circa 300 keer
Bedrijfstemperatuur:
0–40 °C
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Nominale invoer: 100–240 V wisselstroom (50/60 Hz)
Nominale uitvoer:
4,2 V gelijkstroom, 0,41 A
Oplaadduur:
Circa 2 uur
Bedrijfstemperatuur:
5–40 °C
Afmetingen, gewicht en het aantal beschikbare opnamen zijn gebaseerd op richtlijnen
voor metingen van CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en de opnametijd
lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
111
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
I
i-Contrast ....................................... 48, 67
Indicator ......................................... 25, 37
Inhoud van de verpakking ..................... 2
ISO-waarde ......................................... 47
K
Kleur (witbalans) .................................. 48
L
Lange sluiter (opnamemodus) ............. 44
M
Macro (scherpstelbereik) ..................... 49
Meetmethode....................................... 47
Menu FUNC.
Basishandelingen
.......................... 23
Tabel
.................................... 102, 106
Miniatuureect (opnamemodus)
.......... 41
Monochroom (opnamemodus) ............ 43
O
Oneindig (scherpstelbereik)................. 50
Opname
Opnamedatum/-tijd
Datum/tijd
Opname-informatie ....................... 99
Opnamepixels (beeldformaat) ............. 36
P
P (opnamemodus) ............................... 46
PictBridge ...................................... 79, 84
Polsriem
Riem
A
Aangepaste witbalans ......................... 49
Aansluiting ..................................... 80, 84
Accessoires ......................................... 79
AE-vergrendeling ................................. 46
Afdrukken ............................................ 84
AF-kaders ............................................ 50
Afspelen
Bekijken
AF Tracking ......................................... 51
Auto-modus (opnamemodus) ........ 16, 27
AV-kabel ........................................ 79, 80
B
Batterij
Eco-modus
.................................... 71
Niveau
........................................... 99
Opladen
.......................................... 11
Spaarstand
.................................... 21
Batterijen
Datum/tijd
(datum/tijd-batterij)
Batterijlader
..................................... 2, 79
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen ...................................... 61
Weergaveduur ............................... 54
Wissen .......................................... 64
Beelden opslaan op een computer ...... 82
Bekijken ......................................... 18, 57
Beeld zoeken ................................ 59
Diavoorstelling ............................... 60
Eén beeld weergeven ............. 18, 57
Indexweergave
.............................. 58
Tv-weergave
................................. 80
Vergrote weergave
........................ 60
Belichting
Compensatie ................................. 46
Bestandsnummering............................ 75
Beveiligen
............................................ 61
Bewerken
Formaat wijzigen
........................... 67
i-Contrast
....................................... 67
Rode-ogencorrectie
....................... 68
Bijsnijden
............................................. 86
Breedbeeld (opnamepixelinstelling) .... 36
C
Camera
Reset alle
...................................... 76
Centrum (modus AF Frame)
................ 51
Continue opname ................................ 35
D
Datum/tijd
Datumstempels toevoegen
........... 32
Datum/tijd-batterij .......................... 15
Instellingen .................................... 13
Vervangen ..................................... 14
Wereldklok..................................... 71
Diavoorstelling ..................................... 60
Digitale IS (opnamemodus) ................. 40
Digitale Zoom ................................ 31, 54
DPOF ................................................... 88
Index
E
Easy Auto ...................................... 16, 27
Eco-modus .......................................... 71
Extra levendig (opnamemodus)........... 40
Eye-Fi-kaarten ................................. 2, 92
F
Films
Opnametijd
.................................. 108
Fisheye-eect (opnamemodus)
........... 41
FlashAir-kaarten .............................. 2, 92
Flitser
Aan
................................................ 53
Flitser uitschakelen
................. 35, 53
Slow sync
...................................... 53
Focusvergrendeling
............................. 51
Formaat wijzigen ................................. 67
Fotoboek instellen ............................... 90
Foutmeldingen ..................................... 97
FUNC.
Basishandelingen
.......................... 24
FUNC.-menu
Tabel ............................................ 101
G
Geheugenkaarten .................................. 2
Opnametijd .................................. 108
Geluiden .............................................. 70
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ........ 50
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) .................................. 43
112
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Spaarstand .......................................... 21
Speelgoedcamera-eect
(opnamemodus)
.................................. 42
Standaardwaarden
Reset alle
T
Transportmodus .................................. 35
Tv-weergave ........................................ 80
V
Vergrote weergave .............................. 60
Voeding................................................ 79
Batterij
Batterijlader
Vuurwerk (opnamemodus) .................. 39
W
Weergavetaal ...................................... 15
Weinig licht (opnamemodus) ............... 39
Wereldklok ........................................... 71
Wissen ................................................. 64
Witbalans (kleur).................................. 48
Z
Zelfontspanner..................................... 33
2 seconden zelfontspanner ........... 34
Zoeken................................................. 59
Zoomen ................................... 16, 27, 31
Portret (opnamemodus)....................... 39
Postereect (opnamemodus)
.............. 40
Problemen oplossen ............................ 95
Programma automatische belichting ... 46
R
Raster .................................................. 54
Reizen met de camera ........................ 71
Reset alle............................................. 76
Riem .................................................2, 11
Rode-ogencorrectie ............................. 68
Roteren ................................................ 66
S
Scherm
FUNC.
Menu FUNC.
Pictogrammen
....................... 99, 100
Weergavetaal
................................ 15
Scherpstelbereik
Macro ............................................ 49
Oneindig
........................................ 50
Scherpstellen
AF-kaders ...................................... 50
Servo AF
....................................... 51
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaarten
Servo AF .............................................. 51
Software
Beelden opslaan
op een computer ........................... 82
Installatie ....................................... 82
113
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Handelsmerken en licenties
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd
in de U.S. en andere landen.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the
AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video. No license is granted
or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
Vrijwaring
Onrechtmatige verveelvoudiging van deze handleiding is verboden.
Alle metingen zijn gebaseerd op teststandaarden van Canon.
Informatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd, evenals
productspecicaties en het uiterlijk.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Niettegenstaande het bovenstaande kan Canon niet aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik
van dit product.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113

Canon IXUS 185 Black de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor