Documenttranscriptie
D Bedienungsanleitung
8-Zonen-Alarmanlage MAC-608
Best.-Nr. 754394
Seite 2 - 18
G Operating Instructions
8-Zone Alarm System MAC-608
Item No. 754394
Page 19 - 35
F Notice d’emploi
Système d’alarme à 8 zones MAC-608
N° de commande 754394
Page 36 - 52
O Gebruiksaanwijzing
Alarminstallatie met 8 zones MAC-608
Bestelnr. 754394
Pagina 53 - 69
Inhoudsopgave
O
Pagina
1.
Inleiding.................................................................................................................................................................54
2.
Voorgeschreven gebruik....................................................................................................................................55
3.
Leveringsomvang.................................................................................................................................................56
4.
Verklaring van symbolen....................................................................................................................................56
5.
Veiligheidsvoorschriften.....................................................................................................................................57
6.
Bedieningselementen.........................................................................................................................................58
7.
Voorschriften met betrekking van een optionele loodaccu..........................................................................59
8.
Montage................................................................................................................................................................59
a) Montageplaats van de alarminstallatie.....................................................................................................59
b) Tips voor de montage....................................................................................................................................59
c) Verplaatsen van de leidingen van de sensoren/melders voor de alarminstallatie............................60
d) Montage van de alarminstallatie................................................................................................................60
9.
Installatie...............................................................................................................................................................61
a) Aansluiting aan het openbare stroomnet..................................................................................................61
b) Aansluiting loodaccu (optioneel)................................................................................................................61
10. Bedienpaneel.......................................................................................................................................................62
11. Aansluiting van de bewakingscomponenten..................................................................................................63
a) Tijdsinstellingen.............................................................................................................................................65
b) Wachtwoordinstellingen..............................................................................................................................66
c) Eigenschappen van de 8 alarmzones.........................................................................................................67
12. Onderhoud en reiniging......................................................................................................................................68
a) Onderhoud......................................................................................................................................................68
b) Reiniging.........................................................................................................................................................68
13. Afvoer.....................................................................................................................................................................69
a) Algemeen........................................................................................................................................................69
b) Accu´s.............................................................................................................................................................69
14. Technische gegevens.........................................................................................................................................69
53
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften. Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen!
Lees voor de ingebruikneming van dit product de volledige gebruiksaanwijzing door en neem alle
bedienings- en veiligheidsvoorschriften in acht.
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
54
2. Voorgeschreven gebruik
Deze alarminstallatie met 8 zones is optimaal geschikt voor de beveiliging van woningen, kantoren en
kleine ondernemingen tegen „kleine risico’s”.
De alarminstallatie is niet geschikt voor de beveiliging tegen middelgrote of grote risico’s, zoals deze in
grote ondernemingen, industriële gebouwen of industriële installatie bestaan.
De alarminstallatie meldt het niet geoorloofde binnendringen in het beveiligde gebouw door het schakelen
van uitgangen, waarop u optische, akoestische of stille signaalgevers kunt aansluiten.
De alarminstallatie beschikt over acht alarmzones, een interne signaalgever en een aansluiting voor een
optionele, afzonderlijk als accessoire verkrijbare loodaccu (12 V DC, 1,2 Ah) om het gebruik ook bij stroomuitval te kunnen verder zetten. De loodaccu bevindt zich in de behuizing van de alarminstallatieplaats.
Een aansluiting op het openbare stroomnet is noodzakelijk, zodat de installatie in bedrijf kan worden genomen.
Gebruik zonder loodaccu is mogelijk, deze moet echter om veiligheidsredenen ook worden geplaatst.
Tijdens het gebruik geschiedt de volledige bediening van de alarminstallatie via de ingebouwde sleutelschakelaar en het op de behuizing aangebrachte toetsenveld of een optionele, externe remote-schakelaar.
De basisinstellingen kunnen na een succesvolle montage via DIP-schakelaars op de platine worden aangepast.
De alarminstallatie is uitsluitend geschikt voor gebruik in droge ruimtes binnenshuis. Een ander gebruik
dan hiervoor beschreven is niet toegestaan en kan het product beschadigen, wat risico’s zoals kortsluiting,
brand en elektrische schokken met zich meebrengt.
Het complete product mag niet gewijzigd of omgebouwd worden. De veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing dienen absoluut te worden opgevolgd. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door en
bewaar deze voor toekomstig gebruik.
Het is absoluut noodzakelijk, de alarminstallatie aanvullend via externe sensoren (bewegingsmelder, magneetcontacten enz.) te beveiligen, om beïnvloedingen aan de centrale van de installatie uit te sluiten.
Aanbevolen wordt, om sabotagelussen in te bouwen in de leidingen naar de alarmcomponenten.
55
3. Leveringsomvang
• Alarminstallatie met 8 zones in afsluitbare metalen behuizing voor wandmontage.
• 4x montageschroef en 4x pennen voor de bevestiging van de behuizing van de alarminstallatie aan de
muur
• 2x sleutel voor het in- en uitschakelen van de alarminstallatie
• 2x sleutel voor het sluiten van de metalen behuizing
• Gebruiksaanwijzing
4. Verklaring van symbolen
it symbool wordt gebruikt wanneer er gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door een elekD
trische schok.
Een uitroepteken in een driehoek wijst op speciale gevaren bij gebruik, ingebruikneming of bediening.
Het „pijl”-symbool staat voor speciale tips en bedieningsinstructies.
56
5. Veiligheidsvoorschriften
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op
garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van
de veiligheidsaanwijzingen veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk. In zulke gevallen
vervalt de garantie.
Let op!
De installatie van het product mag alleen door een erkend elektrovakman (bijv. elektricien)
worden uitgevoerd, die vertrouwd is met de betreffende voorschriften (bijv. KEMA/KIVI/IEEE)!
Door ondeskundige werkzaamheden aan netspanning brengt u niet alleen uw eigen veiligheid,
maar ook die van anderen in gevaar!
Wanneer u niet over de nodige vakkennis beschikt om de montage zelf uit te kunnen voeren,
laat dit dan aan een vakman over.
• Het product mag niet veranderd of omgebouwd worden; daarbij vervalt niet alleen de garantie/
aansprakelijkheid, maar ook de toelating (CE).
• U mag het product enkel in droge binnenruimtes monteren en gebruiken. Het mag niet vochtig
of nat worden! Er bestaat het levensgevaar door een elektrische schok!
• Gebruik het product niet in ruimten of onder ongunstige omstandigheden waarbij brandbare
gassen, dampen of stoffen aanwezig zijn of aanwezig kunnen zijn!
• Het product mag niet worden blootgesteld aan extreme temperaturen, vocht, direct zonlicht,
sterke trillingen of sterke mechanische belastingen.
• Ga voorzichtig om met dit product. Het heeft scherpe randen.
• Het product is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Plasticfolie, plastic zakken, enz. kunnen
voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn. Er bestaat verstikkingsgevaar.
• Wanneer men aanneemt dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, dan mag het apparaat niet
meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik.
• Onweer kan een gevaar opleveren voor elk elektrisch apparaat. Overspanningen op de stroomleiding kunnen het apparaat beschadigingen.
• Er mogen zich ook geen apparaten met sterke elektrische velden in de buurt van de alarminstallatie bevinden (vb. draadloze telefoons, draadloze apparaten, elektrische motoren, enz.).
Ook directe warmtebronnen kunnen tot functiestoringen leiden.
• Zorg dat elektrische apparatuur niet in contact komt met vloeistof.
• Gebruik het product nooit afgedekt. Zorg altijd voor voldoende ventilatie.
• Installatiegewijs moet een installatie worden voorzien die alle polen van de netspanning kan
ontkoppelen (vb. aardlekschakelaar).
57
• Neem bovendien ook de gebruiksaanwijzing van de producten in acht, die met deze alarminstallatie kunnen worden gebruikt.
• Reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een gekwalificeerd vakman resp. in een vakwerkplaats worden uitgevoerd.
• Wanneer bij de montage, aansluiting of installatie iets niet duidelijk is of wanneer u twijfelt over
de werking van deze alarminstallatie, raadpleeg dan een deskundige.
6. Bedieningselementen
POWER
2
3
5
6
1
2
3
4
READY
5
6
7
8
ARMED
7
8
9
ALARM
*
0
#
1. Behuizingsslot
2. ON/OFF sleutelschakelaar
3. Keypad
4. Functie-LED’s
5. Alarmzone-LED’s
58
1
4
ON
OFF
7. Voorschriften met betrekking van een optionele
loodaccu
• Houd accu´s buiten het bereik van kinderen. Monteer en gebruik het product zo, dat het zich
buiten bereik van kinderen bevindt.
• Accu‘s mogen niet kortgesloten, geopend, uit elkaar gehaald of in het vuur gegooid worden. Er
bestaat brand- en explosiegevaar!
• Uit verouderde accu’s kunnen chemische vloeistoffen lekken die het apparaat kunnen beschadigen.
• Lekkende of beschadigde accu‘s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval beschermende handschoenen.
8. Montage
e aansluiting van de alarminstallatie mag alleen in spanningsvrije toestand worden uitgevoerd.
D
Hiervoor is het niet voldoende, de alarminstallatie uit te schakelen! Schakel de elektrische netleiding stroomloos door het verwijderen van de betrokken zekering resp. het uitschakelen van de
zekeringautomaat. Schakel bovendien de FI-aardlekschakelaar uit. Controleer vervolgens met
een geschikt meetapparaat of de nettoevoerleiding geheel spanningsvrij is.
Trek eventueel de aansluitstekkers van de loodaccu (apart als toebehoren verkrijgbaar) er af.
Let bij het boren van gaten in de muur op, dat u niet per ongeluk stroom-, gas-, of waterleidingen beschadigt!
a) Montageplaats van de alarminstallatie
Kies de montageplaats zo dat hij voor de gebruiker van de installatie goed toegankelijk is, maar niet direct
zichtbaar.
Onbevoegden mogen de alarminstallatie niet kunnen bereiken om ze te deactiveren. Eventueel is het aangewezen dee montageplaats bijkomend te beveiligen, vb. door een bewegingsmelder.
Let er bij de keuze van de montageplaats op dat uw alarminstallatie niet is blootgesteld aan direct, intens
zonlicht, trillingen, stof, hitte, kou en vocht.
b) Tips voor de montage
Voor de eigenlijke montage van de alarminstallatie en de extra componenten moet u met de plattegrond
van het te bewaken object nauwkeurig plannen hoe de optimale beveiliging van uw object kan worden gerealiseerd. Teken de melders van de te bewaken deuren, ramen, kamers, enz. op hun plaats. Denk daarbij
aan de bijzondere eigenschappen (bjv. meethoek van een bewegingsmelder) van de afzonderlijke melders.
Deze werkwijze helpt ook om het effectief noodzakelijke materiaal (vb. lengte en aantal aders van de leidingen, aantal bewegingsmelders, deur-/venstermodel, etc.) beter in te schatten.
De alarminstallatie ondersteunt acht alarmzones. Aan de overeenkomstige ingangen op de platine van de
alarminstallatie sluit u de verschillende sensoren voor de respectievelijke melders aan.
59
De functies van de alarmzones worden in hoofdstuk 9.3 „Eigenschappen van de 8 alarmzones”
beschreven.
Wij raden u aan om voor de montage de informatie over de verschillende functies van de alarmzones volledig door te lezen.
Nadat een geschikte montageplaats is gevonden en ook de lengte en aantal aders van de leidingen die
voor de aansluiting van de sensoren/melders nodig zijn, vaststaat kan met de montage worden begonnen.
Voor de alarminstallatie wordt gemonteerd is het nodig, de kabel voor de netaansluiting en de
aansluitleidingen van de sensoren/melders van achter door de daarvoor voorziene ronde opening in het midden van de achterzijde van de behuizing te voeren. Het is belangrijk om de kabel te
verbergen (vb. onder pleisterwerk) om sabotage te verhinderen. De aansluiting aan het stroomnet en aan de leidingen van de sensoren/melders gebeurt na de montage.
Markeer eventueel reeds bij het verleggen van de leidingen de overeenkomstige leidingsuiteindes, om de aansluitleidingen aan de sensoren te kunnen toewijzen.
c) Verplaatsen van de leidingen van de sensoren/melders voor de alarminstallatie
Monteer eerst de sensoren/melders die aan de alarminstallatie moeten worden aangesloten, op de voorziene plaatsen in het gebouw. Let daarbij op de montage- en bedieningshandleiding van deze producten.
Verberg de nodige leidingen van de sensoren/melders (vb. onder pleisterwerk) naar de plaats
van de alarminstallatie om ze na de montage van de alarminstallatie te kunnen aansluiten.
d) Montage van de alarminstallatie
• Open het frontpaneel van de behuizing met de meegeleverde sleutel.
• Voor de montage heeft de alarminstallatie vier montagegaten aan de achterzijde van de behuizing.
• Voer de reeds gelegde leidingen door de daarvoor voorziene ronde opening in het midden van de achterzijde van de behuizing.
• Bevestig de behuizing met overeenkomstig montagemateriaal aan de muur. Gebruik daarvoor evt. de in
de leveringsomvang inbegrepen schroeven en pennen.
60
9. Installatie
De installatie van het product mag uitsluiltend door een gekwalificeerde elektrovakman (vb.
elektricien) gebeuren!
Door ondeskundige werkzaamheden aan netspanning brengt u niet alleen uw eigen veiligheid,
maar ook die van anderen in gevaar! Wanneer u niet over de nodige vakkennis beschikt om de
montage zelf uit te kunnen voeren, laat dit dan over aan een vakman.
Denk eraan dat de aansluiting van de alarminstallatie alleen in spanningsvrije toestand mag
worden uitgevoerd! Schakel hiervoor de elektrische netleiding stroomloos door het verwijderen van de betrokken zekering resp. het uitschakelen van de zekeringautomaat. Schakel
bovendien de FI-aardlekschakelaar uit. Controleer vervolgens met een geschikt meetapparaat
of de nettoevoerleiding geheel spanningsvrij is.
a) Aansluiting aan het openbare stroomnet
In de behuizing van de alarmisntallatie bevindt zich een schroefklem voor drieaderige kabelverbindingen
via dewelke u de alarminstallatie met de netspanning verbindt.
Let op dat telkens de correcte kabels (met kleuren gemarkeerd) met elkaar worden verbonden om het
product niet te beschadigen! Verbind hiervoor telkens de afzonderlijke kabels aan de schroefklemmen
zodat de kleuren van de isoleringen bij elkaar passen: L = fase (bruine kabel), N = nulleiding (blauwe kabel) en PE = beschermingsleiding (geelgroene kabel). Daarvoor steekt u de geïsoleerde uiteinden van de
afzonderlijke aders in de daartoe voorziene contacten en maakt u met schroeven vast. De stroomnetkabel
zelf beschermt u vervolgens tegen het wegglijden door deze onder de zwarte kunststofbrug met de klem
vast te schroeven.
b) Aansluiting loodaccu
Om het gebruik van de alarminstallatie ook bij stroomuitval te continueren, moet de loodaccu (12 V/DC,
met minimaal 1,2 Ah) worden aangesloten op het systeem. Gebruik hiervoor beide stekkers aan de rode
(„+”-pool) en zwarte kabel („-”-pool) - let hierbij ook op de correcte polariteit om schade aan het product
te vermijden.
Activeer de bedrijfsspanning pas nadat u alle aansluitwerken en de individuele instellingen
van de DIP-schakelaars hebt uitgevoerd!
61
10. Bedienpaneel
POWER
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
READY
5
6
7
8
ARMED
7
8
9
ALARM
*
0
#
ON
OFF
1. ON/OFF sleutelschakelaar
• Als de sleutelschakelaar in de „ON“-positie staat, zijn zones Z7 en Z8 scherpgesteld. De zones Z7 en Z8
moeten scherp zijn geschakeld, om Z1 - Z6 scherp te kunnen schakelen. Z1 – Z6 worden vervolgens via
het toetsenveld via wachtwoordinvoer of via optionele, externe remote-schakelaar scherp en onscherp
geschakeld. Om het systeem na een geactiveerd alarm opnieuw uit te schakelen draait u de sleutelschakelaar in de „OFF“-positie.
• Als de sleutelschakelaar zich in de “OFF”-positie bevindt, zijn alle zones Z1 – Z8 gedeactiveerd.
2. Toetsenbord
• Voer het correcte wachtwoord in om de zones Z1 – Z6 scherp te stellen of te deactiveren. Voor de
instelling van een individueel wachtwoord gaat u tewerk, zoals beschreven in hoofdstuk „11. b Wachtwoordinstellingen“.
• Als een alarm wordt geactiveerd, moet u de sleutelschakelaar in de „OFF“-positie draaine om het alarm te
deactiveren.
• Als de sleutelschakelaar zich in de „OFF”-positie bevindt, is ook het toetsenbord gedeactiveerd.
3. Functie-indicatielampjes (LED’s)
• „ON”-LED licht permanent op: De sleutelschakelaar bevindt zich in de „ON”-positie.
• „ON”-LED knippert langzaam: Wachtwoord-programmeermodus.
• „POWER”-LED licht permanent op: systeem wordt van stroom voorzien.
• „READY”-LED licht permanent op: alle alarmzones bevinden zich in de „normale” modus (NC = normally
closed).
• „ALARM“-LED licht op wanneer in een scherpgestelde alarmzone, een alarm werd uitgegeven.
• ARMED“-LED knippert bij scherpstelling (tijdens de in- en uittreedtijd) en brandt aansluitend permanent,
als het systeem met het toetsenveld wordt scherp geschakeld.
62
4. Alarmzone-LED’s
• Uitgeschakeld: de respectievelijke alarmzone is niet scherpgesteld (NC-modus, normale toestand)
• Melder van deze lus is geactiveerd of alarmlus onderbroken.
Voorafgaand aan scherpstelling de reden lokaliseren en open contact of onderbreking van de
alarmlus verhelpen.
• Snel knipperen: in een scherpgestelde alarmzone werd een alarm gegeven
• Langzaam knipperen: snel knipperen geeft aan dat een alarm in een zone werd gegeven. Als de sleutel
schakelaar vervolgens in de „OFF“-positie wordt gebracht, knippert de LED van de getroffen alarmzone
langzaam.
11. Aansluiting van de bewakingscomponenten
In de leveringstoestand zijn bij de alarminstallatie de alarmzones met kortsluitbruggen gesloten.
63
Ingangen 1 – 8 voor NC-contactmelder
• Normaal gezien in de NC-modus (NC = normally closed, i.e. het contact wordt in geval van alarm geopend).
Zo sluit u een NC-contactmelder aan:
Op deze afbeelding ziet u een voorbeeld hoe melders met NC-contacten worden aangesloten.
NC
NC
NC
NC
• Ongebruikte alarmzones blijven via kortsluitbruggen gesloten.
Signaallichtuitgang (maximaal 40 mA)
De volgende signaaluitgangen zijn beschikbaar:
Aansluiting „RE”: alarminstallatie bedrijfsklaar
Aansluiting „AL”: Alarminstallatie is geactiveerd (alarm is actief)
Aansluiting „AR”: Alarminstallatie op scherp
Elke uitgang levert bij activering een spanning van 12 V/DC (max. telkens 40 mA). Omwille van
deze reden moet bij de aansluiting van een LED een overeenkomstige voorweerstand worden
gebruikt.
Uitgang voor een extern bedienelement (REMOTE)
Aansluting voor een optionele, op een andere plaats van het gebouw aangebrachte schakelaar voor het
scherpstellen en deactiveren van de alarminstallatie.
Alarmuitgangen (NO/NC)
• Output 1: voor de aansluiting van een alarmknipperlicht of een automatische keuzeinrichting
• Output 2: voor de aansluiting van een alarmsirene (12V/DC, max. 1 A)
• Bij beide alarmuitgangen betreft het potentiaalvrije relaiscontacten
• Spanningvoorzieningsklemmen met DC 12 V output
64
Spanningvoorzieningsklemmen met DC 12 V output
Met de beide plus- en min-aansluitingen kunnen sensoren, melders, flitsers en alarmsirene met gelijkspanning
(12 V/DC, max. 1 A) worden gevoed.
a) Tijdsinstellingen
Tijdsinstellingen voor de alarmduur en alarmvertraging bij onbevoegde toe- of uitgang voert u op de platine
in de behuizing van de alarminstallatie aan de met „T1”, „T2” en „T3” gemarkeerde DIP-schakelaars uit
door de DIP-schakelaarposities als volgt aan te passen:
DIP-schakelaar „T1”: Uitgangsvertraging: Alarmactiveringsvertraging instelbaar tussen 15 seconden en
4 minuten (uitsluitend alarmzones Z1 en Z2)
Jumperpositie
OFF
Tijd
OFF
OFF
15 seconden
OFF
OFF
ON
30 seconden
OFF
ON
OFF
45 seconden
OFF
ON
ON
60 seconden
ON
OFF
OFF
90 seconden
ON
OFF
ON
2 minuten
ON
ON
OFF
3 minuten
ON
ON
ON
4 minuten
DIP-schakelaar „T2” toegangsvertraging: Alarmactiveringsvertraging instelbaar tussen 15 seconden en
4 minuten (uitsluitend alarmzone Z1)
Jumperpositie
Tijd
OFF
OFF
OFF
15 seconden
OFF
OFF
ON
30 seconden
OFF
ON
OFF
45 seconden
OFF
ON
ON
60 seconden
ON
OFF
OFF
90 seconden
ON
OFF
ON
2 minuten
ON
ON
OFF
3 minuten
ON
ON
ON
4 minuten
65
DIP-schakelaar „T3” alarmuitgang (alarmduur): Tijd instelbaar instelbaar tussen 5 seconden en 15 minuten (uitsluitend alarmzones Z1 en Z7)
Jumperpositie
Tijd
OFF
OFF
OFF
5 seconden
OFF
OFF
ON
30 seconden
OFF
ON
OFF
2 minuten
OFF
ON
ON
3 minuten
ON
OFF
OFF
5 minuten
ON
OFF
ON
8 minuten
ON
ON
OFF
12 minuten
ON
ON
ON
15 minuten
Denk hierbij om de geldende wettelijke en plaatselijke bepalingen! In Duitsland is een maximale
alarmduur van 3 minuten (= 180 seconden) toegestaan. Deze tijd kan echter in bepaalde woonplaatsen en regio‘s andere geregeld zijn (bijv. in kuuroorden).
b) Wachtwoordinstellingen
Het element „SW1” op de platine is af fabriek voorbereid voor het instellen van een individueel wachtwoord voor de bediening van de alarminstallatie. Stel eerst de DIP-schakelaar op „SW1” in, zoals getoond
in programmeerstap <1> en wijzig in stap <2> het wachtwoord via het toetsenbord. Vervolgens zegt u de
jumpers op „SW1” allemaal in de stand OFF.
Programmeerstap
Jumperpositie
<1>
ON
<2>
Voer * 51234 0 UUUU # in
OFF
<3>
OFF
OFF
In de tabel staat UUUU voor het nieuwe wachtwoord.
66
OFF
OFF
OFF
OFF
c) Eigenschappen van de 8 alarmzones
„Z1”: Alarmlus met toe-/uitgangsvertraging
• Vertragingstijd: Als de alarmzone via het toetsenbord of de externe schakelaar (REMOTE) wordt scherpgesteld, gaat ze na een uitgangsvertraging van „T1“ in de scherpgestelde, normale toestand over. De
NC-contacten van deze alarmlussen moeten gesloten zijn resp. binnen de uittreedtijd worden gesloten
– anders wordt een alarm geactiveerd.
• Inschakelvertraging: Als de installatie scherpgesteld is, moet de alarmzone binnen de geprogrammeerde
periode „T2“ via het toetsenbord of de externe schakelaar (REMOTE) geactiveerd worden. Anders wordt
een alarm uitgegeven.
„Z2”: Alarmlus met uitgangsvertraging
Als de alarmzone via het toetsenbord of de externe schakelaar (REMOTE) wordt scherpgesteld, gaat ze na
een uitgangsvertraging van „T1” in de scherpgestelde, normale toestand over. De NC-contacten van deze
alarmlussen moeten gesloten zijn resp. binnen de uittreedtijd worden gesloten – anders wordt een alarm
geactiveerd.
„Z3” – „Z6” alarmlus met onmiddellijke activering
Als de alarminstallatie via het toetsenbord of de externe schakelaar (REMOTE) wordt geschakeld, wordt bij
een weerstandswijziging onmiddellijk een alarm uitgegeven.
„Z7”: 24-uur alarmlus
In sleutelschakelaarstand „ON“ wordt de alarmlus Z7 permanent gecontroleerd (24-uurs alarmlus). Bij
activering van een sensor van de alarmlus of onderbreking van de alarmlus wordt onmiddellijk een alarm
geactiveerd. Bij alarmactivering wordt het interne, akoestische signaal geactiveerd en de potentiaalvrije
uitgangen „Output 1“ en „Output 2“ geactiveerd.
„Z8”: 24-uurs alarmlus (stil sabotage-alarm)
In sleutelschakelaarstand ON“ wordt de alarmlus Z8 permanent gecontroleerd (24-uur alarmlus). Bij activering van een sensor van de alarmlus of onderbreking van de alarmlus wordt onmiddellijk een alarm geactiveerd. Bij alarmactivering wordt nu de potentiaalvrije relaisuitgang „Output 1“ onmiddellijk geactiveerd.
Er wordt echter geen intern, akoestisch signaal geactiveerd. Om deze reden kan deze alarmlus voor een
„stil alarm“ worden gebruikt (bijv. voor een optioneel telefoonkeuzetoestel).
De alarmzones Z1 - Z6 kunnen alleen dan worden scherp geschakeld, als Z7 en Z8 voorafgaand
met de sleutelschakelaar werden scherp geschakeld. Z1 - Z6 geven alleen een alarm, als Z7 en
Z8 via sleutel-schakelaar werden scherpgesteld en aansluitend de scherpstelling van Z1 - Z6 via
het toetsenveld of de afstandsbediening geschiedt.
67
12. Onderhoud en reiniging
a) Onderhoud
Controleer regelmatig de technische veiligheid van uw systeem, vb. op beschadiging van de aansluitkabel
en de behuizing.
Indien kan worden aangenomen dat gebruik zonder gevaren niet meer mogelijk is, dan moet het product
buiten bedrijf worden gesteld en worden beveiligd tegen onopzettelijk gebruik. Ontkoppel de installatie van
het stroomnet en sluit de accu aan!
U mag ervan uitgaan dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is indien:
• het systeem, de netadapter of de aansluitkabel duidelijk beschadigd is
• het systeem of de netadapter niet meer goed functioneren
• het systeem onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen
• tijdens het transport zwaar werd belast
b) Reiniging
Neem altijd de volgende veiligheidsinstructies in acht voordat u het systeem gaat schoonmaken of onderhouden:
• Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen kunnen er elementen blootgelegd worden
die onder spanning staan. Daarom dient het systeem voor onderhoud of reparatie te worden losgekoppeld van alle spanningsbronnen.
• Condensatoren in het toestel kunnen nog geladen zijn, zelfs als het van alle spanningsbronnen is losgekoppeld.
• Vervang beschadigde aansluitkabels nooit zelf. Koppel ze in dat geval van het net los en laat de reparatie
over aan een deskundige elektrovakman.
• Het apparaat mag enkel door een vakman gerepareerd worden die vertrouwd is met de daaraan verbonden gevaren en de daarvoor geldende voorschriften.
68
13. Afvoer
a) Algemeen
Het product dient na afloop van de levensduur volgens de geldende wettelijke voorschriften te
worden afgevoerd.
b) Accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in
te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan!
Accu’s die schadelijke stoffen bevatten worden gekenmerkt door het hiernaast vermelde symbool, dat erop wijst dat deze niet via het huisvuil mogen worden afgevoerd. De aanduidingen
voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (aanduiding
staat op accu‘s vb. onder het links afgebeelde vuilcontainer-symbool).
Uw lege accu’s kunt u gratis inleveren bij de gemeentelijke inzamelpunten, bij onze nevenvestigingen, of
afgeven bij alle verkooppunten van accu´s. Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
14. Technische gegevens
Spanningsingang �����������������������������������������100 - 240 V/AC, 50/60 Hz
Spanningsuitgang ����������������������������������������12 V/DC, 1 A (max.)
Aanbevolen accu �����������������������������������������12 V/DC, ca. 1,2 Ah
Alarmzones ���������������������������������������������������8
Alarmuitgangen ��������������������������������������������3 (12 V/DC, max. 40 mA)
Zekering ���������������������������������������������������������T 2,0 A, 250 V
Bedrijfstemperatuur ������������������������������������-20 °C tot +50 °C
Afmetingen (B x H x D) ��������������������������������284 x 284 x 86 mm
Gewicht ���������������������������������������������������������4 kg
69
D Impressum
Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung,
oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des
Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei
Drucklegung.
© Copyright 2015 by Conrad Electronic SE.
G Legal Notice
This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture
in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is
prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing.
© Copyright 2015 by Conrad Electronic SE.
F Information légales
Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm,
saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit
de le réimprimer, même par extraits. Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous
presse.
© Copyright 2015 by Conrad Electronic SE.
O Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie,
microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij
het in druk bezorgen.
© Copyright 2015 by Conrad Electronic SE.
V4_0215_01/IB