207
Storing, gebrek Oplossing
De snaar trilt heel
erg wanneer het
maaimechanisme
inschakelt
} Controleer dat de messen niet verbogen of krom zijn, controleer ook dat ze zijn uitgebalanceerd.
Vervang ze, als ze verbogen zijn.
} Controleer dat er geen brandplekken of onregelmatigheden op de snaar zitten, omdat deze de trillingen
zouden kunnen veroorzaken. Vervang de snaar, als deze beschadigd is.
} Controleer dat de messen niet versleten en niet beschadigd zijn. Vervang ze als dat nodig is.
} Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed overschakelt. Laat de koppeling, als deze niet
goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats.
} Controleer het oppervlak aan de binnenzijde van de poelie van de motor. Als het oppervlak ruw is of
gescheurd, moet de poelie worden vervangen.
} Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Dit gras moet
worden verwijderd.
} Controleer dat het defect niet in de bevestiging van de motor zit. Zet de bouten vast en vervang ze, als
dat nodig is.
} Controleer de spanning van de snaar (
6.3.7). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
De aandrijfsnaar
voor het rijden van
de machine slipt.
} Controleer de spanning van de aandrijfsnaar (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
Controleer ook de spanveer, en vervang deze als dat nodig is.
} Controleer dat de snaar niet beschadigd of versleten is.
} Controleer of het koppelingsmechanisme misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een
voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is.
} Controleer de motorpoelie of de transmissiepoelie op beschadigingen. Vervang deze, als dat nodig is.
De aandrijfsnaar
van het rijden slijt
uitzonderlijk snel
} Controleer de spanning van de snaar.
} Controleer het spanmechanisme, vervang de beschadigde veer
} Controleer of er misschien een voorwerp de beweging van de snaar belemmert. Verwijder dit, als dat
het geval is.
} Controleer de conditie van de poelies - vervang de poelies als dat nodig is.
De machine komt niet
in beweging wanneer
u in de versnelling
de koppeling laat
opkomen.
} Controleer het schakelmechanisme - bevestiging van de trekbalk van de hendel voor de rijrichting.
} controleer het oliepeil in de overlooptank
De machine maakt
uitzonderlijk veel
lawaai wanneer
u in de versnelling
de koppeling laat
opkomen
} Controleer het oliepeil in de overlooptank en vul olie bij als dat nodig is.
} Er zit lucht in het hydraulisch circuit - rijd de machine enkele minuten heen en weer op een vlakke
ondergrond. Neem contact op met uw servicewerkplaats.
Het vermogen van
de machine neemt
af wanneer u een
heuvel oprijdt
} Wanneer de machine zwaar wordt belast en de omgevingstemperatuur is hoog, is het mogelijk dat de
maximale werkttemperatuur van de olie wordt overschreden. Stel minder hoge eisen aan de machine.
De machine trilt
hevig tijdens het
rijden
} Controleer of er poelies zijn die zijn beschadigd of vervormd. Vervang ze als dat nodig is.
} Controleer of er brandplekken of andere onregelmatigheden op de snaar zitten. Vervang de snaar als
dat nodig is.
} Controleer de spanning van de aandrijfsnaar (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
} Controleer dat de maaimessen zijn uitgebalanceerd. Balanceren of vervang ze als dat nodig is.
Het
stuurmechanisme
slipt of zit los
} Controleer dat er niet te veel ruimte zit in de vertanding. Stel het vertande element af, als dat het
geval is. Controleer op slijtage van de kogelgewrichten. Vervang de gewrichten als dat nodig is.
De motor loopt niet
} Controleer of er wel benzine in de benzinetank zit.
} Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor wel is gevolgd
(
5.2)
} Controleer de zekering. Vervang deze, als dat nodig is.
} Controleer of er wel 12 V spanning op de polen van de accu staat. Controleer op een nieuwe machine
of de accu wel is geactiveerd en opgeladen. Vervang op nieuwe machines de bougie en controleer of er
zich geen olie heeft verzameld in de cilinder als gevolg van onjuiste handelingen.
} Controleer dat alle draden goed zijn aangesloten en dat de schakelaars van het elektrische systeem
werken.
} Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de
fabrikant van de motor. Laat het elektrisch systeem controleren in een gespecialiseerde werkplaats.
De motor draait wel
rond maar start niet
} Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd (
5.2).
Controleer dat de benzine in de benzinetank schoon is.
} Controleer dat het brandstoffilter niet verstopt is.
} Ga na of de gashendel wel in de stand „CHOKE“ staat.
} Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de
fabrikant van de motor. Laat de kabels en schakelaars controleren in een gespecialiseerde werkplaats.