KTM 690 Duke 2014 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2014
690 Duke EU
690 Duke AUS/UK
690 Duke R EU
690 Duke R AUS/UK
690 Duke R MAL
Artikelnr. 3213103nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 22)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 7
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 8
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 8
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................... 9
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 9
2.5 Veilig gebruik .................................................... 10
2.6 Beschermende kleding ....................................... 11
2.7 Werkinstructies.................................................. 11
2.8 Milieu............................................................... 11
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 12
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 13
3.1 Garantie............................................................ 13
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 13
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 13
3.4 Service ............................................................. 13
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 14
3.6 Klantenservice................................................... 14
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 22
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 23
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 23
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 25
6.1 Koppelingshendel .............................................. 25
6.2 Remhendel........................................................ 25
6.3 Gashendel......................................................... 26
6.4 Claxonknop ....................................................... 27
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 27
6.6 Seinlichtschakelaar ............................................ 28
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 28
6.8 Noodstopschakelaar ........................................... 29
6.9 E-starterknop..................................................... 29
6.10 Contact-/stuurslot............................................... 30
6.11 Gecombineerd instrument................................... 30
6.11.1 Overzicht ...................................................... 30
6.11.2 Functietoetsen............................................... 31
6.11.3 Toerenteller................................................... 31
6.11.4 Gecombineerd instrument - controlelampjes ..... 32
6.11.5 Display ......................................................... 33
6.11.6 Snelheidsindicatie ......................................... 34
6.11.7 Kilometer of mijl instellen .............................. 34
6.11.8 Tijd .............................................................. 35
6.11.9 Tijd instellen ................................................. 35
6.11.10 Weergave ODO............................................... 36
6.11.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten............. 36
6.11.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten............. 37
6.11.13 Weergave TRIP F ........................................... 38
6.11.14 Weergave GEAr.............................................. 38
INHOUDSOPGAVE 4
6.11.15 Temperatuurindicatie koelmiddel .................... 39
6.12 Tankdop openen ................................................ 39
6.13 Tankdop sluiten................................................. 40
6.14 Zadelslot........................................................... 41
6.15 Boordgereedschap.............................................. 41
6.16 Handgrepen....................................................... 42
6.17 Voetsteunen bijrijder .......................................... 42
6.18 Versnellingshendel ............................................. 43
6.19 Rempedaal........................................................ 45
6.20 Zijstandaard ...................................................... 46
7 INBEDRIJFNAME.......................................................... 47
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 47
7.2 Motor inrijden.................................................... 48
7.3 Voertuig beladen................................................ 49
8 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 51
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 51
8.2 Starten ............................................................. 52
8.3 Beginnen met rijden........................................... 54
8.4 Schakelen, rijden............................................... 54
8.5 Afremmen ......................................................... 58
8.6 Stoppen, parkeren.............................................. 60
8.7 Transport .......................................................... 61
8.8 Brandstof tanken ............................................... 62
9 SERVICESCHEMA......................................................... 64
9.1 Serviceschema................................................... 64
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 67
10.1 Voorvork/schokdemper (Duke R) .......................... 67
10.2 Ingaande demping voorvork instellen (Duke R)...... 67
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen (Duke R) .... 68
10.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 69
10.5 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen (Duke R) .............................................. 69
10.6 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen (Duke R) .............................................. 70
10.7 Uitgaande demping schokdemper instellen
(Duke R) ........................................................... 71
10.8 Veervoorspanning schokdemper instellen x......... 72
10.9 Voetsteunen instellen ......................................... 74
10.10 Rempedaalvlak instellen (Duke R) ....................... 77
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 78
11.1 Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken .......... 78
11.2 Motorfiets van hefbok achteraan nemen ............... 78
11.3 Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken.............. 79
11.4 Motorfiets van hefbok vooraan nemen .................. 80
11.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 80
11.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 81
11.7 Zadelafdekking verwijderen (Duke R) ................... 81
11.8 Zadelafdekking monteren (Duke R) ...................... 82
11.9 Kettingvervuiling controleren............................... 82
11.10 Ketting reinigen ................................................. 83
11.11 Kettingspanning controleren ............................... 84
11.12 Kettingspanning instellen ................................... 86
11.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren........................................................ 88
11.14 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 90
11.15 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren......................................... 91
INHOUDSOPGAVE 5
12 REMSYSTEEM.............................................................. 92
12.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem............................... 92
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen .................... 93
12.3 Remschijven controleren..................................... 94
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ............. 95
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x ................. 96
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren ................. 98
12.7 Vrije slag rempedaal controleren.......................... 99
12.8 Uitgangspositie rempedaal instellen x.............. 100
12.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 103
12.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ............ 104
12.11 Remplaketten achterwielrem controleren............ 106
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 107
13.1 Voorwiel demonteren x................................... 107
13.2 Voorwiel monteren x....................................... 108
13.3 Achterwiel demonteren x................................ 111
13.4 Achterwiel monteren x ................................... 112
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren x................................................. 115
13.6 Toestand banden controleren ............................ 116
13.7 Bandenspanning controleren............................. 118
14 ELEKTRONICA............................................................ 119
14.1 Accu demonteren x........................................ 119
14.2 Accu monteren x ........................................... 120
14.3 Accu laden x................................................. 121
14.4 Hoofdzekering vervangen .................................. 124
14.5 Zekeringen ABS vervangen................................ 126
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 127
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren .............. 130
14.8 Koplampkap met koplamp monteren.................. 131
14.9 Lamp koplamp vervangen ................................. 132
14.10 Zijlichtlamp vervangen...................................... 134
14.11 Knipperlichtlamp vervangen (Duke) ................... 135
14.12 Koplampstand controleren ................................ 136
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 137
15 KOELSYSTEEM........................................................... 138
15.1 Koelsysteem .................................................... 138
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 138
15.3 Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren........ 141
15.4 Koelmiddel aftappen x................................... 142
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten x..................... 143
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 145
16.1 Motorkarakteristiek instellen ............................. 145
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ... 146
16.3 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x..................................................... 146
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 149
17.1 Motoroliepeil controleren .................................. 149
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen x ....................................... 149
17.3 Motorolie bijvullen ........................................... 153
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 155
18.1 Motorfiets reinigen ........................................... 155
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 157
19 STALLING .................................................................. 159
19.1 Stalling........................................................... 159
19.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 160
INHOUDSOPGAVE 6
20 FOUTEN OPSPOREN................................................... 161
21 KNIPPERCODE ........................................................... 164
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 171
22.1 Motor.............................................................. 171
22.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 172
22.3 Vulhoeveelheden.............................................. 176
22.3.1 Motorolie .................................................... 176
22.3.2 Koelmiddel ................................................. 176
22.3.3 Brandstof.................................................... 176
22.4 Chassis ........................................................... 176
22.5 Elektronica...................................................... 178
22.6 Banden........................................................... 179
22.7 Voorvork.......................................................... 179
22.7.1 Duke .......................................................... 179
22.7.2 Duke R ....................................................... 179
22.8 Schokdemper .................................................. 180
22.8.1 Duke .......................................................... 180
22.8.2 Duke R ....................................................... 181
22.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 182
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 187
24 HULPSTOFFEN........................................................... 191
25 NORMEN ................................................................... 193
INDEX ............................................................................... 194
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 13
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade
of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
15
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
C00298-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Koppelingshendel ( pag. 25)
2 Zadel
3 Bijrijderzadel
4 Handgrepen ( pag. 42)
5 Zadelslot ( pag. 41)
6 Motornummer ( pag. 22)
7 Versnellingshendel ( pag. 43)
8 Zijstandaard ( pag. 46)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
101969-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Boordgereedschap ( pag. 41)
1 MapSelect schakelaar
2 Lichtschakelaar ( pag. 27)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 28)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 28)
2 Claxonknop ( pag. 27)
3 Tankdop
4 Contact-/stuurslot ( pag. 30)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 29)
5 E-starterknop ( pag. 29)
6 Remhendel ( pag. 25)
7 Framenummer ( pag. 20)
8 Zekeringenblok
9 Typeplaatje ( pag. 20)
10 Voetsteunen bijrijder ( pag. 42)
11 Rempedaal ( pag. 45)
12 Kijkglas motorolie
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
602542-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
C00301-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich rechts aan het frame.
5 SERIENUMMERS 21
101970-10
(690 Duke AUS/UK, 690 Duke R AUS/UK)
Het typeplaatje
1
bevindt zich links aan het frame.
5.3 Sleutelnummer
B00755-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
5 SERIENUMMERS 22
5.4 Motornummer
C00302-10
(Duke)
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
602550-10
(Duke R)
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 23
5.5 Artikelnummer voorvork
C00303-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
C00304-10
(Duke)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant van de stootdemper
aangebracht.
5 SERIENUMMERS 24
602551-10
(Duke R)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de achterkant van de schokdemper
aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.1 Koppelingshendel
101963-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
602570-10
(Duke)
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
602552-10
(Duke R)
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
B00922-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.4 Claxonknop
C00308-11
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6.5 Lichtschakelaar
C00307-10
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.6 Seinlichtschakelaar
C00307-11
De seinlichtschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in de uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
C00308-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting de schakelaarbehuizing duwen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.8 Noodstopschakelaar
602553-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6.9 E-starterknop
602553-11
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.10 Contact-/stuurslot
B00925-01
Het contact-/stuurslot
1
bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan de
motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.11 Gecombineerd instrument
6.11.1 Overzicht
401420-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 4 functiesegmenten.
1
Functietoetsen ( pag. 31)
2
Toerenteller ( pag. 31)
3
Controlelampjes ( pag. 32)
4
Display ( pag. 33)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.11.2 Functietoetsen
401426-10
Met de toets MODE
1
wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), dag-kilometerteller 1 (TRIP 1),
dag-kilometerteller 2 (TRIP 2) en versnellingsindicatie (GEAr).
Met de SET toets
2
wordt de functie dag-kilometerteller 1 (TRIP 1) en
dag-kilometerteller 2 (TRIP 2) op 0.0 gereset.
Met de toets
3
kan het ABS worden uitgeschakeld.
6.11.3 Toerenteller
401427-10
De toerenteller
1
geeft het motortoerental weer in toeren per minuut.
De oranje markering
2
geeft aan dat het toerental van de motor te hoog is.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.11.4 Gecombineerd instrument - controlelampjes
401428-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar
weergave TRIP F.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert geel De OBD (On Board
Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout gedetec-
teerd.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te
laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding
bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.11.5 Display
400836-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle indicatiesegmenten één seconde op om
de functies te controleren.
400881-01
LEnGth
Na deze functiecontrole wordt één seconde de wielomtrek LEnGth op de display weergege-
ven.
Info
Het getal 1870 mm komt overeen met de afmeting van het 17" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.11.6 Snelheidsindicatie
401443-10
Snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
6.11.7 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
401444-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE toets zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE toets ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.
6.11.8 Tijd
401443-11
De tijd wordt weergegeven in bereik
1
van de display.
Info
De klok moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest en/of de zekering
verwijderd was.
6.11.9 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
401444-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De tijd is ingesteld.
6.11.10 Weergave ODO
401444-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
6.11.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
401445-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
6.11.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
401446-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.11.13 Weergave TRIP F
401447-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen was
geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampje
voor het brandstofpeil te branden.
6.11.14 Weergave GEAr
401418-01
In de weergavemodus GEAr wordt de met de versnelling geschakelde gang weergegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
6.11.15 Temperatuurindicatie koelmiddel
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot vier balkjes branden.
Warme motor Vijf tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
6.12 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00926-10
Afdekking
1
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
6.13 Tankdop sluiten
B00927-01
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop indrukken en contactsleutel terugdraaien totdat het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 41
6.14 Zadelslot
B00928-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
6.15 Boordgereedschap
B00929-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 42
6.16 Handgrepen
602579-10
Met de handgrepen
1
kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
6.17 Voetsteunen bijrijder
B00931-01
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 43
6.18 Versnellingshendel
602555-11
(Duke)
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
602554-11
(Duke R)
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 44
602555-10
(Duke)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
602554-10
(Duke R)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 45
6.19 Rempedaal
C00313-10
(Duke)
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
101965-10
(Duke R)
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 46
6.20 Zijstandaard
C00312-10
(Duke)
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
602557-10
(Duke R)
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 INBEDRIJFNAME 47
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
7 INBEDRIJFNAME 48
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 90)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 93)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 100)
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 48)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
7 INBEDRIJFNAME 49
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
7 INBEDRIJFNAME 50
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Neem het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
8 RIJ-INSTRUCTIES 51
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 149)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 103)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 98)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 141)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 82)
Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 116)
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 52
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
8 RIJ-INSTRUCTIES 53
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven zwenken.
401426-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarbij een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets
1
3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
8 RIJ-INSTRUCTIES 54
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 55
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
8 RIJ-INSTRUCTIES 56
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig veilig parkeren en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
602555-10
(Duke)
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling
schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de
afbeelding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie
branden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 57
602554-10
(Duke R)
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling
schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de
afbeelding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie
branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag niet
geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) begint te branden moet u met-
een stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het FI waarschu-
wingslampje (MIL) te knipperen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 58
Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 59
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trekken.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 60
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 61
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgezet en in het contactslot de ontsteking blijft ingeschakeld, wordt de
voedingsspanning naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het
contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bedoeld voor noodsituaties.
Motorfiets op een vaste ondergrond parkeren.
Zijstandaard met de voet tot de aanslag naar voren klappen en de motorfiets erop zetten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 62
401448-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
8 RIJ-INSTRUCTIES 63
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00935-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 39)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
13,8 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 187)
Tankdop sluiten. ( pag. 40)
401429-10
De SET toets
2
twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil
1
verdwijnt. TRIP F wordt op 0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de SET toets
2
niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.
9 SERVICESCHEMA 64
9.1 Serviceschema
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks
eenmalig na 1.000 km
Werking van de elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 149)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 98)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
Remschijven controleren. ( pag. 94)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 103)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 99)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid.
Achterbrugophanging controleren. x
Wiellagers op speling controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 116)
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 88)
Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
9 SERVICESCHEMA 65
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks
eenmalig na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Speling balhoofdlager controleren.
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 138)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Brandstofdruk controleren. x
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 91)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. x
Koplampstand controleren. ( pag. 136)
Werking van de radiateurventilator controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
Eenmalig interval
9 SERVICESCHEMA 66
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 67
10.1 Voorvork/schokdemper (Duke R)
602586-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel
1
samengevat. U vindt de tabel onder het bijrijderzadel in de framearm.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. Wijzig de instellingen niet willekeurig (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
10.2 Ingaande demping voorvork instellen (Duke R)
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
602571-10
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 68
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen (Duke R)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
602572-10
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 69
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.4 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.5 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 70
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
602573-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
10.6 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 71
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
602573-11
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
10.7 Uitgaande demping schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 72
602574-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.8 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwerk
(Duke R)
Motorfiets met montagestandaard opkrikken.
10 CHASSIS AFSTELLEN 73
Einddemper demonteren. x
Schokdemper demonteren. x
B00936-10
Hoofdwerk
(Duke)
Door aan de versteleenheid
1
te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Haaksleutel (T106S)
Info
Het veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
602558-10
(Duke R)
Contraring
1
losdraaien.
Haaksleutel (T106S)
Door aan de stelring
2
te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 11 mm
Standaard 11 mm
Sport 11 mm
Volledige nuttige last 11 mm
Contraring
1
vastdraaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 74
Nawerk
(Duke R)
Schokdemper monteren. x
Einddemper monteren. x
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
Voetsteunhouder monteren.
10.9 Voetsteunen instellen
C00329-10
Borgring
1
verwijderen.
Bout van bestuurdersvoetsteun verwijderen. Bestuurdersvoetsteun met veer eraf halen.
C00330-10
Schroeven
2
verwijderen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 75
C00331-01
Voetsteunhouder in de gewenste stand instellen.
C00330-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetsteunhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
C00332-01
Bestuurdersvoetsteun met veer en bout monteren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 76
C00329-10
Borgring
1
monteren.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 77
10.10 Rempedaalvlak instellen (Duke R)
101968-10
Schroef
1
met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak met schroef
1
in de gewenste boring
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Voorste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempedaalvlak M6 10 Nm Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
11.1 Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
602544-01
Bevestigingen van hefbok monteren.
Adapter in de hefbok achteraan plaatsen.
Adapter (61029055120)
Hefbok achter (61029055400)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
11.2 Motorfiets van hefbok achteraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
C00312-11
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achteraan verwijderen en voertuig op de zijstandaard zetten.
11.3 Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 78)
602543-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbrengen.
Bevestiging (61029955620)
Hefbok vooraan (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achteraan opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
11.4 Motorfiets van hefbok vooraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
11.5 Bijrijderzadel verwijderen
B00928-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Het bijrijderzadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijde-
ren.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
11.6 Bijrijderzadel monteren
B00940-10
Het bijrijderzadel met de uitsteeksels
1
in het opbergvak vastzetten, achteraan neerla-
ten en naar voren schuiven.
Bijrijderzadel omlaag drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gemonteerd bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren van het bijrijderzadel moet deze omhoog worden getrokken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
11.7 Zadelafdekking verwijderen (Duke R)
602559-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
De zadelafdekking achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwij-
deren.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
11.8 Zadelafdekking monteren (Duke R)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Als de zadelafdekking is gemonteerd kan er geen bijrijder meer worden meegenomen met het voertuig. Neem geen bijrijder
mee.
602560-10
De zadelafdekking met de uitsteeksels
1
in het opbergvak vastzetten, achteraan neer-
laten en naar voren schuiven.
Zadelafdekking omlaag drukken en laten vergrendelen.
Vervolgens controleren of de zadelafdekking correct is gemonteerd.
11.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 83)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
11.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 191)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 191)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
11.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
B01000-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in vrij schakelen.
De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug naar boven duwen en
kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 86)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
11.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
C00314-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markingen
C
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
11.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
700152-01
Versnelling in vrij schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Maximale afstand
B
op het langste stuk
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen kettingslot.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
B00942-10
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
het boorgat
D
te zien is:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm Loctite
®
243™
11.14 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
101964-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aanpassen aan de
grootte van de hand.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
11.15 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
B00944-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 187)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 92
12.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem
0
0
440
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
401417-10
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking ABS
Het spinnen van het achterwiel met vastgehouden voorwielrem (burn out) is uit-
sluitend toegestaan als het ABS uitgeschakeld is.
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken. De optimale werking van het ABS is
enkel gegarandeerd, wanneer voor het remsysteem uitsluitend door KTM vrijge-
geven en/of aanbevolen reserveonderdelen en banden worden gebruikt.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
12 REMSYSTEEM 93
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan bran-
den en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uit-
gaat of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsys-
teem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met de toets
4
kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
602570-11
(Duke)
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Remhendel naar voren trekken en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 REMSYSTEEM 94
602552-11
(Duke R)
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Remhendel naar voren trekken en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
100135-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat
A
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt.
12 REMSYSTEEM 95
Remschijf vervangen.
Remschijven vooraan en achteraan op beschadiging, scheuren en vervorming controle-
ren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het
remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00946-10
(Duke)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 96)
12 REMSYSTEEM 96
602575-10
(Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 96)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het
remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 97
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 98)
B00948-10
Hoofdwerk
(Duke)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 189)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 98
602576-10
(Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot markering MAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 189)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
12 REMSYSTEEM 99
602583-10
(Duke)
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
602580-10
(Duke R)
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen. x
12.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 100
C00316-10
(Duke)
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 100)
Veer
1
vasthaken.
101966-10
(Duke R)
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 100)
Veer
1
vasthaken.
12.8 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 101
C00317-10
(Duke)
Veer
1
losmaken.
Schroef
6
verwijderen.
Moer
4
losdraaien en met kogelscharnier
5
terugdraaien totdat de maximale
vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
2
losmaken en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Kogelscharnier
5
zodanig draaien totdat de vrije slag
A
is bereikt. Eventueel uit-
gangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Kogelscharnier
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelgewricht
drukstang aan rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
12 REMSYSTEEM 102
Veer
1
vasthaken.
602581-10
(Duke R)
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en drukstang
3
erin draaien, totdat de maximale vrije slag is
bereikt.
101967-10
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is. Eventueel uitgangsposi-
tie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
4
tegenhouden en moer
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
12 REMSYSTEEM 103
602581-10
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 104
B00951-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 104)
12.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 105
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
B00952-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met ring en membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 189)
Schroefdop met ring en membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 106
12.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
C00318-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
13 WIELEN, BANDEN 107
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 78)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 79)
602545-10
Hoofdwerk
(Duke)
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet indrukken als de remklauw is verwijderd.
602562-10
(Duke R)
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet indrukken als de remklauw is verwijderd.
13 WIELEN, BANDEN 108
602546-10
Schroef
5
en schroeven
6
losdraaien.
Schroef
5
ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
602547-01
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Linker en rechter afstandsbus en de keerringen reinigen, invetten en monteren.
Duurzaam vet ( pag. 191)
13 WIELEN, BANDEN 109
602548-10
Schroef
1
en steekas
2
reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
De pijl op de spaak wijst in looprichting.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
602545-11
(Duke)
Wieltoerentalsensor
3
in de boring steken. Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remklauw positioneren en daarbij letten op de correcte plaatsing van de remplaket-
ten.
Afstandsbussen
5
positioneren. Schroeven
6
monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
13 WIELEN, BANDEN 110
602562-11
(Duke R)
Wieltoerentalsensor
3
in de boring steken. Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remklauw positioneren en daarbij letten op de correcte plaatsing van de remplaket-
ten.
Afstandsbussen
5
positioneren. Schroeven
6
monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 80)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 78)
602546-11
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13 WIELEN, BANDEN 111
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 78)
602563-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
602564-10
Steekas
5
zover eruit trekken, dat de kettingspanner niet meer tegen de stelschroef
ligt.
13 WIELEN, BANDEN 112
602565-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Steekas eruit trekken.
Achterwiel naar achteren trekken tot de remklauwhouder vrij tussen remschijf en velg
hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel voorzichtig uit de achterbrug nemen zonder de velg en/of remschijf te
beschadigen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het monteren van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 115)
13 WIELEN, BANDEN 113
602566-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Bus
1
verwijderen. Loopvlak van bus en keerring reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 191)
Bus monteren.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 191)
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
13 WIELEN, BANDEN 114
602567-10
Steunlagers van remklauwhouder
A
en achterbrug laten ingrijpen. Achterwiel voorzich-
tig in de achterbrug tillen en remschijf bevestigen. Ketting op het kettingwiel leggen en
de steekas monteren.
Kettingspanner
2
en moer
3
monteren.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven
liggen en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen
B
staan, zodat het achterwiel correct is uit-
gelijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
4
in de boring steken. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 78)
Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
13 WIELEN, BANDEN 115
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwieldrager en de achterwielnaaf.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 78)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 111)
602568-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Lager vervangen. x
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
602569-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leggen en de steekas in de
wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel
met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
13 WIELEN, BANDEN 116
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. x ( pag. 112)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 78)
Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
13.6 Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
13 WIELEN, BANDEN 117
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
13 WIELEN, BANDEN 118
Banden vervangen.
13.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14 ELEKTRONICA 119
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 80)
B00962-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
14 ELEKTRONICA 120
B00963-10
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
Pluskabel
3
van de accu loskoppelen.
Rubberband
4
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
14.2 Accu monteren x
B00963-11
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten in de rijrichting wijzen.
Rubberband
1
vasthaken.
Pluskabel
2
op de accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Pluspoolafdekking
3
positioneren.
14 ELEKTRONICA 121
B00962-11
Minkabel
4
op de accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 81)
Tijd instellen. ( pag. 35)
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
14 ELEKTRONICA 122
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 80)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
14 ELEKTRONICA 123
B00964-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 81)
Tijd instellen. ( pag. 35)
14 ELEKTRONICA 124
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. De hoofdzekering bevindt zicht onder het bijrijder-
zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 80)
602587-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
1
verwijderen.
14 ELEKTRONICA 125
602588-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 178)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
602587-10
Beschermkappen
1
erop steken.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 81)
Tijd instellen. ( pag. 35)
14 ELEKTRONICA 126
14.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydrau-
lische unit van de ABS beveiligd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is beveiligd bevindt zich in het zekeringen-
blok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 80)
B00966-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 178)
Beschermkap monteren.
14 ELEKTRONICA 127
B00966-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
2
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 178)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 81)
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich rechts onder de brandstoftank.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
B00967-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Afdekking
2
verwijderen.
14 ELEKTRONICA 128
B00968-10
Zekeringenblokdeksel
3
openen.
B00969-01
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, uur, EFI-besturingsunit,
alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, EFI-besturingsunit
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (continu plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
14 ELEKTRONICA 129
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 178)
Zekering (75011088015) ( pag. 178)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
B00967-10
Afdekking
2
positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
14 ELEKTRONICA 130
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
B00972-10
Hoofdwerk
(Duke)
Schroeven
1
verwijderen.
602577-10
(Duke R)
Schroeven
1
verwijderen.
14 ELEKTRONICA 131
602578-11
Koplampkap naar voren zwenken.
Stekker
2
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
14.8 Koplampkap met koplamp monteren
602578-10
Hoofdwerk
Stekker
1
aansluiten.
14 ELEKTRONICA 132
B00972-11
(Duke)
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Controleren of de lampen werken.
602577-11
(Duke R)
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Controleren of de lampen werken.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 136)
14.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
14 ELEKTRONICA 133
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 130)
B00973-10
Hoofdwerk
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
verwijderen.
B00974-10
Beugel
3
losmaken.
Lamp
4
verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 178)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de uitsparingen grij-
pen.
Beugel
3
vastzetten.
14 ELEKTRONICA 134
B00973-10
Beschermkap
2
monteren.
Stekker
1
verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 131)
Koplampstand controleren. ( pag. 136)
14.10 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 130)
14 ELEKTRONICA 135
B00975-10
Hoofdwerk
Kabeldoorvoer
1
en fitting van het zijlicht
2
voorzichtig uit het huis trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 178)
Fitting
2
met lamp voorzichtig in het huis positioneren.
Kabeldoorvoer
1
monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 131)
Koplampstand controleren. ( pag. 136)
14.11 Knipperlichtlamp vervangen (Duke)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
14 ELEKTRONICA 136
B00981-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
1
verwijderen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 178)
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14.12 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
14 ELEKTRONICA 137
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 137)
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 136)
B00976-10
Hoofdwerk
Door schroef
1
te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien tegen de klok in verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien met de klok
mee versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
15 KOELSYSTEEM 138
15.1 Koelsysteem
B00980-10
Door de waterpomp
1
in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop
2
. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
100167-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
15 KOELSYSTEEM 139
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B01001-10
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
en dop
2
van het vaste reservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN markering liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddel tot de MIN markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 187)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 188)
15 KOELSYSTEEM 140
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 143)
Dop
2
op het vaste reservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 187)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 188)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 143)
Radiateurdop
1
monteren.
15 KOELSYSTEEM 141
15.3 Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
B00982-10
Hoofdwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN markering liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Dop van het vaste reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MIN markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 187)
15 KOELSYSTEEM 142
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 188)
Dop van het vaste reservoir monteren.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 143)
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM 143
B00984-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
B00983-11
Radiateurdop
1
verwijderen.
15 KOELSYSTEEM 144
B00985-10
Ontluchtingsschroef
2
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef
2
monteren en vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 187)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 188)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop
1
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 141)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen tot het 5de balkje van de temperatuurindicatie
brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 141)
16 MOTOR AFSTELLEN 145
16.1 Motorkarakteristiek instellen
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 80)
B00966-12
Hoofdwerk
MapSelect schakelaar met houder
1
van de steunplaat trekken.
MapSelect schakelaar uit de houder trekken.
B00971-10
Stelwiel draaien, tot het gewenste cijfer tegen markering
2
ligt.
MapSelect schakelaar op Soft instellen.
Stelwiel op positie 1 instellen.
Soft gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
MapSelect schakelaar op Advanced instellen.
Stelwiel op positie 2 instellen.
Advanced gehomologeerd vermogen met zeer directe respons
MapSelect schakelaar op Standaard instellen.
Stelwiel op positie 3, 4, 5, 6, 7, 8 9 of 0 instellen.
Standaard gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde respons
MapSelect schakelaar in de houder positioneren.
MapSelect schakelaar met houder op de steunplaat schuiven.
16 MOTOR AFSTELLEN 146
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 81)
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
A
A
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 146)
16.3 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
B00996-10
(Duke)
Schroef
1
verwijderen en versnellingshendel
2
verwijderen.
16 MOTOR AFSTELLEN 147
B00997-10
Tanden
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
602554-12
(Duke R)
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Info
Moer
1
heeft linkse schroefdraad.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Door draaien van de draadstang
2
versnellingshendel instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Schakelstangen moer M6 6 Nm
16 MOTOR AFSTELLEN 148
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Schakelstangen moer M6LH 6 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 149
17.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
Voorwaarden
Motor is warm.
602585-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen het midden en de bovenkant van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 153)
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 150
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
B00987-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet en pakking verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
B00988-10
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdop
3
met keerring verwijderen.
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 151
B00990-10
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdop
6
met keerring verwijderen.
Oliefilter
7
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B00991-10
Oliefilter plaatsen.
Keerringen van oliefilterdop smeren met olie. Oliefilterdop
3
en
6
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
B00992-10
Sluitschroef
8
met oliezeef
9
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 152
B00993-10
Sluitschroef
bk
met oliezeef
bl
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B01002-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef
8
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
B00994-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef
bk
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef met magneet en pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 153
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
B00995-10
Olievulschroef
bm
met keerring op het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 188)
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 188)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 149)
17.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 154
B00995-11
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring op het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 188)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 188)
Info
Het mengen van verschillende soorten olie wordt afgeraden omdat de motorolie
dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 149)
18 REINIGING, ONDERHOUD 155
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 192)
18 REINIGING, ONDERHOUD 156
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken. Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 83)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 191)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 192)
18 REINIGING, ONDERHOUD 157
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat de
materiaalkwaliteit anders sterk beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 192)
Contact-/stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 192)
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten
er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
18 REINIGING, ONDERHOUD 158
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 155)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daardoor
de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 83)
19 STALLING 159
19.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 191)
Brandstof tanken. ( pag. 62)
Motorfiets reinigen. ( pag. 155)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 149)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 138)
Bandenspanning controleren. ( pag. 118)
Accu demonteren. x ( pag. 119)
Accu laden. x ( pag. 121)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen.
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
19 STALLING 160
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 78)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 79)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 80)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 78)
Accu laden. x ( pag. 121)
Accu monteren. x ( pag. 120)
Tijd instellen. ( pag. 35)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 51)
Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 161
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 52)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 121)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 124)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de koppe-
lingshendel aangetrokken is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 52)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet aangesloten
Koppeling van de brandstofslangverbinding aan-
sluiten.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Bij starten gashendel bediend Bij starten GEEN gasgeven
Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 52)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter demonteren. x
Luchtfilter monteren. x
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstofdruk controleren. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
20 FOUTEN OPSPOREN 162
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen MapSelect schakelaar versteld Motorkarakteristiek instellen. ( pag. 145)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 141)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 142)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 143)
Geknikte of beschadigde radiateurslang
Radiateurslang vervangen. x
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Defect in het ventilatiesysteem van de
radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controleren. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
N Controlelampje stationair brandt niet
wanneer de versnelling in vrij staat
Versnellingssensor niet geprogram-
meerd
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 62)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 126)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool. x
20 FOUTEN OPSPOREN 163
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 149)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 149)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Richtingaanwijzer, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Tijd instellen. ( pag. 35)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van de
motorfiets niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 121)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Er wordt niets weergegeven op de dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 127)
Tijd instellen. ( pag. 35)
21 KNIPPERCODE 164
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor omgevingslucht - ingangsignaal te laag
Druksensor omgevingslucht - ingangsignaal te hoog
21 KNIPPERCODE 165
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor - ingangsignaal laag
Hellinghoeksensor - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
22 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingssensor - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar - fout in schakelcircuit
21 KNIPPERCODE 166
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
27 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor fout in schakelcircuit - sensorspanning gashendel
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
39 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 2, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te hoog
21 KNIPPERCODE 167
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
65 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout E²PROM - fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
82 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
83 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit B - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit B - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
84 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
21 KNIPPERCODE 168
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
85 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
86 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit B - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
87 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
88 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout DBW regelklepstand - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
89 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout DBW terugzetveer regelklep - fout
21 KNIPPERCODE 169
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
90 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang
Voorwaarde voor fout DBW intern hoofdrelais - niet actief
DBW intern hoofdrelais - actief
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
92 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout DBW driver - fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
93 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Motorelektronica KHRS - fout in coprocessor
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
94 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie A
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
95 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie B
21 KNIPPERCODE 170
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
96 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Systeemspanning - ingangsspanning te laag
Systeemspanning - ingangsignaal te hoog
22 TECHNISCHE GEGEVENS 171
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 690 cm³
Slag 84,5 mm
Boring 102 mm
Compressie 12,6:1
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar, aandrijving door ket-
ting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud 0,07… 0,13 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
22 TECHNISCHE GEGEVENS 172
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 224 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR8BI-9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Stationair toerental 1.550… 1.650 1/min
Starthulp E-starter, automatische decompressor
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar
drijfstanglagersmering controleren
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef dekplaat voor olieretourgelei-
ding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5x25 6 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 173
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
Schroef oliepompdeksel boven M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef ontluchtingsdop aan klepdop M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5x16 5 Nm Loctite
®
243™
Kettinguitvalbescherming M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3… 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef axiale zekering van de nokkenas M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6x25 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6x25 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorvoerboring
kettingschacht)
M6x25 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef geledingsrail distributieketting M6x30 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6x16 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliepompdeksel onder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef spanrail distributieketting M6x30 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 174
Schroef thermostaathuis M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef tuimelaar M6x30 12 Nm
Schroef vergrendelingshendel M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvergrendeling M6x30 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6x30 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6x15 10 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 20 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, begin-
nen met de achterste schroef
aan de distributieketting-
schacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 175
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op cilin-
derkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M20x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 176
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 188)
Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 188)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 187)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 188)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 13,8 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 187)
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geëloxeerd
Voorvork (Duke) WP Suspension Up Side Down 4357
Voorvork (Duke R) WP Suspension 4357 ROTA SPLIT
Schokdemper (Duke) WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Schokdemper (Duke R) WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Veerweg (Duke)
voor 135 mm
achter 135 mm
Veerweg (Duke R)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 177
voor 150 mm
achter 150 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw met vier zuigers,
remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand (Duke) 1.447±15 mm
Wielstand (Duke R) 1.451±15 mm
Zadelhoogte onbelast (Duke) 835 mm
Zadelhoogte onbelast (Duke R) 865 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 178
Afstand van bodem, onbelast (Duke) 175 mm
Afstand van bodem, onbelast (Duke R) 190 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 150 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Accu CBTX9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
22.5 Elektronica
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer (Duke) RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Richtingaanwijzer (Duke R) LED
Rem- / achterlicht LED
22 TECHNISCHE GEGEVENS 179
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Michelin Pilot Power
160/60 ZR 17 M/C 69W TL
Michelin Pilot Power
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 Duke
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.19
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
Voorvorklengte 816 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 190)
22.7.2 Duke R
Artikelnummer voorvork 05.18.8M.11
Voorvork WP Suspension 4357 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
22 TECHNISCHE GEGEVENS 180
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 303 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Lengte luchtkamer 80±20 mm
Vorklengte 831 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 534 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 190)
22.8 Schokdemper
22.8.1 Duke
Artikelnummer schokdemper 01.18.7N.19
Schokdemper WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 181
Inbouwlengte 364 mm
22.8.2 Duke R
Artikelnummer schokdemper 15.18.7M.11
Schokdemper WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 11 mm
Standaard 11 mm
Sport 11 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 182
Volledige nuttige last 11 mm
Veerconstante
Zacht 70 N/mm
Gemiddeld (standaard) 75 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 60… 65 mm
Inbouwlengte 370 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 189)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef gecombineerd instrument EJOT 1 Nm
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroef koplampkap EJOT 1 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm Loctite
®
243™
Bevestigingsklem remkabel M5 3 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bevestiging lichtschakelaar en
noodstopschakelaar
M5 3,5 Nm
Schroef brandstofpomp M5 4 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef drukregelaar M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 183
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef kunststofklem van de remkabel
op de voorvork
M5 2 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef rempedaalvlak (Duke) M5 6 Nm Loctite
®
243™
Bout koplampkap M6 6,3 Nm Loctite
®
243™
Dubbelzijdig tapeind M6 6 Nm Loctite
®
243™
Kettingbescherming M6 4 Nm Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schakelstangen moer M6 6 Nm
Schakelstangen moer M6LH 6 Nm
Schroef accupool M6 2 Nm
Schroef afdekking achterlicht M6 8 Nm
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klem uitlaatpijp M6 8 Nm Koperpasta
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaalvlak (Duke R) M6 10 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 184
Schroef remvloeistofreservoir van achter-
wielrem
M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm Loctite
®
222™
Einddemperhouder (Duke R) M8x40 25 Nm
Einddemperhouder (Duke R) M8x60 25 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8 Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging
(Duke R)
M8 15 Nm
Schroef einddemperbevestiging M8 25 Nm
Schroef greep M8x30 Schroef met verzonken kop
18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef greep afdekking M8x20 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder M8 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remschijf achter M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 185
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef uitlaatsysteem M8 25 Nm
Schroef veerhouder aan zijstandaardcon-
sole
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager motorhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x30 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x50 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x20 Schroef met verzonken kop
25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x45 Schroef met verzonken kop
25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef framearm M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M10 25 Nm
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef drukmodulator M10x1 20 Nm
Holle schroef remkabel M10x1 22 Nm
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 186
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer bochtstuk aan verbindingshendel M14x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 100 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd M20x1,5 40 Nm
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Stelring achterbruglagers M24x1,5 25 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Moer balhoofd M28x1 12 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 187
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Norm / classificatie
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hydraulische olie die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming.
Gebruik uitsluitend koelmiddel op basis van ethyleenglycol.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 188
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M5.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 193)
SAE ( pag. 193) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 193)
23 GEBRUIKSSTOFFEN 189
SAE ( pag. 193) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 193) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 190
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 193) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 191
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
24 HULPSTOFFEN 192
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 193
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 194
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bijrijderzadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161-163
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gecombineerd instrument
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
INDEX 195
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
weergave koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
weergave GEAr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 36
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 37
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 47
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 51
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164-170
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
INDEX 196
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorfiets
met hefbok achteraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
van hefbok achteraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Motorkarakteristiek
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Rempedaalvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92-106
INDEX 197
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 69
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 70
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64-66
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159-160
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171-186
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
INDEX 198
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
compressie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 176
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153, 176
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Z
Zadelafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 127
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
*3213103nl*
3213103nl
11/2013
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201

KTM 690 Duke 2014 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor