Pioneer DJM-700 de handleiding

Categorie
Audiomixers
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Dit product voldoet aan de eisen van de
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG en de EMC
Richtlijn 2004/108/EG.
D3-4-2-1-9a_A_Du
Het uitroepteken in een gelijkzijdige
driehoek is bedoeld om de aandacht van de
gebruiker te trekken op de aanwezigheid van
belangrijke bedienings- en
onderhoudsinstructies in de handleiding bij
dit toestel.
De lichtflash met pijlpuntsymbool in een
gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de
aandacht van de gebruikers te trekken op
een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning”
in het toestel, welke voldoende kan zijn om
bij aanraking een elektrische shock te
veroorzaken.
BELANGRIJK
WAARSCHUWING:
OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE
SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG)
NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE
BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE
DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND
WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD
PERSONEEL TE BEDIENEN.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
D3-4-2-1-1_Du
WAARSCHUWING
Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een
elektrische schok te voorkomen, mag u geen
voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het
apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of
het apparaat op andere wijze blootstellen aan
waterdruppels, opspattend water, regen of vocht.
D3-4-2-1-3_A_Du
WAARSCHUWING
Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur
(zoals een brandende kaars) op de apparatuur
zetten.
D3-4-2-1-7a_A_Du
BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE
DE VENTILATIE
Let er bij het installeren van het apparaat op dat er
voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om
een goede doorstroming van lucht te waarborgen
(tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten
van het apparaat).
WAARSCHUWING
De gleuven en openingen in de behuizing van het
apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat
een betrouwbare werking van het apparaat wordt
verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om
brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat
deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat
ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten,
tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het
apparaat op een dik tapijt of een bed.
D3-4-2-1-7b_A_Du
Gebruiksomgeving
Temperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van
gebruik:
+5º – +35ºC, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen
niet afgedekt)
Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats
en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge
vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige
verlichting).
D3-4-2-1-7c_A_Du
K058_A_Du
Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er bestaat een speciaal wettelijk
voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte
elektronische producten.
In de lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische producten gratis bij de daarvoor
bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren.
Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid voor informatie over de juiste
verwijdering van het product.
Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt gemaakt, t gerecycleerd en het
niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu.
Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is
voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de
stekker verwijderen en een geschikte stekker
aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van
een nieuwe netstekker over aan vakkundig
onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker
per ongeluk in een stopcontact zou worden
gestoken, kan dit resulteren in een ernstige
elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude
stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt
weggegooid.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te
gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat).
D3-4-2-2-1a_A_Du
LET OP
De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het
apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien
er na het uitschakelen van het apparaat nog een
kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de
stekker uit het stopcontact halen om het apparaat
volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het
apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval
gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald.
Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het
stopcontact halen wanneer u het apparaat langere
tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op
vakantie gaat).
D3-4-2-2-2a_A_Du
WAARSCHUWING NETSNOER
Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er
niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan
het netsnoer met natte handen aangezien dit
kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan
hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het
netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een
knoop in en en verbind het evenmin met andere
snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat
er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een
beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische
schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe.
Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient
u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER
onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te
kopen.
S002_Du
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de
juiste wijze kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft.
Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in
deze gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde.
Neem bij gebruik van dit apparaat de informatie
die aan de onderkant van het apparaat staat in
acht (nominale spanning enz.).
D3-4-2-2-4_Du
WAARSCHUWING
De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt
afhankelijk van het land waar het apparaat wordt
verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar
het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de
bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven
op de onderkant van het apparaat.
D3-4-2-1-4_A_Dukmb
Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de
stekker de eerste maal in het stopcontact steekt.
05_DJM-700_DU.book 2 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
4
Du
CONTROLEER DE
ACCESSOIRES
Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1
WAARSCHUWINGEN
I.V.M. HET GEBRUIK
Installatieplek
Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar
het niet aan hoge temperaturen of vocht wordt
blootgesteld.
Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe
zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators.
De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te
grote hitte worden beschadigd. De installatie van het toestel
in een vochtige of stoffige omgeving kan ook stoornissen of
ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd plaatsing naast
fornuizen, etc. waar het toestel aan vette dampen, stoom of
hitte zou kunnen worden blootgesteld.)
Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt
gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om de
warmteuitstraling te bevorderen.
Het toestel schoonmaken
Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te nemen.
Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in
een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund
reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte
doek schoonmaken en eindigen met een droge doek.
Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen.
Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere
chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want
deze tasten de buitenkant aan.
KENMERKEN
Ontworpen voor een topkwaliteit geluid
De analoge signalen worden via de kortste circuitloop
overgebracht en via een 24-bit topkwaliteit A/D-omzetter omgezet
in digitaal formaat met 96 kHz bemonsteringsfrequentie. Dit
betekent dat de signalen in de best mogelijke toestand bij de
digitale mengtrap binnenkomen. Het mengen geschiedt door een
32-bit DSP, waarbij de geluidskwaliteit in het geheel niet wordt
aangetast, terwijl er een ideale filtering wordt toegepast voor een
optimaal geluid voor professionele DJ’s.
Deze voorzieningen zijn ondergebracht in een solide behuizing
met een hoogwaardig vermogensgedeelte en andere
geavanceerde hifi-kenmerken die ook in de DJM-1000 zijn
toegepast, waardoor het apparaat een helder en krachtig geluid
kan leveren dat bij uitstek geschikt is voor weergave in clubs.
Handmatig filter
Dit apparaat is uitgerust met een handmatige effecter voor een
intuïtieve instelling van de effecten, waardoor het potentiële bereik
van de DJ-weergave wordt uitgebreid. Bovendien wordt door de
combinatie met “beat-effecten” een nog breder assortiment aan
effecten verkregen, met een geweldige variëteit van remix en DJ-
weergave.
Beat-effecten
De “beat-effecten” die zo populair zijn op de DJM-600 zijn ook hier
weer beschikbaar. Deze effecten kunnen gekoppeld aan de BPM
(beats per minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot
aantal geluiden gecreëerd kan worden.
Uitgerust met een breed bereik aan speciale effecten zoals
vertraging, echo, trans, filter, flanger, phaser, nagalm, robot,
crush, rol, omgekeerde rol, omhoogrol en omlaagrol.
Dit apparaat is voorzien van een “effectfrequentiefilter” waarmee
de gebruiker de frequentiebanden kan beperken waarop de
effecten wel en niet worden toegepast. Dit zorgt voor een hogere
mate van geluidsexpressie in vergelijking met conventionele
effecters die over het volledige frequentiebereik werken.
Digitale uitgang
De digitale uitgangsaansluitingen ondersteunen de
bemonsteringsfrequenties 96 kHz/24-bit formaat en 48 kHz/24-bit
formaat, waardoor het apparaat nog gemakkelijker kan worden
gebruikt voor het maken van studiotracks of bij andere
gelegenheden waarbij een hoge geluidskwaliteit is vereist. (Alleen
lineaire PCM wordt ondersteund.)
MIDI OUT
Praktisch alle regelaar- en schakelaar informatie van de
DJM-700-S/DJM-700-K kan in MIDI signaalformaat worden
uitgevoerd, zodat andere apparatuur die geschikt is voor MIDI-
regeling via MIDI kan worden bediend.
Andere hoogtepunten
Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel
op een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het
afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening
van de fader (“faderstart-weergave”).
Ingebouwde “3-bands equalizer” met een niveauregeling over
een bereik van +6 dB tot –26 dB bij elke bandbreedte.
“Kruisfader-toewijzing” functie voor een flexibele toewijzing van
de kanaalingangen aan de kruisfader.
“Talk over” functie voor het automatisch verlagen van het
muziekvolume tijdens microfoon-invoer.
“Fadercurve afstelling” functie voor het wijzigen van de
kruisfader- en kanaalfadercurves.
05_DJM-700_DU.book 4 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
AANSLUITINGEN
5
Du
Nederlands
AANSLUITINGEN
AANSLUITINGENPANEEL
1 POWER schakelaar
2 BOOTH monitor-uitgangsaansluitingen
RCA-type cabinemonitor-uitgangsaansluiting.
Het geluidsniveau van deze aansluitingen wordt onafhankelijk
geregeld door de
BOOTH MONITOR LEVEL
regelaar, ongeacht de
stand van de
MASTER LEVEL
regelaar.
3 Opname-uitgangsaansluitingen (REC)
RCA-type uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen.
4 PHONO ingangsaansluitingen
RCA-type phono-niveau (voor MM-element) ingangsaansluitingen.
Gebruik deze aansluitingen niet voor het invoeren van
lijnniveausignalen.
5 LINE ingangsaansluitingen
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een cassettedeck of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
6CD ingangsaansluitingen
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
7 CONTROL aansluitingen
Ø3,5 mm mini-aansluiting. Deze kan verbonden worden met de
bedieningssignaal-aansluiting van een Pioneer DJ CD-speler.
Wanneer deze aansluiting is verbonden, kan de fader van de
DJM-700-S/DJM-700-K gebruikt worden voor het starten/stoppen
op de DJ CD-speler.
8 Twee microfoon-ingangsaansluitingen (MIC 2)
Hierop kunnen microfoons met klinkstekkers worden aangesloten.
9 Signaalaarde-aansluitingen (SIGNAL GND)
Gebruik deze aansluiting om stoorgeluiden te verminderen
wanneer een analoge platenspeler wordt aangesloten.
10 MIDI OUT aansluiting
DIN-type uitgangsaansluiting.
Hierop kan een ander MIDI apparaat worden aangesloten (zie blz.
21).
11 DIGITAL OUT aansluiting
RCA-type digitale coaxiale uitgangsaansluiting.
Digitale audiohoofduitgang.
12 Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar (fs 48 k/96 k)
Gebruik deze schakelaar om de bemonsteringsfrequentie van de
digitale uitgang op 96 kHz/24-bit formaat of 48 kHz/24-bit formaat
in te stellen.
Schakel het apparaat uit voordat u deze schakelaar in een
andere stand zet.
13 RETURN aansluitingen
Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluitingen.
Deze kunnen verbonden worden met de uitgangsaansluitingen
van externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten.
Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, zal het
ingangssignaal van het L-kanaal ook naar het R-kanaal worden
gestuurd.
14 SEND uitgangsaansluitingen
Ø6,3 mm klinkstekkertype uitgangsaansluitingen.
Deze kunnen verbonden worden met de ingangsaansluitingen van
externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer
alleen het L-kanaal is aangesloten, wordt er een L+R monosignaal
uitgevoerd.
15 Hoofduitgangsniveau-verzwakkingsschakelaar (MASTER
ATT)
Gebruik deze schakelaar voor het verzwakken van de
hoofduitgang 1 en 2 signalen. De verzwakking kan worden
ingesteld op 0 dB, –3 dB of –6 dB.
16 MASTER 2 uitgangsaansluitingen
RCA-type ongebalanceerde uitgang.
17 MASTER 1 uitgangsaansluitingen
XLR-type (mannetjes-stekker) gebalanceerde uitgang.
Bij gebruik van een snoer met RCA-type stekkers moet u de
stekkers rechtstreeks in de
MASTER 2
aansluitingen steken
zonder XLR/RCA verloopstekkers te gebruiken.
18 Netsnoer
Sluit het netsnoer op een normaal stopcontact aan.
POWER
ON
OFF
BOOTH REC
L
R
L
R
L
R
L
R
L
R
PHONO LINE
CH-4 CH-3 CH-2 CH-1
PHONO LINE PHONO
SIGNAL GND
SEND
DIGITAL OUT
(MONO)
CD
RL
LINE
CONTROL
CONTROL
CD
1 GND
3 COLD
2 HOT
-6dB -3dB 0dB
MIC 2
RETURN
(MONO)
RL
RL
RL
MASTER1
MASTER2
MASTER
ATT.
48k 96k
fs(Hz)
MIDI OUT
1 2 3 4 7 8 9
101112151718 1316 14
5 6
05_DJM-700_DU.book 5 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
AANSLUITINGEN
6
Du
Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van
aansluitingen.
AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN
Pioneer DJ CD-spelers
Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van een DJ-type CD-
speler met de
CD
ingangsaansluitingen (kanaal 1 of 2) of met de
LINE
ingangsaansluitingen (kanaal 1) van de DJM-700-S/
DJM-700-K.
Sluit het bedieningssignaalsnoer op de
CONTROL
aansluiting aan
en zet de ingangskeuzeschakelaar op [
CD
] of [
LINE
].
Analoge platenspelers
Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op
een van de kanaal 2 tot 4
PHONO
ingangsaansluitingen. Zet de
bijbehorende ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op
[
PHONO
]. De
PHONO
ingangen van de DJM-700-S/DJM-700-K
zijn geschikt voor MM-elementen.
Sluit de aardkabel van de analoge platenspeler op de
SIGNAL GND
aansluiting van de DJM-700-S/DJM-700-K aan.
Er is geen
PHONO
ingangsaansluiting voor kanaal 1.
Aansluiten van andere lijnniveau-
uitgangsapparaten
Om een cassettedeck of normale CD-speler te gebruiken, verbindt
u de audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat
met een van de ’s
LINE
ingangsaansluitingen (kanaal 1, 3 of 4) of
met de
CD
-ingangsaansluitingen (kanaal 1 of 2) van de DJM-700-
S/DJM-700-K en dan zet u de ingangskeuzeschakelaar op [
LINE
].
POWER
ON
OFF
BOOTH REC
L
R
L
R
L
R
L
R
L
R
PHONO LINE
CH-4 CH-3 CH-2 CH-1
PHONO LINE PHONO
SIGNAL GND
SEND
DIGITAL OUT
(MONO)
CD
RL
LINE
CONTROL
CONTROL
CD
1 GND
3 COLD
2 HOT
-6dB -3dB 0dB
MIC 2
RETURN
(MONO)
RL
RL
RL
MASTER1
MASTER2
MASTER
ATT.
48k 96k
fs(Hz)
MIDI OUT
Ingangskeuzeschakelaar
Analoge platenspeler Analoge platenspeler DJ CD-speler DJ CD-speler Cassettedeck enz.
CD-speler enz.
05_DJM-700_DU.book 6 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
AANSLUITINGEN
7
Du
Nederlands
AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN
Hoofduitgang
Dit apparaat is voorzien van een gebalanceerde uitgang
MASTER 1
(geschikt voor XLR-stekkers) en een ongebalanceerde
uitgang
MASTER 2
(geschikt voor RCA-stekkers).
Gebruik de
MASTER ATT
schakelaar om het uitgangsniveau aan
te passen aan de ingangsgevoeligheid van de gebruikte
eindversterker.
Als de
MONO/STEREO
schakelaar van het bedieningspaneel op
[
MONO
] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de
L+R kanalen zijn.
Cabinemonitor-uitgang
Ongebalanceerde uitgang geschikt voor RCA-type stekker. Het
geluidsvolume voor deze uitgang wordt geregeld met de
BOOTH
MONITOR LEVEL
regelaar, onafhankelijk van de instelling van het
hoofduitgangsniveau.
Opname-uitgang
Dit zijn uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen,
geschikt voor RCA-stekkers.
Digitale uitgang
Dit is een coaxiale digitale uitgangsaansluiting, geschikt voor
RCA-stekkers. De bemonsteringsfrequentie kan op 96 kHz/24-bit
formaat of op 48 kHz/24-bit formaat worden ingesteld om deze aan
te passen aan het aangesloten apparaat.
Schakel het apparaat uit voordat u deze schakelaar in een
andere stand zet.
Externe effector
Gebruik een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de
SEND
aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden met de
ingangsaansluitingen van de effector.
Bij gebruik van een effector met een mono-ingang hoeft alleen de
L-kanaal uitgang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten.
In dit geval zal het gemengde L+R audiosignaal naar de effector
worden gestuurd. Gebruik vervolgens een kabel met Ø6,3 mm
klinkstekkers om de
RETURN
aansluitingen van het DJ-
mengpaneel te verbinden met de uitgangsaansluitingen van de
effector.
Als de effector alleen een mono-uitgang heeft, dient deze op de L-
kanaal ingang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. Het
signaal van de effector zal naar de L en R kanalen worden
gestuurd.
Bij gebruik van een externe effector moet de
effectkeuzeschakelaar op [
SND/RTN
] worden gezet.
POWER
ON
OFF
BOOTH REC
L
R
L
R
L
R
L
R
L
R
PHONO LINE
CH-4 CH-3 CH-2 CH-1
PHONO LINE PHONO
SIGNAL GND
SEND
DIGITAL OUT
(MONO)
CD
RL
LINE
CONTROL
CONTROL
CD
1 GND
3 COLD
2 HOT
-6dB -3dB 0dB
MIC 2
RETURN
(MONO)
RL
RL
RL
MASTER1
MASTER2
MASTER
ATT.
48k 96k
fs(Hz)
MIDI OUT
Eindversterker
(ingangsaansluitingen
voor RCA-stekkers)
Cassettedeck
(opname-apparaat met
analoge ingang)
Bemonsteringsfrequentie-
keuzeschakelaar
AV-versterker met digitale
ingang (opname-apparaat
met digitale ingang)
Eindversterker
(ingangsaansluitingen
voor XLR-stekkers)
MASTER ATT schakelaar
Eindversterker
(voor cabinemonitor)
Externe effector
05_DJM-700_DU.book 7 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
AANSLUITINGEN
8
Du
BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN
Zie blz. 21 voor verdere informatie over de functie van de MIDI-aansluitingen.
AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS
Microfoon
Op de
MIC 1
aansluiting op het bedieningspaneel (boven) kan een
microfoon met een XLR-type stekker worden aangesloten.
De
MIC 2
aansluiting op het aansluitingenpaneel kan worden
gebruikt voor het aansluiten van een microfoon met een Ø6,3 mm
klinkstekker.
Bij gebruik van een microfoon zet u de ’s
MIC
schakelaar op het
bedieningspaneel op [
ON
] of [
TALK OVER
] en stelt dan de
LEVEL
regelaar naar vereist in.
Wanneer er geen microfoon wordt gebruikt, verdient het
aanbeveling om de
MIC
schakelaar op [
OFF
] te zetten en de
LEVEL
regelaar helemaal naar links naar de [–
] kant te draaien.
Hoofdtelefoon
Op de
PHONES
aansluiting aan de bovenkant van het
bedieningspaneel kan een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo
klinkstekker worden aangesloten.
AANSLUITEN VAN HET NETSNOER
Sluit het netsnoer als laatste aan.
Nadat alle aansluitingen zijn voltooid, steekt u de stekker van het netsnoer in een normaal stopcontact.
MIC 2
MIDI OUT
d
OV
1
7
4
2
1
0
FADER START
MIC1
MIC1 LEVEL
0
MIC2 LEVEL
0
HI
MIC
CH-1 CH-2
OFF ON
TALK
OVER
+12-12
LOW
+12-12
EQ
Microfoon 1
Microfoon 2
HEADPHONES
LEVEL
0
MIXING
MASTERCUE
MONO SPLIT STEREO
PHONES
Hoofdtelefoon
05_DJM-700_DU.book 8 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
9
Du
Nederlands
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE
BEDIENINGSORGANEN
BEDIENINGSPANEEL
1 Microfoon 1 ingangsaansluiting (MIC 1)
Sluit hierop een microfoon aan met een XLR-type stekker.
2 Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (instelbereik –
tot 0 dB)
3 Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (instelbereik –
tot 0 dB)
4 Microfoon-hogetonenregelaar (HI)
Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van
microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +12 dB)
5 Microfoon-lagetonenregelaar (LOW)
Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van
microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +12 dB)
6 Microfoonfunctie-indicator
Licht op wanneer de microfoonfunctie is ingeschakeld; knippert
wanneer de
TALK OVER
functie is ingeschakeld.
7 Microfoon-functiekeuzeschakelaar (MIC)
OFF:
Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd.
ON:
Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd.
TALK OVER:
Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de
microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in
werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het
geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt.
Wanneer de TALK OVER functie niet wordt gebruikt, verdient het
aanbeveling de schakelaar in de [
OFF
] of [
ON
] stand te zetten.
8 Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar
CD:
Voor het kiezen van de
CD
ingang (analoge lijnniveau-ingang).
LINE:
Voor het kiezen van de
LINE
ingangsaansluitingen.
9 Kanaal 2 ingangskeuzeschakelaar
CD:
Voor het kiezen van de
CD
ingang (analoge lijnniveau-ingang).
PHONO:
Voor het kiezen van de
PHONO
ingangsaansluitingen (analoge
platenspeler-ingang).
10 Kanaal 3 en 4 ingangskeuzeschakelaar
LINE:
Voor het kiezen van de
LINE
ingang (analoge lijnniveau-ingang).
PHONO:
Voor het kiezen van de
PHONO
ingangsaansluitingen (analoge
platenspeler-ingang).
11 TRIM regelaar
Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal.
(instelbereik: –
tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB)
DJM–700
PROFESSIONAL MIXIER
TRIM
+9
TRIM
+9
TRIM
+9
TRIM
+9
0
MID
+6-26
MID
+6-26
MID
+6-26
MID
+6-26
HI
+6-26
HI
+6-26
HI
+6-26
HI
+6-26
LOW
+6-26
LOW
+6-26
LOW
+6-26
LOW
+6-26
FREQUENCY
HPFLPF
FILTER
BALANCE
RL
dB
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
dB
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
dB
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
dB
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
dBLR
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
EQ EQ EQ EQ
LINECD CD PHONO LINE PHONO LINE PHONO
POWER
MASTER
LEVEL
CH-1 CH-2 CH-3 CH-4
1234
HEADPHONES CUE
MASTER EFFECTS
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
A THRU B
AB
A THRU B A THRU B A THRU B
CROSS FADER ASSIGN
BOOTH MONITOR
LEVEL
0
CH FADER
CROSS FADER
AUTO
ON/OFF START/STOP
TAP
BEAT
MIDI
BEAT EFFECTS
LEVEL/DEPTH
TIME
MAX
ON/OFF
MIN
DELAY
1
2
3
4
MIC
CF.A
CF.B
MASTER
TRANS
DOWN
FILTER
UP
FLANGER
REVERSE
PHASER
ROLL
REVERB
CRUSH ROLL
ROBOT
ECHO
SND/RTN
23
FADER START
MIC1
HEADPHONES
MIC1 LEVEL
0
MIC2 LEVEL
0
LEVEL
0
HI
MIC
CH-1 CH-2
OFF ON
TALK
OVER
+12-12
LOW
+12-12
MIXING
MASTERCUE
EQ
MONO SPLIT STEREO
PHONES
MONO STEREO
3
4
5
29
30
23
17
18 19 18 19
18 19 18 19
33 34
20
26
21
6
7
28
31
24 32
36
41
42
40
39
43
38
35
37
22
1
2
16
16
11
13
14
8
12
15
11
13
14
9
12
15
11
13
14
10
12
15
11
13
14
10
12
15
25
27
44
16 16 16 16
05_DJM-700_DU.book 9 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
10
Du
12 Kanaal-hogetonenregelaar (HI)
Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk
kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB)
13 Kanaal-middentonenregelaar (MID)
Voor het instellen van de middenfrequenties (middentonen) van
elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB)
14 Kanaal-lagetonenregelaar (LOW)
Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van elk
kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB)
15 Kanaalniveau-indicators
Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk kanaal, met een
twee-seconden piekvasthoudfunctie.
16 HEADPHONES CUE toetsen/indicators
Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de
hoofdtelefoon wilt beluisteren:
1
tot
4
,
MASTER
of
EFFECTS
. Als
gelijktijdig meerdere toetsen worden ingedrukt, zullen de gekozen
geluidsbronnen gemengd worden. Druk nog een keer op de toets
om de gekozen bron te annuleren. De niet gekozen toetsen lichten
donker op en de toetsen van de gekozen bronnen lichten helder op.
17 Faderstarttoets/indicator (FADER START CH-1, CH-2)
Voor gebruik van de faderstart/terug-naar-cue functie voor het
kanaal waarop een DJ CD-speler is aangesloten. De toets licht op
wanneer deze is ingeschakeld. Als de functie geactiveerd is, zal de
werking verschillen afhankelijk van de instelling van de
CROSS
FADER ASSIGN
schakelaar.
Wanneer de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar is ingesteld op
[
A
] of [
B
], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de
werking van de kruisfader (en niet gekoppeld aan de
kanaalfader).
Wanneer de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar is ingesteld op
[
THRU
], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de
werking van de kanaalfader (en niet gekoppeld aan de
kruisfader).
18 Kanaalfader-schuifregelaar
Voor het instellen van het geluidsvolume van elk kanaal.
(instelbereik: –
tot 0 dB)
De uitvoer gebeurt overeenkomstig de kanaalfadercurve die met
de
CH FADER
curveschakelaar is ingesteld.
19 CROSS FADER ASSIGN schakelaar
Deze schakelaar wijst de uitvoer van elk kanaal toe aan de rechter-
of linkerkant van de kruisfader (als er meerdere kanalen aan
dezelfde kant zijn toegewezen, zal het resultaat het
gecombineerde totaal van die kanalen zijn).
A:
Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de A (linker) kant van
de kruisfader.
THRU:
De uitvoer van de kanaalfader wordt naar de hoofduitvoer
gestuurd, zonder dat deze via de kruisfader loopt.
B:
Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de B (rechter) kant van
de kruisfader.
20 Kanaalfader-curveschakelaar (CH FADER)
Gebruik deze schakelaar om een van de twee typen
kanaalfadercurven te kiezen. Deze instelling wordt op de kanalen
1 t/m 4 toegepast.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn
naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt.
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kanaalfader.
21 Kruisfader-curveschakelaar (CROSS FADER)
Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen
kruisfadercurven te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn.
(Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [
A
] kant verlaat, zal het
[
B
] geluid weergegeven worden.)
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kruisfader.
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
22 Kruisfader-schuifregelaar
Het geluid toegewezen aan de [
A
] en [
B
] kant wordt uitgevoerd
overeenkomstig de instelling van de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar en de instelling voor de kruisfadercurve die gekozen is
met de
CROSS FADER
curveschakelaar.
23 Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL)
Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen.
(instelbereik: –
tot 0 dB)
De hoofduitvoer is het totaal van het geluid van de kanalen die met
de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar op [
THRU
] zijn ingesteld,
het signaal dat via de kruisfader loopt en de signalen van
microfoon 1 en microfoon 2 (als de effectkeuzeschakelaar op
[
SND/RTN
] staat, zal ook de
RETURN
invoer worden toegevoegd).
24 Hoofdniveau-indicators (MASTER L, R)
Deze segmentindicators geven het uitgangsniveau van de L- en R-
kanalen aan. De indicators hebben een twee-seconden
piekvasthoudfunctie.
25 Hoofdbalansregelaar (BALANCE)
Voor het instellen van de L/R kanaalbalans van de hoofduitgang,
cabinemonitor-uitgang, opname-uitgang en digitale uitgang.
26 MONO/STEREO keuzeschakelaar voor de hoofduitvoer
Als deze schakelaar in de [
MONO
] stand wordt gezet, zullen de
hoofduitvoer, cabinemonitor-uitvoer, opname-uitvoer en digitale
uitvoer alle in L+R worden weergegeven.
27 BOOTH MONITOR LEVEL afstelregelaar
Gebruik deze regelaar om het volume van de cabinemonitor-
uitgang in te stellen.
Het volume kan onafhankelijk van het hoofduitgangsvolume
worden ingesteld. (instelbereik: –
tot 0 dB)
28 Hoofdtelefoon-uitgangsschakelaar (MONO SPLIT/STEREO)
MONO SPLIT:
Wanneer de
HEADPHONES CUE
(
1
,
2
,
3
,
4
of
EFFECTS
) toets is
gekozen, wordt het gekozen geluid via het L-kanaal weergegeven.
Wanneer de
HEADPHONES CUE
(
MASTER
) toets is gekozen,
wordt het hoofdgeluid via het R-kanaal weergegeven.
STEREO:
De geluidsbron die gekozen is met de
HEADPHONES CUE
toets
wordt in stereo uitgevoerd.
29 Hoofdtelefoon-mengregelaar (MIXING)
Als de regelaar naar rechts (in de richting van [
MASTER
]) wordt
gedraaid, zal het hoofdgeluid via de hoofdtelefoon worden
weergegeven (alleen wanneer [
MASTER
] gekozen is met de
HEADPHONES CUE
toets); als de regelaar naar links (in de
richting van [
CUE
] wordt gedraaid), zal het geluid van de
hoofdtelefoon een menging zijn van het geluid van de
effectmonitor en het kanaal dat gekozen is met de
HEADPHONES
CUE
toets.
In het middenstand wordt het geluid van [
MASTER
] en [
CUE
]
weergegeven.
30 Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL)
Voor het instellen van het uitgangsniveau van de
hoofdtelefoonaansluiting. (instelbereik: –
tot 0 dB)
31 Hoofdelefoonaansluiting (PHONES)
Hierop kan een hoofdtelefoon met een klinkstekker worden
aangesloten.
32 Beat-keuzetoetsen (
BEAT
)
(Beat verhogen):Voor het verdubbelen van de berekende BPM.
(Beat verlagen):Voor het halveren van de berekende BPM.
(blz. 18)
Sommige effecten kunnen op
“3/4”
worden ingesteld.
Bij sommige effecten worden deze gebruikt voor andere functies
dan het instellen van de beat.
05_DJM-700_DU.book 10 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
11
Du
Nederlands
33 MIDI ON/OFF toets
Voor het in/uitschakelen (ON/OFF) van de MIDI uitgangsfunctie
(exclusief de timingklok). Bij het inschakelen van het apparaat
komt deze functie op OFF te staan.
34 MIDI start/stoptoets (MIDI START/STOP)
Voor het uitvoeren van het START/STOP signaal voor de MIDI
bedieningsfunctie (zie blz. 21).
Wanneer deze toets geactiveerd wordt, zal het [
MIDI START
(STOP)
] bericht gedurende 2 seconden op het display verschijnen.
MIDI SNAP SHOT:
Als de
MIDI START/STOP
toets ingedrukt wordt gehouden, zal er
een momentopname naar het externe MIDI apparaat worden
gestuurd.
35 BPM meetmethodetoets (AUTO)
Voor het omschakelen tussen de AUTO en TAP instelling voor de
BPM meetmethode. Wanneer de [
AUTO
] indicator op het display
oplicht, zal de BPM automatisch worden gemeten.
36
TAP
toets
De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de
TAP
toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de
TAP
toets
wordt gedrukt, zal de meetmethode automatisch overschakelen
naar de TAP meetmethode (handmatige invoer).
37 MANUAL/EFFECT frequentiefiltertoets.
Gebruik deze toets om tussen het handmatige filter en het
effectfrequentiefilter om te schakelen.
Bij het inschakelen van het apparaat wordt het
effectfrequentiefilter ingesteld en licht de indicator van de toets
op. Wanneer het handmatige filter wordt gekozen, dooft de
indicator van de toets.
38 Instelregelaar voor handmatig filter (FREQUENCY)
Gebruik deze regelaar om de afsnijfrequentie van het gekozen filter
in te stellen.
39 Effectkeuzeschakelaar (DELAY, ECHO, TRANS, FILTER,
FLANGER, PHASER, REVERB, ROBOT (ROBOT VOCODER),
CRUSH, ROLL, REVERSE (REVERSE ROLL), UP (UP ROLL),
DOWN (DOWN ROLL), SND/RTN (SEND/RETURN))
Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 16).
Wanneer een externe effector op de
SEND
en
RETURN
aansluitingen is aangesloten, zet u de schakelaar op [
SND/RTN
].
40 Effectkanaal-keuzeschakelaar (1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B,
MASTER)
Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de
effecten worden toegepast (blz. 18). Wanneer [
MIC
] wordt
gekozen, zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden
toegepast.
41 Effectparameter 1 regelaar [TIME (PARAMETER 1)]
Voor het instellen van de tijdparameter voor het gekozen effect (blz.
18, 20) (Bij sommige effecten wordt deze regelaar voor andere
instellingen dan de tijdparameters gebruikt.)
Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets
ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM
worden ingesteld.
Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets en
de
AUTO/TAP
toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM
in eenheden van 0,1 worden ingesteld.
42 Effectparameter 2 regelaar [LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2)]
Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het
gekozen effect (blz. 18, 20).
43 Effecttoets/indicator (ON/OFF)
Voor het in/uitschakelen van het gekozen effect (blz. 18). Bij het
inschakelen van het apparaat komen de effecten op OFF te staan.
Wanneer de effecten op OFF staan, licht de indicator van de toets
op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te
knipperen.
44 Display
Zie het volgende gedeelte voor verdere informatie.
DISPLAY
1 Effectdisplay-gedeelte
Het tekstdisplay (zeven tekens) toont de naam van het effect zoals
hieronder is aangegeven. Wanneer een van de
bedieningshandelingen wordt uitgevoerd die is aangegeven in de
tabel, zullen de bijbehorende tekens twee seconden getoond
worden, waarna het display weer de oorspronkelijke effectnaam
aangeeft.
2 Kanaalkeuzedisplay-gedeelte
De instelling die gekozen is met de effectkanaal-keuzeschakelaar
licht op.
3 Parameterdisplay-gedeelte
AUTO/TAP:
[
AUTO
] licht op wanneer de BPM meetmethode op AUTO is
ingesteld en [
TAP
] licht op wanneer de BPM meetmethode op
handmatig (TAP) is ingesteld.
BPM tellerdisplay
(3 cijfers)
:
In de AUTO stand wordt de automatisch gedetecteerde BPM
waarde aangegeven. Als de BPM telling niet automatisch
gedetecteerd kan worden, knippert de voorheen gedetecteerde
waarde op het display. In de handmatige (TAP) stand wordt de
BPM waarde aangegeven die is opgegeven via TAP invoer enz.
BPM:
Brandt voortdurend.
MIDI:
Geeft de ON/OFF status van de MIDI uitgangsfunctie aan.
Licht op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op ON staat.
Licht niet op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op OFF staat.
Parameter 1 display
(5 cijfers)
:
Dit display toont de parameters die voor elk effect van toepassing
zijn. Wanneer de beat-keuzetoetsen (
BEAT
,
) worden
ingedrukt, zal de bijbehorende meervoudige beat-verandering voor
twee seconden worden getoond. Als de beat-keuzetoetsen (
BEAT
,
) gebruikt worden voor het opgeven van een waarde die
buiten het parameterbereik valt, zal het huidige nummer
knipperen maar niet veranderen.
Eenheid-display (%/ms):
Licht op overeenkomstig de eenheid die voor elk effect wordt
gebruikt.
Bedieningshandeling Display
Bij MIDI start START
Bij MIDI stop STOP
MIDI snapshot SNAP
Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is
ingeschakeld
MIDI On
Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is
uitgeschakeld
MIDIOff
A B M
MIDI
BPM
%
mS
123 4
AUTO
TAP
1
2
3
4
05_DJM-700_DU.book 11 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
12
Du
4 Beatdisplay-gedeelte
Dit display toont de plaats van parameter 1 ten opzichte van BPM
(1/1 beat). De onderste rij licht voortdurend op. Wanneer de plaats
van parameter 1 een bepaalde drempelwaarde bereikt, zal de
bijbehorende indicator oplichten. Wanneer parameter 1 tussen de
drempelwaarden in ligt, zal de indicator knipperen. Alhoewel het
display zeven feitelijke indicators bevat, kunnen de twee uiteinden
ook als indicators beschouwd worden, wat betekent dat er negen
posities gestipuleerd kunnen worden. Wanneer de waarden bij de
uiteinden zijn, zullen er geen indicators oplichten.
De grijze onderdelen worden niet getoond.
Effectkeuze-
schakelaar
Effectdisplay
Parameterdisplay Beatdisplay
Effectnaam
Minimum
-waarde
Maximum
-waarde
Standaard
-waarde
Eenheid
➀➁➂➃➄➅➆➇
DELAY DELAY 1 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
ECHO ECHO 1 4 000 500 ms
1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
TRANS TRANS 10 16 000 500 ms
1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
FILTER FILTER 10 32 000 2 000 ms
1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
FLANGER FLANGER 10 32 000 2 000 ms
1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
PHASER PHASER 10 32 000 2 000 ms
1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
REVERB REVERB 1 100 50 %
10 20 30 40 50 60 70 80 90
ROBOT ROBOT –100 100 0 %
–100
–66 –50 0 26 50 100
CRUSH CRUSH 10 32 000 2 000 ms
1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
ROLL ROLL 10 4 000 500 ms
1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
REV ROLL REVROLL 10 4 000 500 ms
1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
UP ROLL UP ROLL 10 4 000 500 ms
1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
DOWN ROLL DWNROLL 10 4 000 500 ms
1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
SND/RTN SND/RTN
05_DJM-700_DU.book 12 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
13
Du
Nederlands
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
BASISBEDIENING
1 Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON.
2 Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal in
om de aangesloten apparatuur te kiezen
CH1: Zet op [
CD
] of [
LINE
].
CH2: Zet op [
CD
] of [
PHONO
].
CH3/4: Zet op [
LINE
] of [
PHONO
].
3 Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen.
4 Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de klank
in te stellen.
5 Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het
geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen.
6 Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u
de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op kruisfaderkanaal A
of kanaal B en bedient dan de kruisfader-schuifregelaar.
Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de
CROSS
FADER ASSIGN
schakelaar op [
THRU
]
7 Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale
geluidsvolume in te stellen.
8 Gebruik de BALANCE regelaar om de geluidsbalans tussen
het rechter en linker kanaal in te stellen.
[Kiezen van stereo of mono]
Als de
MONO/STEREO
schakelaar op [
MONO
] staat, zal de
hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn.
[Microfoon-invoer]
1 Om een microfoon te gebruiken, zet u de MIC schakelaar op
[ON] of [TALK OVER].
Als de schakelaar op [
TALK OVER
] wordt gezet, zal telkens
wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfoon-
ingang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle
geluidsbronnen, met uitzondering van het geluid van de
microfoon, met 20 dB verzwakt worden.
2 Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van
MIC 1 in te stellen en gebruik de MIC 2 LEVEL regelaar om het
geluidsvolume van MIC 2 in te stellen.
3 Gebruik de microfoontoonregelaars (HI, LOW) om de klank
van het microfoongeluid in te stellen.
De microfoontoonregelaars werken gelijktijdig voor
microfoon 1 en 2.
[Cabinemonitor-uitvoer]
1 Gebruik de BOOTH MONITOR LEVEL regelaar om het
geluidsvolume in te stellen.
De
BOOTH MONITOR LEVEL
regelaar kan gebruikt worden
om het geluidsvolume onafhankelijk van de
MASTER LEVEL
regelaar in te stellen.
[Hoofdtelefoon-uitvoer]
1 Gebruik de HEADPHONES CUE toetsen (kanalen 1 tot 4,
MASTER, EFFECTS) om de bron te kiezen.
De gekozen
HEADPHONES CUE
toets licht helder op.
2 Stel de hoofdtelefoonschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) in.
Wanneer de
HEADPHONES CUE
(
1
,
2
,
3
,
4
of
EFFECTS
)
toets is gekozen, wordt het gekozen geluid via het L-kanaal
weergegeven. Wanneer de
HEADPHONES CUE
(
MASTER
)
toets is gekozen, wordt het hoofdgeluid via het R-kanaal
weergegeven.
Als de schakelaar in de [
STEREO
] stand wordt gezet, zal het
geluid dat gekozen is met de
HEADPHONES CUE
toets in
stereo worden uitgevoerd.
3 Als [MONO SPLIT] is gekozen, gebruik dan de MIXING
regelaar om de balans tussen het geluid van het linker kanaal
(het geluid gekozen met de HEADPHONES CUE toets) en het
rechter kanaal (hoofdgeluid – alleen wanneer de
HEADPHONES CUE toets voor de [MASTER] op ON staat) in te
stellen.
Als de
MIXING
regelaar naar rechts wordt gedraaid (naar
[
MASTER
]), neemt het hoofdgeluid toe (alleen wanneer de
HEADPHONES CUE
toets voor de [
MASTER
] op ON staat);
wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid (naar [
CUE
]),
wordt het geluid dat gekozen is met de
HEADPHONES CUE
toets uitgevoerd.
4 Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de
hoofdtelefoon in te stellen.
2
1
8
7
3
4
5
6
POWER
TRIM
HI, MID, LOW
BALANCE
MASTER
LEVEL
Microfoon-invoer
Cabinemonitor-
uitvoer
Hoofdtelefoon-uitvoer Fadercurve
MONO/
STEREO
05_DJM-700_DU.book 13 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
14
Du
[Kiezen van de fadercurve]
Kies de geluidsvolumecurve die overeenkomt met de bediening
van de fader.
Gebruik de CH FADER schakelaar om de gewenste
kanaalfadercurve te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn
naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt.
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kanaalfader.
Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4.
Gebruik de CROSS FADER curveschakelaar om de gewenste
kruisfadercurve te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve
zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [
A
] kant verlaat,
zal het [
B
] geluid weergegeven worden.)
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kruisfader.
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
Deze instelling levert gelijke curve-effecten voor de kanten A
en B.
FADERSTARTFUNCTIE
Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare
bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit,
kunt u de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het
beginnen met afspelen van een CD.
Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het
mengpaneel wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de
pauzestand gehaald en zal automatisch – en onmiddellijk – gestart
worden met de weergave van de gekozen track. Wanneer de
faderschuifregelaar in de oorspronkelijke stand wordt teruggezet,
zal de CD-speler terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue),
zodat “sampler” weergave mogelijk is.
Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave
Als de CD-speler die aan kanaal A van de kruisfader is toegewezen
bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-
schuifregelaar vanaf de rechterkant (B kant) naar de linkerkant (A
kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van
de kanaal A CD-speler.
Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (A kant)
bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal B
terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie). Wanneer
de CD-speler die aan kanaal B is toegewezen bij het cue-punt in de
paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de
linkerkant (A kant) naar de rechterkant (B kant) verschuiven voor
het automatisch starten met afspelen van de kanaal B CD-speler.
Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de rechterkant (B kant)
bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal A
terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie).
De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de
ingangskeuzeschakelaar niet op [
CD
] of [
LINE
] staat.
[Gebruik van de kanaalfader om te starten met
afspelen]
1 Druk op de FADER START toets van het kanaal (1, 2) dat is
aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
2 Zet de kanaalfader-schuifregelaar op “0”.
3 Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het
cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler
niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
4 Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kanaalfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfader-
schuifregelaar terug naar [
0
] schuiven om de CD-speler te
laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de
paraatstand te zetten (terug-naar-cue).
Deze functie van de kanaalfader werkt alleen wanneer de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar op [
THRU
] staat.
1
2
4
FADER
START
1, 2
05_DJM-700_DU.book 14 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
15
Du
Nederlands
[Gebruik van de kruisfader om te starten met
afspelen]
1 Druk op de FADER START toets van het kanaal (1, 2) dat is
aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
2 Zet de CROSS FADER ASSIGN schakelaar van het gekozen
kanaal op [A] of [B].
Kies [
A
] voor toewijzing aan kanaal A (linkerkant) van de
kruisfader.
Kies [
B
] voor toewijzing aan kanaal B (rechterkant) van de
kruisfader.
3 Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de
tegenovergestelde kant van de CD-speler die u wilt laten
starten.
4 Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het
cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler
niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
5 Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kruisfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfader-
schuifregelaar helemaal terugschuiven naar de
tegenovergestelde kant om de CD-speler die aan die kant is
toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in
de paraatstand te zetten (terug-naar-cue).
1
2
3 5
FADER
START
1, 2
CROSS
FADER
ASSIGN
A / THRU / B
05_DJM-700_DU.book 15 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
EFFECTFUNCTIES
16
Du
EFFECTFUNCTIES
Dit apparaat kan in totaal 15 basis beat-effecten produceren
(inclusief SND/RTN) via beat-effecten die gekoppeld zijn aan de
BPM en handmatige filters of effectfrequentiefilters gekoppeld
aan de
FREQUENCY
regelaar. Bovendien kan via het afstellen van
de parameters voor de effecten een nog groter scala aan effecten
geproduceerd worden.
Een grote variëteit aan beat-effecten wordt gecreëerd door de
tijdelijke parameter via de
TIME
regelaar (Parameter 1) af te stellen
en de kwantitatieve parameter via de
LEVEL/DEPTH
regelaar
(Parameter 2).
Een laagdoorlaat-filtereffect of hoogdoorlaat-filtereffect kan
gecreëerd worden met het handmatige filter of het
effectfrequentiefilter afhankelijk van de positie van de
FREQUENCY
regelaar. Tevens kan door het combineren van beat-
effecten met het handmatige filter of effectfrequentiefilter een
breed scala aan effecten gecreëerd worden.
TYPEN BEAT-EFFECTEN
1 DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van
1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk
toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een 1/2 beat
vertragingsgeluid wordt toegevoegd, zullen vier beats acht beats
worden. Ook zal door toevoeging van een 3/4 beat
vertragingsgeluid het ritme gesyncopeerd worden.
2 ECHO (meervoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van
1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk
toevoegen.
Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt
wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid
synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald
worden.
Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen,
zal het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat
herhaald worden.
Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een
track wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een
“kringloop” lijkt.
3 Automatische TRANS
In eenheden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
wordt het geluid automatisch afgesneden, synchroon met het
ritme.
4 FILTER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1
beat wordt de filterfrequentie verschoven, waardoor de
geluidskleuring aanzienlijk wordt veranderd.
5 FLANGER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1
beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect
geproduceerd.
6 PHASER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1
beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect
geproduceerd.
Voorbeeld
Oorspronkelijk
(4 beats)
1/2 vertraging
(8 beats)
Voorbeeld
Oorspronkelijk
(4 beats)
1/2 vertraging
(8 beats)
Voorbeeld
1 beat
Afsnijden van
ingangsgeluid
1 beat
Voorbeeld
Afsnijden
Tijd
Afsnijden
1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1,
8/1 of 16/1 beat
Voorbeeld
Frequentie
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Voorbeeld
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Korte
vertraging
Voorbeeld
Fasever-
schuiving
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
05_DJM-700_DU.book 16 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
EFFECTFUNCTIES
17
Du
Nederlands
7 REVERB
Produceert een nagalmeffect.
8 ROBOT
Creërt een geluidseffect dat lijkt op het geluid dat weergegeven
wordt door een robot. Wanneer ROBOT op het
microfoongeluid wordt toegepast, zal er een
stemveranderingseffect geproduceerd worden.
9 CRUSH
Met deze functie kunt u snel een cyclisch veranderend
“verbrijzelingsgeluid” creëren met een beat van 1/4, 1/2, 1/1,
2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1.
10 ROLL
Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1,
2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer.
11 REVERSE ROLL
Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1,
2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk in omgekeerde
volgorde weer.
12 UP ROLL
Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1,
2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer terwijl continu
de toonhoogte/toonaard wordt verhoogd.
13 DOWN ROLL
Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1,
2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer terwijl continu
de toonhoogte/toonaard wordt verlaagd.
14 SEND/RETURN
Door een sampler of effector aan te sluiten kan een grote
variëteit aan andere effecten worden gecreëerd.
Voorbeeld
Tijd
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Voorbeeld
Herhalen
Oorspronkelijk
1/1 rol
Effect AAN
Voorbeeld
Omgekeerd herhalen
Oorspronkelijk
1/1
omgekeerde
rol
Effect AAN
Voorbeeld
Toonhoogte wordt verhoogd,
herhaalde weergave
Oorspronkelijk
1/1 UP ROLL
Effect AAN
Voorbeeld
Toonhoogte wordt verlaagd,
herhaalde weergave
Oorspronkelijk
1/1
DOWN ROLL
Effect AAN
05_DJM-700_DU.book 17 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
EFFECTFUNCTIES
18
Du
BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN
Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk
gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut),
waardoor zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan
effecten kan worden geproduceerd, synchroon met het huidige
ritme.
1 Stel de BPM meetmethode in op AUTO om de BPM (beats per
minuut) te meten.
De BPM van het muziekingangssignaal wordt automatisch
gedetecteerd. Bij het inschakelen van het apparaat komt de
functie in de [
AUTO
] stand te staan.
Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd
kan worden, zal de BPM teller van het display knipperen.
Meetbereik: BPM = 70 tot 180.
Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen
nauwkeurige meting kan worden uitgevoerd.
In dit geval drukt u op de
TAP
toets en voert u de beat
handmatig in.
[Gebruik van de TAP toets voor het handmatig invoeren
van de BPM]
Als tweemaal of vaker op de
TAP
toets wordt gedrukt,
synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden
opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende dat
interval is vastgesteld.
Wanneer de BPM functie is ingesteld op [
AUTO
], zal bij
tikken op de
TAP
toets de BPM functie overschakelen naar
de TAP stand en wordt het interval gemeten waarop de
TAP
toets wordt ingedrukt.
Als de BPM via de
TAP
toets wordt ingesteld, wordt het beat-
veelvoud “
1/1
” (of “
4/1
”, afhankelijk van het gekozen effect)
en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als de
effecttijd ingesteld.
Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe
BPM worden ingesteld.
Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets en de
AUTO
toets ingedrukt worden gehouden, kan de
BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld.
2 Zet de effectkeuzeschakelaar op het gewenste effect.
Op het display wordt de naam van het gekozen effect
aangegeven.
Zie blz. 16 tot 17 voor verdere informatie over de diverse
effecten.
3 Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop u
het effect wilt toepassen.
Het gekozen kanaal licht op het kanaalnaamgebied van het
display op.
Als [
MIC
] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en
microfoon 2 worden toegepast.
4 Druk op de BEAT toets (
,
) om het beat-veelvoud te
kiezen waarmee het effect gesynchroniseerd moet worden.
Als
wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op
basis van de BPM verdubbeld worden en als
wordt
ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op basis van de
BPM gehalveerd worden (bij sommige effecten is ook de
3/4
” instelling mogelijk).
Het veelvoud van de gekozen beat (parameter 1 positie)
wordt in zeven gedeelten op het display aangegeven (zie blz.
12).
De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt
automatisch ingesteld.
Voorbeeld: Bij BPM = 120
1/1 = 500 ms
1/2 = 250 ms
2/1 = 1.000 ms
5 Zet de ON/OFF toets op ON om het effect in te schakelen.
Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, zal het effect
omschakelen tussen ON/OFF (bij het inschakelen van het
apparaat komt de functie op OFF te staan).
De
ON/OFF
toets knippert wanneer het effect op ON staat.
Parameter 1
Gebruik de
TIME
(
PARAMETER 1
) regelaar om de tijdelijke
parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen. (Bij sommige
effecten wordt deze regelaar voor andere instellingen dan de
tijdparameters gebruikt.)
Zie blz. 20 voor verdere informatie over de invloed die het
ronddraaien van de
TIME
(
PARAMETER 1
) regelaar heeft op
parameter 1.
Parameter 2
Gebruik de
LEVEL/DEPTH
(
PARAMETER 2
) regelaar om de
kwantitatieve parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen.
Zie blz. 20 voor verdere informatie over de invloed die het
ronddraaien van de
LEVEL/DEPTH
(
PARAMETER 2
) regelaar heeft
op parameter 2.
A BM
MIDI
BPM
%
mS
1 2 34
AUTO
TAP
1
4
2
3
5
TAP
AUTO
ON/OFF
TIME
LEVEL/DEPTH
BEAT 2, 3
Voorbeeld van display-aanduidingen
Effectnaam: DELAY
Effectkanaal-selectie: CH 1
BPM waarde: 120 BPM
Parameter 1: 500 ms
Beat-veelvoud: 1/1
05_DJM-700_DU.book 18 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
EFFECTFUNCTIES
19
Du
Nederlands
GEBRUIK VAN HET HANDMATIG FILTER
1 HANDMATIG FILTER
De filterfrequentie wordt verschoven, met een sterke
verandering in de toon tot gevolg.
Draai de regelaar naar rechts voor hoogdoorlaatfilter-effecten
en naar links voor laagdoorlaatfilter-effecten.
De handmatige effecter is gekoppeld aan de
FREQUENCY
regelaar. Het uitgangsgeluid van de handmatige effecter wordt het
ingangsgeluid voor het beat-effect.
Wanneer het beat-effect type op ROLL, REVERSE ROLL, UP
ROLL of DOWN ROLL wordt ingesteld, wordt het uitgangsgeluid
van het beat-effect het ingangsgeluid voor de handmatige
effecter.
1 Druk op de FILTER toets zodat deze begint te knipperen.
Controleer of de
FILTER
toets continu knippert.
Wanneer de toets blijft branden, drukt u erop zodat de toets
gaat knipperen. Bij enkele malen indrukken van de toets
wordt er beurtelings omgeschakeld tussen knipperen en
continu oplichten.
Bij het inschakelen van het apparaat licht de toets continu
op.
2 Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om het kanaal te
kiezen waarop u de effecten wilt toepassen.
De naam van het gekozen kanaal verschijnt in het
kanaalnaamgebied van het display.
Wanneer [
MIC
] wordt gekozen, wordt het effect op
microfoon 1 en microfoon 2 toegepast.
3 Gebruik de FREQUENCY regelaar om de afsnijfrequentie van
het filter in te stellen.
Draai de regelaar naar links om een laagdoorlaatfilter toe te
passen.
Draai de regelaar naar rechts om een hoogdoorlaatfilter toe
te passen.
GEBRUIK VAN HET
EFFECTFREQUENTIEFILTER
1 Effectfrequentiefilter
Hiermee wordt de afsnijfrequentie van het filter ingesteld zodat
het beat-effect alleen op een bepaalde frequentieband wordt
toegepast.
Het effectfrequentiefilter is gekoppeld aan de
FREQUENCY
regelaar. Het beat-effect wordt alleen op de gekozen
frequentieband toegepast.
De functie wordt niet ondersteund als SEND/RETURN als het
beat-effect is gekozen.
1 Druk op de FILTER toets zodat deze oplicht.
Controleer of de
FILTER
toets continu oplicht.
Indien de toets knippert, drukt u erop zodat de toets blijft
branden. Bij enkele malen indrukken van de toets wordt er
beurtelings omgeschakeld tussen knipperen en continu
oplichten.
Bij het inschakelen van het apparaat licht de toets continu
op.
2 Bedien het beat-effect.
Zie blz. 18 voor verdere informatie.
3 Gebruik de FREQUENCY regelaar om de frequentie in te
stellen waarop u het beat-effect wilt toepassen.
Draai de regelaar naar links om het effect alleen op de lage
frequenties toe te passen. De hoge frequenties worden niet
beïnvloed.
Draai de regelaar naar rechts om het effect alleen op de
hoge frequenties toe te passen. De lage frequenties worden
niet beïnvloed.
FREQUENCY
HPFLPF
Laagdoorlaatfilter
Frequentie
Hoogdoorlaatfilter
Frequentie
1
2
3
FREQUENCY
FILTER
FREQUENCY
HPFLPF
Niet beïnvloed
Beat-effect
Niet beïnvloed
Beat-effect
Frequentie Frequentie
2
3
FREQUENCY
FILTER
05_DJM-700_DU.book 19 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
EFFECTFUNCTIES
20
Du
EFFECTPARAMETERS
Beat-effect (*1)
(*1) Wanneer de effectkanaal-keuzeschakelaar op [
CF.A
], [
CF.B
] of [
MASTER
] staat, zal wanneer de effect-monitor is ingeschakeld maar
het geluid van het gekozen kanaal niet naar de hoofduitvoer wordt uitgestuurd, het effectgeluid toch niet hoorbaar zijn.
(*2) Wanneer het effect wordt uitgeschakeld (OFF), zal het effectgeluid niet hoorbaar zijn, ook als de monitor op effector is ingesteld.
Naam Parameter van beat-
schakelaar
Parameter 1 (TIME regelaar) Parameter 2
(LEVEL/DEPTH regelaar)
Inhoud Instelbereik (eenheid)
1 DELAY
Instellen van de
vertragingstijd van 1/8 tot 16/1
per 1 beat BPM tijd.
Instellen van de
vertragingstijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
vertragingsgeluid.
2 ECHO (*2)
Instellen van de
vertragingstijd van 1/8 tot 16/1
per 1beat BPM tijd.
Instellen van de
vertragingstijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
echogeluid.
3 TRANS
Instellen van de afsnijtijd van
1/16 tot 16/1 per 1 beat BPM
tijd.
Instellen van de
effecttijd.
10 tot 16 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
effectgeluid.
4 FILTER
De cyclus van de
afsnijfrequentie-verschuiving
wordt ingesteld in eenheden 1/
4 tot 64/1 ten opzichte van
1 beat BPM.
Instellen van de
cyclus voor de
afsnijtijd-
verschuiving.
10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
5 FLANGER
De cyclus van de flanger-
verschuiving wordt ingesteld
in eenheden 1/4 tot 64/1 ten
opzichte van 1 beat BPM.
Instellen van de
cyclus voor de
flangereffect-
verschuiving.
10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
6 PHASER
De cyclus van het phaser-
effect wordt ingesteld in
eenheden 1/4 tot 64/1 ten
opzichte van 1 beat BPM.
Instellen van de
cyclus voor de fase-
effect-verschuiving.
10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
7 REVERB (*2)
De hoeveelheid nagalm wordt
ingesteld van 1 % tot 100 %.
Instellen van de
hoeveelheid
nagalmeffect.
1 tot 100 (%) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
effectgeluid.
8 ROBOT
Instellen van de toonhoogte
van het robotgeluideffect
binnen een bereik van –100 %
tot +100 %.
Instellen van de
toonhoogte van het
robotgeluideffect.
–100 tot +100 (%) De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
9 CRUSH
De cyclus van het
verbrijzelingseffect wordt
ingesteld op 1/4 tot 64/1 ten
opzichte van één enkele BPM
beat.
Instellen van de
cyclus voor de
verbrijzelingseffect-
verschuiving.
10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
10 ROLL (*2)
De effecttijd wordt ingesteld als
1/16 tot 16/1 ten opzichte van
1 beat BPM.
Instellen van de
effecttijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
rolgeluid.
11 REVERSE
ROLL (*2)
De effecttijd wordt ingesteld als
1/16 tot 16/1 ten opzichte van
1 beat BPM.
Instellen van de
effecttijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
rolgeluid.
12 UP ROLL (*2)
De effecttijd wordt ingesteld als
1/16 tot 16/1 ten opzichte van
1 beat BPM.
Instellen van de
effecttijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
rolgeluid.
13 DOWN ROLL
(*2)
De effecttijd wordt ingesteld als
1/16 tot 16/1 ten opzichte van
1 beat BPM.
Instellen van de
effecttijd.
1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
rolgeluid.
14 SEND/
RETURN
——Instellen van het volume van het
RETURN ingangsgeluid.
05_DJM-700_DU.book 20 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
MIDI-INSTELLINGEN
21
Du
Nederlands
MIDI-INSTELLINGEN
MIDI is de afkorting voor “Musical Instrument Digital Interface” en
verwijst naar een protocol dat ontwikkeld is voor de uitwisseling
van gegevens tussen elektronische instrumenten en computers.
Voor het aansluiten van apparatuur met MIDI aansluitingen hebt u
een MIDI kabel nodig voor het verzenden en ontvangen van de
gegevens.
De DJM-700-S/DJM-700-K maakt gebruikt van het MIDI protocol
voor het verzenden van de gegevens die betrekking hebben op de
bediening van de apparatuur en de BPM (timingklok).
SYNCHRONISEREN VAN
AUDIOSIGNALEN MET DE EXTERNE
SEQUENCER OF GEBRUIK VAN DE
DJM-700-S/DJM-700-K INFORMATIE
VOOR DE BEDIENING VAN DE EXTERNE
SEQUENCER
1 Verbind de MIDI OUT aansluiting van de DJM-700-S/
DJM-700-K met behulp van een los verkrijgbare MIDI kabel
met de MIDI IN aansluiting van de MIDI sequencer.
Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer op
“slave”.
MIDI sequencers die geen MIDI timingklok ondersteunen
kunnen niet gesynchroniseerd worden.
Synchronisatie is wellicht niet mogelijk als de BPM van de
track niet gedetecteerd kan worden of stabiel meetbaar is.
BPM waarden ingesteld met de TAP functie kunnen ook
gebruikt worden voor uitvoeren van de timingklok.
2 Druk op de MIDI START/STOP toets.
Het uitvoerbereik van de MIDI timingklok is 40 tot 250 BPM.
[Instellen van het MIDI kanaal]
Het MIDI kanaal (1 tot 16) kan worden ingesteld en in het
geheugen worden opgeslagen.
1 Terwijl u de MIDI START/STOP toets ingedrukt houdt, zet u
de netschakelaar op ON.
Het display toont [
CH SET
] en het apparaat komt in de MIDI
instelstand te staan.
2 Draai aan de TIME regelaar om het MIDI kanaal te kiezen.
3 Druk op de MIDI START/STOP toets.
Het MIDI kanaal wordt opgenomen. Tijdens het opnemen
van het kanaal knippert de [
SAVE
] indicator.
Wanneer het opnemen van het kanaal is voltooid, wordt
[
END
] aangegeven.
4 Schakel het apparaat uit.
MIDI START
/STOP
TIME
MIDI OUT
DJM-700
OUT
BPM
=120
BPM
=120
IN
IN
DJ CD-speler
MIDI sequencer
Audio
05_DJM-700_DU.book 21 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
MIDI-INSTELLINGEN
23
Du
Nederlands
EFFECT BEAT LEFT BUTTON Bn 4C dd OFF=0, ON=127
BEAT RIGHT BUTTON Bn 4D dd OFF=0, ON=127
AUTO/TAP BUTTON Bn 45 dd OFF=0, ON=127
TAP BUTTON Bn 4E dd OFF=0, ON=127
CUE BUTTON Bn 4B dd OFF=0, ON=127
EFFECT KIND SW Cn pc
Zie “PROGRAMMA
VERANDEREN” hieronder.
CH SELECT SW Cn pc
TIME SW Bn 0D MSB Bn 2D LSB PARAMETER 1 waarde;
FLANGER, PHASER, FILTER,
CRUSH veranderen naar
1/2 waarde; negatieve
waarden worden omgezet
in positieve waarden.
LEVEL/DEPTH VR Bn 5B dd 0 tot 127
EFFECT ON/OFF BUTTON Bn 40 dd OFF=0, ON=127
MIC HI VR Bn 1E dd 0 tot 127
LOW VR Bn 1F dd 0 tot 127
(FADER START) FADER START 1 BUTTON Bn 58 dd OFF=0, ON=127
FADER START 2 BUTTON Bn 59 dd OFF=0, ON=127
(HEAD PHONES) MIXING VR Bn 1B dd 0 tot 127
LEVEL VR Bn 1A dd 0 tot 127
MIDI START BUTTON FA
STOP BUTTON FC
Categorie
Naam van
schakelaar
Type
schakelaar
MIDI-melding
Opmerkingen
MSB LSB
05_DJM-700_DU.book 23 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
MIDI-INSTELLINGEN
24
Du
PROGRAMMA VERANDEREN
MSB LSB
• EFFECT SEL BEAT
SNAPSHOT
Als de DJM-700-S/DJM-700-K is ingesteld met parameters voor
een bepaald doel, kunnen die groep parameters als een snapshot
worden opgenomen. Wanneer een shapshot van de huidige status
wordt opgenomen, zullen alle meldingen voor de wijziging van de
regeling en het programma worden overgebracht. Houd de
MIDI
START/STOP
toets ingedrukt om de snapshot over te zenden.
MIDI ON/OFF
Gebruik de
MIDI ON/OFF
toets om in te stellen of er wel of geen
MIDI signaal wordt gegenereerd. De standaardinstelling is MIDI
OFF. Wanneer MIDI OFF is gekozen, zullen de timingklok en
snapshotfunctie toch beschikbaar zijn.
00EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0 EFFCH2 EFFCH1 EFFCH0
EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0
001DELAY
010ECHO
100TRANS
110FILTER
101FLANGER
111PHASER
011REVERB
———ROBOT
———CRUSH
———ROLL
———REV ROLL
———UP ROLL
———DWNROLL
———SND/RTN
0011
0102
0113
1004
101MIC
110CF.A
111CF.B
———MASTER
05_DJM-700_DU.book 24 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
VERHELPEN VAN STORINGEN
25
Du
Nederlands
VERHELPEN VAN STORINGEN
Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel,
moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet
dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde
PIONEER service center contact opnemen.
Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te
herstellen, schakelt u het apparaat uit en dan weer in.
Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen
Geen stroom. Het netsnoer is niet aangesloten. Sluit het netsnoer op een stopcontact aan.
Geen geluid of het
geluidsvolume is erg laag.
De ingangskeuzeschakelaar staat in de
verkeerde stand.
De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten of
de kabels zitten los.
De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil.
De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(
MASTER ATT
) op het achterpaneel staat op
–6 dB enz.
Kies het weergave-apparaat met de
ingangskeuzeschakelaar.
Corrigeer de aansluitingen.
Maak de aansluitbussen/stekkers schoon
voordat u de aansluitingen maakt.
Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(
MASTER ATT
) op het achterpaneel juist in.
Geen digitale uitvoer. De bemonsteringsfrequentie (fs) van de digitale
uitgang komt niet overeen met de specificaties
van de aangesloten apparatuur.
Stel de bemonsteringsfrequentie-
keuzeschakelaar op het achterpaneel in
overeenkomstig de specificaties van de
aangesloten apparatuur.
Geluid is vervormd. Het hoofduitgangsniveau is te hoog.
Het ingangsniveau is te hoog.
Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (
MASTER
LEVEL
) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar
(
MASTER ATT
) op het achterpaneel correct in.
Stel de
TRIM
regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
Kruisfader werkt niet. De
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar ([
A
],
[
THRU
], [
B
]) is niet juist ingesteld.
Stel de
CROSS FADER ASSIGN
schakelaar voor
het gewenste kanaal correct in.
Faderstart met de CD-speler is
niet mogelijk.
De
FADER START
toets staat op OFF.
De
CONTROL
aansluiting op het achterpaneel is
niet met de CD-speler verbonden.
Alleen de
CONTROL
aansluiting op het
achterpaneel is met de CD-speler verbonden.
Zet de
FADER START
toets op ON.
Verbind de
CONTROL
aansluiting van het
mengpaneel met een bedieningssignaalkabel
met de CD-speler.
Verbind de
CONTROL
aansluitingen en ook de
analoge ingangsaansluitingen.
Effecten werken niet. De instelling van de effectkanaal-
keuzeschakelaar is verkeerd.
De effectparameter 2 regelaar (
LEVEL/DEPTH
)
staat op [
MIN
].
Kies correct het kanaal waarop u de effecten wilt
toepassen.
Stel de effectparameter 2 regelaar (
LEVEL/
DEPTH
) juist in.
Externe effector werkt niet. De effectkeuzeschakelaar staat niet op [
SND/
RTN
].
De effector is niet op de
SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aangesloten.
De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd
ingesteld.
Zet de effectkeuzeschakelaar op [
SND/RTN
].
Sluit de effector op de
SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aan.
Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de
geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt
toepassen.
Geluid van externe effector is
vervormd.
Het ingangsniveau van de externe effector is te
hoog.
Verlaag het uitgangsniveau van de externe
effector.
BPM kan niet gemeten
worden.
Gemeten BPM-waarde is niet
juist.
Het ingangsniveau is te hoog of te laag.
De BPM kan bij sommige tracks niet juist
gemeten worden.
Stel de
TRIM
regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat
het ingangsniveau 0 dB nadert op de
kanaalniveau-indicator.
Tik op de
TAP
toets om de BPM handmatig in te
stellen.
Gemeten BPM-waarde
verschilt van de waarde die op
de CD staat.
Er kunnen verschillen zijin als gevolg van de
BPM detectiemethode die gebruikt wordt.
Er zijn geen maatregelen nodig.
MIDI sequencer kan niet
gesynchroniseerd worden.
De synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer staat niet op “slave”.
De MIDI sequencer is niet geschikt voor gebruik
met dit apparaat.
Zet de synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer op “slave”.
MIDI sequencers die geen MIDI timingklok
ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd
worden.
05_DJM-700_DU.book 25 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分
TECHNISCHE GEGEVENS
26
Du
TECHNISCHE GEGEVENS
1 Algemeen
Stroomvoorziening . . . . . 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz
Stroomverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 W
Bedrijfstemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +5 °C tot +35 °C
Bedrijfsvochtigheid . . . . . . . . . . .5 % tot 85 % (zonder condensatie)
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,6 kg
Maximale afmetingen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320 mm (B) x 378,4 mm (D) x 107,9 mm (H)
2 Audiogedeelte
Bemonsteringsfrequentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96 kHz
A/D, D/A-omzetter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 bit
Frequentiebereik
LINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20 Hz tot 20 kHz
MIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Hz tot 20 kHz
PHONO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20 Hz tot 20 kHz (RIAA)
S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen)
LINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104 dB
PHONO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94 dB
MIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 dB
Vervorming (LINE-MASTER 1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 0,005 %
Standaard ingangsniveau/ingangsimpedantie
PHONO 2 tot 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –52 dBu/47 k
MIC 1, MIC 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –52 dBu/22 k
LINE, LINE/CD 1 tot 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/22 k
RETURN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/47 k
Standaard uitgangsniveau/belastingsimpedantie/
uitgangsimpedantie
MASTER 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +8 dBu/10 k
/22
of minder
MASTER 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .+2 dBu/10 k
/10
REC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –8 dBu/10 k
/10
BOOTH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .+2 dBu/10 k
/22
SEND. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/10 k
/1 k
PHONES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +8,5 dBu/32
/22
of minder
Nominaal uitgangsniveau/belastingsimpedantie
MASTER 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +25 dBu/10 k
MASTER 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +20 dBu/10 k
Overspraak (LINE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 dB
Kanaal-equalizerverloop
HI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (13 kHz)
MID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (1 kHz)
LOW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (70 Hz)
Microfoon-equalizerverloop
HI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dB tot +12 dB (10 kHz)
LOW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dB tot +12 dB (100 Hz)
3 Ingangs-/uitgangsaansluitingen
PHONO ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
CD ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
LINE ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
MIC ingangsaansluitingen
XLR aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
RETURN ingangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
MASTER uitgangsaansluitingen
XLR aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
BOOTH uitgangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
REC uitgangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
SEND uitgangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
DIGITAL coaxiale uitgangsaansluiting
RCA tulpstekkerbus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
MIDI OUT aansluiting
5-polige DIN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
PHONES uitgangsaansluiting
Stereo-klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
CONTROL aansluiting
Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
4 Accessoires
Gebruiksaanwijzing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden,
zonder voorafgaande kennisgeving.
Uitgegeven door Pioneer Corporation.
Copyright © 2007 Pioneer Corporation.
Alle rechten voorbehouden.
05_DJM-700_DU.book 26 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分

Documenttranscriptie

05_DJM-700_DU.book 2 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de juiste wijze kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft. Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in deze gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde. BELANGRIJK CAUTION RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN De lichtflash met pijlpuntsymbool in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruikers te trekken op een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning” in het toestel, welke voldoende kan zijn om bij aanraking een elektrische shock te veroorzaken. WAARSCHUWING: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG) NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL TE BEDIENEN. WAARSCHUWING Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een elektrische schok te voorkomen, mag u geen voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of het apparaat op andere wijze blootstellen aan waterdruppels, opspattend water, regen of vocht. WAARSCHUWING D3-4-2-1-3_A_Du Het uitroepteken in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruiker te trekken op de aanwezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de handleiding bij dit toestel. D3-4-2-1-1_Du BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE DE VENTILATIE Let er bij het installeren van het apparaat op dat er voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om een goede doorstroming van lucht te waarborgen (tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten van het apparaat). WAARSCHUWING Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de stekker de eerste maal in het stopcontact steekt. De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt afhankelijk van het land waar het apparaat wordt verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven op de onderkant van het apparaat. D3-4-2-1-4_A_Dukmb De gleuven en openingen in de behuizing van het apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat een betrouwbare werking van het apparaat wordt verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten, tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het apparaat op een dik tapijt of een bed. D3-4-2-1-7b_A_Du WAARSCHUWING Gebruiksomgeving Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur (zoals een brandende kaars) op de apparatuur D3-4-2-1-7a_A_Du zetten. Temperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van gebruik: +5º – +35ºC, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen niet afgedekt) Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige D3-4-2-1-7c_A_Du verlichting). Neem bij gebruik van dit apparaat de informatie die aan de onderkant van het apparaat staat in acht (nominale spanning enz.). D3-4-2-2-4_Du Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de stekker verwijderen en een geschikte stekker aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van een nieuwe netstekker over aan vakkundig onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker per ongeluk in een stopcontact zou worden gestoken, kan dit resulteren in een ernstige elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt weggegooid. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat). D3-4-2-2-1a_A_Du LET OP De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien er na het uitschakelen van het apparaat nog een kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de stekker uit het stopcontact halen om het apparaat volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald. Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het stopcontact halen wanneer u het apparaat langere tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op D3-4-2-2-2a_A_Du vakantie gaat). Dit product voldoet aan de eisen van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG en de EMC Richtlijn 2004/108/EG. D3-4-2-1-9a_A_Du WAARSCHUWING NETSNOER Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan het netsnoer met natte handen aangezien dit kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er bestaat een speciaal wettelijk voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte knoop in en en verbind het evenmin met andere elektronische producten. snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een In de lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische producten gratis bij de daarvoor bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren. beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe. Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid voor informatie over de juiste Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient verwijdering van het product. u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt gemaakt, t gerecycleerd en het onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu. S002_Du K058_A_Du kopen. 05_DJM-700_DU.book 4 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 CONTROLEER DE ACCESSOIRES Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK Installatieplek Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar het niet aan hoge temperaturen of vocht wordt blootgesteld. • Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators. De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te grote hitte worden beschadigd. De installatie van het toestel in een vochtige of stoffige omgeving kan ook stoornissen of ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd plaatsing naast fornuizen, etc. waar het toestel aan vette dampen, stoom of hitte zou kunnen worden blootgesteld.) • Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om de warmteuitstraling te bevorderen. Het toestel schoonmaken • Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te nemen. • Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte doek schoonmaken en eindigen met een droge doek. Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen. • Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want deze tasten de buitenkant aan. KENMERKEN Ontworpen voor een topkwaliteit geluid De analoge signalen worden via de kortste circuitloop overgebracht en via een 24-bit topkwaliteit A/D-omzetter omgezet in digitaal formaat met 96 kHz bemonsteringsfrequentie. Dit betekent dat de signalen in de best mogelijke toestand bij de digitale mengtrap binnenkomen. Het mengen geschiedt door een 32-bit DSP, waarbij de geluidskwaliteit in het geheel niet wordt aangetast, terwijl er een ideale filtering wordt toegepast voor een optimaal geluid voor professionele DJ’s. Deze voorzieningen zijn ondergebracht in een solide behuizing met een hoogwaardig vermogensgedeelte en andere geavanceerde hifi-kenmerken die ook in de DJM-1000 zijn toegepast, waardoor het apparaat een helder en krachtig geluid kan leveren dat bij uitstek geschikt is voor weergave in clubs. Handmatig filter Dit apparaat is uitgerust met een handmatige effecter voor een intuïtieve instelling van de effecten, waardoor het potentiële bereik van de DJ-weergave wordt uitgebreid. Bovendien wordt door de combinatie met “beat-effecten” een nog breder assortiment aan effecten verkregen, met een geweldige variëteit van remix en DJweergave. Beat-effecten De “beat-effecten” die zo populair zijn op de DJM-600 zijn ook hier weer beschikbaar. Deze effecten kunnen gekoppeld aan de BPM (beats per minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot aantal geluiden gecreëerd kan worden. Uitgerust met een breed bereik aan speciale effecten zoals vertraging, echo, trans, filter, flanger, phaser, nagalm, robot, crush, rol, omgekeerde rol, omhoogrol en omlaagrol. Dit apparaat is voorzien van een “effectfrequentiefilter” waarmee de gebruiker de frequentiebanden kan beperken waarop de effecten wel en niet worden toegepast. Dit zorgt voor een hogere mate van geluidsexpressie in vergelijking met conventionele effecters die over het volledige frequentiebereik werken. Digitale uitgang De digitale uitgangsaansluitingen ondersteunen de bemonsteringsfrequenties 96 kHz/24-bit formaat en 48 kHz/24-bit formaat, waardoor het apparaat nog gemakkelijker kan worden gebruikt voor het maken van studiotracks of bij andere gelegenheden waarbij een hoge geluidskwaliteit is vereist. (Alleen lineaire PCM wordt ondersteund.) MIDI OUT Praktisch alle regelaar- en schakelaar informatie van de DJM-700-S/DJM-700-K kan in MIDI signaalformaat worden uitgevoerd, zodat andere apparatuur die geschikt is voor MIDIregeling via MIDI kan worden bediend. Andere hoogtepunten • Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel op een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening van de fader (“faderstart-weergave”). • Ingebouwde “3-bands equalizer” met een niveauregeling over een bereik van +6 dB tot –26 dB bij elke bandbreedte. • “Kruisfader-toewijzing” functie voor een flexibele toewijzing van de kanaalingangen aan de kruisfader. • “Talk over” functie voor het automatisch verlagen van het muziekvolume tijdens microfoon-invoer. • “Fadercurve afstelling” functie voor het wijzigen van de kruisfader- en kanaalfadercurves. 4 Du 05_DJM-700_DU.book 5 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 AANSLUITINGEN AANSLUITINGEN AANSLUITINGENPANEEL 1 2 3 4 5 CH-4 BOOTH POWER OFF REC PHONO L 6 CH-3 LINE PHONO L CH-2 LINE PHONO L 7 8 9 CH-1 CD LINE L CD L MIC 2 ON CONTROL CONTROL 1 GND 2 HOT 3 COLD R R MASTER1 L R R MASTER2 R L SIGNAL GND R R SEND MASTER ATT. R L(MONO) RETURN R 17 16 14 13 96k 12 11 10 11 DIGITAL OUT aansluiting RCA-type digitale coaxiale uitgangsaansluiting. Digitale audiohoofduitgang. 12 Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar (fs 48 k/96 k) Gebruik deze schakelaar om de bemonsteringsfrequentie van de digitale uitgang op 96 kHz/24-bit formaat of 48 kHz/24-bit formaat in te stellen. • Schakel het apparaat uit voordat u deze schakelaar in een andere stand zet. 13 RETURN aansluitingen Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluitingen. Deze kunnen verbonden worden met de uitgangsaansluitingen van externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, zal het ingangssignaal van het L-kanaal ook naar het R-kanaal worden gestuurd. 14 SEND uitgangsaansluitingen Ø6,3 mm klinkstekkertype uitgangsaansluitingen. Deze kunnen verbonden worden met de ingangsaansluitingen van externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, wordt er een L+R monosignaal uitgevoerd. 15 Hoofduitgangsniveau-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) Gebruik deze schakelaar voor het verzwakken van de hoofduitgang 1 en 2 signalen. De verzwakking kan worden ingesteld op 0 dB, –3 dB of –6 dB. 16 MASTER 2 uitgangsaansluitingen RCA-type ongebalanceerde uitgang. 17 MASTER 1 uitgangsaansluitingen XLR-type (mannetjes-stekker) gebalanceerde uitgang. • Bij gebruik van een snoer met RCA-type stekkers moet u de stekkers rechtstreeks in de MASTER 2 aansluitingen steken zonder XLR/RCA verloopstekkers te gebruiken. 18 Netsnoer Sluit het netsnoer op een normaal stopcontact aan. Nederlands 1 POWER schakelaar 2 BOOTH monitor-uitgangsaansluitingen RCA-type cabinemonitor-uitgangsaansluiting. Het geluidsniveau van deze aansluitingen wordt onafhankelijk geregeld door de BOOTH MONITOR LEVEL regelaar, ongeacht de stand van de MASTER LEVEL regelaar. 3 Opname-uitgangsaansluitingen (REC) RCA-type uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen. 4 PHONO ingangsaansluitingen RCA-type phono-niveau (voor MM-element) ingangsaansluitingen. Gebruik deze aansluitingen niet voor het invoeren van lijnniveausignalen. 5 LINE ingangsaansluitingen RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een cassettedeck of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 6 CD ingangsaansluitingen RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 7 CONTROL aansluitingen Ø3,5 mm mini-aansluiting. Deze kan verbonden worden met de bedieningssignaal-aansluiting van een Pioneer DJ CD-speler. Wanneer deze aansluiting is verbonden, kan de fader van de DJM-700-S/DJM-700-K gebruikt worden voor het starten/stoppen op de DJ CD-speler. 8 Twee microfoon-ingangsaansluitingen (MIC 2) Hierop kunnen microfoons met klinkstekkers worden aangesloten. 9 Signaalaarde-aansluitingen (SIGNAL GND) Gebruik deze aansluiting om stoorgeluiden te verminderen wanneer een analoge platenspeler wordt aangesloten. 10 MIDI OUT aansluiting DIN-type uitgangsaansluiting. Hierop kan een ander MIDI apparaat worden aangesloten (zie blz. 21). 15 MIDI OUT fs(Hz) 48k -6dB -3dB 0dB 18 L(MONO) DIGITAL OUT 5 Du 05_DJM-700_DU.book 6 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 AANSLUITINGEN Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van aansluitingen. AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN Pioneer DJ CD-spelers • Er is geen PHONO ingangsaansluiting voor kanaal 1. Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van een DJ-type CDspeler met de CD ingangsaansluitingen (kanaal 1 of 2) of met de LINE ingangsaansluitingen (kanaal 1) van de DJM-700-S/ DJM-700-K. Sluit het bedieningssignaalsnoer op de CONTROL aansluiting aan en zet de ingangskeuzeschakelaar op [CD] of [LINE]. Aansluiten van andere lijnniveauuitgangsapparaten Om een cassettedeck of normale CD-speler te gebruiken, verbindt u de audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met een van de ’s LINE ingangsaansluitingen (kanaal 1, 3 of 4) of met de CD-ingangsaansluitingen (kanaal 1 of 2) van de DJM-700S/DJM-700-K en dan zet u de ingangskeuzeschakelaar op [LINE]. Analoge platenspelers Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op een van de kanaal 2 tot 4 PHONO ingangsaansluitingen. Zet de bijbehorende ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [PHONO]. De PHONO ingangen van de DJM-700-S/DJM-700-K zijn geschikt voor MM-elementen. Sluit de aardkabel van de analoge platenspeler op de SIGNAL GND aansluiting van de DJM-700-S/DJM-700-K aan. Ingangskeuzeschakelaar CH-4 BOOTH POWER OFF REC PHONO L CH-3 LINE PHONO L CH-2 LINE PHONO L CH-1 CD CD LINE L L MIC 2 ON CONTROL CONTROL 1 GND 2 HOT 3 COLD R R MASTER1 L R R MASTER2 R MASTER ATT. L SIGNAL GND R SEND R L(MONO) -6dB -3dB 0dB R RETURN R L(MONO) DIGITAL OUT MIDI OUT fs(Hz) 48k 96k CD-speler enz. Analoge platenspeler 6 Du Analoge platenspeler DJ CD-speler DJ CD-speler Cassettedeck enz. 05_DJM-700_DU.book 7 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 AANSLUITINGEN AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN Hoofduitgang Digitale uitgang Dit apparaat is voorzien van een gebalanceerde uitgang MASTER 1 (geschikt voor XLR-stekkers) en een ongebalanceerde uitgang MASTER 2 (geschikt voor RCA-stekkers). Gebruik de MASTER ATT schakelaar om het uitgangsniveau aan te passen aan de ingangsgevoeligheid van de gebruikte eindversterker. Als de MONO/STEREO schakelaar van het bedieningspaneel op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. Dit is een coaxiale digitale uitgangsaansluiting, geschikt voor RCA-stekkers. De bemonsteringsfrequentie kan op 96 kHz/24-bit formaat of op 48 kHz/24-bit formaat worden ingesteld om deze aan te passen aan het aangesloten apparaat. • Schakel het apparaat uit voordat u deze schakelaar in een andere stand zet. Externe effector Gebruik een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de SEND aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden met de ingangsaansluitingen van de effector. Bij gebruik van een effector met een mono-ingang hoeft alleen de L-kanaal uitgang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. In dit geval zal het gemengde L+R audiosignaal naar de effector worden gestuurd. Gebruik vervolgens een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de RETURN aansluitingen van het DJmengpaneel te verbinden met de uitgangsaansluitingen van de effector. Als de effector alleen een mono-uitgang heeft, dient deze op de Lkanaal ingang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. Het signaal van de effector zal naar de L en R kanalen worden gestuurd. Bij gebruik van een externe effector moet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN] worden gezet. Cabinemonitor-uitgang Ongebalanceerde uitgang geschikt voor RCA-type stekker. Het geluidsvolume voor deze uitgang wordt geregeld met de BOOTH MONITOR LEVEL regelaar, onafhankelijk van de instelling van het hoofduitgangsniveau. Opname-uitgang Dit zijn uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen, geschikt voor RCA-stekkers. Cassettedeck (opname-apparaat met analoge ingang) Eindversterker (voor cabinemonitor) AV-versterker met digitale ingang (opname-apparaat met digitale ingang) Eindversterker (ingangsaansluitingen voor RCA-stekkers) CH-4 BOOTH POWER REC PHONO L OFF LINE CH-3 PHONO L CH-2 LINE PHONO L Nederlands Bemonsteringsfrequentiekeuzeschakelaar CH-1 CD LINE L CD L MIC 2 ON CONTROL CONTROL 1 GND 2 HOT 3 COLD R R MASTER1 L R R MASTER2 R L MASTER ATT. -6dB -3dB 0dB SIGNAL GND R SEND R L(MONO) R RETURN R L(MONO) DIGITAL OUT MIDI OUT fs(Hz) 48k 96k MASTER ATT schakelaar Eindversterker (ingangsaansluitingen voor XLR-stekkers) Externe effector 7 Du 05_DJM-700_DU.book 8 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 AANSLUITINGEN BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN Zie blz. 21 voor verdere informatie over de functie van de MIDI-aansluitingen. AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS Microfoon Hoofdtelefoon Op de MIC 1 aansluiting op het bedieningspaneel (boven) kan een microfoon met een XLR-type stekker worden aangesloten. De MIC 2 aansluiting op het aansluitingenpaneel kan worden gebruikt voor het aansluiten van een microfoon met een Ø6,3 mm klinkstekker. • Bij gebruik van een microfoon zet u de ’s MIC schakelaar op het bedieningspaneel op [ON] of [TALK OVER] en stelt dan de LEVEL regelaar naar vereist in. Wanneer er geen microfoon wordt gebruikt, verdient het aanbeveling om de MIC schakelaar op [OFF] te zetten en de LEVEL regelaar helemaal naar links naar de [–∞] kant te draaien. Op de PHONES aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel kan een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo klinkstekker worden aangesloten. HEADPHONES MONO SPLIT STEREO MIXING CUE MASTER LEVEL Microfoon 1 0 Hoofdtelefoon MIC1 Microfoon 2 MIC1 LEVEL OV 1 0 7 MIC2 LEVEL 4 2 1 0 0 – HI MIC 2 – – – -12 – +12 EQ LOW – – – MIDI OUT d -12 +12 MIC TALK OFF ON OVER FADER START CH-1 CH-2 AANSLUITEN VAN HET NETSNOER Sluit het netsnoer als laatste aan. • Nadat alle aansluitingen zijn voltooid, steekt u de stekker van het netsnoer in een normaal stopcontact. 8 Du PHONES 05_DJM-700_DU.book 9 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN BEDIENINGSPANEEL POWER DJM–700 33 34 PROFESSIONAL MIXIER CH-1 MIC1 CD 1 CH-2 LINE MIC1 LEVEL CD 8 11 TRIM OVER 10 +9 7 MIC2 LEVEL 0 2 1 1 +6 12 –1 MID –7 EQ LOW -12 +6 12 -26 +6 LOW –10 EQ –5 –7 -26 +6 LOW –10 14 +6 12 13 –5 –7 -26 +6 LOW –10 14 –15 13 –7 –24 dB dB dB dB -26 15 16 OFF ON OVER +6 -26 15 16 1 12 +6 -26 15 16 2 +6 2 3 BEAT –2 -26 +6 LOW –3 AUTO 35 36 TAP –5 13 –7 FILTER –10 14 37 38 FREQUENCY –15 –24 L -26 15 16 3 32 0 –1 EQ –15 –24 +12 +6 MID –10 14 –15 –24 24 1 -26 –5 –24 MIC TALK 2 –3 EQ 44 7 –2 –3 BEAT EFFECTS 23 4 0 –1 MID –2 –3 13 -26 –1 MID –2 EQ –15 6 -26 0 START/STOP 10 HI 4 2 -26 0 OVER +9 7 1 –5 5 4 0 10 11 TRIM 10 +9 HI MIDI ON/OFF PHONO OVER 2 –3 +12 10 11 TRIM OVER 1 –2 -12 LINE 2 –1 4 CH-4 PHONO 7 HI 4 0 HI LINE 10 +9 7 HI 4 3 9 11 TRIM OVER 10 0 2 CH-3 PHONO MASTER LEVEL dB R +6 LPF 4 MASTER HPF EFFECTS 16 7 FADER START CH-1 CH-2 16 HEADPHONES CUE 17 HEADPHONES MONO SPLIT STEREO 28 MIXING 29 CUE 30 MASTER LEVEL BALANCE 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 18 19 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 18 19 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 18 19 L REVERB PHASER FLANGER FILTER TRANS ECHO 25 R ROBOT CRUSH ROLL ROLL REVERSE UP DOWN DELAY SND/RTN 4 MONO STEREO 3 26 2 39 MIC CF.A CF.B 1 MASTER 40 BOOTH MONITOR LEVEL TIME 27 18 19 41 0 LEVEL/DEPTH CH FADER 0 A THRU B A THRU B A THRU B 20 A THRU B MIN CROSS FADER ASSIGN PHONES 21 22 A 1 Microfoon 1 ingangsaansluiting (MIC 1) Sluit hierop een microfoon aan met een XLR-type stekker. 2 Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL) Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (instelbereik – ∞ tot 0 dB) 3 Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL) Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (instelbereik – ∞ tot 0 dB) 4 Microfoon-hogetonenregelaar (HI) Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +12 dB) 5 Microfoon-lagetonenregelaar (LOW) Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +12 dB) 6 Microfoonfunctie-indicator Licht op wanneer de microfoonfunctie is ingeschakeld; knippert wanneer de TALK OVER functie is ingeschakeld. 7 Microfoon-functiekeuzeschakelaar (MIC) OFF: Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd. ON: Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd. B MAX 42 ON/OFF 43 TALK OVER: Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt. • Wanneer de TALK OVER functie niet wordt gebruikt, verdient het aanbeveling de schakelaar in de [OFF] of [ON] stand te zetten. 8 Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar CD: Voor het kiezen van de CD ingang (analoge lijnniveau-ingang). LINE: Voor het kiezen van de LINE ingangsaansluitingen. 9 Kanaal 2 ingangskeuzeschakelaar CD: Voor het kiezen van de CD ingang (analoge lijnniveau-ingang). PHONO: Voor het kiezen van de PHONO ingangsaansluitingen (analoge platenspeler-ingang). 10 Kanaal 3 en 4 ingangskeuzeschakelaar LINE: Voor het kiezen van de LINE ingang (analoge lijnniveau-ingang). PHONO: Voor het kiezen van de PHONO ingangsaansluitingen (analoge platenspeler-ingang). 11 TRIM regelaar Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal. (instelbereik: –∞ tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB) Nederlands 31 CROSS FADER 9 Du 05_DJM-700_DU.book 10 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN 12 Kanaal-hogetonenregelaar (HI) Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) 13 Kanaal-middentonenregelaar (MID) Voor het instellen van de middenfrequenties (middentonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) 14 Kanaal-lagetonenregelaar (LOW) Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) 15 Kanaalniveau-indicators Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk kanaal, met een twee-seconden piekvasthoudfunctie. 16 HEADPHONES CUE toetsen/indicators Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de hoofdtelefoon wilt beluisteren: 1 tot 4, MASTER of EFFECTS. Als gelijktijdig meerdere toetsen worden ingedrukt, zullen de gekozen geluidsbronnen gemengd worden. Druk nog een keer op de toets om de gekozen bron te annuleren. De niet gekozen toetsen lichten donker op en de toetsen van de gekozen bronnen lichten helder op. 17 Faderstarttoets/indicator (FADER START CH-1, CH-2) Voor gebruik van de faderstart/terug-naar-cue functie voor het kanaal waarop een DJ CD-speler is aangesloten. De toets licht op wanneer deze is ingeschakeld. Als de functie geactiveerd is, zal de werking verschillen afhankelijk van de instelling van de CROSS FADER ASSIGN schakelaar. • Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op [A] of [B], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de werking van de kruisfader (en niet gekoppeld aan de kanaalfader). • Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op [THRU], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de werking van de kanaalfader (en niet gekoppeld aan de kruisfader). 18 Kanaalfader-schuifregelaar Voor het instellen van het geluidsvolume van elk kanaal. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) De uitvoer gebeurt overeenkomstig de kanaalfadercurve die met de CH FADER curveschakelaar is ingesteld. 19 CROSS FADER ASSIGN schakelaar Deze schakelaar wijst de uitvoer van elk kanaal toe aan de rechterof linkerkant van de kruisfader (als er meerdere kanalen aan dezelfde kant zijn toegewezen, zal het resultaat het gecombineerde totaal van die kanalen zijn). A: Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de A (linker) kant van de kruisfader. THRU: De uitvoer van de kanaalfader wordt naar de hoofduitvoer gestuurd, zonder dat deze via de kruisfader loopt. B: Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de B (rechter) kant van de kruisfader. 20 Kanaalfader-curveschakelaar (CH FADER) Gebruik deze schakelaar om een van de twee typen kanaalfadercurven te kiezen. Deze instelling wordt op de kanalen 1 t/m 4 toegepast. • Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt. • Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kanaalfader. 10 Du 21 Kruisfader-curveschakelaar (CROSS FADER) Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen kruisfadercurven te kiezen. • Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal het [B] geluid weergegeven worden.) • Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader. • Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. 22 Kruisfader-schuifregelaar Het geluid toegewezen aan de [A] en [B] kant wordt uitgevoerd overeenkomstig de instelling van de CROSS FADER ASSIGN schakelaar en de instelling voor de kruisfadercurve die gekozen is met de CROSS FADER curveschakelaar. 23 Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) De hoofduitvoer is het totaal van het geluid van de kanalen die met de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] zijn ingesteld, het signaal dat via de kruisfader loopt en de signalen van microfoon 1 en microfoon 2 (als de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN] staat, zal ook de RETURN invoer worden toegevoegd). 24 Hoofdniveau-indicators (MASTER L, R) Deze segmentindicators geven het uitgangsniveau van de L- en Rkanalen aan. De indicators hebben een twee-seconden piekvasthoudfunctie. 25 Hoofdbalansregelaar (BALANCE) Voor het instellen van de L/R kanaalbalans van de hoofduitgang, cabinemonitor-uitgang, opname-uitgang en digitale uitgang. 26 MONO/STEREO keuzeschakelaar voor de hoofduitvoer Als deze schakelaar in de [MONO] stand wordt gezet, zullen de hoofduitvoer, cabinemonitor-uitvoer, opname-uitvoer en digitale uitvoer alle in L+R worden weergegeven. 27 BOOTH MONITOR LEVEL afstelregelaar Gebruik deze regelaar om het volume van de cabinemonitoruitgang in te stellen. Het volume kan onafhankelijk van het hoofduitgangsvolume worden ingesteld. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) 28 Hoofdtelefoon-uitgangsschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) MONO SPLIT: Wanneer de HEADPHONES CUE (1, 2, 3, 4 of EFFECTS) toets is gekozen, wordt het gekozen geluid via het L-kanaal weergegeven. Wanneer de HEADPHONES CUE (MASTER) toets is gekozen, wordt het hoofdgeluid via het R-kanaal weergegeven. STEREO: De geluidsbron die gekozen is met de HEADPHONES CUE toets wordt in stereo uitgevoerd. 29 Hoofdtelefoon-mengregelaar (MIXING) Als de regelaar naar rechts (in de richting van [MASTER]) wordt gedraaid, zal het hoofdgeluid via de hoofdtelefoon worden weergegeven (alleen wanneer [MASTER] gekozen is met de HEADPHONES CUE toets); als de regelaar naar links (in de richting van [CUE] wordt gedraaid), zal het geluid van de hoofdtelefoon een menging zijn van het geluid van de effectmonitor en het kanaal dat gekozen is met de HEADPHONES CUE toets. In het middenstand wordt het geluid van [MASTER] en [CUE] weergegeven. 30 Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL) Voor het instellen van het uitgangsniveau van de hoofdtelefoonaansluiting. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) 31 Hoofdelefoonaansluiting (PHONES) Hierop kan een hoofdtelefoon met een klinkstekker worden aangesloten. 32 Beat-keuzetoetsen ( BEAT )  (Beat verhogen):Voor het verdubbelen van de berekende BPM.  (Beat verlagen):Voor het halveren van de berekende BPM. (blz. 18) • Sommige effecten kunnen op “3/4” worden ingesteld. Bij sommige effecten worden deze gebruikt voor andere functies dan het instellen van de beat. 05_DJM-700_DU.book 11 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN DISPLAY 1 1 2 3 4 AUTO TAP ABM 2 MIDI BPM % mS 3 4 1 Effectdisplay-gedeelte Het tekstdisplay (zeven tekens) toont de naam van het effect zoals hieronder is aangegeven. Wanneer een van de bedieningshandelingen wordt uitgevoerd die is aangegeven in de tabel, zullen de bijbehorende tekens twee seconden getoond worden, waarna het display weer de oorspronkelijke effectnaam aangeeft. Bedieningshandeling Bij MIDI start Display START Bij MIDI stop STOP MIDI snapshot SNAP Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is MIDI On ingeschakeld Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is MIDIOff uitgeschakeld 2 Kanaalkeuzedisplay-gedeelte De instelling die gekozen is met de effectkanaal-keuzeschakelaar licht op. 3 Parameterdisplay-gedeelte AUTO/TAP: [AUTO] licht op wanneer de BPM meetmethode op AUTO is ingesteld en [TAP] licht op wanneer de BPM meetmethode op handmatig (TAP) is ingesteld. BPM tellerdisplay (3 cijfers): In de AUTO stand wordt de automatisch gedetecteerde BPM waarde aangegeven. Als de BPM telling niet automatisch gedetecteerd kan worden, knippert de voorheen gedetecteerde waarde op het display. In de handmatige (TAP) stand wordt de BPM waarde aangegeven die is opgegeven via TAP invoer enz. BPM: Brandt voortdurend. MIDI: Geeft de ON/OFF status van de MIDI uitgangsfunctie aan. • Licht op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op ON staat. • Licht niet op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op OFF staat. Parameter 1 display (5 cijfers): Dit display toont de parameters die voor elk effect van toepassing zijn. Wanneer de beat-keuzetoetsen (BEAT , ) worden ingedrukt, zal de bijbehorende meervoudige beat-verandering voor twee seconden worden getoond. Als de beat-keuzetoetsen (BEAT , ) gebruikt worden voor het opgeven van een waarde die buiten het parameterbereik valt, zal het huidige nummer knipperen maar niet veranderen. Eenheid-display (%/ms): Licht op overeenkomstig de eenheid die voor elk effect wordt gebruikt. Nederlands 33 MIDI ON/OFF toets Voor het in/uitschakelen (ON/OFF) van de MIDI uitgangsfunctie (exclusief de timingklok). Bij het inschakelen van het apparaat komt deze functie op OFF te staan. 34 MIDI start/stoptoets (MIDI START/STOP) Voor het uitvoeren van het START/STOP signaal voor de MIDI bedieningsfunctie (zie blz. 21). Wanneer deze toets geactiveerd wordt, zal het [MIDI START (STOP)] bericht gedurende 2 seconden op het display verschijnen. MIDI SNAP SHOT: Als de MIDI START/STOP toets ingedrukt wordt gehouden, zal er een momentopname naar het externe MIDI apparaat worden gestuurd. 35 BPM meetmethodetoets (AUTO) Voor het omschakelen tussen de AUTO en TAP instelling voor de BPM meetmethode. Wanneer de [AUTO] indicator op het display oplicht, zal de BPM automatisch worden gemeten. 36 TAP toets De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de TAP toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de TAP toets wordt gedrukt, zal de meetmethode automatisch overschakelen naar de TAP meetmethode (handmatige invoer). 37 MANUAL/EFFECT frequentiefiltertoets. Gebruik deze toets om tussen het handmatige filter en het effectfrequentiefilter om te schakelen. Bij het inschakelen van het apparaat wordt het effectfrequentiefilter ingesteld en licht de indicator van de toets op. Wanneer het handmatige filter wordt gekozen, dooft de indicator van de toets. 38 Instelregelaar voor handmatig filter (FREQUENCY) Gebruik deze regelaar om de afsnijfrequentie van het gekozen filter in te stellen. 39 Effectkeuzeschakelaar (DELAY, ECHO, TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, REVERB, ROBOT (ROBOT VOCODER), CRUSH, ROLL, REVERSE (REVERSE ROLL), UP (UP ROLL), DOWN (DOWN ROLL), SND/RTN (SEND/RETURN)) Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 16). Wanneer een externe effector op de SEND en RETURN aansluitingen is aangesloten, zet u de schakelaar op [SND/RTN]. 40 Effectkanaal-keuzeschakelaar (1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER) Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de effecten worden toegepast (blz. 18). Wanneer [MIC] wordt gekozen, zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. 41 Effectparameter 1 regelaar [TIME (PARAMETER 1)] Voor het instellen van de tijdparameter voor het gekozen effect (blz. 18, 20) (Bij sommige effecten wordt deze regelaar voor andere instellingen dan de tijdparameters gebruikt.) • Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM worden ingesteld. • Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets en de AUTO/TAP toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld. 42 Effectparameter 2 regelaar [LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2)] Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het gekozen effect (blz. 18, 20). 43 Effecttoets/indicator (ON/OFF) Voor het in/uitschakelen van het gekozen effect (blz. 18). Bij het inschakelen van het apparaat komen de effecten op OFF te staan. Wanneer de effecten op OFF staan, licht de indicator van de toets op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te knipperen. 44 Display Zie het volgende gedeelte voor verdere informatie. 11 Du 05_DJM-700_DU.book 12 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN 4 Beatdisplay-gedeelte Dit display toont de plaats van parameter 1 ten opzichte van BPM (1/1 beat). De onderste rij licht voortdurend op. Wanneer de plaats van parameter 1 een bepaalde drempelwaarde bereikt, zal de bijbehorende indicator oplichten. Wanneer parameter 1 tussen de Effectdisplay drempelwaarden in ligt, zal de indicator knipperen. Alhoewel het display zeven feitelijke indicators bevat, kunnen de twee uiteinden ook als indicators beschouwd worden, wat betekent dat er negen posities gestipuleerd kunnen worden. Wanneer de waarden bij de uiteinden zijn, zullen er geen indicators oplichten. Parameterdisplay Minimum Maximum Standaard Eenheid -waarde -waarde -waarde Effectkeuzeschakelaar Effectnaam DELAY DELAY 1 4 000 500 ECHO ECHO 1 4 000 TRANS TRANS 10 FILTER FILTER FLANGER Beatdisplay ➁ ➂ ➃ ➄ ➅ ➆ ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 500 ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 16 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 FLANGER 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 PHASER PHASER 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 REVERB REVERB 1 100 50 % 10 20 30 40 50 60 70 80 90 ROBOT ROBOT –100 100 0 % — –100 –66 –50 0 26 50 100 — CRUSH CRUSH 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 ROLL ROLL 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 REV ROLL REVROLL 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 UP ROLL UP ROLL 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 DOWN ROLL DWNROLL 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 SND/RTN SND/RTN De grijze onderdelen 12 Du ➇ ➈ ➀ worden niet getoond. 05_DJM-700_DU.book 13 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BEDIENING VAN HET MENGPANEEL BEDIENING VAN HET MENGPANEEL BASISBEDIENING [Kiezen van stereo of mono] 1 POWER Als de MONO/STEREO schakelaar op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. [Microfoon-invoer] 2 7 MASTER LEVEL 3 TRIM 1 4 HI, MID, LOW 2 8 BALANCE 5 3 6 1 2 3 4 5 6 8 Microfoon-invoer [Cabinemonitor-uitvoer] 1 Gebruik de BOOTH MONITOR LEVEL regelaar om het geluidsvolume in te stellen. • De BOOTH MONITOR LEVEL regelaar kan gebruikt worden om het geluidsvolume onafhankelijk van de MASTER LEVEL regelaar in te stellen. [Hoofdtelefoon-uitvoer] 1 2 3 Cabinemonitoruitvoer 4 Gebruik de HEADPHONES CUE toetsen (kanalen 1 tot 4, MASTER, EFFECTS) om de bron te kiezen. • De gekozen HEADPHONES CUE toets licht helder op. Stel de hoofdtelefoonschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) in. • Wanneer de HEADPHONES CUE (1, 2, 3, 4 of EFFECTS) toets is gekozen, wordt het gekozen geluid via het L-kanaal weergegeven. Wanneer de HEADPHONES CUE (MASTER) toets is gekozen, wordt het hoofdgeluid via het R-kanaal weergegeven. • Als de schakelaar in de [STEREO] stand wordt gezet, zal het geluid dat gekozen is met de HEADPHONES CUE toets in stereo worden uitgevoerd. Als [MONO SPLIT] is gekozen, gebruik dan de MIXING regelaar om de balans tussen het geluid van het linker kanaal (het geluid gekozen met de HEADPHONES CUE toets) en het rechter kanaal (hoofdgeluid – alleen wanneer de HEADPHONES CUE toets voor de [MASTER] op ON staat) in te stellen. • Als de MIXING regelaar naar rechts wordt gedraaid (naar [MASTER]), neemt het hoofdgeluid toe (alleen wanneer de HEADPHONES CUE toets voor de [MASTER] op ON staat); wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid (naar [CUE]), wordt het geluid dat gekozen is met de HEADPHONES CUE toets uitgevoerd. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de hoofdtelefoon in te stellen. Nederlands 7 Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal in om de aangesloten apparatuur te kiezen • CH1: Zet op [CD] of [LINE]. CH2: Zet op [CD] of [PHONO]. CH3/4: Zet op [LINE] of [PHONO]. Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de klank in te stellen. Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen. Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op kruisfaderkanaal A of kanaal B en bedient dan de kruisfader-schuifregelaar. • Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale geluidsvolume in te stellen. Gebruik de BALANCE regelaar om de geluidsbalans tussen het rechter en linker kanaal in te stellen. Om een microfoon te gebruiken, zet u de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER]. • Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfooningang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen, met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt worden. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 1 in te stellen en gebruik de MIC 2 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 2 in te stellen. Gebruik de microfoontoonregelaars (HI, LOW) om de klank van het microfoongeluid in te stellen. • De microfoontoonregelaars werken gelijktijdig voor microfoon 1 en 2. MONO/ STEREO Hoofdtelefoon-uitvoer Fadercurve 13 Du 05_DJM-700_DU.book 14 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BEDIENING VAN HET MENGPANEEL [Kiezen van de fadercurve] Kies de geluidsvolumecurve die overeenkomt met de bediening van de fader. Gebruik de CH FADER schakelaar om de gewenste kanaalfadercurve te kiezen. • Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt. • Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kanaalfader. • Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4. Gebruik de CROSS FADER curveschakelaar om de gewenste kruisfadercurve te kiezen. • Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal het [B] geluid weergegeven worden.) • Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader. • Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. • Deze instelling levert gelijke curve-effecten voor de kanten A en B. FADERSTARTFUNCTIE Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit, kunt u de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het beginnen met afspelen van een CD. Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het mengpaneel wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de pauzestand gehaald en zal automatisch – en onmiddellijk – gestart worden met de weergave van de gekozen track. Wanneer de faderschuifregelaar in de oorspronkelijke stand wordt teruggezet, zal de CD-speler terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue), zodat “sampler” weergave mogelijk is. Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave Als de CD-speler die aan kanaal A van de kruisfader is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfaderschuifregelaar vanaf de rechterkant (B kant) naar de linkerkant (A kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal A CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (A kant) bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal B terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie). Wanneer de CD-speler die aan kanaal B is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de linkerkant (A kant) naar de rechterkant (B kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal B CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de rechterkant (B kant) bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal A terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie). • De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de ingangskeuzeschakelaar niet op [CD] of [LINE] staat. 14 Du [Gebruik van de kanaalfader om te starten met afspelen] FADER START 1 1, 2 2 4 1 2 3 4 • Druk op de FADER START toets van het kanaal (1, 2) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. • De toets van het gekozen kanaal licht op. Zet de kanaalfader-schuifregelaar op “0”. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. • Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kanaalfader-schuifregelaar. • De CD-speler begint met afspelen. • Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfaderschuifregelaar terug naar [0] schuiven om de CD-speler te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). Deze functie van de kanaalfader werkt alleen wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] staat. 05_DJM-700_DU.book 15 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 BEDIENING VAN HET MENGPANEEL [Gebruik van de kruisfader om te starten met afspelen] FADER START 1 1, 2 CROSS FADER 2 ASSIGN A / THRU / B 3 1 2 3 4 5 5 Nederlands Druk op de FADER START toets van het kanaal (1, 2) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. • De toets van het gekozen kanaal licht op. Zet de CROSS FADER ASSIGN schakelaar van het gekozen kanaal op [A] of [B]. • Kies [A] voor toewijzing aan kanaal A (linkerkant) van de kruisfader. • Kies [B] voor toewijzing aan kanaal B (rechterkant) van de kruisfader. Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de tegenovergestelde kant van de CD-speler die u wilt laten starten. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. • Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kruisfader-schuifregelaar. • De CD-speler begint met afspelen. • Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfaderschuifregelaar helemaal terugschuiven naar de tegenovergestelde kant om de CD-speler die aan die kant is toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). 15 Du 05_DJM-700_DU.book 16 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 EFFECTFUNCTIES EFFECTFUNCTIES Dit apparaat kan in totaal 15 basis beat-effecten produceren (inclusief SND/RTN) via beat-effecten die gekoppeld zijn aan de BPM en handmatige filters of effectfrequentiefilters gekoppeld aan de FREQUENCY regelaar. Bovendien kan via het afstellen van de parameters voor de effecten een nog groter scala aan effecten geproduceerd worden. Een grote variëteit aan beat-effecten wordt gecreëerd door de tijdelijke parameter via de TIME regelaar (Parameter 1) af te stellen en de kwantitatieve parameter via de LEVEL/DEPTH regelaar (Parameter 2). Een laagdoorlaat-filtereffect of hoogdoorlaat-filtereffect kan gecreëerd worden met het handmatige filter of het effectfrequentiefilter afhankelijk van de positie van de FREQUENCY regelaar. Tevens kan door het combineren van beateffecten met het handmatige filter of effectfrequentiefilter een breed scala aan effecten gecreëerd worden. 3 TYPEN BEAT-EFFECTEN 4 1 Automatische TRANS In eenheden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt het geluid automatisch afgesneden, synchroon met het ritme. Voorbeeld Afsnijden Afsnijden Tijd 1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een 1/2 beat vertragingsgeluid wordt toegevoegd, zullen vier beats acht beats worden. Ook zal door toevoeging van een 3/4 beat vertragingsgeluid het ritme gesyncopeerd worden. FILTER In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt de filterfrequentie verschoven, waardoor de geluidskleuring aanzienlijk wordt veranderd. Voorbeeld Voorbeeld Oorspronkelijk (4 beats) Frequentie 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat 5 1/2 vertraging (8 beats) FLANGER In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect geproduceerd. Voorbeeld 2 ECHO (meervoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald worden. Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen, zal het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat herhaald worden. Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een track wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een “kringloop” lijkt. Korte vertraging 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat 6 PHASER In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect geproduceerd. Voorbeeld Voorbeeld Faseverschuiving 1 beat 16 Du Afsnijden van ingangsgeluid 1 beat 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat 05_DJM-700_DU.book 17 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 EFFECTFUNCTIES 7 8 9 REVERB Produceert een nagalmeffect. ROBOT Creërt een geluidseffect dat lijkt op het geluid dat weergegeven wordt door een robot. Wanneer ROBOT op het microfoongeluid wordt toegepast, zal er een stemveranderingseffect geproduceerd worden. CRUSH Met deze functie kunt u snel een cyclisch veranderend “verbrijzelingsgeluid” creëren met een beat van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1. 12 UP ROLL Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer terwijl continu de toonhoogte/toonaard wordt verhoogd. Voorbeeld Oorspronkelijk Effect AAN Voorbeeld Tijd 1/1 UP ROLL Toonhoogte wordt verhoogd, herhaalde weergave 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat 10 ROLL Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer. Voorbeeld 13 DOWN ROLL Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk weer terwijl continu de toonhoogte/toonaard wordt verlaagd. Voorbeeld Oorspronkelijk Oorspronkelijk Effect AAN Effect AAN 1/1 rol 11 REVERSE ROLL Neemt geluiden op met een beat van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1 en geeft ze herhaaldelijk in omgekeerde volgorde weer. Voorbeeld Toonhoogte wordt verlaagd, herhaalde weergave 14 SEND/RETURN Door een sampler of effector aan te sluiten kan een grote variëteit aan andere effecten worden gecreëerd. Nederlands 1/1 DOWN ROLL Herhalen Oorspronkelijk Effect AAN 1/1 omgekeerde rol Omgekeerd herhalen 17 Du 05_DJM-700_DU.book 18 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 EFFECTFUNCTIES BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN Voorbeeld van display-aanduidingen Effectnaam: DELAY 4 BEAT 2, 3 TAP 1 AUTO 1 2 3 4 AUTO TAP ABM MIDI BPM % mS Effectkanaal-selectie: CH 1 BPM waarde: 120 BPM Parameter 1: 500 ms Beat-veelvoud: 1/1 2 3 TIME LEVEL/DEPTH 5 ON/OFF Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut), waardoor zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan effecten kan worden geproduceerd, synchroon met het huidige ritme. 1 Stel de BPM meetmethode in op AUTO om de BPM (beats per minuut) te meten. De BPM van het muziekingangssignaal wordt automatisch gedetecteerd. Bij het inschakelen van het apparaat komt de functie in de [AUTO] stand te staan. • Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd kan worden, zal de BPM teller van het display knipperen. • Meetbereik: BPM = 70 tot 180. Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen nauwkeurige meting kan worden uitgevoerd. In dit geval drukt u op de TAP toets en voert u de beat handmatig in. [Gebruik van de TAP toets voor het handmatig invoeren van de BPM] 2 3 18 Du Als tweemaal of vaker op de TAP toets wordt gedrukt, synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende dat interval is vastgesteld. • Wanneer de BPM functie is ingesteld op [AUTO], zal bij tikken op de TAP toets de BPM functie overschakelen naar de TAP stand en wordt het interval gemeten waarop de TAP toets wordt ingedrukt. • Als de BPM via de TAP toets wordt ingesteld, wordt het beatveelvoud “1/1” (of “4/1”, afhankelijk van het gekozen effect) en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als de effecttijd ingesteld. • Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM worden ingesteld. Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets en de AUTO toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld. Zet de effectkeuzeschakelaar op het gewenste effect. • Op het display wordt de naam van het gekozen effect aangegeven. • Zie blz. 16 tot 17 voor verdere informatie over de diverse effecten. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop u het effect wilt toepassen. • Het gekozen kanaal licht op het kanaalnaamgebied van het display op. • Als [MIC] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. 4 5 Druk op de BEAT toets (, ) om het beat-veelvoud te kiezen waarmee het effect gesynchroniseerd moet worden. • Als  wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op basis van de BPM verdubbeld worden en als  wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op basis van de BPM gehalveerd worden (bij sommige effecten is ook de “3/4” instelling mogelijk). • Het veelvoud van de gekozen beat (parameter 1 positie) wordt in zeven gedeelten op het display aangegeven (zie blz. 12). • De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt automatisch ingesteld. Voorbeeld: Bij BPM = 120 1/1 = 500 ms 1/2 = 250 ms 2/1 = 1.000 ms Zet de ON/OFF toets op ON om het effect in te schakelen. • Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, zal het effect omschakelen tussen ON/OFF (bij het inschakelen van het apparaat komt de functie op OFF te staan). • De ON/OFF toets knippert wanneer het effect op ON staat. Parameter 1 Gebruik de TIME (PARAMETER 1) regelaar om de tijdelijke parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen. (Bij sommige effecten wordt deze regelaar voor andere instellingen dan de tijdparameters gebruikt.) Zie blz. 20 voor verdere informatie over de invloed die het ronddraaien van de TIME (PARAMETER 1) regelaar heeft op parameter 1. Parameter 2 Gebruik de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar om de kwantitatieve parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen. Zie blz. 20 voor verdere informatie over de invloed die het ronddraaien van de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar heeft op parameter 2. 05_DJM-700_DU.book 19 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 EFFECTFUNCTIES GEBRUIK VAN HET HANDMATIG FILTER 1 HANDMATIG FILTER De filterfrequentie wordt verschoven, met een sterke verandering in de toon tot gevolg. Draai de regelaar naar rechts voor hoogdoorlaatfilter-effecten en naar links voor laagdoorlaatfilter-effecten. Laagdoorlaatfilter Hoogdoorlaatfilter GEBRUIK VAN HET EFFECTFREQUENTIEFILTER 1 Effectfrequentiefilter Hiermee wordt de afsnijfrequentie van het filter ingesteld zodat het beat-effect alleen op een bepaalde frequentieband wordt toegepast. Niet beïnvloed FREQUENCY LPF LPF Frequentie Niet beïnvloed FREQUENCY HPF Frequentie Frequentie Beat-effect HPF Frequentie Beat-effect 1 FILTER 3 FREQUENCY 2 FILTER 3 FREQUENCY 2 Het effectfrequentiefilter is gekoppeld aan de FREQUENCY regelaar. Het beat-effect wordt alleen op de gekozen frequentieband toegepast. • De functie wordt niet ondersteund als SEND/RETURN als het beat-effect is gekozen. 1 Druk op de FILTER toets zodat deze oplicht. • Controleer of de FILTER toets continu oplicht. • Indien de toets knippert, drukt u erop zodat de toets blijft branden. Bij enkele malen indrukken van de toets wordt er beurtelings omgeschakeld tussen knipperen en continu oplichten. • Bij het inschakelen van het apparaat licht de toets continu op. 2 Bedien het beat-effect. • Zie blz. 18 voor verdere informatie. 3 Gebruik de FREQUENCY regelaar om de frequentie in te stellen waarop u het beat-effect wilt toepassen. • Draai de regelaar naar links om het effect alleen op de lage frequenties toe te passen. De hoge frequenties worden niet beïnvloed. • Draai de regelaar naar rechts om het effect alleen op de hoge frequenties toe te passen. De lage frequenties worden niet beïnvloed. Nederlands De handmatige effecter is gekoppeld aan de FREQUENCY regelaar. Het uitgangsgeluid van de handmatige effecter wordt het ingangsgeluid voor het beat-effect. • Wanneer het beat-effect type op ROLL, REVERSE ROLL, UP ROLL of DOWN ROLL wordt ingesteld, wordt het uitgangsgeluid van het beat-effect het ingangsgeluid voor de handmatige effecter. 1 Druk op de FILTER toets zodat deze begint te knipperen. • Controleer of de FILTER toets continu knippert. • Wanneer de toets blijft branden, drukt u erop zodat de toets gaat knipperen. Bij enkele malen indrukken van de toets wordt er beurtelings omgeschakeld tussen knipperen en continu oplichten. • Bij het inschakelen van het apparaat licht de toets continu op. 2 Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om het kanaal te kiezen waarop u de effecten wilt toepassen. • De naam van het gekozen kanaal verschijnt in het kanaalnaamgebied van het display. • Wanneer [MIC] wordt gekozen, wordt het effect op microfoon 1 en microfoon 2 toegepast. 3 Gebruik de FREQUENCY regelaar om de afsnijfrequentie van het filter in te stellen. • Draai de regelaar naar links om een laagdoorlaatfilter toe te passen. • Draai de regelaar naar rechts om een hoogdoorlaatfilter toe te passen. 19 Du 05_DJM-700_DU.book 20 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 EFFECTFUNCTIES EFFECTPARAMETERS Beat-effect (*1) Naam Parameter van beatschakelaar 1 DELAY Instellen van de Instellen van de vertragingstijd van 1/8 tot 16/1 vertragingstijd. per 1 beat BPM tijd. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het vertragingsgeluid. 2 ECHO (*2) Instellen van de Instellen van de vertragingstijd van 1/8 tot 16/1 vertragingstijd. per 1beat BPM tijd. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het echogeluid. 3 TRANS Instellen van de afsnijtijd van 1/16 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de effecttijd. 10 tot 16 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het effectgeluid. 4 FILTER De cyclus van de afsnijfrequentie-verschuiving wordt ingesteld in eenheden 1/ 4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de cyclus voor de afsnijtijdverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. 5 FLANGER De cyclus van de flangerverschuiving wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de cyclus voor de flangereffectverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. 6 PHASER De cyclus van het phasereffect wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de 10 tot 32 000 (ms) cyclus voor de faseeffect-verschuiving. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. 7 REVERB (*2) De hoeveelheid nagalm wordt Instellen van de ingesteld van 1 % tot 100 %. hoeveelheid nagalmeffect. 8 ROBOT Instellen van de toonhoogte Instellen van de –100 tot +100 (%) van het robotgeluideffect toonhoogte van het binnen een bereik van –100 % robotgeluideffect. tot +100 %. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. 9 CRUSH De cyclus van het verbrijzelingseffect wordt ingesteld op 1/4 tot 64/1 ten opzichte van één enkele BPM beat. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. 10 ROLL (*2) De effecttijd wordt ingesteld als Instellen van de 1/16 tot 16/1 ten opzichte van effecttijd. 1 beat BPM. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. 11 REVERSE ROLL (*2) De effecttijd wordt ingesteld als Instellen van de 1/16 tot 16/1 ten opzichte van effecttijd. 1 beat BPM. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. 12 UP ROLL (*2) De effecttijd wordt ingesteld als Instellen van de 1/16 tot 16/1 ten opzichte van effecttijd. 1 beat BPM. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. 13 DOWN ROLL De effecttijd wordt ingesteld als Instellen van de (*2) 1/16 tot 16/1 ten opzichte van effecttijd. 1 beat BPM. 1 tot 4 000 (ms) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. 14 SEND/ RETURN — Instellen van het volume van het RETURN ingangsgeluid. — Parameter 1 (TIME regelaar) Inhoud Parameter 2 Instelbereik (eenheid) (LEVEL/DEPTH regelaar) 1 tot 100 (%) Instellen van de 10 tot 32 000 (ms) cyclus voor de verbrijzelingseffectverschuiving. — Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het effectgeluid. (*1) Wanneer de effectkanaal-keuzeschakelaar op [CF.A], [CF.B] of [MASTER] staat, zal wanneer de effect-monitor is ingeschakeld maar het geluid van het gekozen kanaal niet naar de hoofduitvoer wordt uitgestuurd, het effectgeluid toch niet hoorbaar zijn. (*2) Wanneer het effect wordt uitgeschakeld (OFF), zal het effectgeluid niet hoorbaar zijn, ook als de monitor op effector is ingesteld. 20 Du 05_DJM-700_DU.book 21 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 MIDI-INSTELLINGEN MIDI-INSTELLINGEN MIDI is de afkorting voor “Musical Instrument Digital Interface” en verwijst naar een protocol dat ontwikkeld is voor de uitwisseling van gegevens tussen elektronische instrumenten en computers. Voor het aansluiten van apparatuur met MIDI aansluitingen hebt u een MIDI kabel nodig voor het verzenden en ontvangen van de gegevens. De DJM-700-S/DJM-700-K maakt gebruikt van het MIDI protocol voor het verzenden van de gegevens die betrekking hebben op de bediening van de apparatuur en de BPM (timingklok). SYNCHRONISEREN VAN AUDIOSIGNALEN MET DE EXTERNE SEQUENCER OF GEBRUIK VAN DE DJM-700-S/DJM-700-K INFORMATIE VOOR DE BEDIENING VAN DE EXTERNE SEQUENCER 1 DJ CD-speler MIDI sequencer OUT Audio IN IN BPM =120 BPM =120 MIDI OUT MIDI START /STOP TIME DJM-700 2 Verbind de MIDI OUT aansluiting van de DJM-700-S/ DJM-700-K met behulp van een los verkrijgbare MIDI kabel met de MIDI IN aansluiting van de MIDI sequencer. • Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer op “slave”. • MIDI sequencers die geen MIDI timingklok ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden. • Synchronisatie is wellicht niet mogelijk als de BPM van de track niet gedetecteerd kan worden of stabiel meetbaar is. • BPM waarden ingesteld met de TAP functie kunnen ook gebruikt worden voor uitvoeren van de timingklok. Druk op de MIDI START/STOP toets. • Het uitvoerbereik van de MIDI timingklok is 40 tot 250 BPM. [Instellen van het MIDI kanaal] Het MIDI kanaal (1 tot 16) kan worden ingesteld en in het geheugen worden opgeslagen. 1 Terwijl u de MIDI START/STOP toets ingedrukt houdt, zet u de netschakelaar op ON. • Het display toont [CH SET] en het apparaat komt in de MIDI instelstand te staan. 2 Draai aan de TIME regelaar om het MIDI kanaal te kiezen. 3 Druk op de MIDI START/STOP toets. • Het MIDI kanaal wordt opgenomen. Tijdens het opnemen van het kanaal knippert de [SAVE] indicator. • Wanneer het opnemen van het kanaal is voltooid, wordt [END] aangegeven. 4 Schakel het apparaat uit. Nederlands 21 Du 05_DJM-700_DU.book 23 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 MIDI-INSTELLINGEN Naam van schakelaar Categorie EFFECT MIC (FADER START) (HEAD PHONES) MIDI MIDI-melding Type schakelaar MSB Opmerkingen LSB BEAT LEFT BUTTON Bn 4C dd OFF=0, ON=127 BEAT RIGHT BUTTON Bn 4D dd OFF=0, ON=127 AUTO/TAP BUTTON Bn 45 dd OFF=0, ON=127 TAP BUTTON Bn 4E dd OFF=0, ON=127 CUE BUTTON Bn 4B dd OFF=0, ON=127 EFFECT KIND SW Cn pc CH SELECT SW Cn pc TIME SW Bn 0D MSB LEVEL/DEPTH VR Bn 5B dd 0 tot 127 EFFECT ON/OFF BUTTON Bn 40 dd OFF=0, ON=127 HI VR Bn 1E dd 0 tot 127 LOW VR Bn 1F dd 0 tot 127 FADER START 1 BUTTON Bn 58 dd OFF=0, ON=127 FADER START 2 BUTTON Bn 59 dd OFF=0, ON=127 MIXING VR Bn 1B dd 0 tot 127 LEVEL VR Bn 1A dd 0 tot 127 START BUTTON FA STOP BUTTON FC Zie “PROGRAMMA VERANDEREN” hieronder. Bn 2D LSB PARAMETER 1 waarde; FLANGER, PHASER, FILTER, CRUSH veranderen naar 1/2 waarde; negatieve waarden worden omgezet in positieve waarden. Nederlands 23 Du 05_DJM-700_DU.book 24 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 MIDI-INSTELLINGEN PROGRAMMA VERANDEREN MSB LSB 0 0 • EFFECT SEL EFFSEL2 EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0 EFFCH2 EFFCH1 EFFCH0 EFFSEL1 BEAT EFFSEL0 0 0 1 DELAY 0 1 0 ECHO 1 0 0 TRANS 1 1 0 FILTER 1 0 1 FLANGER 1 1 1 PHASER 0 1 1 REVERB — — — ROBOT — — — CRUSH — — — ROLL — — — REV ROLL — — — UP ROLL — — — DWNROLL — — — SND/RTN 0 0 1 1 0 1 0 2 0 1 1 3 1 0 0 4 1 0 1 MIC 1 1 0 CF.A 1 1 1 CF.B — — — MASTER SNAPSHOT Als de DJM-700-S/DJM-700-K is ingesteld met parameters voor een bepaald doel, kunnen die groep parameters als een snapshot worden opgenomen. Wanneer een shapshot van de huidige status wordt opgenomen, zullen alle meldingen voor de wijziging van de regeling en het programma worden overgebracht. Houd de MIDI START/STOP toets ingedrukt om de snapshot over te zenden. MIDI ON/OFF Gebruik de MIDI ON/OFF toets om in te stellen of er wel of geen MIDI signaal wordt gegenereerd. De standaardinstelling is MIDI OFF. Wanneer MIDI OFF is gekozen, zullen de timingklok en snapshotfunctie toch beschikbaar zijn. 24 Du 05_DJM-700_DU.book 25 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 VERHELPEN VAN STORINGEN VERHELPEN VAN STORINGEN Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel, moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren. Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde PIONEER service center contact opnemen. Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen Geen stroom. • Het netsnoer is niet aangesloten. • Sluit het netsnoer op een stopcontact aan. Geen geluid of het geluidsvolume is erg laag. • De ingangskeuzeschakelaar staat in de verkeerde stand. • De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten of de kabels zitten los. • De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil. • Kies het weergave-apparaat met de ingangskeuzeschakelaar. • Corrigeer de aansluitingen. • De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel staat op –6 dB enz. • Maak de aansluitbussen/stekkers schoon voordat u de aansluitingen maakt. • Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel juist in. Geen digitale uitvoer. • De bemonsteringsfrequentie (fs) van de digitale • Stel de bemonsteringsfrequentieuitgang komt niet overeen met de specificaties keuzeschakelaar op het achterpaneel in van de aangesloten apparatuur. overeenkomstig de specificaties van de aangesloten apparatuur. Geluid is vervormd. • Het hoofduitgangsniveau is te hoog. • Het ingangsniveau is te hoog. Kruisfader werkt niet. • De CROSS FADER ASSIGN schakelaar ([A], [THRU], [B]) is niet juist ingesteld. • Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel correct in. • Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveauindicator. • Stel de CROSS FADER ASSIGN schakelaar voor het gewenste kanaal correct in. • Kies correct het kanaal waarop u de effecten wilt toepassen. • Stel de effectparameter 2 regelaar (LEVEL/ DEPTH) juist in. Effecten werken niet. • De instelling van de effectkanaalkeuzeschakelaar is verkeerd. • De effectparameter 2 regelaar (LEVEL/DEPTH) staat op [MIN]. Externe effector werkt niet. • De effectkeuzeschakelaar staat niet op [SND/ • Zet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN]. RTN]. • Sluit de effector op de SEND/RETURN • De effector is niet op de SEND/RETURN aansluitingen op het achterpaneel aangesloten. aansluitingen op het achterpaneel aan. • De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd • Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de ingesteld. geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt toepassen. Geluid van externe effector is vervormd. • Het ingangsniveau van de externe effector is te hoog. • Verlaag het uitgangsniveau van de externe effector. BPM kan niet gemeten worden. Gemeten BPM-waarde is niet juist. • Het ingangsniveau is te hoog of te laag. • Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveauindicator. • Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-indicator. • Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te stellen. • De BPM kan bij sommige tracks niet juist gemeten worden. Gemeten BPM-waarde • Er kunnen verschillen zijin als gevolg van de verschilt van de waarde die op BPM detectiemethode die gebruikt wordt. de CD staat. MIDI sequencer kan niet gesynchroniseerd worden. Nederlands • Zet de FADER START toets op ON. Faderstart met de CD-speler is • De FADER START toets staat op OFF. niet mogelijk. • De CONTROL aansluiting op het achterpaneel is • Verbind de CONTROL aansluiting van het niet met de CD-speler verbonden. mengpaneel met een bedieningssignaalkabel met de CD-speler. • Alleen de CONTROL aansluiting op het • Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de achterpaneel is met de CD-speler verbonden. analoge ingangsaansluitingen. • Er zijn geen maatregelen nodig. • De synchronisatiemodus van de MIDI • Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer staat niet op “slave”. sequencer op “slave”. • De MIDI sequencer is niet geschikt voor gebruik • MIDI sequencers die geen MIDI timingklok met dit apparaat. ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden. Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen, schakelt u het apparaat uit en dan weer in. 25 Du 05_DJM-700_DU.book 26 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分 TECHNISCHE GEGEVENS TECHNISCHE GEGEVENS 1 Algemeen 3 Stroomvoorziening . . . . . 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz Stroomverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 W Bedrijfstemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +5 °C tot +35 °C Bedrijfsvochtigheid . . . . . . . . . . .5 % tot 85 % (zonder condensatie) Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,6 kg Maximale afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .320 mm (B) x 378,4 mm (D) x 107,9 mm (H) 2 Audiogedeelte Bemonsteringsfrequentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 kHz A/D, D/A-omzetter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 bit Frequentiebereik LINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Hz tot 20 kHz MIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Hz tot 20 kHz PHONO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20 Hz tot 20 kHz (RIAA) S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen) LINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104 dB PHONO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94 dB MIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 dB Vervorming (LINE-MASTER 1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 0,005 % Standaard ingangsniveau/ingangsimpedantie PHONO 2 tot 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –52 dBu/47 kΩ MIC 1, MIC 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –52 dBu/22 kΩ LINE, LINE/CD 1 tot 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/22 kΩ RETURN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/47 kΩ Standaard uitgangsniveau/belastingsimpedantie/ uitgangsimpedantie MASTER 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +8 dBu/10 kΩ/22 Ω of minder MASTER 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .+2 dBu/10 kΩ/10 Ω REC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –8 dBu/10 kΩ/10 Ω BOOTH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .+2 dBu/10 kΩ/22 Ω SEND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dBu/10 kΩ/1 kΩ PHONES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +8,5 dBu/32 Ω/22 Ω of minder Nominaal uitgangsniveau/belastingsimpedantie MASTER 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +25 dBu/10 kΩ MASTER 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +20 dBu/10 kΩ Overspraak (LINE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82 dB Kanaal-equalizerverloop HI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (13 kHz) MID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (1 kHz) LOW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –26 dB tot +6 dB (70 Hz) Microfoon-equalizerverloop HI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dB tot +12 dB (10 kHz) LOW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . –12 dB tot +12 dB (100 Hz) 26 Du Ingangs-/uitgangsaansluitingen PHONO ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 CD ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 LINE ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 MIC ingangsaansluitingen XLR aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 RETURN ingangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 MASTER uitgangsaansluitingen XLR aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 BOOTH uitgangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 REC uitgangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 SEND uitgangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 DIGITAL coaxiale uitgangsaansluiting RCA tulpstekkerbus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 MIDI OUT aansluiting 5-polige DIN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 PHONES uitgangsaansluiting Stereo-klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 CONTROL aansluiting Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 4 Accessoires Gebruiksaanwijzing. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden, zonder voorafgaande kennisgeving. Uitgegeven door Pioneer Corporation. Copyright © 2007 Pioneer Corporation. Alle rechten voorbehouden.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184

Pioneer DJM-700 de handleiding

Categorie
Audiomixers
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor