▶
Maak uzelf vertrouwd met de hulpsystemen, hun
grenzen en werkingsvoorwaarden.
▶
De hulpsystemen zodanig activeren, deactiveren
en instellen dat u de wagen in elke verkeerssituatie
volledig onder controle hebt.
Rijden met een niet-volwaardig reservewiel of
noodreservewiel
Een niet-volwaardig reservewiel of noodreservewiel
dient alleen voor het bereiken van de dichtstbijzijnde
specialist.
▶
Het wiel tot de maximaal voorgeschreven banden-
spanning oppompen.
▶
De aanwijzingen op de waarschuwingssticker op
de velg in acht nemen.
▶
De waarschuwingssticker niet afdekken.
▶
Volgas accelereren, sterk remmen en het snel ne-
men van bochten vermijden.
▶
Nooit met meer dan één gemonteerd noodreserve-
wiel rijden.
▶
Geen sneeuwkettingen gebruiken op het noodre-
servewiel.
Rijden met beladen dakdragers
Bij het transport van voorwerpen op de dakdragers
verandert het rijgedrag van de wagen.
▶
De snelheid en rijstijl daarom daarop afstemmen.
Rijden met een aanhangwagen
Met een aanhangwagen verandert het rijgedrag van
de wagen. Ook de hulpsystemen kunnen zich anders
gedragen.
▶
Langzamer rijden, een te hoge snelheid kan leiden
tot verlies van controle over de wagen.
▶
Een grotere afstand aanhouden tot voorliggers.
▶
De maximaal toegestane kogeldruk en het maxi-
maal toegestane aanhangwagengewicht niet over-
schrijden.
Rijden door water
Er mag geen water binnendringen in de wagensyste-
men, bv. in het luchtaanzuigsysteem van de motor!
▶
Vóór het rijden door water de diepte van het water
vaststellen. Het waterpeil mag maximaal tot de on-
derkant van de dorpel reiken.
▶
Niet harder dan stapvoets rijden. Anders kan zich
voor de wagen een golf vormen die het waterpeil
verhoogt.
▶
Nooit in het water stil blijven staan, achteruitrijden
of de motor afzetten.
Gebruik van de wagen onder afwijkende weers-
omstandigheden
Wanneer u de wagen wilt gebruiken in landen met
sterk afwijkende weersomstandigheden, contact op-
nemen met een ŠKODA Partner. Die geeft advies of
er bepaalde voorzorgsmaatregelen moeten worden
genomen, om de volledige functionaliteit van de wa-
gen te waarborgen en beschadigingen te voorkomen
(bv. koelvloeistof verversen, accu vervangen e.d.).
Is er iets mis?
▶
Let op veranderingen in het rijgedrag van de wa-
gen.
▶
In geval van twijfel over de veiligheid de rit beëindi-
gen en de hulp van een specialist inroepen.
▶
Ongewone trillingen of “scheeftrekken” van de wa-
gen kan duiden op bandenschade.
▶
Bij zeer snel bandenspanningsverlies moet worden
geprobeerd om de wagen voorzichtig en zonder
heftige stuurbewegingen en zonder sterk remmen
tot stilstand te brengen.
▶
In het bandenprofiel vastzittende vreemde voor-
werpen direct verwijderen.
▶
Vreemde voorwerpen die in de band zijn binnenge-
drongen, niet verwijderen. De bandenspanning
controleren en de hulp van een specialist inroepen.
▶
Onder de bodem ingeklemde voorwerpen direct
verwijderen. Deze kunnen schade toebrengen aan
de wagen of ontsteken en brand veroorzaken.
Wagen veilig parkeren
Een niet veilig geparkeerde wagen kan wegrollen en
ongevallen veroorzaken.
▶
Om te parkeren een plek met een geschikte onder-
grond zoeken. De wagen niet parkeren boven licht
ontvlambare materialen, bv. boven droge bladeren,
gemorste brandstof. Hete wagenonderdelen kun-
nen een brand veroorzaken.
De handelingen bij het parkeren in de aangegeven
volgorde uitvoeren.
›
De wagen afremmen tot stilstand en het rempe-
daal ingetrapt houden.
›
De wagen met de parkeerrem beveiligen.
›
Bij wagens met automatische versnellingsbak de
modus
kiezen.
›
De motor afzetten.
›
Bij wagens met schakelbak de 1e versnelling of de
achteruitversnelling inschakelen.
›
Het rempedaal loslaten.
Wagen verlaten
Kinderen niet zonder toezicht in de wagen laten!
▶
Kinderen kunnen zich verwonden aan de stoelen,
de parkeerrem loszetten e.d.
▶
Kinderen zijn in noodsituaties niet in staat, de wa-
gen zelfstandig te verlaten of zichzelf te redden.
▶
Bij bijzonder hoge of bijzonder lage temperaturen
bestaat er levensgevaar!
▶
Bij het vergrendelen van de wagen schakelt de SA-
FE-functie in. Hierdoor kunnen de portieren en rui-
ten niet meer van binnenuit worden geopend. De
SAFE-functie uitschakelen wanneer personen in de
vergrendelde wagen achterblijven » Pagina 26.
22
Veilig en op de juiste wijze › Veilig rijden