KTM 690 Duke AU 2012 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2012
690 Duke EU
690 Duke AUS/UK
Artikelnr. 3211788nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTMKLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 16)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT 2
© 2011 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 6
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 7
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)........... 12
Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave) ..... 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Chassisnummer/typeplaatje ............................................... 16
Motornummer .................................................................. 16
Sleutelnummer ................................................................ 17
Artikelnummer voorvork..................................................... 17
Artikelnummer schokdemper ............................................. 18
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 19
Koppelingshendel............................................................. 19
Remhendel ...................................................................... 19
Gashendel ....................................................................... 20
Lichtschakelaar................................................................ 20
Seinlichtschakelaar .......................................................... 21
Richtingaanwijzerschakelaar.............................................. 21
Claxonknop...................................................................... 22
Noodstopschakelaar.......................................................... 22
E-starterknop ................................................................... 23
Contact-/stuurslot ............................................................. 23
Gecombineerd instrument ................................................. 24
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 24
Gecombineerd instrument - toerenteller .............................. 25
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 25
Gecombineerd instrument - display .................................... 26
Gecombineerd instrument - snelheidsweergave.................... 27
Kilometer of mijl instellen ................................................. 27
Gecombineerd instrument - tijd ......................................... 28
Tijd instellen.................................................................... 29
Gecombineerd instrument - weergave ODO.......................... 29
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1
instellen/terugzetten ......................................................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2
instellen/terugzetten ......................................................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 31
Gecombineerd instrument - weergave GEAr ......................... 32
Gecombineerd instrument - weergave
koelmiddeltemperatuur ..................................................... 32
Tankdop openen............................................................... 33
Tankdop sluiten ............................................................... 34
Zadelslot ......................................................................... 35
Boordgereedschap ............................................................ 35
Handgrepen ..................................................................... 36
Voetsteunen bijrijder......................................................... 36
Versnellingshendel............................................................ 37
Rempedaal ...................................................................... 38
Zijstandaard..................................................................... 38
INBEDRIJFNAME................................................................. 39
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 39
Motor inrijden .................................................................. 40
Voertuig beladen .............................................................. 41
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 43
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 43
Starten ............................................................................ 44
Beginnen met rijden ......................................................... 46
Schakelen, rijden ............................................................. 46
Afremmen........................................................................ 49
INHOUDSOPGAVE 4
Stoppen, parkeren ............................................................ 51
Brandstof tanken.............................................................. 53
SERVICESCHEMA ................................................................ 55
Serviceschema ................................................................. 55
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 57
Veervoorspanning schokdemper instellen x ....................... 57
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 58
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken ............................ 58
Motorfiets van hefbok vooraan nemen................................. 58
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken......................... 59
Motorfiets van hefbok achteraan nemen.............................. 59
Bijrijderzadel verwijderen .................................................. 60
Bijrijderzadel monteren ..................................................... 61
Kettingvervuiling controleren ............................................. 61
Ketting reinigen ............................................................... 62
Kettingspanning controleren .............................................. 63
Kettingspanning instellen.................................................. 65
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren ........ 67
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ......................... 69
Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ....................................................... 70
REMMEN ............................................................................ 71
ABS / Anti Blokkeer Systeem ............................................. 71
Uitgangspositie remhendel instellen ................................... 72
Remschijven controleren ................................................... 72
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............................ 73
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x................................ 74
Remplaketten voorwielrem controleren................................ 76
Vrije slag rempedaal controleren ........................................ 77
Uitgangspositie rempedaal instellen x .............................. 77
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren......................... 79
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x............................. 79
Remplaketten achterwielrem controleren ............................ 81
WIELEN, BANDEN ............................................................... 83
Voorwiel demonteren x.................................................... 83
Voorwiel monteren x....................................................... 84
Achterwiel demonteren x ................................................ 86
Achterwiel monteren x.................................................... 87
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x................. 90
Toestand banden controleren............................................. 91
Bandenspanning controleren ............................................. 93
ELEKTRONICA..................................................................... 94
Accu demonteren x ........................................................ 94
Accu monteren x............................................................ 95
Accu laden x ................................................................. 96
Hoofdzekering vervangen................................................... 99
Zekeringen ABS vervangen .............................................. 101
Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen........ 102
Koplampkap met koplamp demonteren............................. 105
Koplampkap met koplamp monteren ................................ 106
Lamp koplamp vervangen................................................ 106
Zijlichtlamp vervangen .................................................... 108
Knipperlichtlamp vervangen ............................................ 109
Koplampstand controleren............................................... 110
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 110
KOELSYSTEEM.................................................................. 112
Koelsysteem................................................................... 112
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 112
INHOUDSOPGAVE 5
Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren ...................... 114
Koelmiddel aftappen x.................................................. 116
Koelsysteem vullen/ontluchten x.................................... 117
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 119
Motorkarakteristiek instellen............................................ 119
Uitgangspositie versnellingshendel controleren.................. 120
Uitgangspositie versnellingshendel instellen x................. 120
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 122
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen x.................................................................... 122
Motoroliepeil controleren................................................. 126
Motorolie bijvullen.......................................................... 126
REINIGING, ONDERHOUD.................................................. 128
Motorfiets reinigen ......................................................... 128
Controle en onderhoud voor rijden in de winter .................. 130
STALLING ......................................................................... 131
Stalling ......................................................................... 131
Inbedrijfname na stalling ................................................ 132
FOUTEN OPSPOREN.......................................................... 133
KNIPPERCODE .................................................................. 136
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 143
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 144
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 144
AANHAALMOMENTEN MOTOR............................................ 145
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 149
Lampen......................................................................... 150
Banden ......................................................................... 151
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 151
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 152
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ........................ 153
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 154
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 158
HULPSTOFFEN.................................................................. 161
NORMEN........................................................................... 163
INDEX ............................................................................... 164
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 6
Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 7
Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is, dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot
beschadiging en breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals vuile en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van compo-
nenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat
de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Houdt u zich beslist aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in belangrijke mate bij aan
de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade,
die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en verbruiksstoffen resp. hulpstoffen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is hulpgereedschap vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld onder
vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Bijvoorbeeld: haaksleutel (T106S)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie en/of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
Milieu
Motorsport is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Motorfietsen kunnen echter problemen
voor het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets
alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
11
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B00914-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Gecombineerd instrument ( pag. 24)
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel ( pag. 19)
4 Zadel
5 Bijrijderzadel
6 Handgrepen ( pag. 36)
7 Zadelslot ( pag. 35)
8 Motornummer ( pag. 16)
9 Versnellingshendel ( pag. 37)
10 Zijstandaard ( pag. 38)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B00915-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Boordgereedschap ( pag. 35)
1 MapSelect schakelaar
2 Lichtschakelaar ( pag. 20)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 21)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 21)
2 Claxonknop ( pag. 22)
3 Tankdop
4 Contact-/stuurslot ( pag. 23)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 22)
5 E-starterknop ( pag. 23)
6 Remhendel ( pag. 19)
7 Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16)
8 Zekeringenblok
9 Voetsteunen bijrijder ( pag. 36)
10 Rempedaal ( pag. 38)
11 Kijkglas motorolie
SERIENUMMERS 16
4.1Chassisnummer/typeplaatje
B00916-10
Het framenummer 1 is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
Het typeplaatje 2 bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.
4.2Motornummer
B00917-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
SERIENUMMERS 17
4.3Sleutelnummer
B00755-10
Sleutelnummer 1 staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
4.4Artikelnummer voorvork
B00918-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 18
4.5Artikelnummer schokdemper
B00921-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is met een sticker aan het schokdemperhuis
aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.1Koppelingshendel
B00919-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
5.2Remhendel
B00920-10
De remhendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.3Gashendel
B00922-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
5.4Lichtschakelaar
B00924-11
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.5Seinlichtschakelaar
B00924-10
De seinlichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in de uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
5.6Richtingaanwijzerschakelaar
B00923-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting de schakelaarbehuizing duwen.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.7Claxonknop
B00923-11
De claxonknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
5.8Noodstopschakelaar
B00998-11
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.9E-starterknop
B00998-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
5.10Contact-/stuurslot
B00925-01
Het contact-/stuurslot 1 bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan de
motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.11Gecombineerd instrument
401420-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 4 functiesegmenten.
1 Functietoetsen ( pag. 24)
2 Toerenteller ( pag. 25)
3 Controlelampjes ( pag. 25)
4 Display ( pag. 26)
5.12Gecombineerd instrument - functietoetsen
401426-10
Met de toets MODE 1 wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), dag-kilometerteller 1 (TRIP 1),
dag-kilometerteller 2 (TRIP 2) en versnellingsindicatie (GEAr).
Met de SET toets 2 wordt de functie dag-kilometerteller 1 (TRIP 1) en
dag-kilometerteller 2 (TRIP 2) op 0.0 gereset.
Met de toets 3 kan het ABS worden uitgeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.13Gecombineerd instrument - toerenteller
401427-10
De toerenteller 1 geeft het motortoerental weer in toeren per minuut.
De oranje markering 2 geeft aan dat het toerental van de motor te hoog is.
5.14Gecombineerd instrument - controlelampjes
401428-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar
weergave TRIP F.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On Board
Diagnose) heeft een fout herkend die kritiek is voor de emissie of de veilig-
heid.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te
laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert rood Status- of foutmelding
bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
5.15Gecombineerd instrument - display
400836-01
Bij het inschakelen van het contact lichten alle displaysegmenten één seconde op om de
functies te testen.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
400881-01
LEnGth
Na deze functietest wordt kort de wielomtrek LEnGth op de display weergegeven.
Info
Het getal 1870 mm komt overeen met de afmeting van het 17" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
5.16Gecombineerd instrument - snelheidsweergave
401443-10
Snelheid 1 wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
5.17Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401444-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.
5.18Gecombineerd instrument - tijd
401443-11
De tijd wordt weergegeven in bereik 1 van de display.
Info
De klok moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest en/of de zekering
verwijderd was.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
5.19Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401444-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De tijd is ingesteld.
5.20Gecombineerd instrument - weergave ODO
401444-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
5.21Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
401445-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
5.22Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
401446-01
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
5.23Gecombineerd instrument - weergave TRIP F
401447-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen was
geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampje
voor het brandstofpeil te branden.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
5.24Gecombineerd instrument - weergave GEAr
401418-01
In de weergavemodus GEAr wordt de met de versnelling geschakelde gang weergegeven.
5.25Gecombineerd instrument - weergave koelmiddeltemperatuur
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot vier balkjes branden.
Warme motor Vijf tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
5.26Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 34
B00926-10
Afdekking 1 op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
5.27Tankdop sluiten
B00927-01
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omlaag duwen, contactsleutel terugdraaien tot het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Kleding die
met brandstof in aanraking is gekomen uittrekken. Huid bij contact meteen
reinigen met water en zeep.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaagklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 35
5.28Zadelslot
B00928-10
Het zadelslot 1 bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
5.29Boordgereedschap
B00929-10
Het boordgereedschap 1 bevindt zich onder het bijrijderzadel.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
5.30Handgrepen
B00930-10
Met de handgrepen 1 kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
5.31Voetsteunen bijrijder
B00931-01
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
BEDIENINGSELEMENTEN 37
5.32Versnellingshendel
B00932-11
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
B00932-10
De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 38
5.33Rempedaal
B00933-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
5.34Zijstandaard
B00934-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linkerzijde van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is verbonden met het veiligheidsstartsysteem, houd u aan de aanwij-
zingen voor het rijden.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Voertuig kan op de zijstandaard worden gezet. Het veilig-
heidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd vereist als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
INBEDRIJFNAME 39
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
INBEDRIJFNAME 40
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 69)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 72)
Uitgangspositie rempedaal instellen. x ( pag. 77)
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 40)
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
INBEDRIJFNAME 41
Vol gas geven vermijden!
6.3Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
INBEDRIJFNAME 42
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Neem het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
RIJ-INSTRUCTIES 43
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 126)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 73)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 79)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 81)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 114)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 61)
Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 93)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 44
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is er gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
RIJ-INSTRUCTIES 45
Info
E-starterknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gege-
ven, wordt er geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor
slaat dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven klappen.
401426-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarbij een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets 1 3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
RIJ-INSTRUCTIES 46
7.3Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
7.4Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet in staat zijn goed op het bijrijderzadel te blijven zitten, zich aan de bestuurder of de grepen vast te houden
en de voeten op de voetsteunen voor de bijrijder te zetten. Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de mini-
mumleeftijd in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 47
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
RIJ-INSTRUCTIES 48
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, motor uitzetten, het voertuig correct parkeren en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
B00932-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag er
niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
RIJ-INSTRUCTIES 49
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) begint te branden moet u met-
een stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het FI waarschu-
wingslampje (MIL) te knipperen.
Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft. (Uw geautoriseerde KTM-garage helpt u graag.)
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 50
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk remmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trekken.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
RIJ-INSTRUCTIES 51
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Bij lange afdalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
RIJ-INSTRUCTIES 52
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat.
De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgezet en in het contactslot de ontsteking blijft ingeschakeld, wordt de
voedingsspanning naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het
contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bedoeld voor noodsituaties.
Motorfiets op een vaste ondergrond parkeren.
Zijstandaard met de voet tot de aanslag naar voren klappen en de motorfiets erop zetten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 53
7.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 54
B00935-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 33)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant A van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 158)
Tankdop sluiten. ( pag. 34)
401429-10
De SET toets 2 twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil 1 verdwijnt. TRIP F wordt op 0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de SET toets 2 niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.
SERVICESCHEMA 55
8.1Serviceschema
K10N K100A K200A
Werking van de elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 122)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 81)
Remschijven controleren. ( pag. 72)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 79)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 77)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid.
Achterbrugophanging controleren. x
Wiellagers op speling controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 93)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 67)
Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakke-
lijk bewegen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 73)
Speling balhoofdlager controleren.
SERVICESCHEMA 56
K10N K100A K200A
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Brandstofdruk controleren. x
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 70)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Remvloeistof voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof achterwielrem vervangen. x
Koppeling controleren. x
Koplampstand controleren. ( pag. 110)
Werking van de radiateurventilator controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
K10N: eenmalig na 1.000 km
K100A: om de 10.000 km of jaarlijks
K200A: om de 20.000 km of om de 2 jaar
CHASSIS AFSTELLEN 57
9.1Veervoorspanning schokdemper instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
B00936-10
Door aan de verstelknop te draaien 1 de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Haaksleutel (T106S)
Info
Het veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
10.1Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 59)
B00937-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbrengen.
Bevestiging (61029955620)
Hefbok vooraan (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achteraan opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
10.2Motorfiets van hefbok vooraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
10.3Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B00938-01
Bevestigingen van hefbok monteren.
Adapter in de hefbok achteraan plaatsen.
Adapter (61029055120)
Hefbok achteraan (61029055400)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de adapters. Motorfiets
opkrikken.
10.4Motorfiets van hefbok achteraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
B00999-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achteraan verwijderen en voertuig op de zijstandaard zetten.
10.5Bijrijderzadel verwijderen
B00928-10
De contactsleutel in het zadelslot 1 steken en met de klok mee draaien.
Het bijrijderzadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijde-
ren.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
10.6Bijrijderzadel monteren
B00940-10
Het bijrijderzadel met de tongen 1 in het opbergvak vasthaken, achteraan neerlaten en
naar voren schuiven.
Bijrijderzadel omlaag drukken en laten vastklikken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gemonteerd bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren van het bijrijderzadel moet deze omhoog worden getrokken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
10.7Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
10.8Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 161)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 161)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
10.9Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
B01000-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in vrij schakelen.
De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug naar boven duwen en
kettingspanning A bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting B moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
10.10Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Werkzaamheden vooraf
Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
B00941-10
Hoofdwerkzaamheden
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner 4 in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markingen C. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
10.11Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
700152-01
Versnelling in vrij schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht A.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op verschillende punten van de
ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste stuk
van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen kettingslot.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
B00942-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als bij het glijblok in het bereik C het boorgat D te zien is:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm Loctite
®
243™
10.12Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
B00943-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aanpassen aan de
grootte van de hand.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
10.13Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
B00944-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 158)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
REMMEN 71
11.1ABS / Anti Blokkeer Systeem
0
0
440
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
401417-10
De ABS-unit 1 bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2 aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking van de ABS
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken.
De optimale werking van het ABS is enkel gegarandeerd, wanneer voor het rem-
systeem uitsluitend door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen reserveonderdelen
en banden worden gebruikt.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd.
(De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van werkende remcircuits (voorwiel- en achterwiel-
rem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder
ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint
het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan een licht
pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3 moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden
en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf
blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
REMMEN 72
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met de toets 4 kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
11.2Uitgangspositie remhendel instellen
B00945-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel 1 aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Remhendel naar voren trekken en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.3Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 73
100135-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak 1 van
de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven vooraan en achteraan op beschadiging, scheuren en vervorming controle-
ren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
11.4Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het
remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
REMMEN 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00946-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 74)
11.5Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het
remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 75
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
B00948-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 160)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
REMMEN 76
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.6Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
B00947-01
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
REMMEN 77
11.7Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B00949-10
Veer 1 losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije
slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. x ( pag. 77)
Veer 1 inhangen.
11.8Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
REMMEN 78
B00950-10
Veer 1 losmaken.
Schroef 6 verwijderen.
Moer 4 losdraaien en met kogelscharnier 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2 los-
maken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Kogelscharnier 5 zodanig draaien totdat de vrije slag A is bereikt. Indien nodig de uit-
gangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Kogelscharnier 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelgewricht druk-
stang aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Veer 1 inhangen.
REMMEN 79
11.9Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00951-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering 1 heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 79)
11.10Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 80
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
REMMEN 81
B00952-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1 met ring en membraan 2 verwijderen.
Remvloeistof tot markering MAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 160)
Schroefdop met ring en membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.11Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
REMMEN 82
B00953-01
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
WIELEN, BANDEN 83
12.1Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 59)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 58)
B00954-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 uit de boring trekken.
Schroeven 3 en afstandsbussen 4 verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij han-
gen.
Info
Remhendel niet indrukken als de remklauw is verwijderd.
B00955-10
Schroef 5 en schroeven 6 losdraaien.
Schroef 5 ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef 5 verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
WIELEN, BANDEN 84
12.2Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
B00956-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Linker en rechter afstandsbus en de keerringen reinigen, invetten en monteren.
Duurzaam vet ( pag. 161)
Schroef 1 en steekas 2 reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
De pijl op de spaak wijst in looprichting.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas vooraan M24x1,5 45 Nm
WIELEN, BANDEN 85
B00954-11
Wieltoerentalsensor 3 in de boring steken. Schroef 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remklauw positioneren en daarbij letten op de correcte plaatsing van de remplaketten.
Afstandsbussen 5 positioneren. Schroeven 6 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 58)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 59)
B00955-11
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 7 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
WIELEN, BANDEN 86
12.3Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 59)
B00957-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 uit de boring trekken.
Moer 3 verwijderen. Kettingspanner 4 verwijderen.
Steekas 5 zover eruit trekken, dat de kettingspanner niet meer tegen de stelschroef
ligt.
WIELEN, BANDEN 87
B00958-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Steekas eruit trekken.
Achterwiel naar achteren trekken tot de remklauwhouder vrij tussen remschijf en velg
hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel voorzichtig uit de achterbrug nemen zonder de velg en/of remschijf te
beschadigen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
12.4Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 90)
WIELEN, BANDEN 88
B00959-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Bus 1 verwijderen. Loopvlak van bus en keerring reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 161)
Bus monteren.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 161)
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
WIELEN, BANDEN 89
B00957-11
Steunlagers van remklauwhouder A en achterbrug laten ingrijpen. Achterwiel voorzich-
tig in de achterbrug tillen en remschijf bevestigen. Ketting op het kettingwiel leggen en
de steekas monteren.
Kettingspanner 2 en moer 3 monteren.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven
liggen en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen B staan, zodat het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor 4 in de boring steken. Schroef 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 59)
Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
WIELEN, BANDEN 90
12.5Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 59)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 86)
B00960-10
Hoofdwerkzaamheden
Lager 1 controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Lager vervangen. x
Demperpakkingen 2 van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
B00961-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling A te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenzijde van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
WIELEN, BANDEN 91
» Als de speling A groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Werkzaamheden achteraf
Achterwiel monteren. x ( pag. 87)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 59)
Kettingspanning controleren. ( pag. 63)
12.6Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
WIELEN, BANDEN 92
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
WIELEN, BANDEN 93
Banden vervangen.
12.7Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
ELEKTRONICA 94
13.1Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 60)
B00962-10
Hoofdwerk
Minkabel 1 van de accu loskoppelen.
ELEKTRONICA 95
B00963-10
Pluspoolafdekking 2 verwijderen.
Pluskabel 3 van de accu loskoppelen.
Rubberband 4 losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
13.2Accu monteren x
B00963-11
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten in de rijrichting wijzen.
Rubberband 1 vasthaken.
Pluskabel 2 op de accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2,2 Nm
Pluspoolafdekking 3 positioneren.
ELEKTRONICA 96
B00962-11
Minkabel 4 op de accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2,2 Nm
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 61)
Tijd instellen. ( pag. 29)
13.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw
KTM-distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
ELEKTRONICA 97
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 60)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
ELEKTRONICA 98
B00964-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 61)
Tijd instellen. ( pag. 29)
ELEKTRONICA 99
13.4Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. De hoofdzekering bevindt zicht onder het bijrijder-
zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 60)
ELEKTRONICA 100
B00965-10
Hoofdwerk
Beschermkappen 1 verwijderen.
Defecte hoofdzekering 2 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 150)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
Beschermkappen 1 erop steken.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 61)
Tijd instellen. ( pag. 29)
ELEKTRONICA 101
13.5Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydrau-
lische unit van de ABS beveiligd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is beveiligd bevindt zich in het zekeringen-
blok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 60)
B00966-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 1 verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 150)
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 102
B00966-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 2 verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 150)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 61)
13.6Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich rechts onder de brandstoftank.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
B00967-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Afdekking 2 verwijderen.
ELEKTRONICA 103
B00968-10
Zekeringenblokdeksel 3 openen.
B00969-01
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Borging 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, klok, (EFI-besturingsunit),
alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, (EFI-besturingsunit)
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (continu plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
ELEKTRONICA 104
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 150)
Zekering (75011088015) ( pag. 150)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
B00967-10
Afdekking 2 positioneren.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
ELEKTRONICA 105
13.7Koplampkap met koplamp demonteren
B00972-10
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Schroeven 1 verwijderen.
B00977-10
Koplampkap naar voren zwenken.
Stekker 2 loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
ELEKTRONICA 106
13.8Koplampkap met koplamp monteren
B00977-11
Stekker 1 aansluiten.
B00972-11
Koplampkap positioneren.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Werking van de lampen controleren.
13.9Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 107
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
B00973-10
Hoofdwerk
Stekker 1 loskoppelen.
Rubberkap 2 verwijderen.
B00974-10
Beugel 3 losmaken.
Lamp 4 verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 150)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsparingen in de groeven grijpen.
Beugel 3 vastzetten.
ELEKTRONICA 108
B00973-10
Rubberkap 2 monteren.
Stekker 1 erin steken.
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
13.10Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
B00975-10
Hoofdwerk
Kabeldoorvoer 1 en fitting van het zijlicht 2 voorzichtig uit het huis trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 150)
Fitting 2 met lamp voorzichtig in het huis positioneren.
Kabeldoorvoer 1 monteren.
ELEKTRONICA 109
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
13.11Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
B00981-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat 1 verwijderen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 150)
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vastklikt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
ELEKTRONICA 110
13.12Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand B onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
Voertuig op een afstand A loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte koplamp dimlicht instellen.
13.13Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Werkzaamheden vooraf
Koplampstand controleren. ( pag. 110)
ELEKTRONICA 111
B00976-10
Hoofdwerkzaamheden
Door schroef 1 te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien tegen de klok in verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien met de klok
mee versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
KOELSYSTEEM 112
14.1Koelsysteem
B00980-10
Door de waterpomp 1 in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop 2. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
100167-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator 4 die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
14.2Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 113
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B01001-10
Hoofdwerkzaamheden
Radiateurdop 1 en dop 2 van het vaste reservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN markering liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddel tot de MIN markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 158)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 159)
KOELSYSTEEM 114
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 117)
Dop 2 op het vaste reservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 158)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 159)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 117)
Radiateurdop 1 monteren.
14.3Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 115
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
B00982-10
Hoofdwerkzaamheden
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1 controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN markering liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Dop van het vaste reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MIN markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 158)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 159)
Dop van het vaste reservoir monteren.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
KOELSYSTEEM 116
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 117)
14.4Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 117
B00984-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
14.5Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
B00983-11
Radiateurdop 1 verwijderen.
KOELSYSTEEM 118
B00985-10
Ontluchtingsschroef 2 verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef 2 monteren en vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 158)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 159)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop 1 monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 114)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen tot het 5de balkje van de temperatuurindicatie
brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 114)
MOTOR AFSTELLEN 119
15.1Motorkarakteristiek instellen
Werkzaamheden vooraf
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 60)
B00966-12
Hoofdwerkzaamheden
MapSelect schakelaar met houder 1 van de steunplaat trekken.
MapSelect schakelaar uit de houder trekken.
B00971-10
Stelwiel draaien, tot het gewenste cijfer tegen markering 2 ligt.
MapSelect schakelaar op Soft instellen.
Stelwiel op positie 1 instellen.
Soft gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
MapSelect schakelaar op Advanced instellen.
Stelwiel op positie 2 instellen.
Advanced gehomologeerd vermogen met zeer directe respons
MapSelect schakelaar op Standaard instellen.
Stelwiel op positie 3, 4, 5, 6, 7, 8 9 of 0 instellen.
Standaard gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde respons
MapSelect schakelaar in de houder positioneren.
MapSelect schakelaar met houder op de steunplaat schuiven.
Werkzaamheden achteraf
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 61)
MOTOR AFSTELLEN 120
15.2Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de bovenkant
van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 120)
15.3Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
B00996-10
Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 121
B00997-10
Vertanding A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
222
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 122
16.1Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
B00987-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 123
B00988-10
Schroeven 2 verwijderen. Oliefilterdeksel 3 met keerring verwijderen.
Oliefilter 4 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B00990-10
Schroeven 5 verwijderen. Oliefilterdeksel 6 met keerring verwijderen.
Oliefilter 7 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B00991-10
Oliefilter plaatsen.
Keerringen van het oliefilterdeksel oliën. Oliefilterdeksel 3 en 6 monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 124
B00992-10
Sluitschroef 8 met oliezeef 9 en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B00993-10
Sluitschroef bk met oliezeef bl en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B01002-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef 8 met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 125
B00994-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef bk met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef met magneet en pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
B00995-10
Olievulschroef bm met keerring op het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 159)
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 159)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 126
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 126)
16.2Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
Voorwaarden
Motor is warm.
B00986-01
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen het midden en de bovenkant van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 126)
16.3Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 127
B00995-11
Hoofdwerk
Olievulschroef 1 met keerring op het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 159)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 159)
Info
Het mengen van verschillende soorten olie wordt afgeraden omdat de motorolie
dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef 1 met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 126)
REINIGING, ONDERHOUD 128
17.1Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 162)
Info
Warm water met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
spons gebruiken voor het reinigen van het voertuig.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 129
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt en
daarbij ook de remmen gebruiken.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijk plekken van de
motor en de remmen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 62)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 162)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 161)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof
oppervlakken ( pag. 162)
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 162)
REINIGING, ONDERHOUD 130
17.2Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
maatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water gereinigd en goed gedroogd worden.
Motor, achterbrug en alle andere glimmende of verzinkte onderdelen (met uitzondering
van de remschijven) met antiroestmiddel op wasbasis behandelen.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven komen, omdat hierdoor de rem-
werking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 62)
STALLING 131
18.1Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Probeer de brandstoftank zoveel mogelijk leeg te rijden, zodat u hem met verse brand-
stof kunt vullen als u weer gaat rijden.
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 122)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
Bandenspanning controleren. ( pag. 93)
Accu demonteren. x ( pag. 94)
Accu laden. x ( pag. 96)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen.
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 59)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 58)
STALLING 132
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
18.2Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 58)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 59)
Accu laden. x ( pag. 96)
Accu monteren. x ( pag. 95)
Tijd instellen. ( pag. 29)
Brandstof tanken. ( pag. 53)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 43)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 133
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 44)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 96)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 99)
Geen massaverbinding aanwezig. Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de koppe-
lingshendel aangetrokken is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 44)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet aangesloten
Koppeling van de brandstofslangverbinding aan-
sluiten.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Bij starten gashendel bediend Bij starten GEEN gasgeven
Werkstappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 44)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter uitbouwen. x
Luchtfilter monteren. x
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstofdruk controleren. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
FOUTEN OPSPOREN 134
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen MapSelect schakelaar versteld Motorkarakteristiek instellen. ( pag. 119)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 114)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 116)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 117)
Geknikte of beschadigde radiateurslang
Radiateurslang vervangen. x
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Defect in het ventilatiesysteem van de
radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controleren. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
N Controlelampje stationair brandt niet
wanneer de versnelling in vrij staat
Versnellingssensor niet geprogram-
meerd
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 53)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 101)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool. x
FOUTEN OPSPOREN 135
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 126)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 122)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Richtingaanwijzer, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd instellen. ( pag. 29)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van de
motorfiets niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 96)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Er wordt niets weergegeven op de dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd instellen. ( pag. 29)
KNIPPERCODE 136
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor omgevingslucht - ingangsignaal te laag
Druksensor omgevingslucht - ingangsignaal te hoog
KNIPPERCODE 137
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor - ingangsignaal laag
Hellinghoeksensor - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
22 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingssensor - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE 138
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
27 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
39 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 2, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te hoog
KNIPPERCODE 139
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
54 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Secundair luchtventiel - onderbreking/kortsluiting met massa
Secundair luchtventiel - kortsluiting met plus
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
65 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout E²PROM fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
82 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
83 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor - ingangsignaal te hoog
KNIPPERCODE 140
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
84 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
85 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
86 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit B - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
87 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
88 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout DBW regelklepstand - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE 141
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
89 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout DBW terugzetveer regelklep - fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
90 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang
Voorwaarde voor fout DBW intern spanningshoofdrelais - niet-actief klemt
DBW intern spanningshoofdrelais - actief klemt
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
92 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout DBW driver - fout
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
93 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Motorelektronica KHRS - fout in coprocessor
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
94 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout - fout A
KNIPPERCODE 142
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
95 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout - fout B
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
96 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Systeemspanning - ingangsignaal te laag
Systeemspanning - ingangsignaal te hoog
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 143
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 690 cm³
Slag 84,5 mm
Boring 102 mm
Compressie 12,6:1
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar, aandrijving door ket-
ting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud 0,07… 0,13 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
Koppeling APTC™ antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 144
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 224 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR8BI-9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Stationair toerental 1.550… 1.650 1/min
Starthulp E-starter, automatische decompressor
21.1Vulhoeveelheid - motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 159)
Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 159)
21.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 158)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 159)
AANHAALMOMENTEN MOTOR 145
Sluitschroef olieboring EJOT 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef membraanborging M3 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar
drijfstanglagersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Schroef dekplaat voor olieretourgelei-
ding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5x25 6 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5x16 6 Nm
Schroef oliepompdeksel boven M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontluchtingsdop aan klepdop M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3… 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef axiale zekering van de nokkenas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6x25 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6x25 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorvoerboring
kettingschacht)
M6x25 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef geledingsrail distributieketting M6x30 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
AANHAALMOMENTEN MOTOR 146
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliepompdeksel onder M6 10 Nm
Schroef spanrail distributieketting M6x30 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tuimelaar M6x30 12 Nm
Schroef vergrendelingshendel M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
222
Schroef versnellingsvergrendeling M6x30 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6x30 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6x15 10 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasborging M8 20 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Loctite
®
243™
AANHAALMOMENTEN MOTOR 147
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, begin-
nen met de achterste schroef
op de kettingkast.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef olieboring M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef olieboring voor oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op cilin-
derkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef olieboring M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm
Loctite
®
243™
AANHAALMOMENTEN MOTOR 148
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M20x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 149
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357 ROMA
Schokdemper WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Veerweg
vooraan 135 mm
achteraan 135 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw met vier zuigers,
remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 150
Wielstand 1.466±15 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Afstand van bodem, onbelast 192 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 149,5 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Accu CBTX9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
23.1Lampen
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 151
Nummerplaatverlichting LED
23.2Banden
Banden voor Banden achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Michelin Pilot Power
160/60 ZR 17 M/C 69W TL
Michelin Pilot Power
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23.3Vulhoeveelheid - brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 158)
Brandstofreserve ca. 3,2 l
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 152
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.19
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357 ROMA
Voorvorklengte 816±3 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 160)
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 153
Artikelnummer schokdemper 01.18.7L.19
Schokdemper WP Suspension 4618 met ProLever omkering
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45… 50 mm
Inbouwlengte 365 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 154
Schroef gecombineerd instrument EJOT 1 Nm
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroef koplampkap EJOT 1 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bevestiging lichtschakelaar en
noodstopschakelaar
M5 3,5 Nm
Schroef brandstofpomp M5 4 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef drukregelaar M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef kunststofklem van de remkabel
op de voorvork
M5 2 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef trapvlak rempedaal M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Bout koplampkap M6 6,3 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 2,2 Nm
Schroef afdekking achterlicht M6 8 Nm
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klem uitlaatpijp M6 8 Nm Koperpasta
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 155
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van achter-
wielrem
M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite
®
222
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8
Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging M8 25 Nm
Schroef greep M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf vooraan M8 30 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 156
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef uitlaatsysteem M8 25 Nm
Schroef veerhouder aan zijstandaardcon-
sole
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verbindingshouder motorhouder
voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder vooraan M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef framearm M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M10 25 Nm
Schroef schokdemper boven M10 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 22 Nm
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer bochtstuk aan verbindingshendel M14x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 100 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 157
Schroef balhoofd M20x1,5 40 Nm
Schroef steekas vooraan M24x1,5 45 Nm
Stelring achterbruglagers M24x1,5 25 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Balhoofdmoer M28x1 12 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 158
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Volgens
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
GEBRUIKSSTOFFEN 159
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
COOLANT G48
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 163)
SAE ( pag. 163) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Motorex
®
KTM Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 163)
SAE ( pag. 163) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
GEBRUIKSSTOFFEN 160
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
SAE ( pag. 163) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 161
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
HULPSTOFFEN 162
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 163
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 164
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bijrijderzadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133-135
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
INDEX 165
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
weergave koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
weergave GEAr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 39
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 43
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136-142
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX 166
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Motorfiets
met hefbok achteraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
van hefbok achteraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Motorkarakteristiek
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
INDEX 167
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55-56
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154-157
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145-148
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149-151
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143-144
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 102
INDEX 168
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
01/2012 Foto: Mitterbauer
*3211788nl*
3211788nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171

KTM 690 Duke AU 2012 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor