MWE7006 Sensoren registreren en identificeren
83
8 Sensoren registreren en identificeren
De sensoren en de positie ervan moeten door het stuurapparaat geregi-
streerd worden. Ga hiervoor als volgt te werk:
➤ Schakel het contact in.
➤ Zet het voertuig in de achteruitversnelling.
✓ Het stuurapparaat registreert de aangesloten sensoren.
✓ Het display aan het stuurapparaat geeft LE aan.
✓ Uit de luidspreker weerklinken meermaals korte akoestische signalen.
Als de registratie afgesloten is, knippert de indicatie LE op het display. Nu
moeten de sensoren door het stuurapparaat geïdentificeerd worden.
➤ Plaats het voertuig zodanig dat rondom minstens 1,5 m plaats blijft, zodat
de sensoren geen hindernissen kunnen raken.
➤ Schakel het contact uit en weer in.
➤ Zet het voertuig in de achteruitversnelling.
➤ Druk beide toetsen aan het stuurapparaat samen langer dan
drie seconden in.
✓ Het stuurapparaat registreert de aangesloten sensoren.
Als de registratie afgesloten is, weerklinkt een lang signaal uit de luidspreker.
Nu moeten de sensoren door het stuurapparaat geïdentificeerd worden.
Het display toont een looplicht en uit de luidspreker weerklinken meermaals
korte akoestische signalen.
➤ Ga overeenkomstig uw gekozen montage-alternatief (afb. 6) als volgt te
werk:
– Alternatief A: gebruik een ca. 0,5 m² groot object (bijv. een stevig
karton) en ga de sensoren 1 tot 6 na elkaar af (afb. b A)
– Alternatief B en C: ga van de bestuurdersdeur uit rond het voertuig van
de eerste tot de laatste sensor (afb. b B en C).
✓ De luidspreker bevestigt elke herkende sensor met een kort signaal.
Als de identificatie afgesloten is, weerklinkt een lang signaal uit de luid-
spreker.