KTM 500 EXC-F 2021 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2021
450 EXCF
450 EXCF Six Days
500 EXCF
500 EXCF Six Days
500 XCFW
Artikelnr. 3214226nl
BESTE KTM KLANT,
*3214226nl*
3214226nl
06/2020
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 14)
Sleutelnummer (alle EU-modellen) ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen
echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2020 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
450 EXCF EU (F8403U9)
450 EXCF Six Days EU (F8403U2)
500 EXCF EU (F8503U9)
500 EXCF Six Days EU (F8503U2)
500 XCF-W US (F8575U1)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatering......................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 9
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................. 10
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 11
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Sleutelnummer (alle EU-modellen) .... 14
5.4 Motornummer.................................. 14
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Uitschakelknop................................ 16
6.5 Claxonknop (alle EU-modellen).......... 17
6.6 Lichtschakelaar (alle EU-modellen).... 17
6.7 Lichtschakelaar (XCFW)................... 17
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar
(alle EU-modellen)........................... 18
6.9 Noodstopschakelaar ......................... 18
6.10 Startknop ........................................ 18
6.11 Combinatieschakelaar (EXCF
Six Days EU, XCFW)........................ 19
6.12 Overzicht controlelampjes................. 19
6.13 Overzicht controlelampjes (XCFW) .... 20
6.14 Tankdop openen .............................. 20
6.15 Tankdop sluiten ............................... 21
6.16 Koude-startknop .............................. 21
6.17 Regelschroef stationair toerental........ 22
6.18 Versnellingshendel ........................... 22
6.19 Rempedaal...................................... 23
6.20 Zijstandaard .................................... 23
6.21 Stuurslot (alle EU-modellen) ............. 23
6.22 Stuur vergrendelen
(alle EU-modellen)........................... 24
6.23 Stuur ontgrendelen
(alle EU-modellen)........................... 24
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 25
7.1 Gecombineerd instrument-overzicht... 25
7.2 Activering en test............................. 25
7.3 Kilometer of mijl instellen................. 25
7.4 Gecombineerd instrument instellen.... 26
7.5 Tijd instellen ................................... 27
7.6 Rondetijd opvragen .......................... 27
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) .... 28
7.8 Weergavemodus SPEED/H
(bedrijfsuren)................................... 28
7.9 Setupmenu ..................................... 29
7.10 Meeteenheid instellen ...................... 29
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)..... 30
7.12 Tijd instellen ................................... 30
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP
(rondetijd)....................................... 31
7.14 Rondetijd opvragen .......................... 31
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO
(odometer) ...................................... 32
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) .................................. 32
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) .................................. 33
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen.............. 33
7.19 Weergavemodus SPEED/A1
(gemiddelde snelheid 1) ................... 34
7.20 Weergavemodus SPEED/A2
(gemiddelde snelheid 2) ................... 34
7.21 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1)............................... 35
7.22 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2)............................... 35
7.23 Functieoverzicht .............................. 35
7.24 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid .............................. 37
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 38
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 38
8.2 Motor inrijden.................................. 39
8.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 40
INHOUDSOPGAVE
3
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 40
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 40
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 41
8.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 42
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 42
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 43
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 44
9.2 Voertuig starten ............................... 44
9.3 Tractiecontrole activeren (EXCF
Six Days EU, XCFW)........................ 45
9.4 Beginnen met rijden......................... 46
9.5 Schakelen, rijden ............................. 46
9.6 Afremmen ....................................... 46
9.7 Stoppen, parkeren............................ 47
9.8 Transporteren .................................. 48
9.9 Brandstof tanken ............................. 48
10 SERVICESCHEMA....................................... 50
10.1 Extra informatie ............................... 50
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 50
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 51
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 53
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 53
11.2 Ingaande demping schokdemper ....... 53
11.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 53
11.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 54
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 55
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 55
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 56
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 56
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 57
11.10 Dynamische veerweg instellen ....... 58
11.11 Basisinstelling voorvork controleren ... 58
11.12 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.13 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen ... 60
11.15 Stuurstand ...................................... 61
11.16 Stuurstand instellen ..................... 61
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 64
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 64
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 64
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 65
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 65
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 66
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 66
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 67
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF EU, XCFW) .......................... 68
12.10 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF Six Days EU) ........................ 69
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF EU, XCFW) .......................... 70
12.12 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF Six Days EU) ........................ 72
12.13 Speling balhoofdlager controleren...... 74
12.14 Speling balhoofdlager instellen
(EXCF EU, XCFW) .......................... 74
12.15 Speling balhoofdlager instellen
(EXCF Six Days EU) ........................ 75
12.16 Balhoofdlager smeren ................... 76
12.17 Spatbord voor demonteren ................ 76
12.18 Spatbord voor monteren.................... 77
12.19 Schokdemper demonteren ............. 78
12.20 Schokdemper monteren ................ 78
12.21 Zadel verwijderen............................. 78
12.22 Zadel monteren................................ 79
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 79
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 80
12.25 Luchtfilter demonteren ................. 81
12.26 Luchtfilter monteren ..................... 81
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 82
12.28 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 82
12.29 Einddemper demonteren................... 83
12.30 Einddemper monteren ...................... 83
12.31 Spark-arrestor reinigen (XCFW) ..... 83
12.32 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 85
12.33 Brandstoftank demonteren ............ 86
12.34 Brandstoftank monteren ................ 87
12.35 Kettingvervuiling controleren............. 89
12.36 Ketting reinigen ............................... 89
12.37 Kettingspanning controleren ............. 90
12.38 Kettingspanning instellen ................. 91
12.39 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 92
12.40 Frame controleren ........................ 95
INHOUDSOPGAVE
4
12.41 Achterbrug controleren .................. 95
12.42 Gaskabelplaatsing controleren........... 95
12.43 Rubberen stuurcovers controleren...... 96
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 96
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 97
12.46 Vloeistof van de hydraulische
koppeling verversen ...................... 98
12.47 Motorbescherming demonteren
(EXCF Six Days EU, XCFW) ............. 99
12.48 Motorbescherming monteren (EXCF
Six Days EU, XCFW)........................ 99
13 REMSYSTEEM.......................................... 100
13.1 Vrije slag remhendel controleren...... 100
13.2 Vrije slag remhendel instellen
(alle EU-modellen)......................... 100
13.3 Uitgangspositie van de remhendel
instellen (XCFW) ........................... 101
13.4 Remschijven controleren................. 101
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 102
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 102
13.7 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 104
13.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................. 104
13.9 Vrije slag rempedaal controleren...... 108
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen .................................... 109
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 110
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 110
13.13 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 111
13.14 Remplaketten van de
achterwielrem vervangen ............. 112
14 WIELEN, BANDEN .................................... 115
14.1 Voorwiel demonteren .................. 115
14.2 Voorwiel monteren ...................... 116
14.3 Achterwiel demonteren ............... 116
14.4 Achterwiel monteren ................... 117
14.5 Bandentoestand controleren............ 119
14.6 Bandenspanning controleren........... 119
14.7 Spaakspanning controleren ............. 120
15 ELEKTRONICA.......................................... 121
15.1 12V-accu demonteren ................. 121
15.2 12V-accu monteren .................... 122
15.3 12V-accu laden .......................... 123
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 125
15.5 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 126
15.6 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 127
15.7 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 128
15.8 Lamp koplamp vervangen ............... 129
15.9 Koplampinstelling controleren......... 129
15.10 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 130
15.11 Knipperlichtlamp vervangen
(alle EU-modellen)......................... 130
15.12 Batterij gecombineerd instrument
vervangen...................................... 131
15.13 Diagnosestekker............................. 132
16 KOELSYSTEEM......................................... 133
16.1 Koelsysteem .................................. 133
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 133
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 134
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 135
16.5 Koelmiddel vullen ...................... 136
16.6 Koelmiddel verversen ..................... 136
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 139
17.1 Speling gaskabel controleren........... 139
17.2 Speling gaskabel instellen ........... 139
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 140
17.4 Mapping wijzigen (EXCF
Six Days EU, XCFW)...................... 141
17.5 Stationair toerental instellen ........ 142
17.6 Smoorkleppositie programmeren...... 143
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 143
17.8 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 144
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 145
18.1 Brandstofzeef vervangen ............. 145
18.2 Motoroliepeil controleren ................ 146
18.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 146
18.4 Motorolie bijvullen ......................... 149
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 150
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 150
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 151
20 STALLING ................................................ 152
20.1 Stalling......................................... 152
20.2 Inbedrijfname na stalling................ 153
21 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 154
INHOUDSOPGAVE
5
22 KNIPPERCODE ......................................... 157
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 159
23.1 Motor............................................ 159
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 160
23.3 Vulhoeveelheden............................ 161
23.3.1 Motorolie .................................. 161
23.3.2 Koelmiddel ............................... 161
23.3.3 Brandstof.................................. 161
23.4 Chassis ......................................... 162
23.5 Elektronica.................................... 163
23.6 Banden......................................... 163
23.7 Voorvork........................................ 163
23.8 Schokdemper ................................ 164
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 165
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 167
25 HULPSTOFFEN......................................... 169
26 NORMEN ................................................. 171
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 172
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 173
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 174
29.1 Gele of oranje pictogrammen........... 174
29.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 174
INDEX ............................................................. 175
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EU-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op
de openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten tra-
jecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(XCFW)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij recreatief offroad-gebruik kan
weerstaan.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig voldoet aan de emissievoorschriften voor offroad-motorfietsen van de staat Californië en de
Environmental Protection Agency.
Dit voertuig is niet bestemd voor races op afgesloten trajecten of voor gebruik in motorcrosses.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
(XCFW)
Een deel van het toebehoren of een gemodificeerd deel moet voldoen aan de geldende ARB-standaards ter
begrenzing van de verdampingsemissies. Overtredingen van deze bepaling kunnen leiden tot civiel- en/of
strafrechtelijke sancties.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote
®
) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V01746-10
1
Koppelingshendel ( pag. 16)
2
Tankdop
3
Deksel luchtfilterbak
4
Zijstandaard ( pag. 23)
5
Motornummer ( pag. 14)
6
Versnellingshendel ( pag. 22)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V01747-10
1
Uitschakelknop ( pag. 16)
1
Claxonknop ( pag. 17) (alle EU-modellen)
1
Lichtschakelaar ( pag. 17) (alle EU-modellen)
1
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 18) (alle EU-modellen)
2
Startknop ( pag. 18)
3
Noodstopschakelaar ( pag. 18)
4
Gashendel ( pag. 16)
5
Remhendel ( pag. 16)
6
Artikelnummer voorvork ( pag. 15)
7
Rempedaal ( pag. 23)
8
Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
V01808-10
(alle EU-modellen)
Het typeplaatje Europa
1
is op het balhoofd vooraan aange-
bracht.
Het typeplaatje Australië
2
is op de borstbuis vooraan aange-
bracht.
5.3 Sleutelnummer (alle EU-modellen)
402247-10
Het sleutelnummer
1
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleu-
telhanger.
5.4 Motornummer
H00940-10
Het motornummer
1
in de linkerkant van de motor achter de ver-
snellingshendel gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
H02222-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
E00817-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
E01205-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
E01206-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
S01302-10
(alle EU-modellen)
De uitschakelknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
E00821-10
(XCFW)
De uitschakelknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Claxonknop (alle EU-modellen)
S01303-10
De claxonknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.6 Lichtschakelaar (alle EU-modellen)
S01307-10
De lichtschakelaar
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand.
In deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht
ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is tegen de klok in
gedraaid. In deze stand zijn het groot licht en het ach-
terlicht ingeschakeld.
6.7 Lichtschakelaar (XCFW)
V01748-10
De lichtschakelaar
1
bevindt zich links naast het gecombineerde
instrument.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In
deze stand is het licht uitgeschakeld.
Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In
deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.8 Richtingaanwijzerschakelaar (alle EU-modellen)
S01304-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar is naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar is naar rechts geschakeld.
6.9 Noodstopschakelaar
V01749-10
(alle EU-modellen)
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en
een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
6.10 Startknop
V01749-11
(alle EU-modellen)
De startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
V01750-10
(XCFW)
De startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt in deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.11 Combinatieschakelaar (EXCF Six Days EU, XCFW)
H02887-01
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 STANDARD Bij brandende led 1 is
STANDARD Mapping geactiveerd.
1TC STANDARD met TC Bij brandende leds 1 en TC is
STANDARD Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
2 ADVANCED Bij brandende led 2 is ADVANCED Map-
ping geactiveerd.
2TC ADVANCED met TC Bij brandende leds 2 en TC is
ADVANCED Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verze-
keringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, ver-
valt de eventuele toelating van het voertuig voor de open-
bare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en
niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar
is gemonteerd.
Met de knop MAP van de combinatieschakelaar kan de motorka-
rakteristiek worden gewijzigd.
Bovendien kan via de combinatieschakelaar de tractiecontrole wor-
den geactiveerd.
6.12 Overzicht controlelampjes
V01752-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht
is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.13 Overzicht controlelampjes (XCFW)
V01751-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Stoppen en contact opnemen met een geau-
toriseerde KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
6.14 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
K01334-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.15 Tankdop sluiten
K01334-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgren-
delknop
1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knik-
ken leggen.
6.16 Koude-startknop
H02253-10
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elek-
tronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoe-
veelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de
motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgela-
ten of de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de
uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aan-
slag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.17 Regelschroef stationair toerental
H02254-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental lager.
6.18 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e
versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.19 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.20 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
1
is aan de linker voertuigzijde aangebracht.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opge-
klapt en met de rubberband
2
zijn vastgezet.
6.21 Stuurslot (alle EU-modellen)
S01311-10
Het stuurslot
1
is aan de linkerkant van het balhoofd aange-
bracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en
rijden is dan niet meer mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.22 Stuur vergrendelen (alle EU-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 170)
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot ( pag. 23) steken,
naar links draaien, indrukken en naar rechts draaien. Sleutel
voor het stuurslot verwijderen.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
6.23 Stuur ontgrendelen (alle EU-modellen)
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot ( pag. 23) steken,
naar links draaien, uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel
voor het stuurslot verwijderen.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
7.1 Gecombineerd instrument-overzicht
V00799-01
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus
SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
7.2 Activering en test
400313-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van
de knoppen drukt of als het instrument van de wieltoerentalsensor
een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatie-
segmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielomtrek WS
(wheel size) weergegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-
voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde
eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten.
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Indien er gedurende 10 - 12 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.4 Gecombineerd instrument instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen knop is ingedrukt, worden
de instellingen automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie
knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
3 - 5 seconden wachten.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan
worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende
segmenten op dezelfde wijze als de uurweergave worden inge-
steld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Indien er gedurende 15-20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en wordt het setupmenu gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
De knop 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls wordt ontvangen van de wieltoeren-
talsensor, schakelt de linkerkant van het display terug
naar de SPEED-modus.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links
op het display verschijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergege-
ven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Zodra er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de lin-
kerkant van het display naar de SPEED-modus en wordt de
actuele snelheid weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
In de weergavemodus H worden de bedrijfsuren van de motor weer-
gegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de
servicewerkzaamheden.
Als het gecombineerde instrument zich bij het starten in de
weergavemodus H bevindt, wisselt het automatisch naar de
weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
functies.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De knop zo vaak kort indrukken totdat de gewenste
functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar
de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat
naar de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzi-
gingen
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu start, slaat de instellingen op en
wisselt naar H of ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewij-
zigd.
Info
Als er 5 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h weer-
gave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van
de selectie naar het setupmenu
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12
seconden
wachten.
SETUP-menu verlaten
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10
rondetijden worden gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt,
zijn 9 geheugenplaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd,
slaat deze op en de chronometer start de vol-
gende ronde.
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weerge-
geven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand
tussen twee tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1)
gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1
en S1 automatisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de
toets worden ingesteld. Deze functie is praktisch bij ritten op
basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig wor-
den gecorrigeerd met de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 auto-
matisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit het.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechts-
boven op het display verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op
basis van de berekening van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronome-
ter 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste
impuls van de wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de
laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechts-
boven op het display verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op
basis van de actuele snelheid als de chronometer S2 (chronome-
ter 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke
gemiddelde snelheid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechts-
boven op het display verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt
door als een impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de
wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechts-
boven op het display verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op het
display.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
functies.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar
de volgende
indicatie
Geen functie Deactiveert
de knippe-
rende indi-
catie en gaat
naar de vol-
gende indica-
tie
Wisselt naar
de volgende
weergave
zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen
op en wis-
selt naar H of
ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h
weergave
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar
de volgende
weergave,
wisselt van
de selec-
tie naar het
setupmenu
Slaat het
setupmenu
op en sluit
dit menu
Weergavemo-
dus SPEED/CLK
(tijd)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
klok.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar
de volgende
waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemo-
dus SPEED/LAP
(rondetijd)
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Volgende
weergave-
modus
Stopt de
klok.
Start de klok
of stopt de
lopende ron-
detijd, slaat
deze op en
de chrono-
meter start
de volgende
ronde.
Rondetijd
opvragen
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Ronden van
1-10 selecte-
ren
Geen functie Volgende
rondetijd
oproepen.
Weergavemo-
dus SPEED/ODO
(odometer)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende
weergave-
modus
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
TR2 (tripmas-
ter 2) instellen
Verhoogt
waarde TR2.
Verhoogt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Slaat het
setupmenu
op en sluit
het.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/A1
(gemiddelde
snelheid 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/A2
(gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S1
(chronome-
ter 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S2
(chronome-
ter 2)
Weergave
van S2 en A2
worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFSTELLING
38
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
INBEDRIJFSTELLING 8
39
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 96)
(alle EU-modellen)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 100)
(XCFW)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 101)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 109)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 144)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt, moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig
en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 120)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 39)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8 INBEDRIJFSTELLING
40
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5
seconden de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden
wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de ontstane
warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
lithium-ion-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet
defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het start-
vermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of mod-
derig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 82)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 40)
Rijden op nat zand. ( pag. 41)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 42)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 42)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 43)
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
102136-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 8
41
102138-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 170)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 170)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8 INBEDRIJFSTELLING
42
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 150)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Radiateurlamellen reinigen.
INBEDRIJFSTELLING 8
43
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 146)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 102)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 110)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 104)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 111)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 89)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 92)
Kettingspanning controleren. ( pag. 90)
Bandentoestand controleren. ( pag. 119)
Bandenspanning controleren. ( pag. 119)
Spaakspanning controleren. ( pag. 120)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 65)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 64)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
RIJ-INSTRUCTIES 9
45
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard
1
nemen en zijstandaard met
de rubberband
2
borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de vol-
gende startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Tractiecontrole activeren (EXCF Six Days EU, XCFW)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de eventuele toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatiescha-
kelaar is gemonteerd.
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij
natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
een lage hechting doordraaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
H02885-01
Toets TC indrukken om de tractiecontrole in of uit te schake-
len.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC led brandt, als de tractiecontrole geactiveerd is.
9 RIJ-INSTRUCTIES
46
9.4 Beginnen met rijden
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshen-
del vrijgeven en gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voordat u terugschakelt, remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Regelmatig of langdurig slippen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het
koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
RIJ-INSTRUCTIES 9
47
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnel-
ling afhankelijk van de snelheid.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug, maar overbelast de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet overver-
hit.
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9 RIJ-INSTRUCTIES
48
9.8 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 9
49
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 20)
401226-10
Brandstoftank maximaal tot maat
A
met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca. (alle EU-
modellen)
9 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 167)
Brandstoftankinhoud
totaal ca. (XCFW)
8,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 167)
Tankdop sluiten. ( pag. 21)
10 SERVICESCHEMA
50
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
12V-accu controleren en opladen.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 104)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 111)
Remschijven controleren. ( pag. 101)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 108)
Frame controleren. ( pag. 95)
Achterbrug controleren. ( pag. 95)
Achterbruglager op speling controleren.
Schokdemper-zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 119)
Bandenspanning controleren. ( pag. 119)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 120)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 92)
Kettingspanning controleren. ( pag. 90)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 97)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 102)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 100)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 146)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
SERVICESCHEMA 10
51
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 133)
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 82)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 85)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 145)
Brandstofdruk controleren.
Stationair toerental controleren.
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Inlaatmembraan controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 135 bedrijfsuren
om de 70 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 48 maanden
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 98)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 76)
Spark-arrestor reinigen.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Brandstoffilter vervangen.
Koelmiddel verversen. ( pag. 136)
10 SERVICESCHEMA
52
om de 135 bedrijfsuren
om de 70 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 48 maanden
om de 12 maanden
Motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Bougie
en bougiedop vervangen. Zuigers vervangen. Cilinder controleren/opmeten. Cilin-
derkop controleren. Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen. Nokkenas,
tuimelaar en tuimelaarassen controleren. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap ver-
vangen. Radiale keerring van de waterpomp vervangen. Transmissie en versnelling
controleren. Oliedrukregelklep controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en
smeersysteem controleren. Distributie controleren. Distributieketting vervangen. Alle
motorlagers vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 11
53
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
11.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
11 CHASSIS AFSTELLEN
54
K01335-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
K01341-10
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
55
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00331-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Veerwegmal-pen (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11 CHASSIS AFSTELLEN
56
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 55)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 37 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 57)
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 55)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 58)
CHASSIS AFSTELLEN 11
57
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 78)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11 CHASSIS AFSTELLEN
58
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 78)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
60 … 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
63 … 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
66 … 72 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 56)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 56)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 55)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net
als bij de schokdemper door de veervoorspanning worden
gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemon-
teerd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
CHASSIS AFSTELLEN 11
59
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
S03471-10
Wit stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vork-
poot COM (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
V01753-10
Rood stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COM (wit stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN
60
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V01755-10
Hoofdwerk
De T-handvatten
1
tot de aanslag tegen de klok in draaien.
De markering +0 staat op een lijn met de rechter vleugel.
Info
De instelling alleen handmatig uitvoeren. Geen gereed-
schap gebruiken.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
De T-handvatten met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
De T-handvatten vergrendelen op de getalswaarden voel-
baar.
Info
De veervoorspanning alleen op de getalswaarden instel-
len, omdat de voorspanning tussen de getalswaarden
niet vergrendelt.
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen
invloed op de instelling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning
altijd ook de uitgaande demping worden verhoogd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
CHASSIS AFSTELLEN 11
61
11.15 Stuurstand
M00993-10
(EXCF EU, XCFW)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand borin-
gen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand borin-
gen
B
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd.
M00987-10
(EXCF Six Days EU)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand borin-
gen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand borin-
gen
B
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd.
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
62
M00993-11
(EXCF EU, XCFW)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
CHASSIS AFSTELLEN 11
63
M00987-11
(EXCF Six Days EU)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan weg-
rollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
1
met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opge-
klapt en met de rubberband zijn vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402556-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 65)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 170)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 66)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
V00332-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen en linker voor-
vorkprotector eraf halen.
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen en rechter
voorvorkprotector eraf halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 115)
K00545-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
V01756-10
(EXCF EU, XCFW)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
V01784-10
(EXCF Six Days EU)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren
402556-10
Hoofdwerk
(EXCF EU, XCFW)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositi-
oneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groe-
ven in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde
groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
V01756-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 15 Nm
402556-10
(EXCF Six Days EU)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositi-
oneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groe-
ven in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde
groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
V01784-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
K00546-10
Remzadel positioneren, schroeven
4
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 116)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF EU, XCFW)
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 115)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
V01785-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroef
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
V01757-10
Keerring
3
en beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF Six Days EU)
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 115)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
V01787-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V01788-10
Keerring
3
en beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
12.11 Onderste kroonplaat monteren (EXCF EU, XCFW)
B01605-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 170)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
V01785-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
V01791-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
V01790-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
V01789-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Schroef
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
V01790-11
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
V01792-10
Remzadel positioneren, schroeven
9
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 77)
Voorwiel monteren. ( pag. 116)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.12 Onderste kroonplaat monteren (EXCF Six Days EU)
B01604-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 170)
Onderste kroonplaat met vorkbuis positioneren. Bovenste bal-
hoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
2
en keerring
3
monteren.
V01787-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
V01791-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COM (wit stelele-
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
V01793-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
V01794-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
V01793-11
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
V01792-10
Remzadel positioneren, schroeven
9
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 77)
Voorwiel monteren. ( pag. 116)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
12.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
(EXCF EU, XCFW)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 74)
(EXCF Six Days EU)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 75)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
(EXCF EU, XCFW)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 74)
(EXCF Six Days EU)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 75)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.14 Speling balhoofdlager instellen (EXCF EU, XCFW)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
K01336-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.15 Speling balhoofdlager instellen (EXCF Six Days EU)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V01795-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
12.16 Balhoofdlager smeren
H02387-01
(EXCF EU, XCFW)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 68)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 70)
(EXCF Six Days EU)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 69)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 72)
12.17 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU, XCFW)
Schroeven
1
verwijderen.
V00341-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
K00576-10
(EXCF Six Days EU)
Schroeven
1
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
S01321-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.18 Spatbord voor monteren
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU, XCFW)
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V00341-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
K00576-10
(EXCF Six Days EU)
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S01321-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
12.19 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
K01337-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
12.20 Schokdemper monteren
K01337-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
opzij duwen en schokdemper positione-
ren. Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Info
Het zwenklager voor de schokdemper van de achterbrug
is gecoat met teflon. Het mag noch met vet noch met
andere smeermiddelen worden gesmeerd. Smeermidde-
len lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur
drastisch wordt verkort.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.21 Zadel verwijderen
S03480-10
Schroef
1
aan de linkerzijde verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
79
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven
toe verwijderen.
12.22 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de flensbussen van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
S03480-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
V01759-10
Schroef
1
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
V01759-11
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar voren toe verwijderen.
V01760-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf
trekken en naar voren toe verwijderen.
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren
V01759-12
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
V01759-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 79)
V01760-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
81
12.25 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
K01338-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.26 Luchtfilter monteren
H02459-01
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
V01761-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Onderste borgpen met bevestigingsklem
2
vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 81)
F01027-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 169)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 169)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 81)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12.28 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
S03499-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
83
12.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
K01339-10
(alle EU-modellen)
Veer
1
losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven
2
verwijderen en einddemper met katalysator
verwijderen.
(XCFW)
Veer
1
losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven
2
verwijderen en einddemper verwijderen.
12.30 Einddemper monteren
S02101-10
(alle EU-modellen)
Katalysator in de einddemper positioneren.
K01339-11
Einddemper plaatsen. Schroeven
1
monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Veer
2
vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.31 Spark-arrestor reinigen (XCFW)
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
Info
Na verloop van tijd zetten zich op de vonkenvanger roetdeeltjes af.
Daardoor verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 83)
V01736-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen, eindkap
2
met keerring
3
verwijderen.
Info
Glasvezelvulling niet verwijderen.
Voorzichtig
Gevaar voor de gezondheidRoetdeeltjes irriteren de ogen en slijmvliezen.
Draag een geschikte adem- en oogbescherming bij het reinigen van de de einddemper en het kool-
stoffilter.
Einddemper-huls
4
en zeef
5
van spark-arrestor met perslucht reinigen.
Nieuwe keerring
3
op de eindkap
2
monteren.
Eindkap
2
positioneren. Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 83)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
85
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 83)
V01734-10
Hoofdwerk
(alle EU-modellen)
Schroeven
1
verwijderen.
Eindkap
2
met keerring
3
verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en con-
troleren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
4
in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van
einddemper
M5 7 Nm
V01735-10
(XCFW)
Schroeven
1
verwijderen.
Eindkap
2
met keerring
3
verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en con-
troleren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
4
in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van
einddemper
M5 7 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 83)
12.33 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
V01762-10
Hoofdwerk
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling
2
grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
V01763-10
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofleiding kan nog wat resterende brand-
stof stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
87
V01764-10
(alle EU-modellen)
Schroeven
4
verwijderen.
Claxon met claxonhouder opzij hangen.
V01765-10
(XCFW)
Schroeven
4
verwijderen.
V01766-10
Schroef
5
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
V01767-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 95)
V01767-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
vóór de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
V01766-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V01764-11
(alle EU-modellen)
Claxon met claxonhouder positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V01765-11
(XCFW)
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
89
V01762-11
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 169)
Snelsluitkoppeling
4
in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
12.35 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 89)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
90
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 169)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
91
V00354-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Als de kettingbescherming gemonteerd is moet de ket-
ting minimaal tot de aanslag aan de kettingbescher-
ming
B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 … 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 91)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 90)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
E00330-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 … 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
93
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van
de kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
E00805-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glij-
blok
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
E00806-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Resterende moe-
ren chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
95
12.40 Frame controleren
S01316-10
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.41 Achterbrug controleren
S01317-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
12.42 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 86)
H01695-10
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van
het stuur, boven het brandstoftanklager, naar het smoorklep-
huis gelegd zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de
rubberband van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 87)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
Zadel monteren. ( pag. 79)
12.43 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of
loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
K01340-10
(alle EU-modellen)
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet zoals op de afbeelding zijn gepositio-
neerd.
V01768-10
(XCFW)
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet zoals op de afbeelding zijn gepositio-
neerd.
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
E00842-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
97
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00456-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00456-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
99
K01342-10
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Van de koppelingsnemercilinder de beschermkap verwijderen,
ontluchtingsschroef
5
verwijderen en ontluchtingsspuit
4
monteren.
E01224-10
Vervolgens zoveel vloeistof in het systeem spuiten totdat deze
er door de openingen
6
van de koppelingscilinder weer zon-
der luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.47 Motorbescherming demonteren (EXCF Six Days EU, XCFW)
H01638-10
Schroeven
1
verwijderen en motorbescherming eraf halen.
12.48 Motorbescherming monteren (EXCF Six Days EU, XCFW)
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame haken en vooraan naar
boven zwenken.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM
100
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
K01343-10
(alle EU-modellen)
Remhendel naar het stuur trekken en vrije slag
A
contro-
leren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen.
( pag. 100)
K01344-10
(XCFW)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen.
( pag. 101)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (alle EU-modellen)
K01343-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 100)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich
van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
REMSYSTEEM 13
101
13.3 Uitgangspositie van de remhendel instellen (XCFW)
K01343-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 100)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU, XCFW)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days EU)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
102
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V01775-10
(alle EU-modellen)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 102)
K01345-10
(XCFW)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 102)
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
103
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 104)
V01770-10
Hoofdwerk
(alle EU-modellen)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 REMSYSTEEM
104
V01771-10
(XCFW)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 104)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 104)
13.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
105
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V01772-10
(alle EU-modellen)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de
remzuigers naar achteren te drukken. Erop letten dat er
geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
13 REMSYSTEEM
106
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
E00344-10
Splitpennen
4
verwijderen, bouten
5
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
100397-01
Controleren of het veerblad
6
in het remzadel en de glij-
plaat
7
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en split-
pennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 13
107
V01770-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren. Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
V01773-10
(XCFW)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de
remzuigers naar achteren te drukken. Erop letten dat er
geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
E00344-10
Splitpennen
4
verwijderen, bouten
5
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
13 REMSYSTEEM
108
100397-01
Controleren of het veerblad
6
in het remzadel en de glij-
plaat
7
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en split-
pennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
V01771-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren. Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
REMSYSTEEM 13
109
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 109)
Veer
1
vasthaken.
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
K00563-10
Veer
1
losmaken.
Moer
4
losdraaien en met drukstang
5
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losdraaien en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
5
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhende-
laanslag
M8 20 Nm
Drukstang
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
13 REMSYSTEEM
110
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K01346-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 110)
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
111
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 111)
K01347-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 112)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 112)
13 REMSYSTEEM
112
13.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
REMSYSTEEM 13
113
V01774-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
E00351-10
Splitpennen
3
verwijderen, bouten
4
eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
E00352-10
Controleren of het veerblad
5
in het remzadel en de glij-
plaat
6
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
13 REMSYSTEEM
114
K01347-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 168)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
WIELEN, BANDEN 14
115
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00363-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
V00364-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
116
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00364-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
WIELEN, BANDEN 14
117
V00366-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H03002-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
14 WIELEN, BANDEN
118
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Afstandsbussen erin zetten.
V00367-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
V00368-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 90)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
WIELEN, BANDEN 14
119
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
14 WIELEN, BANDEN
120
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning weg (alle EU-modellen)
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning weg (XCFW)
voor 1,8 bar
achter 1,8 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
ELEKTRONICA 15
121
15.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
V01776-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel van
de 12V-accu loskoppelen.
V01777-10
Startrelais
3
en zekeringenblok
4
van het accuvak trekken
en opzij hangen.
V01778-10
Kabelboom
5
losmaken, de relais
6
loskoppelen en opzij
hangen.
15 ELEKTRONICA
122
V01779-10
Schroef
7
verwijderen en accuvak losmaken.
12V-accu naar boven toe verwijderen.
15.2 12V-accu monteren
V01779-11
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en
met de bevestigingsbeugel
1
vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FPC) ( pag. 163)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V01778-11
De relais
3
monteren en kabelboom
4
vasthaken.
V01777-11
Startrelais
5
en zekeringenblok
6
monteren.
ELEKTRONICA 15
123
V01780-10
Pluskabel met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring
A
moet onder de schroef
7
en de
kabelschoen
8
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking
9
over pluspool schuiven.
Minkabel
bk
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring
A
moet onder de schroef
7
en de
kabelschoen
8
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.3 12V-accu laden
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-
accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
12V-accu demonteren. ( pag. 121)
15 ELEKTRONICA
124
S00863-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-
accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventi-
leerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stof-
fen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inscha-
kelen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van
de lithium-ion-accu
10 … 20 °C
Acculader (79629974000)
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze acculader de 12V-accu
niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage tem-
peraturen langer zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-
ijzerfosfaat-accu’s. De bijgevoegde KTM PowerParts-
handleiding in acht nemen.
ELEKTRONICA 15
125
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 122)
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
V01776-11
Hoofdwerk
Startrelais
1
uit houder trekken.
15 ELEKTRONICA
126
V01781-10
Beschermkappen
2
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
4
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 163)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Beschermkappen erop steken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
V01801-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
(alle EU-modellen)
Zekering 1 10 A - EFI-besturingsapparaat, lambdas-
onde, gecombineerd instrument, combinatieschakelaar
(optioneel), elektronische brandstofinspuiting, diagnose-
stekker, zekering 4
Zekering 2 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achter-
licht, nummerplaatverlichting
Zekering 3 - 10 A - radiateurventilator, claxon, remlicht,
richtingaanwijzer
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
Zekeringen res - 10 A - reservezekering
ELEKTRONICA 15
127
(XCFW)
Zekering 1 10 A - EFI-besturingsapparaat, lambdas-
onde, gecombineerd instrument, combinatieschakelaar
(optioneel), elektronische brandstofinspuiting, diagnose-
stekker, brandstofdamp-terughoudsysteem, zekering 4
Zekering 2 10 A - dimlicht, zijlicht, achterlicht
Zekering 3 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
Zekeringen res - 10 A - reservezekering
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 163)
Zekering (75011088005) ( pag. 163)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
V01782-10
Hoofdwerk
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberbanden
1
losmaken. Koplampkap naar boven schui-
ven en naar voren zwenken.
15 ELEKTRONICA
128
S01328-10
(alle EU-modellen)
Stekkerverbindingen
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
V01802-10
(XCFW)
Stekkerverbinding
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
S01328-11
Hoofdwerk
(alle EU-modellen)
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
V01802-11
(XCFW)
Stekkerverbinding
1
verbinden.
V01782-11
Koplampkap positioneren en met rubberbanden
2
vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
ELEKTRONICA 15
129
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
V01783-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
met de daaronder liggende lampfitting tot de
aanslag tegen de klok in draaien en optillen.
Lampfitting
2
van het positielicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp
3
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1 / sokkel PX43t) ( pag. 163)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot
de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
4
goed zit.
Lampfitting van het positielicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
15.9 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op afstand
A
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
15 ELEKTRONICA
130
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 130)
15.10 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling contro-
leren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de licht-
bundelbreedte van de koplamp gecorrigeerd moet wor-
den.
Schroef
1
vastdraaien.
15.11 Knipperlichtlamp vervangen (alle EU-modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
ELEKTRONICA 15
131
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijde-
ren.
Knipperlichtglas
1
voorzichtig verwijderen.
Oranje kap
2
in de buurt van de uitsteeksels lichtjes samen-
drukken en verwijderen.
Knipperlichtlamp licht in de fitting duwen, ca. 30° tegen de
klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 163)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.12 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 127)
V01807-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
V00371-10
Beschermkap
2
met een munt tot de aanslag tegen de klok
in draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument
3
verwijderen.
Nieuwe batterij gecombineerd instrument plaatsen met het
opschrift naar boven.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 163)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
15 ELEKTRONICA
132
V00372-10
Beschermkap
2
positioneren en met een munt tot de aanslag
met de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument
indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 128)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 25)
Gecombineerd instrument instellen. ( pag. 26)
Tijd instellen. ( pag. 27)
15.13 Diagnosestekker
H00933-12
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het zadel.
KOELSYSTEEM 16
133
16.1 Koelsysteem
V01798-10
(alle EU-modellen)
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen
circulatie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt
geregeld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de
aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
V01799-11
(XCFW)
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen
circulatie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt
geregeld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de
aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Een aanvullende koeling vindt plaats door de radiateurventilator
die afhankelijk van de temperatuur wordt ingeschakeld.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM
134
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 167)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
KOELSYSTEEM 16
135
Koelmiddel ( pag. 167)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 99)
V01798-11
Hoofdwerk
(alle EU-modellen)
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
V01799-10
(XCFW)
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vast-
draaien.
16 KOELSYSTEEM
136
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
H01698-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
1
met het juiste moment is vastge-
draaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
via de radiateurlamellen vullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel
( pag. 167)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming monteren. ( pag. 99)
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
137
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 99)
V01798-11
Hoofdwerk
(alle EU-modellen)
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
V01799-10
(XCFW)
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
H01698-10
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel
( pag. 167)
Radiateurdop
2
monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 134)
16 KOELSYSTEEM
138
Nawerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming monteren. ( pag. 99)
MOTOR AFSTELLEN 17
139
17.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling van de gaskabel
A
bepalen.
Speling van gaskabel 3 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 139)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de
koude-startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terug-
springt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 139)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 139)
17.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 86)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 95)
17 MOTOR AFSTELLEN
140
V01804-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zo draaien dat de koude-startknop terug naar
de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren
wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien dat bij de gashendel de spe-
ling van de gasbowdenkabel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gaskabel 3 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 139)
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
V01758-10
Hoofdwerk
Manchet
1
terugschuiven.
Schroeven
2
en halve schalen
3
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 17
141
102246-10
Gaskabelschijf
4
van de handgreep
5
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De
markering
A
moet bij de markering
B
gepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
V01803-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen
3
positioneren, schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
1
erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 139)
17.4 Mapping wijzigen (EXCF Six Days EU, XCFW)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de eventuele toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatiescha-
kelaar is gemonteerd.
Info
De gewenste motoreigenschap kan via de toets MAP van de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan via de toets TC in elke Mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
17 MOTOR AFSTELLEN
142
H02889-01
STANDARD Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 1 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
STANDARD gecompenseerde respons
H02886-01
ADVANCED Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 2 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
ADVANCED directe respons
17.5 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
H02254-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in
de uitgangspositie. ( pag. 21)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Toerenteller (45129075000)
MOTOR AFSTELLEN 17
143
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toeren-
tal.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toe-
rental.
17.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden gepro-
grammeerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig met stationair toerental laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het
programmeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair
verder laten draaien tot het programmeren afgesloten
is.
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 144)
17 MOTOR AFSTELLEN
144
17.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
145
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V01800-10
Snelsluitkoppeling
1
grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schui-
ven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 169)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
146
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V01805-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie ligt tussen de onderkant
A
en midden
B
van het kijkglas.
»
Als de motorolie niet tot de onderkant
A
van het kijk-
glas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 149)
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Motorolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 99)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
147
H01703-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef
1
met magneet en afdichtring verwijderen.
H01704-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef
A
niet verwijderen.
H01705-10
Sluitschroef
3
met lange oliezeef
4
en keerringen verwijde-
ren.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
H01706-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
H01707-10
Lange oliezeef
4
met keerringen op een pijpsleutel positione-
ren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
148
H01708-10
Sluitschroef
3
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
1
met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
H01709-10
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring ver-
wijderen.
H01710-10
Oliefilter
6
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
H01711-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen
met motorolie.
Nieuw oliefilter in het oliefilterhuis plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met olie-
filterdeksel
7
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Motorfiets opstellen.
H01713-10
Olievulschroef
8
met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie 1,2 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 167)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
149
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(EXCF Six Days EU, XCFW)
Motorbescherming monteren. ( pag. 99)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 146)
18.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
V01806-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
Motorolie tot midden
A
van kijkglas vullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 167)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 146)
19 REINIGING, ONDERHOUD
150
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Om het indringen van water te voorkomen, het uitlaatsysteem
afsluiten.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 169)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 19
151
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 89)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 169)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 170)
(alle EU-modellen)
Stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 170)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als het voertuig ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 150)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het
voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 89)
20 STALLING
152
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 169)
Brandstof tanken. ( pag. 48)
Motorfiets reinigen. ( pag. 150)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 146)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 133)
Bandenspanning controleren. ( pag. 119)
12V-accu demonteren. ( pag. 121)
12V-accu laden. ( pag. 123)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
De motorfiets het beste afdekken met een luchtdoorlatend
dekzeil of een deken. In geen geval mogen hiervoor luchtdichte
materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ont-
snappen en er roest ontstaat.
STALLING 20
153
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12V-accu monteren. ( pag. 122)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 44)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
154
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (startmo-
tor)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 44)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 123)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 125)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 44)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 142)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Ontstekingssysteem defect
Ontstekingssysteem controleren.
Ontstekingskabel in de kabel-
boom versleten, uitschakelknop
of noodstopschakelaar defect
Kabelboom controleren. (visuele con-
trole)
Elektrische installatie controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor start niet Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling contro-
leren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motorvermogen te laag Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 82)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
( pag. 145)
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
155
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motorvermogen te laag Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 85)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling contro-
leren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 48)
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 134)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 135)
Koelmiddel vullen. ( pag. 136)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatie-
systeem
Zekering radiateurventilator controle-
ren.
Zekering 4 controleren.
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Motorfiets stoppen en met behulp van
de knippercode het defecte onderdeel
identificeren.
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 146)
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
156
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 146)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepa-
len.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
Waarden in het gecombineerde
instrument gewist (tijd, chrono-
meter, rondetijden)
De batterij gecombineerd
instrument is leeg
Batterij gecombineerd instrument ver-
vangen. ( pag. 131)
Groot licht, dimlicht, achter-
licht, positielicht en nummer-
plaatverlichting werken niet
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
Claxon, remlicht, richtingaan-
wijzer en radiateurventilator
werken niet
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 126)
KNIPPERCODE 22
157
Info
De knippercodes worden alleen door de niet-gehomologeerde versie van het voertuig weergegeven.
Knippercode controle-
lampje storing
02a Controlelampje storing knippert 2x per seconde
Voorwaarde voor fout Smoorkleppositie programmeren vereist
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Toerentalsensor krukas storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te hoog
22 KNIPPERCODE
158
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te hoog
Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te laag
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
TECHNISCHE GEGEVENS 23
159
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud (alle 450modellen) 449,9 cm³
Cilinderinhoud (alle 500modellen) 510,9 cm³
Slag (alle 450modellen) 63,4 mm
Slag (alle 500modellen) 72 mm
Boorgat 95 mm
Compressieverhouding 12,75:1
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 … 0,17 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Geen lagerbus - zuigerpen met DLC-coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 31:76
Koppeling Meerplaatskoppeling in oliebad, hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:36
2e versnelling 17:32
3e versnelling 19:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:24
6e versnelling 26:21
Dynamo 12 V, 196 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LZMAR8BI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
160
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor de distributie-
kettingspanner
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor tuimelaarsme-
ring
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef toerentalsensor krukas en
kabelhouderplaat
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zuigpompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Bout koppelingscilinder M6 10 Nm
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofdamp-
terughoudsysteem afsluiting
(alle EU-modellen)
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributieketting - span-
rail
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef distributieketting-
uitvalbescherming
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drukpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelbegrenzer M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
161
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Olievernevelaar voor drijfstangla-
gersmering
M6x0,75 2 Nm
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tuimelaarlager M7x1 15 Nm
Afsluitschroef krukasborgschroef M8 10 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M8 8 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10 … 12 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Kraag en schroefdraad geolied
Moer rotor M12x1 60 Nm
Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef SLS M12x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 80 Nm
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,2 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 167)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 167)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(alle EU-modellen)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 167)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
162
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(XCFW)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 167)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP XPLOR 5548
Veerweg
voor 300 mm
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP XPLOR 5746
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU, XCFW)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days EU)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning weg (alle EU-modellen)
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Secundaire overbrenging (alle 450modellen) 14:52 (13:52)
Secundaire overbrenging (500 EXCF EU, 500 EXCF
Six Days EU)
14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (XCFW) 14:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de bodem, onbelast 355 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (450 EXCF EU) 105,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (500 EXCF EU) 105,6 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (450 EXCF
Six Days EU)
106 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (500 EXCF
Six Days EU)
106 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCFW) 109,5 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 23
163
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FPC Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 75011088005 5 A
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp HS1 / sokkel PX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer
(alle EU-modellen)
R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(EXCF EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R M+S TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(XCFW) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT81F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
(EXCF Six Days EU) 90/90 - 21 M/C 54M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
140/80 - 18 M/C 70M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8T.68
Voorvork WP XPLOR 5548
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS
164
Sport 12 klikken
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
Veerlengte met voorspanbus(sen) 477 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 610 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 168)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7T.69
Schokdemper WP XPLOR 5746
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 60 … 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 63 … 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 66 … 72 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 37 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 415 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 168)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
165
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K60x25Z 2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
(alle EU-modellen)
EJOT DELTA PT
®
45x12Z 0,7 Nm
Schroef combinatieschakelaar
(EXCF Six Days EU, XCFW)
EJOT PT
®
K50x18 2 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 2,3 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT
®
K60x23/18 2,5 Nm
Schroef noodstopschakelaar M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor (XCFW)
M5 2,7 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar M5 1 Nm
Schroef richtingaanwijzerschake-
laar
M5 1 Nm
Moer startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting aan brand-
stofpomp
M8 15 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF Six Days EU)
M8 17 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
166
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU, XCFW)
M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU, XCFW)
M8 15 Nm
Schroef console boven M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteun aan frame M8x15 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteun aan motor M8x20 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat
(EXCF Six Days EU)
M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (EXCF
Six Days EU)
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis boven (EXCF EU,
XCFW)
M8 20 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging M8 33 Nm
Loctite
®
2701™
Motorschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 18 Nm
Loctite
®
243™
GEBRUIKSSTOFFEN 24
167
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 171)
SAE ( pag. 171) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 4T
24 GEBRUIKSSTOFFEN
168
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 25
169
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Silicone Spray
25 HULPSTOFFEN
170
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 26
171
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
172
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
LIJST MET AFKORTINGEN 28
173
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN
174
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering
bereikt.
29.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
175
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 53
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 82
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 85
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
spark-arrestor reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
F
Fabrieksgarantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument
batterij gecombineerd instrument vervangen . 131
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
rondetijd opvragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
I
Inbedrijfname
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 38
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 59
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 54
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 53
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
INDEX
176
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157-158
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . 133
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 130
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 97
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
M
Mapping
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68-69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 72
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Opsporen van fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . 154-156
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . 19-20
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . 22
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 101
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 109
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 111
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 112
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . 104
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 104
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100-114
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 110
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 102
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 110
INDEX
177
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 102
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 56
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 56
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 57
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50-52
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Smoorkleppositie
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74-75
Speling van gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152-153
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 165
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 160
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Tractiecontrole
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 59
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 55
Uitschakelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 143
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 144
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 58
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 60
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 161-162
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . 136-137, 161
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148, 161
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
INDEX
178
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 125
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 126
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 40
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
*3214226nl*
3214226nl
06/2020
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181

KTM 500 EXC-F 2021 de handleiding

Type
de handleiding