NL
- 86 -
Let op!
Aan weerskanten moet steeds dezelfde verticu-
teer-diepte worden afgesteld!
0 = rij-/of transportstand
I = verticuteerdiepte 3 mm
II = verticuteerdiepte 7 mm
III = verticuteerdiepte 9 mm
Stroomaansluiting
Het gereedschap kan worden aangesloten op elk
stopcontact van het lichtnet met 230 V wisselstro-
om. Er is echter slechts één veiligheidsstopcon-
tact toegestaan die door een leidingveiligheids-
schakelaar voor 16 A moet worden beveiligd.
Bovendien dient een aardlekschakelaar (RCD)
met max. 30 mA opwaarts te zijn geïnstalleerd.
Aansluitkabel van het toestel
Gebruik voor het toestel enkel intacte aansluitka-
bels. De aansluitkabel van het toestel mag niet
naar welbelieven lang zijn (max. 50m), omdat
anders het vermogen van de elektrische motor
vermindert. De aansluitkabel van het toestel moet
een doorsnede van 3 x 1,5 mm2 hebben. Op
aansluitkabels van verticuteerders doen zich bij-
zonder vaak beschadigingen van de isolatie voor.
Oorzaken daarvoor zijn o.a. :
•
scheuren door overrijden van de kabel
•
platdrukken van de kabel wanneer de aanslu-
itkabel van het toestel onder deuren en ramen
wordt geleid
•
scheuren door veroudering van de isolatie
•
knikplaatsen door onoordeelkundig vastma-
ken of leiden van de aansluitkabel
De aansluitkabel van het toestel moet minstens
van het type H05RN-F en drieaderig zijn. De
benaming van het type moet op de aansluitkabel
van het toestel gedrukt zijn. Koop enkel geken-
merkte aansluitkabels ! Stekkers en stopcontac-
ten van aansluitkabels moeten van rubber zijn en
spatwaterdicht zijn. De aansluitkabels mogen niet
willekeurig lang zijn. Voor vrij lange aansluitkabels
zijn geleiders met een grotere doorsnede vereist.
Aansluitkabels en verbindingskabels moeten re-
gelmatig op schade worden gecontroleerd. Let er
op dat de kabels tijdens de controle stroomloos
zijn. Wind de aansluitkabel van het toestel hele-
maal af. Controleer ook de invoeringen van de
aansluitkabel, op stekkers en stopcontacten, op
knikplaatsen.
6. Bediening
Sluit de aansluitkabel van de verticuteerder aan
op de stekker (fi g. 12, pos. A) en beveilig de aans-
luitkabel d.m.v. de kabelontlastingsklem (fi g. 12,
pos. B).
Om het ongewild aanzetten van de verticuteerder
te voorkomen, is de schuifbeugel (fi g. 12, pos. 5)
voorzien van een tweepuntsschakelaar (fi g. 12,
pos. 2) die moet worden ingedrukt voordat de
schakelhendel (fi g. 12, pos. 1) kan worden inge-
drukt. Als u de schakelhendel loslaat, wordt de
verticuteerder meteen uitgeschakeld.
Voer deze procedure meermaals uit om er zeker
van te zijn dat uw toestel correct werkt. Voordat u
een herstelling of onderhoudswerkzaamheid op
het toestel verricht dient u er zich van te vergewis-
sen dat de messenwals niet draait en het toestel
gescheiden is van het net.
Gevaar!
Open de uitlaatklep nooit terwijl de motor nog
draait. Draaiende messenwals kan leiden tot
lichamelijk gevaar.
Maak de uitlaatklep steeds zorgvuldig vast. De
klep wordt door de trekveer teruggeklapt naar de
“DICHT” positie!
De door de geleidestelen gegeven veiligheid-
safstand tussen het koetswerk en de gebruiker
dient steeds in acht te worden genomen. Tijdens
het verticuteren en veranderen van rijrichting op
bermen en hellingen dient u bijzonder voorzichtig
te werk te gaan. Let op een veilige stand, draag
schoenen met slipvaste zolen en een lange bro-
ek. Verticuteer steeds dwars over de helling.
Hellingen van meer dan 15° mogen om veilig-
heidsredenen niet worden geverticuteerd.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit be-
wegen en trekken van de verticuteerder, struikel-
gevaar!
Instructies omtrent het juist verluchten van-
het gazon
Voor het verticuteren is een overlappende werk-
wijze aan te bevelen.
Om een proper verticuteerpatroon te bereiken
leidt u de verticuteerder in zo recht mogelijke
banen. De banen moeten elkaar overlappen met
enkele centimeters zodat er geen stroken blijven
staan.
Anl_GC_SA_1231_1_SPK9.indb 86Anl_GC_SA_1231_1_SPK9.indb 86 19.03.2018 13:50:4719.03.2018 13:50:47