59.
Verhinder nooit de ventilatie van het apparaat door middel van gordijnen, kranten, dekens of
meubelstukken. De ventilatiegaten moeten altijd vrij zijn. Oververhitting kan schade veroorzaken en
de levensduur van het apparaat verkorten.
Hitte en warmte
Stel het apparaat niet bloot aan direct zonlicht. Zorg ervoor dat het apparaat niet wordt blootgesteld
aan directe hittebronnen zoals verwarmingen en open vuur.
Zorg ervoor dat de ventilatiegaten niet zijn bedekt.
Vocht en reiniging
Dit product is niet waterdicht! Doop de speler niet in water. Voorkom dat de speler met water in
contact komt. Water in het apparaat kan tot ernstige beschadiging leiden. Gebruik geen
schoonmaakmiddelen die alcohol, ammoniak, benzeen of schuurmiddel bevatten aangezien deze
middelen de speler kunnen beschadigen. Om te reinigen, gebruik een zachte, vochtige doek.
Professionele recycling
Batterijen en verpakking horen niet thuis in het huisafval. De batterijen moeten worden ingeleverd bij
een verzamelpunt voor gebruikte batterijen. Verpakkingsmateriaal gescheiden deponeren is goed
voor het milieu.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1. LEES DE INSTRUCTIES - Alle veiligheids- en bedieningsinstructies moeten worden gelezen voordat het
apparaat wordt gebruikt.
2. BEWAAR DE INSTRUCTIES – De veiligheids- en bedieningsinstructies moeten worden bewaard zodat u
ze later nog eens na kunt lezen.
3. LET OP DE WAARSCHUWINGEN – Alle waarschuwingen op het apparaat en in de bedieningsinstructies
moeten worden opgevolgd.
4. VOLG DE INSTRUCTIES OP – Alle bedieningsinstructies moeten worden opgevolgd.
5. WATER EN VOCHT – Het apparaat mag niet in de buurt van water worden gebruikt, bijvoorbeeld, in de
buurt van een badkuip, gootsteen, wastobbe, zwembad of in een vochtige kelder.
6. VENTILATIE – Het apparaat moet zo worden geplaatst dat de locatie of positie een goede ventilatie niet in
de weg staat. Niet op een bed, sofa, tapijt of een gelijkende ondergrond plaatsen, die de ventilatieopenin
gen kan blokkeren, of in een ingebouwde situatie, zoals een boekenkast of kast, die de stroom van lucht
door de ventilatieopeningen kan belemmeren.
7. WARMTE – Het apparaat moet uit de buurt van warmtebronnen, zoals radiatoren, gasfornuizen of andere
(inclusief versterkers) apparaten die warmte produceren, worden geplaatst.
8. ELEKTRCITEITSBRON – Het apparaat mag alleen worden aangesloten op een elektriciteitsbron van het
type dat beschreven wordt in de bedieningsinstructies of zoals gemarkeerd op het apparaat.
9. AARDEN – Er moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het aarden van
het apparaat niet wordt gedwarsboomd.
10. BESCHERMING VAN DE STROOMKABEL – Leg stroomkabels zo neer dat er niet overheen kan worden
lopen en dat ze niet in de knel kunnen komen door voorwerpen die erop of er tegenaan zijn geplaatst.
11.
ELEKTRICITEITSKABELS – Een antenne buitenshuis moet uit de buurt van elektriciteitskabels worden
geplaatst.
12. VOORWERPEN OF VLOEISTOF IN HET APPARAAT – Er moet voor worden gezorgd dat voorwerpen
niet in het apparaat kunnen vallen en dat er geen vloeistof in de openingen van de behuizing komt.