HP EliteBook Folio 1020 G1 Special Edition Notebook PC (ENERGY STAR) Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2015 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel en Centrino zijn handelsmerken
van Intel Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Het SD-logo is een
handelsmerk van de desbetreffende eigenaar.
Java is een handelsmerk van Sun
Microsystems, Inc. in de Verenigde Staten.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van
bedrijven die behoren tot de Microsoft-groep.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en diensten
staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Eerste editie, februari 2015
Artikelnummer van document: 784274-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
van Windows. Voor deze computer is mogelijk
bijgewerkte en/of afzonderlijk aangeschafte
hardware, stuurprogramma's en/of software
vereist om volledig te kunnen profiteren van
de functionaliteit van Windows.
Voor de meest recente gebruikershandleiding
gaat u naar
http://www.hp.com/support en
selecteert u uw land of regio. Selecteer Drivers
en downloads en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User
License Agreement). Indien u niet akkoord gaat
met deze licentievoorwaarden, kunt u
uitsluitend aanspraak maken op de
mogelijkheid het gehele, ongebruikte product
(hardware en software) binnen 14 dagen te
retourneren, voor een volledige restitutie op
basis van het restitutiebeleid van de
desbetreffende verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Veiligheidswaarschuwing
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten
voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for
Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
NLWW iii
iv Veiligheidswaarschuwing NLWW
Inhoudsopgave
1 Welkom ........................................................................................................................................................ 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................. 4
Bovenkant .............................................................................................................................................................. 4
Touchpad ............................................................................................................................................. 4
Lampjes ............................................................................................................................................... 5
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer ..................................................................................... 6
Toetsen ................................................................................................................................................ 7
Naar rechts ............................................................................................................................................................. 8
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 9
Beeldscherm ........................................................................................................................................................ 10
Onderkant ............................................................................................................................................................ 12
3 Verbinding maken met een netwerk .............................................................................................................. 13
Verbinding maken met een draadloos netwerk ................................................................................................. 13
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken .................................................... 13
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ............................................................. 13
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken ...................................... 14
WLAN gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 14
Gebruikmaken van een internetprovider ....................................................................... 14
WLAN configureren ......................................................................................................... 14
Draadloze router configureren ....................................................................................... 15
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................................ 15
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) ....................................................... 15
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....... 16
Verbinding maken met een bekabeld netwerk (via een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat) ................................................................................................................................. 17
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................................ 17
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten ..................................................... 18
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................................. 18
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ..................................................................................... 18
Touchpad gebruiken ......................................................................................................................... 18
Touchpad uit- en inschakelen ........................................................................................ 18
Touchpadbewegingen gebruiken ................................................................................... 18
NLWW v
Tikken ........................................................................................................... 19
Schuiven ....................................................................................................... 19
Knijpen/zoomen ........................................................................................... 20
Draaien (alleen bepaalde modellen) ............................................................ 20
Klikken met twee vingers (alleen bepaalde modellen) ............................... 21
Vegen (alleen bepaalde modellen) .............................................................. 21
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) ......................................................................... 22
Rechterrandveegbeweging ............................................................................................ 22
Bovenrandveegbeweging ............................................................................................... 22
Linkerrandveegbeweging ............................................................................................... 23
Toetsenbord gebruiken ....................................................................................................................................... 24
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................................. 24
Sneltoetsen herkennen ..................................................................................................................... 24
Toetsenblokken gebruiken ............................................................................................................... 25
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ............................................................ 26
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen ........................... 26
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok .................................................................................................. 26
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ...................................................... 27
5 Multimedia ................................................................................................................................................. 28
Audio .................................................................................................................................................................... 28
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 28
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................................ 28
Hoofdtelefoon/microfoon aansluiten .............................................................................................. 28
Audiofuncties van de computer controleren .................................................................................... 29
Webcam ............................................................................................................................................................... 29
Video .................................................................................................................................................................... 30
VGA (via een optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat) ....................................... 31
DisplayPort (via optioneel dockingapparaat) ................................................................................... 31
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ........... 32
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 33
HDMI .................................................................................................................................................. 33
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................................... 34
Met Miracast compatibele draadloze schermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................................................... 34
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 35
Computer afsluiten (uitschakelen) ..................................................................................................................... 35
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................................... 35
vi NLWW
Standen voor energiebesparing gebruiken ...................................................................................... 35
Slaapstand activeren en beëindigen .............................................................................. 36
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten ............. 36
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ....................................... 36
Wachtwoordbeveiliging instellen bij uit slaapstand komen .......................................... 37
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................................... 37
In de fabriek verzegelde accu ......................................................................................... 37
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................................ 37
Accucontrole gebruiken .................................................................................................. 38
Acculading weergeven .................................................................................................... 38
Accuwerktijd maximaliseren .......................................................................................... 38
Omgaan met een lage acculading .................................................................................. 38
Lage acculading herkennen ......................................................................... 38
Problemen met lage acculading verhelpen ................................................. 39
Accuvoeding besparen .................................................................................................... 39
7 Externe kaarten en apparaten ...................................................................................................................... 40
Micro SD-geheugenkaarten gebruiken ............................................................................................................... 40
Een geheugenkaart plaatsen ............................................................................................................ 40
Geheugenkaart verwijderen ............................................................................................................. 40
USB-apparaat gebruiken ..................................................................................................................................... 41
USB-apparaat aansluiten .................................................................................................................. 42
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................................ 42
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................................. 43
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................................. 43
Dockingconnector gebruiken ............................................................................................................ 43
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................ 46
Optionele externe vaste schijven gebruiken (alleen bepaalde modellen) ......................................................... 46
Prestaties van de vaste schijf verbeteren ........................................................................................ 46
Schijfdefragmentatie gebruiken .................................................................................... 46
Schijfopruiming gebruiken ............................................................................................. 46
9 Beveiliging .................................................................................................................................................. 48
de computer beveiligen ....................................................................................................................................... 48
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 49
Wachtwoorden instellen in Windows ............................................................................................... 49
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 50
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 50
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 52
NLWW vii
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren ....................................................................... 52
DriveLock-wachtwoord instellen ................................................................................... 53
DriveLock-wachtwoord invoeren ................................................................................... 53
DriveLock-wachtwoord wijzigen .................................................................................... 54
DriveLock-beveiliging verwijderen ................................................................................. 55
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken ..................................................................... 55
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven .................................................... 55
Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen ......................................................... 56
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 56
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................ 56
Essentiële beveiligingsupdates installeren ........................................................................................................ 57
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................................................. 57
Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................................. 57
Vingerafdruklezer gebruiken .............................................................................................................................. 58
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................ 58
10 Onderhoud ................................................................................................................................................ 59
De computer reinigen .......................................................................................................................................... 59
Reinigingsprocedures ....................................................................................................................... 59
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ................................................................. 59
Zijkanten of deksel reinigen ........................................................................................... 59
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ....................................................................... 60
Programma's en stuurprogramma's bijwerken .................................................................................................. 61
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................................. 61
11 Back-up en herstel ..................................................................................................................................... 62
Een back-up maken van uw gegevens ................................................................................................................ 62
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................................... 62
Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................................ 63
f11-herstelprogramma's gebruiken ................................................................................................. 63
Media met het besturingssysteem Windows gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) ................. 64
Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen ........................................... 64
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................................... 64
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ....................................................... 66
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................................. 66
Computer Setup starten ................................................................................................................... 66
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 66
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 67
BIOS-update uitvoeren ..................................................................................................................... 67
viii NLWW
BIOS-versie vaststellen .................................................................................................. 67
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 68
MultiBoot gebruiken ............................................................................................................................................ 69
Opstartvolgorde van apparaten ....................................................................................................... 69
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen .......................................................................................... 69
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup .................................................. 69
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt .......................................... 70
MultiBoot Express instellen ............................................................................................ 70
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren ....................................................................... 71
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................... 71
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ...................................... 71
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................................................ 72
13 Ondersteuning ........................................................................................................................................... 73
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................................... 73
Labels ................................................................................................................................................................... 74
14 Specificaties ............................................................................................................................................. 75
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 75
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 75
Bijlage A Computer op reis gebruiken ............................................................................................................... 76
Bijlage B Problemen oplossen ......................................................................................................................... 77
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen .............................................................................................. 77
Problemen oplossen ............................................................................................................................................ 77
De computer kan niet worden ingeschakeld .................................................................................... 77
Het computerscherm is leeg ............................................................................................................. 77
De software werkt niet goed ............................................................................................................ 78
Computer staat aan maar reageert niet ........................................................................................... 78
De computer is ongewoon warm ...................................................................................................... 78
Een extern apparaat werkt niet ........................................................................................................ 79
De draadloze netwerkverbinding werkt niet .................................................................................... 79
Een optionele externe optische schijf wordt niet afgespeeld ......................................................... 79
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................................... 80
Het branden van een optionele externe schijf begint niet of stopt voordat het gereed is ............. 80
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................ 81
Index ............................................................................................................................................................. 82
NLWW ix
x NLWW
1Welkom
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen
uitvoeren:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets
op het toetsenbord. Als u nogmaals op de
Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet- configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 13 voor meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 56 voor meer
informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 18 voor aanvullende informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde
software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer informatie
over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de
softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of staan op de website van de
fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken. Zie
Back-up en herstel op pagina 62.
NLWW 1
Informatie zoeken
De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken.
Hulpmiddelen Informatie
Poster Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw land of
regio. Selecteer Drivers en downloads en volg de
instructies op het scherm.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties HP Servicecentrum
HP website
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw land of
regio. Selecteer Drivers en downloads en volg de
instructies op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ support op het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding en
gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support op het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Beperkte garantie*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app HP
Help en ondersteuning, selecteert u Deze computer en
selecteert u vervolgens Garantie en services.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*U vindt de specifiek toegekende beperkte garantie van uw HP-product in de gebruikershandleidingen op uw computer en/of op de cd/
dvd in de verpakking. In sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de
doos. Voor sommige landen of regio's waar de garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen.
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, USA
2 Hoofdstuk 1 Welkom NLWW
Hulpmiddelen Informatie
Europa, Midden Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italy
Azië en Oceanië: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden op het
servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP-product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
NLWW Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
OPMERKING: Het touchpad detecteert de kracht waarmee de
vinger druk uitoefent bij het gebruiken van bewegingen. Druk
uw vingers met kracht omlaag op het touchpad om de
beweging te versnellen.
(2) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Aan: De computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3)
Touchpadlampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(4)
Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(5)
Lampje Microfoon uit
Oranje: Microfoongeluid is uitgeschakeld.
Uit: Microfoongeluid is ingeschakeld.
(6)
Lampje voor draadloze communicatie
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
(7) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
NLWW Bovenkant 5
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop
minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
Als de computer niet meer reageert en de vorige
afsluitprocedures geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop vijftien seconden ingedrukt voor het opnieuw instellen van
de hardware waardoor de computer onmiddellijk wordt
uitgeschakeld.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm, selecteer
Energie- en slaapstandinstellingen en daarna Energie en
slaapstand in de lijst van toepassingen.
(2) Luidsprekerrooster Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn -toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de Num
Lock-toets of Esc-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te
voeren.
(3)
Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd
die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
(6) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt
het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
NLWW Bovenkant 7
Naar rechts
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt u
hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie
over veiligheid. Als u de gebruikershandleidingen wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm,
selecteert u Mijn computer en daarna
Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: zorg dat de apparaatkabel een connector met
vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-
in (microfoon) ondersteunt.
(2)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.
Via standaard-USB-poorten worden niet alle USB-apparaten
opgeladen of ze worden opgeladen met een lage
bedrijfsstroom. Sommige USB-apparaten moeten worden
gevoed en vereisen het gebruik van een poort met eigen
voeding.
Via de USB-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele
telefoons en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de
computer uit staat.
OPMERKING: De accu kan snel leeg raken als u meerdere
apparaten oplaadt terwijl u op accustroom werkt.
OPMERKING: Raadpleeg USB-apparaat gebruiken
op pagina 41 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(3) Dockingconnector Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat aan.
(4) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.
Oranje: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 0 tot 90% opgeladen.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderdeel Beschrijving
Knipperend oranje: Een accu die de enige beschikbare
voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek
laag ladingsniveau bereikt, begint het acculampje snel te
knipperen.
Uit: De accu is volledig opgeladen.
(5)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
(2)
HDMI-poort Hierop kunt u een optioneel video- of audioapparaat aansluiten,
zoals een HD-televisie, compatibele digitale apparatuur of
audioapparatuur of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(3)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.
Via standaard-USB-poorten worden niet alle USB-apparaten
opgeladen of ze worden opgeladen met een lage
bedrijfsstroom. Sommige USB-apparaten moeten worden
gevoed en vereisen het gebruik van een poort met eigen
voeding.
Via de USB-oplaadpoort kunnen ook bepaalde types mobiele
telefoons en MP3-spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de
computer uit staat.
OPMERKING: De accu kan snel leeg raken als u meerdere
apparaten oplaadt terwijl u op accustroom werkt.
NLWW Linkerkant 9
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken op pagina 41 voor
meer informatie over de verschillende typen USB-poorten.
(4)
Micro SD-geheugenkaartlezer Ondersteunt micro Secure Digital (SD)-geheugenkaarten.
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
(3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en
online chatten.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de
webcam. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
(4) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat,
wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het beeldscherm
uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de
buitenkant van de computer.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
Onderdeel Beschrijving
(5) WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen) Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(6) NFC (Near Field Communication) antenne * (alleen
bepaalde modellen)
Verzenden en ontvangen van draadloze signalen voor communicatie
en het overdragen van gegevens van en naar NFC-compatibele
apparaten.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie over uw
land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Als u de gebruikershandleidingen wilt openen, selecteert u de app
HP Support Assistant op het startscherm, selecteert u Mijn computer en daarna Gebruikershandleidingen.
NLWW Beeldscherm 11
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Dockingapparaat-receptoren (2) Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat aan.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer NLWW
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer is voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze
communicatie:
WLAN-apparaat (alleen bepaalde modellen): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze lokale
netwerken (wireless local-area network, ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en
universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen)—Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal
Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten,
zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte
afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie over de
technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor draadloze
communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Bedieningselementen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een of twee
lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie (wit) wanneer u de
computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze
communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het
lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 13
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit te
schakelen.
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat uit andere
computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik van
draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en accessoires,
en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een draadloze router,
waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, printer en bestanden
kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact op met
een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De internetprovider
helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel waarmee u de computer met
voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang tot
internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur nodig:
Een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge snelheid
via een internetprovider;
Een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
Een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw internetprovider
na wat voor type modem u hebt.
14 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten op
internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een WLAN-netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze communicatie
eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de router. Als de
computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen en vervolgens via uw
draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in
openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en luchthavens bieden mogelijk geen extra beveiliging. Als u
bezorgd bent om de beveiliging van uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-
vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten onbeveiligde
signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel software- als
hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens die via
het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support Assistant voor meer
informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support
Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
NLWW Verbinding maken met een draadloos netwerk 15
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het lampje
voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u op de knop
voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer
alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het bereik van
een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het Windows-
bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u Netwerkcentrum
openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met
opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe
netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal Area
Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de helpfunctie van de
Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk NLWW
Verbinding maken met een bekabeld netwerk (via een optioneel
dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat)
Een Lokaal netwerk (LAN) is een verbinding via een kabel. Een LAN-verbinding maakt gebruik van een RJ-45-
netwerkkabel (apart verkrijgbaar) en een optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer (via het optionele dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat) direct op een router in uw huis (in plaats van draadloos werken), of als u de
computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Voor aansluiting op een LAN heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel en een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van het optionele dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat dat is aangesloten op de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
NLWW Verbinding maken met een bekabeld netwerk (via een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat)
17
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het scherm
navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen op het
touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord, waarmee u
gemakkelijk veelvoorkomende taken uitvoert.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen)
externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan
uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpad gebruiken
OPMERKING: Uw touchpad is uitgerust met een capacitieve afbeeldingssensor. Deze sensor ondersteunt de
door druk ingeschakelde bewegingherhalingsfunctie voor het navigeren, schuiven en knijpen/zoomen. Deze
functie maakt het mogelijk dat deze touchpadbewegingen worden herhaald zolang een vinger druk uitoefent
op het touchpad tijdens de techniek van bewegingen. Bovendien detecteert het touchpad de kracht waarmee
de vinger druk uitoefent tijdens deze bewegingen. Druk uw vingers met kracht omlaag op het touchpad om
de beweging te versnellen. De klassieke touchpadbewegingen zoals in de onderstaande sectie zijn
beschreven, worden ook ondersteund.
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op een
externe muis zou gebruiken.
Touchpad uit- en inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, drukt u op fn+f2.
Touchpadbewegingen gebruiken
Met het touchpad kunt u het aanwijsapparaat op het scherm bewegen door met uw vingers de actie van de
aanwijzer te besturen.
Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u twee
vingers gelijktijdig op het touchpad.
OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
18 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt weergegeven
en klik vervolgens op Instellingen.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt weergegeven
en klik vervolgens op Instellingen.
3. Schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
4. Klik op Toepassen en daarna op OK.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het TouchPad.
Tik met één vinger in het TouchPad-gebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om het te
openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze daarna omhoog, omlaag, naar links
of rechts.
NLWW Cursorbesturing gebruiken 19
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpad en ze daarna van elkaar af te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
Met de draaifunctie kunt u items zoals foto's draaien.
Plaats uw linkerwijsvinger in het TouchPad-gebied. Schuif uw rechterwijsvinger met een slepende
beweging van 12 uur naar 3 uur. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van
drie uur naar twaalf uur.
20 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
OPMERKING: Draaien is bedoeld voor bepaalde apps waarin u een object of afbeelding kunt bewegen. U
kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.
Klikken met twee vingers (alleen bepaalde modellen)
Door te klikken met twee vingers kunt u menuopties voor een object op het scherm selecteren.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde object.
Vegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle veegbeweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en veeg met een lichte, snelle beweging omhoog, omlaag,
naar links of rechts.
NLWW Cursorbesturing gebruiken 21
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen)
Met randveegbewegingen krijgt u toegang tot werkbalken op de computer voor taken zoals het wijzigen van
instellingen en het zoeken of gebruiken van apps.
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen, apps
kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging worden opties voor appopdrachten weergegeven waarmee u apps kunt
aanpassen.
BELANGRIJK: Wanneer een app openstaat, verschilt de veegbeweging vanaf de bovenrand per app.
22 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de bovenrand om de opdrachtenopties van de app weer te geven.
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot uw recent geopende apps, zodat u er snel tussen kunt
schakelen.
Veeg uw vingers langzaam vanaf de linkerrand van het Touchpad om te schakelen tussen recent geopende
apps.
Schuif van de linkerrand van de touchpad om tussen apps te schakelen.
NLWW Cursorbesturing gebruiken 23
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu vanuit
een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug
naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw toetsenbord
andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit gedeelte worden
beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen om snel acties uit te voeren. Druk op de Windows-toets alleen of in
combinatie met een aangewezen toets uit de lijst om de actie uit te voeren.
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee opent u het startscherm.
+ c Hiermee opent u de charms.
+ d Hiermee opent u het Windows-bureaublad.
+ q Zoekt binnen de app die u heeft open staan.
+ tab Schakelt tussen de openstaande apps en het bureaublad.
OPMERKING: Blijf op deze toetscombinatie drukken tot de gewenste app
wordt geopend.
+ Pijl omlaag Sluit een actieve app.
Sneltoetsen herkennen
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets (1) en ofwel de esc-toets (2) of een van de functietoetsen (3).
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+f2 Hiermee schakelt u het touchpad in en uit.
fn+f3 Activeert de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het beeldscherm
en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van gegevensverlies te
beperken.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een
monitor op de computer is aangesloten via het optionele dockingapparaat, wordt de weergave iedere keer
dat u op fn+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer en de monitor, en zowel het
computerscherm als de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens op de
computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere apparaten die beeldgegevens
op de computer ontvangen.
fn+f5 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
fn+ f6 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f7 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume.
fn+f8 Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
fn+f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f11 Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in en uit.
OPMERKING: Het toetsenbordlampje is bij levering standaard ingeschakeld. Schakel het
toetsenbordlampje uit om energie te besparen.
fn+f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Om een draadloze
verbinding tot stand te brengen, zorgt u ervoor dat een draadloos netwerk is ingesteld.
Toetsenblokken gebruiken
De computer is voorzien van een geïntegreerd numeriek toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een
optioneel extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
NLWW Toetsenbord gebruiken 25
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(1) fn -toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets, wordt
het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt
als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de
toets.
(3) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment dat
de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief wanneer de
computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn+num lk
om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok en de numerieke functie.
Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer het
toetsenblok is ingeschakeld:
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten NLWW
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel of niet
zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-
toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de computer
branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
NLWW Toetsenbord gebruiken 27
5Multimedia
De computer beschikt mogelijk over de volgende componenten:
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of toetsen
Audio
Op uw computer of op bepaalde modellen met een optionele externe optische schijf kunt u muziek-cd’s
afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u
externe audioapparaten, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-uitgang)
op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Pas
eerst het geluidsvolume aan voordat u audioapparaten aansluit.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van het computermodel, kunt u het volume aanpassen met gebruik van:
Volumeknoppen
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-toets)
Volumetoetsen
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en
selecteert u daarna de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen bepaalde
programma's.
OPMERKING: Raadpleeg het gedeelte over Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie
over welk type volumebesturing uw computer heeft.
Hoofdtelefoon/microfoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons en microfoons op de audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u
28 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
geluid op in een omgeving zonder achtergrondgeluiden. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat
om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
aanvullende informatie over veiligheid.
Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support
Assistant.
Audiofuncties van de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en
neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal en
klik daarna op Testen. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten
hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam
Sommige computers hebben een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde
software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst een
voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
Videobeelden vastleggen en delen;
streaming video verzenden met expresberichtensoftware;
foto's maken.
NLWW Webcam 29
Video
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites
kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken zonder dat u een
netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
De computer (of optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat) beschikt over de volgende externe
videopoorten:
VGA
DisplayPort
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort
van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Raadpleeg het gedeelte over Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie
over de videopoorten van uw computer.
30 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
VGA (via een optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat)
De externemonitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern VGA-
weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of een VGA-projector.
1. Om een VGA-weergaveapparaat aan te sluiten, sluit u de apparaatkabel aan op de externemonitorpoort
van het optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat dat is aangesloten op de computer.
2. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen het scherm van de pc: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Verlengen' kiest, zorg dan dat u de schermresolutie van het externe
apparaat als volgt aanpast. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Selecteer onder
Weergave Schermresolutie aanpassen.
DisplayPort (via optioneel dockingapparaat)
Via de DisplayPort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur. De DisplayPort
levert betere prestaties dan de VGA-externemonitorpoort en zorgt voor betere digitale
aansluitmogelijkheden.
OPMERKING: Als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de DisplayPort, hebt u een (afzonderlijk
aan te schaffen) DisplayPort-kabel nodig.
OPMERKING: Op de DisplayPort van het optionele dockingapparaat kan één DisplayPort-apparaat worden
aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op
het DisplayPort-apparaat.
NLWW Video 31
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de DisplayPort:
1. Sluit het ene uiteinde van de DisplayPort-kabel aan op de DisplayPort van het optionele
dockingapparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat en raadpleeg daarna de instructies van
de fabrikant voor aanvullende informatie.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen het scherm van de pc: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Verlengen' kiest, zorg dan dat u de schermresolutie van het externe
apparaat als volgt aanpast. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Selecteer onder
Weergave Schermresolutie aanpassen.
OPMERKING: Als u de apparaatkabel wilt verwijderen, drukt u de connectorontgrendelknop omlaag om de
kabel los te maken op het optionele dockingapparaat.
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten op uw computer
aansluiten door de VGA of DisplayPorts op uw computer en ook op de VGA of DisplayPorts op een externe hub
of dockingstation aan te sluiten. U kunt op verschillende manieren verbinding maken, afhankelijk van het
type grafische controller die op uw computer is geïnstalleerd en of uw computer al dan niet een ingebouwde
hub heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de op uw computer geïnstalleerde hardware weer te geven.
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging, selecteer Systeem en klik op Apparaatbeheer in de linkerkolom.
32 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een Intel grafische controller en een optionele hub kunt u maximaal drie externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk voor het configureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaffen) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaffen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notification weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
configureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie drukt u op fn+f4
en volgt u de instructies op het scherm.
HDMI
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: Om video- en/of audiosignalen te verzenden via de HDMI-poort, heeft u een (afzonderlijk aan
te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het computerscherm
weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
NLWW Video 33
Alleen het scherm van de pc: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Verlengen' kiest, zorg dan dat u de schermresolutie van het externe
apparaat als volgt aanpast. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer
Configuratiescherm in de lijst met toepassingen. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur
aanpassen. Selecteer onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
U geeft als volgt de audio weer via de luidsprekers van de computer weer:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Met Miracast compatibele draadloze schermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde modellen)
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te
geven zonder uw huidige apps te verlaten.
Miracast openen:
Veeg vanaf de rechterkant van het startscherm, tik op Apparaten en op Project en volg de instructies
op het scherm.
– of –
Wijs de rechterboven- of rechteronderhoek van het startscherm in Windows aan om de charms weer te
geven, klik op Apparaten, klik op Project en volg de instructies op het scherm.
34 Hoofdstuk 5 Multimedia NLWW
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/uit-knop
verwijst in deze handleiding naar beide typen aan/uit-knoppen.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van
de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand
beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten of afmelden en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Houd de aan/uit-knop minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Houd de aan/uit-knop minstens vijftien seconden ingedrukt voor het opnieuw instellen van de hardware
waardoor de computer onmiddellijk wordt uitgeschakeld.
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt.
Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
NLWW Computer afsluiten (uitschakelen) 35
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet mogelijk
wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons wordt
geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor het uit de slaapstand komen, dan moet u uw
Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen en time-
outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan branden en
uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld voor het uit de slaapstand komen, dan moet u uw
Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het bureaublad van Windows. Met behulp van de energiemeter krijgt u snel
toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en het
huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen tot
Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energiebeheer in het
startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe netvoeding
werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram ook een bericht
weer.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
Wachtwoordbeveiliging instellen bij uit slaapstand komen
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de
slaapstand of de hibernationstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De accuwerktijd
van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer,
programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten en andere factoren. Wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron,
wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een
opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de
computer automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in Help en
ondersteuning. Voor informatie over de accu typt u support in het startscherm, selecteert u de app HP
Support Assistant en selecteert u vervolgens Accu en prestaties. Als in Accucontrole wordt aangegeven dat
de accu moet worden vervangen, neemt u contact op met de ondersteuning.
De een of meer accu's in dit product kunnen niet gemakkelijk worden vervangen door de gebruiker zelf. Als u
de accu verwijdert of vervangt, kan dit invloed hebben op uw garantie. Als een accu leeg is, neemt u contact
op met Ondersteuning.
Wanneer een accu het einde van de levensduur heeft bereikt, mag de accu niet bij het normale huishoudelijke
afval worden gedeponeerd. U dient zich te houden aan de regels over het inleveren van klein chemisch afval.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te openen,
selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 37
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te slaan
teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en
selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en
selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op accuvoeding
werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu afneemt ten gevolge
van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld.
Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop reageert, kunt
u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op
de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt
het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer NLWW
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 36 voor meer
informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan.
Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk op en
schakelt u de computer uit.
Accuvoeding besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer u deze
niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze
apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
NLWW Opties voor energiebeheer instellen 39
7 Externe kaarten en apparaten
Micro SD-geheugenkaarten gebruiken
Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten
worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur
met digitale media, zoals camera's en pda's.
Zie het gedeelte
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Een geheugenkaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een geheugenkaart, om beschadiging
van de connectoren van de geheugenkaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de Micro SD-geheugenkaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats
zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd, en er kan een menu met beschikbare opties
verschijnen.
Geheugenkaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de geheugenkaart, om te
voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de geheugenkaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
40 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern
apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke
software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven, of kunnen op de website
van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0, 1.1, 2.0 of
3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom voorziet. Een
optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden
gebruikt.
NLWW USB-apparaat gebruiken 41
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om beschadiging van
een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het systeemvak
om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van een USB-
connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om te
voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
42 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en stations
en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit
het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het apparaat
in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat uit.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt u het
los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen,
schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de stekker uit het
stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van
informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort
op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-poort met
eigen voeding op de computer.
USB-drives zijn er van de volgende types:
1,44-MB diskettedrive;
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray);
MultiBay-apparaat
Dockingconnector gebruiken
Met de dockingconnector kunt u de computer aansluiten op een optioneel dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat. Een optioneel dockingapparaat of uitbreidingspoortapparaat biedt extra poorten
en connectoren die met de computer kunnen worden gebruikt.
OPMERKING: De volgende afbeeldingen kunnen afwijken van uw computer, dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat. Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw dockingapparaat of
uitbreidingspoortapparaat.
U sluit de computer als volgt aan op een dockingapparaat:
1. Trek de verbindingsknop (1) op het dockingapparaat uit om het vergrendelingsmechanisme naar buiten
te laten komen.
NLWW Optionele externe apparaten gebruiken 43
2. Lijn de dockingsteunen op het dockingapparaat uit met de receptors aan de onderkant van de computer
en laat de computer in het dockingapparaat zakken (2) totdat de computer is geplaatst.
3. Druk de verbindingsknop (1) op het dockingapparaat naar binnen om het dockingapparaat aan de
computer te bevestigen. Als de computer volledig is gedockt, gaat het verbindingslampje (2) branden.
U sluit als volgt een uitbreidingspoortapparaat aan op de computer:
1. Lijn de apparaatconnector van de uitbreidingspoort uit met de dockingconnector op de computer.
44 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten NLWW
2. Schuif de apparaatconnector van de uitbreidingspoort in de dockingconnector op de computer totdat de
connector vastzit.
NLWW Optionele externe apparaten gebruiken 45
8 Schijfeenheden
Optionele externe vaste schijven gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het
systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan door op de
aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf,
zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naar gelang de grootte van de
vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in beslag
nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd, of op een ander tijdstip
waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen dat
Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer op een netvoedingsbron aan.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer
te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren
van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg
HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app
HP Support Assistant.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
46 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden NLWW
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Typ op het startscherm schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij te
maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
NLWW Optionele externe vaste schijven gebruiken (alleen bepaalde modellen) 47
9 Beveiliging
de computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace
gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te nemen. Informatie over het
bestellen van de Computrace-software vindt u op de website van HP op
http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een wachtwoord,
smartcard, contactloze kaart, vastgelegde vingerafdrukken of
andere verificatiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord of Automatic DriveLock-wachtwoord in
Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
HP Drive Encryption software
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer Setup
en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met
een optionele beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
48 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer Setup, dat geen
deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De BIOS-beheerder en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup (Computerinstellingen)
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden van Automatische DriveLock worden in Computer Setup (Computerinstellingen)
ingeschakeld.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als HP SpareKey eerder ingesteld is en als u het BIOS-beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u HP
SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het hulpprogramma.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup (Computerinstellingen) zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze
wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere voorzieningen
van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik HP Wachtwoordbeheer voor Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te
slaan voor al uw websites en applicaties. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet meer
weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van een Windows-
beheerderswachtwoord wordt niet het BIOS-
beheerderswachtwoord ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP
Support Assistant.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 49
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u
het BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze
functies worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Wordt ook gebruikt om DriveLock-
beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld bij
DriveLock Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord instellen
zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt ingesteld.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Dit wachtwoord beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf
die wordt beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij
DriveLock Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord instellen
zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt ingesteld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
50 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change Password
(Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change Password
(Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
8. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 51
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Naast de prompt BIOS-beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen), en druk daarna op enter. Na drie mislukte
pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het
opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en
bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent
vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het
station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om te worden benaderd
middels de DriveLock-wachtwoorden.
OPMERKING: U kunt de DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een
gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de
volgende overwegingen van toepassing:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-beveiliging van
de vaste schijf te halen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf
worden gehaald.
52 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup (Computerinstellingen) in te stellen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op
de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools (Hulpmiddelen
voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Klik op Wachtwoord DriveLock instellen (wereldwijd).
5. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beschermen en druk
vervolgens op enter.
7. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
8. Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
12. Bevestig de DriveLock-beveiliging van de geselecteerde schijfeenheid door DriveLock te typen in het
bevestigingsveld en vervolgens op enter te drukken.
OPMERKING: bij de DriveLock-bevestiging wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine
letters.
13. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het
hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna
op enter.
Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 53
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup (Computerinstellingen) te wijzigen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op
de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools (Hulpmiddelen
voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Change Password (Wachtwoord wijzigen).
8. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
54 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
DriveLock-beveiliging verwijderen
U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op
de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools (Hulpmiddelen
voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).
8. Typ uw hoofdwachtwoord en druk op enter.
9. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken
In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord instellen voor Automatic DriveLock.
Wanneer het wachtwoord voor Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden een willekeurig
gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u gemaakt. Wanneer een van de gebruikers
de wachtwoordgegevens opgeeft, worden hetzelfde willekeurige gebruikerswachtwoord en DriveLock-
hoofdwachtwoord gebruikt om de schijfeenheid te ontgrendelen.
OPMERKING: U kunt de Automatic DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-
beheerderswachtwoord hebt ingesteld.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven
Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools (Hulpmiddelen
voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter.
NLWW Wachtwoorden gebruiken 55
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen
U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools (Hulpmiddelen
voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).
7. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een firewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn
die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
56 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedefinieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is,
zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer alle
essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen
beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Om de instellingen aan te
passen, typt u configuratiescherm op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer
achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de instructies
op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP Client Security-software is op computermodellen vooraf geïnstalleerd. De software is toegankelijk via de
HP Client Security-tegel op het startscherm, het pictogram op het Windows bureaublad in het systeemvak,
rechts van de taakbalk en via het Windows configuratiescherm. De software is voorzien van
beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en
kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de HP Client Security software voor meer informatie.
Optionele beveiligingskabel bevestigen
OPMERKING: Er is een beveiligingskabel ontworpen waarvan op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan
op de afbeelding in dit gedeelte. Zie het gedeelte
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de
plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot
met de sleutel.
NLWW Essentiële beveiligingsupdates installeren 57
Vingerafdruklezer gebruiken
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de vingerafdruklezer
te kunnen gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de HP Client Security's Credential Manager.
Raadpleeg de help van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van uw computer kan
bevinden:
Aan de onderkant van het TouchPad
Rechts van het toetsenbord
Rechtboven het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide gevallen geldt
dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Raadpleeg het gedeelte
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 voor de plaats van de lezer op uw computer.
58 Hoofdstuk 9 Beveiliging NLWW
10 Onderhoud
De computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximale concentratie van 0,3 procent (bijvoorbeeld:
wegwerpdoekjes; deze zijn onder veel merknamen in de handel verkrijgbaar.)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het geen alcohol,
aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd kunnen
er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om het risico
van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de externe voedingsbron los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoffen op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd doekje
schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar
wegwerpdoekje.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
NLWW De computer reinigen 59
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op het
oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een
wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
60 Hoofdstuk 10 Onderhoud NLWW
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's. Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook aanmelden voor het
ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot SoftPaq-
informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is. Met dit
hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand gelezen
en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download Manager kunt u
een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaq's beschikbaar zijn om te worden
gedownload.
SoftPaq Download Manager zoekt op de FTP-site van HP naar updates voor de database en software. Als er
updates worden gevonden, worden deze automatisch gedownload en toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager wilt
gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload en
geïnstalleerd. Ga naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies voor het
downloaden en installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq Download
Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
NLWW Programma's en stuurprogramma's bijwerken 61
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om back-
ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige vaste schijf,
om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de geïnstalleerde optische-
schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-schijfeenheid, of om
systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de back-upbestanden gebruiken
om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u naar
deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze te
bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning van Windows voor meer informatie.
Een back-up maken van uw gegevens
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. U moet onmiddellijk
na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als u nieuwe software
en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een
redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over de back-upvoorzieningen van
Windows.
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende hulpprogramma's om
uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken om
gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van
Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct
opstart.
f11 herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de vaste
schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle softwareprogramma's die in
de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia (alleen
bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8 aanschaffen
om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Raadpleeg
Media met het
besturingssysteem Windows gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 64 voor aanvullende
informatie.
62 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor instructies over het herstellen van bestanden en
mappen als u informatie wilt terugzetten waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig. Alle
bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer, worden definitief
verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het besturingssysteem en
de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimagepartitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ bestand op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
– of –
Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie en de herstelimagepartitie niet vermeld staan, moet u het
besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de dvd met het besturingssysteem
Windows 8 en de media Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te
schaffen). Raadpleeg
Media met het besturingssysteem Windows gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) op pagina 64 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie en de herstelimagepartitie worden vermeld, start u de computer opnieuw op
door de shift-toets in te drukken en vast te houden terwijl u op Opnieuw opstarten klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor meer informatie over het herstellen van informatie met de Windows-hulpprogramma's
zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd,
worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het besturingssysteem en HP
programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd opnieuw. Software die niet in de
fabriek is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimagepartitie aanwezig is. Typ computer in het startscherm
en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de herstelimagepartitie niet vermeld staat, moet u het besturingssysteem en de
programma's herstellen met behulp van de media met het besturingssysteem Windows en de media
Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg
Media
met het besturingssysteem Windows gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 64 voor
aanvullende informatie.
NLWW Systeemherstelactie uitvoeren 63
3. Als de herstelimagepartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu)
onder aan het scherm verschijnt.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het scherm
wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met het besturingssysteem Windows gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen)
Als u een dvd met het besturingssysteem Windows wilt bestellen, neemt u contact op met de
klantenondersteuning. Raadpleeg het boekje Worldwide Telephone Numbers (Telefoonnummers voor
wereldwijde ondersteuning) die met de computer is meegeleverd. U kunt ook contactgegevens op de website
van HP vinden. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het
scherm.
VOORZICHTIG: Als u media met het besturingssysteem Windows gebruikt, wordt de inhoud van de vaste
schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software
die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het formatteren gereed is,
herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's, de software en de
hulpprogramma's.
Een volledige installatie van het besturingssysteem starten met behulp van een dvd met het Windows-
besturingssysteem:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de dvd met het besturingssysteem Windows in de optischeschijfeenheid en start de computer
opnieuw op.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Doe het volgende wanneer de installatie is voltooid:
1. Werp de media met het besturingssysteem Windows uit en plaats de media Driver Recovery
(Terugzetten van het stuurprogramma).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen toepassingen.
Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen
Wanneer uw computer niet correct werkt en u de systeemstabiliteit moet herstellen, kunt u met de optie
Windows herstellen opnieuw beginnen maar behouden wat voor u van belang is.
Met de optie voor het opnieuw instellen van Windows voert u een gedetailleerde herformattering van de
computer uit of verwijdert u persoonlijke gegevens voordat u de computer wegdoet of recyclet. Raadpleeg
Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over deze voorzieningen.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
64 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel NLWW
1. Typ op het startscherm HP Software Setup.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
NLWW Systeemherstelactie uitvoeren 65
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC
Hardware Diagnostics (UEFI)
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: externe, via een USB-poort aangesloten toetsenborden of muizen kunnen in Computer Setup
uitsluitend worden gebruikt wanneer de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Navigeren en selecteren gaat in Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
OPMERKING: u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-muisbesturing of
USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en
drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op het
onderdeel te klikken.
Om omhoog of omlaag te schuiven, klikt u op de pijl omhoog of de pijl omlaag in de
rechterbovenhoek van het scherm, of gebruikt u de pijl omhoog- of pijl omlaag-toets van het
toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Afsluiten rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
66 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk op
enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk op
enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Standaardinstellingen herstellen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten welke
versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te
drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
NLWW Computer Setup gebruiken 67
1. Start Computer Setup.
2. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Systeeminformatie.
3. Om Computer Setup af te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Afsluiten in
de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen negeren en afsluiten en druk op
enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ support op het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP updates
now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteer het pad naar de locatie op uw vaste schijf waar de
BIOS update gedownload is. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te
installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Typ op het startscherm b en selecteer Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk lokale schijf
(C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update bevat.
68 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
MultiBoot gebruiken
Opstartvolgorde van apparaten
Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde apparaten. Met
het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem
de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten. Opstartapparaten kunnen
optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten (NIC's), vaste schijven en USB-
apparaten. Een opstartapparaat bevat (een medium met) bestanden die de computer nodig heeft om op de
juiste manier op te starten en te functioneren.
OPMERKING: sommige opstartapparaten moeten in Computer Setup worden geactiveerd voordat ze als
zodanig kunnen worden gebruikt.
U kunt de volgorde waarin het systeem naar een opstartapparaat zoekt, wijzigen in Computer Setup. U kunt
ook op esc drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor
menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. Druk daarna op f9. Als u op f9 drukt, wordt een menu
weergegeven met de geactiveerde opstartapparaten, waaruit u er een kunt kiezen. Tot slot kunt u met
MultiBoot Express de computer zo configureren dat bij het opstarten altijd wordt gevraagd welk
opstartapparaat u wilt gebruiken.
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen
U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken:
In Computer Setup een wijziging aanbrengen in de volgorde waarin bij het aanzetten van de computer
wordt gezocht naar een opstartapparaat.
Het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt, en
daarna op f9 te drukken om het menu Boot Options (Opstartopties) te openen.
U kunt met MultiBoot Express variabele opstartvolgordes instellen. Hierbij wordt u gevraagd een
opstartapparaat te kiezen, telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart.
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een opstartvolgorde in te stellen die iedere keer wordt
gebruikt als de computer wordt gestart of opnieuw wordt opgestart:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer een van deze opties met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen:
NLWW MultiBoot gebruiken 69
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI hybride
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI native opstartmodus
Geavanceerd > Opstartopties > Verouderde opstartvolgorde > Verouderde opstartmodus
Druk op enter.
4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl
omhoog of drukt u op de toets +.
– of –
Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl
omlaag of drukt u op de toets -.
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te werk:
1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer aan te zetten of
opnieuw op te starten en op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu"
(Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f9.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een opstartapparaat en druk op enter.
MultiBoot Express instellen
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en de computer zodanig te configureren dat telkens
wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart, het menu met opstartapparaten van MultiBoot wordt
weergegeven:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Advanced (Geavanceerd)>Boot Options
(Opstartopties)>MultiBoot Express Boot Popup Delay (Multiboot Express Boot pop-upvenster) (sec) en
druk op enter.
4. In het veld MultiBoot Express Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot Express menu (in seconden))
geeft u op hoe lang (in seconden) het menu met opstartapparaten moet worden weergegeven, voordat
de computer wordt opgestart overeenkomstig de huidige MultiBoot-instelling. (Als u 0 kiest, wordt het
Express Boot-menu met opstartapparaten niet weergegeven.)
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan)
in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
70 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren
Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, heeft u de volgende
mogelijkheden:
Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste locatie
binnen de toegestane tijd en drukt u op enter.
Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een willekeurige
toets voordat de toegestane tijd is verstreken. De computer start hierna pas op nadat u een
opstartapparaat heeft geselecteerd en op enter heeft gedrukt.
Als u de computer wilt opstarten met de huidige MultiBoot-instelling, wacht u tot de toegestane tijd is
verstreken.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te isoleren van problemen die mogelijk worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc, en druk daarna op f2.
Als u op f2 drukt, zoekt het BIOS op drie plaatsen naar de hulpprogramma's van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI) in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 71 voor het downloaden van het hulpprogramma PC Hardware Diagnostics (UEFI) van
HP naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt uitvoeren met
de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat:
Optie 1: HP PC diagnose-startpagina: biedt toegang tot de nieuwste versie van UEFI
1. Ga naar
http://hp.com/go/techcenter/pcdiags.
2. Klik op de koppeling UEFI Download en selecteer vervolgens Uitvoeren.
NLWW HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde modellen) 71
Optie 2: Support and Drivers-pagina's: bieden downloadmogelijkheden voor een specifiek product voor
eerdere en latere versies
1. Ga naar
http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor HP UEFI-
ondersteuning).
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Bepaalde computermodellen zijn geconfigureerd met HP Sure Start, een technologie die voortdurend het
BIOS van de computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt
aangevallen, herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de eerder veilige staat, zonder tussenkomst van
de gebruiker.
HP Sure Start is geconfigureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconfiguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconfiguratie kan worden aangepast door geavanceerde
gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar
http://www.hp.com/support en
selecteert u uw land. Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies op het scherm.
72 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) NLWW
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over uw
vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
NLWW Contact opnemen met de ondersteuning 73
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven bevinden zich op een van de 3 plaatsen,
afhankelijk van uw computermodel: bevestigd op de onderkant van de computer, in de accuruimte of onder
de klep voor de geheugenmodule.
Servicelabel:Biedt belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u contact
opneemt met de ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven.
Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Label met certificaat van echtheid van Microsoft® (alleen bepaalde modellen van vóór Windows 8):
bevat de Windows-productsleutel. U hebt de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het
besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. HP-platforms waarop
Windows 8 of Windows 8.1 vooraf is geïnstalleerd, hebben geen fysiek label. Er is echter wel
elektronisch een digitale productsleutel geïnstalleerd.
OPMERKING: Deze digitale productsleutel wordt automatisch herkend en geactiveerd door Microsoft-
besturingssystemen als u het besturingssysteem Windows 8 of Windows 8.1 opnieuw installeert via
door HP goedgekeurde herstelmethoden.
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
74 Hoofdstuk 13 Ondersteuning NLWW
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u met de computer naar het
buitenland wilt reizen.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben. Hoewel de
computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend aangeraden de
computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd
en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 Vdc bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5 °C tot 35 °C 41 °F tot 95 °F
Buiten bedrijf -20 °C tot 60 °C -4 °F tot 140 °F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3 048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
NLWW Ingangsvermogen 75
A Computer op reis gebruiken
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de schijfruimte
haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u het risico van
schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk op de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Elke maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten. Overleg vooraf
met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt
en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie of een HP module voor
mobiel breedband, bijvoorbeeld een 802.11b/g-apparaat, een GSM-apparaat (Global System for Mobile
Communications) of een GPRS-apparaat (General Packet Radio Service), houdt u er dan rekening mee
dat het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval zijn
aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als
u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf
toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
76 Bijlage A Computer op reis gebruiken NLWW
B Problemen oplossen
Deze bijlage bestaat uit de volgende gedeelten:
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor aanvullende informatie over de computer en koppelingen naar
websites. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support
Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding vereist. HP
biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
Online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
Een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende voeding
levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit de
computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of het
netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Het computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de volgende
instellingen de oorzaak vormen:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de
aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm wordt
NLWW Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 77
uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de computer is ingeschakeld
maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om deze en andere
voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Accu op het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik u vervolgens op
Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt dat
wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten op de
computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt de
weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer externe
beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van het
scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik op het
pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand
van deze procedure, raadpleegt u
Computer staat aan maar reageert niet op pagina 78.
Computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het toetsenbord,
voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde, totdat de computer wordt
afgesloten.
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal 5 seconden ingedrukt.
Houd de aan/uit-knop minstens vijftien seconden ingedrukt voor het opnieuw instellen van de hardware
waardoor de computer onmiddellijk wordt uitgeschakeld.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer de
computer echter ongewoon warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur. Zorg
dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de computer.
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten
voor oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for
Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u
met de computer werkt.
78 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of deactiveren, klikt
u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te activeren, schakelt u het
selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren, schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of de
lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw in.
Een optionele externe optische schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een pluisvrije
doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset voor
optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee heeft
geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen in uw
multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u het
programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
NLWW Problemen oplossen 79
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld, drukt u een
of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire beeldscherm
wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad
van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Het branden van een optionele externe schijf begint niet of stopt voordat het
gereed is
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u probeert
de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de vaste schijf.
80 Bijlage B Problemen oplossen NLWW
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van
schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of installeren van
onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer loskoppelt. Pas daarna kunt
u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
NLWW 81
Index
A
aan/uit
accu 37
besparen 39
opties 35
aan/uit-knop
gebruiken 35
herkennen 6
aan/uit-lampjes 5
aan/uit-schakelaar 35
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 18
accu
lage acculading 38
ontladen 38
resterende lading weergeven 38
voeding besparen 39
Accucontrole 38
accu-informatie, zoeken 37
Accuruimte 74
accuvoeding 37
afsluiten 35
Antivirussoftware 56
audiofuncties, controleren 29
audiofuncties controleren 29
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 8
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 8
Automatische DriveLock, wachtwoord
opgeven 55
verwijderen 56
B
bedieningselementen voor draadloze
communicatie
besturingssysteem 13
knop 13
bedrijfs-WLAN, verbinding maken
15
Beeldschermen, schakelen tussen
25
Beeldschermhelderheid, toetsen 25
Beeldscherm schakelen 25
Beheerderswachtwoord 49
Beschrijfbare media 36
besparen, voeding 39
beveiliging, draadloze
communicatie 15
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 9
BIOS
update downloaden 68
update uitvoeren 67
versie vaststellen 67
Bluetooth, label 74
Bluetooth-apparaat 13, 16
C
Caps Lock, lampje herkennen 5
Computer, reizen met 76
computer reageert niet 35
Computer Setup
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 50
DriveLock-wachtwoord 52
fabrieksinstellingen herstellen
67
navigeren en selecteren 66
Configureren
audio voor HDMI 34
connector
aan/uit 9
docking 43
connectors
audio-ingang
(microfooningang) 8
audio-uitgang (hoofdtelefoon) 8
D
de computer uitschakelen 35
DisplayPort
verbinding maken 31
Dockingapparaat-receptoren,
herkennen 12
Dockingconnector
gebruiken 43
herkennen 8
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 15
benodigde apparatuur 14
beveiliging 15
functioneel bereik 16
gebruiken 14
openbare WLAN, verbinding
maken 15
verbinding maken 15
Draadloze communicatie, knop 13
Draaien, touchpadbeweging 20
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 52
instellen 53
opgeven 53
verwijderen 55
wijzigen 54
Dvd met besturingssysteem
Windows 64
E
Elektrostatische ontlading 81
Esc-toets, herkennen 7
Essentiële updates, software 57
externe apparaten 43
externemonitorpoort 31
Externe schijfeenheid 43
F
F11-herstelprogramma 63
firewallsoftware 56
fn-toets, herkennen 7, 24
Functietoetsen, herkennen 7
G
gebruiken
standen voor energiebesparing
35
Gebruikerswachtwoord 49
geheugenkaart 36
ondersteunde types 40
plaatsen 40
verwijderen 40
82 Index NLWW
geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 10
Geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 7, 26
geluidsvolume
aanpassen 28
Knoppen 28
toetsen 28
Geluid uit, toets herkennen 25
Gezichtsherkenning 29
H
harde schijf
externe 43
HD-apparatuur aansluiten 32, 33,
34
HDMI, audio configureren 34
HDMI-poort
herkennen 9
verbinding maken 33
herstellen 64
herstellen, vaste schijf 63
herstelpartitie 63
Hibernationstand
activeren 36
beëindigen 36
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 8
hotkeys
beschrijving 24
gebruiken 24
geluidsvolume aanpassen 25
Geluidsvolume verhogen 25
geluidsvolume verlagen 25
helderheid van beeldscherm
verhogen 25
helderheid van beeldscherm
verlagen 25
Slaapstand 25
toetsenbordlampje 25
Hotkeys
Aan/uit-knop van touchpad 25
hotkeys toetsenbord, herkennen 24
HP Client Security 57
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
downloaden 71
hubs 41
I
In-/uitzoomen, touchpadbeweging
20
Ingangsvermogen 75
installatie van draadloos netwerk
14
Interne beeldschermschakelaar 10
interne microfoons, herkennen 10
Internetverbinding instellen 14
K
kabels
USB 42
Kennisgevingen
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 74
Knijpen, touchpadbeweging 20
knoppen
aan-uit 35
Knoppen
aan/uit 6
geluidsvolume 28
linkerknop van touchpad 4
rechterknop van touchpad 4
kritiek lage acculading 35
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 74
labels
Bluetooth 74
certificaat van echtheid van
Microsoft 74
keurmerk voor draadloze
communicatie 74
regelgeving 74
serienummer 74
WLAN 74
lage acculading 38
lampje Microfoon uit 5
lampjes
microfoon uitschakelen 5
Webcam 10
Lampjes
aan/uit 5
Caps Lock 5
draadloze communicatie 5
netvoedingsadapter/accu 8
Num Lock 5
Touchpad 5
Lampje van de netvoedingsadapter/
accu 8
lampje voor draadloze
communicatie 5, 13
Leesbare media 36
Luidsprekerrooster, herkennen 6
M
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 8
micro SD-geheugenkaartlezer,
herkennen 10
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 74
Miracast 34
muis, externe
voorkeuren instellen 18
MultiStream Transport 32
N
netvoedingsconnector herkennen 9
NFC (Near Field Communication)-
antenne, herkennen 11
NFC-antenne, herkennen 11
Num lk-toets herkennen 26
Num lock, extern toetsenblok 27
Num Lock, lampje 5
O
omgevingsvereisten 75
Onderdelen
beeldscherm 10
bovenkant 4
linkerkant 9
Onderkant 12
rechterkant 8
onderhoud
Schijfdefragmentatie 46
Schijfopruiming 46
openbare WLAN, verbinding maken
15
opnieuw instellen 64
Opties voor energiebeheer
instellen 35
optionele externe apparaten,
gebruiken 43
optische-schijfeenheid 43
Oudere systemen, USB-
ondersteuning 66
NLWW Index 83
P
poorten
DisplayPort 31
externe monitor 31
HDMI 9, 33
Miracast 34
USB 8, 9
VGA 31
Problemen, oplossen 77
Problemen oplossen
extern beeldscherm 80
schijf afspelen 79
schijf branden 80
productnaam en -nummer van
computer 74
R
regelgeving, informatie
kennisgevingen, label 74
reizen met de computer 74, 76
S
schakelaar, aan/uit 35
Schijfeenheden
externe 43
gebruiken 46
optische 43
vaste 43
Schijfmedia 36
Schuiven, touchpadbeweging 19
serienummer van computer 74
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
67
navigeren en selecteren 66
Slaapstand
activeren 36
beëindigen 36
sleuven
beveiligingskabel 9
sneltoetsen
draadloze communicatie 25
geluidsvolume aanpassen 25
microfoon uitschakelen 25
schakelen tussen
beeldschermen 25
uitgeschakeld
luidsprekergeluid 25
SoftPaqs, downloaden 61
software
antivirus 56
essentiële updates 57
Firewall 56
Schijfdefragmentatie 46
Schijfopruiming 46
Software Schijfdefragmentatie 46
Software Schijfopruiming 46
standen voor energiebesparing 35
Sure Start
gebruiken 72
T
toetsen
Esc 7
fn 7
functie 7
geluidsvolume 28
Windows-toets 7
toetsenblok
herkennen 26
ingebed numeriek 7
Toetsenblok, extern
gebruiken 27
num lock 27
toetsenbordlampje 25
Toets voor draadloze communicatie
herkennen 25
Touchpad
gebruiken 18
Knoppen 4
Touchpadbewegingen
draaien 20
in-/uitzoomen 20
knijpen 20
schuiven 19
Touchpadlampje herkennen 5
Touchpadzone
herkennen 4
U
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 66
USB-apparaten
beschrijving 41
verbinding maken 42
verwijderen 42
USB-hubs 41
USB-kabel, aansluiten 42
USB-poorten herkennen 8, 9
uw computer onderhouden 59
uw computer reinigen 59
V
vaste schijf herstellen 63
verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 15
vernieuwen 64
VGA-poort, verbinding maken met
31
video 30
vingerafdruklezer
gebruiken 58
herkennen 6
Volumetoetsen herkennen 25
W
wachtwoordbeveiliging instellen bij
uit slaapstand komen 37
Wachtwoorden
beheerder 49
BIOS-beheerder 50
DriveLock 52
gebruiker 49
Webcam
gebruiken 29
herkennen 10
webcamlampje herkennen 10
Windows
Opnieuw instellen 64
Vernieuwen 64
Windows-toets, herkennen 7
WLAN-antennes, herkennen 11
WLAN-apparaat 14, 74
WLAN label 74
84 Index NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94

HP EliteBook Folio 1020 G1 Special Edition Notebook PC (ENERGY STAR) Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding