KTM 125 Duke 2017 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
125 Duke
Artikelnr. 3213561nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213561nl*
3213561nl
02/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT, 2
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
125 Duke EU (F4003Q1, F4003Q2, F4003Q3, F4003Q4)
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie ................................................. 9
2.2 Onjuist gebruik .................................................... 9
2.3 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 9
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.6 Veilig gebruik .................................................... 11
2.7 Beschermende kleding ....................................... 12
2.8 Werkinstructies.................................................. 12
2.9 Milieu............................................................... 12
2.10 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Motornummer.................................................... 21
5.4 Sleutelnummer.................................................. 21
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 22
6.1 Koppelingshendel .............................................. 22
6.2 Remhendel........................................................ 22
6.3 Gashendel......................................................... 23
6.4 Schakelaars links aan stuur................................. 23
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 23
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 24
6.4.3 Menuschakelaar............................................. 24
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 25
6.4.5 Claxonknop ................................................... 25
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............................... 26
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 26
6.5.2 E-starterknop................................................. 26
6.6 Contact-/stuurslot............................................... 27
6.7 Stuur vergrendelen............................................. 27
6.8 Stuur ontgrendelen ............................................ 28
6.9 Tankdop openen ................................................ 28
6.10 Tankdop sluiten ................................................. 30
6.11 Zadelslot........................................................... 30
6.12 Boordgereedschap.............................................. 31
6.13 Grepen.............................................................. 31
6.14 Voetsteunen bijrijder .......................................... 32
6.15 Versnellingshendel ............................................. 32
6.16 Rempedaal........................................................ 33
6.17 Zijstandaard ...................................................... 34
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 35
7.1 Gecombineerd instrument................................... 35
INHOUDSOPGAVE 4
7.2 Activering en test............................................... 35
7.3 Dag-nacht-modus............................................... 36
7.4 Waarschuwingen................................................ 37
7.5 Controlelampjes................................................. 38
7.6 Display ............................................................. 40
7.7 Toerental........................................................... 42
7.8 Schakelindicator................................................ 43
7.9 Snelheid ........................................................... 44
7.10 ODOweergave ................................................... 44
7.11 Weergave van de koelmiddeltemperatuur.............. 45
7.12 Brandstofpeilweergave........................................ 45
7.13 Tijd .................................................................. 46
7.14 Favouritesweergave ........................................... 46
7.15 Quick Selector 1weergave.................................. 47
7.16 Quick Selector 2weergave.................................. 47
7.17 Menu................................................................ 48
7.17.1 KTM MY RIDE (optioneel)............................... 48
7.17.2 Info .............................................................. 49
7.17.3 Motorcycle .................................................... 49
7.17.4 Settings ........................................................ 50
7.17.5 Preferences................................................... 50
7.17.6 Pairing (optioneel) ......................................... 51
7.17.7 Audio (optioneel) ........................................... 52
7.17.8 Telefonie (optioneel) ...................................... 53
7.17.9 General Info .................................................. 54
7.17.10 Trip 1 ........................................................... 54
7.17.11 Trip 2 ........................................................... 55
7.17.12 Warning ........................................................ 55
7.17.13 ABS.............................................................. 56
7.17.14 Favourites ..................................................... 57
7.17.15 Quick Selector 1............................................ 57
7.17.16 Quick Selector 2............................................ 58
7.17.17 Bluetooth...................................................... 58
7.17.18 Shift Light .................................................... 59
7.17.19 Tijd en datum instellen .................................. 59
7.17.20 DRL ............................................................. 61
7.17.21 Distance ....................................................... 62
7.17.22 Temp............................................................ 63
7.17.23 Fuel Cons...................................................... 63
7.17.24 Language ...................................................... 64
7.17.25 Service ......................................................... 64
7.17.26 Extra Functions ............................................. 65
8 INBEDRIJFSTELLING.................................................... 66
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 66
8.2 Motor inrijden.................................................... 67
8.3 Voertuig beladen................................................ 68
9 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 70
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 70
9.2 Starten ............................................................. 71
9.3 Beginnen met rijden........................................... 73
9.4 Schakelen, rijden............................................... 73
9.5 Afremmen ......................................................... 77
9.6 Stoppen, parkeren.............................................. 79
9.7 Transport .......................................................... 80
9.8 Brandstof tanken ............................................... 81
10 SERVICESCHEMA......................................................... 84
10.1 Extra informatie................................................. 84
INHOUDSOPGAVE 5
10.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 84
10.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 86
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 87
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 87
11.2 Versnellingshendel instellen................................ 88
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 89
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 89
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 89
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 90
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 91
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ......................... 92
12.6 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 93
12.7 Bijrijderzadel monteren ...................................... 94
12.8 Bestuurderszadel verwijderen .............................. 94
12.9 Bestuurderszadel monteren................................. 95
12.10 Kettingvervuiling controleren............................... 95
12.11 Ketting reinigen ................................................. 96
12.12 Kettingspanning controleren ............................... 97
12.13 Kettingspanning instellen ................................... 98
12.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren...................................................... 100
12.15 Bugspoiler demonteren..................................... 103
12.16 Bugspoiler monteren ........................................ 104
13 REMSYSTEEM............................................................ 105
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) ............................ 105
13.2 Remschijven controleren................................... 106
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 107
13.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ...... 108
13.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren..... 110
13.6 Vrije slag rempedaal controleren........................ 111
13.7 Vrije slag van het rempedaal instellen ............. 112
13.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 113
13.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 114
13.10 Remplaketten van de achterwielrem
controleren...................................................... 117
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 118
14.1 Voorwiel demonteren .................................... 118
14.2 Voorwiel monteren ........................................ 119
14.3 Achterwiel demonteren ................................. 121
14.4 Achterwiel monteren ..................................... 122
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 125
14.6 Bandentoestand controleren.............................. 126
14.7 Bandenspanning controleren............................. 128
15 ELEKTRONICA............................................................ 130
15.1 dagrijlicht (DRL) ............................................... 130
15.2 Accu demonteren ......................................... 131
15.3 Accu monteren ............................................. 132
15.4 Accu laden .................................................. 133
15.5 Zekeringen ABS vervangen................................ 136
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 138
15.7 Koplampstand controleren ................................ 140
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 140
15.9 Diagnosestekker............................................... 142
15.10 USBdiagnosebus............................................. 142
16 KOELSYSTEEM........................................................... 143
16.1 Koelsysteem .................................................... 143
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 145
INHOUDSOPGAVE 6
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............................... 147
16.4 Koelmiddel aftappen .................................... 149
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....................... 150
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 153
17.1 Gaskabelspeling controleren.............................. 153
17.2 Gaskabelspeling instellen .............................. 154
17.3 Koppelingshendelspeling controleren ................. 154
17.4 Koppelingshendelspeling instellen ................. 156
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 157
18.1 Motoroliepeil controleren .................................. 157
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen ........................................... 157
18.3 Motorolie bijvullen ........................................... 160
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 162
19.1 Motorfiets reinigen ........................................... 162
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 164
20 STALLING .................................................................. 166
20.1 Stalling........................................................... 166
20.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 167
21 FOUTEN OPSPOREN................................................... 168
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 171
22.1 Motor.............................................................. 171
22.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 172
22.3 Vulhoeveelheden.............................................. 174
22.3.1 Motorolie .................................................... 174
22.3.2 Koelmiddel ................................................. 175
22.3.3 Brandstof.................................................... 175
22.4 Chassis ........................................................... 175
22.5 Elektronica...................................................... 176
22.6 Banden........................................................... 177
22.7 Voorvork.......................................................... 177
22.8 Schokdemper .................................................. 178
22.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 178
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING ................. 183
23.1 EUverklaringen van overeenstemming ............... 183
23.2 FCCverklaringen van overeenstemming.............. 184
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 186
25 HULPSTOFFEN........................................................... 189
26 NORMEN ................................................................... 191
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 192
28 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 193
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 194
29.1 Rode pictogrammen ......................................... 194
29.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 194
29.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 194
INDEX ............................................................................... 195
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u veel
informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt
op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F00781-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Gecombineerd instrument
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel ( pag. 22)
4 Bestuurderszadel
5 Zadelslot ( pag. 30)
6 Bijrijderzadel
7 Grepen ( pag. 31)
8 Versnellingshendel ( pag. 32)
9 Zijstandaard ( pag. 34)
10 Motornummer ( pag. 21)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F00782-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Boordgereedschap ( pag. 31)
2 Lichtschakelaar ( pag. 24)
2 Menuschakelaar ( pag. 24)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
2 Claxonknop ( pag. 25)
3 Tankdop
4 E-starterknop ( pag. 26)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 26)
5 Remhendel ( pag. 22)
6 Contact-/stuurslot ( pag. 27)
7 Framenummer ( pag. 20)
7 Typeplaatje ( pag. 20)
8 Rempedaal ( pag. 33)
9 Voetsteunen bijrijder ( pag. 32)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
0
0
11
402408-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
402174-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer
1
is aan de linker kant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
6.1 Koppelingshendel
F00717-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
6.2 Remhendel
F00718-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.3 Gashendel
F00718-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
F00720-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 24)
2 Menuschakelaar ( pag. 24)
3 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
4 Claxonknop ( pag. 25)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.4.2 Lichtschakelaar
F00719-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze stand zijn het dim-
licht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn
het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
6.4.3 Menuschakelaar
F00721-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
F00721-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar naar het schakelaar-
huis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
6.4.5 Claxonknop
F00721-12
De claxonknop
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
F00722-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt
niet worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor het rijden. Het ontste-
kingscircuit is gesloten.
6.5.2 E-starterknop
F00723-10
De e-starterknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.6 Contact-/stuurslot
F00724-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd LOCK In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken en het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrok-
ken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en naar links draaien. Sleutel eruit
trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en rechts links draaien. Sleutel eruit
trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F00874-10
Klep
1
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelasting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de tankdop drukken om de contactsleutel te ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
Contactsleutel eruit trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.10 Tankdop sluiten
F00875-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
De tankdop na het sluiten op correcte vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water
afspoelen.
Tankdop dichtklappen.
Tankdop omlaagdrukken, totdat het slot vergrendelt.
6.11 Zadelslot
F00728-10
Het zadelslot
1
bevindt zich links naast het zadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.12 Boordgereedschap
F00729-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6.13 Grepen
F00741-10
De grepen
1
zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een bijrijder kan deze zich hieraan vasthouden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.14 Voetsteunen bijrijder
F00731-10
De voetsteunen voor bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.15 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.16 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.17 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 35
7.1 Gecombineerd instrument
402800-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1
Controlelampjes ( pag. 38)
2
Display
7.2 Activering en test
F00876-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelampjes branden kort in het
kader van een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 36
7.3 Dag-nacht-modus
402803-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
402804-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De lichtsensor in het gecombineerde instrument meet de helderheid van de omge-
ving en schakelt het display automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van de
helderheid die de lichtsensor meet, wordt het display lichter of donkerder of in de
andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 37
7.4 Waarschuwingen
F00904-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste displayrand, afhankelijk van
de relevantie hebben ze een gele of rode achtergrond.
Gele waarschuwingen
1
tonen fouten of informatie die snel ingrijpen of aanpassing van
het rijgedrag vereisen.
Rode waarschuwingen
2
tonen fouten of informatie die onmiddellijk ingrijpen vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeurige knop te drukken.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warning weergegeven tot ze niet
meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 38
7.5 Controlelampjes
F00900-01
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 39
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout geconstateerd.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
Controlelampje alarminstallatie knippert rood Statusmelding bij de alarminstallatie (optioneel).
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid is gedetecteerd. Dit
wordt ook op het display weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 40
7.6 Display
F00877-10
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
1 Toerental ( pag. 42)
1 Schakelindicator ( pag. 43)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2 Versnellingsindicatie
3 Eenheid voor de toerentalindicatie
4 Snelheid ( pag. 44)
5 Eenheid voor de snelheidsindicatie
6 ODOweergave ( pag. 44)
7 Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 45)
8 Brandstofpeilweergave ( pag. 45)
9 Bluetooth
®
(optioneel)
10 Tijd ( pag. 46)
11 SET
Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
12 Favouritesweergave ( pag. 46)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.7 Toerental
F00878-12
Het toerental
1
wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
7.8 Schakelindicator
402809-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator worden ingesteld. Tijdens
de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de
schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2 worden
ingesteld. Bij RPM1 brandt de schakelindicator rood en bij RPM2 knippert hij rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor na de eerste service
gedeactiveerd.
Koelmiddeltemperatuur 35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator brandt altijd
bij
6.500 1/min
Koelmiddeltemperatuur > 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1-schakelindicator brandt
RPM2-schakelindicator knippert
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.9 Snelheid
402806-10
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
7.10 ODOweergave
402806-12
De afgelegde totale afstand ODO wordt weergegeven in het bereik
1
van het display.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu van het voertuig losgekoppeld wordt
en/of de zekering is gesmolten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
7.11 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
402808-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschuwing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
7.12 Brandstofpeilweergave
402807-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in het bereik
1
van het display.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer balkjes er branden, hoe
meer brandstof zich in de brandstoftank bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het laatste segment rood en
verschijnt bovendien de waarschuwing°LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het rijden te vermijden, wordt
het brandstofpeil iets vertraagd weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschakelaar is uitgeschakeld,
wordt de brandstofpeilweergave niet geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschakelaar ingeschakeld, wordt
de volgende actualisering pas na 2°minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de brandstofpeilsensor ont-
vangt, knippert de brandstofpeilweergave.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.13 Tijd
402806-13
De tijd wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie weergegeven. Als de taal
EN-US ingesteld is, wordt de tijd weergegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is geweest van het voertuig
of als de zekering eruit gehaald was.
7.14 Favouritesweergave
402811-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weergegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op twee regels weergegeven. Vijf
tot acht geselecteerde informatieteksten worden op één regel weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.15 Quick Selector 1weergave
F00801-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan°Quick Selector 1 worden geconfigureerd. Er kan
een willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7.16 Quick Selector 2weergave
F00802-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan°Quick Selector 2 worden geconfigureerd. Er kan
een willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.17 Menu
F00905-10
Info
Om het menu te openen, in de standaardweergave de SETknop
1
indrukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele menu resp. het menuover-
zicht gesloten.
7.17.1 KTM MY RIDE (optioneel)
F00804-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon via Bluetooth
®
met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het gecombineerde instrument te ver-
binden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.17.2 Info
F00804-02
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
In Info kan algemene informatie worden opgeroepen.
7.17.3 Motorcycle
F00804-03
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.17.4 Settings
F00804-04
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
In Settings kunnen favorieten en snelkeuzes worden geconfigureerd.
7.17.5 Preferences
F00804-05
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
In Preferences kan de weergave van het gecombineerde instrument worden geconfigureerd.
Er kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele
functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
7.17.6 Pairing (optioneel)
F00842-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door indrukken van de SET-
knop kan een geschikte mobiele telefoon via Bluetooth
®
met het gecombineerde instru-
ment worden verbonden.
Door bevestiging van de°Passkey wordt de koppeling succesvol afgesloten.
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikte mobiele telefoon wordt de naam
van de gekoppelde mobiele telefoon weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde apparaat is geselecteerd. Door
de SET-knop in te drukken, kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Het als laatste verbonden apparaat wordt bij ingeschakelde Bluetooth
®
automa-
tisch met het gecombineerde instrument gekoppeld zodra het zich binnen bereik
bevindt en niet eerder is gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het gecombineerde instrument te
verbinden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.17.7 Audio (optioneel)
F00837-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptelefoon kan van het verkeer
afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u het overige verkeer nog
kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audiotitel.
Kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de vorige audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de audiotitel.
Info
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie aan Quick Selector 1 of
aan Quick Selector 2 worden toegevoegd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 53
7.17.8 Telefonie (optioneel)
F00841-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld eveneens geactiveerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptelefoon kan van het verkeer
afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u het overige verkeer nog
kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhankelijk van de instelling
van de mobiele telefoon wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.17.9 General Info
F00806-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
7.17.10 Trip 1
F00807-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
ØCons1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van°Trip 1 en°Trip Time1.
Trip Time1 toont de rijtijd op basis van°Trip 1 en loopt zodra een snelheidssignaal wordt ont-
vangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve.
SETknop 35 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu°Trip 1 worden gereset.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
7.17.11 Trip 2
F00808-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
ØCons2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van°Trip 2 en°Trip Time2.
Trip Time2 toont de rijtijd op basis van°Trip 2 en loopt zodra een snelheidssignaal wordt ont-
vangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve.
SETknop 35 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu°Trip 2 worden gereset.
7.17.12 Warning
F00809-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de°UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu°Warning worden alle opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 56
7.17.13 ABS
F00811-02
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS
compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de open-
bare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebrui-
ken, indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door indrukken van de SET-knop ABS uitschakelen.
Info
Het ABS kan alleen weer worden geactiveerd door het contact opnieuw in te
schakelen.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan beide wielen.
SETknop 35 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Uitschakelen van de ABS.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 57
7.17.14 Favourites
F00814-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden geselecteerd.
7.17.15 Quick Selector 1
F00815-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselecteerd. Door de SETknop in
te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 1 opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 58
7.17.16 Quick Selector 2
F00816-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselecteerd. Door de SETknop in
te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu Quick Selector 2 opgeroepen.
7.17.17 Bluetooth
F00818-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, de Bluetooth
®
functie in- of uitschakelen.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie met KTM MY RIDE (optioneel) worden
gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het dis-
play van het gecombineerde instrument.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 59
7.17.18 Shift Light
F00834-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitschakelen of het toerental
voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, brandt de toerentalindicatie rood.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toerentalindicatie rood.
7.17.19 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 60
F00845-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences verschijnt. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
F00843-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
Het uur wordt met een liggend streepje knipperend gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur ingesteld is.
SET-knop indrukken.
De minuut wordt met een liggend streepje knipperend gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 61
F00844-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag wordt met een liggend streepje knipperend gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag ingesteld is.
SET-knop indrukken.
De maand wordt met een liggend streepje knipperend gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar wordt met een liggend streepje knipperend gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.17.20 DRL
F00824-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 62
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen vervanging voor dim-
licht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de automatische omscha-
keling tussen dagrijlicht en dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu uitschakelen, zodat
het dimlicht permanent is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
7.17.21 Distance
F00826-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 63
7.17.22 Temp
F00827-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temp is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7.17.23 Fuel Cons
F00828-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 64
7.17.24 Language
F00829-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7.17.25 Service
F00830-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door de SETknop in te druk-
ken, wordt het menu geopend.
In het menu°Service wordt de volgende vereiste service weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 65
7.17.26 Extra Functions
F00831-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselecteerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor uw voertuig vindt u op
de KTM-website.
8 INBEDRIJFSTELLING 66
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
8 INBEDRIJFSTELLING 67
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 67)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewijzigd.
Vol gas geven vermijden!
8 INBEDRIJFSTELLING 68
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met
beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeerdeelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
8 INBEDRIJFSTELLING 69
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig worden geplaatst en het
gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Op het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting letten.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
9 RIJ-INSTRUCTIES 70
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden moeten altijd de toestand van het voertuig en de verkeersveiligheid worden gecontroleerd.
Het voertuig moet zich tijdens het rijden in een technisch onberispelijke staat bevinden.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 157)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 117)
Controleren of de remmen werken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 147)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 95)
Kettingspanning controleren. ( pag. 97)
Bandentoestand controleren. ( pag. 126)
Bandenspanning controleren. ( pag. 128)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 71
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbrekende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
9 RIJ-INSTRUCTIES 72
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 28)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de voet helemaal omhoog
zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling stationair schakelen.
Het groene controlelampje voor stationair N brandt.
Het ABScontrolelampje gaat branden en gaat na het beginnen met rijden weer uit.
E-starterknop indrukken.
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de volgende startpoging mini-
maal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
9 RIJ-INSTRUCTIES 73
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het starten, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indrukken. De versnelling hoeft
niet stationair te worden geschakeld.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 74
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de bijrijder van de motorfiets vallen.
Ervoor zorgen dat de bijrijder correct op de buddyseat zit, de voeten op de voetsteunen van de bijrijder zet en zich aan de
bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 75
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Treden tijdens het rijden ongebruikelijke geluiden op, dan moet u onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag niet
worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
9 RIJ-INSTRUCTIES 76
Wanneer het storingslampje tijdens het rijden gaat branden, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze
tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De
snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk begint te branden, moet u
meteen stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-
garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet u meteen stoppen, de
motor uitzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje te branden, dan werd
een aanwijzing/waarschuwing m.b.t. de veiligheid herkend.
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weergegeven en opgeslagen tot ze
niet meer actief zijn.
9 RIJ-INSTRUCTIES 77
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
9 RIJ-INSTRUCTIES 78
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
9 RIJ-INSTRUCTIES 79
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 80
Versnelling stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot ingeschakeld blijft, wordt de voe-
ding naar de meeste verbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. De motor daarom altijd met het contactslot uitzetten, de
noodstopschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 27)
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES 81
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
9 RIJ-INSTRUCTIES 82
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot problemen in het
brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 83
F00732-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 28)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
1
van de vulopening met brandstof bij-
vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 186)
Tankdop sluiten. ( pag. 30)
10 SERVICESCHEMA 84
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 157)
Remschijven controleren. ( pag. 106)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 117)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Bandentoestand controleren. ( pag. 126)
Bandenspanning controleren. ( pag. 128)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 92)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 100)
10 SERVICESCHEMA 85
om de twee jaar
ieder jaar
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Kettingspanning controleren. ( pag. 97)
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 147)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Klepspeling controleren.
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 140)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service-indicatie resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA 86
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglagers controleren.
Wiellager controleren.
Antivries controleren.
Koelmiddel verversen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 87
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
F00779-10
Door aan de stelring
1
te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Verlenging voor haaksleutel (90129099025)
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
11 CHASSIS AFSTELLEN 88
11.2 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
F00734-10
Moeren
1
losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang
2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik
A
schakelstang
90… 102 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig worden uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn geschroefd.
Instelhoek
B
controleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek
B
schakelstang omkering
versnellingshendel
90°
Moeren
1
vastdraaien.
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegenhouden van de moeren in het
midden en identiek ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan schakelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955244)
Hefbok achter (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
F00735-10
Voorwaarde
Beschermkap
1
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamebout (69329965030)
Hefbok voor (69329965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
F00735-10
Beschermkap
1
monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 90)
E00735-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de vorkstangen af. In de loop van
de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan lekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 190)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 91)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12.6 Bijrijderzadel verwijderen
H01991-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Het zadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
12.7 Bijrijderzadel monteren
H01992-01
De haken
1
aan het bijrijderzadel in de zadelopnames
2
aan het subframe hangen,
achteraan neerlaten en tegelijk naar voren schuiven.
Bijrijderzadel omlaag drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren het bijrijderzadel omhoog trekken om te controleren of hij
goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct gemonteerd is.
12.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 93)
H01993-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken en naar boven toe ver-
wijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
12.9 Bestuurderszadel monteren
H01994-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel in het bereik
A
inhaken en achterkant laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct gemonteerd is.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 94)
12.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 96)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
12.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 189)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 189)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
M00714-10
Hoofdwerk
Versnelling stationair schakelen.
In de buurt van het glijblok de ketting omhoog in richting van de achterbrug duwen en
kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5… 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 98)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
Kettingspanning controleren. ( pag. 97)
F00745-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 7 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Controleer de instelling daarom op ver-
schillende plekken van de ketting.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
12.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
1 2 3 18 19 20
00
0
BB
0
0
AA
401288-10
Versnelling stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 15 kg
De afstand
B
van 20 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
B
op het langste stuk
van de ketting
301,6 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel en
het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp. ketting-
aandrijfwiel sneller.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
F00752-10
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
vanaf boven gezien de schroef
1
zichtbaar
wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 7 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
12.15 Bugspoiler demonteren
F00740-10
Schroeven
1
verwijderen.
F00739-10
Schroeven
2
verwijderen.
Bugspoiler verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
12.16 Bugspoiler monteren
F00740-10
Bugspoiler positioneren. Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
F00739-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler achter M6x9 9 Nm
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler voor M6x13 9 Nm
13 REMSYSTEEM 105
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H01908-10
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig beperken de functie van het
ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem alleen doordraaien (burn out)
als ABS is uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrijgegeven en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de
juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS com-
pleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de openbare
weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebruiken,
indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
13 REMSYSTEEM 106
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de
fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatopper-
vlakken, steile hellingen of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd
worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABScontrolelampje
3
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden en
nadat het voertuig is gaan rijden weer uitgaan. Wanneer het lampje na het optrekken niet
uitgaat of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem.
Het ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het rem-
systeem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABScontrolelampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toerental van
het voor- en achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat uit als het voertuig begint te rijden.
13.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 107
400480-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op maat
A
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 108
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
F00746-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 108)
13.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 109
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
13 REMSYSTEEM 110
F00747-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 188)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
13 REMSYSTEEM 111
F00748-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
13.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achterwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
13 REMSYSTEEM 112
F00751-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 112)
Veer
1
vasthaken.
13.7 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achterwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
13 REMSYSTEEM 113
F00751-11
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en met de schroef
3
de aangegeven vrije slag
A
instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Veer
1
vasthaken.
13.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 114
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
F00749-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 114)
13.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 115
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 117)
13 REMSYSTEEM 116
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroef
1
verwijderen en schroefdopborging verwijderen.
F00750-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 188)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroefdopborging positioneren, schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dekselborging compensatiere-
servoir achterwielrem
M5 9 Nm
13 REMSYSTEEM 117
13.10 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
F00753-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14 WIELEN, BANDEN 118
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 90)
F00754-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met ringen verwijderen en spatbord iets opzij duwen.
Schroef
2
verwijderen en wieltoerentalsensor
3
uit de boring trekken.
Schroef
4
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
5
losdraaien.
Op de schroef
4
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
4
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
14 WIELEN, BANDEN 119
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F00755-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 189)
Afstandsbussen erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN 120
F00754-11
Schroefdraad van de steekas en schroef
2
reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 189)
Voorwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Wieltoerentalsensor
3
in boring positioneren.
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroeven
5
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord voor M6 7 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 91)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14 WIELEN, BANDEN 121
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
F00776-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN 122
F00745-11
Schroef
2
verwijderen en wieltoerentalsensor
3
uit de boring trekken.
Moer
4
en ring verwijderen.
Kettingspanner
5
verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas
6
met ring en kettingspanner
5
eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Kettingbescherming opzij duwen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug verwijderen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
14 WIELEN, BANDEN 123
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
F00757-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 189)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 189)
Aangrijppunten van de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
Demperpakking en kettingwieldrager aan het achterwiel monteren.
Afstandsbussen erin zetten.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingbescherming positioneren.
14 WIELEN, BANDEN 124
F00745-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas
3
met ring en kettingspanner
4
monte-
ren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners
4
links en rechts in dezelfde positie monteren.
Moer
2
en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de schroeven liggen
en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen
B
staan. Zo is het achterwiel correct uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
Wieltoerentalsensor
5
in boring positioneren.
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
F00776-11
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingbescherming EJOT PT
®
K60x30 7 Nm
14 WIELEN, BANDEN 125
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
Kettingspanning controleren. ( pag. 97)
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwieldrager en de achterwielnaaf.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
Achterwiel demonteren. ( pag. 121)
F00756-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
14 WIELEN, BANDEN 126
S00678-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling
A
te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 122)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
Kettingspanning controleren. ( pag. 97)
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
14 WIELEN, BANDEN 127
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
14 WIELEN, BANDEN 128
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op
het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
14 WIELEN, BANDEN 129
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
15 ELEKTRONICA 130
15.1 dagrijlicht (DRL)
F00850-11
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de automatische omschakeling
tussen dagrijlicht en dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu uitschakelen, zodat het
dimlicht permanent is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)
1
is geïntegreerd in de koplamp.
Het dagrijlicht (DRL) mag alleen bij goed zicht worden ingeschakeld.
Activeer het dagrijlicht (DRL) in het gecombineerde instrument.
De helderheidssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor de regeling. Als er goede
zichtverhoudingen zijn, wordt het dimlicht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Info
Het zijlicht
2
brandt bij elk verlichtingstype.
15 ELEKTRONICA 131
15.2 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of accugas in de ogen is
gekomen.
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 93)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 94)
F00774-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
15 ELEKTRONICA 132
F00775-10
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken.
Pluskabel
3
van accu loskoppelen.
Rubberband
4
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen beschadigd raken. Het
voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
15.3 Accu monteren
F00775-11
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Accu (ETZ-9-BS) ( pag. 176)
Rubberband
1
vasthaken.
Pluskabel
2
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking
3
positioneren.
15 ELEKTRONICA 133
F00774-11
Minkabel
4
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 94)
Tijd en datum instellen. ( pag. 59)
15.4 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of accugas in de ogen is
gekomen.
15 ELEKTRONICA 134
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 93)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 94)
Minkabel van de accu loskoppelen, om schade aan de boordelektronica te vermijden.
15 ELEKTRONICA 135
M00729-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis
2
is
aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Minuspoolafdekking positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 94)
Tijd en datum instellen. ( pag. 59)
15 ELEKTRONICA 136
15.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydrau-
lische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekerin-
genblok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 93)
F00758-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische instal-
latie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
15 ELEKTRONICA 137
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 176)
Tip
Nieuwe reservezekering
2
in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een
bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
F00758-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
3
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische instal-
latie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 176)
Tip
Nieuwe reservezekering
4
in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een
bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 94)
15 ELEKTRONICA 138
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het bijrijder-
zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 93)
F00849-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 10 A - gecombineerd instrument
Zekering 3 - 10 A - hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine, brandstofpomp, starthulprelais, claxon
Zekering 5 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - remlicht, richtingaanwijzer, groot licht, dimlicht, zijlicht, achter-
licht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - besturingsunit, ABS-besturingsunit
Zekering 8 - 10 A - alarminstallatie (optioneel)
Zekering 9 - 10 A - extra apparatuur
Zekering 10 - 10 A - extra apparatuur
Zekering SPARE - 10 A/15 A/30 A - reservezekeringen
15 ELEKTRONICA 139
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 176)
Zekering (75011088015) ( pag. 176)
Zekering (75011088030) ( pag. 176)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel
1
sluiten.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 94)
15 ELEKTRONICA 140
15.7 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 140)
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 140)
15 ELEKTRONICA 141
F00850-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
Schroef
1
borgt ook de koplamp. Controleer of de schroef steeds ver genoeg is
ingeschroefd.
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering
B
liggen.
15 ELEKTRONICA 142
15.9 Diagnosestekker
H01906-10
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
15.10 USBdiagnosebus
H01907-10
De USBdiagnosebus
1
bevindt zich onder het gecombineerde instrument.
Info
De USB-diagnosebus dient alleen voor diagnosedoeleinden en is voor de
voedingsspanning van externe apparaten niet geschikt.
16 KOELSYSTEEM 143
16.1 Koelsysteem
F00762-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmiddel
plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop
2
. Door de uitzetting door warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het compensatiereservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer terugge-
zogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
110 °C
16 KOELSYSTEEM 144
H01904-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de koel-
werking.
16 KOELSYSTEEM 145
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM 146
F00764-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop
1
van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 186)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
F00763-10
Radiateurdop
2
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
16 KOELSYSTEEM 147
Koelvloeistof ( pag. 186)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 150)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM 148
Voorwaarden
Motor is koud.
F00764-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 186)
F00763-10
Radiateurdop
2
verwijderen en koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 186)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 150)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM 149
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 103)
16 KOELSYSTEEM 150
F00765-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 10 Nm
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM 151
F00763-11
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
verwijderen.
F00766-10
Ontluchtingsschroef
2
losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen totdat dit zonder luchtbellen uit de ontluchtingsschroef stroomt en
de ontluchtingsschroef meteen vastdraaien.
Koelvloeistof ( pag. 186)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
16 KOELSYSTEEM 152
Motor starten en warm laten draaien.
F00764-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Dop
3
van het vaste reservoir verwijderen en koelmiddelpeil tot de bovenste marke-
ring vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 104)
17 MOTOR AFSTELLEN 153
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
A
bepalen.
Gaskabelspeling
A
3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Speling van de gaskabel instellen. ( pag. 154)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
17 MOTOR AFSTELLEN 154
17.2 Gaskabelspeling instellen
F00773-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Contramoer
2
losdraaien.
Speling van de gaskabel met de stelschroef
3
instellen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Contramoer
2
vastdraaien.
Manchet
1
terugschuiven.
17.3 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen speling heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de koppelingshendelspeling.
Stel de koppelingshendelspeling indien nodig volgens de voorschriften in.
17 MOTOR AFSTELLEN 155
F00767-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppelingshendelspeling
A
bepalen.
Koppelingshendelspeling
A
1… 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 156)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
17 MOTOR AFSTELLEN 156
17.4 Koppelingshendelspeling instellen
F00768-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Contramoer
2
losdraaien.
Koppelingshendelspeling
A
met de stelschroef
3
instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling
A
1… 3 mm
Contramoer
2
vastdraaien.
Manchet
1
positioneren.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 157
18.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
F00772-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen
A
en
B
liggen.
»
Als de motorolie onder de markering
A
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 160)
»
Als de motorolie boven de markering
B
ligt:
Motoroliepeil corrigeren.
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 158
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 103)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
F00769-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef
1
met keerring verwijderen.
Oliezeef
2
met keerring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef en oliezeef grondig reinigen.
Oliezeef
2
positioneren en olieaftapschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 159
F00770-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
F00771-10
Nieuw oliefilter
5
plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilterdeksel
6
monteren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 160
401955-13
Olievulschroef
7
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie 1,5 l Buitentemperatuur:
0… 50 °C
Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 187)
Buitentemperatuur:
10… 40 °C
Motorolie
(SAE 10W/40)
( pag. 187)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 104)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 157)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 161
0
0
11
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 187)
Motorolie (SAE 10W/40) ( pag. 187)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 157)
19 REINIGING, ONDERHOUD 162
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
19 REINIGING, ONDERHOUD 163
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten
en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 190)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het met koud water wor-
den gereinigd. Warm water zou de zoutwerking versterken.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan ver-
dampen.
19 REINIGING, ONDERHOUD 164
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 96)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 189)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 190)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat de
materiaalkwaliteit anders sterk beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 190)
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 190)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden getroffen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
19 REINIGING, ONDERHOUD 165
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 162)
Remmen gereinigd.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rempla-
ketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water reinigen
en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 96)
20 STALLING 166
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de onderstaande maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voor-
komt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 189)
Brandstof tanken. ( pag. 81)
Motorfiets reinigen. ( pag. 162)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 157)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 145)
Bandenspanning controleren. ( pag. 128)
Accu demonteren. ( pag. 131)
Accu laden. ( pag. 133)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 89)
20 STALLING 167
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 90)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor de kleppen en uitlaat gaan
roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 91)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 89)
Accu monteren. ( pag. 132)
Tijd en datum instellen. ( pag. 59)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 70)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 168
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 71)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 133)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij getrokken
koppelingshendel
Er is een versnelling geschakeld Versnelling stationair schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 71)
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 147)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 149)
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 150)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
21 FOUTEN OPSPOREN 169
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan het ventilatiesysteem van
de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt geel Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 81)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
ABS-controlelampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 136)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 157)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. ( pag. 157)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Richtingaanwijzer, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 4 of 6 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Accu leeg Contact bij het parkeren van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. ( pag. 133)
21 FOUTEN OPSPOREN 170
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van het gecombineerd instrument
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Snelheidsindicatie op gecombineerd
instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheidsindicatie
of stekkerverbinding verroest
Kabelboom en steekverbinding controleren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS 171
22.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 125 cm³
Slag 47,2 mm
Boring 58 mm
Compressie 12,8:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvolger, aandrij-
ving door ketting
Klepdiameter inlaat 22,5 mm
Klepdiameter uitlaat 19 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08… 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13… 0,17 mm
Krukaslagers 2 kogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 1 rotorpomp
Primaire overbrenging 22:72
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:34
2e versnelling 15:31
3e versnelling 18:28
22 TECHNISCHE GEGEVENS 172
4e versnelling 21:26
5e versnelling 22:23
6e versnelling 24:22
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCH Super R6 VR 5 NE
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Bougie BOSCH Super R6 VR 5 NIEUW
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Stationair toerental 1.450… 1.550 1/min
Starthulp E-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorontluchtingsplaat M5 7 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M5 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef bevestigingsplaat keerring kop-
pelingsdeksel
M6 12 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 173
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef geleider distributiekettingspan-
ner
M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef ketting-aandrijfwiel M6 12 Nm
Schroef kettinguitvalbescherming M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x40 12 Nm
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat koppelingskabel M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 10 Nm
Moer drijfstanglager M7 24 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 8 Nm
Moer uitlaatflens M8 8 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 174
Schroef nokkenastandwiel M8 32 Nm Loctite
®
243™
Schroef retourveer automatische ver-
snelling
M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef tandwiel balansas M8 40 Nm Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
Schroef cilinderkop M10 1e trap
25 Nm
2e trap
50 Nm
Schroefdraad gesmeerd met
olie, hoofdsteun ingevet
Schroef rotor M10 70 Nm Loctite
®
243™
Watertemperatuursensor M10 14 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer hulpcilinder M14LH 60 Nm Loctite
®
243™
Moer primair wiel / distributiekettin-
grondsel
M14 55 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,5 l Buitentemperatuur: 0… 50 °C Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 187)
Buitentemperatuur: 10…
40 °C
Motorolie (SAE 10W/40)
( pag. 187)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 175
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1 l Koelvloeistof ( pag. 186)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 186)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Veerweg
voor 142 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 176
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 65°
Wielstand 1.357±15,5 mm
Zadelhoogte onbelast 830 mm
Bodemvrijheid onbelast 175 mm
Droog gewicht 139 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
22.5 Elektronica
Accu ETZ-9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
22 TECHNISCHE GEGEVENS 177
Koplamp Led
Zijlicht Led
Instrumentverlichting en controlelampjes Led
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 R 17 M/C 54H TL
Metzeler Sportec M5 Interact
150/60 R 17 M/C 66H TL
Metzeler Sportec M5 Interact
110/70 R 17 M/C 54H TL
Michelin Pilot Street Radial
150/60 R 17 M/C 66H TL
Michelin Pilot Street Radial
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 93001000033
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 744 mm
Voorvorkolie 450 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 188)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 178
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 93104010044
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Statische veerweg 14 mm
Dynamische veerweg 49 mm
Inbouwlengte 304 mm
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingbescherming EJOT PT
®
K60x30 7 Nm
Overige schroeven chassis M4 4 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef achterlicht M5 5 Nm
Schroef dekselborging compensatiere-
servoir achterwielrem
M5 9 Nm
Schroef kettingbescherming M5 7 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingskabelgeleiding M5 5 Nm
Schroef tankklep M5 4 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M5 5 Nm Loctite
®
243™
Moer instelling rempedaal M6 9 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 179
Schroef ABS slangklem M6 7 Nm
Schroef ABS-module M6 10 Nm
Schroef ABS-sensorwiel achter M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 8 Nm
Schroef bevestigingsplaat ABS-module
aan frame
M6 7 Nm
Schroef bevestigingsplaat einddemper M6 9 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 10 Nm
Schroef bugspoiler achter M6x9 9 Nm
Schroef bugspoiler voor M6x13 9 Nm
Schroef compensatiereservoir M6 5 Nm
Schroef contactslot (één keer te gebrui-
ken)
M6 13 Nm
Schroef dempingsblok M6 8 Nm
Schroef einddemper M6 12 Nm
Schroef gecombineerd instrument M6 7 Nm
Schroef glijblok M6 7 Nm
Schroef hellingshoeksensor M6 8 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroef kabelhouder zijstandaardscha-
kelaar
M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef koplamp M6 8 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef magneethouder zijstandaard M6 5 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 180
Schroef nummerplaatdrager M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste deel achterkant M6 7 Nm
Schroef radiateurafdekking M6 7 Nm
Schroef radiateurhouder M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef remslangklem M6 7 Nm
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M6 8 Nm
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 7 Nm
Schroef versnellingshendel omkering M6 11 Nm Loctite
®
243™
Schroef zadelbevestiging voor M6 6 Nm
Moer kettingwiel M8 27 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef achterframe M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bijrijdervoetsteunhouders M8 22 Nm Loctite
®
243™
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef claxon M8 12 Nm
Schroef einddemper M8 23 Nm
Schroef greep M8 22 Nm
Schroef motorhouder M8 22 Nm
Schroef onderste deel achterkant M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 181
Schroef remklauw voor M8 30 Nm Loctite
®
204™
Schroef rempedaal M8 16 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 21 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Schroef steunplaat zadelbevestiging M8 18 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef tank M8 20 Nm
Schroef zadelbevestiging achter M8 18 Nm
Schroef zadelbevestiging voor M8 20 Nm
Holle schroef remkabel M10 24 Nm
Moer spiegel links M10 16 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 49 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Moer spiegel rechts M10LHx1,25 16 Nm
Schroef houder gecombineerd instru-
ment
M10x1,25 21 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 51 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10x1,25 20 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 44 Nm
Schroef voetsteunhouder voor / motor-
houder
M10x1,25 49 Nm
Schroef zijstandaardconsole M10x1,25 25 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 182
Schroefverbinding schokdemper onder M10x1,25 51 Nm Loctite
®
243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Moer achterbrugbout M14x1,5 98 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 49 Nm Loctite
®
243™
Lambdasonde M18x1,5 19 Nm
Stelring achterbrugophanging M22x1 Zonder speling vastdraaien
Moer balhoofd M30x1 1e trap
45 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de
klok in)
2 omw
3e trap
5 Nm
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 183
23.1 EUverklaringen van overeenstemming
Info
Functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvatten eventueel niet alle vermelde zendinstallaties.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de EU-
verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 210M1100 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst
van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/210m1100
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van
de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype LC8 DASHBOARD overeenkomt met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de
EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/lc8-dashboard
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring Sensor "BC5A4" overeenkomt met de rele-
vante richtlijnen. De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring Sensor "RDC3" overeenkomt met de relevante
richtlijnen. De volledige tekst van de EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 184
23.2 FCCverklaringen van overeenstemming
Info
Functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvatten eventueel niet alle vermelde zendinstallaties.
210M1100
FCC ID: 2AKR7210M1100
IC: 22291210M1100
BTROUTER
FCC ID: Z642564N
IC: 451I2564N
KTM RACE ON system Active Key
FCC ID: VFZKLGKZADI01
IC: 22239-KLGKZADI01
KTM RACE ON system Main Unit
FCC ID: VFZKLGMZADI01
IC: 22239-KLGMZADI01
LC8 DASHBOARD
FCC ID: 2AKP9-LC8CLUSTER1
IC: 22273-LC8CLUSTER1
Tyre Pressure Monitoring Sensor "BC5A4"
FCC ID: MRXBC5A4
IC: 2546A-BC5A4
Tyre Pressure Monitoring Sensor "RDC3"
FCC ID: MRXRDC3
IC: 2546A-RDC3
Let op
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCCbepalingen.
Gebruik uitsluitend als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 185
1 Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken.
2 Dit apparaat moet ontvangen interferenties kunnen opnemen, ook interferenties die eventueel een ongewenst bedrijf veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de grenswaarden voor digitale apparaten van de klasse B conform de FCCbepalingen, deel 15. De
grenswaarden zijn zodanig dat deze in woonomgevingen voldoende bescherming tegen schadelijke storingen bieden. Deze apparaten pro-
duceren en gebruiken hoge frequenties en kunnen deze ook uitstralen. Daarom kunnen ze, indien ze niet volgens de aanwijzingen worden
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke storingen van de radio-ontvangst veroorzaken. Er bestaat echter geen garantie dat er bij bepaalde
toepassingen geen storingen ontstaan. Als dit apparaat storingen met betrekking tot radio- of televisieontvangst veroorzaakt (controleer dit
door het apparaat in en uit te schakelen), kunt u deze radiostoringen eventueel als volgt verhelpen:
Stel de ontvangstantenne opnieuw af.
Plaats het apparaat en de radio-ontvanger verder uit elkaar.
Sluit het apparaat en de radio-ontvanger op gescheiden stroomkringen aan.
Raadpleeg uw dealer of een specialist voor radio- en televisietechniek.
Wijzigingen en modificaties die niet uitdrukkelijk door de verantwoordelijke instantie zijn toegestaan, kunnen ertoe leiden dat gebruikers
de apparaten niet meer mogen gebruiken.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 186
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en ongeschikte
antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloeistof
vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof verdund
moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 187
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaarheid)
met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 191)
SAE ( pag. 191) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Motorolie (SAE 10W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 191)
SAE ( pag. 191) (SAE 10W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
24 GEBRUIKSSTOFFEN 188
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 191) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
25 HULPSTOFFEN 189
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
25 HULPSTOFFEN 190
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 191
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 192
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het recht-
uit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag verhoogt,
maar in tegenstelling tot het dimlicht niet gefocust is en het weg-
dek verlicht
KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte mobiele tele-
foons en headsets voor telefonie en audio
28 LIJST MET AFKORTINGEN 193
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN 194
29.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
29.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen worden
eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout geconstateerd.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid is gedetecteerd. Dit
wordt ook op het display weergegeven.
29.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX 195
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Bugspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168-170
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
INDEX 196
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-65
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Bluetooth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Favourites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Favouritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Fuel Cons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
ODOweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Preferences . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Quick Selector 1weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Quick Selector 2weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Temp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Warning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . 45
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 66
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 70
INDEX 197
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145, 147
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Koppelingshendelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
INDEX 198
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84-86
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
INDEX 199
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
U
USBdiagnosebus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . . . . . . . . . 183-185
EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
FCC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 175
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160, 174
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 138
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
*3213561nl*
3213561nl
02/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202

KTM 125 Duke 2017 de handleiding

Type
de handleiding