Miller BIG BLUE 500 X PERKINS CE de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
Beschrijving
TIGlassen (GTAW)
Bekledeelektrodelassen
(SMAW)
Door motor aangedreven
lasmachine/aggregaat
OM271838G/dut 201710
Luchtkoolboog (CACA)
snijden en gutsen
Big Blue 500 X CE
Perkins
HANDLEIDING
www.MillerWelds.com
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1.....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Risico’s m.b.t. motor 3..................................................................
1-4. De gevaren van perslucht 4.............................................................
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 5.............................
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 7..................................................
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 7...................................................
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV informatie) 7........................
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES 9...............................................................
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 9..................................................
2-2. Diverse symbolen en definities 12.........................................................
HOOFDSTUK 3 TECHNISCHE GEGEVENS 13..................................................
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 13..............................
3-2. Lasvermogen, voedings en motorgegevens 13.............................................
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken 13........................................
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag 14.....................................................
3-5. Inschakelduur en oververhitting 14........................................................
3-6. Stroomspanning grafieklijnen 15.........................................................
3-7. Brandstofverbruik 16....................................................................
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat 16...................................................
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE 17..............................................................
4-1. Het installeren van het lasaggregaat 17....................................................
4-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger 18.....................
4-3. Het hefoog gebruiken 18.................................................................
4-4. De uitlaatpijp installeren 19...............................................................
4-5. De accu aansluiten 19...................................................................
4-6. Controlelijst voor het starten van de motor 20................................................
4-7. Aansluiten op de lasuitgangen 21..........................................................
4-8. Het formaat van de laskabel kiezen* 22....................................................
4-9. Aansluiten op afstandsbedieningstekker RC13 22............................................
HOOFDSTUK 5 DE LASAGGREGAAT BEDIENEN 23............................................
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 5-2) 23......................................
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel(zie hoofdstuk 5-1) 24........................
5-3. Afstandsgestuurde stroomsterkteregeling (optie) 25..........................................
5-4. Informatielabel lasparameters/lasboog 25...................................................
5-5. Beschrijving brandstof/uurmeter 26.......................................................
HOOFDSTUK 6 DE BEDIENING VAN DE HULPSTROOMAPPARATUUR 27........................
6-1. Hulpstroomstekkerdozen voor export 27....................................................
6-2. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen 28.......................
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN 29..................................
7-1. Onderhoudslabel 29.....................................................................
7-2. Routineonderhoud 30...................................................................
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren 31............................................
7-4. Onderhoud van het luchtfilter 32...........................................................
7-5. De vonkenvanger controleren/schoonmaken 33.............................................
7-6. Accuonderhoud 33......................................................................
7-7. Aanpassen van de motorsnelheid 33.......................................................
7-8. Onderhoud van het brandstof en het smeringssysteem 34....................................
7-9. Overbelastingsbeveiliging 35.............................................................
7-10. Storingen 36...........................................................................
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 8 ONDERDELENLIJST 38.......................................................
8-1. Aanbevolen reserve-onderdelen 38........................................................
HOOFDSTUK 9 ELECTRISCH SCHEMA 40.....................................................
HOOFDSTUK 10 INLOOPPROCEDURE 42.....................................................
101. Wetstacking 42.........................................................................
102. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank 43.....................
HOOFDSTUK11 RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN 44................................
COMPLETE ONDERDELENLIJST - www.MillerWelds.com
GARANTIE
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
voor producten in de Europese Gemeenschap (gemarkeerd met EC).
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street Appleton, WI 54914 VS verklaart dat het product
of de producten in deze verklaring voldoen aan de basisvereisten van de genoemde richtlijn(en)
en norm(en).
Product-/apparaatidentificatie:
Product
Serienummer
Big Blue 500X CC/CV 907186
Big Blue 500X CC 907187
Big Blue 500X Pro 907602
Richtlijnen:
2014/35/EU Low voltage
2014/30/EU Electromagnetic compatibility
·2000/14/EC & 2005/88/EC Outdoor noise
·Notified Body: AV Technology LTD, Unit 2 Easter Court, Europa Boulevard, Warrington, Cheshire, WA5 7ZB,
United Kingdom
·Conformity Assessment Procedure Followed: Annex VI, 2000/14/EC
·Technical Document Holder: Manufacturer
·Notified Body Evaluation Report No: GB/1067/5363/15 ISSUE 2
·Measured Sound Power level: 97 dB L
WA
·Guaranteed Sound Power Level: 97 dB L
WA
·Electric Power P
eL
: 9.6 kW
Normen:
IEC 60974-1:2012 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 60974-10:2014 Arc welding equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility requirements
Ondertekenaar:
March 10, 2017
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba
Datum van verklaring
MANAGER, PRODUCTONTWERPNALEVING
270422B
EMV-GEGEVENSBLAD VOOR LASSTROOMBRON
Product-/apparaatidentificatie
Product
Serienummer
BIG BLUE 500 X CC CE (PERKINS 404) 907187
BIG BLUE 500 X CC CE W/WM,PS CE (PERKINS 404) 907187021
Overzicht nalevingsinformatie
Toepasbare richtlijn Richtlijn 2014/35/EU
Referentielimieten Richtlijn 2013/35/EU, aanbeveling 1999/519/EG
Toepasselijke normen IEC 62822-1:2016, IEC 62822-2:2016
Bedoeld gebruik voor bedrijfsmatig gebruik voor gebruik door leken
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met niet-thermische effecten JA NEE
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met thermische effecten JA NEE
Gegevens zijn gebaseerd op maximaal voedingsvermogen (geldig tenzij firmware/hardware wordt gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op slechtste-gevalinstelling/-programma (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
s
worden gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op meerdere instellingen/-programma's (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
s
worden gewijzigd)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) JA NEE
voor gezondheidseffecten bij standaardconfiguraties (indien NEE gelden specifieke
vereiste minimale afstanden)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) n.v.t. JA NEE
voor sensorische effecten bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke maatregelen nodig)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de n.v.t. JA NEE
actieniveaus (AL's) bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke waarschuwingsborden nodig)
EMV-gegevens voor niet-thermische effecten
Blootstellingsindices (EI's) en afstanden tot lasstroomkring (voor de diverse gebruiksmodi, voor zover van toepassing)
Hoofd
Romp
Ledematen
(handen)
Ledematen
(dijen)
Sensorische
effecten
Gezondheids
effecten
Genormeerde afstand 10 cm 10 cm 10 cm 3 cm 3 cm
ELV EI op genormeerde afstand 0,26 0,05 0,09 0,05 0,11
Vereiste minimumafstand
1 cm 1 cm 1 cm 1 cm 1 cm
Afstand waarop alle beroepsmatige ELV-blootstellingsindices vallen onder 0,20 (20%) 14 cm
Afstand waarop alle ELV-blootstellingsindices voor het algemene publiek vallen onder 1,00 (100 %) 98 cm
Getest door:
.Tony Samimi Datum van test: 2016-02-22
275761-A
OM-271838 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT
VÓÓR GEBRUIK
dut_rom_201509
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan
persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan
voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om
problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieron-
der is slechts een samenvatting van de
veiligheidsvoorschriften in Hoofdstuk 1-7. Lees en volg alle
veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven ti-
jdens het gebruik van dit apparaat.
Elektrische schokken kunnen
dodelijk zijn.
Het aanraken van onderdelen onder stroom kan
fatale schokken en ernstige brandwonden ver-
oorzaken. De elektrode en het werkstuk staan onder
stroom als de uitgangsspanning aanstaat. De in-
voerspanning en de interne circuits van de machine
staan eveneens onder stroom als het apparaat
aanstaat. Bij semi- automatisch of automatisch
draadlassen staan het draad, de spoel, de ruimte
waar de lasdraad zich in de machine bevindt en alle
metalen onderdelen die in aanraking zijn met de
lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde of
onvoldoende randgeaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
Raak onderdelen onder stroom niet aan.
Draag droge, geïsoleerde handschoenen en lichaams- bescher-
ming zonder gaten.
Isoleer uzelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen.
Gebruik geen wissel- (AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen.
Gebruik ALLEEN wissel- (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel- (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Bijkomende veiligheidsmaatregelen dienen getroffen te worden in-
dien gewerkt wordt in situaties met verhoogd electrisch risico
zoals: in vochtige omgevingen of als natte kleren gedragen wor-
den; op metaalstrukturen op de vloer, tralies of weringen; in
moeilijke posities zoals zittend, geknield of liggend; of als er een
groot risico bestaat voor accidenteel of onvermijdelijk kontakt met
het werkstuk of de grond. In deze gevallen gebruik de volgende ap-
paratuur in voorkeursorde: 1) een DC halfautomaat van het type
CV (MIG/MAG), 2) een DC gelijkrichter voor het lassen met bekle-
de electroden, 3) een AC lasapparaat met verlaagde open
spanning voor het lassen met beklede electroden. In de meeste
gevallen de voorkeur geven aan een DC lasmachine van het type
CV met draad. En, nooit alleen werken!
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
Controleer altijd de randgeaarde aanvoer en wees er zeker van dat
de randgeaarde invoerspanningskabel goed aangesloten is op de
randgeaarde aansluitklem van het apparaat en of dat de stekker
van de kabel aangesloten is op een correct randgeaarde contact-
doos.
Als u ingangspanningsaansluitingen maakt, verbind dan eerst de
randgeaarde geleider en controleer de aansluitingen grondig.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig op beschadigingen of blootliggende bedrading en
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig-
gende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te dunne of herstelde
kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel. Gebruik hiervoor niet de massaklem of de massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Raak niet gelijktijdig de verbonden elektrodehouders van de twee
lasuitgangen aan, omdat de dubbele open spanning aanwezig kan
zijn.
Draag een lasoverall als u boven grondniveau werkt.
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem de werkkabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaal contact op het werkstuk of de werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
OM-271838 Pagina 2
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
Gebruik de bescherming van een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar wanneer u hulpapparatuur gebruikt. Een
stekkerdoos met ingebouwde aardlekschakelaar niet testen of re-
setten bij stationaire snelheid/ lage spanning of de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar zal beschadigd raken en
geen bescherming meer bieden tegen een elektrische schok die
wordt veroorzaakt door een aardingsfout.
Er staat ook NA het uitschakelen van de machine
nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het
voedingsgedeelte van de inverter lasstroombron-
nen.
Schakel de voeding van de inverter uit en ontlaad de invoercon-
densatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de Sectie
Onderhoud voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg ervoor
dat de lasrook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen
manier om te bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te
nemen van de dampen en gassen waaraan het personeel wordt
blootgesteld en deze te analyseren op samenstelling en hoeveel-
heid.
Als er slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmas-
ker.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
Werk alleen in een gesloten ruimte als deze goed geventileerd
wordt of als u een gasmasker draagt. Zorg ervoor dat er altijd een
ervaren persoon toekijkt. Lasrook en gassen kunnen lucht verdrin-
gen en het zuurstofgehalte verlagen, hetgeen schadelijke invloed
heeft op uw lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Las niet in ruimtes waarin dingen worden ontvet, schoongemaakt
of waarin wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen
reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irri-
terende gassen vormen.
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De bekledingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn.
Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden.
Boogstralen van het lasproces produceren zichtba-
re en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen
die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen vliegen
vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm.
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen; waarschuw
anderen niet in de boog te kijken.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe-
scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken.
Als er gelast wordt in gesloten ruimtes zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden. Er kunnen vonken van de lasboog vliegen. De rondvliegende
vonken, de temperatuur van het werkstuk en het gereedschap
kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van
een elektrode met metalen voor- werpen kan vonken, explosies,
oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving
veilig is voordat u begint met lassen.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10,7 m van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het lassen ge-
makkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes
kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde kant.
Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
Las nooit waar de lucht brandbaar stof, gas of vloeistofdamp (bij-
voorbeeld benzinedamp) kan bevatten.
Verbind de werkkabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom zo direct mo-
gelijk verplaatst kan worden en elektrische schokken en
brandrisico’s vermeden kunnen worden.
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
OM-271838 Pagina 3
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of snij de lasdraad los bij
het uiteinde als ze niet gebruikt worden.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe-
scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de richtlijnen van OSHA 1910.252(a) (2) (iv) en NFPA 51B
voor het “warme” werk en een brandblusapparaat in de nabijheid
hebben.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
LAWAAI kan het gehoor aantasten.
Lawaai van bepaalde werkwijzen of apparatuur kan
uw gehoor aantasten.
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is.
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op geïm-
planteerde medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten
hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in
de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd raakt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een on-
derdeel zijn van de lasprocedure, moet u er voorzichtig mee omgaan.
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd raken.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit buurt van alle las- of andere stroomkringen.
Hang nooit een elektrodehouder boven een gasfles.
Laat een laselektrode nooit in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk. een explosie zal het gevolg zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u het
cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan staan
wanneer u het ventiel opent.
Laat de beschermende dop over het ventiel zitten, behalve als de
fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een voldoen-
de aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publicatie P-1 die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Risico’s m.b.t. motor
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubbe-
ren handschoenen en beschermende kleding
als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat alleen om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten als het apparaat een acculaadvoorziening
heeft die hiervoor speciaal bedoeld is.
Let goed op de polariteit (+ en ) op accu’s.
Verwijder de negatieve () kabel als eerste en sluit hem als laatste
aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
De BRANDSTOF kan brand of explo-
sie veroorzaken.
Stop de motor en laat deze afkoelen voordat u
de brandstof controleert of brandstof toevoegt.
Rook niet als u brandstof toevoegt en zorg ervoor dat er geen von-
ken of open vuur in de buurt van het apparaat komen.
Doe de tank niet te vol laat wat ruimte over zodat de brandstof kan
uitzetten.
Mors geen brandstof. Als u wel brandstof heeft gemorst, ruim dit
dan eerst op voordat u de machine aanzet.
Werp gebruikte doeken weg in een brandwerende container.
Zorg altijd voor contact tussen spuitmond en tank tijdens het vullen
met brandstof.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, Vsnaren en rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Zet de machine af voordat u een onderdeel installeert of aansluit.
Laat alleen bevoegde personen panelen, afdekplaten
of beschermplaten verwijderen voor onderhoud of storingen.
Om te voorkomen dat de motor tijdens het onderhoud per ongeluk
gestart wordt, moet u de negatieve () accukabel losmaken van de
accu.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als het
onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
Voordat u aan het aggregaat werkt, moet u alle
ontstekingsbougies of injectors verwijderen om te voorkomen dat
de motor schokt of start.
Blokkeer het vliegwiel zodat het niet kan draaien terwijl u werkt aan
onderdelen van het aggregaat.
OM-271838 Pagina 4
VONKEN UIT DE UITLAAT kunnen
brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat vonken die vrijkomen uit de
motor geen brand kunnen veroorzaken.
Gebruik een goedgekeurde uitlaatvonkafleider in de vereiste
plaatsen zie de toepassingscodes.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
Controleer, indien mogelijk, het koelvloeistofpeil
als de motor koud is om brandwonden te voorko-
men.
Controleer het koelvloeistofpeil altijd bij het overloopvat (indien aanwe-
zig) i.p.v. bij de radiator (tenzij anders staat vermeld in de Sectie
Onderhoud of de handleiding van de motor).
Controle is noodzakelijk als de motor warm is. Als er geen over-
loopvat aanwezig is, moet u de volgende twee instructies volgen.
Draag een veiligheidsbril en handschoenen en bedek de radiator-
dop met een doek.
Draai de dop iets open en laat de druk langzaam ontsnappen voor-
dat u de dop helemaal opendraait.
Als u een generator binnenshuis ge-
bruikt, KUNT U HIERDOOR BINNEN
ENKELE MINUTEN OVERLIJDEN.
Uitlaatgas van een generator bevat koolmono-
xide. Dit is een gif dat u niet ziet of ruikt.
NOOIT binnenshuis of in een garage gebruiken, OOK NIET als
de deuren en ramen open staan.
Alleen BUITEN gebruiken en ver uit de buurt van ramen, deuren
en ventilatiepunten.
ACCUZUUR kan OGEN EN HUID VER-
BRANDEN.
Kantel de accu niet.
Vervang de beschadigde accu.
Spoel ogen en huid goed uit met water.
HITTE VAN DE MOTOR kan brand ver-
oorzaken.
Plaats het apparaat niet op, boven of in de buurt
van brandgevaarlijke oppervlakken of brand-
bare voorwerpen.
Houd de uitlaat en uitlaatpijpen weg van brandbare voorwerpen.
1-4. De gevaren van perslucht
PERSLUCHTAPPARATUUR kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Onjuiste installatie of bediening van dit systeem
kan resulteren in defecten aan de apparatuur en
persoonlijk letsel. Dit systeem mag alleen
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden
door bevoegde pneumatische technici en alleen
conform de handleiding voor de eigenaar, de
industriële normen en de landelijke en ter plekke
geldende regelgeving.
De nominale opbrengst of capaciteit van de compressor of enig
ander onderdeel van het persluchtsysteem niet overschrijden.
Zet het persluchtsysteem zodanig op dat mensen of zaken geen
risico lopen als een hydraulisch onderdeel kapot mocht gaan.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Niet aan een werkend persluchtsysteem werken, tenzij u een
bevoegd pneumatisch technicus bent en de instructies van de
fabrikant opvolgt.
Geen wijzigingen aanbrengen aan de compressor of de appara-
tuur die door de fabrikant is geleverd. Veiligheidsvoorzieningen in
het persluchtsysteem niet uitschakelen, onklaar maken of over-
bruggen.
Alleen onderdelen en toebehoren gebruiken die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Blijf uit de buurt van mogelijke beknellings of afknellingsplekken
in de apparatuur die is aangesloten op het persluchtsysteem.
Niet onder of rond apparatuur werken dat onder perslucht staat.
Ondersteun de apparatuur goed met behulp van mechanische
middelen.
HEET METAAL van het plasmasnij-
den of gutsen kan brand en exposie
veroorzaken.
Niet snijden of gutsen in de nabijheid van ont-
vlambare stoffen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
PERSLUCHT kan (dodelijk) letsel
veroorzaken.
Voordat u gaat werken aan het
persluchtsysteem, moet u het apparaat
uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per
ongeluk persluchtdruk op kan komen staan.
Ontlast de druk voordat u luchtleidingen
aansluit of loskoppelt.
Kijk de onderdelen van het persluchtsysteem en alle aansluitingen
en slangen na op beschadigingen, lekken en slijtage voordat u de
apparatuur gaat bedienen.
De luchtstroom niet op uzelf of op anderen richten.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een
veiligheidsbril, gehoorbescherming, leren handschoenen, zware
kleding (hemd en broek), hoge schoenen en een veiligheidshelm
wanneer u aan een persluchtsysteem werkt.
Zoek lekken op met zeepwater of een ultrasone detector nooit
met de blote hand. Het systeem niet gebruiken als er lekken
worden aangetroffen.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en voordat u het systeem weer
start.
Ga onmiddellijk naar een arts als er lucht doordringt in de huid
of het lichaam.
OM-271838 Pagina 5
Het INADEMEN VAN PERSLUCHT kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Geen perslucht gebruiken voor ademhalen.
Alleen gebruiken om te snijden, te gutsen
of voor gereedschap.
INGESLOTEN LUCHT ONDER DRUK
EN ZWIEPENDE SLANGEN kunnen letsel
veroorzaken.
Ontlast de luchtdruk van gereedschappen en
het systeem voordat u onderhoud pleegt,
hulpstukken aanbrengt of verwisselt en
voordat u de olieafvoer van de compressor
of de vuldop voor de olie opent.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, Vsnaren en
rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Laat alleen bevoegde personen beschermplaten of afdekplaten
verwijderen voor onderhoud of bij het verhelpen van storingen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als
het onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken.
Een hete compressor of hete onderdelen van
het luchtsysteem niet aanraken.
Laat het systeem afkoelen voor u het aanraakt
of onderhoud gaat plegen.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet
te pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen
en kleding om brandwonden te voorkomen.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding
en alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke en ter plekke geldende regelgeving.
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan
goed geïnstalleerde toebehoren op, NIET aan
de gascilinders. Het maximale hefvermogen
van het hijsoog niet overschrijden (zie: Techni-
sche gegevens).
Hijs en verplaats het apparaat alleen met de daarvoor geschikte
werktuigen en/of middelen en de daarvoor geldende procedures.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
OVERVERHITTING kan schade aan
de motor veroorzaken.
Zet de installatie uit of koppel hem los voordat u
de machine aan- of uitzet.
Pas op: een laag voltage en lage frequentie veroorzaakt door la-
ge snelheid van de motor kunnen elektrische motoren beschadi-
gen.
Sluit geen 50 of 60 Hertz motoren aan op een 100 Hertz contact-
doos.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-271838 Pagina 6
De UITGANGSSPANNING VOOR HET
OPLADEN VAN ACCU’S en ONTPLOFFEN VAN
DE ACCU kan leiden tot lichamelijk letsel.
Niet alle modellen hebben een oplaadvoorziening
voor accu’s.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubberen handschoenen
en beschermende kleding als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die
hiervoor speciaal is bedoeld.
Let goed op de polariteit (+ en ) op accu’s.
Verwijder de negatieve () kabel als eerste en sluit hem als laatste
weer aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
Laat alleen bevoegd personeel de accu laden.
Als een accu wordt verwijderd uit een voertuig om te worden
opgeladen, ontkoppel dan de negatieve () kabel eerst en sluit
hem als laatste weer aan. Zorg dat alle accessoires zijn
uitgeschakeld om zo een boog te voorkomen.
Alleen loodaccu’s opladen. De acculader niet gebruiken om een
elektrisch systeem met een extra lage spanning van stroom te
voorzien of om drogecelaccu’s op te laden.
Geen bevroren accu’s opladen.
Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
Accu’s niet opladen in een dichte ruimte of een ruimte met beperkte
ventilatie.
Een accu met losse accuklemmen of beschadigingen aan
behuizing of kap niet opladen.
Kies vóór u gaat opladen de juiste spanning op de lader, zodat
deze overeenkomt met de accuspanning.
Zet de acculader uit voor u deze op de accu aansluit. De klemmen
van de acculader mogen elkaar niet raken.
Houd de kabels van de acculader weg van de kap, de deur en van
bewegende onderdelen van het voertuig.
VLOEISTOF ONDER HOGE DRUK kan
verwondingen of de dood veroorzaken.
Componenten van het brandstofsysteem van
de motor kunnen onder hoge druk staan.
Zet eerst de motor af voordat u aan het
brandstofsysteem werkt, zodat de druk ontlast
wordt.
Ga onmiddellijk naar een arts als er ook maar een beetje vloeistof
binnendringt in de huid of het lichaam.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken.
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STATISCHE ELEKTRICITEIT (ESD) kan
PC-printplaten beschadigen.
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede, antistatische zakken of dozen voor het opslaan,
verplaatsen of verschepen van PC-printplaten.
HET SCHUIN ZETTEN VAN DE
TRAILER kan verwondingen
veroorzaken.
Gebruik stutten of blokken om het gewicht te
ondersteunen.
Installeer het lasaggregaat goed op de trailer
volgens de bijbehorende instructies.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke en ter plekke geldende regelgeving.
H.F.-straling kan interferentie veroor-
zaken.
Hoogfrequente (H.F.) straling kan interferentie
veroorzaken bij radionavigatie, veiligheids-
diensten, computers en communicatie appara-
tuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij interferentieproblemen als gevolg van
de installatie.
Als u van overheidswege klachten krijgt over interferentie, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
Houd deuren en panelen van hoogfrequentiebronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van interferentie tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie ver-
oorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische appa-
ratuur zoals microprocessors computers en
computer- gestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo kort
mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoeli-
ge elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker ex-
tra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat,
gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of af-
scherming van het werkterrein.
OM-271838 Pagina 7
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die
chemicaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend
is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen,
kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie
25249.5 en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw han-
den na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way,
Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700,
website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Mississauga, Ontario, Canada L4W 5NS
(phone: 800-463-6727, website: www.csagroup.org).
Battery Chargers, CSA Standard C22.2 NO 107.201, from Canadian
Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite
100, Mississauga, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727,
website: www.csagroup.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.)
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Portable Generators Safety Alert, U.S. Consumer Product Safety Com-
mission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814
(phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30329-4027 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetische velden (EMV) kunnen
invloed hebben op medische implantaten, zoals pacemakers. Voor
personen die medische implantaten hebben moeten beschermende
maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor
passanten of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk
bijvoorbeeld de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke
risicobeoordelingen uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende
procedures naleven om zo blootstelling aan
elektromagnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te
beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen,
plasmaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-271838 Pagina 8
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 9
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 201205
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 201704
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 201704
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 201704
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe8 201205
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe10 201205
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 201205
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 201205
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 201704
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 201704
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 10
Niet werken aan het apparaat als de motor draait. Eerst de motor stilzetten.
Safe21 201704
Niet roken tijdens het vullen met brandstof of in de nabijheid van brandstof.
Safe22 201704
De motor stilzetten tijdens het vullen met brandstof.
Safe23 201704
Een hete motor niet bijvullen.
Safe24 201704
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan goed geïnstalleerde toebehoren op, niet aan de gascilinders.
Het maximale hefvermogen van het hijsoog niet overschrijden (zie: Technische gegevens).
Safe25 201205
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 201704
Gebruik geen ether of startvloeistoffen. Bij gebruik van startvloeistoffen vervalt de garantie. Zie de handleiding
voor de motor.
Safe89 201704
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 201205
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe40 201205
=
Brandstof samen met vlammen of vonken kan brand veroorzaken.
Safe45 201205
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 11
Haal het apparaat uit de verpakking. Haal de handleiding uit het
apparaat. Lees de instructies voor het plaatsen van de uitlaatdemper.
Safe46 201205
Lees de handleiding en de labels op het apparaat.
Safe47 201205
/
<12.4 V
+ +
De handleiding voor de eigenaar lezen voor de informatie over
accuonderhoud.
Safe117 201406
0 - 50h std
Safe54 201704
Gedurende de eerste 50 uur moet het lasapparaat worden belast
met meer dan 200 A. Las niet met minder dan 200 A.
50h std
Safe55 201205
Na de eerste 50 gebruiksuren moeten de olie en het oliefilter worden
vervangen.
De generator nooit binnenshuis of in een garage gebruiken,
zelf niet als de deuren en ramen open staan.
Safe87 201207
De generator alleen buiten gebruiken en ver uit de buurt van ramen,
deuren en ventilatiepunten.
Safe88 201207
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 12
2-2. Diverse symbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Lees de
instructies
Tijd
A
Ampère
V
Volt
Hz
Hertz
Seconden
h
Uren
U
0
Nominale
nullastspanning
(OCV)
U
2
Conventionele be-
lastingsspanning
I
2
Nominale
lasstroom
n
Nominale
belastingsnelheid
n
0
Nominale
nullastsnelheid
n
1
Nominaal
stationair
X
Inschakelduur
IP
Beschermingsgra-
ad
P
1max
Maximaal
stroomverbruik
Negatief
Positief
Wisselstroom
Gelijkstroom
Beschermende
aarde (massa)
Circuitbeveiliging
Monofase
Driefasen
Motoraangedreven,
driefasenwissel-
stroomdynamo
met gelijkrichter
s
Geschikt om te
lassen in een
omgeving met een
verhoogd risico op
elektrische
schokken
Uit
Aan
Toename/afname
of hoeveelheid
Paneel/ter plekke
Van op afstand
Contactor aan
Niet veranderen
tijdens het lassen
Lasboog
Beklede
elektrodelassen
(SMAW)
TIG
Constante stroom
(CC)
Elektrodeaan-
sluiting
Werkaansluiting
Olie
Motoroliedruk
Brandstof
Accu (motor)
Motor
Motor
Motortoerental
Motorstop
Motorstop
Gloeipatroon
Langzaam
(stationair)
Snel (draaien,
lassen/
ingeschakeld)
Luchttemperatuur
of
motortemperatuur
Controleer
injectoren/pomp
Controleer
de klepspeling
Bevoegde
monteur
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 13
HOOFDSTUK 3 TECHNISCHE GEGEVENS
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
3-2. Lasvermogen, voedings en motorgegevens
Deze apparatuur genereert nominale resultaten bij een omgevingstemperatuur van maximaal 405C (1045F).
Las-
procédé
Bereik van de
lasuitgangs-
spanning
Nominale
uitgangsspanning
Maximale
open
spanning
Nominaal
uitgangsvermogen
aggregaat
Motor
Inhoud
brand-
stoftank
CC 55 500 A
300 A, 32 Volt DC, 100%
inschakelduur
400A, 25 Volt DC, 60%
inschakelduur
500 A, 20 Volt DC, 40%
inschakelduur
92
Monofase, 4 kVA/kW,
34/17 A, 120/240 V AC,
50/60 Hz
Watergekoelde
viercilinder Perkins
404D22, 32,6 pk
dieselmotor
25 gal
(95 liter)
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken
Afmetingen
D
B
A
F
E
H
G
C
! Overschrijd de hoeken niet als het ag-
gregaat aanstaat met het oog op motorbe-
schadigingen en omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naar en ge-
bruik het niet op plaatsen waar het kan
omvallen.
802 161A
20
20
30
30
803 656-G
Hoogte
60 in (1524 mm)
(tot de bovenzijde van
de geluiddemper)
Breedte
28,5 in (724 mm)
(montagesteunen
ingeklapt)
30,75 in (781 mm)
(montagesteunen
uitgeklapt)
Lengte 65,125 in (1654 mm)
A 65,125 in (1654 mm)
B* 56 in (1422 mm)
C* 46,5 in (1181)
D* 9,625 in (244 mm)
E 27,5 in (699 mm)
F 1 in (25 mm)
G 2913/16 in (757 mm)
H
9/16 in (14 mm) diameter
4 gaten
* Als de montagesteunen in de
middelste stand staan verschillen
de afmetingen afhankelijk van de
locatie van de montagesteunen.
Gewicht
met
Perkins
40422
Zonder brandstof:
1600 lb (726 kg)
Met brandstof:
1775 lb (805 kg)
Gewichtsbelasting hijsoog:
Maximaal 2500 lb (1134 kg)
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 14
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag
A. IP graad
IP graad
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor buitengebruik. Opslag is toegestaan, maar buiten lassen bij regen of andere neerslag mag alleen onder
een afdak.
IP23S 201406
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbaar laagspanningsnetwerk. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische
compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
ceemc 3 2014-07
C. Temperatuurspecificaties
Bereik bedrijfstemperatuur* Opslag/Transport temperatuurbereik
40 tot 104C (40 tot 40F )
*Het resultaat wordt minder bij een temperatuur van hoger dan 40C
(104F).
4 tot 131C (20 tot 55F )
Temp_2016- 07
3-5. Inschakelduur en oververhitting
1 100% inschakelduur
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen op nominale belasting
zonder oververhit te raken.
Dit apparaat is geschikt voor
lassen op 300 ampère continu.
LET OP Het overschrijden van de
inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en de garantie vervalt
dan.
LASAMPERES
% INSCHAKELDUUR
10
15
20 25 30 40 50 60 80 100
100
150
200
250
300
400
500
600
800
1000
CC
1
271 732-A
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 15
3-6. Stroomspanning grafieklijnen
De stroomspanning grafieklijnen
geven de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning en
stroom aan van het lasaggregaat.
De grafieklijnen van alle andere in-
stellingen vallen tussen de aange-
geven krommen.
A. Beklede Elektrodelassen
B. TIG
BEREIK:
230 MAX
170 365
110 225
70 130
55 85
BEREIK:
60 365
35 250
25 155
15 75
DC VOLT
DC AMPERES
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400 500
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
100
80
60
40
20
0
DC VOLT
DC AMPERES
215 081-A / 215 079-A
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 16
3-7. Brandstofverbruik
De kromme laat het karakteristieke
brandstofverbruik onder las of
stroombelasting zien.
199 032A
DC LASAMPERES BIJ EEN 100% INSCHAKELDUUR
V.S. GAL./UUR
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500
0.00
0.25
0.50
0.75
1.00
1.25
1.50
1.75
2.00
2.25
2.50
STATIONAIR
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat
193 018
De AC vermogenkarakteristiek geeft
het beschikbare aggregaatvermogen
in Ampères aan bij de 120 of 240volt
aansluitingen.
0
50
100
150
200
250
300
0 5 10 15 20 25 30
AC AMPERE IN 240V STAND
AC VOLT
0
25
50
75
100
150
125
0102030405060
AC AMPERE IN 120V STAND
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 17
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE
install3 2014-12 Ref. 800 652 /
Ref. 800 477-A / 803 274 / 804 712
4-1. Het installeren van het lasaggregaat
OF
luchtstroomruimte
460 mm
1
2
2
4
3
9/16 in.
Locatie/Monteren
Ga naar MillerWelds.com voor meer
informatie over vrachtwageninstallaties.
Verplaatsing
! Verplaats het apparaat niet naar en
gebruik het niet op plaatsen waar het
kan omvallen.
Zie Hoofdstuk 3-3 voor de maximale
belasting van het hijsoog.
luchtstroomruimte
LET OP Het systeem niet installeren op
plaatsen waar de luchtstroming beperkt is of
de motor kan oververhitten.
Locatie/luchtstroomruimte
! Bevestig de lasaggregaat altijd stevig
op het transportvoertuig of de trailer
en voldoe aan alle veiligheids en
andere ter plekke geldende
voorschriften.
! Niet op het onderstel lassen. Wanneer
u op het onderstel last, kan de brand-
stoftank gaan branden of exploderen.
Alleen op de vier steunen lassen of de
lasgroep met bouten vastzetten.
LET OP Het systeem niet zodanig
monteren dat de onderkant alleen steunt op
de vier montagesteunen. Maak gebruik van
dwars steunen om het systeem adequaat te
ondersteunen en schade aan de onderkant
te voorkomen.
1 Dwars steunen
2 Montagesteunen (meegeleverd)
Installeer het systeem op een vlakke
ondergrond met dwarssteunen om de
onderkant te ondersteunen. Zet het systeem
vast met de montagesteunen.
3 12 mm bout en ring
(minimum niet meegeleverd)
4 3/816 x 1 inch schroeven
(meegeleverd)
De lasgroep met bouten vastzetten:
Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee
de vier steunen op het onderstel vastzitten.
Draai de steunen om en zet ze weer vast aan
het onderstel met het oorspronkelijke
bevestigingsmateriaal.
Zet de lasgroep op de truck of op de aan-
hangwagen met bevestigingsmateriaal van
1/2 inch (12 mm) of groter (niet meegeleverd).
De lasgroep op zijn plaats vastlassen:
Las de lasgroep alleen bij de vier steunen op
de truck of de trailer vast.
OF
1
OF
OF
Verplaatsing
460 mm
460 mm
460 mm
460 mm
Lasapparaat op
zijn plaats
Bouteenheid
op zijn plaats
Benodigde gereedschappen:
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 18
! Het frame van het lasaggregaat
altijd aarden op het frame van de
wagen om elektrische schokken en
gevaren van statische elektriciteit
te voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van
de AWS betreffende veiligheid
en gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens geïnstal-
leerde lasaggregaten.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen
isoleren het lasaggregaat van het
chassis van de wagen. Sluit altijd
een massadraad aan vanaf massa
aansluiting van het aggregaat naar
blootgemaakt metaal van het chassis
van de wagen zoals op de afbeelding
te zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaar
wanneer hulpapparatuur wordt
aangesloten.Als de lasgroep niet
uitgerust is met een lekstroom-
schakelaar (GFCI), gebruik dan een
lekstroombeveiligde verlengkabel.
Gebruik geen stopcontacten met in-
gebouwde aardlekschakelaars als
er apparatuur wordt gebruikt om
levens mee te redden.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur
aan op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen
via metaalopmetaal contact.
4
-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
rot_grnd1 201203dut 800 652D
1
3
2
GND/ PE
4-3. Het hefoog gebruiken
Lift1 200801 804 712
1 Hefoog
2 Stelmoer
3 Draagbout
Zet het hefoog omhoog tot het op
zijn plaats vast klikt. Zet het hefoog
omlaag als u het niet nodig hebt.
Om het hefoog in de opstaande
stand vast te zetten moet u een
3/816 x 11/2 inch draagbout door
de gleuf in de steun steken en hem
vastzetten met een bout (bout en
moer niet meegeleverd).
Benodigde gereedschappen:
2
1
3
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 19
4-4. De uitlaatpijp installeren
1/2 inch
Benodigde gereedschappen:
! Stop motor en laat deze afkoe-
len.
Plaats de uitlaat met von-
kenvanger zoals in de afbeelding
weergegeven. Volg de instructies
in de installatiehandleiding van de
vonkenvanger.
Exhaust4 201503 Ref. 803 604 / Ref. 215 664 / Ref. 907 6021
LET OP Opgeslagen loodaccu’s
ontladen zich bij elke temperatuur.
Bij opslag moet de accu elke drie maanden
en voor gebruik weer worden opgeladen.
Om te zorgen voor een optimale prestatie
en een optimale levensduur van de
opgeslagen accu, moet deze weer opladen
worden als de openspanning zakt tot 12,4
Volt DC tussen de accuklemmen.
! Sluit de negatieve () kabel als
laatste aan.
LET OP Wacht twee minuten nadat de
motor is uitgezet om de accu te
ontkoppelen, anders kan de motorregeling
beschadigd raken.
De accu is het gemakkelijkst te bereiken
via het achterpaneel. Verwijder dat
gedeelte van het achterpaneel om bij de
accu te komen. Sluit de negatieve
accukabel als laatste aan. Breng het
paneel weer aan.
Zorg ervoor dat de accukabels
de tegenoverliggende klemmen niet raken.
Bij het aansluiten van de accukabels, de
positieve (+) kabel als eerste aansluiten op
de positieve (+) accuklem en dan
negatieve kabel op de negatieve ()
accuklem.
De motor nooit starten als de kabels
los liggen of slecht verbonden zijn met
de accuklemmen.
De accu nooit ontkoppelen terwijl
de motor draait.
Nooit een snelleacculader gebruiken
om de motor te starten.
De accu niet opladen met de
motorbesturingsschakelaar op Aan.
De negatieve () accukabel altijd
ontkoppelen vóórdat u de accu oplaadt.
4-5. De accu aansluiten
1/2 inch
+
Benodigde gereedschappen:
Conn_ Bat1 _dut 201411 802 168-E / S-0756-C
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 20
4-6. Controlelijst voor het starten van de motor
Controleer alle motorvloeistoffen
elke dag.
De motor moet koud zijn en op een vlakke on-
dergrond staan.
Het automatische afsluitsysteem stopt de mo-
tor als de oliedruk te laag wordt of als
de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is.
Deze lasgroep heeft een
afsluitschakelaar voor lage oliedruk.
Sommige omstandigheden kunnen
echter motorschade veroorzaken voordat
de motor afslaat. Controleer het oliepeil
vaak en gebruik het afsluitsysteem voor
de oliedruk niet om het oliepeil
te controleren.
LET OP Dieselmotoren in MILLER appa-
ratuur worden geacht optimaal te werken bij
gematigde tot nominale belasting. Bij ge-
bruik gedurende langere tijd bij een lichte of
geen belasting kan dit leiden tot wetstacking
of andere motorschade.
Brandstof
LET OP Gebruik geen benzine, de motor
zou beschadigd worden.
Vul de tank met diesel voordat u het apparaat
start (zie het motoronderhoudslabel voor de
brandstofspecificaties). Laat de vulbuis vrij om
ruimte over te laten voor uitzetting.
De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.
Olie
Kijk na het vullen van de brandstoftank het
oliepeil na met de lasgroep op een vlakke on-
dergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt
met de maximale merkstip, vul dan bij (zie het
onderhoudslabel).
Koelvloeistof
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
radiator voordat u de lasgroep voor het eerst
start. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de ra-
diator tot de koelvloeistof tot onder in de hals
van de vuller staat.
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen
in de tank tot de koelvloeistof tussen de peil-
strepen Cold Full en Hot Full staat. Als het peil
in de tank laag was, controleer dan ook het peil
van de koelvloeistof in de radiator. Koelvloei-
stof bijvullen als het peil onder de hals van de
radiatorvuller staat.
De machine wordt geleverd af fabriek met mo-
torkoelvloeistof, dit is een mengsel van water
en een antivriesmiddel op basis van ethyleen-
glycol die geschikt is voor temperaturen tot
34 F (37 C). Voeg antivries toe aan het
mengsel als de machine wordt gebruikt bij
temperaturen onder 34 F (37 C).
Houd de radiator en de luchtinlaat schoon en
vrij van vuil.
LET OP Een verkeerde motortemperatuur
kan de motor beschadigen. Laat de motor niet
draaien zonder een goed functionerende ther-
mostaat en radiatordop.
Voor het makkelijker starten bij koud
weer:
Gebruik de starthulpschakelaar (zie
Hoofdstuk 5-1).
De accu in goede staat in een warme
ruimte opslaan.
Gebruik brandstof bestemd voor koud
weer (diesel kan verdikken onder koude
temperatuur). Neem contact met uw
lokale brandstofleverancier voor meer
informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud
weer (zie Hoofdstuk 7-1).
Vol
Full
Inhoud: 404.22
Motor: 9.5 qt (9,01L)
Diesel
Vol
Hot Full
Cold Full
Controleer het peil van de
koelvloeistof in de radiator
als het peil in de tank laag.
is.
Koelvloeistoftank
LET OP Volg de inlooppro-
cedure zoals aangegeven in
de handleiding van de motor.
Als er zich onverbrande
brandstof en olie verzamelt in
de uitlaatpijp tijdens het inlo-
pen, zie Hoofdstuk 11.
803 656-G
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 21
4-7. Aansluiten op de lasuitgangen
Benodigde
gereedschappen:
2
3/4 inch
1
6
4
5
3
! Stop de motor.
! Als u de laskabels niet goed aansluit,
kan dat uitzonderlijk sterke verhitting
en brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
! Schakel de stroom uit voordat u de
kabels aansluit op de laskoppelingen.
! Gebruik geen versleten, beschadigde,
te dunne of gerepareerde kabels.
Niets tussen de laskabelklem en het
kopergedeelte plaatsen. Zorg dat het
oppervlak van zowel de laskabelklem als
het kopergedeelte schoon is.
1 Correcte aansluiting laskabel
2 Onjuiste aansluiting laskabel
3 Klem lasuitgangsspanning
4 Meegeleverde moer voor de
aansluitklem voor de laskabel
5 Laskabelklem
6 Koperen staaf
Verwijder de meegeleverde moer van de las-
uitgangsklem. Schuif de laskabelschoen op
de lasuitgangsklem en zet hem vast met de
moer zodat de laskabelschoen strak tegen het
kopergedeelte aanzit.
7 Positieve (+) lasuitgang
8 Negatieve () lasuitgang
Beklede elektrodelassen en TIGlassen
Voor beklede elektrodelassen en TIG gelijk-
stroomlassen met Elektrode Positief (DCEP)
moet u de elektrodekabel aansluiten op de po-
sitieve (+) klem links en de werkkabel op de
negatieve () klem rechts.
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen om-
wisselen.
Als het apparaat is uitgerust met een optionele
polariteitschakelaar of een optionele polari-
teit/ACschakelaar, moet u de kabel van de
draadaanvoerunit (+) aansluiten op de elek-
trodeklem links en de werkstukkabel op de
werkstukklem () rechts.
7
8
803 656-G / 803 778-B
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 22
4-8. Het formaat van de laskabel kiezen*
LET OP De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60mkolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper)
in de lasstroomkring net groter dan***
30 m of minder
150 ft
(45 m)
200 ft
(60 m)
250 ft
(70 m)
300 ft
(90 m)
350 ft
(105 m)
400 ft
(120 m)
Lasstroom
10 60%
in-
schakeld-
uur
AWG (mm
2
)
60 100%
in-
schakeld-
uur
AWG (mm
2
)
10 100% inschakelduur
AWG (mm
2
)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 2/0
(2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 3/0
(2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 4/0
(2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 4/0
(2x120)
2 stuks 4/0
(2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 4/0
(2x120)
3 stuks 3/0
(3x95)
3 stuks 3/0
(3x95)
600 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks 2/0
(2x70)
2 stuks 3/0
(2x95)
2 stuks 4/0
(2x120)
3 stuks 3/0
(3x95)
3 stuks 4/0
(3x120)
3 stuks 4/0
(3x120)
*Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabels oververhit raken, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
**Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
***Raadpleeg voor afstanden groter dan degene in deze handleiding het Informatieblad van de AWS nr. 39, Welding Cables, beschikbaar bij
American Welding Society at http://www.aws.org.
Ref. S-0007-M 201708
4-9. Aansluiten op afstandsbedieningstekker RC13
1 Afstandsbedieningsstekker RC13.
Sluit de optionele afstandsbediening
aan op RC13 (zie hoofdstuk 5-3).
1
Ref. 154 862-A / 048 720-K / 803 656-G
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 23
HOOFDSTUK 5 DE LASAGGREGAAT BEDIENEN
5-1. Bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 5-2)
12
240 162-D / 803 656
11
2
18
9
76 45 3
10
13
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 24
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel(zie hoofdstuk 5-1)
Bedieningsfuncties voor het starten van
de motor
1 Starthulpschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorbedieningsschakelaar
Start en stop de motor met deze schakelaar.
LET OP Dieselmotoren in MILLER appara-
tuur worden geacht optimaal te werken bij ge-
matigde tot nominale belasting. Bij gebruik
gedurende langere tijd bij een lichte of geen
belasting kan dit leiden tot wetstacking of an-
dere motorschade.
Starten
LET OP Gebruik geen ether of
startvloeistoffen. Bij gebruik van
startvloeistoffen vervalt de garantie.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
u hem weer probeert te starten.
Boven 325 F (05 C): Verdraai de motorbestu-
ringsschakelaar naar startstand. Laat de mo-
torbesturingsschakelaar los als de motor
loopt.
Onder 325 F (05 C): Druk de starthulp-
schakelaar 60 seconden in. Blijf de starthulp-
schakelaar ingedrukt houden en verdraai de
motorbesturingsschakelaar naar startstand.
Laat de motorbesturingsschakelaar en de start-
hulpschakelaar los als de motor loopt.
Stoppen: Draai de motorbesturingsschakelaar
op Off.
Meters en motorgegevens
3 Meter voor brandstofgebruik/uur
Gebruik de meter om de bedrijfstijd van
de motor af te lezen, voor het bepalen van
het onderhoudsmoment en de oorzaak te be-
palen wanneer de motor afslaat.
Gebruik de meter om het brandstofpeil
te controleren. De motor stopt als het brand-
stofpeil laag is.
Om het brandstofpeil te controleren als de
motor niet draait, moet u de motorbesturings-
schakelaar op de bedrijfsstand zetten.
Zie Hoofdstuk 5-5 voor volledige informatie
over de brandstof/uurmeter.
4 Oliedrukmeter met motorstop (optie)
De normale druk is 30 60 psi (207
414 kPa). De motor stopt als de druk onder
10 psi (69 kPa) komt.
5 Meter voor de temperatuur van
de motorkoelvloeistof (optie)
De normale temperatuur is 180 203 F
(82 95 C). Wanneer de temperatuur boven
220 F (104 C)komt, dan stopt de motor.
Lasregelfuncties
Max. OCVstuurcircuit: Deze lasgroep
heeft een max. OCVstuurcircuit dat de
stroomsterkteregeling R1 weer op
maximum zet als de lasboog breekt. Als er
een boog wordt ontstoken, dan gaat de
lasuitgangsspanning weer naar de
R1instelling op het voorpaneel of die op de
combinatie voorpaneel/afstandsbediening.
De stroomsterkteregeling past de
stroomsterkte alleen aan tijdens het lassen
en past de open spanning niet aan.
Het max. OCVbesturingscircuit wordt
uitgeschakeld als de keuzeschakelaar
Beklede Elektrode / TIG in de Start
TIGstand staat (zie onderdeel 8).
6 Stroombereikschakelaar
LET OP Niet schakelen tijdens belasting.
Gebruik de schakelaar om het lasstroom-
bereik te kiezen. Voor de meeste lastoepas-
singen moet u het laagst mogelijke stroom-
bereik gebruiken mede om boogonderbre-
king te voorkomen.
7 Stroomsterkteregeling
Regelt de stroomsterkte binnen het bereik dat
is gekozen met de stroombereikschakelaar.
De lasuitgangsspanning is ongeveer 168
A/DC als de instellingen zijn als op de afbeel-
ding (50% van 110 tot 225 A).
De getallen rondom de regeling zijn
alleen ter indicatie en geven geen
werkelijk percentage weer.
8 Keuzeschakelaar Beklede Elektrode / TIG
Gebruik deze schakelaar om het max. OCV
besturingscircuit en het Arc Forcecircuit
(dig) voor Start TIGlassen uit te schakelen
(zie de opmerking over max. OCVstuurcir-
cuit onder Lasregelfuncties).
Als de schakelaar op de Beklede Elektrode
stand staat, dan zet het max. OCVstuurcir-
cuit de stroomsterkteregeling R1 weer op
maximum zet als de lasboog breekt.
Ook in de Beklede Elektrodestand geeft het
Arc Forcecircuit (dig) voldoende stroom
tijdens lage spanningen (korte booglengte
omstandigheden) om te voorkomen dat elek-
trodes blijven “plakken”.
Als de schakelaar op de Start TIGlassen
stand staat, dan zijn het max. OCVstuurcir-
cuit en het Arc Forcecircuit (dig) uitge-
schakeld en de OCV verandert als de rege-
ling wordt aangepast.
9 Stroomregelingschakelaar en afstands-
bedieningsstekker
Sluit de optionele afstandsbediening aan op
RC13 (zie hoofdstuk 4-9). Met deze
schakelaar kiest u het voorpaneel of de af-
standsgestuurde stroomregeling. Zet voor de
afstandsbediening de schakelaar op de af-
standsbedieningsstand en sluit de afstands-
bediening aan op de contactdoos voor af-
standsgestuurde stroomregeling RC13 (zie
hoofdstuks 4-9 en 5-3).
10 Polariteitschakelaar (optie)
LET OP Niet schakelen tijdens belasting.
Met deze schakelaar verandert u de lasuit-
gangsspanning. Kies DC Elektrode Positief
(DCEP) of DC Elektrode Negatief (DCEN).
Lasmeters
11 AC/DC voltmeter (optie)
De voltmeter toont de spanning bij de klem-
men voor de lasuitgangsspanning, maar niet
noodzakelijkerwijze die van de lasboog van-
wege de weerstand van de kabel en de aan-
sluitingen.
12 AC/DC ampèremeter (optie)
De ampèremeter toont de stroomsterkte
bij de uitgang van de lasgroep.
13 Accuspanningsmeter (optie)
Gebruik deze meter om de accuspanning en
het oplaadsysteem van de motor te controle-
ren. De motor moet ongeveer 14 V/DC aan-
geven als de motor draait en ongeveer 12
V/DC als de motor wordt uitgezet.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 25
5-3. Afstandsgestuurde stroomsterkteregeling (optie)
1 Afstandsbedieningsstekker RC13
Sluit de optionele afstandsbediening
aan op RC13 (zie hoofdstuk 4-9).
Een voorbeeld van een combinatie van afstandsbediening
van de stroomsterkteregeling (beklede elektrode)
De optionele
afstandsbediening afstellen
De schakelaars
instellen
Het bereik
instellen
De regeling instellen
In het voorbeeld:
Bereik = 110 tot 225 A DC
Percentage van het bereik = 50%
Max = Circa 168 A DC
(50% van 110 tot 225)
Max (168 A DC)
Min (90 A DC)
1
Ref. 154 862-A / Ref. 181 711-A / 803 602
5-4. Informatielabel lasparameters/lasboog
Stel de lasparameters in zoals
aangegeven om een zachtere
of hardere boog te krijgen
bij verschillende toepassingen.
212 944B
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 26
5-5. Beschrijving brandstof/uurmeter
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 27
HOOFDSTUK 6 DE BEDIENING
VAN DE HULPSTROOMAPPARATUUR
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een verlengsnoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken om levens-
instandhoudende apparaten van
stroom te voorzien.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt
of onderhoud pleegt aan hulp-
stukken of gereedschap.
1 120V 15/20A AC stekkerdoos GFCI1
De stekkerdozen leveren 60 Hz
enkelfasestroom bij las/stroomsnelheid.
! Test de ingebouwde aardlek-
schakelaar maandelijks. Zie hoofd-
stuk 6-2 voor informatie over de
aardlekschakelaar en voor de reset-
en testprocedures.
De maximale uitgangsspanning is
2,4 kVA/kW van GFCI1 en 4 kVa/kW
van RC1.
De maximale gecombineerde uitgangs-
spanning van alle stekkerdozen is
4 kVA/kW.
VOORBEELD: als 13 A wordt onttrokken
van RC1, dan is er slechts 7 A is
beschikbaar bij GFCI1:
(240 V x 13 A) + (120 V x 7 A) = 4,0 kVA/kW
2 Automatische zekering CB2
CB2 beschermt GFCI1 tegen
overbelasting. Als er een automatische
zekering wordt aangesproken, is de
stekkerdoos spanningsloos. Druk op CB2
om de zekering te resetten.
3 Aardlekzekering ELCB1
ELCB1 beschermt RC1 tegen een
aardlekfout. Als er een automatische
zekering wordt aangesproken, is de
stekkerdoos spanningsloos. Zet de
schakelaar van de automatische zekering
op de stand On om de zekering te resetten.
Druk minimaal eenmaal per maand op
de testknop. Als de ELCB goed werkt,
wordt de stroom uitgeschakeld. Reset
de automatische zekering.
4 220 V 16 A AC Europese
stekkerdoos RC1
5 240 V 15 A AC Australische
stekkerdoos RC1
6 240 V 15 A AC Zuid-Afrikaanse
stekkerdoos RC1
Als de automatische zekering uit slaat,
neem dan contact op met een door de
fabrikant geautoriseerde onderhouds-
monteur.
6-1. Hulpstroomstekkerdozen voor export
4
2
3
1
Europese stekkerdoos
Australische stekkerdoos
Zuid-Afrikaanse stekkerdoos
5
6
238 127A / 805 259A
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 28
6-2.
I
n
f
ormat
i
e
over
ste
kk
er
d
oos
met
aar
dl
e
k
sc
h
a
k
e
l
aar,
resetten
en
testen
! Gebruik een veilige
aardlekschakelaar (GFCI) bij het
bedienen van hulpapparatuur.
Indien de unit niet uitgerust is met
een stekkerdoos met
aardlekschakelaar (GFCI), gebruik
dan een lekstroom beveiligde
verlengkabel. Gebruik geen
stekkerdoos met aardlekschakelaar
(GFCI) voor de voeding van
lifesupportapparatuur.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 120 V 20 A AC stekkerdoos met
aardlekschakelaar
2 Testknop van stekkerdoos met
aardlekschakelaar
3 Resetknop van stekkerdoos met
aardlekschakelaar
4 Rode (LED) lamp indicator van
stekkerdoos met aardlekschakelaar
5 Groene (LED) lamp indicator van
stekkerdoos met aardlekschakelaar
Rode en groene indicatorleds kunnen
in één enkele led gecombineerd zijn.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar (GFCI)
De stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar (GFCI) beschermen de
gebruiker tegen elektrische schokken
ingeval van een aardlek in de apparatuur
die met de stekkerdoos is verbonden. Een
aardlek doet zich voor als de elektrische
stroom het kortste pad naar de grond neemt
(dit kan gebeuren door een persoon heen)
in plaats van het bedoelde veilige pad te
nemen.
Als er een aardlek wordt gedetecteerd,
springt de resetknop van de
aardlekschakelaar eruit en opent zich de
stroomkring om de voeding naar de defecte
apparatuur af te sluiten. Een stekkerdoos
met aardlekschakelaar (GFCI) beschermt
niet tegen overbelasting van de
stroomkring, kortsluiting of elektrische
schokken die niet zijn ontstaan door
aardlekken. De stekkerdoos met
aardlekschakelaar (GFCI) resetten en
testen volgens de onderstaande
procedures.
Een voortdurende groene LED geeft aan
dat de stekkerdoos met aardlekschakelaar
voeding krijgt. Een voortdurende rode LED
geeft aan dat de aardlekschakelaar
geactiveerd is.
Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten/testen
! Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar maandelijks
testen.
! Als de rode LED knippert, stop dan
het gebruik van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar en
laat deze vervangen door een door
de fabriek erkende serviceagent.
! Verlengsnoeren met slechte isolatie
of snoeren die verlengd zijn kunnen
genoeg stroomlekkage geven om de
GFCIstroomkring af te laten slaan.
Resetten en als volgt testen.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten
Ingeval er zich een aardlek voordoet, de
motor stoppen en de verbinding verbreken
tussen de apparatuur en de stekkerdoos
met aardlekschakelaar. Controleren op
beschadigde of natte hulpstukken, kabels,
stekkers enz. die met de stekkerdoos zijn
verbonden. Start de motor, zet de
contactschakelaar in de RUN positie, en
druk op de GFCIresetknop. Sluit de
apparatuur weer op de stekkerdoos met
aardlekschakelaar aan. Als de resetknop
opnieuw uitspringt, controleer de
apparatuur en deze repareren of
vervangen als deze defect is.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar testen
Start de motor en druk op de resetknop van
de stekkerdoos met aardlekschakelaar. De
resetknop van de stekkerdoos met
aardlekschakelaar dient uit te springen.
Druk op de resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
Laat een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar vervangen door een
door de fabriek erkende serviceagent
als een van de volgende zaken optreedt:
De aardlekschakelaar activeert niet
tijdens het testen
De rode LED knippert
De aardlekschakelaar kan niet worden
gereset.
RotGFCI1 201710
1
2
3
4
5
De houder kan bij andere toepassingen soms van richting veranderen.
Wissel de locatie af voor rode
en groene indicatorleds.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 29
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN
7-1. Onderhoudslabel
Perkins Engine North American office:
Perkins USA & Canada Office:
Perkins Engines Inc.
N4-AC6160, PO Box 610
Mossville, Illinois, 61552-0610
- Toll Free Number: 1-888-PERK-ENG
- Telephone 1.309.578.7364
- Fax 1.309.578.7329
To find a service distributor, go to:
http://www.perkins.com/distributor
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 30
7-2. Routineonderhoud
! Zet de motor af, voordat u met
het onderhoud begint.
Zie de Handleiding voor de motor en het
Onderhoudslabel voor belangrijke informatie
over opstarten, service en opslag. Pleeg
vaker onderhoud aan de motor als hij wordt
gebruikt in zware omstandigheden.
Recycle
motorvloeistoffen.
= Controleren = Verversen = Reinigen = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Referentie
Om de
8 uur
BRANDSTOF
WATER
Hoofdstuk
4-6, 7-8
Brandstof/waterscheider Brandstofpeil Oliepeil Lekkende olie, brandstof
Peil koelmiddel
Om de
50 uur
Lasklemmen
Om de
100 uur
hoofdstuk
7-4
Accuklemmen Slangen luchtfilter Luchtfilterelement
Om de
250 uur
1/2 in.
(13 mm)
Handleiding
voor de
motor,
Hoofdstuk
7-5
Onleesbare labels Spanning ventilatorriem Vonkenvanger
Om de
500 uur
LET OP Ververs de motorolie en verwissel het oliefilter na
de eerste 50-75 uur dat het apparaat gebruikt is (Inloopperi-
ode).
hoofdstuk
7-8
 Laskabels Olie Oliefilter
Om de
1000
uur
OF
BEZINKSEL
BRANDSTOF
Hoofdstuk
7-8, en 7-3
Handleiding
voor de
motor
Peil radiatorvloeistof
en thermostaat
Binnenkant van
het apparaat
Brandstoffilter Het bezinksel aftappen
 Slipringen*
 Borstels*
Klepspeling*
Om de
2000
uur
Injectoren*
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 31
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren
GenBrush1dut 201410 / Ref 190 823
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Complete Koolborstel samenstelling
Markeer de draden bij de kap van de
borstelhouder en ontkoppel ze. Verwijder
de borstels.
Vervang de borstels als ze beschadigd
zijn of als de borstel te kort is geworden.
1
Nieuwe lengte:
1-1/4 in. (32 mm)
Minimum lengte:
5/8 in. (16 mm)
Vervang beschadigde borstels
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals
lassen en
snijden veilig.
Lees de
veiligheidsregels
aan het begin
van deze
handleiding.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 32
7-4. Onderhoud van het luchtfilter
! Stop de motor.
LET OP Laat de motor niet zonder
luchtreiniger of met een vuil element draaien.
Motorschade die ontstaat als gevolg van een
vervuild element valt niet onder de garantie.
De primaire filter kan worden gereinigd,
maar het vuilabsorberende vermogen
van de filter neemt met elke
reinigingsbeurt af. Reinigen houdt een
risico in, omdat er kans bestaat dat er vuil
aan de schone kant van de filter terecht
komt tijdens het reinigen en omdat de
filter kan beschadigen. Maak voor uzelf
de afweging of u het risico wilt lopen dat
de garantie op de apparatuur vervalt als
u besluit om te gaan reinigen of de
primaire filter te vervangen.
LET OP Als u besluit om de primaire filter te
gaan reinigen, dan raden wij u ten sterkste
aan om een optionele veiligheidsfilter in te
bouwen om extra bescherming te bieden voor
de motor. Nooit een veiligheidsfilter
reinigen. Vervang de veiligheidsfilter nadat u
de primaire filter driemaal heeft onderhouden.
1 Inlaatspruitstuk
2 Onderhoudsindicator (optie)
(aangeleverd door de klant)
3 Venster
4 Resetknop
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt als
een rode band in het raam verschijnt. Een
groene band betekent luchtfilter in orde is.
Druk op de knop om de indicator opnieuw te
voorschijn te laten komen.
Reinig de primaire filter als hij vuil is, of ver-
vang hem (zie de opmerking hierboven voor-
dat u gaat reinigen). Vervang de primaire filter
als het beschadigd is. Vervang de filter jaar-
lijks of na zes keer reinigen.
5 Houder
6 Veiligheidselement (optie)
7 Primaire filter
8 Stofkap
9 Stofverwijderaar
Het filter reinigen
Veeg de kap en de houder schoon. Verwijder
de kap en haal het stof eruit. Verwijder de fil-
ter(s). Veeg het stof met een klamme doek uit
de binnenzijde van de kap en de houder.
Breng de veiligheidsfilter weer aan (indien
aanwezig). Breng de kap weer aan.
! Maak het filter niet schoon met een
luchtslang.
Maak de primaire filter alleen met perslucht
schoon.
De luchtdruk mag niet hoger zijn dan 100 psi
(690 kPa). Gebruik een mondstuk van 1/8 inch
(3 mm) mm en houd het ten minste 2 inch (51
mm) mm verwijderd van het binnenste van het
filter. Vervang het filter als er gaten in zitten of als
de pakkingen beschadigd zijn.
Breng de primaire filter en de kap weer aan
(met de stofverwijderaar omlaag).
Blow Inspect
85 7
9
Houd de spuitmond
op 2 inch (51 mm)
afstand van het
element.
6
Optie
2
3
4
1
aircleaner1 5/15 ST-153 929-B / ST-153 585 / Ref. S-0698-B
Optie
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 33
7-5. De vonkenvanger controleren/schoonmaken
! Stop motor en laat deze af-
koelen.
1 Vonkenvanger
2 Reinigingsplug
Verwijder de plug en verwijder het
vuil dat op het reiningsgat zit.
Start de motor en laat deze lopen
om vuil uit de uitlaat te laten komen.
Als niets uit de uitlaat komt, bedek
het uiteinde van de uitlaat dan met
brandbestendig materiaal.
! Stop motor en laat deze af-
koelen.
Installeer de reinigingsplug opnieuw.
Benodigde gereedschappen:
3/8”
803 656 / Ref. 236 970
1
2
7-6. Accuonderhoud
Opgeslagen loodaccu’s ontladen zich bij elke temperatuur. Bij opslag moet de accu elke drie maanden en voor gebruik weer worden opgeladen.
Om te zorgen voor een optimale prestatie en een optimale levensduur van de opgeslagen accu, moet deze weer opladen worden als
de openspanning zakt tot 12,4 Volt DC tussen de accuklemmen.
7-7. Aanpassen van de motorsnelheid
De snelheid van het vermogen of het lassen mag alleen worden uitgevoerd door de servicemonteur die door de fabrikant erkend is. Instellingen die door
anderen zijn uitgevoerd, kunnen de garantie ongeldig maken. Neem voor het afstellen van de motor contact op met de erkende servicemonteur van de
fabrikant.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 34
7-8. Onderhoud van het brandstof en het smeringssysteem
! Stop motor en laat deze afkoelen.
! Start de motor na de servicebeurt
en kijk of er brandstoflekkage is.
Zet de motor stil, draai de ver-
bindingen aan, waar nodig, en
ruim gemorst materiaal op.
1 Oliefilter
2 Olieaftapkraan en slang
3 Olievuldop
4 Brandstofleiding
5 Primaire brandstoffilter
6 Snuifkraantje
7 Secundaire brandstoffilter
8 Aftapkraan voor neerslag
in de brandstoftank
Olie en oliefiltervervanging:
Leid de olieaftapslang en de kraan door
het gat in het voetstuk. Zie de motor-
handleiding en de onderhoudstabel voor
de motor voor informatie over het verver-
sen van de olie en het vervangen van het
oliefilter.
Water uit het brandstofsysteem
purgeren:
Het snuifkraantje van de primaire brand-
stoffilter open draaien en het water
opvangen in een metalen opvangbak.
Als de brandstof watervrij uitloopt,
het snuifkraantje weer dicht draaien.
Het primaire brandstoffilter
vervangen:
Draai de filter linksom. Verwijder het filter.
Vul een nieuw filter met verse brandstof.
Een dun laagje brandstof op de dichting
van het nieuwe filter aanbrengen.
De nieuwe dichting plaatsen en het filter-
huis rechtsom dichtdraaien. De brand-
stofafsluiter opendraaien. De lucht van
het brandstofcircuit purgeren volgens de
handleiding van de motor.
Controleer alle brandstofleidingen en
vervang ze als ze beschadigd of versle-
ten zijn.
Het secondaire brandstoffilter
vervangen:
Zie de Motorhandleiding.
Het bezinksel uit de brandstoftank af-
voeren:
! Let op, brandgevaar! Niet roken
en houd vonken en vlammen uit
de buurt van de afgetapte brand-
stof. Ontdoe u van de brandstof
op een milieuvriendelijke wijze.
De lasgroep nooit onbeheerd la-
ten tijdens het aftappen van de
brandstoftank
! Til de lasgroep op de juiste wijze
op en zet hem waterpas. Gebruik
geschikte blokken of steunen om
de lasgroep te ondersteunen
tijdens het aftappen van
de brandstoftank.
Bevestig een slang met een binnendoor-
snee van 1/2 inch aan de aftapkraan.
Plaats een metalen opvangbak onder de
kraan en open de afsluiter voor het
bezinksel met een schroevendraaier.
Sluit hem weer als al het bezinksel is af-
getapt. Verwijder de slang.
Sluit de deur.
Benodigde gereedschappen:
5
6
3
1
4
8
2
7
803 656-G
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 35
7-9. Overbelastingsbeveiliging
! Stop de motor.
Als er een extra beveiliging,
automatische zekering of zekering wordt
aangesproken, duidt dat meestal op een
ernstig probleem. Neem contact op met
een door de fabriek geautoriseerde
onderhoudsmonteur.
1 Zekering F1
2 Zekering F2
F1 en F2 beschermen de statorspoel tegen
overbelasting. Als F1 open gaat, is er een la-
ge las en aggregaatstroom of stopt volledig.
Als F2 open gaat, is de lasuitgangsspanning
laag of stopt volledig. Er is nog steeds 4 kVA/
kW aggregaatvermogen beschikbaar.
3 Automatische zekering CB4
(niet afgebeeld)
4 Automatische zekering CB10
(niet afgebeeld)
5 Extra beveiliging CB11
6 Extra beveiliging CB12
7 Extra beveiliging CB13
8 Automatische zekering CB14
(niet afgebeeld)
CB4 beschermt het Arc Forcecircuit (dig).
Als CB4 opengaat, kan de elektrode vaker
aan het werkobject blijven plakken bij lage
spanning (korte booglengte). CB4 reset au-
tomatisch als de fout is hersteld.
CB10 beschermt het accucircuit van de mo-
tor. Als CB10 opengaat, slaat de motor niet
aan bij het starten. CB10 reset automatisch
als de fout is hersteld.
CB11 beschermt het lasregelingscircuit. Als
CB11 bij CCmodellen wordt aangesproken,
dan werkt het max. OCVcircuit niet en is de
opencircuitspanning altijd variabel (zie de
opmerking over max. OCVcircuit onder Las-
regelfuncties in hoofdstuk 5-2). Als CB11
bij CVmodellen wordt aangesproken,
dan valt de lasuitgangsspanning weg (ag-
gregaatvermogen blijft beschikbaar).
CB12 beschermt het veldflitscircuit. Als CB12
wordt aangesproken, dan slaat het aggregaat
mogelijk niet aan bij het opstarten en is er
mogelijk geen las of aggregaatuit-
gangsspanning beschikbaar.
CB13 beschermt het besturingscircuit van de
motor. Als CB13 wordt aangesproken, dan
slaat de motor niet aan.
Druk op de knop om de extra beveiliging weer
te resetten.
CB14 beschermt de magneetklep van de
smoorklep TS1 op lasgroepen met optioneel
automatisch stationair. Als CB14 wordt aan-
gesproken, draait de motor niet stationair.
CB14 reset automatisch als de fout is
hersteld.
2
1
7
6
5
4
5
803 655-G
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 36
7-10. Storingen
A. Lassen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen,
uitgangsspanning aggregaat OK bij de
AC contactdozen.
Controleer de stand van de stroombereikschakelaar.
Controleer de stand van de optionele polariteitsschakelaar.
Zet de stroomsterkteschakelaar in de Paneelstand of zet de schakelaar in de
afstandsbedieningsstand en sluit de afstandsbediening aan op de afstandsbediende contactdoos
voor de stroomsterkte RC13 (zie hoofdstuks 4-9 en 5-1).
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos voor de stroomsterkte RC13 en
zet ze stevig vast (zie hoofdstuk 4-9).
Controleer zekering F2 en vervang hem als hij open staat (zie hoofdstuk 7-9). Laat een door de
fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en
het lasbekrachtigingscircuit nakijken.
Geen lasuitgangsvermogen en geen
uitgangsspanning van het aggregaat bij
de AC contactdozen.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 7-9). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
Reset de extra beveiliging CB12. Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de
diode D1 nakijken (zie hoofdstuk 7-9).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Afwijkende uitgangsspanning. Controleer en zet de aansluitklemmen aan de binnen en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Verwijder de overmatige wikkelingen van de laskabels.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoge lasuitgangsspanning. Controleer de stand van de stroombereikschakelaar en van de spanning/stroomregeling.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig. Zie Hoofdstuk 7-7 voor de afstelling van het stationair toerental.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het OCVcircuit nakijken.
Lage lasuitgangsspanning. Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 7-9). Laat een door
de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de condensator
C9, de geïntegreerde gelijkrichter SR2 en de rotor nakijken.
De elektrode blijft vaker aan het
werkobject plakken bij lage spanning
(korte booglengte).
De automatische zekering CB4 kan open zijn. CB4 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 7-9). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur transformator T1 en de
geïntegreerde gelijkrichters SR4 en SR5 nakijken.
Lage leegloopspanning. Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig.
Zet de Beklede Elektrode/TIGschakelaar op de Beklede Elektrodestand.
Maximum lasuitgangsspanning alleen
in elk stroombereik (met de Beklede
Elektrode/TIGkeuzeschakelaar in de
Beklede Elektrodestand).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur relais CR7 nakijken.
Geen fijne stroomregeling in de
afstandsbediening.
Zet de stroomsterkteschakelaar in de afstandsbedieningstand.
Controleer de verbindingen met de afstandsbediende contactdoos voor de stroomsterkte RC13 en
zet ze stevig vast (zie hoofdstuk 4-9).
Reset de extra beveiliging CB11 (zie hoofdstuk 7-9). Laat een door de fabriek geautoriseerde
onderhoudsmonteur het relais CR7 nakijken.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 37
Probleem Oplossing
Geen fijne stroomregeling in de
afstandsbediening.
Repareer de afstandsbediening of vervang hem.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het OCVcircuit nakijken.
B. Standaard aggregaatvermogen
Probleem Oplossing
Geen aggregaatuitgangsvermogen bij
AC contactdozen, lasuitgangsspanning
OK.
Reset de extra beveiligingen van de contactdozen.
Reset GFCI contactdoos.
Geen aggregaatuitgangsvermogen en
geen lasuitgangsspanning.
Haal de apparatuur los van de contactdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze zijn aangesproken (zie Hoofdstuk 7-9). Laat
een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, de
condensator C9, de diode/condensatorprint D1/C1 en de rotor nakijken.
Reset de extra beveiliging CB12. Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de
diode D1 nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
bekrachtigingscircuit nakijken.
Hoge uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur weerstand R3 voor de veldstroom van
het aggregaat afstellen.
Lage uitgangsspanning bij AC
contactdozen van aggregaat.
Controleer het toerental van de motor en laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur
het bijstellen, indien nodig.
Controleer zekering F1 en vervang hem als hij open staat (zie hoofdstuk 7-9). Laat een door de
fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de geïntegreerde gelijkrichter SR1, weerstand R3 en
condensator C9 nakijken.
C. Motor
Probleem Oplossing
Motor start niet.
Controleer accu en vervang deze zonodig.
Controleer de accuaansluitingen en draai ze vast, indien nodig.
De automatische zekering CB10 kan open zijn. CB10 reset automatisch als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 7-9). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbedrading en
de componenten nakijken.
Controleer de plugaansluitingen van de motorbedrading.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het regelrelais CR1 en de
motorbedieningsschakelaar S1 nakijken.
Motor slaat aan, maar start niet. Controleer het brandstofpeil.
Controleer de accu en vervang hem indien nodig. Controleer het oplaadopsysteem van de motor
conform de motorhandleiding.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de kabelboom van de motor,
de brandstofmeter/urenmeter, het regelrelais CR5, de brandstofpomp, de brandstofmagneetklep
FS1 en de diode/condensatorprint D10/C10 nakijken.
Lucht in het brandstofcircuit. Zie de handleiding van de motor.
De motor start, maar slaat weer af als
de motorbedieningsschakelaar wordt
losgelaten.
Controleer het peil van de olie en de koelvloeistof. Het automatische uitschakelsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is (zie
hoofdstuk 4-6) Het automatische uitschakelsysteem wordt 30 seconden na de start uitgezet.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de brandstofmeter/urenmeter en relais
CR5 nakijken.
De motor start moeilijk in koud weer. Gebruik de starthulpschakelaar (zie hoofdstuk 5-1).
De accu in goede staat houden. Bewaar hem in een warme plaats en niet op een koude vloer.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken in koud weer). Neem contact met
uw lokale brandstofleverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud weer (zie hoofdstuk 7-1).
De motor stopt opeens. Controleer het peil van de olie en de koelvloeistof. Het automatische uitschakelsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is (zie
hoofdstuk 4-6) Het automatische uitschakelsysteem wordt 30 seconden na de start uitgezet.
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 38
Probleem Oplossing
Zie de Motorhandleiding.
Motor sloeg langzaam af en kan niet
opnieuw gestart worden.
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de lucht en brandstoffilters van de motor (zie hoofdstuks 7-4 en 7-8).
Zie de Motorhandleiding.
Accu ontlaadt zich tussen gebruik. Draai de motorbesturingsschakelaar op uit (OFF) als de lasgroep niet draait.
Maak de bovenkant van de accu schoon met een oplossing van zuiveringszout en water; afspoelen
met schoon water.
Laad de accu opnieuw op of vervang hem, indien noodzakelijk.
De accu regelmatig opladen (ongeveer elke 3 maanden).
De motor loopt stationair, maar bereikt
de lassnelheid niet (alleen modellen
met de stationairoptie).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de stationairmodule PC7 en de
stroomtransformator CT1 nakijken.
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
De motor loopt niet stationair (alleen bij
modellen met stationairoptie).
CCmodellen: Zet de Beklede Elektrode/TIGkeuzeschakelaar op de Beklede Elektrodestand.
CC/CV modellen: Zet de proces/contactorschakelaar op de stand Afstandsbedieningschakelaar
Aan/Uit vereist TIG.
Controleer of het smoorkleprelais verstopt is.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de stationairmodule PC7 en de
smoorkleprelais CR3 en CR6 nakijken.
Motor gebruikt olie tijdens de
warmloopperiode; er treedt wetstacking
op.
Droog de motor conform de inloopprocedure (zie hoofdstuk 11).
HOOFDSTUK 8 ONDERDELENLIJST
8-1. Aanbevolen reserve-onderdelen
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs. Quantity
F1, F2 085874 Fuse, Mintr Cer Slo-blo 10. Amp 250 Volt 2......... ... .. ..........................
190823 Brush, Contact Elect .250 X.500 X 1.250 Grd Ay 3.................... .. ....................
192939 Filter, Air Element Safety 1.................. .. .........................................
192938 Filter, Air Element Primary 1.................... .... ......................................
197997 Filter, Fuel Secondary 1.................... .... .........................................
192744 Filter, Fuel Pri 1.................... .. ................................................
197899 Oil Filter 1.................... .... ......................................................
197944 Belt, Fan V-groove 1.................... .. ..............................................
Battery, Stor 12v 650 Crk 110 Rsv Gp 24 Maint Free 1.............................. .................
Optional
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
OM271838 Pagina 39
Aantekeningen
OM-271 838 Pagina 40
HOOFDSTUK 9 ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 9-1. Stroomkringdiagram voor lasapparaat/aggregaat
OM-271 838 Pagina 41
240 152-B
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-271 838 Pagina 42
HOOFDSTUK 10 INLOOPPROCEDURE
run_in1 201409
LET OP Dieselmotoren in MILLER apparatuur worden geacht optimaal te werken bij gematigde tot nominale belasting. Bij gebruik gedurende langere tijd
bij lichte of geen belasting kan dit leiden tot wetstacking of andere motorschade. De motor niet langer stationair laten draaien dan noodzakelijk.
LET OP De inloopprocedure niet uitvoeren
met een lasuitgangsspanning van minder dan
20 V en de inschakelduur niet overschrijden,
anders kan de apparatuur beschadigd raken.
1 Lasaggregaat
Laat dieselmotoren tijdens de inloopprocedure
draaien op ongeveer nominale spanning en
stroom om te zorgen dat de zuigerveren zich
goed zetten om wetstacking te voorkomen. Zie
het naamplaatje, het vermogensplaatje of het
hoofdstuk met de technische gegevens in deze
handleiding over nominale spanning en stroom.
LET OP Laat de motor niet langer stationair
lopen dan noodzakelijk. De zuigerveren zetten
zich alleen goed als de motor op normaal
toerental en belast draait tijdens de inloopperiode.
2 Uitlaatpijp van motor
Wetstacking is het verzamelen van onverbrande
brandstof en olie in de uitlaatpijp en treedt op
tijdens de inloopperiode als de motor te lang op
lichte belasting of stationair toerental loopt.
Als de uitlaatpijp bedekt is met een natte, zwarte,
teerachtige stof, reinig de motor dan door middel
van de volgende inloopprocedures.
Zie de motorhandleiding voor aanvullende
informatie over het inlopen van de motor.
101. Wetstacking
2
1
OM-271 838 Pagina 43
102. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank
S0683 / S0684
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete
uitlaatpijp, motoronderdelen of
belastings/weerstandsbank.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
LET OP De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las uitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Belastingsbank
Zet alle schakelaars op de belastingsbank
uit. Sluit zo nodig de bank aan op een
115 Volt trafo of op een 115 Volt
hulpstroomcontactdoos van het aggregaat.
2 Lasaggregaat
Zet de A/Vbereikschakelaar in de
maximum positie, A/V controleknop in de
minimum positie en de keuzeschakelaar
voor de uitgangsstroom (indien aanwezig)
op een van de gelijkstroomstanden (DC).
3 Laskabels
4 Weerstandsbank
Gebruik de juiste bank voor de nominale
uitgangsstroom van het aggregaat.
Zet de bank uit.
5 Voltmeter
6 Ampèretang
Als er geen voltmeter en ampèremeter op
het aggregaat aanwezig zijn, sluit ze dan
aan zoals op de tekening is aangeven.
Start de motor en laat deze enkele minuten
lopen.
Voor belastingsbank
Stel de schakelaars van de belastings-
bank in en regel vervolgens de
A/V regeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van het
aggregaat (zie het naamplaatje, het
vermogensplaatje of hoofdstuk met
de technische gegevens in deze
handleiding).
Voor weerstandsbank
Stel de schakelaars van de weerstands-
bank in en regel vervolgens de
A/Vregeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van
het aggregaat (zie het naamplaatje,
het vermogensplaatje of het hoofdstuk
met de technische gegevens in deze
handleiding).
Controleer het aggregaat en de meters na
de eerste vijf minuten en vervolgens elke
vijftien minuten, om te kijken of het
aggregaat correct wordt belast.
LET OP Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de inloopperiode; voeg
eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasaggregaat
minimaal twee tot vier uur onder belasting te
laten draaien op. Zet de A/Vregeling op de
laagste stand en schakel dan de
belastingsbank of het weerstandsbank uit
om de belasting eraf te halen. Laat de motor
enkele minuten onbelast draaien.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
7 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog steeds
wetstacking optreedt.
2
3
1
4
6
+
5
7
OM-271838 Pagina 44
HOOFDSTUK11 RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN
De opvattingen in dit Hoofdstuk worden beschouwd als representatief voor alle lasaggregaten die door een motor worden aangedreven. Uw sys-
teem kan afwijken van de afgebeelde systemen.
11-1. Selectie van apparaten
1 Stekker aansluitingen van
het aggregaat Nulleider
verbonden met chassis
2 Stekker met 3 pinnen en
geaard apparaat
3 Stekker met 2 pinnen en
dubbel geïsoleerd apparaat
Controleer goed of de
apparatuur is voorzien van het
symbool voor dubbele isolatie
en/of dat dit er op wordt
vermeld.
! Geen stekker met 2 pinnen
gebruiken, tenzij de appara-
tuur dubbel geïsoleerd is.
gen_pwr 201701 ST-800 577
OF
2
3
1
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en gevaren
van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur aan
op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen via
metaalopmetaal contact.
! Onderleggers, palletten en wat loop-
werk isoleren het lasaggregaat van
het voertuigframe. Sluit altijd een
massadraad aan vanaf massaaan-
sluiting van het aggregaat naar
blootgemaakt metaal van het chas-
sis van de wagen zoals op de afbeel-
ding te zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaar
wanneer hulpapparatuur wordt aan-
gesloten. Als de lasgroep niet uitge-
rust is met een lekstroomschakelaar
(GFCI), gebruik dan een lekstroom-
beveiligde verlengkabel. Gebruik
geen stopcontacten met ingebouw-
de aardlekschakelaars als er appara-
tuur wordt gebruikt om levens mee
te redden.
11-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
800 652D
1
3
2
GND/ PE
OM271838 Pagina 45
11-3. Het aarden met een bouwinstallatie
ST800 576B
1 Geaarde aansluitklem voor
installatie
2 Aardkabel
Gebruik geïsoleerd koperdraad
(10 mm
2
of dikker).
3 Aarding
Gebruik de aarding zoals
aangegeven in de elektrische
richtlijnen.
! Het lasaggregaat verbinden
met de aarding van de
bouwinstallatie (woonhuis,
werkplaats, enz.) indien
energie geleverd wordt aan
de elektrische installatie.
! Zie ook informatiefolder 29
van de AWS betreffende
veiligheid en gezondheid:
het aarden van draagbare en
op wagens geïnstalleerde
lasaggregaten.
GND/PE
1 2
2
3
11-4. Hoeveel vermogen hebben de apparaten nodig?
S0623
1 Weerstandsbelasting
(resistieve belasting)
Een gloeilamp is een
weerstandsbelasting en heeft een
konstant vermogen nodig.
2 Nietresistieve belasting
Apparaten met een motor zijn
nietresistieve belastingen en
hebben ongeveer zes maal meer
vermogen nodig om te starten dan
om te blijven draaien (zie Sectie
11-8).
3 Kenplaatgegevens
De kenplaat geeft de benodigde
spanning, stroom en vermogen aan.
Ampère x Volt = Watt
Voorbeeld 1: Als een boor 4,5 A
en 115 V nodig heeft, bereken dan
het nodige vermogen in Watt.
4.5 A x 115 V = 520 W
Het getrokken vermogen van de
boor is 520 W.
Voorbeeld 2: Als er drie gloeilampen
van 200 Watt gebruikt worden
samen met de boor uit voorbeeld 1,
tel dan de individuele verbruiken op
om het totaalverbruik te berekenen.
(3 x 200W) + 520 W = 1120 W
Het totale verbruik van de drie
lampen en de boor samen is
1120 Watt.
VOLT 115
4.5
50/60
AMPS
Hz
1
2
3
3
OM-271838 Pagina 46
11-5. Voedingsvereisten voor industriële motoren (bij benadering)
Industriële motoren Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Gescheiden fase 1/8 pk 800 300
1/6 pk 1225 500
1/4 pk 1600 600
1/3 pk 2100 700
1/2 pk 3175 875
Aanloop Condensator Inductie loop 1/3 pk 2020 720
1/2 pk 3075 975
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Aanloopcondensator Condensator loop 11/2 pk 8100 2000
5 pk 23300 6000
71/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
Ventilatoren 1/8 pk 1000 400
1/6 pk 1400 550
1/4 pk 1850 650
1/3 pk 2400 800
1/2 pk 3500 1100
11-6. Voedingsvereisten voor agrarische en thuisapparatuur (bij benadering)
Agrarische en thuisapparatuur Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
ijsontdooier voor voorraadtank 1000 1000
Graanreiniger 1/4 pk 1650 650
Draagbare transportband 1/2 pk 3400 1000
Graanlift 3/4 pk 4400 1400
Melkkoeler 2900 1100
Melkapparaat(vacuümpomp) 2 pk 10500 2800
MOTOREN VOOR AGRARISCH GEBRUIK 1/3 pk 1720 720
Standaard (bijv. transportbanden, 1/2 pk 2575 975
voeraggers, lucht 3/4 pk 4500 1400
compressoren) 1 pk 6100 1600
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Hoog koppel (bijv. schuurreinigers, 11/2 pk 8100 2000
silolossers, hijstoestellen voor 5 pk 23300 6000
silo’s, bunkervullers) 71/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
31/2 cu. ft. mixer 1/2 pk 3300 1000
Hoge druk 1,8 gal/min 500 PSI 3150 950
Wasapparaat 2 gal/min 550 PSI 4500 1400
2 gal/min 700 PSI 6100 1600
Koelkast of diepvries 3100 800
Pomp voor ondiepe put 1/3 pk 2150 750
1/2 pk 3100 1000
Beerputpomp 1/3 pk 2100 800
1/2 pk 3200 1050
OM271838 Pagina 47
11-7. Voedingsvereisten voor apparatuur gebruikt door aannemers (bij benadering)
Aannemer Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Handboor 1/4 inch 350 350
3/8” 400 400
1/2 inch 600 600
Cirkelzaag 61/2 inch 500 500
71/4 inch 900 900
81/4 inch 1400 1400
Tafelzaag 9 inch 4500 1500
10 inch 6300 1800
Bandzaag 14 inch 2500 1100
Tafelslijpmachine 6 inch 1720 720
8 inch 3900 1400
10 inch 5200 1600
Luchtcompressor 1/2 pk 3000 1000
1 pk 6000 1500
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10500 2800
Elektrische kettingzaag 11/2 pk, 12 inch 1100 1100
2 pk, 14 inch 1100 1100
Elektrische snoeischaar Standaard 9 inch 350 350
Heavyduty 12 inch 500 500
Elektrische cultivator 1/3 pk 2100 700
Elektrische heggenschaar 18 inch 400 400
Schijnwerpers HID 125 100
Metaalhalogeen 313 250
Kwik 1000
Natrium 1400
Damp 1250 1000
Dompelpomp 400 gal/u 600 200
Centrifugaalpomp 900 gal/u 900 500
Vloerpoetsmachine 3/4 pk, 16 inch 4500 1400
1 pk, 20 inch 6100 1600
Hogedrukreiniger 1/2 pk 3150 950
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
55 gal vatmixer 1/4 pk 1900 700
Nat & Droog zuiger 1,7 pk 900 900
21/2 pk 1300 1300
OM-271838 Pagina 48
11-8. Vereist startvermogen
Startrichtlijnen voor monofase inductiemotoren
Startcode
van motor
G H J K L M N P
KVA/PK 6,3 7,1 8,0 9,0 10,0 11,2 12,5 14,0
S0624
1 Startcode van motor
2 Stroomsterkte tijdens het draaien
3 Motor pk
4 Motorspanning
Hoe het startamperage vinden:
Stap 1: Zoek de motorcode en aan de
hand van onderstaande tabel vinden
we een waarde in KVA/PK. Als de
code ontbreekt of niet overeenkomt
met de tabelcodes vermenigvuldig dan
de werkingsamperage met zes om de
startamperage te vinden.
Stap 2: Noteer de spanning (Volt)
en paardekracht (PK).
Stap 3: Bereken de startamperage
(zie voorbeeld).
De beschikbare uitgangsstroom op
het lasaggregaat moet minstens
dubbel zo groot zijn als de normale
werkingsstroom van de motor.
(kVA/HP x pk x 1000) /
Volt = startamperage
Voorbeeld: Bereken de startamperage
voor een 230 V motor van 1/4 pk en M
als startcode.
Volt = 230, pk = 1/4, kVA/pk = 11,2
(11,2 x 1/4 x 1000) / 230 = 12,2A
De motor heeft 12,2 A nodig
om te starten.
VOLTS AMPS
HP
230 2.5
1/4
Hz
PHASE
CODE 60
1
M
AC MOTOR
1
2
3
4
11-9. Hoeveel vermogen kan het lasaggregaat leveren?
Ref. ST800 396A / S0625
1 Beperk de belasting tot 90%
van het maximaal vermogen
van het lasaggregaat
Steeds de nietresistieve
apparaten (motoren) eerst starten,
in orde van grootte, de grootste
eerst. De resistieve apparaten als
laatste inschakelen.
2 5 seconden regel
Indien de motor niet start binnen de
5 seconden, het apparaat
uitschakelen om motorbeschadiging
te voorkomen. De motor vereist meer
vermogen dan wat het lasaggregaat
kan leveren.
1
2
OM271838 Pagina 49
11-10. Typische installatie voor het leveren van stand-by vermogen
Omzetschakelaar
Belangrijke
belastingen
Schakelaar met
smeltzekering
(indien vereist)
Elektriciteits-
voorziening
voor andere
apparaten
123
4
5
Vermogen
lasaggregaat
! Deze aansluitingen mogen
alleen worden verricht door
bevoegde personen en alleen
conform de van toepassing
zijnde regelgeving en
veiligheidspraktijken.
! Installeer, aard en bedien deze
apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de
ter plaatse geldende landelijke
en locale voorschriften.
Door de klant voorziene installatie
is nodig als het lasaggregaat als
noodstroom generator moet
worden gebruikt bij stroom uitval.
1 Elektriciteitsvoorziening voor
andere apparaten
2 Netomschakelaar (dubbelpolige
schakelaar)
De schakelaar zet de
elektriciteitsvoorziening om van het
openbare net naar het aggregaat.
De belasting gaat weer terug naar
het net als er weer stroom is.
De correcte netscheiding aanbrengen
(te leveren door de klant).
Het netscheidingsvermogen moet
minstens even groot zijn als de
netoverbelastingsbeveiliging.
3 Stroomonderbreker met
smeltzekering
De correcte schakelaar aanbrengen
(te leveren door de klant) indien vereist
door de regelgeving betreffende
elektrische installaties.
4 Vermogen lasaggregaat
De uitgangsspanning van het
aggregaat en de bedrading moeten
overeen komen met de normale
spanning en bedrading van het
(net)spanningssysteem.
Sluit het aggregaat aan met tijdelijke
of permanente bedrading die geschikt
is voor de installatie.
De aangekoppelde apparaten
uitschakelen of afkoppelen van het
lasaggragaat voor het starten of
stoppen van de motor. Tijdens het
starten en stoppen van de motor is de
motorsnelheid niet voldoende hoog
om de nodige spanning en frequentie
te leveren.
5 Essentiële belastingen
Het uitgangsvermogen van het ag-
gregaat voldoet mogelijk niet aan de
elektrische vereisten van het pand.
Als het aggregaat niet voldoende uit-
gangsvermogen levert voor alle ver-
eisten, sluit dan alleen essentiële be-
lastingen aan (pompen, diepvrieskas-
ten, verwarmings-apparaten e.d. zie
Sectie 11-4).
OM-271838 Pagina 50
11-11. Keuze van de verlengkabel (zo kort mogelijk kiezen)
Kabellengte voor 120 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel.Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie AWG (mm2)*
Stroom
(Ampère)
Belasting
(Watt)
4 (25) 6 (16) 8 (10) 10 (6) 12 (4) 14 (2,5)
5 600 350 (106) 225 (68) 137 (42) 100 (30)
7 840 400 (122) 250 (76) 150 (46) 100 (30) 62 (19)
10 1200 400 (122) 275 (84) 175 (53) 112 (34) 62 (19) 50 (15)
15 1800 300 (91) 175 (53) 112 (34) 75 (23) 37 (11) 30 (9)
20 2400 225 (68) 137 (42) 87 (26) 50 (15) 30 (9)
25 3000 175 (53) 112 (34) 62 (19) 37 (11)
30 3600 150 (46) 87 (26) 50 (15) 37 (11)
35 4200 125 (38) 75 (23) 50 (15)
40 4800 112 (34) 62 (19) 37 (11)
45 5400 100 (30) 62 (19)
50 6000 87 (26) 50 (15)
Kabellengte voor 240 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel. Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie AWG (mm2)*
Stroom
(Ampère)
Belasting
(Watt)
4 (25) 6 (16) 8 (10) 10 (6) 12 (4) 14 (2,5)
5 1200 700 (213) 450 (137) 225 (84) 200 (61)
7 1680 800 (244) 500 (152) 300 (91) 200 (61) 125 (38)
10 2400 800 (244) 550 (168) 350 (107) 225 (69) 125 (38) 100 (31)
15 3600 600 (183) 350 (107) 225 (69) 150 (46) 75 (23) 60 (18)
20 4800 450 (137) 275 (84) 175 (53) 100 (31) 60 (18)
25 6000 350 (107) 225 (69) 125 (38) 75 (23)
30 7000 300 (91) 175 (53) 100 (31) 75 (23)
35 8400 250 (76) 150 (46) 100 (31)
40 9600 225 (69) 125 (38) 75 (23)
45 10,800 200 (61) 125 (38)
50 12,000 175 (53) 100 (31)
*Kabelsectie is gebaseerd op een spanningsval van maximaal 2%.
Aantekeningen
Aantekeningen
Geldig vanaf 1 januari 2017 (Installaties waarvan het serienummer begint met “MH” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE Afhankelijk van de onderstaande bepalin-
gen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Appleton,
Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties die ver-
kocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie geen
materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE VER-
VANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET
OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderdelen of
componenten die niet meer functioneren door dergelijke fabricage- en
materiaalfouten met garantie repareren of vervangen. Miller moet bin-
nen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte worden gebracht van
een dergelijke fout of storing, waarop Miller instructies zal geven over
de garantieclaim-procedure die hierop volgt. Wanneer een melding
wordt ingediend als een online garantieclaim, moet de claim een gede-
tailleerde omschrijving bevatten van de storing en de stappen die zijn
genomen om de defecte onderdelen en de oorzaak van het defect te
identificeren.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode zal
Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die hieron-
der zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag dat de in-
stallatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of 18 maanden nadat
de installatie naar een internationale distributeur gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen (uitgezonderd de
Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasapparaten/generatoren met motor
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers Capture 5 Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* AugmentedArc en LiveArclassystemen
* Automatisch bewegende apparatuur
* Bernard BTB luchtgekoelde MIGpistolen (geen werk)
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen arbeidsloon)
* Luchtdroogsysteem met droogmiddel
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(OPMERKING: Field Options zijn gedekt voor de
resterende garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar —
afhankelijk van welke van de twee het langste duurt.)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPMERKING: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek lassen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
* Waterkoelsystemen
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
*Mpistolen
* MIGpistolen, Subarc (SAW) toortsen en
buitenbekledingskoppen
* Afstandsbedieningen en RFCSRJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken, mag-
neetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen van
werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen die niet
meer goed werken als gevolg van normale slijtage. (Uitzon-
dering: borstels en relais zijn wel gedekt bij alle motoraan-
gedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door ande-
ren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderdelen val-
len onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of ver-
keerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installaties die
geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben gehad, of instal-
laties die gebruikt zijn voor andere dan de aangegeven toepas-
singen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN GE-
BRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUIKERS EN
PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING HEBBEN MET
HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASINSTALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie, zullen
de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2) vervangen;
of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in bepaalde gevallen, (3)
de redelijke kosten van repareren of vervangen bij een goedgekeurd
Miller onderhoudsbedrijf; of (4) krediet of betaling van de aankoopprijs
(redelijke waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij
het retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met inbegrip
van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in Appleton,
Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN ANDERE
VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE HIER
VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CONTRACTUEEL,
UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS, AAN-
SPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF
GEVOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP DAT
DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE UITDRUKKELIJKE
GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS, EN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING M.B.T.
PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN CONTRACTUELE
WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF DAT, WARE
DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN, IMPLICIET, VAN
RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE OF NAAR
AANLEIDING VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN VAN DE
TRANSACTIE ZOU VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE GEÏMPLICEERDE
GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID
VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrekking
tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende schade,
indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus bovenstaan-
de beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn voor u. Deze ga-
rantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook
andere rechten van toepassing zijn; deze kunnen echter per staat ver-
schillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra ga-
ranties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin zijn op-
genomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen zijn mogelijk
niet van toepassing, voorzover er niet van mag worden afgezien.
Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten zijn; deze kunnen echter per pro-
vincie verschillen.
Deze originele garantie is in Engelse juridische begrippen ge-
schreven. Bij klachten of onenigheid heeft de betekenis van de
woorden in het Engels voorrang.
miller warr_dut 201701
Vertaling van de originele instructies UITGEGEVEN IN DE VS. 2017 Miller Electric Mfg. Co 2017-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International HeadquartersUSA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
Volledig invullen en goed bewaren a.u.b.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor:
Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Wanneer u een dealer of servicebedrijf zoekt, ga naar
www.millerwelds.com of bel 18004AMiller
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Service
Eigendomspapieren
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens transport.
Neem contact op met de transportafdeling van uw distribu-
teur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het
indienen en afhandelen van schadeclaims.
Neem contact op met een distributeur of servicebedrijf
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60

Miller BIG BLUE 500 X PERKINS CE de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor