24
Aandoen van de armband (Fig. 8)
Bevestig de armband aan uw arm. Wanneer u de arm-
band gebruikt, moet u de aansluitkabel door de lus in de
armband steken om deze uit de weg te houden zoals
afgebeeld in Fig. 8.
De aansluitkabel aansluiten op de schaar (Fig. 9)
Sluit de contrastekker van de aansluitkabel aan op de
aansluiting op de schaar en draai de schroef naar rechts
om de contrastekker goed vast te zetten.
OPMERKING:
Indien u de aansluitkabel aansluit of loskoppelt terwijl de
bedieningseenheid is ingeschakeld, zal het controle-
lampje afwisselend in rood en groen knipperen. Wanneer
dit gebeurt, zal de schaar niet starten ook al wordt de
trekschakelaar ingedrukt. Schakel de bedieningseenheid
uit en daarna weer in om de schaar te kunnen starten.
(Fig. 4)
Werking van de schakelaar
LET OP:
• Alvorens u de accu op de schaar aansluit, moet u altijd
eerst controleren of de trekschakelaar juist werkt en bij
loslaten naar de “OFF” positie terugkeert.
• Druk de trekschakelaar niet in zonder eerst de ontgren-
delknop in te drukken. Als u dit doet, kan de schakelaar
breken.
Schakel de bedieningseenheid in door de bovenzijde (I)
van de schakelaar in te drukken. Het controlelampje zal
beginnen te knipperen in groen. Druk daarna de trek-
schakelaar eenmaal in en laat hem dan los. Het bovenste
schaarblad zal omhooggaan zodra u de trekschakelaar
loslaat en zal stoppen in de hoogste (volledig open)
stand. Indien het bovenste schaarblad reeds geopend is,
zal het na de eerste bediening van de trekschakelaar in
de geopende positie blijven staan. Het controlelampje zal
blijven branden in groen. U kunt daarna beginnen met
snoeien door de trekschakelaar nogmaals in te drukken.
(Fig. 4)
Een ontgrendelknop is voorzien om te voorkomen dat de
trekschakelaar per toeval wordt ingedrukt. Om de schaar
aan te zetten, eerst de ontgrendelknop en daarna de
trekschakelaar indrukken. Om de schaar af te zetten, de
trekschakelaar loslaten. (Fig. 10) Wanneer u de trek-
schakelaar indrukt en ingedrukt houdt, zal het bovenste
schaarblad omlaaggaan en in de gesloten positie stop-
pen. Wanneer u de trekschakelaar loslaat, zal het boven-
ste schaarblad omhooggaan en in de hoogste (volledig
open) positie stoppen. (Fig. 11)
De schaar in de holster plaatsen (Fig. 12)
Schakel de bedieningseenheid uit door de onderzijde (O)
van de schakelaar in te drukken terwijl u de trekschake-
laar ingedrukt houdt. Het bovenste schaarblad zal stop-
pen in de gesloten positie. Plaats de schaar in de holster
met het bovenste schaarblad in de gesloten positie.
Snoeien (Fig. 13)
LET OP:
• Gebruik de schaar nooit in een moeilijke houding, aan-
gezien dit ernstige verwonding kan veroorzaken.
• Houd de tak die u aan het snoeien bent nooit met uw
vrije hand vast. Houd uw vrije hand weg van de plaats
waar u snoeit. De schaarbladen zijn uiterst scherp en
kunnen snijwonden veroorzaken.
Snoei de takken een voor een zoals afgebeeld in Fig. 13.
De maximale dikte van de takken die u met deze schaar
kunt afsnijden is ongeveer 30 mm. Zorg dat u altijd goede
steun voor de voeten hebt en goed uw evenwicht
bewaart.
Schakel na het gebruik de bedieningseenheid uit en kop-
pel de aansluitkabel los van de schaar en van de bedie-
ningseenheid. Berg de schaar op in een droge, hoge of
afgesloten plaats, buiten het bereik van kinderen.
Beveiligingsmechanisme tegen overbelasting
Zowel de schaar als de bedieningseenheid zijn voorzien
van een beveiligingsmechanisme tegen overbelasting.
Indien de motor langer dan 3 seconden geblokkeerd is,
zal dit mechanisme geactiveerd worden om de schaar te
stoppen. Het controlelampje op de bedieningseenheid
zal dan afwisselend in rood en groen knipperen. Om de
bediening te hervatten, schakel eerst de bedieningseen-
heid uit door de onderzijde (O) van de schakelaar in te
drukken, en schakel deze daarna opnieuw in.
OPMERKING:
Gebruik de schaar niet op zulke wijze dat dit mecha-
nisme vaak wordt geactiveerd. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken.
Controlelampje op de bedieningseenheid (Fig. 4)
Wanneer de bedieningseenheid wordt ingeschakeld (de
bovenzijde (I) van de schakelaar wordt ingedrukt), zal het
controlelampje beginnen te knipperen of blijven branden
in groen. Indien het controlelampje een van de onder-
staande condities aangeeft, dient u het volgende te
doen.
1. Indien het controlelampje afwisselend in rood en
groen knippert, is het beveiligingsmechanisme
tegen overbelasting geactiveerd of is de aansluitka-
bel niet stevig aangesloten. Schakel de bediening-
seenheid uit en doe het volgende:
a) Indien de motor langer dan 3 seconden geblok-
keerd is, schakelt u gewoon de bedieningseen-
heid in.
b) Indien de aansluitkabel niet stevig is aangeslo-
ten, sluit u deze stevig aan en daarna schakelt u
de bedieningseenheid in.
2. Indien het controlelampje in rood knippert, is de
bedieningseenheid oververhit. Schakel de bedie-
ningseenheid uit en wacht een tijdje om deze te
laten afkoelen. Schakel hem daarna opnieuw in.
3. Indien het controlelampje gestadig in rood brandt, is
de accuspanning te laag. Laad de accu op.
4. Indien het controlelampje noch groen of rood is:
a) De accu is volledig ontladen. Laad de accu op.
b) Het overstroomrelais is bekrachtigd. Druk de
herstartknop in.