MO290-nl-NL_V3.6 4/15
6
Condensatiemodus
De condensatiefunctie waarschuwt de gebruiker wanneer de oppervlaktetemperatuur zoals opgemeten door de IR
thermometer zich dichtbij de dauwpunttemperatuur bevindt of deze heeft bereikt.
1. Druk op de knop om de meter aan te zetten.
2. Druk tegelijkertijd op de MOIST/REL en RH knoppen. Het “COND” symbool verdwijnt.
3. Richt de meter naar een oppervlak, druk op de IRT knop om de oppervlaktetemperatuur te
meten. Het kleine display geeft de IR oppervlaktetemperatuur weer en het grote display geeft
het verschil weer tussen de IR temperatuur en de dauwpunttemperatuur.
4. De meter zal dan het potentieel voor condensatie op dit oppervlak op de volgende manier
rapporteren
Als de temperatuur van de IRT meer dan 14°C (25°F) boven het dauwpunt is, wordt het
temperatuurverschil weergegeven, zonder andere waarschuwing.
Als de temperatuur van de IRT tussen de 3 en 14°C (5-25°F) boven het dauwpunt is, wordt
het temperatuurverschil samen met een standaard condensatie-indicatiesymbool
weergegeven. De meter zal eenmaal beepen om te bevestigen dat de meting in het
risicogebied is.
Als de temperatuur van de IRT lager dan 3°C (5°F) boven het dauwpunt is, wordt het
temperatuurverschil samen met een knipperend condensatie-indicatiesymbool weergegeven.
De meter zal tweemaal beepen om te bevestigen dat de meting in het hoog risicogebied is.
5. Druk op de RH knop om de modus te verlaten.
Dampdrukmodus
1. Met de condensatiemodus actief, druk op de MODE knop om de dampdruk in mBAR (°F) of kPa (°C) weer
te geven.
2. Druk op de MODE knop om de dampdrukmodus te verlaten.
Instellen van de alarm hoge en lage grens
Hoge en lage alarmpunten kunnen ingesteld worden voor luchtvochtigheids- en vochtigheidsmetingen.
Instelprocedure voor luchtvochtigheidsalarm:
1. Met RH% weergegeven, druk tegelijkertijd op de RH en de MODUS knoppen.
2. Het “HIGH” symbool verschijnt op het display.
3. Druk op de ▲of ▼knop om de gewenste bovengrens in te stellen.
4. Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en stel dan de LAGE waarde in.
5. Met het "LOW" symbool in het display, druk op de ▲of ▼knop om de gewenste ondergrens in te stellen.
6. Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en keer dan terug naar de normale modus.
7. Als de luchtvochtigheidsmeting lager is dan de lage alarminstelling of hoger dan de hoge alarminstelling, zal
de meter een maal per seconde beepen.
Instelprocedure voor vochtigheidsalarm:
1. Met MOIST weergegeven, druk tegelijkertijd op de MOIST/REL en de MODUS knoppen.
2. Het “HIGH” symbool verschijnt op het display.
3. Druk op de ▲of ▼knop om de gewenste bovengrens in te stellen.
4. Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en stel dan de LAGE waarde in.
5. Met het "LOW" symbool in het display, druk op de ▲of ▼knop om de gewenste ondergrens in
te stellen.
6. Druk op de ALARM SET knop om de waarde op te slaan en keer dan terug naar de normale
modus.
7. Als de vochtigheidsmeting hoger is dan de LAGE alarminstelling zal de meter een maal per
seconde beepen.
8. Als de vochtigheidsmeting hoger is dan de HOGE alarminstelling zal de meter continue
beepen.
Ändern Temperatureinheiten von F bis C oder C bis F
1. Drücken Sie die Taste, um das Messgerät einzuschalten.
2. Drücken Sie die Taste IRT, um auf dem IR-Thermometer ab und dann die Taste los.
3. Drücken Sie die Taste ▲ oder ▼, um die gewünschte Temperatureinheit eingestellt