Efco OM 92/13 H de handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

189
VOORWOORD
Geachte klant,
Wij danken u voor het aanschaffen van deze tractormaaier van Emak S.p.A., een onderneming met
een uitstekende reputatie in Europa en daarbuiten als fabrikant van machines en accessoires van hoge
kwaliteit voor het onderhoud van gazons. Wij danken u voor uw aanschaf van deze tractormaaier.
Deze gebruikershandleiding bevat instructies voor het veilig monteren, gebruiken en onderhouden van uw machine.
Bestudeer deze gebruikershandleiding aandachtig. Volg de instructies in deze
gebruikershandleiding nauwgezet op voor een eenvoudiger bediening, optimaal gebruik en
een lange levensduur. Gebruik de machine pas als u volledig bekend bent met alle
instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze gebruikershandleiding.
Bewaar de gebruikershandleiding zodat u deze later ook nog kunt raadplegen. Deze
gebruikershandleiding moet worden beschouwd als onderdeel van de tractormaaier en moet
daarom bij de tractor worden geleverd als u deze verkoopt.
Als er iets niet duidelijk is of als u vragen hebt, neem dan contact op met een van de meer dan 100
officiële, professioneel uitgeruste servicecentra die overal in Europa zijn gevestigd, waar opgeleide en
geteste experts klaarstaan om u te assisteren.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
SYMBOOL BETEKENIS
Deze symbolen betekenen "ATTENTIE" en "WAARSCHUWING", zij geven u informatie
over mogelijke oorzaken van beschadiging van uw machine en/of van verwondingen van
de gebruiker.
Dit symbool wijst op een belangrijke instructie, eigenschap, procedure of aangelegenheid
waar u goed op moet letten en waar u zich aan moet houden tijdens de montage, de
bediening en het onderhoud van de machine.
Dit symbool duidt op bruikbare informatie met betrekking tot de machine of de accessoires.
Dit symbool verwijst naar een afbeelding in het voorste gedeelte van de
gebruikershandleiding. Er staat altijd een nummer van de afbeelding bij vermeld.
Dit symbool is een verwijzing naar een ander hoofdstuk of een andere gebruikershandleiding
en wordt meestal getoond met het nummer van het hoofdstuk waarnaar het verwijst.
Verwijzingen naar richtingen
Linker- en rechterzijde Voor- en achterzijde
L = linkerzijde, R = rechterzijde A = Achterzijde, V = Voorzijde
R
R
F
190
1. TECHNISCHE INFORMATIE
1.1 Gebruik
De OM / EF 92-machine is een tweeassige zelfaangedreven tractormaaier ontworpen voor het maaien
van vlakke, onderhouden gazons met een maximale vegetatiehoogte van 10 cm, bijv. van
parken, tuinen en sportvelden, mogelijk op lichte hellingen, waarop zich geen vreemde voorwerpen
(afgevallen takken, stenen, vaste voorwerpen, enz.) bevinden. De helling mag niet steiler zijn dan
10° (17%).
Ieder gebruik van deze tractormaaier, dat niet wordt beschreven in deze
gebruikershandleiding en dat verder gaat dan het gebruik dat hier wordt beschreven,
wordt beschouwd in strijd te zijn met het beoogde doel of gebruik. De fabrikant van
de machine is niet verantwoordelijk voor schade die uit een dergelijk gebruik voortvloeit; het
risico wordt gedragen door de gebruiker. De gebruiker is er ook verantwoordelijk voor dat
de condities in acht worden genomen, die door de fabrikant worden voorgeschreven voor
de bediening, het onderhoud en de reparaties van deze machine, die alleen mag worden
gebruikt, onderhouden en gerepareerd door personen die van deze condities op de
hoogte zijn en die zijn geïnformeerd over mogelijke gevaren.
Alleen accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant, mogen op de machine
worden aangesloten. Het gebruik van andere accessoires zal tot gevolg hebben dat
de garantie onmiddellijk komt te vervallen.
1.2 HOOFDONDERDELEN VAN DE TRACTORMAAIER
De OM / EF 92 tractormaaier bestaat uit de volgende basisgedeelten:
1,2
(1) Frame met een bumper
Het frame met de bumpers dient als een draagelement voor de meeste van de hoofdonderdelen
van de machine.
(2) Vooras met wielen inclusief stuurinrichting*
De vooras maakt dat de wielen kunnen draaien. Er een stuur is voor de besturing.
(3). Maaimechanisme
Het maaimechanisme maait en verzamelt het gras. Het bevindt zich onder de machine. Het
bestaat uit een kap, een hoofdplaat en twee maaimessen.
(4) Grasafvoerbuis
Verbindt het maaimechanisme met de grasopvangbak. Het gras gaat hierdoor naar de
grasopvangbak.
(5) Versnellingsbak en achterwielaandrijving
De versnellingsbak met hydrostatische overbrenging van het vermogen is bedoeld voor het
overschakelen tussen de versnellingen tijdens het rijden.
(6) By-pass
De by-passhendel dient om de versnellingsbak te in te schakelen of uit te schakelen voor
de achterwielen. Deze hendel is geplaatst op het linker achterwiel en afhankelijk van de
configuratie van de machine, is de hendel voor of achter het wiel geplaatst.
(7) Grasopvangbak
De grasopvangbak, die achter de maaimachine is geplaatst, bestaat uit een buisvormig
metalen frame, een deksel, zak van textiel en een handgreep voor leegmaken van de bak.
(8) Plaats van de bestuurder
Gezeten in de comfortabele stoel heeft de bestuurder gemakkelijk toegang tot alle
bedieningselementen van de machine.
(9) De carrosserie, motor met elektrische installatie en de accu
De carrosserie is een combinatie van delen van kunststof en metaal en dekt de motor en
elektrische en mechanische onderdelen van de machine af. De viertaktbenzinemotor onder
de motorkap is stevig op het frame bevestigd. De accu is in de opslagruimte onder het
stuurwiel geplaatst.
191
1.3 PRODUCTIDENTIFICATIELABEL EN ANDERE LABELS MET
SYMBOLEN, DIE OP DE MACHINE WORDEN GEBRUIKT
1.3.1 PRODUCTIDENTIFICATIELABEL
Iedere tractormaaier is voorzien van een productidentificatielabel, dat zich onder de zitting van de
stoel bevindt. U kunt erbij komen door de stoel op te tillen.
1.3.1
1. Model machine
2. Motormodel
3. Jaar van productie
4. Gewicht
5. Naam en adres van de fabrikant
6. EC-codes ter beoordeling van naleving van voorschriften voor het product
7. Merkteken van naleving van het product
8. Logo van de fabrikant
9. Gegarandeerd geluidsniveau volgens bepaling 2000/14/EG
De verkoper zal het serienummer noteren aan de binnenzijde van de voorpagina van deze
handleiding, wanneer de machine wordt overgedragen.
1.3.2 ANDERE LABELS en hun betekenis
De volgende labels en stickers zijn op de machine bevestigd:
X Labels aan de linker- en rechterzijde het maaimechanisme:
1.3.2a
Gevaar
Niet op
staan
Roterende
messen
Gegaran-
deerd ge-
luidsniveau
X Labels op de carrosserie onder de zitting van de stoel:
1.3.2b
Gevaar
Niet aanra-
ken tijdens
gebruik
Voor iedere
schoon-
maakbeurt
of reparatie
de motor
stoppen en
de bou-
gie-aanslui-
ting loskop-
pelen.
Stap niet
van de ma-
chine tijdens
het rijden.
Voorzichtig,
verbogen
voorwerpen
Lees de
handleiding
Maai niet in
de nabijheid
van mensen
Neem geen
passagiers
mee
Maai in
stijgende
en dalende
richting,
maar niet
overdwars
Houd onbe-
voegden op
een veilige
afstand
Maximale
helling
Het is streng verboden labels en symbolen die op de accessoire zijn bevestigd, te
verwijderen of te beschadigen. Neem, als de label beschadigd is of onleesbaar, contact
met de leverancier of fabrikant van de machine en vraag om een vervangende label.
192
X Labels aan de linker- en rechterzijde van het chassis van de machine onder de kap:
1.3.2c
Voorzichtig
Heet opper-
vlak!
Risico van
brandwon-
den
X Labels bij het rijpedaal:
1.3.2d
R Achteruit
N Vrij
F Vooruit
Snel
Langzaam
X Label op het rempedaal:
1.3.2e
Rem
193
1.4 TECHNISCHE PARAMETERS
BASISPARAMETERS UNITS
MAAIERMODEL
OM / EF 92
Afmetingen van de
machine
(lengte x breedte x
hoogte):
[mm] 2480 x 950 x 1120
Gewicht van de
machine
[kg] 255
Snelheid vooruit /
achteruit
[km/u] 9 / 7
Maaihoogte [mm] 30 - 90
Maaibereik [mm] 92
Volume van der
grasopvangbak
[l] 300
Indicator voor volle
grasopvangbak
--- Zoemer
Wielafme-
tingen
Voor
["]
15 x 6-6
Achter 18 x 8,5-8
Capaciteit
brandstoftank
[l] 7
Type accu --- 12V 24 Ah
194
BASISPARAMETERS UNITS
MAAIERMODEL
OM / EF 92
Gegarandeerd
emissieniveau van
akoestisch vermogen
L
WA
[dB] < 100*
Verklaard
emissieniveau van
akoestische druk op de
plaats van gebruik L
pA
volgens EN ISO 11201
[dB] < 90*
* - zie de tabel op de volgende pagina voor de specifieke waarden.
X OM / EF 92 Tractormaaier
Motor
Snelheid
±100
(min
-1
)
Verklaard
emissieniveau
van akoestische
druk op de
plaats van
gebruik L
pA
(dB)
EN ISO 11201
Gegarandeerd
emissieniveau
van akoestisch
vermogen
L
WA
(dB)
Samengestelde acceleratiewaarde
van vibraties (m.s
-2
) volgens
EN 1033+A1
Waarde van
trilling/acceleratie
op de het hele
lichaam a
vd
Geaccumuleerde
waarde
van trilling/
acceleratie op de
hand-arm a
vd
BS 3130 2700 85 + 1 100 1,0+0,5 7,0+3,0
BS 4155 2700 86 + 4 100 1,2+0,5 <2,5
BS 4175 2700 85 + 4 100 0,8+0,4 5,0+2,0
BS 7160 2700 84 + 2 100 0,9+0,4 2,9+1,4
K 1600 2700 86,0 + 4,0 100 1,1+0,4 4,7+2,3
Uitleg:
Motoren:
BS 3130 Briggs & Stratton 3130 POWERBUILT
BS 4175 Briggs & Stratton 4175 INTEK
BS 4155 Briggs & Stratton 4155 POWERBUILT
BS 7160 Briggs & Stratton 7160 INTEK
K 1600 Emak K 1600 ADV
195
2. VEILIGHEID EN GEZONDHEID TIJDENS HET WERK
Tractormaaiers van model OM / EF 92 worden vervaardigd volgens de geldende Europese
veiligheidsnormen. De fabrikant bevestigt dit in de Verklaring van overeenkomst die is bijgesloten
aan het eind van deze gebruikershandleiding ( 10).
Als deze machine op juiste wijze en volgens de gebruikershandleiding wordt gebruikt, is de machine zeer veilig.
In het geval dat geen gevolg wordt gegeven aan de veiligheidsvoorschriften en niet
alle waarschuwingen in deze gebruikershandleiding in acht worden genomen, kan
deze tractormaaier handen of benen afhakken en voorwerpen wegslingeren, wat
kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of een ongeval met dodelijke afloop, schade
of beschadiging van de machine of van een van de onderdelen of accessoires ervan.
2.1 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
De persoon die primair verantwoordelijk is voor eigen veiligheid en die van anderen tijdens het gebruik van
de tractormaaier, is de gebruiker. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor letsel van personen of
schade aan de machine en ecologische schade, die voortvloeit uit gebruik en bediening van de machinedie niet
in overeenstemming is met alle veiligheidsvoorschriften die in deze gebruikershandleiding zijn opgenomen.
2.1.1 Algemene veiligheidsinstructies
!
De machine mag alleen worden bestuurd door een persoon ouder dan 18 jaar die deze gebruikershandleiding
heeft gelezen. De machine mag nooit worden bediend door onbevoegde personen, die de gebruikershandleiding
niet hebben gelezen en die de machine niet op juiste wijze en veilig kunnen bedienen.
! De gebruiker van de machine is verantwoordelijk voor de veiligheid van personen in de buurt van het
werkterrein van de machine.
! Het is niet toegestaan technische modificaties aan de machine en haar accessoires. Ongeautoriseerde
modificaties kunnen leiden tot gevaarlijke werkcondities en maken de garantie ongeldig.
! Neem alle eisen die worden gesteld met betrekking tot brandveiligheid in acht (
2.4).
! Verwijder de veiligheidsstickers en -labels niet van de machine. Controleer dat zij op de juiste plaats
zitten.
! Blijf niet staan in de buurt van de machine of onder de machine, als deze wordt opgetild en als deze
opgetild niet voldoende is geborgd tegen vallen of omvallen.
! De componenten van de grasopvangbak staan onder spanning en kunnen beschadigd raken, de
grasopvang kan minder goed gaan functioneren en de inhoud kan eruit uitvallen. Voer daarom regelmatig
inspecties uit volgens de aanbevelingen die in deze gebruikershandleiding worden verstrekt.
! Schakel het maaimechanisme en de motor altijd uit en verwijder de sleutel uit het contact wanneer u:
X de machine schoonmaakt
X gras dat zich heeft verzameld, uit het maaimechanisme verwijdert
X over een onbekend voorwerp hebt gereden en het nodig is te controleren of de machine is beschadigd of
als het nodig is de schade te verhelpen
X de machine veel meer trilt dan anders en het nodig is de oorzaak van de trillingen vast te stellen
X u bezig bent de motor of andere bewegende onderdelen te repareren (maak ook de bougiekabels los)
2.1.2 Voordat u de machine in gebruik neemt
! Gebruik de tractormaaier niet als deze is beschadigd of als een van de elementen van de beschermende
beplating ontbreekt. Alle kappen en andere elementen van de beschermende beplating moeten op hun
plaats zitten. Verwijder daarom niet een van de elementen van de beschermende beplating van de
machine en stel niet een ervan buiten werking.
! Controleer regelmatig dat de beschermende voorzieningen en veiligheidselementen goed werken.
! Werk niet met de machine nadat u alcohol of drugs hebt gebruikt of medicijnen die uw waarneming
nadelig kunnen beïnvloeden.
! Werk niet met de machine als u lijdt aan duizeligheid of flauwte of als u op andere wijze verzwakt bent
of niet goed geconcentreerd.
196
! Leer, voordat u de machine in werking stelt, alles over de bedieningselementen en zorg ervoor dat u ze
zo kunt bedienen dat u, zo nodig, de motor onmiddellijk kunt stilzetten of uitzetten.
! Pas niet de stand aan van de motorregelaar of van de snelheidsbeperking.
! Voordat u begint met werken met de machine moet u van het oppervlak van het terrein dat u gaat
maaien, alle stenen, stukken hout, draad, botten, gevallen takken en andere items verwijderen, die
tijdens het maaien zouden kunnen worden weggeslingerd.
!
Verhelp alle storingen voordat u de maaier weer gaat gebruiken. Controleer, voor u aan de slag gaat, grondig
dat de snaren zijn gespannen, de messen scherp zijn en de ruimte binnen in het maaimechanisme vrij is.
! Voer, voordat u de machine gaat gebruiken, een visuele inspectie uit en controleer dat de onderdelen
van de machine niet zijn beschadigd of ontbreken of loszitten.
! Controleer voordat u de machine gaat gebruiken dat de remmen werken en laat deze zo nodig afstellen
of repareren.
2.1.3 Tijdens het werken met de machine
! De machine mag niet worden gebruikt op hellingen van meer dan 10° (17%).
! Transport van passagiers, dieren of vrachten direct op de machine is verboden. Transport van vrachten
is alleen toegestaan op aanhangwagens die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de machine.
! Zelfs als u de machine maar voor korte tijd alleen laat, moet u de sleutel uit het contact nemen.
! Als u met de machine wegrijdt van het werkterrein waar u gras maait, moet u altijd het maaimechanisme
uitschakelen en het omhoog brengen in de transportpositie.
! Maai niet in de buurt van hopen materiaal, gaten of oevers. De tractormaaier kan plotseling omver
rollen als het wiel over de rand van een gat of greppel komt of bij een rand die afkalft.
! Blijf tijdens het werken uit de buurt van molshopen, betonnen ondersteuningen, boomstronken en
randen van borders en voetpaden, deze mogen niet in contact komen met de messen omdat dat kan
leiden tot beschadiging van het maaimechanisme en het mechanisme van de machine.
! Stop, als u op een massief voorwerp botst, en schakel het maaimechanisme en de motor uit en
inspecteer de gehele machine, vooral de stuurinrichting. Voer zo nodig reparaties uit voordat u de
motor weer start.
!
Werk, als dat mogelijk is, niet met de machine in nat gras. Verminderde tractie kan slippen tot gevolg hebben.
! Blijf uit de buurt van obstakels (bijv. een plotselinge verandering van de helling, greppels, enz.) waar
de machine zou kunnen kantelen.
! Probeer niet de stabiliteit van de machine te verbeteren door de grond aan te stampen.
! Werk alleen met de machine bij daglicht of bij goed kunstlicht.
! Het is niet toegestaan met de machine op de openbare weg te rijden.
! Draag, wanneer u de machine bedient, geen losse kleding en een korte broek, draag stevig, volledig
gesloten schoeisel. Bedien de machine nooit terwijl uw sandalen draagt of blootsvoets.
! Laat de motor niet draaien in gesloten ruimten. De uitlaatgassen bevatten stoffen die reukloos zijn
maar giftig, en mogelijk dodelijk.
! Steek niet uw handen of benen onder de afdekking van het maaimechanisme. Breng nooit een deel van
uw lichaam in de buurt van de roterende of bewegende onderdelen van de machine.
! Start de motor nooit zonder een uitlaat.
! Gewoonlijk overschrijdt het geluid dat wordt geproduceerd tijdens het maaien niet de waarden voor
akoestische druk en voor akoestisch vermogen die worden opgegeven in deze gebruikershandleiding
(
1.4) Maar in bepaalde gevallen kunnen de lawaainiveaus onder bepaalde omstandigheden en als
gevolg van de conditie van het terrein korte tijd worden overschreden.
! De fabrikant van de machine adviseert u gehoorbescherming te gebruiken wanneer u met de machine
werkt omdat het belasten van het gehoororgaan met een uitzonderlijk hoog geluidsniveau of de effecten
van lawaai op de lange termijn kan/kunnen leiden tot permanente beschadiging van het gehoor.
! Houd altijd uw aandacht volledig bij het rijden en bij de andere werkzaamheden die u met de machine
uitvoert. De meest voorkomende oorzaken van het verlies van controle over de machine zijn bijvoorbeeld:
X Verlies van wieltractie.
197
X Veel te hoge snelheid, het niet aanpassen van de snelheid aan de actuele omstandigheden en kenmerken
van het terrein.
X Plotseling remmen waarbij de wielen blokkeren.
X De machine gebruiken voor doeleinden waarvoor zij niet is ontworpen.
2.1.4 Na het voltooien van de werkzaamheden met de machine
! Houd de machine en de accessoires altijd goed schoon en in goede technische staat.
! De roterende messen zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Draag altijd beschermende
handschoenen of omwikkel de messen, wanneer u de messen hanteert.
! Controleer regelmatig de moeren en bouten waarmee de messen vastzitten en controleer dat zij met
het juiste hoeveelheid aanzetmoment zijn aangedraaid (
6.3.6).
! Let er vooral op dat de borgmoeren goed vastzitten. Wanneer de moer voor een tweede keer wordt
losgedraaid, neemt de kracht van de bevestiging af en moet de moer worden vervangen door een
nieuwe.
! Inspecteer regelmatig alle componenten en vervang de componenten die volgens de aanbevelingen
van de fabrikant moeten worden vervangen.
2.2 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR HET WERKEN OP HELLINGEN
Hellingen zijn de voornaamste oorzaak van ongelukken, verlies van controle over de machine en de
daaropvolgende zijwaartse kanteling, die kunnen leiden tot ongevallen met ernstig letsel en dodelijke
afloop. Het maaien op hellingen vraagt altijd meer aandacht van de gebruiker. Als u niet zeker bent van
uzelf, of als het werk boven uw macht is, maai dan niet op hellingen.
! Tractormaaiers kunnen worden gebruikt op hellingen van maximaal 10° (17%) en wanneer de 4x4-
aandrijving wordt gebruikt, op hellingen van maximaal 15° (27%) , parallel aan de helling, d.w.z.
omhoog en omlaag. Meer informatie
5.5.4.
! Ga extra voorzichtig te werk wanneer u van richting verandert. Draai alleen op een helling als het
werkelijk niet anders kan.
! Kijk goed uit voor gaten, wortels en ongelijk terrein. Oneffen terrein kan ertoe leiden dat uw machine
omvalt. Hoog gras kan obstakels aan het zicht onttrekken. Verwijder daarom van tevoren alle ongewenste
voorwerpen uit het terrein dat u wilt maaien.
! Kies een zodanige snelheid dat u niet hoeft te stoppen op een heuvel.
! Ga zeer voorzichtig te werk wanneer u de grasopvangbak bevestigt of andere aansluitingen tot stand
brengt. Aanhangers kunnen de stabiliteit van de machine doen afnemen.
! Voer alle bewegingen op een helling langzaam en gelijkmatig uit. Verander niet plotseling van snelheid
of richting.
! Start of stop niet op een helling. Als de wielen tractie verliezen, stop dan de aandrijving van de messen
en rij langzaam van de helling.
!
Begin op een helling zeer voorzichtig en langzaam te rijden zodat de machine niet de "wegspringt".
Verminder altijd de rijsnelheid van de machine voor de helling en breng vooral de snelheid tot een minimum
terug wanneer u naar beneden rijdt, zodat u kunt profiteren van het remmende effect van de transmissie.
2.3 KINDVEILIGHEID
Als de gebruiker niet alert is op de aanwezigheid van kinderen kan er een tragisch ongeluk plaatsvinden.
De beweging van een tractormaaier trekt de aandacht van kinderen. Ga er nooit van uit dat kinderen op
de plaats zullen blijven waar u ze het laatst zag.
! Laat geen kinderen toe zonder toezicht op terreinen waar u bezig bent met het maaien van het gras.
! Geef kinderen nooit toestemming de maaier te bedienen!
! Wees altijd voorbereid - zet de motor af als er kinderen naar u toe komen.
! Kijk voor en tijdens het achteruitrijden achter u en naar de grond.
! Vervoer geen kinderen, zij kunnen vallen en zich ernstig verwonden of er kan een gevaarlijke situatie
ontstaan als zij de bediening van de tractormaaier verhinderen. Laat nooit kinderen de maaier bedienen.
! Wees extra voorzichtig op plaatsen met beperkt zicht (bij bomen, struiken, muren, enz.).
198
2.4. BRANDVEILIGHEID
Wanneer u achteruit rijdt met de tractormaaier moet u fundamentele regels en voorschriften voor
werkveiligheid en brandbeveiliging die gelden voor de werkzaamheden met dit type machine, in acht
nemen.
! Verwijder regelmatig brandbare materialen (droog gras, bladeren, enz.) uit het gebied rond de uitlaat,
de motor, de accu en overal waar zij in contact kunnen komen met benzine of olie, en vervolgens
kunnen vlam vatten en de machine in brand kunnen zetten.
! Laat de motor van de tractormaaier afkoelen voordat u de machine parkeert in een gesloten ruimte.
! Wees extra voorzichtig met benzine, olie of andere brandbare stoffen. Dit zijn zeer brandbare stoffen
en de dampen ervan zijn explosief. Rook niet tijdens deze werkzaamheden. Draai nooit de dop van de
benzinetank los en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt, de motor heet is of de machine in een
gesloten ruimte staat.
! Controleer voor gebruik de benzineleidingen en vul geen benzine bij tot in de hals van tank. De hitte
die wordt gegenereerd door de motor en door de zon en het uitzetten van de brandstof kunnen ertoe
leiden dat de benzine overloopt en er brand ontstaat. Gebruik voor het opslaan van brandbare stoffen
tanks die speciaal voor dat doel zijn ontworpen. Bewaar nooit een tank met benzine en parkeer nooit
de machine in een gebouw in de buurt van een warmtebron. Wees extra voorzichtig wanneer u met de
accu werkt. Het gas in de accu is zeer explosief, rook daarom niet in de buurt van de accu en gebruik
geen open vuur, zodat ernstige verwondingen kunnen worden voorkomen.
199
3. DE MACHINE KLAAR MAKEN VOOR GEBRUIK
3.1 UITPAKKEN EN INSPECTEREN
De tractormaaier wordt geleverd in een houten krat. (1). Sommige van de machines worden ten behoeve
van het transport in de productiefaciliteit gedemonteerd en daarom kunt u deze machines pas in gebruik
nemen wanneer u bepaalde onderdelen hebt geïnstalleerd. Het uitpakken en gereedmaken voor gebruik
wordt uitgevoerd door de verkoper in het kader van de servicewerkzaamheden voorafgaand aan de
aflevering.
- Inspecteer de verpakte machine onmiddellijk na aflevering op beschadigingen. Informeer
de vervoerder als u beschadigingen vindt. Als de klacht niet op tijd wordt ingediend, kan
geen schadevergoeding worden geëist.
- Controleer dat het model van de machine het model is dat u hebt besteld. Pak, in het geval
van een onregelmatigheid, de machine niet uit en breng de leverancier onmiddellijk hiervan
op de hoogte.
Verwijder de verpakking en rij vervolgens de tractormaaier voorzichtig van de pallet. U moet hiervoor
rijplaten (2) in gereedheid brengen, anders bestaat het risico dat u onderdelen van de tractormaaier
beschadigt. Inspecteer de machine op beschadigingen die tijdens het vervoer kunnen zijn opgetreden.
Pak alle afzonderlijk verpakte onderdelen uit en inspecteer ze.
3,1
1. Verpakking van de krat
2. Rijplanken
3. Grasopvangbak
4. Documentatie
5. Stoel
6. Stuurwiel
De verpakking bevat:
X Tractormaaier
X Stuurwiel (6)
X Stoel (5)
X De grasopvangbak (3) is (gedeeltelijk gedemonteerd) in de kartonnen doos, met bindmateriaal.
X Documentatie (4) (lijst van verpakte onderdelen, gebruikershandleiding voor de tractormaaier,
gebruikershandleiding voor de motor, gebruikershandleiding voor de accu, servicelogboek)
Er worden geen rijplanken (2) bij de maaimachine geleverd.
3.2 VERWERKING VAN DE VERPAKKING
Na het uitpakken van de accessoires is het belangrijk dat het verpakkingsmateriaal
goed bij het afval wordt verwerkt of wordt gerecycled. De verwerking moet worden
uitgevoerd in overeenstemming met de in het land van de gebruiker geldende
wetten voor afvalverwerking.
De verwerking kan worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.
3.3 MONTAGE VAN DE AFZONDERLIJK VERPAKTE LOSSE ONDERDELEN
Omdat het hier werkzaamheden van technische aard betreft, wordt deze machine voorbereid
voor gebruik door de leverancier van de tractormaaier (volgens onderstaande instructies).
Verwijder, voor de installatie, alle aangebrachte beschermende materialen, plaats de maaier
op een vlakke ondergrond en richt de voorwielen in een voorwaartse stand.
200
3.3.1 STUURWIEL, STOEL EN ACCU
a) Bevestig de stoel:
X Plaats de stoel op de maaimachine en zet vast met de vier bouten die zijn
voorgemonteerd in de stoel. Stel, voordat u de bouten aanhaalt, de stoel af op uw
lichaamslengte.
3.3.1a
b) Sluit de kabel van de veiligheidsschakelaar aan:
X Sluit de elektrische kabel aan op de schakelaar aan de onderkant van de stoel.
3.3.1b
c) Installeer het stuurwiel:
X Zet het stuurwiel op de as (1) en draai totdat de gaten in het stuurwiel en de as
tegenover elkaar uitkomen.
X Plaats de meegeleverde pen (2) in het gat en sla de pen vast met een hamer.
3.3.1c
d) Sluiten de accu aan:
3.3.1d
Bouten en rubberen doppen voor de accu vindt u in de zag met de documentatie en
het andere bevestigingsmateriaal.
X Draai de hendel van de afdekking van de opslagruimte die zich onder het stuurwiel
bevindt, open het vak en neem het materiaal uit.
X Draai de bouten op de polen van de accu los.
X Rode draad Plaats deze op de (+)-pool van de accu en zet de draad vast met de bout.
X Bruine draad Plaats deze op de (-)-pool van de accu en zet de draad vast met de bout.
X Plaats de rubberen doppen op beide kabels.
X Plaats de afdekking van de opslagruimte terug en zet vast met de hendel.
- Wanneer u de draden anders vastzet dan hierboven wordt beschreven, zal dat beschadiging
van de machine tot gevolg hebben.
- Wanneer u de accu loskoppelt, maak dan altijd eerst de negatieve (–)-pool los van de accu.
- Wanneer u de accu in gebruik neemt en wanneer u onderhoudswerkzaamheden aan de accu
uitvoert, ga dan te werk volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de accu.
Houd u ook aan alle veiligheidsinstructies die hierin staan.
3.3.2 GRASOPVANGBAK
De grasopvangbak wordt geleverd verpakt in een aparte doos. Om transporttechnische redenen zijn
enkele van de onderdelen ervan gedemonteerd en zij moeten eerst worden gemonteerd. In de volgende
hoofdstukken vindt u een globale beschrijving van de montage. De procedure wordt gedetailleerd
beschreven op de cd die bij de maaimachine wordt geleverd, of wij kunnen u de cd op verzoek toezenden.
X GEREEDSCHAP DAT U NODIG HEBT
Breng voor de montage van de grasopvangbak de volgende gereedschappen in gereedheid:
X Een mes voor het verwijderen
van het verpakkingsmateriaal
X Een set dopsleutels met
zeskantige koppen en
inbussleutels
X Kruiskopschroevendraaiers
of een elektrische
schroevendraaier
X UITPAKKEN
Verpakkingsmateriaal verwijderen Neem eerst de deksel, het frame en de zak en vervolgens de ingepakte
afzonderlijke onderdelen uit de verpakking. Pak deze onderdelen uit en rangschik ze overzichtelijk op een
geschikte plek.
201
X INBEGREPEN INHOUD
(1) - Deksel
(2) - Lifthendel
(3) - Voorste buis
(4) - Onderste buis
(5) - Zijstangen
(6) - Onderste beugel
(7) - Hendel
(8) - Zak (gaasmateriaal)
(9) - Frame
(10) - Bevestigingsmateriaal grasopvangbak
(11) - Bevestigingsmateriaal
(12) - Hechtmateriaal
3.3.2a
In het pakket van de grasopvangbak vindt u ook reserve-splitpennen voor de
maaibladen (4 st.)
Bewaar deze splitpennen zodat u ze later kunt gebruiken.
X GRASOPVANGBAK - BESCHRIJVING VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERDELEN (TERMINOLOGIE)
(1) - Deksel
(2) - Lifthendel
(3) - Onderste buis
(4) - Zijstangen
(5) - Onderste beugel
(6) - Handgreep
(7) - Zak (gaasmateriaal)
(8) - Voorste buis
(13) - Grasopvangbakschakelaar
3.3.2b
X INSTALLATIE VAN DE GRASOPVANGBAK
X Schroef de scharnieren van de grasopvangbak (10) en scharnier (11) op de achterplaat.
3.3.2c
- Op sommige machines zijn de scharnieren (10) al op de achterplaat gemonteerd.
- Bevestig scharnier (11) alleen als een aanhanger wordt gebruikt.
X Bevestig de voorste buis op de bovenste gaten in de beugels met M5x16 bouten en moeren.
Schroef de schakelaar van de grasopvangbak op de linker beugel van het frame met twee
M5x16 bouten en zet vast met moeren.
3.3.2d
X Schroef de zijbeugels van de grasopvangbak vast. De beugels worden bevestigd op de
buitenzijde van de grasopvangbak met M5x16 bouten en moeren.
3.3.2e
X Schroef de onderste buis op de voorste buis en de zijsteunen met M5x3 bouten en moeren.
Wij adviseren het monteren te vereenvoudigen door de opvangbak om te keren.
3.3.2f
X Schuif de zak van grasopvang op het frame. Trek de rubberen zijkanten van de zak over
de buizen.
3.3.2g
202
X Schroef de onderste beugel vast vanaf de onderzijde van de grasopvangbak
3.3.2h
X Steek de handgreep in de openingen in de deksel en schuif ringen op de draadeinden.
Steek het deel dat op deze manier is gemonteerd door de gaten in de bovenste beugel op
het frame en zet de handgreep met bouten vast. Draai de bouten nog niet vast!
3.3.2i
X Schroef de deksel vast op het frame en draai de schroveen vast.
3.3.2j
X Plaats de hendel voor het leegmaken van de bak in de gaten van de beugel binnenin de
opvangbak.
X Plaats een bout in het onderste uiteinde van de binnenzijde van de hendel en duw het deel
met de schroefdraad door het gat. Zet van boven vast met een moer en draai deze vast.
3.3.2k
X Zet de moeren waarmee de handgreep is bevestigd, stevig vast en zet de moeren waarmee
het bovenstuk van het frame is bevestigd, stevig vast. Hiermee is de installatie van de
grasopvangbak compleet.
3.3.2l
X AFSTELLING NA INSTALLATIE
X Pak de grasopvangbak vast en hang de bak op aan de haken aan de achterplaat van de machine.
X Controleer de juiste uitlijning van de grasopvang met het spatbord met behulp van de
pijlen die in de deksel van de grasopvang en in de machinekap zijn afgedrukt. Corrigeer
een eventuele ongelijke verdeling door de bouten aan de voorste buis en/of de bouten in
de zijbeugels los te draaien, de verdeling te herstellen en de bouten weer vast te draaien.
3.3.2m
Op een goed afgestelde grasopvang is de ruimte tussen de achterplaat van de machine en de
voorste buis van het frame (8) (
(
(
(
(
(
(
(
3.3.2b) niet meer dan 5 mm.
X Als uitlijnen volgens de hierboven beschreven methode niet mogelijk is, voer dan de aanpassing uit
het door de bevestiging van de grasopvangbak op de achterplaat of de bouten en beugels aan de
bovenzijde van de bevestiging te schuiven.
3.4 CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN
3.4.1 HET OLIEPEIL CONTROLEREN
U kunt pas het oliepeil controleren als de tractor horizontaal staat. U kunt bij de olievuldop wanneer u de
motorkap openkantelt. Draai de peilstok los, veeg deze droog, plaats de peilstok weer en draai vast.
Draai de peilstok weer uit en lees het oliepeil af.
Oliepeil op de peilstok:
(1) - (ADD) laag oliepeil
(2) - (FULL) maximum oliepeil
Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe totdat
de "FULL" markering wordt bereikt. Het type van de motorolie wordt vermeld in de gebruikershandleiding
van de motor.
U moet steeds voordat u gras gaat maaien het oliepeil controleren.
3.4.2 DE ACCU CONTROLEREN
Controleer het laadniveau van de accu volgens de instructies in de gebruikershandleiding van de accu.
203
3.4.3 DE BRANDSTOFTANK VULLEN MET BRANDSTOF
Om veiligheidsredenen wordt de tractormaaier vervoerd zonder brandstof en daarom moet voorafgaand
aan het eerste opstarten brandstof in de tank worden gedaan. De brandstoftank bevindt zich onder de
voorste kap en heeft een capaciteit van 7,5 liter brandstof.
- Gebruik alleen benzine met het octaangetal dat wordt aangeduid in de gebruikershandleiding
van de motor. Defecten die veroorzaakt worden door een verkeerde brandstof vallen niet
onder de garantie!
- Vul de brandstoftank alleen wanneer de motor is uitgeschakeld en de motor koud is. Vul de
brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
- Eet niet, rook niet en gebruik geen open vuur wanneer u met brandstof aan het werk bent.
- Gebruik voor het vullen van de brandstoftank een geschikte trechter.
- Let erop dat u bij het vullen van de tank geen brandstof morst. Gemorste brandstof kan
gemakkelijk vlam vatten. Als u brandstof morst, veeg de gemorste brandstof dan grondig
droog.
- Sla brandstof op buiten het bereik van kinderen.
Procedure voor het tanken van brandstof:
X Draai de tankdop los. Open de tanktop langzaam want er kan overdruk in
de brandstoftank heersen die wordt veroorzaakt door benzinedampen.
X Plaats een trechter in de opening van de brandstoftank en begin de brandstof
uit de voorraadtank te gieten.
X Veeg na het vullen van de brandstoftank altijd het gebied rond de opening
van de brandstoftank droog en ook de opening van de brandstoftank zelf.
U kunt het brandstofniveau aflezen aan de strepen.
U wordt geadviseerd de brandstoftank regelmatig schoon te maken omdat
onzuiverheden in de brandstof kunnen leiden tot storingen van de motor.
3.4.4 DE BANDENSPANNING CONTROLEREN
Controleer de bandenspanning, voordat u de machine in gebruik neemt.
De luchtdruk in de banden voor en achter moet tussen 80 - 140 kPa
liggen. Het verschil in bandenspanning van de afzonderlijke banden mag zijn
± 10 KPa.
Overschrijd niet de maximale bandenspanning die op de banden staat vermeld.
204
4. DE MACHINE BEDIENEN
4.1 PLAATS VAN DE BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
4.1
(1) Gashendel
(2) Motorurenteller
(3) Bedieningsschakelaar maaifunctie wanneer de grasopvangbak vol is
(4) Deactivering van de ontkoppeling van het maaimechanisme voor achteruitrijden
(5) Schakelaar activering maaimechanisme
(6) Indicatielampje dat laat zien dat het rempedaal is ingetrapt en de parkeerrem is ingeschakeld
(7) Hoofdschakelaar Aan/Uit
(8) Pedaal voorwaartse rijrichting
(9) Pedaal achterwaartse rijrichting
(10) Hendel parkeerrem
(11) Rempedaal
(12) Hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme
(13) Vrijloophendel
4.2 BESCHRIJVING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN
4.2.1 STANDAARD BEDIENINGSELEMENTEN
(1) GASHENDEL
Voor het regelen van de snelheid van de motor. Deze hendel heeft de volgende drie posities:
CHOKE* Een koude motor starten
MAX Maximumsnelheid van de motor
MIN Minimumsnelheid van de motor (stationair)
* Alleen bij machines met motoren BS15, BS17 en K 1600
(2) MOTORURENTELLER
De urenteller van de motor laat het totaalaantal uren zien dat
de motor heeft gedraaid. Door op de knop Mode te drukken kunt
u geleidelijk overschakelen tussen de volgende onderhoudsfuncties:
TMR 1 - ritteller. U kunt de waarde resetten door de knop
Mode 6 seconden ingedrukt te houden.
OIL CHG - olieverversen. Deze functie heeft twee
tijdsaanduidingen voor olie verversen. De eerste
is na 5 uur (olie verversen nadat de motor is ingereden) en wordt slechts eenmaal
getoond. De tweede is na 25 uur (standaardtijd voor olie verversen).
AIRFILTER SVC - reinigen of vervangen van het oliefilter. De tijdsaanduiding is ingesteld op 50 uur.
Twee uur voordat de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt er gedurende 10 seconden een melding in
de display.
Wanneer de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt de melding NOW (NU) in de display.
U kunt de hierboven genoemde alarmmeldingen resetten door de knop Mode 6 seconden ingedrukt te houden.
205
- Knoeien aan de teller zal de garantie doen vervallen – de aansluiting van de teller van de
motoruren is voorzien van een verzegeling.
- Neem onmiddellijk contact op met het servicewerkplaats als de teller van de motoruren niet
goed werkt.
(3) BEDIENINGSSCHAKELAAR MAAIFUNCTIE WANNEER DE GRASOPVANGBAK VOL IS
De AUT/MAN-schakelaar is bedoeld voor het inschakelen en uitschakelen van de besturing van de
maaifunctie (maaimechanisme) wanneer de grasopvangbak vol is.
In de stand MAN is maaien permanent ingeschakeld en wanneer de grasopvangbak vol is, kan het
gemaaide gras zich ophopen in de uitwerpbuis. Deze stand is bedoeld om nog even te kunnen maaien en
het werk te kunnen afmaken als er nog maar een klein stuk te maaien is.
Als de maaimachine is voorzien van een akoestisch signaal (zoemer), klinkt dat automatisch
wanneer de mand vol is.
In de stand AUT wordt het maaien automatisch uitgeschakeld wanneer de grasopvangbak vol is.
Stand Grasopvangbak is vol Maaimechanisme
AUT NEE INGESCHAKELD
AUT JA UITGESCHAKELD
MAN NEE INGESCHAKELD
MAN JA INGESCHAKELD
(4) DEACTIVERING VAN DE ONTKOPPELING VAN HET MAAIMECHANISME VOOR
ACHTERUITRIJDEN
Schakelaar R dient om de functie van de automatische ontkoppeling van het maaimechanisme bij
achteruitrijden uit te schakelen (
5.5.1).
R
De schakelaar moet worden ingedrukt wanneer het maaimechanisme
al automatisch is ontkoppeld maar de bladen nog niet zijn gestopt met
draaien (ongev. 4 seconden) of wanneer het maaimechanisme wordt gestart
onmiddellijk voordat het achteruitrijpedaal wordt ingetrapt. Dan wordt met
iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar vooruit
de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
(5) SCHAKELAAR ACTIVERING MAAIMECHANISME
Wanneer u de schakelaar uit en omhoog trekt, wordt het maaimechanisme ingeschakeld. Wanneer u de
schakelaar omlaag drukt, wordt het mechanisme uitgeschakeld.
UITGESCHA-
KELD
Het maaimechanisme uitschakelen / het
maaimechanisme is uitgeschakeld
INGESCHA-
KELD
Het maaimechanisme inschakelen
(6) REMPEDAAL EN INDICATIELAMPJE PARKEERREM
Het indicatielampje dient ter signallering van juist en onjuist starten van de motor (
5.2), ingetrapte
rem en inschakeling van de parkeerrem.
206
Signaal dat de parkeerrem is ingeschakeld
Signaal dat het rempedaal wordt ingetrapt
(7) HOOFDSCHAKELAAR AAN/UIT (MAIN)
Voor het starten / uitzetten van de motor. Deze schakelaar heeft de volgende 4 posities:
Contact uit / contact uitzetten
De koplampen op de kap inschakelen / uitschakelen
Contact aan, de motor loopt.
Motor starten - startpositie
(8) PEDAAL VOORWAARTSE RIJRICHTING
Het pedaal regelt het vermogen dat op de wielen wordt overgebracht en de voorwaartse snelheid van
de machine.
Hoe verder het pedaal wordt ingedrukt, des te sneller zal de machine rijden en
vice versa.
Wanneer u het pedaal loslaat zal het automatisch teruggaan naar de neutrale
stand en zal de machine stoppen.
Meer informatie
5.5.
ATTENTIE: U kunt de rijrichting pas veranderen van vooruit in achteruit of van
achteruit in vooruit als u de machine hebt stilgezet!
(9) PEDAAL ACHTERWAARTSE RIJRICHTING
Het pedaal regelt het vermogen dat op de wielen wordt overgebracht en de snelheid van de machine in
beide richtingen
Hoe verder het pedaal wordt ingedrukt, des te sneller zal de machine rijden en
vice versa.
Wanneer u het pedaal loslaat zal het automatisch teruggaan naar de neutrale
stand en zal de machine stoppen.
Meer informatie
5.5.
U kunt de rijrichting pas veranderen van vooruit in achteruit of van achteruit in
vooruit als u de machine hebt stilgezet!
207
(10) HENDEL VAN DE PARKEERREM
De hendel van de parkeerrem heeft twee posities. In positie (1) is de rem niet
ingeschakeld, wanneer u de hendel in positie (2) hebt gezet en het rempedaal
indrukt, wordt de parkeerrem ingeschakeld (remt).
Wanneer u op het rempedaal drukt, wordt de parkeerrem uitgeschakeld en
wordt de hendel automatisch vrijgegeven en in positie (1) gezet.
(11) REMPEDAAL
De tractormaaier gaat langzamer rijden wanneer u het rempedaal intrapt.
Het pedaal wordt ook gebruikt bij het starten van de motor – starten is alleen
mogelijk wanneer het rempedaal is ingedrukt.
(12) HENDEL VOOR DE HOOGTEAFSTELLING VAN HET MAAIMECHANISME
Met deze hendel stelt u de hoogte af van het maaimechanisme tot de grond.
De hendel heeft 6 werkstanden, die overeenkomen met een maaihoogte van
3 tot 9 cm.
Hoe hoger het getal van de positie van de hendel, des te hoger is de begroeiing
na het maaien.
Wanneer u rijdt zonder te maaien, moet de hendel in positie 7 staan.
(13) BY-PASSHENDEL – VRIJLOOP VAN DE ACHTERWIELEN
De functie van de by-passhendel is het uitschakelen van de transmissie naar de achterwielen en wordt
gebruikt als de machine moet worden verplaatst zonder de motor te gebruiken. De hendel bevindt zich
op de achterplaat van de machine en heeft de volgende twee standen:
Stand
Aandrijving van
de achterwielen
Gebruik
(0) UITGESCHAKELD
Hendel is uitgetrokken - u kunt de
machine duwen
(1) INGESCHAKELD
Hendel is ingeduwd - u kunt met de
machine rijden
208
4.2.2 ALS OPTIE VERKRIJGBARE BEDIENINGSELEMENTEN
(1) CHOKE
Voor het starten van een koude motor.
Machines met motoren BS15, BS17, KO15, TE17 en HO16 zijn niet uitgerust
met aparte chokes.
(2) ZOEMER
De zoemer geeft een geluidssignaal wanneer de grasopvangbak vol is
Wanneer het geluidssignaal heeft geklonken, ten teken dat de grasopvangbak vol is, wordt
het maaimechanisme niet uitgeschakeld!
209
5. BEDIENEN VAN EN WERKEN MET DE MACHINE
Wat u moet weten voordat u de tractormaaier de eerste keer aanzet:
X De tractormaaier is uitgerust met veiligheidscontracten, die worden ingeschakeld door
middel van:
- een schakelaar onder de stoel
- een schakelaar geplaatst op een geplaatste grasopvangbak of afbuiginrichting
- een schakelaar voor een volle grasopvangbak
- een rempedaalschakelaar
X De motor stopt automatisch als de bestuurder opstaat van de stoel en de machine niet op
de parkeerrem is gezet.
X U kunt de motor alleen starten wanneer het maaimechanisme is uitgeschakeld en de
grasopvangbak is bevestigd, of een afbuiginrichting die tijdens het mulchen voorkomt dat
gemaaid gras terechtkomt in de uitwerpbuis die leidt naar de grasopvangbak, is bevestigd,
en het rempedaal is ingetrapt.
5.1 CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN VAN DE MACHINE
Controleer voordat u de tractormaaier gaat starten, het volgende:
X Oliepeil in de motor ( 3.4.1)
X Laadniveau van de accu ( 3.4.2)
X Brandstofniveau ( 3.4.3)
X Bandenspanning ( 3.4.4)
5.2 DE MOTOR STARTEN
De machine is voorzien van een functie die voorkomt dat de motor wordt gestart als niet aan de volgende
veiligheidscondities wordt voldaan:
X De aandrijving van het maaimechanisme is ontkoppeld
X Het rijpedaal is niet ingeduwd
X De berijder zit in de stoel van de machine
X Het rempedaal is ingeduwd of de rem is in de parkeerstand gezet
STOP
OK
NO OK
P
P
(
(
)
)
Dat wordt voldaan aan deze condities op het moment dat de motor
wordt gestart wordt aangeduid door het rode lampje voor het rempedaal
en voor het parkeerpedaal dat ononderbroken brandt
P
(
(
)
)
.
Dat niet wordt voldaan aan deze condities op het moment dat
de motor wordt gestart wordt aangeduid door het rode lampje voor
het rempedaal en voor het parkeerpedaal dat onderbroken brandt
(knippert)
P
(
(
)
)
.
Start, wanneer u aan de beschreven condities hebt voldaan, de motor als volgt:
a) Trap het rempedaal in.
b) Zet de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme in positie "6".
c) Controleer op machines met een motor de benzinekraan (alleen op machines met BS15 met een
vermogen van 15,5Pk).
d) Stel de gashendel als volgt in:
- Op machines met een NO CHOKE motor op "MAX"
- Op machines met een CHOKE motor op "MAX"
210
e) Trek de choke uit (alleen op machines met motoren met een vermogen van î‚• 16 Pk)
f) Start de motor door de contactsleutel in de stand "Start engine" (Motor starten) te zetten. Laat de
sleutel los wanneer de motor is gestart. De sleutel keert automatisch terug in de stand "Ignition on"
(Contact aan).
Laat de contactsleutel los zodra de motor start. Het starten van de motor mag niet
langer dan 10 seconden duren, omdat anders het gevaar bestaat dat de schakelaar
wordt beschadigd!
Gebruik nooit vaste externe starters voor het starten van de machine. Hierdoor zou
de elektrische bedrading beschadigd kunnen raken. Er kan een 12V-accu met een
hogere capaciteit worden aangesloten.
g) Duw de choke terug (alleen bij machines met een 2-cilindermotor)
h) Beweeg de gashendel langzaam naar de stand "MIN".
Laat de motor een aantal minuten draaien voordat u het maaimechanisme inschakelt.
- Laat nooit de motor draaien in een afgesloten of slecht geventileerde ruimte. Uitlaatgassen
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor uw gezondheid.
- Houd uw handen, benen en kleding weg bij de draaiende onderdelen en de uitlaat.
5.2.1 NOODRIJSYSTEEM
De machine is voorzien van een speciaal noodrijsysteem dat het mogelijk maakt de motor in een
noodsituatie te starten en de machine terug te rijden in het geval van een storing van het elektrisch
systeem die maakt dat de machine niet kan worden gestart nadat aan de startcondities is voldaan, zie
hierboven.
Procedure voor het activeren van het noodrijsysteem:
X ga op de stoel zitten
X duw het rempedaal in
X draai de sleutel in de schakelkast in de stand "ignition on" (contact aan - elektrische circuits aangesloten)
X Druk 5 keer op de knop R
Vervolgens kunt u de machine starten en naar een plaats rijden waar transport naar een servicecentrum
mogelijk is. In de noodrijstand kan het maaimechanisme niet worden ingeschakeld!
5.3 DE MOTOR UITSCHAKELEN
a) Zet de gashendel in de stand "MIN".
b) Schakel het maaimechanisme, als dat is ingeschakeld, uit door de schakelaar omlaag te drukken.
c) Zet de motor uit door de sleutel in de stand "STOP" te draaien en neem de sleutel uit het contact.
Laat de motor, als deze zeer heet is, enige tijd op het minimum toerental draaien.
- Stop de motor nooit door alleen maar uit de stoel op te staan, terwijl u de sleutel
in het contact laat zitten in de stand "ON", omdat dit tot een elektrische storing
kan leiden.
- Zet de sleutel altijd in de stand "OFF" en haal de sleutel uit het contact. Zo voorkomt
u dat de machine wordt gestart door onbevoegden of door kinderen.
- Zet voordat u het contact uitschakelt het toerental in de stand langzaam zodat
zelfontbranding wordt voorkomen. Als u geen gevolg geeft aan deze instructie, kan dat
leiden tot beschadiging van de motor en van de uitlaat.
- Maak nooit de accukabels los terwijl de motor draait! Hierdoor zou uit de
regelmechanisme van de motor beschadigd kunnen raken.
211
5.3.1 VAN DE MACHINE STAPPEN TERWIJL DE MOTOR LOOPT
Als u de machine gedurende enige tijd wilt of moet verlaten (bijv., om obstakels te verwijderen, enz.) en
u wilt daarna verder gaan met maaien, kunt u van de machine stappen en de motor laten draaien.
De accu van de machine wordt dan gespaard.
Voorwaarden voor het van de machine stappen terwijl de motor draait:
X het maaimechanisme is uitgeschakeld
X de gashendel staat in de stand "MIN"
X de versnelling staat in z'n vrij en de handrem is ingeschakeld (het indicatielampje van de rem brandt)
5.4 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN
5.4.1 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN
X Zet de gashendel in de stand "MAX".
X Stel met de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme het maaimechanisme af en
daarbij de maaihoogte in.
X Zet de aan/uit-schakelaar voor het maaimechanisme in de stand "ACTIVATED" (INGESCHAKELD).
Condities voor het inschakelen van het maaimechanisme:
- de berijder zit in de stoel van de machine
- de grasopvangbak, of de deflector of de deksel van de afvoerbuis is geïnstalleerd
- de AUT/MAN-schakelaar (als optie verkrijgbaar accessoire) staat in de stand "AUT" en de
grasopvangbak is leeg
- de AUT/MAN-schakelaar (als optie verkrijgbaar accessoire) staat in de stand "MAN".
5.4.2 HET MAAIMECHANISME UITSCHAKELEN
X Schakel het maaimechanisme uit door de aan/uit-schakelaar omlaag te duwen.
- Als de berijder uit de stoel opstaat, wordt de motor automatisch uitgezet en daarbij ook de
rotatie van de maaimessen stilgezet.
- Maar u mag nooit het maaimechanisme uitschakelen door gewoon uit de stoel op te staan.
Als u niet de sleutel in het contact uit de stand "ON" in de stand "STOP" draait, blijft
een gedeelte van de elektrische installatie onder spanning staan en dat kan leiden tot
beschadiging. Ook blijft de urenteller van de motor ingeschakeld.
5.4.3 DE HOOGTE VAN HET MAAIMECHANISME INSTELLEN VOOR HET MAAIEN
X Als u het maaimechanisme hoger van de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar een hogere stand.
X Als u het maaimechanisme dichter bij de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar een lagere stand.
- Stand "1" wordt gebruikt voor het kopiëren van de ongelijkmatigheden van het terrein.
Gebruik deze hoogte niet permanent, omdat dit kan leiden tot meer slijtage van de
onderdelen van het maaimechanisme.
Als u de regelkracht voor het lichten van het maaimechanisme wilt laten afnemen of toenemen, moeten
de trekbalken die de hoogte van het maaimechanisme bepalen, worden bijgesteld. Ga als volgt te werk:
212
X Haal de afdekking van het maaimechanisme ( 6.3.7 en 6.3.7b) aan beide zijden van
de machine.
X De trekbalken van de hefhendel van het maaimechanisme worden door de schachten in het
frame geduwd en zitten op hun plaats vast met twee moeren.
X Stel de gewenste regelkracht in door de moeren te draaien. Stel aan beide zijden van de
machine dezelfde waarde in.
5.4.3
5.4.4 HET MAAIMECHANISME UITLIJNEN
Voor de beste maairesultaten moet het maaimechanisme goed verticaal zijn uitgelijnd. De procedure voor
de aanpassing wordt beschreven in hoofdstuk "6.3.7 MAAIMECHANISME - CONTROLEREN EN UITLIJNEN"
van deze handleiding.
5.5. UW MAAIER BESTUREN
Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden:
X Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerremhendel mag niet in stand "2" blijven
staan ( 4.2). Wanneer u op de parkeerrem trapt, wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
X De by-passhendel moet in stand "1" staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet ingeschakeld
zijn.
X Wanneer u rijdt naar een terrein dat u wilt gaan maaien, moet het maaimechanisme uitgeschakeld
zijn en in de hoogste stand staan, d.w.z., de hendel van de hoogte-instelling van het maaimechanisme
staat in stand "7".
X Wanneer u over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirranden, enz.), moet u rijplanken
gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt.
X Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou
kunnen beschadigen, vooral wanneer u met hoge snelheid rijdt.
5.5.1 VOORUIT-/ACHTERUITRIJDEN
X Verplaats de gashendel langzaam naar positie "MIN" De motorsnelheid neemt daardoor af.
X Trap langzaam het rijpedaal in, afhankelijk van de gewenste rijrichting (vooruit of achteruit).
Attentie! U loopt het risico u te bezeren als u het pedaal snel intrapt!
- U kunt de rijrichting alleen wijzigen van vooruit in achteruit nadat u de machine hebt
stilgezet. Als u dit doet terwijl de machine rijdt, bestaat het gevaar dat u de transmissie
beschadigt.
- Gebruik nooit het rijpedaal en het rempedaal tegelijkertijd – dit kan leiden tot storing
in de transmissie.
Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme
voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur).
Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u deze
veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt
(
4.2 (5)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar
vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk
goed op het gebied achter de machine wanneer u achteruitrijdt.
5.5.2 STOPPEN
U kunt het rijden van de machine, vooruit of achteruit, stoppen door geleidelijk uw voet van het
rijpedaal te halen en vervolgens het rempedaal in te trappen.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze automatisch
in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m.
213
5.5.3 RIJSNELHEID EN GRASMAAIEN
X Over het algemeen geldt dat hoe natter, hoger en dichter het gras is, des te lager de rijsnelheid
moet zijn. Wanneer de machine rijdt op hoge snelheid of wanneer de machine zwaar belast is, wordt de
rotatie van de maaimessen verminderd, is de kwaliteit van het maaien minder en kan de uitwerpbuis
verstopt raken. Stel onder dergelijke omstandigheden de motor in op maximaal vermogen.
X Als het gras erg hoog is, moet het enkele malen worden gemaaid. Maai eerst op maximale hoogte
en met een kleinere maaibreedte, als dat nodig is. De tweede maal kan dan het gras op de gewenste
hoogte worden gemaaid.
X Wij adviseren u te maaien in parallelle of gekruiste banen. Wanneer u een oppervlak maait dat u al
eerder met de machine hebt bestreken, neemt de effectiviteit van de messen toe en zal het gemaaide
terrein er beter uitzien.
X Wanneer u rijdt over ongelijk terrein, kan de rijsnelheid wisselen.
Aanbevolen rijsnelheden van de machine uitgaande van de condities:
Conditie van de begroeiing Aanbevolen snelheid
Hoog, dicht en nat 2 km/uur
Gemiddelde condities 3 – 5 km/uur
Lage, droge vegetatie < 5 km/uur
Rijden zonder dat het maaimechanisme is ingeschakeld < 8 km/uur
5.5.4 RIJDEN OP EEN HELLING
De OM / EF 92 tractormaaier kan werken op hellingen van
maximaal 10° (17%).
Wanneer werkt op een helling, moet u zich houden aan de
volgende beginselen:
X Let extra goed op wanneer u op een helling rijdt.
X Rijd altijd bij een lagere snelheid.
X Rijd alleen haaks op de contouren van de helling, d.w.z.
omhoog en omlaag. U kunt dwars op de helling rijden maar
let extra goed op en doe het alleen wanneer u de machine
keert. Rijd, als dat mogelijk is, niet dwars op de helling.
X Let er bij het keren vooral op dat er niet een wiel over een
verhoogd obstakel (steen, boomwortel, enz.) rijdt.
X Rijd langzamer wanneer u van een helling of over obstakels
rijdt. Let vooral goed op bij het keren en het keren op
hellingen.
X Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u stopt op een
helling.
Goed
3
Fout
Wanneer u de machine overbelast door te rijden op hellingen van meer dan 10° (15°),
bestaat het risico dat u de transmissie ernstig beschadigt. De fabrikant is niet aansprakelijk
voor schade die zo ontstaat.
214
5.6 DE GRASOPVANGBAK LEGEN
Wanneer de grasopvangbak vol is, wordt dat waargenomen door de flap voor grasopvang bak
vol. U kunt, wanneer de bak vol is, het niveau laten dalen door het schuivende gedeelte van
de flap te bewegen (door de arm langer en korter te maken).
(1) Schuivend gedeelte uitgeschoven = grasopvangbak minimaal gevuld
(2) Schuivende gedeelte ingeschoven = grasopvangbak maximaal gevuld
5.6a
Procedure het leegmaken:
X Rij de machine naar de plaats waar u de grasopvangbak wilt legen. Zet de machine stil en schakel de
rem in. Gebruik op een helling de parkeerrem.
X Schakel het maaimechanisme uit door de aan/uit-schakelaar omlaag te duwen.
X Als de AUT/MAN-schakelaar op de machine is geïnstalleerd, laat deze schakelaar dan staan in de stand
"AUT".
X Zet de gashendel in de stand "MIN".
X Op machines waarbij de grasopvangbak met de hand omhoog moet worden
gebracht en gekanteld:
Schuif de handgreep van de lifthendel van de grasopvangbak helemaal omhoog (1) en
kantel omlaag (2), zodat de bak wordt leeggemaakt, laat de bak ongehinderd leegstromen,
laat vervolgens langzaam los zodat de bak terugkantelt.
5.6b
X Op machines voorzien van een mechanische voorziening voor het omhoogbrengen en
kantelen van de grasopvang:
Druk de kantelschakelaar van de grasopvangbak in de positie "TILT UP" (Omhoog kantelen) en
houd omlaag gedrukt tot de grasopvangbak helemaal omhoog is gekomen. Wanneer deze positie is
bereikt, laat u de schakelaar los en wacht tot de opvangbak is leeggestroomd. Verplaats vervolgens de
schakelaar naar positie "TILT DOWN" (Omlaag kantelen) en houd omlaag gedrukt tot de grasopvang
geheel is teruggekanteld. Wanneer de standaardpositie is bereikt, laat u de schakelaar los.
X Wanneer de opvangbak terug is in de uitgangspositie, kunt u het maaimechanisme weer inschakelen
met de hendelschakelaar.
215
6. ONDERHOUD EN AFSTELLING
Op juiste wijze regelmatig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden en inspecties dragen ertoe bij de
probleemloze levensduur van de tractormaaier te verlengen. Versleten of beschadigde onderdelen
moeten op tijd worden vervangen. Wanneer u onderdelen vervangt, gebruik dan alleen originele
reserveonderdelen. Wanneer niet-originele onderdelen worden gebruikt kan de machine beschadigd
raken, de gezondheid van de bestuurder of van andere personen gevaar lopen en in de garantieperiode
zal de garantie komen te vervallen. U kunt reserveonderdelen bestellen wanneer u contact opneemt met
de fabrikant van de machine of een geautoriseerde servicewerkplaats.
6.1 OVERZICHT VAN INSPECTIES EN ONDERHOUD
Activiteit
SERVICEPERIODE
Regelmatig onderhoud Onderhoud in uren Seizoenonderhoud
Voor elk
gebruik
Na de
eerste
2 uur
Na de
eerste
5 uur
Na elk
gebruik
Maande-
lijks
25 50 100
Voor het
seizoen
Na het
seizoen
(machine
buiten
gebruik
stellen)
Controleer het oliepeil
(transmissie, motor)

Motorolie verversen

1,2
î‚€
Vervanging van het
brandstoffilter
î‚€
Accuonderhoud (controleer
elektrolytniveau, reiniging)

Inspectie en afstelling van
de aandrijfriemen

4

Inspectie van de
rembedieningsfuncties
î‚€
Inspectie van
bandenspanning

Inspectie van de
kabelbevestigingen
(losse snelkoppeling van
onderdelen)
î‚€ î‚€
Het maaimechanisme
reinigen

Inspectie van de
boutbevestigingen

Inspectie van spanning van
de getande aandrijfriem
van de maaimessen

4

Inspectie van de juiste
spanning van de V-riem
van het maaimechanisme

4

Inspectie en afstelling van
speling tussen vooras en
het stuurmechanisme

Inspectie van werkende staat
van veiligheidsschakelaars
en -elementen
î‚€
Inspectie en afstelling van
de motor, transmissie,
elektromagnetische
koppeling
î‚€
Inspectie en onderhoud
van het luchtfilter, de
bougies, en vervang dit/
deze als dat nodig is
î‚€
1,2
Inspectie van de staat
van het maaimechanisme
(speling, asuitlijning,
inspectie en slijpen van de
maaibladen)
î‚€
3
Uitleg voor tabel:
1 = Ververs de olie vaker als de tractormaaier zwaarder wordt belast of werkt bij buitentemperaturen van 35 °C of hoger.
2 = Als de machine werkt in een stoffige omgeving, voer de inspectie dan vaker uit.
3 = Voer de inspectie vaker uit als de machine werkt in een omgeving met veel zand.
4 = Voor de inspectie vaker uit als een nieuwe riem is gemonteerd.
216
6.2 DAGELIJKSE INSPECTIES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
- Zorg er, voordat u begint met onderhouds- of reparatiewerkzaamheden, voor dat
u volledig bekend bent met alle instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze
gebruikershandleiding.
- Haal altijd de sleutel uit het contact en neem de bougiekabels los, voordat u schoonmaak-,
onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoert.
- Draag tijdens het werk geschikte werkkleding en werkschoenen. Draag geschikte
handschoenen wanneer u een maaimes hanteert of bij werkzaamheden waarbij u het risico
loopt van snijwonden.
- Zorg ervoor dat u geen brandstof, olie of andere gevaarlijke stoffen morst.
Houd u bij het verwerken van gebruikte olie, brandstof of andere gevaarlijke stoffen altijd
aan de geldende milieuvoorschriften.
6.2.1 VOOR U WERKZAAMHEDEN BEGINT
X INSPECTIE VAN BANDENSPANNING
Let er op dat de banden de voorgeschreven spanning hebben en controleer de bandenspanning regelmatig.
Het behoud van de voorgeschreven bandenspanning is van belang voor een gelijkmatig maairesultaat.
Verschillende bandenspanningen kunnen moeilijkheden veroorzaken bij het rijden en kunnen zelfs leiden
tot verlies van controle over de machine.
De spanning in de voor- en achterbanden moet tussen de 80 - 140 kPa zijn. Het verschil tussen de
individuele banden mag ± 10 KPa zijn.
X INSPECTIE VAN HET OLIEPEIL IN DE MOTOR
Parkeer de tractormaaier op een horizontaal oppervlak. Open de motorkap en draai de dop van de
vulopening los. Draai de peilstok los, veeg deze droog, plaats de peilstok weer en draai vast. Draai de
peilstok weer uit en lees het oliepeil af.
Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe
totdat de "FULL" markering wordt bereikt.
Nadere bijzonderheden over het controleren en bijvullen van olie vindt u in de aparte
gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor wordt geleverd.
X INSPECTIE VAN KABELS EN BEVESTIGING VAN BOUTEN
Controleer de status van de kabels (visueel) en of de bouten strak zijn aangedraaid (met de hand).
X INSPECTIE VAN WERKING VAN DE REMMEN
Controleer dat de remmen goed werken. Ga als volgt te werk:
X Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en schakel de motor uit.
X Trap het rempedaal in en schakel de parkeerrem in.
X Schakel met behulp van de by-passhendel de aandrijving van de achterwielen uit.
X Probeer de machine naar voren te duwen. Als de achterwielen draaien, moeten de remmen worden
nagezien. Neem contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats en laat de remmen afstellen.
6.2.2 NADAT U WERKZAAMHEDEN HEBT BEEINDIGD
X DE MACHINE CONFIGUREREN
Breng na het voltooien van de maaiwerkzaamheden het maaimechanisme omhoog in de hoogste stand
en schakel de aandrijving van de maaimessen uit.
Schakel het contact uit, trap het rempedaal in en zet de machine vast met de parkeerrem. Sluit de
brandstoftoevoer op machines, indien aanwezig.
X DE MACHINE REINIGEN
Verwijder alle resten van vuil en gras van het oppervlak van de tractor, de uitwerpbuis en het maaimechanisme.
Reinig de textielen zak van de grasopvang grondig. Wanneer deze is verstopt met gras kan de machine
de grasopvangbak minder goed vullen.
217
X DE MACHINE WASSEN
Parkeer de machine, voor u gaat wassen, op een geschikte vlakke ondergrond.
X Grasopvangbak:
- neem de grasopvangbak van de machine, was deze schoon en laat drogen.
X Kunststof onderdelen van de machine:
- reinig deze met een spons en water met een zeepoplossing.
X Maaimechanisme:
- was het binnengedeelte en ook het onderdeel van de uitwerpbuis
- schuif een slang van de juiste diameter op de aansluitingen op de kap van het
maaimechanisme. Start de motor, schakel het maaimechanisme in en spoel het
maaimechanisme gedurende 10 minuten schoon met stromend water.
Deze spoelprocedure moet na iedere maaibeurt worden uitgevoerd.
6.2.2
Kom niet met water in de buurt van de elektrische uitrusting op het instrumentenpaneel,
accu, enz.
6.3 REGELMATIGE CONTROLES, ONDERHOUD EN AFSTELLING
6.3.1 ACCU
Wanneer u de accu goed en regelmatig onderhoudt, zal deze langer meegaan. Controleer daarom
regelmatig de conditie van de accu in overeenstemming met de instructies in de handleiding van de
fabrikant.
X Houd de polen van de accu schoon. Als er zich vuil op verzamelt, of zij worden roestig, maak ze dan
schoon volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de accu. Onderbreking van het circuit die wordt
veroorzaakt door oxidatie van de contacten, kan ertoe leiden dat de accu niet meer wordt opgeladen
door de motor!
X Controleer regelmatig de conditie van de elektrolyt. Het niveau moet staan
in het bereik MIN - MAX. Gebruik alleen gedistilleerd water wanneer u de
elektrolyt bijvult.
X Een lege accu moet zo snel mogelijk worden opgeladen, anders worden de cellen onherstelbaar
beschadigd.
X De accu moet altijd worden opgeladen:
- voorafgaand aan de eerste ingebruikname
- wanneer u de accu lange tijd niet zult gebruiken
- voorafgaand aan het opstarten na een langere onderbreking
X Gebruik, als de accu moet worden vervangen, altijd een accu van hetzelfde formaat en type.
Nadere bijzonderheden over het controleren en onderhouden van accu's vindt u in de aparte
gebruikershandleiding die door de fabrikant van de accu wordt geleverd.
218
6.3.2 MOTOR
X OLIE VERVERSEN
Neem een lege container van tenminste 2 liter wanneer u olie gaat
verversen. Om ervoor te zorgen dat alle olie uit de motor loopt,
kunt u het beste de machine laten overhellen naar de zijde van de
aftrapschroef door er aan de zijde er tegenover bijv. houten blokken
onder te zetten. Tap de olie af wanneer deze nog warm is.
X Schroef de vulopening van de olie los, zodat de olie beter en sneller
uit het motorblok loopt.
X Verwijder de aftapschroef en laat alle olie lopen in de container die
u hebt klaargezet.
X Schroef de aftapschroef weer in en vul het motorblok met de juiste
hoeveelheid aanbevolen olie ( Gebruikershandleiding voor de
motor) en sluit de olievuldop.
X Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok. Vul olie bij tot het
juiste niveau, als dat nodig is.
Nadere bijzonderheden over het verversen van olie en ook over het soort olie en de
hoeveelheid, vindt u in de aparte gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor
wordt geleverd.
- Wij adviseren u uw handen grondig te wassen met water en zeep als uw handen in contact
zijn gekomen met gebruikte olie.
- Verwerk de gebruikte olie in overeenstemming met de voorschriften van de milieuwetgeving.
Lever de olie in een gesloten container in bij een inzamelpunt voor gebruikte olie. U mag
onder geen enkele omstandigheid de gebruikte olie wegdoen bij het huishoudelijk afval of
de gebruikte olie door de afvoer of in de grond gieten.
X ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER
Laat de motor nooit draaien zonder een luchtfilter. De motor zal dan snel slijten.
Onderhoud het luchtfilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding die door de
fabrikant van de motor is geleverd.
X ONDERHOUD VAN DE BOUGIE
De motor kan alleen perfect lopen als de bougie op de juiste wijze is afgesteld en vrij is van verontreiniging.
- Gebruik altijd alleen de bougie die door de fabrikant van de motor wordt opgegeven!
- Als u de motor kort voor de inspectie of vervanging van de bougie laat lopen, is de bougie
heel erg heet. Wees dus voorzichtig en brand u niet.
X Neem de bougiekabel los en verwijder de bougie met behulp van een
steeksleutel.
X Inspecteer het uiterlijk van de bougie. Als de bougie zichtbaar ernstig
versleten is of als de isolator is gebarsten of er zijn stukken van afgebroken,
moet u de bougie vervangen.
X Als de bougie vuil is en slechts een beetje versleten, moet de bougie
voorzichtig worden gereinigd met een geschikte (koperen) draadborstel.
X Stel met behulp van een voeler de afstand van de elektroden in (
Gebruikershandleiding voor de motor).
X Zet de bougie na het uitvoeren van onderhoud of na vervanging stevig vast.
Een bougie die niet goed is vastgezet, kan heel heet worden en dat kan
ernstige beschadiging van het motorblok tot gevolg hebben.
Controleer, onderhoud en vervang de bougies volgens de instructies in de gebruikershandleiding
voor de motor die door de fabrikant is geleverd.
219
X VERVANGING VAN HET BRANDSTOFFILTER
Laat de motor nooit draaien zonder een luchtfilter. De motor zal dan snel slijten.
Vervang het brandstoffilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de motor
die door de fabrikant is geleverd.
6.3.3 LAMPEN VERVANGEN
De lampen zitten in een houder met bajonetsluiting en zijn bereikbaar wanneer u de kap optilt.
Gebruikte typen gloeilampen:
Halogeenlampen MR16 12V / 20W GU5.3
X Druk, wanneer u de halogeenlamp vervangt eerst op de nok (1) en schuif de lamp uit de
houder (2). Voor het inzetten van lampen gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
6.3.3a
Gebruik, wanneer u een lamp vervangt, altijd hetzelfde type lamp of een vergelijkbaar model
dat wordt aanbevolen door de verkoper van lampen!
6.3.4 EEN ZEKERING VERVANGEN
Als een zekering doorslaat, slaat de motor onmiddellijk af, het maaimechanisme stopt en alle
indicatorlampjes op het instrumentenpaneel zullen uitgaan. U moet in dat geval uitzoeken welke zekering
is doorgeslagen en deze vervangen door een nieuwe. U mag in geen geval een doorgeslagen zekering
vervangen door een zekering die een hogere specificatie heeft!
De zekeringen zijn geplaatst op de stuurkolom en u kunt daarbij komen door de kap op te tillen en de
beschermende kap van de zekeringen te nemen.
X Verwijder de zekering en vervang deze door een zekering van hetzelfde type als de eerste zekering,
bijv., 15A of 5A. Als de motor of het maaimechanisme nog niet werkt, als u de zekering hebt vervangen,
neem dan contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats.
X Enkele machinemodellen zijn voorzien van een centraal schakelbord. U mag onder geen enkele
voorwaarde knoeien aan het schakelbord! De enige uitzondering is het vervangen van zekeringen.
6.3.5 DE MACHINE OPTILLEN
Als u de tractormaaier wilt optillen, gebruik dan een krik en steunen.
Ga als volgt te werk:
X Plaats de krik onder de versnellingsbak op de achteras en krik het achterste gedeelte van de machine
op.
X Plaats twee steunen onder de uiteinden van de assen aan de binnenzijde van de achterwielen.
X Til de voorkant van de machine en plaats een steun onder ieder uiteinde van de assen van de voorwielen.
Laat de machine nooit kantelen naar de zijde van de carburateur. Er zou dan olie in het
luchtfilter kunnen komen!
6.3.6 MAAIMECHANISME - SLIJPEN EN VERVANGEN VAN MESSEN
X DE MESSEN SLIJPEN
De maaimessen moeten scherp zijn, gebalanceerd en recht. Wanneer u werkt met niet goed geslepen of
beschadigde maaimessen, wordt gras uit de grond getrokken, worden gazons beschadigd en wordt het
gemaaide gras niet goed in de grasopvang verzameld.
- Repareer niet een mes dat is verbogen of op een andere manier is beschadigd,
vervang het onmiddellijk.
- Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt.
220
Procedure voor het slijpen:
X Verwijder de grasopvangbak, kantel de machine naar de rechter zijde en plaats er geschikte
steunen onder. U kunt het beste iemand vragen u te helpen bij het kantelen van de machine,
zodat wordt voorkomen dat een onderdeel van de machine beschadigd raakt of u zich
verwondt.
X Schroef de beide messen los en reinig deze.
X Slijp eerst de messen met een slijptol en daarna met een vijl.
6.3.6a
Slijp de messen nooit terwijl zij nog aan het maaimechanisme vastzitten.
X Plaats de messen, wanneer u ze hebt geslepen, nog niet, maar controleer de uitlijning ervan, zie de
procedure hieronder.
X Controleer, voorafgaand aan het terugplaatsen van de messen, de conditie van de
splitpennen, die dienen als bescherming van het maaimechanisme. Als de splitpennen
beschadigd zijn, vervang deze dan onmiddellijk. Er worden reserve-splitpennen bij de
machine geleverd.
6.3.3b
X Schroef de messen nadat u de uitlijning en de splitpennen hebt gecontroleerd weer op hun plaats. Let
er tijdens de installatie op dat de buiging van de messen naar boven wijst in de carrosserie van het
maaimechanisme. Verwissel de linker en rechter messen niet. Het rechter mes heeft een bout met een
linkse schroefdraad.
X Zet de bevestigingsbouten nauwkeurig vast met een momentsleutel en het voorgeschreven
aanhaalmoment van 30 ± 3 Nm. Dit aanhaalmoment wordt bereikt wanneer de tangentiale (holle)
veer onder de bevestigingsbout volledig wordt ingedrukt en vanaf dit punt moet de bout niet verder
worden vastgezet.
X DE MESSEN UITBALANCEREN
Besteedt extra aandacht aan het rechtzetten en uitlijnen van de mensen. De trillingen van messen die
niet zijn rechtgezet en uitgebalanceerd, kunnen de motor of het maaimechanisme beschadigen.
Steek, wanneer u gaat uitbalanceren, een schroevendraaier
in de centrale opening en plaats het mes in een horizontale
stand. Als het mes in deze positie blijft, is het uitgebalanceerd.
Als één van de uiteinden van het mes zwaarder is, slijp deze
kant dan tot het mes uitgebalanceerd is. Wanneer u het mes
uitbalanceert door middel van slijpen, mag u het niet korter
maken. Meer statische onbalans dan 2 gr. is niet toegestaan.
Als u twijfelt over deze procedure, neem dan contact op met een geautoriseerde
onderhoudsdienst, die u graag zal adviseren.
X MESSEN VERVANGEN
Als door frequent gebruik de messen zijn beschadigd, kunnen zij niet goed worden uitgebalanceerd of
geslepen en moeten zij worden vervangen. Ga als volgt te werk:
X Verwijder de grasopvangbak, kantel de machine naar de rechter zijde en plaats er geschikte steunen
onder. U kunt het beste iemand vragen u te helpen bij het kantelen van de machine, zodat wordt
voorkomen dat een onderdeel van de machine beschadigd raakt of u zich verwondt.
X Schroef beide mensen los.
X Controleer, voorafgaand aan het plaatsen van de messen, de conditie van de splitpennen, die dienen als
bescherming van het maaimechanisme. Als de splitpennen beschadigd zijn, vervang deze dan onmiddellijk.
X Controleer dat de messen zijn uitgebalanceerd.
X Schroef de nieuwe messen vast. Let er tijdens de installatie op dat de buiging van de messen naar
boven wijst in de carrosserie van het maaimechanisme. Verwissel de linker en rechter messen niet. Het
rechter mes heeft een bout met een linkse schroefdraad.
X Zet de bevestigingsbouten nauwkeurig vast met een momentsleutel en het voorgeschreven
aanhaalmoment van 30 ± 3 Nm. Dit aanhaalmoment wordt bereikt wanneer de tangentiale (holle)
veer onder de bevestigingsbout volledig wordt ingedrukt en vanaf dit punt moet de bout niet verder
worden vastgezet.
221
- Wanneer de mensen op een vast obstakel stuiten, stop de motor dan onmiddellijk
en controleer de messen! De splitpennen kunnen beschadigd of gebroken zijn.
- Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt.
6.3.7 MAAIMECHANISME - INSPECTIE EN UITBALANCEREN
U bereikt de beste maairesultaten wanneer het maaimechanisme is ingesteld op de juiste
maaihoogte en de beide zijden van het mechanisme waterpas zijn. Daarom moet u regelmatig
de afstanden A, B en C controleren.
Afstand A is de voorste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en deze moet 23 - 25
mm boven de grond zijn.
Afstand B is de achterste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en moet 28 - 32
mm boven de grond zijn, dat wil zeggen, de achterste rand moet 5-8 mm hoger zijn dan de
voorste rand.
Distance C geeft de instelling van het maaimechanisme weer in zijwaartse richting en de
afstand tussen de linker- en de rechterzijde mag niet meer dan 5 mm zijn.
6.3.7a
Plaats, voordat u met de afstelwerkzaamheden begint, de machine op een zo vlak mogelijke
ondergrond, pomp alle banden op tot de aanbevolen spanning (80 -140 kPa, ± 10 kPa
tussen de individuele banden) en zet de machine vast zodat verplaatsing onmogelijk is
(bijv., met een geschikte wig, enz.).
X Maak de veiligheidspennen aan de rechterzijde van de kap van het maaimechanisme los
door een schroevendraaier in de groef van de pen te steken en de pen naar links te draaien.
Neem de kap van de machine.
6.3.7b
X Schroef twee moeren en de ring van het spanmechanisme van de aandrijfriem op
het maaimechanisme. Hierdoor komen de veer en de riem vrij. Neem de riem van de
riemschijven.
6.3.7c
X
Draai de riemschijf zo dat u bij de bouten aan de achterzijde van het maaimechanisme kunt komen.
X Stel de juiste afstanden A, B en C in door de bouten in het voorste en achterste gedeelte
van het maaimechanisme af te stellen.
6.3.7d
Bij het afstellen van afstand C wordt u geadviseerd iets onder beide zijden van de kap van het
maaimechanisme te plaatsen, gebruik een onderplaat van dezelfde afmeting (bijvoorbeeld,
houten planken, enz.) en zet hiermee het mechanisme waterpas, zo dat de afstand van de
grond aan de linker- en rechterzijde gelijk is.
X Zet, na het instellen van de juiste afstanden van het maaimechanisme, alle losse bouten en moeren
vast met een aanhaalmoment van 55 - 65 Nm. Zet na het opzetten van de aandrijfriem en het
spanmechanisme, de moeren zo vast dat de lengte van de spanveer 85 ± 1 mm is. Bevestig de kap
van het maaimechanisme weer.
Als u niet zeker weet hoe u deze procedure moet uitvoeren, laat een servicecentrum het dan
voor u doen.
6.3.8 MAAIMECHANISME - CONTROLEREN EN DE RIEM AFSTELLEN
Omdat er veel van de aandrijfriem wordt gevergd neemt de spanning van de riem na verloop van tijd af
en moet de riem worden gespannen. De riem wordt gespannen met een spanmechanisme met een veer
en is goed gespannen op het moment dat een kracht van 4 kPa wordt uitgeoefend midden tussen de
riemschijven en de riem ongeveer 0,5 cm gebogen is.
U kunt de kracht meten met een standaard mechanische dynamometer die verkrijgbaar is in
winkels die dergelijke producten verkopen.
X Maak de veiligheidspennen aan de rechterzijd van de kap van het maaimechanisme los
door een schroevendraaier in de groef van de pen te steken en de pen naar links te draaien.
Neem de kap van de machine.
X Zet de moer van de spanbout zo vast dat de lengte van de spanveer 85 ± 1 mm is.
X Bevestig de kap van het maaimechanisme weer.
6.3.7b
6.3.7c
222
6.3.9 MAAIMECHANISME - HET VAN DE MACHINE HALEN
X Plaats het maaimechanisme in de laagste positie door de hendel voor de hoogte-afstelling in positie 1
te plaatsen.
X Neem de kap van het maaimechanisme ( 6.3.7 en 6.3.7b).
X Til de grasafvoerbuis (1) wat op en schuif de buis van de twee pennen die aan het frame
van het maaimechanisme zijn gelast. Verplaats vervolgens de buis ongev. 10 cm naar
achteren (2) en zet de buis vast, of neem de buis geheel uit via de achterplaat.
6.3.9a
X Schroef twee moeren en de ring van het spanmechanisme van de aandrijfriem op
het maaimechanisme. Hierdoor komen de veer en de riem vrij. Neem de riem van de
riemschijven.
6.3.7c
X Draai de riemschijf zo dat u bij de bouten aan de achterzijde van het maaimechanisme kunt
komen. Schroef de bouten los.
6.3.7d
X Het is niet nodig de bouten aan de voorzijde van het maaimechanisme te verwijderen, het
is voldoende het mechanisme van de bevestigingbeugel te nemen.
6.3.9b
X Trek langzaam het maaimechanisme uit de machine.
6.3.9c
6.3.10 ONDERHOUD VAN STUURMECHANISME
Controleer regelmatig dat er niet teveel speling is tussen het getande stuursegment en het
rondsel van het stuurwiel. Neemt u meer speling waar, dan moet die worden verholpen.
6.3.10
Wanneer dit onderhoud wordt verwaarloosd kan dat leiden tot beschadiging van de
componenten van het stuurmechanisme.
Procedure voor het beperken (aanpassen) van speling:
X Open de kap van de machine.
X Draai twee M12-moeren (1) op de bout van de excenterschijf los.
X Plaats een geschikte steeksleutel op de zeskantige moer van de excenterschijf (2) en draai
totdat de speling tot een minimum is beperkt.
X Zet beide M12-moeren (1) vast met een aanhaalmoment van 35 - 45 Nm.
6.3.11 DE RIJAANDRIJFRIEM CONTROLEREN EN AFSTELLEN
Controleer regelmatig de toestand en de spanning van de rijaandrijfriem. Zodra de riem begint te slippen
of als u een brandlucht ruikt, moet de riem worden gespannen of vervangen.
X Neem de kap van het maaimechanisme ( 6.3.7 en 6.3.7b).
X Stel, door de moeren op de bout vast te zetten, de veer in op een lengte van 55 ± 1 mm.
6-3-11
Span de riem niet tot boven dit niveau, dit verkort de levensduur en kan beschadiging
van de overbrenging geven!
X Bevestig de kap van het maaimechanisme weer.
6.3.12 RIEMEN VERVANGEN
Het vervangen van de aandrijfriem en is een betrekkelijk veeleisend karwei dat moet worden uitgevoerd
door een geautoriseerde servicewerkplaats.
223
6.3.13 WIELEN VERVANGEN
Parkeer, voordat u één van de wielen wisselt, de tractor op een stevige vlakke ondergrond, zet de motor
uit en neem de sleutel uit het contact. Ga voor het wisselen van het wiel als volgt te werk:
X Krik de machine met een geschikte krik op aan de zijde waar u de vervanging wilt uitvoeren.
Plaats de krik onder een stevig deel van het frame of op de arm van de overbrenging. Zet
met een houten blok de machine vast zodat deze niet van de krik kan rollen.
X Verwijder de beschermkap van het wiel (alleen de voorwielen).
X Verwijder met behulp van een geschikte schroevendraaier de borgring en de tussenring.
X Trek het wiel van de as. Op de achterwielen is er een asveer.
6.3.13
Ga in omgekeerde volgorde te werk voor het weer bevestigen van het wiel. Reinig, voordat u het wiel
plaatst, alle onderdelen en smeer de as licht met een smeermiddel voor kunststof. Vooral voor de wielen
op de achteras is deze smering van groot belang voor het weer afnemen van de wielen. Als
u deze smering niet toepast, zal het misschien zeer moeilijk zijn de wielen weer op de as te
bevestigen.
Let bij het bevestigen van een achterwiel goed op de onderlinge uitlijning van de pen op de as en de
groef op het wiel.
6.3.14 EEN LEKKE BAND REPAREREN
De machine is voorzien van banden zonder binnenband. Laat een lekke band repareren door een
gespecialiseerd bandencentrum of bij een geautoriseerde servicewerkplaats voor Seco-machines.
6.3.15 ONDERHOUD VAN DE HYDROSTATISCHE TRANSMISSIE
De transmissie kan alleen betrouwbaar zijn werk doen als het juiste oliepeil gehandhaafd blijft. U kunt de
vulopeningen van de overbrengingen bereiken wanneer u de afvoerbuis van de machine haalt ( 6.3.9).
De voorgeschreven waarden staan in de handleiding van de fabrikant die het machineonderdeel heeft
geleverd.
Roep, in het geval van problemen met de overbrenging, onmiddellijk de hulp in van een
geautoriseerde servicewerkplaats, omdat anders het risico bestaat van ernstige beschadiging.
6.3.16 OVERZICHT VAN HET AANHAALMOMENT VAN BEVESTIGINGEN VAN BOUTEN
Maaimechanisme: Aanhaalmoment
Centrale mesbout 30 ± 3 Nm
M12-moeren op de riemschijven van maaiaandrijving 45 - 55 Nm
Stuurmechanisme:
Bout M8x30 van het stuursegment 15 - 25 Nm
M12-moer van stuursegment 45 - 55 Nm
Motor:
Bout van de elektromagnetische koppeling 60 - 70 Nm
Bout van de houder van de riemschijf van de aandrijving 25 - 35 Nm
Wanneer u borgmoeren losneemt, moeten zij worden vervangen door nieuwe.
6.4 SMERING
Smeer de machine volgens het onderstaande smeerschema.
Kogellagers van de spanpoelies, geleidepoelies en lagers op het maaimechanisme zijn zelfsmerend.
Smeer, voordat u de machine voor langere tijd buiten gebruik stelt, grondig alle punten die in het schema
worden getoond. Te weten, de halve as van de voor- en achteras (hiervoor moeten de achterwielen
worden verwijderd).
224
6.4
Symbool Uitleg
Smeermiddel voor
kunststof
Olie SAE 30
Interval in uren
Smeermiddel voor kunststof wordt gebruikt voor de smering van:
X hoekverbindingen van de stuurtrekstangen - verwijderen, smeren
X bout van trekstang van de rem - smeer de trekstang in de buurt van het boutgat
X bout van trekstang van het heftoestel van het maaimechanisme - smeer de trekstang in de buurt van
het boutgat
X hoekverbindingen van de stuurtrekstangen - verwijderen, smeren
X wielpen hoekverbindingen - verwijderen, smeren
X voorwiellagers
X wielpennen die door de as gaan
X centrale draaiende pen van de vooras - via de smeernippel
X lager stuurwielas - smeren
X getand stuursegment en excenterschijf - smeren
X wielpennen van de vooras voor de bevestiging van het voorwiel.
X halfassen achter voor de bevestiging van het achterwiel
Draaipunten worden gesmeerd met olie:
X rempedaal
225
7. STORINGEN EN GEBREKEN HERSTELLEN
Voer geen reparaties uit als u niet de geschikte technische apparatuur en kwalificaties hebt. De reparaties
die hieronder worden genoemd, kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Wanneer de gebruiker
reparaties uitvoert die niet hier worden genoemd, zal de garantie komen te vervallen. De fabrikant
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die ontstaat door door de gebruiker slecht uitgevoerde,
niet-goedgekeurde reparaties.
Storing, gebrek Oplossing
Het maaimechanisme
maait ongelijkmatig
X Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme.
X Controleer dat de messen scherp zijn en niet vervormd.
X Controleer dat de messen zijn vastgezet.
X Controleer de hoogte-instelling van het maaimechanisme (
6.3.7). Stel de hoogte opnieuw
af, als deze niet goed is afgesteld.
X Controleer de spanning van de aandrijfriem 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
X Controleer dat de messen zijn vastgezet. Vervang deze als zij zijn beschadigd of al te zeer
ingesleten.
Er blijft een strook
ongemaaid tussen de
maaimesrotors
X Controleer de behuizingen van de lagers op beschadiging. Voer een inspectie uit en besluit tot
reparatie of vervanging. Wanneer u dik gras maait of gras dat te nat is, zal misschien een strook
blijven staan. Pas de rijsnelheid aan aan de condities van het te maaien terrein door de juiste
versnelling te kiezen. De motor mag niet vol gas lopen.
X Controleer dat de messen scherp zijn en onbeschadigd. Vervang de messen als dat nodig is.
Het maaimechanisme
trekt zoden uit het
gazon
X Controleer de spanning van de aandrijfriem (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
X Controleer de behuizingen van de lagers op beschadiging. Voer een inspectie uit en besluit tot
reparatie of vervanging.
X Controleer de maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is. Op ongelijkmatig terrein worden
vaker zoden uit het gazon getrokken.
X Controleer of de messen verbogen zijn. Vervang de messen als dat nodig is.
Het maaimechanisme
werpt het gras niet uit
X Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Onder
natte condities kunnen de afvoerbuis en de onderzijde van de uitgang van het maaimechanisme
verstopt raken met gras. Maai geen nat gras.
X
Pas de rijsnelheid aan aan de condities van het te maaien terrein door de juiste versnelling te kiezen.
De motor mag niet vol gas lopen. Wanneer u lang gras maait, maai dan eerst met een hoge afstelling
en daarna pas op de gewone hoogte. Volg de informatie in hoofdstuk 5.5.3.
X
Controleer de spanning van de aandrijfriem (
6.3.8
)
. Pas de spanning aan, als dat nodig is.
X Controleer, vooral na het vervangen van de messen, dat de messen goed zijn geïnstalleerd.
De aandrijfsnaar van
het maaimechanisme
stopt tijdens het
werken
X
Wanneer de aandrijfsnaar uit de riemschijf is gesprongen terwijl de machine rijdt, zal de snaar
misschien beschadigd zijn. Als de snaar ook loskomt nadat u aan de hand van de volgende
stappen een controle hebt uitgevoerd, moet de snaar worden vervangen.
X
Controleer de spanning van de riem (
6.3.8
)
. Pas de spanning aan, als dat nodig is.
X Controleer de loop van de riem.
X Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is.
X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp.
Verwijder dit, als dat het geval is.
X Inspecteer alle riemschijven. Gedeukte of gescheurde poelies kunnen problemen veroorzaken.
Vervang deze, als dat nodig is.
X Controleer het binnenoppervlak van de riemschijf van de motor. Als het oppervlak ruw is of
gescheurd, moet de riemschijf worden vervangen.
X Controleer de onderdelen van het spanmechanisme op slijtage, vervang de versleten onderdelen,
als dat nodig is.
De aandrijfsnaar van
het maaimechanisme
slipt
X Als het gras te hoog is of nat, kan de aandrijfsnaar van het maaimechanisme slippen. Controleer
dat de riem niet versleten is. Vervang de riem als dat wel zo is.
X
Controleer de spanning van de riem (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
X Controleer de spanveer van het spanmechanisme van de riem. Vervang de veer als deze te ver
is uitgerekt of beschadigd is.
De aandrijfsnaar van
het maaimechanisme
slijt uitzonderlijk veel
X Controleer alle punten langs de weg die de riem aflegt. Controleer of de riem misschien in zijn
bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is.
X Controleer de riemschijven en vervang ze als ze beschadigd zijn.
X Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is.
X
Controleer de spanning van de riem (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
De maaimessen kunnen
niet in beweging
worden gezet
X Controleer dat de snaar niet versleten en niet beschadigd is. Vervang de riem als dat wel zo is.
Span de riem als deze te los is.
X Controleer de veer van het spanmechanisme. Vervang de veer als deze gebarsten of beschadigd
is.
X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp.
Verwijder dit, als dat het geval is.
226
Storing, gebrek Oplossing
De maaimessen
stoppen met een
vertraging
X
Controleer de spanning van de riem (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. Als de riem
niet meer kan worden gespannen, als gevolg van aanzienlijke slijtage, vervang de riem dan.
X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp.
Verwijder dit, als dat het geval is.
X Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed overschakelt. Laat de koppeling, als deze
niet goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats.
De snaren trillen heel
erg wanneer u het
maaimechanisme
inschakelt
X Controleer dat de messen niet verbogen of krom zijn, controleer ook dat ze zijn uitgebalanceerd.
Vervang ze, als ze verbogen zijn.
X Controleer dat er geen brandplekken of onregelmatigheden op de snaar zitten, omdat deze de
trillingen zouden kunnen veroorzaken. Vervang de riem, als deze beschadigd is.
X Controleer dat de messen niet versleten en niet beschadigd zijn. Vervang ze als dat nodig is.
X Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed inschakelt. Laat de koppeling, als deze
niet goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats.
X Controleer het binnenoppervlak van de riemschijf van de motor. Als het oppervlak ruw is of
gescheurd, moet de riemschijf worden vervangen.
X Controleer of zich gras heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Dit gras
moet worden verwijderd.
X Controleer of het defect niet in de bevestiging van de motor zit. Zet de bouten vast en vervang
ze, als dat nodig is.
X
Controleer de spanning van de riem (
6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is.
De aandrijfsnaar voor
het rijden van de
machine slipt.
X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. (
6.3.11). Pas de spanning aan,
als dat nodig is.
X Controleer dat de snaar niet beschadigd of versleten is.
X Controleer of het koppelingsmechanisme misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door
een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is.
X De riemschijf van de motor of de riemschijf van de overbrenging is beschadigd. Vervang deze,
als dat nodig is.
De rijaandrijfriem van
de machine piept
X Controleer de spanning van de rijaandrijfriem (
6.3.11) en de werkende staat van de rem.
Pas de spanning van de riem aan, als dat nodig is. Laat de rem, als deze niet in orde is, afstellen
in een geautoriseerd servicecentrum.
De rijaandrijfriem raakt
los tijdens het maaien
X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. (
6.3.11). Pas de spanning aan,
als dat nodig is.
X Controleer de loop van de riem. Pas deze aan, als dat nodig is.
X Controleer of de riemschijven zijn beschadigd. Vervang ze als dat nodig is.
X Controleer de ruimte in het rij-koppelmechanisme. Afwijkingen kunnen het gevolg zijn van het
verbuigen van de houder van het koppelingslager. Vervang deze als dat nodig is.
De machine gaat
rijden wanneer u het
gaspedaal indrukt
X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. (
6.3.11). Pas de spanning aan,
als dat nodig is.
X Controleer de riemschijf van de motor en transmissie op beschadigingen of groeven. Vervang
deze als dat nodig is.
De machine trilt hevig
tijdens het rijden
X Controleer of er riemschijven zijn die zijn beschadigd of vervormd. Vervang ze als dat nodig is.
X Controleer of er brandplekken of andere onregelmatigheden op de riem zitten. Vervang deze als
dat nodig is.
X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. (
6.3.11). Pas de spanning aan,
als dat nodig is.
X Controleer dat de maaimessen zijn uitgelijnd. Lijn ze uit of vervang ze als dat nodig is.
Het stuurmechanisme
slipt of zit los
X Controleer dat er niet te veel ruimte zit tussen het rondsel en het segment. Stel het vertande
element af, als dat het geval is. Controleer op slijtage van de kogelgewrichten. Vervang de
gewrichten als dat nodig is.
De motor loopt niet
X Controleer dat er benzine in de benzinetank zit.
X Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd (
5.2)
X Controleer de zekering. Vervang deze, als dat nodig is.
X Controleer of er wel 12 V spanning op de polen van de accu staat. Controleer op een nieuwe
machine of de accu wel is geactiveerd en opgeladen. Vervang op nieuwe machines de bougie en
controleer of er zich geen olie heeft verzameld in de cilinder als gevolg van onjuiste handelingen.
X Controleer dat alle draden goed zijn aangesloten en dat de schakelaars van het elektrische
systeem werken.
X Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding
van de fabrikant van de motor. Laat het elektrisch systeem controleren in een gespecialiseerde
werkplaats.
De motor draait wel
rond maar start niet
X Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd (
5.2)
Controleer dat de benzine in de brandstoftank schoon is.
X Controleer dat het brandstoffilter niet verstopt is.
X Controleer of de brandstofkraan wel open is (geldt alleen voor machines met een BS15-motor
van 15,5 Pk).
X Ga na of de gashendel wel in de stand "CHOKE" staat.
X Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van
de fabrikant van de motor. Laat de kabels en schakelaars controleren in een gespecialiseerde
werkplaats.
227
Storing, gebrek Oplossing
De machine kan niet
van z'n plaats worden
geduwd, of slechts met
moeite
X Controleer dat de by-passhendel in de stand "0" staat.
Er klinkt een "fluitend"
geluid tijdens het rijden
X Controleer de condition van de riemen en de spanpoelies Als het probleem aanhoudt neem dan
onmiddellijk contact op met een erkend servicecentrum.
De machine kan niet op
normale wijze worden
gestart
X Gebruik het noodrijsysteem en rijd de machine naar een locatie waarvandaan transport naar een
servicecentrum mogelijk is (
5.2.1)
7.1 RESERVEONDERDELEN BESTELLEN
Wij adviseren u uitsluitend oorspronkelijke reserveonderdelen te gebruiken, zodat veiligheid en
geschiktheid zijn gegarandeerd. Bestel reserveonderdelen altijd bij een geautoriseerde distributeur of
service-organisatie, die op de hoogte is van de actuele technische wijzigingen die worden uitgevoerd op
de producten tijdens de fabricage.
Wanneer u bij uw bestelling het serienummer opgeeft dat op de kaft van deze publicatie staat, kan
gemakkelijk en snel worden vastgesteld wat de juiste reserveonderdelen zijn. Vermeld ook het jaar van
fabricage dat staat op het productidentificatielabel onder de zitting van de stoel
7.2 GARANTIEBEWIJS
Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd met de
modernste productietechnieken. De fabrikant geeft een
garantie van 24 maanden vanaf de aankoopdatum op
de eigen producten voor privé-/hobbygebruik. De
garantie is beperkt tot 12 maanden bij professioneel
gebruik.
Algemene garantievoorwaarden
1) De garantie geldt vanaf de aankoopdatum. De
fabrikant vervangt gratis de onderdelen met
defecten in materiaal, afwerking en productie via
het verkoopnetwerk en de technische servicedienst.
De garantie ontneemt de gebruiker niet de
wettelijke rechten van het burgerlijk wetboek tegen
de consequenties van de defecten of fouten
veroorzaakt door het verkochte voorwerp.
2) Het technische personeel zal de defecte onderdelen
zo snel als organisatorisch mogelijk is repareren.
3) Om een aanvraag tot technische assistentie
onder garantie in te dienen, dient u aan het
bevoegde personeel het onderstaande
garantiecertificaat te tonen, voorzien van het
stempel van de leverancier, volledig ingevuld
en met de aankoopfactuur of bon met de
aankoopdatum aangehecht.
4) De garantie vervalt in de volgende gevallen:
- Duidelijk gebrek aan onderhoud,
- Onjuist gebruik van het product of geknoei aan
het product,
- Gebruik van ongeschikte smeermiddelen of
brandstoffen,
- Gebruik van niet-originele reserveonderdelen of
accessoires,
- Reparaties die uitgevoerd zijn door onbevoegd
personeel.
5) De fabrikant sluit verbruiksmaterialen en
onderdelen die aan normale werkingsslijtage
onderhevig zijn, uit van de garantie.
6) Onder de garantie vallen geen aanpassingen en
verbeteringen van het product.
7) Onder de garantie vallen geen afstellingen en
onderhoudswerkzaamheden die nodig zouden
kunnen zijn tijdens de garantieperiode.
8) Eventuele schade die veroorzaakt is tijdens het
transport moet onmiddellijk gemeld worden aan de
transporteur, anders vervalt de garantie.
9) Voor de motoren van andere merken (Briggs &
Stratton, Subaru, Honda, Lombardini, Kohler, enz.)
die op onze machines zijn gemonteerd geldt de
garantie die door de fabrikant van de motor is
gegeven.
10) De garantie dekt geen eventuele directe of indirecte
schade, die veroorzaakt is bij personen of
voorwerpen door storingen in het apparaat of die
voortvloeit uit het langdurig niet gebruiken van het
apparaat.
MODELL
KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR.
SERIENUMMER
DATUM
LEVERANCIER
Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische
garantie aanhechten.
228
8. ONDERHOUD NA AFLOOP VAN HET SEIZOEN, DE
MACHINE BUITEN BEDRIJF STELLEN
Aan het eind van het seizoen of als u uw tractormaaier langer dan 30 dagen niet gaat gebruiken, is het
belangrijk dat u de machine zo spoedig mogelijk gereedgemaakt voor de stalling. Als brandstof langer
dan 30 dagen achterblijft in de tank, kan zich een kleverige neerslag vormen, die een negatieve invloed
op de carburateur en maakt dat de motor slecht loopt. Daarom moet de benzinetank leeg worden
gemaakt.
- Stal de tractormaaier nooit met een volle benzinetank in gebouwen of op
slecht geventileerde plaatsen, in een ruimte met brandstofdampen, open vuur,
vonken of vlammen, ovens, centrale verwarming, droge lappen, enz. Hanteer
brandstoffen en smeermiddelen met voorzichtigheid, ze zijn uiterst brandbaar en
onvoorzichtigheid kan leiden tot ernstige brandwonden of materiële schade.
- Maak de benzinetank alleen leeg in de buitenlucht, verwijderd van open vuur en
gebruik goedgekeurde containers.
Aanbevolen procedure voor het voorbereiden van de tractormaaier op de stalling:
X Maak de hele machine volledig schoon, vooral de binnenzijde van het maaimechanisme ( 6.2.2).
Maak nooit schoon met benzine. Gebruik ontvettingsmiddelen en warm water.
X Repareer en lak gedeukte plekken zodat corrosie wordt voorkomen.
X Vervang kapotte of versleten onderdelen en zet alle moeren en bouten die los zijn, vast.
X Maak de motor klaar voor de stalling volgens de gebruikershandleiding voor de bediening en het
onderhoud van de motor.
X Smeer alle plaatsen die moeten worden gesmeerd en volg daarbij het schema voor de smering
( 6.4).
X Neem de accu uit, maak deze schoon, vul gedistilleerd water bij tot aan de onderste gedeelten van de
ringen van de vulopeningen en laad de accu volledig op. Een accu die niet is opgeladen kan bevriezen
en openbarsten. Berg de accu op op een koele, droge plaats, als dat nodig is Laad de accu iedere
30 dagen op en controleer regelmatig de spanning.
X Stal de tractormaaier toegedekt en in een schone en droge omgeving.
De beste manier om er zeker van te zijn dat de tractormaaier het volgend seizoen weer in
een optimale gebruiksconditie is, is de machine ieder jaar laten nazien en afstellen in een
geautoriseerde servicewerkplaats.
8.1 MACHINERIEMEN
Wanneer de maaimachine voor langere tijd buiten gebruik wordt gesteld, is het niet nodig de riemen
losser af te stellen. Wij adviseren u ten zeerste, wanneer u de machine weer start, de riemen ten minste
5 minuten onbelast te laten draaien. Zo worden trillingen voorkomen en zorgt u ervoor dat de riemen
na een langere periode van inactiviteit weer uitgelijnd worden in de juiste werkstand.
9. DE MACHINE NAAR DE SLOOP BRENGEN
Als de operationele levensduur van de machine voorbij is, is de eigenaar van de machine
verantwoordelijk voor de sloop.
Bied de machine aan bij een gespecialiseerde onderneming (slopersbedrijf, inzamelpunt van
afvalmaterialen, enz.). U ontvangt een gedocumenteerde bevestiging van het aanbieden
voor verwerking.
229
10. VERKLARING VAN NALEVING (origineel)
volgens: Richtlijn van de Raad Nr. 2006/42/EC
Richtlijn van de Raad Nr. 2004/108/EC
Richtlijn van de Raad Nr. 2000/14/EC
A. Wij: Emak spa - via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
publiceren de volgende verklaring:
B. Mechanische apparatuur
- naam:
Zitmaaier
- model: Oleo-Mac OM 92/13 H - OM 92/16 H - OM 92/16 K H
Efco EF 92/13 H - EF 92/16 H - EF 92/16 K H
- serienummer: AJ 00001÷99999
C. Wetgeving die de basis vormt voor de beoordeling van naleving:
EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982
D. Beoordeling van naleving werd uitgevoerd volgens de aangewezen procedure in:
- Richtlijn van de Raad Nr. 2006/42/EC, Artikel 5
- Richtlijn van de Raad Nr. 2004/108/EC, Artikel 7
- Richtlijn van de Raad Nr. 2000/14/EC, Bijl. VIII
onder de supervisie van een Notified Person van LRQA registratienummer
0088
71 Fenchurch street
London EC3M 4BS, United Kingdom
E. Type maaisysteem: draaiend mes.
Maaibreedte: 92 cm
F. Wij bevestigen dat:
- de mechanische apparatuur die hierboven wordt gedefinieerd, voldoet aan de eisen die worden gesteld in
de hierboven vermelde technische voorschriften en onder normale bedrijfscondities v e i l i g is.
- maatregelen zijn genomen om naleving van alle producten die op de markt worden gebracht, te garanderen,
met de technische documentatie en de eisen die in de techische voorschriften worden vermeld.
- gegarandeerd emissieniveau van akoestisch vermogen L
WA
is 100 dB(A)
Gemeten gemiddelde waarden van akoestische vermogen A afhankelijk van de gebruikte motor:
Motor Gemeten geluidssterkteniveau L
WA
[dB(A)]
Briggs & Stratton 3130 POWERBUILT 99,59
Briggs & Stratton 4155 POWERBUILT 99,50
Briggs & Stratton 4175 INTEK
99,40
Briggs & Stratton 7160 INTEK 99,65
Emak K 1600 ADV
99,40
Technische Documentatie in het bereik volgens bijlage VII voor de Richtlijn 2006/42/EC a, volgens bijlage VIII voor
de Richtlijn 2000/14/EC wordt bewaard op de plaats van bedrijfsvoering van de fabrikant op het adres.
Bagnolo in Piano (RE) Italy 1.10.2014
Fausto Bellamico - President
s.p.a.
230
Emak S.p.A. streeft naar voortdurende ontwikkeling en verbetering van alle machines van de onderneming. Daardoor kunnen er
enkele technische verschillen in terminologie in deze handleiding verschijnen, vergeleken bij het werkelijke product. Dit kan geen
reden zijn vorderingen in te stellen. Afdrukken, kopiëren, publiceren en vertalen mag niet worden uitgevoerd (ook niet gedeeltelijk)
zonder de schriftelijke toestemming van de Emak S.p.A. De fabrikant behoudt het recht voor technische parameters van het
product te wijzigen, zonder afnemers vooraf daarvan in kennis te stellen.
Mod. 3056416 - Nov/2014
EMAK S.p.A.
42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy
Tel. +39 0522 956611 - Fax +39 0522 951555
[email protected] - www.emak.it
GB
WARNING! – This owner’s manual must stay with the machine for all its life.
D
ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten.
F
ATTENTION! – Le manuel doit accompagner la machine pour toute sa vie.
I
ATTENZIONE! – Questo manuale deve accompagnare la macchina durante tutta la sua vita.
NL
LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven.
E
¡ATENCIÓN! - Este manual debe acompañar a la máquina durante toda su vida útil.
PL
UWAGA! - Niniejsza instrukcja powinna towarzyszyć urządzeniu przez cały okres jego eksploatacji.

Documenttranscriptie

VOORWOORD Geachte klant, Wij danken u voor het aanschaffen van deze tractormaaier van Emak S.p.A., een onderneming met een uitstekende reputatie in Europa en daarbuiten als fabrikant van machines en accessoires van hoge kwaliteit voor het onderhoud van gazons. Wij danken u voor uw aanschaf van deze tractormaaier. Deze gebruikershandleiding bevat instructies voor het veilig monteren, gebruiken en onderhouden van uw machine. Bestudeer deze gebruikershandleiding aandachtig. Volg de instructies in deze gebruikershandleiding nauwgezet op voor een eenvoudiger bediening, optimaal gebruik en een lange levensduur. Gebruik de machine pas als u volledig bekend bent met alle instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze gebruikershandleiding. Bewaar de gebruikershandleiding zodat u deze later ook nog kunt raadplegen. Deze gebruikershandleiding moet worden beschouwd als onderdeel van de tractormaaier en moet daarom bij de tractor worden geleverd als u deze verkoopt. Als er iets niet duidelijk is of als u vragen hebt, neem dan contact op met een van de meer dan 100 officiële, professioneel uitgeruste servicecentra die overal in Europa zijn gevestigd, waar opgeleide en geteste experts klaarstaan om u te assisteren. Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt SYMBOOL BETEKENIS Deze symbolen betekenen "ATTENTIE" en "WAARSCHUWING", zij geven u informatie over mogelijke oorzaken van beschadiging van uw machine en/of van verwondingen van de gebruiker. Dit symbool wijst op een belangrijke instructie, eigenschap, procedure of aangelegenheid waar u goed op moet letten en waar u zich aan moet houden tijdens de montage, de bediening en het onderhoud van de machine. Dit symbool duidt op bruikbare informatie met betrekking tot de machine of de accessoires. Dit symbool verwijst naar een afbeelding in het voorste gedeelte van gebruikershandleiding. Er staat altijd een nummer van de afbeelding bij vermeld. de Dit symbool is een verwijzing naar een ander hoofdstuk of een andere gebruikershandleiding en wordt meestal getoond met het nummer van het hoofdstuk waarnaar het verwijst. Verwijzingen naar richtingen Linker- en rechterzijde Voor- en achterzijde R R L = linkerzijde, R = rechterzijde F A = Achterzijde, V = Voorzijde 189 1. TECHNISCHE INFORMATIE 1.1 Gebruik De OM / EF 92-machine is een tweeassige zelfaangedreven tractormaaier ontworpen voor het maaien van vlakke, onderhouden gazons met een maximale vegetatiehoogte van 10 cm, bijv. van parken, tuinen en sportvelden, mogelijk op lichte hellingen, waarop zich geen vreemde voorwerpen (afgevallen takken, stenen, vaste voorwerpen, enz.) bevinden. De helling mag niet steiler zijn dan 10° (17%). Ieder gebruik van deze tractormaaier, dat niet wordt beschreven in deze gebruikershandleiding en dat verder gaat dan het gebruik dat hier wordt beschreven, wordt beschouwd in strijd te zijn met het beoogde doel of gebruik. De fabrikant van de machine is niet verantwoordelijk voor schade die uit een dergelijk gebruik voortvloeit; het risico wordt gedragen door de gebruiker. De gebruiker is er ook verantwoordelijk voor dat de condities in acht worden genomen, die door de fabrikant worden voorgeschreven voor de bediening, het onderhoud en de reparaties van deze machine, die alleen mag worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd door personen die van deze condities op de hoogte zijn en die zijn geïnformeerd over mogelijke gevaren. Alleen accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant, mogen op de machine worden aangesloten. Het gebruik van andere accessoires zal tot gevolg hebben dat de garantie onmiddellijk komt te vervallen. 1.2 HOOFDONDERDELEN VAN DE TRACTORMAAIER De OM / EF 92 tractormaaier bestaat uit de volgende basisgedeelten: (1) Frame met een bumper Het frame met de bumpers dient als een draagelement voor de meeste van de hoofdonderdelen van de machine. (2) Vooras met wielen inclusief stuurinrichting* De vooras maakt dat de wielen kunnen draaien. Er een stuur is voor de besturing. (3). Maaimechanisme Het maaimechanisme maait en verzamelt het gras. Het bevindt zich onder de machine. Het bestaat uit een kap, een hoofdplaat en twee maaimessen. (4) Grasafvoerbuis Verbindt het maaimechanisme met de grasopvangbak. Het gras gaat hierdoor naar de grasopvangbak. (5) Versnellingsbak en achterwielaandrijving De versnellingsbak met hydrostatische overbrenging van het vermogen is bedoeld voor het overschakelen tussen de versnellingen tijdens het rijden. 1,2 (6) By-pass De by-passhendel dient om de versnellingsbak te in te schakelen of uit te schakelen voor de achterwielen. Deze hendel is geplaatst op het linker achterwiel en afhankelijk van de configuratie van de machine, is de hendel voor of achter het wiel geplaatst. (7) Grasopvangbak De grasopvangbak, die achter de maaimachine is geplaatst, bestaat uit een buisvormig metalen frame, een deksel, zak van textiel en een handgreep voor leegmaken van de bak. (8) Plaats van de bestuurder Gezeten in de comfortabele stoel heeft de bestuurder gemakkelijk toegang tot alle bedieningselementen van de machine. (9) De carrosserie, motor met elektrische installatie en de accu De carrosserie is een combinatie van delen van kunststof en metaal en dekt de motor en elektrische en mechanische onderdelen van de machine af. De viertaktbenzinemotor onder de motorkap is stevig op het frame bevestigd. De accu is in de opslagruimte onder het stuurwiel geplaatst. 190 1.3 PRODUCTIDENTIFICATIELABEL EN ANDERE LABELS MET SYMBOLEN, DIE OP DE MACHINE WORDEN GEBRUIKT 1.3.1 PRODUCTIDENTIFICATIELABEL Iedere tractormaaier is voorzien van een productidentificatielabel, dat zich onder de zitting van de stoel bevindt. U kunt erbij komen door de stoel op te tillen. 1.3.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Model machine Motormodel Jaar van productie Gewicht Naam en adres van de fabrikant EC-codes ter beoordeling van naleving van voorschriften voor het product Merkteken van naleving van het product Logo van de fabrikant Gegarandeerd geluidsniveau volgens bepaling 2000/14/EG De verkoper zal het serienummer noteren aan de binnenzijde van de voorpagina van deze handleiding, wanneer de machine wordt overgedragen. 1.3.2 ANDERE LABELS en hun betekenis De volgende labels en stickers zijn op de machine bevestigd: X Labels aan de linker- en rechterzijde het maaimechanisme: 1.3.2a Gevaar Niet op staan Roterende messen Gegarandeerd geluidsniveau X Labels op de carrosserie onder de zitting van de stoel: 1.3.2b Gevaar Niet aanraken tijdens gebruik Voor iedere schoonmaakbeurt of reparatie de motor stoppen en de bougie-aansluiting loskoppelen. Stap niet van de machine tijdens het rijden. Voorzichtig, verbogen voorwerpen Lees de handleiding Maai niet in de nabijheid van mensen Neem geen passagiers mee Maai in stijgende en dalende richting, maar niet overdwars Houd onbevoegden op een veilige afstand Maximale helling Het is streng verboden labels en symbolen die op de accessoire zijn bevestigd, te verwijderen of te beschadigen. Neem, als de label beschadigd is of onleesbaar, contact met de leverancier of fabrikant van de machine en vraag om een vervangende label. 191 X Labels aan de linker- en rechterzijde van het chassis van de machine onder de kap: Voorzichtig Heet oppervlak! 1.3.2c Risico van brandwonden X Labels bij het rijpedaal: R N F 1.3.2d Achteruit Vrij Vooruit Snel Langzaam X Label op het rempedaal: Rem 1.3.2e 192 1.4 TECHNISCHE PARAMETERS BASISPARAMETERS Afmetingen van de machine (lengte x breedte x hoogte): MAAIERMODEL UNITS OM / EF 92 [mm] 2480 x 950 x 1120 [kg] 255 [km/u] 9/7 Maaihoogte [mm] 30 - 90 Maaibereik [mm] 92 Volume van der grasopvangbak [l] 300 Indicator voor volle grasopvangbak --- Zoemer Gewicht van de machine Snelheid vooruit / achteruit Wielafmetingen Voor 15 x 6-6 ["] Achter 18 x 8,5-8 Capaciteit brandstoftank [l] 7 Type accu --- 12V 24 Ah 193 BASISPARAMETERS MAAIERMODEL UNITS OM / EF 92 Gegarandeerd emissieniveau van akoestisch vermogen LWA [dB] < 100* Verklaard emissieniveau van akoestische druk op de plaats van gebruik LpA volgens EN ISO 11201 [dB] < 90* * - zie de tabel op de volgende pagina voor de specifieke waarden. X OM / EF 92 Tractormaaier Motor Snelheid ±100 (min-1) Verklaard emissieniveau van akoestische druk op de plaats van gebruik LpA (dB) EN ISO 11201 Gegarandeerd emissieniveau van akoestisch vermogen LWA (dB) BS 3130 2700 85 + 1 BS 4155 2700 BS 4175 Samengestelde acceleratiewaarde van vibraties (m.s-2) volgens EN 1033+A1 Waarde van trilling/acceleratie op de het hele lichaam avd Geaccumuleerde waarde van trilling/ acceleratie op de hand-arm avd 100 1,0+0,5 7,0+3,0 86 + 4 100 1,2+0,5 <2,5 2700 85 + 4 100 0,8+0,4 5,0+2,0 BS 7160 2700 84 + 2 100 0,9+0,4 2,9+1,4 K 1600 2700 86,0 + 4,0 100 1,1+0,4 4,7+2,3 Uitleg: Motoren: BS 3130 BS 4175 BS 4155 BS 7160 K 1600 Briggs & Stratton 3130 Briggs & Stratton 4175 Briggs & Stratton 4155 Briggs & Stratton 7160 Emak K 1600 ADV POWERBUILT INTEK POWERBUILT INTEK 194 2. VEILIGHEID EN GEZONDHEID TIJDENS HET WERK Tractormaaiers van model OM / EF 92 worden vervaardigd volgens de geldende Europese veiligheidsnormen. De fabrikant bevestigt dit in de Verklaring van overeenkomst die is bijgesloten aan het eind van deze gebruikershandleiding ( 10). Als deze machine op juiste wijze en volgens de gebruikershandleiding wordt gebruikt, is de machine zeer veilig. In het geval dat geen gevolg wordt gegeven aan de veiligheidsvoorschriften en niet alle waarschuwingen in deze gebruikershandleiding in acht worden genomen, kan deze tractormaaier handen of benen afhakken en voorwerpen wegslingeren, wat kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of een ongeval met dodelijke afloop, schade of beschadiging van de machine of van een van de onderdelen of accessoires ervan. 2.1 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES De persoon die primair verantwoordelijk is voor eigen veiligheid en die van anderen tijdens het gebruik van de tractormaaier, is de gebruiker. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor letsel van personen of schade aan de machine en ecologische schade, die voortvloeit uit gebruik en bediening van de machinedie niet in overeenstemming is met alle veiligheidsvoorschriften die in deze gebruikershandleiding zijn opgenomen. 2.1.1 Algemene veiligheidsinstructies ! De machine mag alleen worden bestuurd door een persoon ouder dan 18 jaar die deze gebruikershandleiding heeft gelezen. De machine mag nooit worden bediend door onbevoegde personen, die de gebruikershandleiding niet hebben gelezen en die de machine niet op juiste wijze en veilig kunnen bedienen. ! De gebruiker van de machine is verantwoordelijk voor de veiligheid van personen in de buurt van het werkterrein van de machine. ! Het is niet toegestaan technische modificaties aan de machine en haar accessoires. Ongeautoriseerde modificaties kunnen leiden tot gevaarlijke werkcondities en maken de garantie ongeldig. ! Neem alle eisen die worden gesteld met betrekking tot brandveiligheid in acht ( 2.4). ! Verwijder de veiligheidsstickers en -labels niet van de machine. Controleer dat zij op de juiste plaats zitten. ! Blijf niet staan in de buurt van de machine of onder de machine, als deze wordt opgetild en als deze opgetild niet voldoende is geborgd tegen vallen of omvallen. ! De componenten van de grasopvangbak staan onder spanning en kunnen beschadigd raken, de grasopvang kan minder goed gaan functioneren en de inhoud kan eruit uitvallen. Voer daarom regelmatig inspecties uit volgens de aanbevelingen die in deze gebruikershandleiding worden verstrekt. ! Schakel het maaimechanisme en de motor altijd uit en verwijder de sleutel uit het contact wanneer u: X de machine schoonmaakt X gras dat zich heeft verzameld, uit het maaimechanisme verwijdert X over een onbekend voorwerp hebt gereden en het nodig is te controleren of de machine is beschadigd of als het nodig is de schade te verhelpen X de machine veel meer trilt dan anders en het nodig is de oorzaak van de trillingen vast te stellen X u bezig bent de motor of andere bewegende onderdelen te repareren (maak ook de bougiekabels los) 2.1.2 Voordat u de machine in gebruik neemt ! Gebruik de tractormaaier niet als deze is beschadigd of als een van de elementen van de beschermende beplating ontbreekt. Alle kappen en andere elementen van de beschermende beplating moeten op hun plaats zitten. Verwijder daarom niet een van de elementen van de beschermende beplating van de machine en stel niet een ervan buiten werking. ! Controleer regelmatig dat de beschermende voorzieningen en veiligheidselementen goed werken. ! Werk niet met de machine nadat u alcohol of drugs hebt gebruikt of medicijnen die uw waarneming nadelig kunnen beïnvloeden. ! Werk niet met de machine als u lijdt aan duizeligheid of flauwte of als u op andere wijze verzwakt bent of niet goed geconcentreerd. 195 ! Leer, voordat u de machine in werking stelt, alles over de bedieningselementen en zorg ervoor dat u ze zo kunt bedienen dat u, zo nodig, de motor onmiddellijk kunt stilzetten of uitzetten. ! Pas niet de stand aan van de motorregelaar of van de snelheidsbeperking. ! Voordat u begint met werken met de machine moet u van het oppervlak van het terrein dat u gaat maaien, alle stenen, stukken hout, draad, botten, gevallen takken en andere items verwijderen, die tijdens het maaien zouden kunnen worden weggeslingerd. ! Verhelp alle storingen voordat u de maaier weer gaat gebruiken. Controleer, voor u aan de slag gaat, grondig dat de snaren zijn gespannen, de messen scherp zijn en de ruimte binnen in het maaimechanisme vrij is. ! Voer, voordat u de machine gaat gebruiken, een visuele inspectie uit en controleer dat de onderdelen van de machine niet zijn beschadigd of ontbreken of loszitten. ! Controleer voordat u de machine gaat gebruiken dat de remmen werken en laat deze zo nodig afstellen of repareren. 2.1.3 Tijdens het werken met de machine ! De machine mag niet worden gebruikt op hellingen van meer dan 10° (17%). ! Transport van passagiers, dieren of vrachten direct op de machine is verboden. Transport van vrachten is alleen toegestaan op aanhangwagens die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de machine. ! Zelfs als u de machine maar voor korte tijd alleen laat, moet u de sleutel uit het contact nemen. ! Als u met de machine wegrijdt van het werkterrein waar u gras maait, moet u altijd het maaimechanisme uitschakelen en het omhoog brengen in de transportpositie. ! Maai niet in de buurt van hopen materiaal, gaten of oevers. De tractormaaier kan plotseling omver rollen als het wiel over de rand van een gat of greppel komt of bij een rand die afkalft. ! Blijf tijdens het werken uit de buurt van molshopen, betonnen ondersteuningen, boomstronken en randen van borders en voetpaden, deze mogen niet in contact komen met de messen omdat dat kan leiden tot beschadiging van het maaimechanisme en het mechanisme van de machine. ! Stop, als u op een massief voorwerp botst, en schakel het maaimechanisme en de motor uit en inspecteer de gehele machine, vooral de stuurinrichting. Voer zo nodig reparaties uit voordat u de motor weer start. ! Werk, als dat mogelijk is, niet met de machine in nat gras. Verminderde tractie kan slippen tot gevolg hebben. ! Blijf uit de buurt van obstakels (bijv. een plotselinge verandering van de helling, greppels, enz.) waar de machine zou kunnen kantelen. ! Probeer niet de stabiliteit van de machine te verbeteren door de grond aan te stampen. ! Werk alleen met de machine bij daglicht of bij goed kunstlicht. ! Het is niet toegestaan met de machine op de openbare weg te rijden. ! Draag, wanneer u de machine bedient, geen losse kleding en een korte broek, draag stevig, volledig gesloten schoeisel. Bedien de machine nooit terwijl uw sandalen draagt of blootsvoets. ! Laat de motor niet draaien in gesloten ruimten. De uitlaatgassen bevatten stoffen die reukloos zijn maar giftig, en mogelijk dodelijk. ! Steek niet uw handen of benen onder de afdekking van het maaimechanisme. Breng nooit een deel van uw lichaam in de buurt van de roterende of bewegende onderdelen van de machine. ! Start de motor nooit zonder een uitlaat. ! Gewoonlijk overschrijdt het geluid dat wordt geproduceerd tijdens het maaien niet de waarden voor akoestische druk en voor akoestisch vermogen die worden opgegeven in deze gebruikershandleiding ( 1.4) Maar in bepaalde gevallen kunnen de lawaainiveaus onder bepaalde omstandigheden en als gevolg van de conditie van het terrein korte tijd worden overschreden. ! De fabrikant van de machine adviseert u gehoorbescherming te gebruiken wanneer u met de machine werkt omdat het belasten van het gehoororgaan met een uitzonderlijk hoog geluidsniveau of de effecten van lawaai op de lange termijn kan/kunnen leiden tot permanente beschadiging van het gehoor. ! Houd altijd uw aandacht volledig bij het rijden en bij de andere werkzaamheden die u met de machine uitvoert. De meest voorkomende oorzaken van het verlies van controle over de machine zijn bijvoorbeeld: X Verlies van wieltractie. 196 X Veel te hoge snelheid, het niet aanpassen van de snelheid aan de actuele omstandigheden en kenmerken van het terrein. X Plotseling remmen waarbij de wielen blokkeren. X De machine gebruiken voor doeleinden waarvoor zij niet is ontworpen. 2.1.4 Na het voltooien van de werkzaamheden met de machine ! Houd de machine en de accessoires altijd goed schoon en in goede technische staat. ! De roterende messen zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Draag altijd beschermende handschoenen of omwikkel de messen, wanneer u de messen hanteert. ! Controleer regelmatig de moeren en bouten waarmee de messen vastzitten en controleer dat zij met het juiste hoeveelheid aanzetmoment zijn aangedraaid ( 6.3.6). ! Let er vooral op dat de borgmoeren goed vastzitten. Wanneer de moer voor een tweede keer wordt losgedraaid, neemt de kracht van de bevestiging af en moet de moer worden vervangen door een nieuwe. ! Inspecteer regelmatig alle componenten en vervang de componenten die volgens de aanbevelingen van de fabrikant moeten worden vervangen. 2.2 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR HET WERKEN OP HELLINGEN Hellingen zijn de voornaamste oorzaak van ongelukken, verlies van controle over de machine en de daaropvolgende zijwaartse kanteling, die kunnen leiden tot ongevallen met ernstig letsel en dodelijke afloop. Het maaien op hellingen vraagt altijd meer aandacht van de gebruiker. Als u niet zeker bent van uzelf, of als het werk boven uw macht is, maai dan niet op hellingen. ! Tractormaaiers kunnen worden gebruikt op hellingen van maximaal 10° (17%) en wanneer de 4x4aandrijving wordt gebruikt, op hellingen van maximaal 15° (27%) , parallel aan de helling, d.w.z. omhoog en omlaag. Meer informatie 5.5.4. ! Ga extra voorzichtig te werk wanneer u van richting verandert. Draai alleen op een helling als het werkelijk niet anders kan. ! Kijk goed uit voor gaten, wortels en ongelijk terrein. Oneffen terrein kan ertoe leiden dat uw machine omvalt. Hoog gras kan obstakels aan het zicht onttrekken. Verwijder daarom van tevoren alle ongewenste voorwerpen uit het terrein dat u wilt maaien. ! Kies een zodanige snelheid dat u niet hoeft te stoppen op een heuvel. ! Ga zeer voorzichtig te werk wanneer u de grasopvangbak bevestigt of andere aansluitingen tot stand brengt. Aanhangers kunnen de stabiliteit van de machine doen afnemen. ! Voer alle bewegingen op een helling langzaam en gelijkmatig uit. Verander niet plotseling van snelheid of richting. ! Start of stop niet op een helling. Als de wielen tractie verliezen, stop dan de aandrijving van de messen en rij langzaam van de helling. ! Begin op een helling zeer voorzichtig en langzaam te rijden zodat de machine niet de "wegspringt". Verminder altijd de rijsnelheid van de machine voor de helling en breng vooral de snelheid tot een minimum terug wanneer u naar beneden rijdt, zodat u kunt profiteren van het remmende effect van de transmissie. 2.3 KINDVEILIGHEID Als de gebruiker niet alert is op de aanwezigheid van kinderen kan er een tragisch ongeluk plaatsvinden. De beweging van een tractormaaier trekt de aandacht van kinderen. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats zullen blijven waar u ze het laatst zag. ! Laat geen kinderen toe zonder toezicht op terreinen waar u bezig bent met het maaien van het gras. ! Geef kinderen nooit toestemming de maaier te bedienen! ! Wees altijd voorbereid - zet de motor af als er kinderen naar u toe komen. ! Kijk voor en tijdens het achteruitrijden achter u en naar de grond. ! Vervoer geen kinderen, zij kunnen vallen en zich ernstig verwonden of er kan een gevaarlijke situatie ontstaan als zij de bediening van de tractormaaier verhinderen. Laat nooit kinderen de maaier bedienen. ! Wees extra voorzichtig op plaatsen met beperkt zicht (bij bomen, struiken, muren, enz.). 197 2.4. BRANDVEILIGHEID Wanneer u achteruit rijdt met de tractormaaier moet u fundamentele regels en voorschriften voor werkveiligheid en brandbeveiliging die gelden voor de werkzaamheden met dit type machine, in acht nemen. ! Verwijder regelmatig brandbare materialen (droog gras, bladeren, enz.) uit het gebied rond de uitlaat, de motor, de accu en overal waar zij in contact kunnen komen met benzine of olie, en vervolgens kunnen vlam vatten en de machine in brand kunnen zetten. ! Laat de motor van de tractormaaier afkoelen voordat u de machine parkeert in een gesloten ruimte. ! Wees extra voorzichtig met benzine, olie of andere brandbare stoffen. Dit zijn zeer brandbare stoffen en de dampen ervan zijn explosief. Rook niet tijdens deze werkzaamheden. Draai nooit de dop van de benzinetank los en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt, de motor heet is of de machine in een gesloten ruimte staat. ! Controleer voor gebruik de benzineleidingen en vul geen benzine bij tot in de hals van tank. De hitte die wordt gegenereerd door de motor en door de zon en het uitzetten van de brandstof kunnen ertoe leiden dat de benzine overloopt en er brand ontstaat. Gebruik voor het opslaan van brandbare stoffen tanks die speciaal voor dat doel zijn ontworpen. Bewaar nooit een tank met benzine en parkeer nooit de machine in een gebouw in de buurt van een warmtebron. Wees extra voorzichtig wanneer u met de accu werkt. Het gas in de accu is zeer explosief, rook daarom niet in de buurt van de accu en gebruik geen open vuur, zodat ernstige verwondingen kunnen worden voorkomen. 198 3. DE MACHINE KLAAR MAKEN VOOR GEBRUIK 3.1 UITPAKKEN EN INSPECTEREN De tractormaaier wordt geleverd in een houten krat. (1). Sommige van de machines worden ten behoeve van het transport in de productiefaciliteit gedemonteerd en daarom kunt u deze machines pas in gebruik nemen wanneer u bepaalde onderdelen hebt geïnstalleerd. Het uitpakken en gereedmaken voor gebruik wordt uitgevoerd door de verkoper in het kader van de servicewerkzaamheden voorafgaand aan de aflevering. - Inspecteer de verpakte machine onmiddellijk na aflevering op beschadigingen. Informeer de vervoerder als u beschadigingen vindt. Als de klacht niet op tijd wordt ingediend, kan geen schadevergoeding worden geëist. - Controleer dat het model van de machine het model is dat u hebt besteld. Pak, in het geval van een onregelmatigheid, de machine niet uit en breng de leverancier onmiddellijk hiervan op de hoogte. Verwijder de verpakking en rij vervolgens de tractormaaier voorzichtig van de pallet. U moet hiervoor rijplaten (2) in gereedheid brengen, anders bestaat het risico dat u onderdelen van de tractormaaier beschadigt. Inspecteer de machine op beschadigingen die tijdens het vervoer kunnen zijn opgetreden. Pak alle afzonderlijk verpakte onderdelen uit en inspecteer ze. 1. Verpakking van de krat 2. Rijplanken 3. Grasopvangbak 3,1 4. Documentatie 5. Stoel 6. Stuurwiel De verpakking bevat: X Tractormaaier X Stuurwiel (6) X Stoel (5) X De grasopvangbak (3) is (gedeeltelijk gedemonteerd) in de kartonnen doos, met bindmateriaal. X Documentatie (4) (lijst van verpakte onderdelen, gebruikershandleiding voor de tractormaaier, gebruikershandleiding voor de motor, gebruikershandleiding voor de accu, servicelogboek) Er worden geen rijplanken (2) bij de maaimachine geleverd. 3.2 VERWERKING VAN DE VERPAKKING Na het uitpakken van de accessoires is het belangrijk dat het verpakkingsmateriaal goed bij het afval wordt verwerkt of wordt gerecycled. De verwerking moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de in het land van de gebruiker geldende wetten voor afvalverwerking. De verwerking kan worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf. 3.3 MONTAGE VAN DE AFZONDERLIJK VERPAKTE LOSSE ONDERDELEN Omdat het hier werkzaamheden van technische aard betreft, wordt deze machine voorbereid voor gebruik door de leverancier van de tractormaaier (volgens onderstaande instructies). Verwijder, voor de installatie, alle aangebrachte beschermende materialen, plaats de maaier op een vlakke ondergrond en richt de voorwielen in een voorwaartse stand. 199 3.3.1 STUURWIEL, STOEL EN ACCU a) Bevestig de stoel: X Plaats de stoel op de maaimachine en zet vast met de vier bouten die zijn voorgemonteerd in de stoel. Stel, voordat u de bouten aanhaalt, de stoel af op uw 3.3.1a lichaamslengte. b) Sluit de kabel van de veiligheidsschakelaar aan: X Sluit de elektrische kabel aan op de schakelaar aan de onderkant van de stoel. 3.3.1b c) Installeer het stuurwiel: X Zet het stuurwiel op de as (1) en draai totdat de gaten in het stuurwiel en de as tegenover elkaar uitkomen. X Plaats de meegeleverde pen (2) in het gat en sla de pen vast met een hamer. 3.3.1c d) Sluiten de accu aan: Bouten en rubberen doppen voor de accu vindt u in de zag met de documentatie en het andere bevestigingsmateriaal. X Draai de hendel van de afdekking van de opslagruimte die zich onder het stuurwiel bevindt, open het vak en neem het materiaal uit. X Draai de bouten op de polen van de accu los. X Rode draad Plaats deze op de (+)-pool van de accu en zet de draad vast met de bout. X Bruine draad Plaats deze op de (-)-pool van de accu en zet de draad vast met de bout. X Plaats de rubberen doppen op beide kabels. X Plaats de afdekking van de opslagruimte terug en zet vast met de hendel. 3.3.1d - Wanneer u de draden anders vastzet dan hierboven wordt beschreven, zal dat beschadiging van de machine tot gevolg hebben. - Wanneer u de accu loskoppelt, maak dan altijd eerst de negatieve (–)-pool los van de accu. - Wanneer u de accu in gebruik neemt en wanneer u onderhoudswerkzaamheden aan de accu uitvoert, ga dan te werk volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de accu. Houd u ook aan alle veiligheidsinstructies die hierin staan. 3.3.2 GRASOPVANGBAK De grasopvangbak wordt geleverd verpakt in een aparte doos. Om transporttechnische redenen zijn enkele van de onderdelen ervan gedemonteerd en zij moeten eerst worden gemonteerd. In de volgende hoofdstukken vindt u een globale beschrijving van de montage. De procedure wordt gedetailleerd beschreven op de cd die bij de maaimachine wordt geleverd, of wij kunnen u de cd op verzoek toezenden. X GEREEDSCHAP DAT U NODIG HEBT Breng voor de montage van de grasopvangbak de volgende gereedschappen in gereedheid: X Een mes voor het verwijderen van het verpakkingsmateriaal X Een set dopsleutels met zeskantige koppen en inbussleutels X Kruiskopschroevendraaiers of een elektrische schroevendraaier X UITPAKKEN Verpakkingsmateriaal verwijderen Neem eerst de deksel, het frame en de zak en vervolgens de ingepakte afzonderlijke onderdelen uit de verpakking. Pak deze onderdelen uit en rangschik ze overzichtelijk op een geschikte plek. 200 X INBEGREPEN INHOUD (1) - Deksel (2) - Lifthendel (3) - Voorste buis (4) - Onderste buis (5) - Zijstangen (6) - Onderste beugel (7) - Hendel 3.3.2a (8) - Zak (gaasmateriaal) (9) - Frame (10) - Bevestigingsmateriaal grasopvangbak (11) - Bevestigingsmateriaal (12) - Hechtmateriaal In het pakket van de grasopvangbak vindt u ook reserve-splitpennen voor de maaibladen (4 st.) Bewaar deze splitpennen zodat u ze later kunt gebruiken. X GRASOPVANGBAK - BESCHRIJVING VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERDELEN (TERMINOLOGIE) (1) - Deksel (2) - Lifthendel (3) - Onderste buis (4) - Zijstangen (5) - Onderste beugel 3.3.2b (6) - Handgreep (7) - Zak (gaasmateriaal) (8) - Voorste buis (13) - Grasopvangbakschakelaar X INSTALLATIE VAN DE GRASOPVANGBAK X Schroef de scharnieren van de grasopvangbak (10) en scharnier (11) op de achterplaat. 3.3.2c - Op sommige machines zijn de scharnieren (10) al op de achterplaat gemonteerd. - Bevestig scharnier (11) alleen als een aanhanger wordt gebruikt. X X X X Bevestig de voorste buis op de bovenste gaten in de beugels met M5x16 bouten en moeren. Schroef de schakelaar van de grasopvangbak op de linker beugel van het frame met twee M5x16 bouten en zet vast met moeren. Schroef de zijbeugels van de grasopvangbak vast. De beugels worden bevestigd op de buitenzijde van de grasopvangbak met M5x16 bouten en moeren. Schroef de onderste buis op de voorste buis en de zijsteunen met M5x3 bouten en moeren. Wij adviseren het monteren te vereenvoudigen door de opvangbak om te keren. Schuif de zak van grasopvang op het frame. Trek de rubberen zijkanten van de zak over de buizen. 201 3.3.2d 3.3.2e 3.3.2f 3.3.2g X Schroef de onderste beugel vast vanaf de onderzijde van de grasopvangbak 3.3.2h X X Steek de handgreep in de openingen in de deksel en schuif ringen op de draadeinden. Steek het deel dat op deze manier is gemonteerd door de gaten in de bovenste beugel op het frame en zet de handgreep met bouten vast. Draai de bouten nog niet vast! 3.3.2i Schroef de deksel vast op het frame en draai de schroveen vast. 3.3.2j X Plaats de hendel voor het leegmaken van de bak in de gaten van de beugel binnenin de opvangbak. X Plaats een bout in het onderste uiteinde van de binnenzijde van de hendel en duw het deel met de schroefdraad door het gat. Zet van boven vast met een moer en draai deze vast. X Zet de moeren waarmee de handgreep is bevestigd, stevig vast en zet de moeren waarmee het bovenstuk van het frame is bevestigd, stevig vast. Hiermee is de installatie van de grasopvangbak compleet. 3.3.2k 3.3.2l X AFSTELLING NA INSTALLATIE X Pak de grasopvangbak vast en hang de bak op aan de haken aan de achterplaat van de machine. X Controleer de juiste uitlijning van de grasopvang met het spatbord met behulp van de pijlen die in de deksel van de grasopvang en in de machinekap zijn afgedrukt. Corrigeer een eventuele ongelijke verdeling door de bouten aan de voorste buis en/of de bouten in 3.3.2m de zijbeugels los te draaien, de verdeling te herstellen en de bouten weer vast te draaien. Op een goed afgestelde grasopvang is de ruimte tussen de achterplaat van de machine en de voorste buis van het frame (8) ( 3.3.2b) niet meer dan 5 mm. X Als uitlijnen volgens de hierboven beschreven methode niet mogelijk is, voer dan de aanpassing uit het door de bevestiging van de grasopvangbak op de achterplaat of de bouten en beugels aan de bovenzijde van de bevestiging te schuiven. 3.4 CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN 3.4.1 HET OLIEPEIL CONTROLEREN U kunt pas het oliepeil controleren als de tractor horizontaal staat. U kunt bij de olievuldop wanneer u de motorkap openkantelt. Draai de peilstok los, veeg deze droog, plaats de peilstok weer en draai vast. Draai de peilstok weer uit en lees het oliepeil af. Oliepeil op de peilstok: (1) - (ADD) laag oliepeil (2) - (FULL) maximum oliepeil Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe totdat de "FULL" markering wordt bereikt. Het type van de motorolie wordt vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. U moet steeds voordat u gras gaat maaien het oliepeil controleren. 3.4.2 DE ACCU CONTROLEREN Controleer het laadniveau van de accu volgens de instructies in de gebruikershandleiding van de accu. 202 3.4.3 DE BRANDSTOFTANK VULLEN MET BRANDSTOF Om veiligheidsredenen wordt de tractormaaier vervoerd zonder brandstof en daarom moet voorafgaand aan het eerste opstarten brandstof in de tank worden gedaan. De brandstoftank bevindt zich onder de voorste kap en heeft een capaciteit van 7,5 liter brandstof. - Gebruik alleen benzine met het octaangetal dat wordt aangeduid in de gebruikershandleiding van de motor. Defecten die veroorzaakt worden door een verkeerde brandstof vallen niet onder de garantie! - Vul de brandstoftank alleen wanneer de motor is uitgeschakeld en de motor koud is. Vul de brandstoftank in een goed geventileerde ruimte. - Eet niet, rook niet en gebruik geen open vuur wanneer u met brandstof aan het werk bent. - Gebruik voor het vullen van de brandstoftank een geschikte trechter. - Let erop dat u bij het vullen van de tank geen brandstof morst. Gemorste brandstof kan gemakkelijk vlam vatten. Als u brandstof morst, veeg de gemorste brandstof dan grondig droog. - Sla brandstof op buiten het bereik van kinderen. Procedure voor het tanken van brandstof: X Draai de tankdop los. Open de tanktop langzaam want er kan overdruk in de brandstoftank heersen die wordt veroorzaakt door benzinedampen. X Plaats een trechter in de opening van de brandstoftank en begin de brandstof uit de voorraadtank te gieten. X Veeg na het vullen van de brandstoftank altijd het gebied rond de opening van de brandstoftank droog en ook de opening van de brandstoftank zelf. U kunt het brandstofniveau aflezen aan de strepen. U wordt geadviseerd de brandstoftank regelmatig schoon te maken omdat onzuiverheden in de brandstof kunnen leiden tot storingen van de motor. 3.4.4 DE BANDENSPANNING CONTROLEREN Controleer de bandenspanning, voordat u de machine in gebruik neemt. De luchtdruk in de banden voor en achter moet tussen 80 - 140 kPa liggen. Het verschil in bandenspanning van de afzonderlijke banden mag zijn ± 10 KPa. Overschrijd niet de maximale bandenspanning die op de banden staat vermeld. 203 4. DE MACHINE BEDIENEN 4.1 PLAATS VAN DE BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN (1) Gashendel (2) Motorurenteller (3) Bedieningsschakelaar maaifunctie wanneer de grasopvangbak vol is (4) Deactivering van de ontkoppeling van het maaimechanisme voor achteruitrijden (5) Schakelaar activering maaimechanisme (6) Indicatielampje dat laat zien dat het rempedaal is ingetrapt en de parkeerrem is ingeschakeld (7) Hoofdschakelaar Aan/Uit 4.1 (8) Pedaal voorwaartse rijrichting (9) Pedaal achterwaartse rijrichting (10) Hendel parkeerrem (11) Rempedaal (12) Hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme (13) Vrijloophendel 4.2 BESCHRIJVING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN 4.2.1 STANDAARD BEDIENINGSELEMENTEN (1) GASHENDEL Voor het regelen van de snelheid van de motor. Deze hendel heeft de volgende drie posities: CHOKE* Een koude motor starten MAX Maximumsnelheid van de motor MIN Minimumsnelheid van de motor (stationair) * Alleen bij machines met motoren BS15, BS17 en K 1600 (2) MOTORURENTELLER De urenteller van de motor laat het totaalaantal uren zien dat de motor heeft gedraaid. Door op de knop Mode te drukken kunt u geleidelijk overschakelen tussen de volgende onderhoudsfuncties: TMR 1 - ritteller. U kunt de waarde resetten door de knop Mode 6 seconden ingedrukt te houden. OIL CHG - olieverversen. Deze functie heeft twee tijdsaanduidingen voor olie verversen. De eerste is na 5 uur (olie verversen nadat de motor is ingereden) en wordt slechts eenmaal getoond. De tweede is na 25 uur (standaardtijd voor olie verversen). AIRFILTER SVC - reinigen of vervangen van het oliefilter. De tijdsaanduiding is ingesteld op 50 uur. Twee uur voordat de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt er gedurende 10 seconden een melding in de display. Wanneer de ingestelde tijd is verstreken, verschijnt de melding NOW (NU) in de display. U kunt de hierboven genoemde alarmmeldingen resetten door de knop Mode 6 seconden ingedrukt te houden. 204 - Knoeien aan de teller zal de garantie doen vervallen – de aansluiting van de teller van de motoruren is voorzien van een verzegeling. - Neem onmiddellijk contact op met het servicewerkplaats als de teller van de motoruren niet goed werkt. (3) BEDIENINGSSCHAKELAAR MAAIFUNCTIE WANNEER DE GRASOPVANGBAK VOL IS De AUT/MAN-schakelaar is bedoeld voor het inschakelen en uitschakelen van de besturing van de maaifunctie (maaimechanisme) wanneer de grasopvangbak vol is. In de stand MAN is maaien permanent ingeschakeld en wanneer de grasopvangbak vol is, kan het gemaaide gras zich ophopen in de uitwerpbuis. Deze stand is bedoeld om nog even te kunnen maaien en het werk te kunnen afmaken als er nog maar een klein stuk te maaien is. Als de maaimachine is voorzien van een akoestisch signaal (zoemer), klinkt dat automatisch wanneer de mand vol is. In de stand AUT wordt het maaien automatisch uitgeschakeld wanneer de grasopvangbak vol is. Stand Grasopvangbak is vol Maaimechanisme AUT NEE INGESCHAKELD AUT JA UITGESCHAKELD MAN NEE INGESCHAKELD MAN JA INGESCHAKELD (4) DEACTIVERING VAN ACHTERUITRIJDEN DE ONTKOPPELING VAN HET MAAIMECHANISME VOOR Schakelaar R dient om de functie van de automatische ontkoppeling van het maaimechanisme bij achteruitrijden uit te schakelen ( 5.5.1). R De schakelaar moet worden ingedrukt wanneer het maaimechanisme al automatisch is ontkoppeld maar de bladen nog niet zijn gestopt met draaien (ongev. 4 seconden) of wanneer het maaimechanisme wordt gestart onmiddellijk voordat het achteruitrijpedaal wordt ingetrapt. Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd. (5) SCHAKELAAR ACTIVERING MAAIMECHANISME Wanneer u de schakelaar uit en omhoog trekt, wordt het maaimechanisme ingeschakeld. Wanneer u de schakelaar omlaag drukt, wordt het mechanisme uitgeschakeld. UITGESCHAKELD Het maaimechanisme uitschakelen / het maaimechanisme is uitgeschakeld INGESCHAKELD Het maaimechanisme inschakelen (6) REMPEDAAL EN INDICATIELAMPJE PARKEERREM Het indicatielampje dient ter signallering van juist en onjuist starten van de motor ( rem en inschakeling van de parkeerrem. 205 5.2), ingetrapte Signaal dat de parkeerrem is ingeschakeld Signaal dat het rempedaal wordt ingetrapt (7) HOOFDSCHAKELAAR AAN/UIT (MAIN) Voor het starten / uitzetten van de motor. Deze schakelaar heeft de volgende 4 posities: Contact uit / contact uitzetten De koplampen op de kap inschakelen / uitschakelen Contact aan, de motor loopt. Motor starten - startpositie (8) PEDAAL VOORWAARTSE RIJRICHTING Het pedaal regelt het vermogen dat op de wielen wordt overgebracht en de voorwaartse snelheid van de machine. Hoe verder het pedaal wordt ingedrukt, des te sneller zal de machine rijden en vice versa. Wanneer u het pedaal loslaat zal het automatisch teruggaan naar de neutrale stand en zal de machine stoppen. Meer informatie 5.5. ATTENTIE: U kunt de rijrichting pas veranderen van vooruit in achteruit of van achteruit in vooruit als u de machine hebt stilgezet! (9) PEDAAL ACHTERWAARTSE RIJRICHTING Het pedaal regelt het vermogen dat op de wielen wordt overgebracht en de snelheid van de machine in beide richtingen Hoe verder het pedaal wordt ingedrukt, des te sneller zal de machine rijden en vice versa. Wanneer u het pedaal loslaat zal het automatisch teruggaan naar de neutrale stand en zal de machine stoppen. Meer informatie 5.5. U kunt de rijrichting pas veranderen van vooruit in achteruit of van achteruit in vooruit als u de machine hebt stilgezet! 206 (10) HENDEL VAN DE PARKEERREM De hendel van de parkeerrem heeft twee posities. In positie (1) is de rem niet ingeschakeld, wanneer u de hendel in positie (2) hebt gezet en het rempedaal indrukt, wordt de parkeerrem ingeschakeld (remt). Wanneer u op het rempedaal drukt, wordt de parkeerrem uitgeschakeld en wordt de hendel automatisch vrijgegeven en in positie (1) gezet. (11) REMPEDAAL De tractormaaier gaat langzamer rijden wanneer u het rempedaal intrapt. Het pedaal wordt ook gebruikt bij het starten van de motor – starten is alleen mogelijk wanneer het rempedaal is ingedrukt. (12) HENDEL VOOR DE HOOGTEAFSTELLING VAN HET MAAIMECHANISME Met deze hendel stelt u de hoogte af van het maaimechanisme tot de grond. De hendel heeft 6 werkstanden, die overeenkomen met een maaihoogte van 3 tot 9 cm. Hoe hoger het getal van de positie van de hendel, des te hoger is de begroeiing na het maaien. Wanneer u rijdt zonder te maaien, moet de hendel in positie 7 staan. (13) BY-PASSHENDEL – VRIJLOOP VAN DE ACHTERWIELEN De functie van de by-passhendel is het uitschakelen van de transmissie naar de achterwielen en wordt gebruikt als de machine moet worden verplaatst zonder de motor te gebruiken. De hendel bevindt zich op de achterplaat van de machine en heeft de volgende twee standen: Stand Aandrijving van de achterwielen Gebruik (0) UITGESCHAKELD Hendel is uitgetrokken - u kunt de machine duwen (1) INGESCHAKELD Hendel is ingeduwd - u kunt met de machine rijden 207 4.2.2 ALS OPTIE VERKRIJGBARE BEDIENINGSELEMENTEN (1) CHOKE Voor het starten van een koude motor. Machines met motoren BS15, BS17, KO15, TE17 en HO16 zijn niet uitgerust met aparte chokes. (2) ZOEMER De zoemer geeft een geluidssignaal wanneer de grasopvangbak vol is Wanneer het geluidssignaal heeft geklonken, ten teken dat de grasopvangbak vol is, wordt het maaimechanisme niet uitgeschakeld! 208 5. BEDIENEN VAN EN WERKEN MET DE MACHINE Wat u moet weten voordat u de tractormaaier de eerste keer aanzet: X De tractormaaier is uitgerust met veiligheidscontracten, die worden ingeschakeld door middel van: - een schakelaar onder de stoel - een schakelaar geplaatst op een geplaatste grasopvangbak of afbuiginrichting - een schakelaar voor een volle grasopvangbak - een rempedaalschakelaar X De motor stopt automatisch als de bestuurder opstaat van de stoel en de machine niet op de parkeerrem is gezet. X U kunt de motor alleen starten wanneer het maaimechanisme is uitgeschakeld en de grasopvangbak is bevestigd, of een afbuiginrichting die tijdens het mulchen voorkomt dat gemaaid gras terechtkomt in de uitwerpbuis die leidt naar de grasopvangbak, is bevestigd, en het rempedaal is ingetrapt. 5.1 CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN VAN DE MACHINE Controleer voordat u de tractormaaier gaat starten, het volgende: X Oliepeil in de motor ( 3.4.1) X Laadniveau van de accu ( X Brandstofniveau ( 3.4.3) X Bandenspanning ( 3.4.4) 3.4.2) 5.2 DE MOTOR STARTEN De machine is voorzien van een functie die voorkomt dat de motor wordt gestart als niet aan de volgende veiligheidscondities wordt voldaan: X De aandrijving van het maaimechanisme is ontkoppeld X Het rijpedaal is niet ingeduwd X De berijder zit in de stoel van de machine X Het rempedaal is ingeduwd of de rem is in de parkeerstand gezet Dat wordt voldaan aan deze condities op het moment dat de motor wordt gestart wordt aangeduid door het rode lampje voor het rempedaal en voor het parkeerpedaal dat ononderbroken brandt ( P ) ( ). STOP OK P ( P )( ) NO OK Dat niet wordt voldaan aan deze condities op het moment dat de motor wordt gestart wordt aangeduid door het rode lampje voor het rempedaal en voor het parkeerpedaal dat onderbroken brandt (knippert) ( P ) ( ). Start, wanneer u aan de beschreven condities hebt voldaan, de motor als volgt: a) Trap het rempedaal in. b) Zet de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme in positie "6". c) Controleer op machines met een motor de benzinekraan (alleen op machines met BS15 met een vermogen van 15,5Pk). d) Stel de gashendel als volgt in: - Op machines met een NO CHOKE motor op "MAX" - Op machines met een CHOKE motor op "MAX" 209 e) Trek de choke uit (alleen op machines met motoren met een vermogen van • 16 Pk) f) Start de motor door de contactsleutel in de stand "Start engine" (Motor starten) te zetten. Laat de sleutel los wanneer de motor is gestart. De sleutel keert automatisch terug in de stand "Ignition on" (Contact aan). Laat de contactsleutel los zodra de motor start. Het starten van de motor mag niet langer dan 10 seconden duren, omdat anders het gevaar bestaat dat de schakelaar wordt beschadigd! Gebruik nooit vaste externe starters voor het starten van de machine. Hierdoor zou de elektrische bedrading beschadigd kunnen raken. Er kan een 12V-accu met een hogere capaciteit worden aangesloten. g) Duw de choke terug (alleen bij machines met een 2-cilindermotor) h) Beweeg de gashendel langzaam naar de stand "MIN". Laat de motor een aantal minuten draaien voordat u het maaimechanisme inschakelt. - Laat nooit de motor draaien in een afgesloten of slecht geventileerde ruimte. Uitlaatgassen bevatten stoffen die schadelijk zijn voor uw gezondheid. - Houd uw handen, benen en kleding weg bij de draaiende onderdelen en de uitlaat. 5.2.1 NOODRIJSYSTEEM De machine is voorzien van een speciaal noodrijsysteem dat het mogelijk maakt de motor in een noodsituatie te starten en de machine terug te rijden in het geval van een storing van het elektrisch systeem die maakt dat de machine niet kan worden gestart nadat aan de startcondities is voldaan, zie hierboven. Procedure voor het activeren van het noodrijsysteem: X ga op de stoel zitten X duw het rempedaal in X draai de sleutel in de schakelkast in de stand "ignition on" (contact aan - elektrische circuits aangesloten) X Druk 5 keer op de knop R Vervolgens kunt u de machine starten en naar een plaats rijden waar transport naar een servicecentrum mogelijk is. In de noodrijstand kan het maaimechanisme niet worden ingeschakeld! 5.3 DE MOTOR UITSCHAKELEN a) Zet de gashendel in de stand "MIN". b) Schakel het maaimechanisme, als dat is ingeschakeld, uit door de schakelaar omlaag te drukken. c) Zet de motor uit door de sleutel in de stand "STOP" te draaien en neem de sleutel uit het contact. Laat de motor, als deze zeer heet is, enige tijd op het minimum toerental draaien. - Stop de motor nooit door alleen maar uit de stoel op te staan, terwijl u de sleutel in het contact laat zitten in de stand "ON", omdat dit tot een elektrische storing kan leiden. - Zet de sleutel altijd in de stand "OFF" en haal de sleutel uit het contact. Zo voorkomt u dat de machine wordt gestart door onbevoegden of door kinderen. - Zet voordat u het contact uitschakelt het toerental in de stand langzaam zodat zelfontbranding wordt voorkomen. Als u geen gevolg geeft aan deze instructie, kan dat leiden tot beschadiging van de motor en van de uitlaat. - Maak nooit de accukabels los terwijl de motor draait! Hierdoor zou uit de regelmechanisme van de motor beschadigd kunnen raken. 210 5.3.1 VAN DE MACHINE STAPPEN TERWIJL DE MOTOR LOOPT Als u de machine gedurende enige tijd wilt of moet verlaten (bijv., om obstakels te verwijderen, enz.) en u wilt daarna verder gaan met maaien, kunt u van de machine stappen en de motor laten draaien. De accu van de machine wordt dan gespaard. Voorwaarden voor het van de machine stappen terwijl de motor draait: X het maaimechanisme is uitgeschakeld X de gashendel staat in de stand "MIN" X de versnelling staat in z'n vrij en de handrem is ingeschakeld (het indicatielampje van de rem brandt) 5.4 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN 5.4.1 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN X Zet de gashendel in de stand "MAX". X Stel met de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme het maaimechanisme af en daarbij de maaihoogte in. X Zet de aan/uit-schakelaar voor het maaimechanisme in de stand "ACTIVATED" (INGESCHAKELD). Condities voor het inschakelen van het maaimechanisme: - de berijder zit in de stoel van de machine - de grasopvangbak, of de deflector of de deksel van de afvoerbuis is geïnstalleerd - de AUT/MAN-schakelaar (als optie verkrijgbaar accessoire) staat in de stand "AUT" en de grasopvangbak is leeg - de AUT/MAN-schakelaar (als optie verkrijgbaar accessoire) staat in de stand "MAN". 5.4.2 HET MAAIMECHANISME UITSCHAKELEN X Schakel het maaimechanisme uit door de aan/uit-schakelaar omlaag te duwen. - Als de berijder uit de stoel opstaat, wordt de motor automatisch uitgezet en daarbij ook de rotatie van de maaimessen stilgezet. - Maar u mag nooit het maaimechanisme uitschakelen door gewoon uit de stoel op te staan. Als u niet de sleutel in het contact uit de stand "ON" in de stand "STOP" draait, blijft een gedeelte van de elektrische installatie onder spanning staan en dat kan leiden tot beschadiging. Ook blijft de urenteller van de motor ingeschakeld. 5.4.3 DE HOOGTE VAN HET MAAIMECHANISME INSTELLEN VOOR HET MAAIEN X Als u het maaimechanisme hoger van de grond wilt afstellen, verplaats dan de hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar een hogere stand. X Als u het maaimechanisme dichter bij de grond wilt afstellen, verplaats dan de hendel voor de hoogteafstelling van het maaimechanisme naar een lagere stand. - Stand "1" wordt gebruikt voor het kopiëren van de ongelijkmatigheden van het terrein. Gebruik deze hoogte niet permanent, omdat dit kan leiden tot meer slijtage van de onderdelen van het maaimechanisme. Als u de regelkracht voor het lichten van het maaimechanisme wilt laten afnemen of toenemen, moeten de trekbalken die de hoogte van het maaimechanisme bepalen, worden bijgesteld. Ga als volgt te werk: 211 X Haal de afdekking van het maaimechanisme ( de machine. 6.3.7 en 6.3.7b) aan beide zijden van X De trekbalken van de hefhendel van het maaimechanisme worden door de schachten in het frame geduwd en zitten op hun plaats vast met twee moeren. X Stel de gewenste regelkracht in door de moeren te draaien. Stel aan beide zijden van de machine dezelfde waarde in. 5.4.3 5.4.4 HET MAAIMECHANISME UITLIJNEN Voor de beste maairesultaten moet het maaimechanisme goed verticaal zijn uitgelijnd. De procedure voor de aanpassing wordt beschreven in hoofdstuk "6.3.7 MAAIMECHANISME - CONTROLEREN EN UITLIJNEN" van deze handleiding. 5.5. UW MAAIER BESTUREN Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden: X Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerremhendel mag niet in stand "2" blijven staan ( 4.2). Wanneer u op de parkeerrem trapt, wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld. X De by-passhendel moet in stand "1" staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet ingeschakeld zijn. X Wanneer u rijdt naar een terrein dat u wilt gaan maaien, moet het maaimechanisme uitgeschakeld zijn en in de hoogste stand staan, d.w.z., de hendel van de hoogte-instelling van het maaimechanisme staat in stand "7". X Wanneer u over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirranden, enz.), moet u rijplanken gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt. X Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou kunnen beschadigen, vooral wanneer u met hoge snelheid rijdt. 5.5.1 VOORUIT-/ACHTERUITRIJDEN X Verplaats de gashendel langzaam naar positie "MIN" De motorsnelheid neemt daardoor af. X Trap langzaam het rijpedaal in, afhankelijk van de gewenste rijrichting (vooruit of achteruit). Attentie! U loopt het risico u te bezeren als u het pedaal snel intrapt! - U kunt de rijrichting alleen wijzigen van vooruit in achteruit nadat u de machine hebt stilgezet. Als u dit doet terwijl de machine rijdt, bestaat het gevaar dat u de transmissie beschadigt. - Gebruik nooit het rijpedaal en het rempedaal tegelijkertijd – dit kan leiden tot storing in de transmissie. Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur). Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u deze veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt ( 4.2 (5)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd. Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk goed op het gebied achter de machine wanneer u achteruitrijdt. 5.5.2 STOPPEN U kunt het rijden van de machine, vooruit of achteruit, stoppen door geleidelijk uw voet van het rijpedaal te halen en vervolgens het rempedaal in te trappen. Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze automatisch in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m. 212 5.5.3 RIJSNELHEID EN GRASMAAIEN X Over het algemeen geldt dat hoe natter, hoger en dichter het gras is, des te lager de rijsnelheid moet zijn. Wanneer de machine rijdt op hoge snelheid of wanneer de machine zwaar belast is, wordt de rotatie van de maaimessen verminderd, is de kwaliteit van het maaien minder en kan de uitwerpbuis verstopt raken. Stel onder dergelijke omstandigheden de motor in op maximaal vermogen. X Als het gras erg hoog is, moet het enkele malen worden gemaaid. Maai eerst op maximale hoogte en met een kleinere maaibreedte, als dat nodig is. De tweede maal kan dan het gras op de gewenste hoogte worden gemaaid. X Wij adviseren u te maaien in parallelle of gekruiste banen. Wanneer u een oppervlak maait dat u al eerder met de machine hebt bestreken, neemt de effectiviteit van de messen toe en zal het gemaaide terrein er beter uitzien. X Wanneer u rijdt over ongelijk terrein, kan de rijsnelheid wisselen. Aanbevolen rijsnelheden van de machine uitgaande van de condities: Conditie van de begroeiing Aanbevolen snelheid Hoog, dicht en nat 2 km/uur Gemiddelde condities 3 – 5 km/uur Lage, droge vegetatie < 5 km/uur Rijden zonder dat het maaimechanisme is ingeschakeld < 8 km/uur 5.5.4 RIJDEN OP EEN HELLING De OM / EF 92 tractormaaier kan werken op hellingen van maximaal 10° (17%). Goed 3 Wanneer werkt op een helling, moet u zich houden aan de volgende beginselen: X Let extra goed op wanneer u op een helling rijdt. X Rijd altijd bij een lagere snelheid. X Rijd alleen haaks op de contouren van de helling, d.w.z. omhoog en omlaag. U kunt dwars op de helling rijden maar let extra goed op en doe het alleen wanneer u de machine keert. Rijd, als dat mogelijk is, niet dwars op de helling. X Let er bij het keren vooral op dat er niet een wiel over een verhoogd obstakel (steen, boomwortel, enz.) rijdt. X Rijd langzamer wanneer u van een helling of over obstakels rijdt. Let vooral goed op bij het keren en het keren op hellingen. X Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u stopt op een helling. Fout Wanneer u de machine overbelast door te rijden op hellingen van meer dan 10° (15°), bestaat het risico dat u de transmissie ernstig beschadigt. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die zo ontstaat. 213 5.6 DE GRASOPVANGBAK LEGEN Wanneer de grasopvangbak vol is, wordt dat waargenomen door de flap voor grasopvang bak vol. U kunt, wanneer de bak vol is, het niveau laten dalen door het schuivende gedeelte van de flap te bewegen (door de arm langer en korter te maken). (1) Schuivend gedeelte uitgeschoven = grasopvangbak minimaal gevuld 5.6a (2) Schuivende gedeelte ingeschoven = grasopvangbak maximaal gevuld Procedure het leegmaken: X Rij de machine naar de plaats waar u de grasopvangbak wilt legen. Zet de machine stil en schakel de rem in. Gebruik op een helling de parkeerrem. X Schakel het maaimechanisme uit door de aan/uit-schakelaar omlaag te duwen. X Als de AUT/MAN-schakelaar op de machine is geïnstalleerd, laat deze schakelaar dan staan in de stand "AUT". X Zet de gashendel in de stand "MIN". X Op machines waarbij de grasopvangbak met de hand omhoog moet worden gebracht en gekanteld: Schuif de handgreep van de lifthendel van de grasopvangbak helemaal omhoog (1) en kantel omlaag (2), zodat de bak wordt leeggemaakt, laat de bak ongehinderd leegstromen, laat vervolgens langzaam los zodat de bak terugkantelt. X 5.6b Op machines voorzien van een mechanische voorziening voor het omhoogbrengen en kantelen van de grasopvang: Druk de kantelschakelaar van de grasopvangbak in de positie "TILT UP" (Omhoog kantelen) en houd omlaag gedrukt tot de grasopvangbak helemaal omhoog is gekomen. Wanneer deze positie is bereikt, laat u de schakelaar los en wacht tot de opvangbak is leeggestroomd. Verplaats vervolgens de schakelaar naar positie "TILT DOWN" (Omlaag kantelen) en houd omlaag gedrukt tot de grasopvang geheel is teruggekanteld. Wanneer de standaardpositie is bereikt, laat u de schakelaar los. X Wanneer de opvangbak terug is in de uitgangspositie, kunt u het maaimechanisme weer inschakelen met de hendelschakelaar. 214 6. ONDERHOUD EN AFSTELLING Op juiste wijze regelmatig uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden en inspecties dragen ertoe bij de probleemloze levensduur van de tractormaaier te verlengen. Versleten of beschadigde onderdelen moeten op tijd worden vervangen. Wanneer u onderdelen vervangt, gebruik dan alleen originele reserveonderdelen. Wanneer niet-originele onderdelen worden gebruikt kan de machine beschadigd raken, de gezondheid van de bestuurder of van andere personen gevaar lopen en in de garantieperiode zal de garantie komen te vervallen. U kunt reserveonderdelen bestellen wanneer u contact opneemt met de fabrikant van de machine of een geautoriseerde servicewerkplaats. 6.1 OVERZICHT VAN INSPECTIES EN ONDERHOUD SERVICEPERIODE Regelmatig onderhoud Activiteit Controleer het oliepeil (transmissie, motor) Voor elk gebruik Na de eerste 2 uur € € Motorolie verversen Vervanging van het brandstoffilter Accuonderhoud (controleer elektrolytniveau, reiniging) Inspectie en afstelling van de aandrijfriemen Inspectie van de rembedieningsfuncties Inspectie van bandenspanning Inspectie van de kabelbevestigingen (losse snelkoppeling van onderdelen) Het maaimechanisme reinigen Inspectie van de boutbevestigingen Inspectie van spanning van de getande aandrijfriem van de maaimessen Inspectie van de juiste spanning van de V-riem van het maaimechanisme Inspectie en afstelling van speling tussen vooras en het stuurmechanisme Inspectie van werkende staat van veiligheidsschakelaars en -elementen Inspectie en afstelling van de motor, transmissie, elektromagnetische koppeling Inspectie en onderhoud van het luchtfilter, de bougies, en vervang dit/ deze als dat nodig is Inspectie van de staat van het maaimechanisme (speling, asuitlijning, inspectie en slijpen van de maaibladen) Na de eerste 5 uur Na elk gebruik Onderhoud in uren Maandelijks 25 50 Seizoenonderhoud 100 Voor het seizoen €1,2 € Na het seizoen (machine buiten gebruik stellen) € € € €4 € € € € € € € € € € € € € € €4 € €4 € € € € € € € € € €1,2 €3 Uitleg voor tabel: 1 = Ververs de olie vaker als de tractormaaier zwaarder wordt belast of werkt bij buitentemperaturen van 35 °C of hoger. 2 = Als de machine werkt in een stoffige omgeving, voer de inspectie dan vaker uit. 3 = Voer de inspectie vaker uit als de machine werkt in een omgeving met veel zand. 4 = Voor de inspectie vaker uit als een nieuwe riem is gemonteerd. 215 6.2 DAGELIJKSE INSPECTIES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN - Zorg er, voordat u begint met onderhouds- of reparatiewerkzaamheden, voor dat u volledig bekend bent met alle instructies, beperkingen en aanbevelingen in deze gebruikershandleiding. - Haal altijd de sleutel uit het contact en neem de bougiekabels los, voordat u schoonmaak-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoert. - Draag tijdens het werk geschikte werkkleding en werkschoenen. Draag geschikte handschoenen wanneer u een maaimes hanteert of bij werkzaamheden waarbij u het risico loopt van snijwonden. - Zorg ervoor dat u geen brandstof, olie of andere gevaarlijke stoffen morst. Houd u bij het verwerken van gebruikte olie, brandstof of andere gevaarlijke stoffen altijd aan de geldende milieuvoorschriften. 6.2.1 VOOR U WERKZAAMHEDEN BEGINT X INSPECTIE VAN BANDENSPANNING Let er op dat de banden de voorgeschreven spanning hebben en controleer de bandenspanning regelmatig. Het behoud van de voorgeschreven bandenspanning is van belang voor een gelijkmatig maairesultaat. Verschillende bandenspanningen kunnen moeilijkheden veroorzaken bij het rijden en kunnen zelfs leiden tot verlies van controle over de machine. De spanning in de voor- en achterbanden moet tussen de 80 - 140 kPa zijn. Het verschil tussen de individuele banden mag ± 10 KPa zijn. X INSPECTIE VAN HET OLIEPEIL IN DE MOTOR Parkeer de tractormaaier op een horizontaal oppervlak. Open de motorkap en draai de dop van de vulopening los. Draai de peilstok los, veeg deze droog, plaats de peilstok weer en draai vast. Draai de peilstok weer uit en lees het oliepeil af. Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe totdat de "FULL" markering wordt bereikt. Nadere bijzonderheden over het controleren en bijvullen van olie vindt u in de aparte gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor wordt geleverd. X INSPECTIE VAN KABELS EN BEVESTIGING VAN BOUTEN Controleer de status van de kabels (visueel) en of de bouten strak zijn aangedraaid (met de hand). X INSPECTIE VAN WERKING VAN DE REMMEN Controleer dat de remmen goed werken. Ga als volgt te werk: X Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en schakel de motor uit. X Trap het rempedaal in en schakel de parkeerrem in. X Schakel met behulp van de by-passhendel de aandrijving van de achterwielen uit. X Probeer de machine naar voren te duwen. Als de achterwielen draaien, moeten de remmen worden nagezien. Neem contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats en laat de remmen afstellen. 6.2.2 NADAT U WERKZAAMHEDEN HEBT BEEINDIGD X DE MACHINE CONFIGUREREN Breng na het voltooien van de maaiwerkzaamheden het maaimechanisme omhoog in de hoogste stand en schakel de aandrijving van de maaimessen uit. Schakel het contact uit, trap het rempedaal in en zet de machine vast met de parkeerrem. Sluit de brandstoftoevoer op machines, indien aanwezig. X DE MACHINE REINIGEN Verwijder alle resten van vuil en gras van het oppervlak van de tractor, de uitwerpbuis en het maaimechanisme. Reinig de textielen zak van de grasopvang grondig. Wanneer deze is verstopt met gras kan de machine de grasopvangbak minder goed vullen. 216 X DE MACHINE WASSEN Parkeer de machine, voor u gaat wassen, op een geschikte vlakke ondergrond. X Grasopvangbak: - neem de grasopvangbak van de machine, was deze schoon en laat drogen. X Kunststof onderdelen van de machine: - reinig deze met een spons en water met een zeepoplossing. X Maaimechanisme: - was het binnengedeelte en ook het onderdeel van de uitwerpbuis - schuif een slang van de juiste diameter op de aansluitingen op de kap van het maaimechanisme. Start de motor, schakel het maaimechanisme in en spoel het maaimechanisme gedurende 10 minuten schoon met stromend water. Deze spoelprocedure moet na iedere maaibeurt worden uitgevoerd. 6.2.2 Kom niet met water in de buurt van de elektrische uitrusting op het instrumentenpaneel, accu, enz. 6.3 REGELMATIGE CONTROLES, ONDERHOUD EN AFSTELLING 6.3.1 ACCU Wanneer u de accu goed en regelmatig onderhoudt, zal deze langer meegaan. Controleer daarom regelmatig de conditie van de accu in overeenstemming met de instructies in de handleiding van de fabrikant. X Houd de polen van de accu schoon. Als er zich vuil op verzamelt, of zij worden roestig, maak ze dan schoon volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de accu. Onderbreking van het circuit die wordt veroorzaakt door oxidatie van de contacten, kan ertoe leiden dat de accu niet meer wordt opgeladen door de motor! X X Controleer regelmatig de conditie van de elektrolyt. Het niveau moet staan in het bereik MIN - MAX. Gebruik alleen gedistilleerd water wanneer u de elektrolyt bijvult. Een lege accu moet zo snel mogelijk worden opgeladen, anders worden de cellen onherstelbaar beschadigd. De accu moet altijd worden opgeladen: - voorafgaand aan de eerste ingebruikname - wanneer u de accu lange tijd niet zult gebruiken - voorafgaand aan het opstarten na een langere onderbreking X Gebruik, als de accu moet worden vervangen, altijd een accu van hetzelfde formaat en type. X Nadere bijzonderheden over het controleren en onderhouden van accu's vindt u in de aparte gebruikershandleiding die door de fabrikant van de accu wordt geleverd. 217 6.3.2 MOTOR X OLIE VERVERSEN Neem een lege container van tenminste 2 liter wanneer u olie gaat verversen. Om ervoor te zorgen dat alle olie uit de motor loopt, kunt u het beste de machine laten overhellen naar de zijde van de aftrapschroef door er aan de zijde er tegenover bijv. houten blokken onder te zetten. Tap de olie af wanneer deze nog warm is. X Schroef de vulopening van de olie los, zodat de olie beter en sneller uit het motorblok loopt. X Verwijder de aftapschroef en laat alle olie lopen in de container die u hebt klaargezet. X Schroef de aftapschroef weer in en vul het motorblok met de juiste hoeveelheid aanbevolen olie ( Gebruikershandleiding voor de motor) en sluit de olievuldop. X Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok. Vul olie bij tot het juiste niveau, als dat nodig is. Nadere bijzonderheden over het verversen van olie en ook over het soort olie en de hoeveelheid, vindt u in de aparte gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor wordt geleverd. - Wij adviseren u uw handen grondig te wassen met water en zeep als uw handen in contact zijn gekomen met gebruikte olie. - Verwerk de gebruikte olie in overeenstemming met de voorschriften van de milieuwetgeving. Lever de olie in een gesloten container in bij een inzamelpunt voor gebruikte olie. U mag onder geen enkele omstandigheid de gebruikte olie wegdoen bij het huishoudelijk afval of de gebruikte olie door de afvoer of in de grond gieten. X ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER Laat de motor nooit draaien zonder een luchtfilter. De motor zal dan snel slijten. Onderhoud het luchtfilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding die door de fabrikant van de motor is geleverd. X ONDERHOUD VAN DE BOUGIE De motor kan alleen perfect lopen als de bougie op de juiste wijze is afgesteld en vrij is van verontreiniging. - Gebruik altijd alleen de bougie die door de fabrikant van de motor wordt opgegeven! - Als u de motor kort voor de inspectie of vervanging van de bougie laat lopen, is de bougie heel erg heet. Wees dus voorzichtig en brand u niet. X Neem de bougiekabel los en verwijder de bougie met behulp van een steeksleutel. X Inspecteer het uiterlijk van de bougie. Als de bougie zichtbaar ernstig versleten is of als de isolator is gebarsten of er zijn stukken van afgebroken, moet u de bougie vervangen. X Als de bougie vuil is en slechts een beetje versleten, moet de bougie voorzichtig worden gereinigd met een geschikte (koperen) draadborstel. X Stel met behulp van een voeler de afstand van de elektroden in ( Gebruikershandleiding voor de motor). X Zet de bougie na het uitvoeren van onderhoud of na vervanging stevig vast. Een bougie die niet goed is vastgezet, kan heel heet worden en dat kan ernstige beschadiging van het motorblok tot gevolg hebben. Controleer, onderhoud en vervang de bougies volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de motor die door de fabrikant is geleverd. 218 X VERVANGING VAN HET BRANDSTOFFILTER Laat de motor nooit draaien zonder een luchtfilter. De motor zal dan snel slijten. Vervang het brandstoffilter volgens de instructies in de gebruikershandleiding voor de motor die door de fabrikant is geleverd. 6.3.3 LAMPEN VERVANGEN De lampen zitten in een houder met bajonetsluiting en zijn bereikbaar wanneer u de kap optilt. Gebruikte typen gloeilampen: Halogeenlampen MR16 12V / 20W GU5.3 X Druk, wanneer u de halogeenlamp vervangt eerst op de nok (1) en schuif de lamp uit de houder (2). Voor het inzetten van lampen gaat u in omgekeerde volgorde te werk. 6.3.3a Gebruik, wanneer u een lamp vervangt, altijd hetzelfde type lamp of een vergelijkbaar model dat wordt aanbevolen door de verkoper van lampen! 6.3.4 EEN ZEKERING VERVANGEN Als een zekering doorslaat, slaat de motor onmiddellijk af, het maaimechanisme stopt en alle indicatorlampjes op het instrumentenpaneel zullen uitgaan. U moet in dat geval uitzoeken welke zekering is doorgeslagen en deze vervangen door een nieuwe. U mag in geen geval een doorgeslagen zekering vervangen door een zekering die een hogere specificatie heeft! De zekeringen zijn geplaatst op de stuurkolom en u kunt daarbij komen door de kap op te tillen en de beschermende kap van de zekeringen te nemen. X Verwijder de zekering en vervang deze door een zekering van hetzelfde type als de eerste zekering, bijv., 15A of 5A. Als de motor of het maaimechanisme nog niet werkt, als u de zekering hebt vervangen, neem dan contact op met een geautoriseerde servicewerkplaats. X Enkele machinemodellen zijn voorzien van een centraal schakelbord. U mag onder geen enkele voorwaarde knoeien aan het schakelbord! De enige uitzondering is het vervangen van zekeringen. 6.3.5 DE MACHINE OPTILLEN Als u de tractormaaier wilt optillen, gebruik dan een krik en steunen. Ga als volgt te werk: X Plaats de krik onder de versnellingsbak op de achteras en krik het achterste gedeelte van de machine op. X Plaats twee steunen onder de uiteinden van de assen aan de binnenzijde van de achterwielen. X Til de voorkant van de machine en plaats een steun onder ieder uiteinde van de assen van de voorwielen. Laat de machine nooit kantelen naar de zijde van de carburateur. Er zou dan olie in het luchtfilter kunnen komen! 6.3.6 MAAIMECHANISME - SLIJPEN EN VERVANGEN VAN MESSEN X DE MESSEN SLIJPEN De maaimessen moeten scherp zijn, gebalanceerd en recht. Wanneer u werkt met niet goed geslepen of beschadigde maaimessen, wordt gras uit de grond getrokken, worden gazons beschadigd en wordt het gemaaide gras niet goed in de grasopvang verzameld. - Repareer niet een mes dat is verbogen of op een andere manier is beschadigd, vervang het onmiddellijk. - Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt. 219 Procedure voor het slijpen: X Verwijder de grasopvangbak, kantel de machine naar de rechter zijde en plaats er geschikte steunen onder. U kunt het beste iemand vragen u te helpen bij het kantelen van de machine, zodat wordt voorkomen dat een onderdeel van de machine beschadigd raakt of u zich verwondt. X Schroef de beide messen los en reinig deze. X Slijp eerst de messen met een slijptol en daarna met een vijl. 6.3.6a Slijp de messen nooit terwijl zij nog aan het maaimechanisme vastzitten. X Plaats de messen, wanneer u ze hebt geslepen, nog niet, maar controleer de uitlijning ervan, zie de procedure hieronder. X Controleer, voorafgaand aan het terugplaatsen van de messen, de conditie van de splitpennen, die dienen als bescherming van het maaimechanisme. Als de splitpennen beschadigd zijn, vervang deze dan onmiddellijk. Er worden reserve-splitpennen bij de 6.3.3b machine geleverd. X Schroef de messen nadat u de uitlijning en de splitpennen hebt gecontroleerd weer op hun plaats. Let er tijdens de installatie op dat de buiging van de messen naar boven wijst in de carrosserie van het maaimechanisme. Verwissel de linker en rechter messen niet. Het rechter mes heeft een bout met een linkse schroefdraad. X Zet de bevestigingsbouten nauwkeurig vast met een momentsleutel en het voorgeschreven aanhaalmoment van 30 ± 3 Nm. Dit aanhaalmoment wordt bereikt wanneer de tangentiale (holle) veer onder de bevestigingsbout volledig wordt ingedrukt en vanaf dit punt moet de bout niet verder worden vastgezet. X DE MESSEN UITBALANCEREN Besteedt extra aandacht aan het rechtzetten en uitlijnen van de mensen. De trillingen van messen die niet zijn rechtgezet en uitgebalanceerd, kunnen de motor of het maaimechanisme beschadigen. Steek, wanneer u gaat uitbalanceren, een schroevendraaier in de centrale opening en plaats het mes in een horizontale stand. Als het mes in deze positie blijft, is het uitgebalanceerd. Als één van de uiteinden van het mes zwaarder is, slijp deze kant dan tot het mes uitgebalanceerd is. Wanneer u het mes uitbalanceert door middel van slijpen, mag u het niet korter maken. Meer statische onbalans dan 2 gr. is niet toegestaan. Als u twijfelt over deze procedure, neem dan contact op met een geautoriseerde onderhoudsdienst, die u graag zal adviseren. X MESSEN VERVANGEN Als door frequent gebruik de messen zijn beschadigd, kunnen zij niet goed worden uitgebalanceerd of geslepen en moeten zij worden vervangen. Ga als volgt te werk: X Verwijder de grasopvangbak, kantel de machine naar de rechter zijde en plaats er geschikte steunen onder. U kunt het beste iemand vragen u te helpen bij het kantelen van de machine, zodat wordt voorkomen dat een onderdeel van de machine beschadigd raakt of u zich verwondt. X Schroef beide mensen los. X Controleer, voorafgaand aan het plaatsen van de messen, de conditie van de splitpennen, die dienen als bescherming van het maaimechanisme. Als de splitpennen beschadigd zijn, vervang deze dan onmiddellijk. X Controleer dat de messen zijn uitgebalanceerd. X Schroef de nieuwe messen vast. Let er tijdens de installatie op dat de buiging van de messen naar boven wijst in de carrosserie van het maaimechanisme. Verwissel de linker en rechter messen niet. Het rechter mes heeft een bout met een linkse schroefdraad. X Zet de bevestigingsbouten nauwkeurig vast met een momentsleutel en het voorgeschreven aanhaalmoment van 30 ± 3 Nm. Dit aanhaalmoment wordt bereikt wanneer de tangentiale (holle) veer onder de bevestigingsbout volledig wordt ingedrukt en vanaf dit punt moet de bout niet verder worden vastgezet. 220 - Wanneer de mensen op een vast obstakel stuiten, stop de motor dan onmiddellijk en controleer de messen! De splitpennen kunnen beschadigd of gebroken zijn. - Draag altijd zware werkhandschoenen wanneer u met de maaimessen werkt. 6.3.7 MAAIMECHANISME - INSPECTIE EN UITBALANCEREN U bereikt de beste maairesultaten wanneer het maaimechanisme is ingesteld op de juiste maaihoogte en de beide zijden van het mechanisme waterpas zijn. Daarom moet u regelmatig de afstanden A, B en C controleren. Afstand A is de voorste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en deze moet 23 - 25 mm boven de grond zijn. Afstand B is de achterste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en moet 28 - 32 mm boven de grond zijn, dat wil zeggen, de achterste rand moet 5-8 mm hoger zijn dan de voorste rand. 6.3.7a Distance C geeft de instelling van het maaimechanisme weer in zijwaartse richting en de afstand tussen de linker- en de rechterzijde mag niet meer dan 5 mm zijn. Plaats, voordat u met de afstelwerkzaamheden begint, de machine op een zo vlak mogelijke ondergrond, pomp alle banden op tot de aanbevolen spanning (80 -140 kPa, ± 10 kPa tussen de individuele banden) en zet de machine vast zodat verplaatsing onmogelijk is (bijv., met een geschikte wig, enz.). X Maak de veiligheidspennen aan de rechterzijde van de kap van het maaimechanisme los door een schroevendraaier in de groef van de pen te steken en de pen naar links te draaien. Neem de kap van de machine. 6.3.7b X Schroef twee moeren en de ring van het spanmechanisme van de aandrijfriem op het maaimechanisme. Hierdoor komen de veer en de riem vrij. Neem de riem van de riemschijven. 6.3.7c X Draai de riemschijf zo dat u bij de bouten aan de achterzijde van het maaimechanisme kunt komen. X Stel de juiste afstanden A, B en C in door de bouten in het voorste en achterste gedeelte van het maaimechanisme af te stellen. 6.3.7d Bij het afstellen van afstand C wordt u geadviseerd iets onder beide zijden van de kap van het maaimechanisme te plaatsen, gebruik een onderplaat van dezelfde afmeting (bijvoorbeeld, houten planken, enz.) en zet hiermee het mechanisme waterpas, zo dat de afstand van de grond aan de linker- en rechterzijde gelijk is. X Zet, na het instellen van de juiste afstanden van het maaimechanisme, alle losse bouten en moeren vast met een aanhaalmoment van 55 - 65 Nm. Zet na het opzetten van de aandrijfriem en het spanmechanisme, de moeren zo vast dat de lengte van de spanveer 85 ± 1 mm is. Bevestig de kap van het maaimechanisme weer. Als u niet zeker weet hoe u deze procedure moet uitvoeren, laat een servicecentrum het dan voor u doen. 6.3.8 MAAIMECHANISME - CONTROLEREN EN DE RIEM AFSTELLEN Omdat er veel van de aandrijfriem wordt gevergd neemt de spanning van de riem na verloop van tijd af en moet de riem worden gespannen. De riem wordt gespannen met een spanmechanisme met een veer en is goed gespannen op het moment dat een kracht van 4 kPa wordt uitgeoefend midden tussen de riemschijven en de riem ongeveer 0,5 cm gebogen is. U kunt de kracht meten met een standaard mechanische dynamometer die verkrijgbaar is in winkels die dergelijke producten verkopen. X X X Maak de veiligheidspennen aan de rechterzijd van de kap van het maaimechanisme los door een schroevendraaier in de groef van de pen te steken en de pen naar links te draaien. Neem de kap van de machine. 6.3.7b Zet de moer van de spanbout zo vast dat de lengte van de spanveer 85 ± 1 mm is. 6.3.7c Bevestig de kap van het maaimechanisme weer. 221 6.3.9 MAAIMECHANISME - HET VAN DE MACHINE HALEN X Plaats het maaimechanisme in de laagste positie door de hendel voor de hoogte-afstelling in positie 1 te plaatsen. X Neem de kap van het maaimechanisme ( X 6.3.7 en 6.3.7b). Til de grasafvoerbuis (1) wat op en schuif de buis van de twee pennen die aan het frame van het maaimechanisme zijn gelast. Verplaats vervolgens de buis ongev. 10 cm naar achteren (2) en zet de buis vast, of neem de buis geheel uit via de achterplaat. 6.3.9a X Schroef twee moeren en de ring van het spanmechanisme van de aandrijfriem op het maaimechanisme. Hierdoor komen de veer en de riem vrij. Neem de riem van de riemschijven. 6.3.7c X Draai de riemschijf zo dat u bij de bouten aan de achterzijde van het maaimechanisme kunt komen. Schroef de bouten los. X X Het is niet nodig de bouten aan de voorzijde van het maaimechanisme te verwijderen, het is voldoende het mechanisme van de bevestigingbeugel te nemen. 6.3.7d 6.3.9b Trek langzaam het maaimechanisme uit de machine. 6.3.9c 6.3.10 ONDERHOUD VAN STUURMECHANISME Controleer regelmatig dat er niet teveel speling is tussen het getande stuursegment en het rondsel van het stuurwiel. Neemt u meer speling waar, dan moet die worden verholpen. Wanneer dit onderhoud wordt verwaarloosd kan dat leiden tot beschadiging van de componenten van het stuurmechanisme. Procedure voor het beperken (aanpassen) van speling: X Open de kap van de machine. X Draai twee M12-moeren (1) op de bout van de excenterschijf los. X Plaats een geschikte steeksleutel op de zeskantige moer van de excenterschijf (2) en draai totdat de speling tot een minimum is beperkt. X Zet beide M12-moeren (1) vast met een aanhaalmoment van 35 - 45 Nm. 6.3.10 6.3.11 DE RIJAANDRIJFRIEM CONTROLEREN EN AFSTELLEN Controleer regelmatig de toestand en de spanning van de rijaandrijfriem. Zodra de riem begint te slippen of als u een brandlucht ruikt, moet de riem worden gespannen of vervangen. X Neem de kap van het maaimechanisme ( X 6.3.7 en 6.3.7b). Stel, door de moeren op de bout vast te zetten, de veer in op een lengte van 55 ± 1 mm. 6-3-11 Span de riem niet tot boven dit niveau, dit verkort de levensduur en kan beschadiging van de overbrenging geven! X Bevestig de kap van het maaimechanisme weer. 6.3.12 RIEMEN VERVANGEN Het vervangen van de aandrijfriem en is een betrekkelijk veeleisend karwei dat moet worden uitgevoerd door een geautoriseerde servicewerkplaats. 222 6.3.13 WIELEN VERVANGEN Parkeer, voordat u één van de wielen wisselt, de tractor op een stevige vlakke ondergrond, zet de motor uit en neem de sleutel uit het contact. Ga voor het wisselen van het wiel als volgt te werk: X Krik de machine met een geschikte krik op aan de zijde waar u de vervanging wilt uitvoeren. Plaats de krik onder een stevig deel van het frame of op de arm van de overbrenging. Zet met een houten blok de machine vast zodat deze niet van de krik kan rollen. X Verwijder de beschermkap van het wiel (alleen de voorwielen). X Verwijder met behulp van een geschikte schroevendraaier de borgring en de tussenring. X Trek het wiel van de as. Op de achterwielen is er een asveer. 6.3.13 Ga in omgekeerde volgorde te werk voor het weer bevestigen van het wiel. Reinig, voordat u het wiel plaatst, alle onderdelen en smeer de as licht met een smeermiddel voor kunststof. Vooral voor de wielen op de achteras is deze smering van groot belang voor het weer afnemen van de wielen. Als u deze smering niet toepast, zal het misschien zeer moeilijk zijn de wielen weer op de as te bevestigen. Let bij het bevestigen van een achterwiel goed op de onderlinge uitlijning van de pen op de as en de groef op het wiel. 6.3.14 EEN LEKKE BAND REPAREREN De machine is voorzien van banden zonder binnenband. Laat een lekke band repareren door een gespecialiseerd bandencentrum of bij een geautoriseerde servicewerkplaats voor Seco-machines. 6.3.15 ONDERHOUD VAN DE HYDROSTATISCHE TRANSMISSIE De transmissie kan alleen betrouwbaar zijn werk doen als het juiste oliepeil gehandhaafd blijft. U kunt de vulopeningen van de overbrengingen bereiken wanneer u de afvoerbuis van de machine haalt ( 6.3.9). De voorgeschreven waarden staan in de handleiding van de fabrikant die het machineonderdeel heeft geleverd. Roep, in het geval van problemen met de overbrenging, onmiddellijk de hulp in van een geautoriseerde servicewerkplaats, omdat anders het risico bestaat van ernstige beschadiging. 6.3.16 OVERZICHT VAN HET AANHAALMOMENT VAN BEVESTIGINGEN VAN BOUTEN Maaimechanisme: Aanhaalmoment Centrale mesbout 30 ± 3 Nm M12-moeren op de riemschijven van maaiaandrijving 45 - 55 Nm Stuurmechanisme: Bout M8x30 van het stuursegment 15 - 25 Nm M12-moer van stuursegment 45 - 55 Nm Motor: Bout van de elektromagnetische koppeling 60 - 70 Nm Bout van de houder van de riemschijf van de aandrijving 25 - 35 Nm Wanneer u borgmoeren losneemt, moeten zij worden vervangen door nieuwe. 6.4 SMERING Smeer de machine volgens het onderstaande smeerschema. Kogellagers van de spanpoelies, geleidepoelies en lagers op het maaimechanisme zijn zelfsmerend. Smeer, voordat u de machine voor langere tijd buiten gebruik stelt, grondig alle punten die in het schema worden getoond. Te weten, de halve as van de voor- en achteras (hiervoor moeten de achterwielen worden verwijderd). 223 Symbool Uitleg Smeermiddel voor kunststof 6.4 Olie SAE 30 Interval in uren Smeermiddel voor kunststof wordt gebruikt voor de smering van: X hoekverbindingen van de stuurtrekstangen - verwijderen, smeren X bout van trekstang van de rem - smeer de trekstang in de buurt van het boutgat X bout van trekstang van het heftoestel van het maaimechanisme - smeer de trekstang in de buurt van het boutgat X hoekverbindingen van de stuurtrekstangen - verwijderen, smeren X wielpen hoekverbindingen - verwijderen, smeren X voorwiellagers X wielpennen die door de as gaan X centrale draaiende pen van de vooras - via de smeernippel X lager stuurwielas - smeren X getand stuursegment en excenterschijf - smeren X wielpennen van de vooras voor de bevestiging van het voorwiel. X halfassen achter voor de bevestiging van het achterwiel Draaipunten worden gesmeerd met olie: X rempedaal 224 7. STORINGEN EN GEBREKEN HERSTELLEN Voer geen reparaties uit als u niet de geschikte technische apparatuur en kwalificaties hebt. De reparaties die hieronder worden genoemd, kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Wanneer de gebruiker reparaties uitvoert die niet hier worden genoemd, zal de garantie komen te vervallen. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die ontstaat door door de gebruiker slecht uitgevoerde, niet-goedgekeurde reparaties. Storing, gebrek Oplossing Het maaimechanisme maait ongelijkmatig Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Controleer dat de messen scherp zijn en niet vervormd. Controleer dat de messen zijn vastgezet. 6.3.7). Stel de hoogte opnieuw Controleer de hoogte-instelling van het maaimechanisme ( af, als deze niet goed is afgesteld. 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer de spanning van de aandrijfriem X Controleer dat de messen zijn vastgezet. Vervang deze als zij zijn beschadigd of al te zeer ingesleten. Er blijft een strook ongemaaid tussen de maaimesrotors X Controleer de behuizingen van de lagers op beschadiging. Voer een inspectie uit en besluit tot reparatie of vervanging. Wanneer u dik gras maait of gras dat te nat is, zal misschien een strook blijven staan. Pas de rijsnelheid aan aan de condities van het te maaien terrein door de juiste versnelling te kiezen. De motor mag niet vol gas lopen. X Controleer dat de messen scherp zijn en onbeschadigd. Vervang de messen als dat nodig is. Het maaimechanisme trekt zoden uit het gazon 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer de spanning van de aandrijfriem ( X Controleer de behuizingen van de lagers op beschadiging. Voer een inspectie uit en besluit tot reparatie of vervanging. X Controleer de maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is. Op ongelijkmatig terrein worden vaker zoden uit het gazon getrokken. X Controleer of de messen verbogen zijn. Vervang de messen als dat nodig is. Het maaimechanisme werpt het gras niet uit X Verwijder gras dat zich heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Onder natte condities kunnen de afvoerbuis en de onderzijde van de uitgang van het maaimechanisme verstopt raken met gras. Maai geen nat gras. X Pas de rijsnelheid aan aan de condities van het te maaien terrein door de juiste versnelling te kiezen. De motor mag niet vol gas lopen. Wanneer u lang gras maait, maai dan eerst met een hoge afstelling en daarna pas op de gewone hoogte. Volg de informatie in hoofdstuk 5.5.3. X Controleer de spanning van de aandrijfriem ( 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer, vooral na het vervangen van de messen, dat de messen goed zijn geïnstalleerd. De aandrijfsnaar van het maaimechanisme stopt tijdens het werken X Wanneer de aandrijfsnaar uit de riemschijf is gesprongen terwijl de machine rijdt, zal de snaar misschien beschadigd zijn. Als de snaar ook loskomt nadat u aan de hand van de volgende stappen een controle hebt uitgevoerd, moet de snaar worden vervangen. 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer de spanning van de riem ( X Controleer de loop van de riem. X Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is. X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is. X Inspecteer alle riemschijven. Gedeukte of gescheurde poelies kunnen problemen veroorzaken. Vervang deze, als dat nodig is. X Controleer het binnenoppervlak van de riemschijf van de motor. Als het oppervlak ruw is of gescheurd, moet de riemschijf worden vervangen. X Controleer de onderdelen van het spanmechanisme op slijtage, vervang de versleten onderdelen, als dat nodig is. De aandrijfsnaar van het maaimechanisme slipt X Als het gras te hoog is of nat, kan de aandrijfsnaar van het maaimechanisme slippen. Controleer dat de riem niet versleten is. Vervang de riem als dat wel zo is. X Controleer de spanning van de riem ( 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer de spanveer van het spanmechanisme van de riem. Vervang de veer als deze te ver is uitgerekt of beschadigd is. De aandrijfsnaar van het maaimechanisme slijt uitzonderlijk veel X Controleer alle punten langs de weg die de riem aflegt. Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is. X Controleer de riemschijven en vervang ze als ze beschadigd zijn. X Controleer de ingestelde maaihoogte en pas deze aan, als dat nodig is. X Controleer de spanning van de riem ( 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. De maaimessen kunnen niet in beweging worden gezet X Controleer dat de snaar niet versleten en niet beschadigd is. Vervang de riem als dat wel zo is. Span de riem als deze te los is. X Controleer de veer van het spanmechanisme. Vervang de veer als deze gebarsten of beschadigd is. X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is. X X X X 225 Storing, gebrek Oplossing De maaimessen stoppen met een vertraging 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. Als de riem X Controleer de spanning van de riem ( niet meer kan worden gespannen, als gevolg van aanzienlijke slijtage, vervang de riem dan. X Controleer of de riem misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is. X Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed overschakelt. Laat de koppeling, als deze niet goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats. De snaren trillen heel erg wanneer u het maaimechanisme inschakelt X Controleer dat de messen niet verbogen of krom zijn, controleer ook dat ze zijn uitgebalanceerd. Vervang ze, als ze verbogen zijn. X Controleer dat er geen brandplekken of onregelmatigheden op de snaar zitten, omdat deze de trillingen zouden kunnen veroorzaken. Vervang de riem, als deze beschadigd is. X Controleer dat de messen niet versleten en niet beschadigd zijn. Vervang ze als dat nodig is. X Controleer dat de elektromagnetische koppeling goed inschakelt. Laat de koppeling, als deze niet goed werkt, vervangen of repareren in een geautoriseerde servicewerkplaats. X Controleer het binnenoppervlak van de riemschijf van de motor. Als het oppervlak ruw is of gescheurd, moet de riemschijf worden vervangen. X Controleer of zich gras heeft verzameld aan de onderzijde van het maaimechanisme. Dit gras moet worden verwijderd. X Controleer of het defect niet in de bevestiging van de motor zit. Zet de bouten vast en vervang ze, als dat nodig is. X Controleer de spanning van de riem ( 6.3.8). Pas de spanning aan, als dat nodig is. De aandrijfsnaar voor het rijden van de machine slipt. 6.3.11). Pas de spanning aan, X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. ( als dat nodig is. X Controleer dat de snaar niet beschadigd of versleten is. X Controleer of het koppelingsmechanisme misschien in zijn bewegingen wordt belemmerd door een voorwerp. Verwijder dit, als dat het geval is. X De riemschijf van de motor of de riemschijf van de overbrenging is beschadigd. Vervang deze, als dat nodig is. De rijaandrijfriem van de machine piept 6.3.11) en de werkende staat van de rem. X Controleer de spanning van de rijaandrijfriem ( Pas de spanning van de riem aan, als dat nodig is. Laat de rem, als deze niet in orde is, afstellen in een geautoriseerd servicecentrum. De rijaandrijfriem raakt los tijdens het maaien 6.3.11). Pas de spanning aan, X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. ( als dat nodig is. X Controleer de loop van de riem. Pas deze aan, als dat nodig is. X Controleer of de riemschijven zijn beschadigd. Vervang ze als dat nodig is. X Controleer de ruimte in het rij-koppelmechanisme. Afwijkingen kunnen het gevolg zijn van het verbuigen van de houder van het koppelingslager. Vervang deze als dat nodig is. De machine gaat rijden wanneer u het gaspedaal indrukt X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. ( 6.3.11). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer de riemschijf van de motor en transmissie op beschadigingen of groeven. Vervang deze als dat nodig is. De machine trilt hevig tijdens het rijden X Controleer of er riemschijven zijn die zijn beschadigd of vervormd. Vervang ze als dat nodig is. X Controleer of er brandplekken of andere onregelmatigheden op de riem zitten. Vervang deze als dat nodig is. X Controleer regelmatig de spanning van de rijaandrijfriem. ( 6.3.11). Pas de spanning aan, als dat nodig is. X Controleer dat de maaimessen zijn uitgelijnd. Lijn ze uit of vervang ze als dat nodig is. Het stuurmechanisme slipt of zit los X Controleer dat er niet te veel ruimte zit tussen het rondsel en het segment. Stel het vertande element af, als dat het geval is. Controleer op slijtage van de kogelgewrichten. Vervang de gewrichten als dat nodig is. De motor loopt niet Controleer dat er benzine in de benzinetank zit. Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd ( 5.2) Controleer de zekering. Vervang deze, als dat nodig is. Controleer of er wel 12 V spanning op de polen van de accu staat. Controleer op een nieuwe machine of de accu wel is geactiveerd en opgeladen. Vervang op nieuwe machines de bougie en controleer of er zich geen olie heeft verzameld in de cilinder als gevolg van onjuiste handelingen. X Controleer dat alle draden goed zijn aangesloten en dat de schakelaars van het elektrische systeem werken. X Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de fabrikant van de motor. Laat het elektrisch systeem controleren in een gespecialiseerde werkplaats. De motor draait wel rond maar start niet 5.2) X Controleer dat de voorgeschreven procedure voor het starten van de motor is gevolgd ( Controleer dat de benzine in de brandstoftank schoon is. X Controleer dat het brandstoffilter niet verstopt is. X Controleer of de brandstofkraan wel open is (geldt alleen voor machines met een BS15-motor van 15,5 Pk). X Ga na of de gashendel wel in de stand "CHOKE" staat. X Controleer de motor opnieuw nauwkeurig volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van de fabrikant van de motor. Laat de kabels en schakelaars controleren in een gespecialiseerde werkplaats. X X X X 226 Storing, gebrek Oplossing De machine kan niet van z'n plaats worden geduwd, of slechts met moeite X Controleer dat de by-passhendel in de stand "0" staat. Er klinkt een "fluitend" geluid tijdens het rijden X Controleer de condition van de riemen en de spanpoelies Als het probleem aanhoudt neem dan onmiddellijk contact op met een erkend servicecentrum. De machine kan niet op normale wijze worden gestart X Gebruik het noodrijsysteem en rijd de machine naar een locatie waarvandaan transport naar een 5.2.1) servicecentrum mogelijk is ( 7.1 RESERVEONDERDELEN BESTELLEN Wij adviseren u uitsluitend oorspronkelijke reserveonderdelen te gebruiken, zodat veiligheid en geschiktheid zijn gegarandeerd. Bestel reserveonderdelen altijd bij een geautoriseerde distributeur of service-organisatie, die op de hoogte is van de actuele technische wijzigingen die worden uitgevoerd op de producten tijdens de fabricage. Wanneer u bij uw bestelling het serienummer opgeeft dat op de kaft van deze publicatie staat, kan gemakkelijk en snel worden vastgesteld wat de juiste reserveonderdelen zijn. Vermeld ook het jaar van fabricage dat staat op het productidentificatielabel onder de zitting van de stoel 7.2 GARANTIEBEWIJS Dit apparaat is ontworpen en gerealiseerd met de modernste productietechnieken. De fabrikant geeft een garantie van 24 maanden vanaf de aankoopdatum op de eigen producten voor privé-/hobbygebruik. De garantie is beperkt tot 12 maanden bij professioneel gebruik. Algemene garantievoorwaarden 1) De garantie geldt vanaf de aankoopdatum. De fabrikant vervangt gratis de onderdelen met defecten in materiaal, afwerking en productie via het verkoopnetwerk en de technische servicedienst. De garantie ontneemt de gebruiker niet de wettelijke rechten van het burgerlijk wetboek tegen de consequenties van de defecten of fouten veroorzaakt door het verkochte voorwerp. 2) Het technische personeel zal de defecte onderdelen zo snel als organisatorisch mogelijk is repareren. 3) Om een aanvraag tot technische assistentie onder garantie in te dienen, dient u aan het bevoegde personeel het onderstaande garantiecertificaat te tonen, voorzien van het stempel van de leverancier, volledig ingevuld en met de aankoopfactuur of bon met de aankoopdatum aangehecht. 4) De garantie vervalt in de volgende gevallen: - Duidelijk gebrek aan onderhoud, - Onjuist gebruik van het product of geknoei aan het product, - Gebruik van ongeschikte smeermiddelen of brandstoffen, - Gebruik van niet-originele reserveonderdelen of accessoires, - Reparaties die uitgevoerd zijn door onbevoegd personeel. 5) D e f a b r i k a n t s l u i t v e r b r u i k s m a t e r i a l e n e n onderdelen die aan normale werkingsslijtage onderhevig zijn, uit van de garantie. 6) Onder de garantie vallen geen aanpassingen en verbeteringen van het product. 7) Onder de garantie vallen geen afstellingen en onderhoudswerkzaamheden die nodig zouden kunnen zijn tijdens de garantieperiode. 8) Eventuele schade die veroorzaakt is tijdens het transport moet onmiddellijk gemeld worden aan de transporteur, anders vervalt de garantie. 9) Voor de motoren van andere merken (Briggs & Stratton, Subaru, Honda, Lombardini, Kohler, enz.) die op onze machines zijn gemonteerd geldt de garantie die door de fabrikant van de motor is gegeven. 10) De garantie dekt geen eventuele directe of indirecte s c h a d e , d i e ve r o o r z a a k t i s b i j p e r s o n e n o f voorwerpen door storingen in het apparaat of die voortvloeit uit het langdurig niet gebruiken van het apparaat. MODELL DATUM SERIENUMMER LEVERANCIER KÄUFER GEKOCHT DOOR DHR./MEVR. Niet opsturen! Alleen een eventueel verzoek om technische garantie aanhechten. 227 8. ONDERHOUD NA AFLOOP VAN HET SEIZOEN, DE MACHINE BUITEN BEDRIJF STELLEN Aan het eind van het seizoen of als u uw tractormaaier langer dan 30 dagen niet gaat gebruiken, is het belangrijk dat u de machine zo spoedig mogelijk gereedgemaakt voor de stalling. Als brandstof langer dan 30 dagen achterblijft in de tank, kan zich een kleverige neerslag vormen, die een negatieve invloed op de carburateur en maakt dat de motor slecht loopt. Daarom moet de benzinetank leeg worden gemaakt. - Stal de tractormaaier nooit met een volle benzinetank in gebouwen of op slecht geventileerde plaatsen, in een ruimte met brandstofdampen, open vuur, vonken of vlammen, ovens, centrale verwarming, droge lappen, enz. Hanteer brandstoffen en smeermiddelen met voorzichtigheid, ze zijn uiterst brandbaar en onvoorzichtigheid kan leiden tot ernstige brandwonden of materiële schade. - Maak de benzinetank alleen leeg in de buitenlucht, verwijderd van open vuur en gebruik goedgekeurde containers. Aanbevolen procedure voor het voorbereiden van de tractormaaier op de stalling: X Maak de hele machine volledig schoon, vooral de binnenzijde van het maaimechanisme ( 6.2.2). Maak nooit schoon met benzine. Gebruik ontvettingsmiddelen en warm water. X Repareer en lak gedeukte plekken zodat corrosie wordt voorkomen. X Vervang kapotte of versleten onderdelen en zet alle moeren en bouten die los zijn, vast. X Maak de motor klaar voor de stalling volgens de gebruikershandleiding voor de bediening en het onderhoud van de motor. X Smeer alle plaatsen die moeten worden gesmeerd en volg daarbij het schema voor de smering ( 6.4). X Neem de accu uit, maak deze schoon, vul gedistilleerd water bij tot aan de onderste gedeelten van de ringen van de vulopeningen en laad de accu volledig op. Een accu die niet is opgeladen kan bevriezen en openbarsten. Berg de accu op op een koele, droge plaats, als dat nodig is Laad de accu iedere 30 dagen op en controleer regelmatig de spanning. X Stal de tractormaaier toegedekt en in een schone en droge omgeving. De beste manier om er zeker van te zijn dat de tractormaaier het volgend seizoen weer in een optimale gebruiksconditie is, is de machine ieder jaar laten nazien en afstellen in een geautoriseerde servicewerkplaats. 8.1 MACHINERIEMEN Wanneer de maaimachine voor langere tijd buiten gebruik wordt gesteld, is het niet nodig de riemen losser af te stellen. Wij adviseren u ten zeerste, wanneer u de machine weer start, de riemen ten minste 5 minuten onbelast te laten draaien. Zo worden trillingen voorkomen en zorgt u ervoor dat de riemen na een langere periode van inactiviteit weer uitgelijnd worden in de juiste werkstand. 9. DE MACHINE NAAR DE SLOOP BRENGEN Als de operationele levensduur van de machine voorbij is, is de eigenaar van de machine verantwoordelijk voor de sloop. Bied de machine aan bij een gespecialiseerde onderneming (slopersbedrijf, inzamelpunt van afvalmaterialen, enz.). U ontvangt een gedocumenteerde bevestiging van het aanbieden voor verwerking. 228 10. VERKLARING VAN NALEVING (origineel) volgens: Richtlijn van de Raad Nr. 2006/42/EC Richtlijn van de Raad Nr. 2004/108/EC Richtlijn van de Raad Nr. 2000/14/EC A. Wij: Emak spa - via Fermi, 4 - 42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy publiceren de volgende verklaring: B. Mechanische apparatuur Zitmaaier - naam: - model: Oleo-Mac OM 92/13 H - OM 92/16 H - OM 92/16 K H Efco EF 92/13 H - EF 92/16 H - EF 92/16 K H - serienummer: AJ 00001÷99999 C. Wetgeving die de basis vormt voor de beoordeling van naleving: EN ISO 5395-1 - EN ISO 5395-3 - EN ISO 14982 D. Beoordeling van naleving werd uitgevoerd volgens de aangewezen procedure in: - Richtlijn van de Raad Nr. 2006/42/EC, Artikel 5 - Richtlijn van de Raad Nr. 2004/108/EC, Artikel 7 - Richtlijn van de Raad Nr. 2000/14/EC, Bijl. VIII onder de supervisie van een Notified Person van LRQA registratienummer 0088 71 Fenchurch street London EC3M 4BS, United Kingdom E. Type maaisysteem: draaiend mes. Maaibreedte: 92 cm F. Wij bevestigen dat: - de mechanische apparatuur die hierboven wordt gedefinieerd, voldoet aan de eisen die worden gesteld in de hierboven vermelde technische voorschriften en onder normale bedrijfscondities v e i l i g is. - maatregelen zijn genomen om naleving van alle producten die op de markt worden gebracht, te garanderen, met de technische documentatie en de eisen die in de techische voorschriften worden vermeld. - gegarandeerd emissieniveau van akoestisch vermogen LWA is 100 dB(A) Gemeten gemiddelde waarden van akoestische vermogen A afhankelijk van de gebruikte motor: Motor Briggs & Stratton 3130 Briggs & Stratton 4155 Briggs & Stratton 4175 Briggs & Stratton 7160 Emak K 1600 ADV POWERBUILT POWERBUILT INTEK INTEK Gemeten geluidssterkteniveau LWA [dB(A)] 99,59 99,50 99,40 99,65 99,40 Technische Documentatie in het bereik volgens bijlage VII voor de Richtlijn 2006/42/EC a, volgens bijlage VIII voor de Richtlijn 2000/14/EC wordt bewaard op de plaats van bedrijfsvoering van de fabrikant op het adres. Bagnolo in Piano (RE) Italy 1.10.2014 s.p.a. Fausto Bellamico - President 229 Emak S.p.A. streeft naar voortdurende ontwikkeling en verbetering van alle machines van de onderneming. Daardoor kunnen er enkele technische verschillen in terminologie in deze handleiding verschijnen, vergeleken bij het werkelijke product. Dit kan geen reden zijn vorderingen in te stellen. Afdrukken, kopiëren, publiceren en vertalen mag niet worden uitgevoerd (ook niet gedeeltelijk) zonder de schriftelijke toestemming van de Emak S.p.A. De fabrikant behoudt het recht voor technische parameters van het product te wijzigen, zonder afnemers vooraf daarvan in kennis te stellen. 230 GB WARNING! – This owner’s manual must stay with the machine for all its life. D ACHTUNG! - Dieses Anweisungsheft muß das Gerät während seiner gesamten Lebensdauer begleiten. F ATTENTION! – Le manuel doit accompagner la machine pour toute sa vie. I ATTENZIONE! – Questo manuale deve accompagnare la macchina durante tutta la sua vita. NL LET OP! - Dit handboek moet voor de gehele levensduur bij de machine blijven. E ¡ATENCIÓN! - Este manual debe acompañar a la máquina durante toda su vida útil. Mod. 3056416 - Nov/2014 PL UWAGA! - Niniejsza instrukcja powinna towarzyszyć urzÄ…dzeniu przez caÅ‚y okres jego eksploatacji. EMAK S.p.A. 42011 Bagnolo in Piano (RE) Italy Tel. +39 0522 956611 - Fax +39 0522 951555 [email protected] - www.emak.it
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316

Efco OM 92/13 H de handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor