KTM 1290 Super Duke R 2015 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2015
1290 Super Duke R EU
1290 Super Duke R AU
1290 Super Duke R FR
Artikelnr. 3213274nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 22)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Motorrad AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleuren, vormen,
materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van
redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald
model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldin-
gen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet
standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2014 KTM Motorrad AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Motorrad AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 7
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 8
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 8
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................... 9
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 9
2.5 Veilig gebruik .................................................... 10
2.6 Beschermende kleding ....................................... 11
2.7 Werkinstructies.................................................. 11
2.8 Milieu............................................................... 11
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 12
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 13
3.1 Garantie............................................................ 13
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 13
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 13
3.4 Service ............................................................. 13
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 14
3.6 Klantenservice................................................... 14
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 22
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 23
5.7 Artikelnummer stuurdemper................................ 23
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 24
6.1 Koppelingshendel .............................................. 24
6.2 Remhendel........................................................ 24
6.3 Gashendel......................................................... 25
6.4 Schakelaar links aan stuur .................................. 25
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 25
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 26
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar............................ 26
6.4.4 Menuschakelaar............................................. 27
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 27
6.4.6 Claxonknop ................................................... 28
6.5 Schakelaar rechts aan stuur ................................ 28
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 28
6.5.2 E-starterknop................................................. 29
6.6 Contact-/stuurslot............................................... 29
6.7 Wegrijblokkering ................................................ 30
6.8 Tankdop openen ................................................ 30
6.9 Tankdop sluiten ................................................. 32
6.10 Zadelslot........................................................... 33
6.11 Bagagebeugels................................................... 34
6.12 Boordgereedschap.............................................. 34
6.13 Riem ................................................................ 35
6.14 Helmbeveiliging................................................. 35
6.15 Bijrijdervoetsteunen ........................................... 36
6.16 Versnellingshendel ............................................. 36
INHOUDSOPGAVE 4
6.17 Rempedaal........................................................ 37
6.18 Zijstandaard ...................................................... 38
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 39
7.1 Overzicht........................................................... 39
7.2 Activering en test............................................... 39
7.3 Matrixdisplay..................................................... 40
7.4 Segmentendisplay.............................................. 40
7.5 Controlelampjes................................................. 41
7.6 Melding op matrixdisplay.................................... 42
7.7 Schakellicht ...................................................... 43
7.8 Service-indicatie................................................ 44
7.9 Matrixdisplay menu............................................ 44
7.9.1 "Favorites"..................................................... 44
7.9.2 "Trip 1"......................................................... 45
7.9.3 "Trip 2"......................................................... 45
7.9.4 "General Info"................................................ 46
7.9.5 "Set Favorites" ............................................... 46
7.9.6 "Settings"...................................................... 47
7.9.7 "Warning"...................................................... 47
7.9.8 "Heat Grip" (optioneel) ................................... 48
7.9.9 "MTC/ABS".................................................... 48
7.9.10 "Drive Mod" ................................................... 49
7.9.11 Menu-overzicht.............................................. 50
7.9.12 "Language".................................................... 51
7.9.13 "Distance" ..................................................... 52
7.9.14 "Temp" ......................................................... 52
7.9.15 "Pressure" ..................................................... 53
7.9.16 "Fuel Cons" ................................................... 53
7.9.17 "Clock/Date" .................................................. 54
7.9.18 "Shift Light" .................................................. 54
7.9.19 "Heat Grip".................................................... 55
7.9.20 "DRL" ........................................................... 55
8 ERGONOMIE ................................................................ 56
8.1 Stuurstand ........................................................ 56
8.2 Stuurstand instellen ....................................... 56
8.3 Basisinstelling koppelingshendel instellen............ 57
8.4 Uitgangspositie remhendel instellen .................... 58
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen ................. 58
8.6 Trapper rempedaal instellen................................ 59
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ..... 60
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen ...... 60
8.9 Versnellingshendelvlak instellen .......................... 61
9 INBEDRIJFNAME.......................................................... 62
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 62
9.2 Motor inrijden.................................................... 63
9.3 Voertuig beladen................................................ 64
10 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 66
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 66
10.2 Starten ............................................................. 67
10.3 Beginnen met rijden........................................... 68
10.4 Schakelen, rijden............................................... 68
10.5 Afremmen ......................................................... 72
10.6 Stoppen, parkeren.............................................. 74
10.7 Transport .......................................................... 76
10.8 Brandstof tanken ............................................... 77
11 SERVICESCHEMA......................................................... 79
11.1 Extra informatie ................................................. 79
INHOUDSOPGAVE 5
11.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 79
11.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 81
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 82
12.1 Voorvork/schokdemper........................................ 82
12.2 Ingaande demping voorvork instellen ................... 82
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen .................. 83
12.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 84
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen............................................................ 85
12.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen............................................................ 86
12.7 Uitgaande demping schokdemper instellen........... 87
12.8 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 87
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 90
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 90
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 90
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 91
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 92
13.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 92
13.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 93
13.7 Bestuurderszadel verwijderen .............................. 93
13.8 Bestuurderszadel monteren................................. 94
13.9 Helmbeveiliging op voertuig monteren.................. 94
13.10 Einddemper demonteren ................................. 95
13.11 Einddemper monteren .................................... 97
13.12 Kettingvervuiling controleren............................... 98
13.13 Ketting reinigen ................................................. 98
13.14 Kettingspanning controleren ............................. 100
13.15 Kettingspanning instellen ................................. 101
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............................. 102
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................................... 105
14 REMSYSTEEM............................................................ 107
14.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem............................. 107
14.2 Remschijven controleren................................... 109
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 109
14.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................. 110
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 112
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 113
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 113
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren ............ 115
15 WIELEN, BANDEN ...................................................... 117
15.1 Voorwiel demonteren .................................... 117
15.2 Voorwiel monteren ........................................ 118
15.3 Achterwiel demonteren ................................. 120
15.4 Achterwiel monteren ..................................... 122
15.5 Bandentoestand controleren.............................. 124
15.6 Bandenspanning controleren............................. 126
16 ELEKTRONICA............................................................ 127
16.1 Dagrijlicht ....................................................... 127
16.2 Accu demonteren ......................................... 127
16.3 Accu monteren ............................................. 129
16.4 Accu laden .................................................. 131
16.5 Hoofdzekering vervangen .................................. 135
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen............. 138
16.7 Lamp koplamp vervangen ................................. 141
16.8 Koplampstand controleren ................................ 144
INHOUDSOPGAVE 6
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 144
16.10 Contactsleutel activeren/deactiveren .................. 146
17 KOELSYSTEEM........................................................... 151
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 151
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren.......... 152
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 154
18.1 "Drive Mod" ..................................................... 154
18.2 MTC / motorfiets-tractiecontrole ........................ 154
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 156
19.1 Motoroliepeil controleren .................................. 156
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 157
19.3 Motorolie bijvullen ........................................... 161
20 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 164
20.1 Motorfiets reinigen ........................................... 164
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 166
21 STALLING .................................................................. 168
21.1 Stalling........................................................... 168
21.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 169
22 FOUTEN OPSPOREN................................................... 170
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 172
23.1 Motor.............................................................. 172
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 173
23.3 Vulhoeveelheden.............................................. 176
23.3.1 Motorolie .................................................... 176
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 177
23.3.3 Brandstof.................................................... 177
23.4 Chassis ........................................................... 177
23.5 Elektronica...................................................... 178
23.6 Banden........................................................... 179
23.7 Voorvork.......................................................... 179
23.8 Schokdemper .................................................. 180
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 182
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 187
25 HULPSTOFFEN........................................................... 190
26 NORMEN ................................................................... 192
INDEX ............................................................................... 193
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en bij het rijden op circuits. Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op niet geasfalteerde trajecten.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 13
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
15
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
500348-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Koppelingshendel ( pag. 24)
2 Riem ( pag. 35)
3 Boordgereedschap ( pag. 34)
4 Zadelslot ( pag. 33)
5 Bijrijdervoetsteunen ( pag. 36)
6 Bestuurdersvoetsteunen
7 Versnellingshendel ( pag. 36)
8 Zijstandaard ( pag. 38)
9 Schokdemper instelling veervoorspanning
10 Vast reservoir koelsysteem
11 Kijkglas motorolie
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
500349-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Tankdop
2 Combinatieschakelaar ( pag. 25)
3 Contact-/stuurslot ( pag. 29)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 28)
5 E-starterknop ( pag. 29)
6 Gashendel ( pag. 25)
7 Remhendel ( pag. 24)
8 Voorvork instelling ingaande demping
9 Instelling uitgaande demping voorvork
10 Rempedaal ( pag. 37)
11 Ingaande demping schokdemper ( pag. 84)
12 Schokdemper instelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
402302-10
(1290 Super Duke R EU, 1290 Super Duke R FR)
Het typeplaatje EU
is op het balhoofd links aangebracht.
5 SERIENUMMERS 21
0
0
11
402174-10
(1290 Super Duke R AU)
Het typeplaatje Australië
is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402240-10
Het sleutelnummer Code number
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen.
De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel. Bewaar de oranje programmeersleutel op een veilige plek; hij mag uitsluitend
worden gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.
5 SERIENUMMERS 22
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenkant van de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 23
5.6 Artikelnummer schokdemper
402298-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is aan het bovenste deel van de schokdemper
boven de stelring richting motorzijde gegraveerd.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
L01465-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
is aan de onderkant van de stuurdemper gegra-
veerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.1 Koppelingshendel
L01405-10
De koppelingshendel
is aan het stuur links aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
L01408-11
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.3 Gashendel
L01408-10
De gashendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaar links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan het stuur links aangebracht.
L01406-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 26)
2 Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 26)
3 Menuschakelaar ( pag. 27)
4 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 27)
5 Claxonknop ( pag. 28)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.4.2 Lichtschakelaar
L01407-10
De lichtschakelaar
is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
. In deze stand zijn het dim-
licht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
. In deze stand zijn het groot
licht en achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
schakelen.
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar
L01406-11
De noodknipperlichtschakelaar
is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 60 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist nodig is, aangezien de accu
zo leegraakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier richtingaanwijzers en de groene contro-
lelampjes op het gecombineerde instrument knipperen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.4.4 Menuschakelaar
L01406-12
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets
is de UPtoets.
Toets
is de DOWNtoets.
Toets
is de SETtoets.
Toets
is de BACKtoets.
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
L01406-13
De richtingaanwijzerschakelaar
is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.4.6 Claxonknop
L01406-14
De claxonknop
is aan de combinatieschakelaar links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon geactiveerd.
6.5 Schakelaar rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
L01409-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart. Er verschijnt een melding in het matrixdisplay.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.5.2 E-starterknop
L01409-11
De e-starterknop
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie.
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter geactiveerd.
6.6 Contact-/stuurslot
L01410-10
Het contact-/stuurslot
bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van de ontsteking mag uitsluitend een zwarte contactsleutel
worden gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrok-
ken.
6.7 Wegrijblokkering
401815-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Door het eruit trekken van de contactsleutel wordt de wegrijblokkering automatisch geacti-
veerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het controlelampje wegrijblokkering
kan door te knipperen fouten aangeven.
Als de optionele alarminstallatie ingebouwd is, knippert het controlelampje van de wegrij-
blokkering
bij ingeschakelde alarminstallatie.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere
contactsleutels in één sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen.
Een verloren zwarte contactsleutel moet worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbe-
voegden met het voertuig gaan rijden.
De zwarte contactsleutels zijn in de leveringstoestand geactiveerd.
Bij een geautoriseerde KTM-garage kunnen nog twee extra sleutels (sleutelnummer op
de KEYCODECARD) worden besteld; deze moeten echter voor gebruik worden geactiveerd.
6.8 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
L01418-10
Afdekking
op de tankdop omhoog klappen en contactsleutel
in het tankslot ste-
ken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
L01419-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel
met de klok mee draaien.
Tankdop
omhoog klappen.
6.9 Tankdop sluiten
L01420-10
Tankdop
omlaag klappen.
Contactsleutel
met de klok mee draaien.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
L01421-10
Tankdop indrukken en contactsleutel
terugdraaien totdat het tankslot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Contactsleutel
eruit trekken en afdekking
omlaag klappen.
6.10 Zadelslot
L01423-11
Het zadelslot
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.11 Bagagebeugels
L01431-10
De bagagebeugels
bevinden zich aan de onderkant van het bijrijderzadel.
Info
Als de beugels naar buiten worden gedraaid, zijn deze toegankelijk bij gemonteerd
bijrijderzadel.
Aan de naar buiten gedraaide bagagebeugels mag maximaal één kleine tas met het aange-
geven gewicht worden bevestigd.
Maximaal bagagegewicht 5 kg
6.12 Boordgereedschap
500308-10
Het boordgereedschap
bevindt zich in het opbergvak onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.13 Riem
L01448-10
De riem
is aan het bijrijderzadel gemonteerd.
De riem is bestemd voor het vasthouden van de bijrijder.
6.14 Helmbeveiliging
L01449-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperking van het rijgedrag en de bediening van de motor-
fiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere
voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging moet altijd worden verwijderd
voordat u gaat rijden.
Met de staalkabel
uit het boordgereedschap kan de helm op het voertuig worden bevei-
ligd tegen diefstal.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.15 Bijrijdervoetsteunen
L01411-10
De bijrijdervoetsteunen kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Bijrijdervoetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Bijrijdervoetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.16 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel
is aan de motor links aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
402299-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
L01416-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.18 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de aanwijzingen
in het hoofdstuk Stoppen, parkeren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 39
7.1 Overzicht
401800-10
1 Matrixdisplay ( pag. 40)
2 Toerenteller
3 Schakellicht ( pag. 43)
4 Segmentendisplay
5 Controlelampjes ( pag. 41)
7.2 Activering en test
401801-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Het segmentendisplay, de controlelampjes en de toerenteller worden kort aangestuurd voor
een functietest.
Op het matrixdisplay verschijnt een welkomsttekst en een aanwijzing over de volgende ser-
vicebeurt ( pag. 44).
Info
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 40
7.3 Matrixdisplay
401821-01
De indicatie op het matrixdisplay wordt bestuurd met de menuschakelaar ( pag. 27).
Na het inschakelen van het contact, wordt aangegeven wanneer de volgende servicebeurt
( pag. 44) moet worden uitgevoerd.
Als bij de controlelampjes ( pag. 41) het waarschuwingslampje algemeen gaat bran-
den, wordt de bijbehorende melding op het matrixdisplay weergegeven. Met de Settoets
wordt de ontvangst van de informatie bevestigd en de melding verdwijnt.
Meldingen verschijnen 10 s
7.4 Segmentendisplay
L02903-10
1 Brandstofpeil
2 Tijd
3 Eenheid voor snelheidsindicatie
4 Versnellingsindicatie
5 Snelheid
6 "Drive Mod" ( pag. 154)
7 Koelmiddeltemperatuur
8 Waarschuwing voor glad wegdek
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.5 Controlelampjes
401813-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwij-
zing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op
het matrixdisplay weergegeven.
Linker knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer links is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Rechter knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer rechts is ingeschakeld.
Motorwaarschuwingslampje brandt/knippert geel De motorbesturingsunit
heeft een fout herkend.
ABSlampje brandt/knippert geel Het ABS is niet actief. Het ABS-lampje
brandt ook als er een fout herkend is.
TClampje brandt/knippert geel De tractiecontrole is niet actief of is bezig
met regelen. Het TC-lampje brandt ook als er een fout herkend is.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.6 Melding op matrixdisplay
401850-01
Mogelijke toestanden
Motorstoring De motorbesturingsunit heeft een fout herkend. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
Algemene melding Algemene melding over de rijveiligheid. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
ABS-waarschuwing ABS-functie is niet beschikbaar. Naar een geautori-
seerde KTM-garage gaan.
Tractiecontrole De tractiecontrole is niet beschikbaar. Naar een geautori-
seerde KTM-garage gaan.
Motoroliedruk Motoroliedruk is te laag . De motor meteen uitzetten. Con-
tact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Motoroliepeil Motoroliepeil is te laag. Motoroliepeil controleren en corri-
geren.
Lichtsysteem Brandt als een element in het lichtsysteem uitgevallen is.
Defecte lamp vervangen of naar een geautoriseerde KTM-garage gaan.
Koelwatertemperatuur Koelwatertemperatuur is te hoog. Motor uitzetten.
Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Brandstofreserve Brandstoftank bijna leeg. Bij de volgende gelegenheid
brandstof tanken.
Pictogram glad wegdek Glad wegdek is mogelijk. De snelheid aanpassen
aan de gewijzigde rijwegsituatie.
Accuspanning Accuspanning is te laag. Accu met geschikte acculader
laden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
Service Er moet een servicebeurt worden uitgevoerd. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage.
Noodstopschakelaar De noodstopschakelaar is uit.
De meldingen worden in het menu "Warning" weergegeven.
7.7 Schakellicht
401855-01
Het schakellicht knippert of brandt wanneer een schakeling moet worden uitgevoerd.
In het menu "Shift Light" kan het toerental voor het schakellicht worden ingesteld. Bij
"RMP1" knippert het schakellicht en bij "RPM2" brandt hij.
Motorolietemperatuur > 35 °C
"RPM1" schakellicht Knippert
"RPM2" schakellicht Brandt
Motorolietemperatuur 35 °C
Schakellicht brandt altijd bij 6.500 1/min
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.8 Service-indicatie
401821-01
Na het inschakelen van het contact wordt kort de service-indicatie weergegeven.
De service-intervallen zijn afhankelijk van afstand en tijd. Afhankelijk van welke gebeurte-
nis als eerste intreedt.
De precieze service-intervallen staan in het serviceschema.
7.9 Matrixdisplay menu
7.9.1 "Favorites"
L01440-10
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Favorites" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menupunt selecteren en met de SETtoets aansturen.
Door twee keer op de BACKtoets te drukken gaat u weer naar het menu "Favorites".
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aangestuurd.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
7.9.2 "Trip 1"
401826-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Trip 1" op het matrixdisplay verschijnt.
"Trip 1" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 1" loopt mee en telt tot 9999.
Speed 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
Cons 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu "Trip 1" worden gewist.
7.9.3 "Trip 2"
401825-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Trip 2" op het matrixdisplay verschijnt.
"Trip 2" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 2" loopt mee en telt tot 9999.
Speed 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
Cons 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal aanwezig is.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu "Trip 2" worden gewist.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.9.4 "General Info"
401824-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "General Info" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Oil Temp" geeft de motorolietemperatuur aan.
7.9.5 "Set Favorites"
L01441-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Set Favorites" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menu selecteren. Met de SETtoets het menu voor de snel-
keuze instellen.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.9.6 "Settings"
L01434-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of verschillende waarden uitge-
voerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.9.7 "Warning"
L01435-10
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Warning" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warning" worden de opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen,
totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.9.8 "Heat Grip" (optioneel)
401838-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Heat Grip" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets kunt u een ver-
warmingsstand selecteren of de handgreepverwarming uitschakelen.
7.9.9 "MTC/ABS"
L01436-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "MTC/ABS" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
In het menu "MTC/ABS" kunnen "MTC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In "ABS Mode" kan tussen "Road" en "Offroad" worden gekozen.
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole en het ABS weer actief.
In de ABSmode "ROAD" kan het ABS de beide wielen regelen.
In de ABSmode "SUP MOT" regelt het ABS alleen het voorwiel. Aan de achterwiel
vindt er geen ABS-regeling plaats. Het ABSlampje knippert langzaam, om u aan de
actieve ABSmode "SUP MOT" te herinneren.
In de ABSmode "SUP MOT" kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.9.10 "Drive Mod"
L01437-10
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Drive Mod" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets kunnen op elkaar
afgestemde instellingen van motor en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole
laat een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-
controle laat een normale slip aan het achterwiel toe
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.9.11 Menu-overzicht
L01438-10
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
KTM-startscherm
Menutoetsen
"Favorites"
"Trip 1"
"Trip 2"
"General Info"
"Set Favorites"
"Settings"
"Warning" (alleen actief, als er meldingen zijn)
"Heat Grip" (optioneel)
"MTC/ABS"
"Drive Mod"
7.9.12 "Language"
L01439-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Door de SETtoets nog een keer in te drukken de taal selecteren.
De menutalen zijn Engels, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.9.13 "Distance"
L01439-11
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Distance" het matrixdisplay met een zwarte ach-
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de
eenheid ingesteld.
De eenheid kilometer "km" of mijl "mi" voor de afstand selecteren.
7.9.14 "Temp"
L01439-12
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Temp" het matrixdisplay met een zwarte achter-
grond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de een-
heid ingesteld.
De eenheid "°C" oder "°F" voor de temperatuurindicatie selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 53
7.9.15 "Pressure"
L01439-13
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Pressure" het matrixdisplay met een zwarte ach-
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de
eenheid ingesteld.
De eenheid "bar" of "psi" voor de bandendrukindicatie selecteren.
7.9.16 "Fuel Cons"
L01439-14
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Fuel Cons" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.9.17 "Clock/Date"
401990-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Clock/Date" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets wordt de tijd of
de datum ingesteld.
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum op het matrixdisplay opnieuw worden
ingesteld.
7.9.18 "Shift Light"
L01433-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Shift Light" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets functie selecteren. Met de SETtoets wordt het toerental voor
het schakellicht ingesteld.
Als het motortoerental "RPM 1" bereikt, knippert het schakellicht.
Als het motortoerental "RPM 2" bereikt, brandt het schakellicht.
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
7.9.19 "Heat Grip"
L01439-15
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Heat Grip" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het Heat Grips-menu in- of uitgeschakeld.
heat Grips-menu in- of uitschakelen.
7.9.20 "DRL"
L01439-16
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "DRL" het matrixdisplay met een zwarte achtergrond
wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt het dagrijlicht
in- of uitgeschakeld.
Dagrijlicht in- of uitschakelen.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
8 ERGONOMIE 56
8.1 Stuurstand
402000-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd. Daardoor kan het stuur in
de voor de bestuurder meest aangename stand worden gezet.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
L01476-10
Schroeven
verwijderen. Stuurklem
verwijderen. Stuur zo positioneren, dat de
schroeven
toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Instrumentenhouder
verwijderen.
Instrumentenhouder in de gewenste stand
of
zetten. Schroeven
monteren
en vastdraaien.
8 ERGONOMIE 57
Voorgeschreven waarde
Schroef instrumentenhouder M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8.3 Basisinstelling koppelingshendel instellen
L01414-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld gebruiken.
Koppelingshendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE 58
8.4 Uitgangspositie remhendel instellen
L01415-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt remhendel de koppe-
lingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt remhendel de koppe-
lingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld gebruiken.
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen
L01443-10
Moer
losdraaien.
Rempedaal omlaag duwen, om de drukstang
gemakkelijker te kunnen draaien.
Drukstang draaien, totdat het rempedaal in de gewenste stand staat.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten in het kogelscharnier ingeschroefd zijn.
Moer
vastdraaien.
8 ERGONOMIE 59
8.6 Trapper rempedaal instellen
L01461-10
Schroef
met trapper van rempedaal verwijderen.
Om de lengte van het rempedaal in te stellen, de trapper van het rempedaal met behulp
van de schroef
in één van de boringen
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE 60
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 60)
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
L01417-10
Moer
losdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Info
Moer
heeft linkse schroefdraad.
Moer
losdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Door draaien van de draadstang
versnellingshendel instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Moer
vastdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
8 ERGONOMIE 61
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer
vastdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
8.9 Versnellingshendelvlak instellen
L01460-10
Schroef
met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van de gewenste hendellengte in een
van de boringen
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel-
vlak
M6 10 Nm Loctite
®
243™
9 INBEDRIJFNAME 62
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
9 INBEDRIJFNAME 63
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets op de in het hoofdstuk Ergonomie beschreven wijze in op uw behoeften.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
9 INBEDRIJFNAME 64
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
Vol gasgeven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van het koffersysteem.
Als u bagagekoffers op uw motorfiets heeft gemonteerd, moet u ook de aanwijzingen van de fabrikant over de maximale bela-
ding in acht nemen.
9 INBEDRIJFNAME 65
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 406 kg
Maximale asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES 66
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 109)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 112)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 115)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 151)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 98)
Kettingspanning controleren. ( pag. 100)
Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 67
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
L01442-10
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-lampje gaat branden en gaat weer uit als het voertuig gaat rijden.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 68
L01409-01
E-starterknop indrukken .
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gasgeven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden de e-starterknop indrukken. Minimaal 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
Motorfiets van de zijstandaard nemen.
10.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
10.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 69
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 71
402299-11
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere versnel-
lingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gasgeven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Slechts zo veel gasgeven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gasgeven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor oliedruk begint te branden, moet
u meteen stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met geautoriseerde
KTM-garage.
Als tijdens het rijden het motorwaarschuwingslampje gaat branden, moet u meteen
stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 72
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcijferd worden. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje algemeen gaat branden, geeft het
matrixdisplay gedurende 10 seconden een melding weer.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het menu "Warning" opgeslagen.
Als het pictogram glad wegdek op het gecombineerde instrument verschijnt, is een
glad wegdek mogelijk. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde rijwegsituatie.
10.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 73
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder
uitkoppelen) kan niet altijd worden voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trek-
ken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
10.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 75
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. Motor daarom altijd met
het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren; daarvoor het stuur naar links zetten, zwarte contactsleutel in de stand OFF indrukken en in de stand LOCK
draaien. Om het vergrendelen in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur iets heen en weer bewegen. Zwarte contactsleu-
tel eruit trekken.
10 RIJ-INSTRUCTIES 76
10.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 77
10.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 78
L01422-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 30)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
18 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 187)
Tankdop sluiten. ( pag. 32)
11 SERVICESCHEMA 79
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden of uit de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
om de 30.000 km
na 15.000 km / om de 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Brandstofdruk controleren.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 157)
Remschijven controleren. ( pag. 109)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 112)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 115)
Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice en schokdemperservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 102)
Kettingspanning controleren. ( pag. 100)
11 SERVICESCHEMA 80
om de twee jaar
ieder jaar
om de 30.000 km
na 15.000 km / om de 15.000 km
na 1.000 km
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 109)
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmoment heeft.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 151)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. (brandstoftank gedemonteerd)
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membranen vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Koplampstand controleren. ( pag. 144)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Service-indicatie resetten.
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
11 SERVICESCHEMA 81
Eenmalig interval
Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
om de twee jaar
ieder jaar
om de 15.000 km
na 1.000 km
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen.
Achterbruglagers controleren.
Wiellager controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries controleren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 105)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN 82
12.1 Voorvork/schokdemper
500347-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan de
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat in tabel
. De tabel is
aan de onderkant van het bestuurderszadel aangebracht.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor de afstelling
van het chassis. Als van de richtwaarden wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen ver-
slechteren, vooral bij hoge snelheden.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
500310-10
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
12 CHASSIS AFSTELLEN 83
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
500311-10
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
12 CHASSIS AFSTELLEN 84
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.4 Ingaande demping schokdemper
500313-01
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low
speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en
niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert
daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond.
Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is
echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping
ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
12 CHASSIS AFSTELLEN 85
12.5 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
500312-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
12 CHASSIS AFSTELLEN 86
12.6 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
500314-10
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
12 CHASSIS AFSTELLEN 87
12.7 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
500315-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.8 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
12 CHASSIS AFSTELLEN 88
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwerk
Voorwaarde
Achterbrug is ontlast.
L01456-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
met de haaksleutel uit het boordgereedschap tegen de klok in draaien, tot-
dat de veer helemaal ontspannen is.
Haaksleutel schokdemper (61329083000)
12 CHASSIS AFSTELLEN 89
402002-10
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 5 mm
Standaard 5 mm
Sport 6 mm
Volledige nuttige last 7 mm
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de voorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de voorspanning van de veren.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L01445-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achter (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 90)
L01446-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok voor naar de vorkpoten uitlijnen.
Hefbok voor (61029055300)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L01478-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Bijrijderzadel verwijderen
L01428-10
De contactsleutel in het zadelslot
steken en met de klok mee draaien.
Bijrijderzadel voor optillen en naar voren uit de houder trekken.
Bijrijderzadel verwijderen.
Contactsleutel eruit trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
13.6 Bijrijderzadel monteren
401922-10
De uitsparingen in het bijrijderzadel bij de geleidingen
vasthaken, voor neerlaten en
tegelijkertijd naar achteren schuiven.
De vergrendelbout
in de slotbehuizing positioneren en bijrijderzadel voor omlaag
duwen.
De vergrendelbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
B02310-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen.
Bestuurderszadel voor losmaken en verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
13.8 Bestuurderszadel monteren
401921-10
Hoofdwerk
Uitsparingen
van bestuurderszadel aan brandstoftank vasthaken, tegelijkertijd
bestuurderszadel naar voren schuiven en achter neerlaten.
Het uitsteeksel
bevindt zich in de uitsparing.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
13.9 Helmbeveiliging op voertuig monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperking van het rijgedrag en de bediening van de motorfiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of
helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging
moet altijd worden verwijderd voordat u gaat rijden.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
L01450-10
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
De staalkabel
uit het boordgereedschap met de lus op het uitsteeksel
positione-
ren.
Staalkabel (60012015000)
De staalkabel door de helmopening halen.
De vrije lus van de staalkabel op het uitsteeksel
positioneren.
Helm voorzichtig achter aan voertuig positioneren.
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
13.10 Einddemper demonteren
202958-10
Schroef
verwijderen.
Uitlaatklem verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
202959-11
Schroef
met ring verwijderen.
Einddemper verwijderen.
202960-11
Pakking
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
13.11 Einddemper monteren
202960-10
Pakking
monteren.
202959-11
Einddemper positioneren.
Schroef
met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
202958-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem aan einddemper M6 8 Nm
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13.12 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 98)
13.13 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 190)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 190)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
13.14 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
L01425-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Bij de glijblok in het bereik van de markeringen
en
de ketting omhoog duwen en
kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de markeringen
en
.
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 101)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
13.15 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 100)
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 90)
L01452-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Haaksleutel (61329085000)
Greep voor ringsleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de kettingspanning.
Kettingspanning controleren. ( pag. 100)
Kettingspanning komt overeen met voorgeschreven waarde.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Controleer de instelling daarom op ver-
schillende plekken van de ketting.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 90)
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
00
0
402004-10
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste stuk
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
L01424-10
Glijblok aan de uitsparing controleren op slijtage.
»
Als de klinknagel
van de ketting niet meer aan de onderkant
van de uitspa-
ring van het glijblok te zien is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 105
L01489-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of onder onderste glijblok
bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal zet-
ten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 106
L01457-01
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Schroefdop met membraan verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 187)
Schroefdop met membraan monteren.
14 REMSYSTEEM 107
14.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem
401999-10
De ABS-unit
bestaat uit een hydraulische unit, besturingsunit met remelektronica en
retourpomp en is aan de rechterkant van het voertuig onder de brandstoftank gemonteerd.
Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking ABS
Het spinnen van het achterwiel met vastgehouden voorwielrem (burn out) is uit-
sluitend toegestaan als het ABS uitgeschakeld is.
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken. De optimale werking van het ABS is
enkel gegarandeerd, wanneer voor het remsysteem uitsluitend door KTM vrijge-
geven en/of aanbevolen reserveonderdelen en banden worden gebruikt.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABSmode "ROAD" en de ABSmode "SUP MOT".
In de ABSmode "ROAD" kan het ABS de beide wielen regelen.
14 REMSYSTEEM 108
In de ABSmode "SUP MOT" regelt het ABS alleen het voorwiel. Aan de achterwiel vindt er
geen ABS-regeling plaats. Het ABSlampje
knippert langzaam, om u aan de actieve
ABSmode "SUP MOT" te herinneren.
Info
In de ABSmode "SUP MOT" kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Als de besturingsunit voor de remelektronica de blokkeerneiging van het wiel
kent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar
aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSlampje
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden en uitgaan
wanneer het voertuig rijdt. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens het rijden
brandt, duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de
wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen
de ABS-regeling valt uit.
Het ABSlampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toerental van het
voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het ach-
terwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSlampje gaat uit als het voertuig rijdt.
In het menu "MTC/ABS" kan het ABS met de hand uitgeschakeld worden.
Info
Na het inschakelen van het contact is het ABS weer actief.
14 REMSYSTEEM 109
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op maat
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
Voor 4,5 mm
Achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 110
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
L01427-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 110)
14.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
14 REMSYSTEEM 111
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 112)
L01430-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 189)
Dop
met membraan
positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
14 REMSYSTEEM 112
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
500317-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte
hebben.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM 113
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
500318-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 113)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 114
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 115)
14 REMSYSTEEM 115
500319-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 189)
Schroefdop
met en membraan
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
14 REMSYSTEEM 116
500320-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN 117
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 90)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 91)
309487-10
Hoofdwerk
Schroeven
aan beide remklauwen verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remklauwen licht naar de zijkant te
kantelen. Remklauwen voorzichtig naar achteren van de remschijven trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauwen verwijderd zijn.
309488-10
Schroef
en schroeven
losdraaien.
Schroef
ca. 6 slagen losdraaien en met de hand op de schroef duwen, om de stee-
kas uit de asopname te schuiven. Schroef
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
15 WIELEN, BANDEN 118
309489-10
Afstandsbussen
verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
309490-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 190)
15 WIELEN, BANDEN 119
309491-10
De brede afstandsbus
in looprichting links plaatsen.
Info
Pijl
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
De brede afstandsbus in looprichting rechts plaatsen.
309492-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een
remmenreiniger.
Schroef
en steekas
reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad inge-
vet
15 WIELEN, BANDEN 120
309487-11
Remklauwen positioneren en daarbij letten op correcte plaatsing van de remplaketten.
Schroeven
aan beide remklauwen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 92)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 90)
309493-10
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 90)
Einddemper demonteren. ( pag. 95)
15 WIELEN, BANDEN 121
L01463-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad
verwijderen.
Buitenste borgdraad
verwijderen.
L01464-10
Achterwielrem door een helper laten bedienen.
Moer
losdraaien en met ring
en conusring
verwijderen.
203022-10
Achterwiel verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN 122
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het monteren van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
15 WIELEN, BANDEN 123
203023-11
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 190)
Achterwiel op wielas schuiven.
De meenemerbouten
grijpen in de boringen van de velg
.
203021-11
Conusring
, ring
en moer
monteren.
Achterwielrem door een helper laten bedienen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm Borgdraad met
borglak verzege-
len
15 WIELEN, BANDEN 124
L01463-11
Buitenste borgdraad
monteren.
Binnenste borgdraad
monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 90)
Einddemper monteren. ( pag. 97)
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
15 WIELEN, BANDEN 125
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Houdt u zicht aan minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
15 WIELEN, BANDEN 126
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op
het productiejaar.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
Voor: Bij koude band 2,5 bar
Achter: Bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
16 ELEKTRONICA 127
16.1 Dagrijlicht
500321-01
Het dagrijlicht/zijlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dagrijlicht kan bij goede zichtverhoudingen worden ingeschakeld. Activeer het dagrij-
licht in het gecombineerde instrument. De helderheidssensor in het gecombineerde instru-
ment zorgt voor de besturing. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dimlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld. Deze brandt vier keer helderder dan het zijlicht.
Als het dagrijlicht uitgeschakeld is, neemt het de functie van zijlicht over.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
16.2 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA 128
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Afdekking
achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
L01483-10
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
verwijderen en pluskabel van de accu loskoppelen.
Accu
uit het accuvak nemen.
16 ELEKTRONICA 129
16.3 Accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
L01484-10
Hoofdwerk
Afdekking
omhoog klappen.
Accu
in accuvak plaatsen.
16 ELEKTRONICA 130
L01483-11
Pluskabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking
monteren.
Minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
L01486-10
Afdekking
positioneren.
Schroefkoppen
grijpen in de uitsparingen
.
Schroef
monteren en vastdraaien.
16 ELEKTRONICA 131
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 94)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16.4 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
16 ELEKTRONICA 132
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor ver-
liest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Als de accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de accu voor het laden worden gedemonteerd. Anders kunnen
componenten worden beschadigd door overspanning. De accu laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Afdekking
achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 133
L01483-12
Minkabel
van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te
voorkomen.
Pluspoolafdekking
verwijderen.
602678-01
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis is aange-
geven.
Acculader na het laden uitschakelen en accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
16 ELEKTRONICA 134
L01483-12
Pluspoolafdekking
monteren.
Minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
L01486-11
Afdekking
positioneren.
Schroefkoppen
grijpen in de uitsparingen
.
Schroef
monteren en vastdraaien.
16 ELEKTRONICA 135
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 94)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Afdekking
achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 136
500327-11
Beschermkapjes
verwijderen.
500328-11
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 179)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkapjes monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u heeft als
het nodig is.
16 ELEKTRONICA 137
L01486-11
Afdekking
positioneren.
Schroefkoppen
grijpen in de uitsparingen
.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 94)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA 138
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 92)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 93)
L01482-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Afdekking
achter optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
16 ELEKTRONICA 139
S00322-10
Zekeringenblokdeksel
openen.
S00321-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering res - 10 A - reservezekeringen
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en componenten
Zekering 2 - 10 A - continu plus voor extra apparatuur (ACC1)
Zekering 3 - 15 A - hydraulische ABSunit
Zekering 4 - 25 A - ABSretourpomp
Zekering 5 - geen functie
Zekering res - 15 A - reservezekering
Zekering res - 25 A - reservezekering
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 178)
16 ELEKTRONICA 140
Zekering (58011109115) ( pag. 178)
Zekering (58011109125) ( pag. 179)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
L01486-11
Afdekking
positioneren.
Schroefkoppen
grijpen in de uitsparingen
.
Schroef
monteren en vastdraaien.
16 ELEKTRONICA 141
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 94)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 93)
16.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
500331-10
Schroeven
verwijderen.
Koplampkap naar voren zwenken.
16 ELEKTRONICA 142
500335-10
Stekker
loskoppelen.
Rubberkap
verwijderen.
500336-10
Beugel
losmaken.
Lamp
verwijderen.
Nieuw lamp in het koplamphuis positioneren.
Dimlicht/groot licht (H4 / sokkel U37R) ( pag. 179)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de uitsparingen grij-
pen.
Beugel
vastzetten.
16 ELEKTRONICA 143
500335-10
Rubberkap
monteren.
Stekker
verbinden.
500331-10
Koplampkap naar boven zwenken.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
16 ELEKTRONICA 144
16.8 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op hoogte van
het midden van de koplamp van het dimlicht een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op een afstand
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 144)
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 144)
16 ELEKTRONICA 145
L01451-10
Hoofdwerk
Met de kruiskopschroevendraaier
uit het boordgereedschap de lichtbundelbreedte
van de koplamp instellen.
Kruiskopschroevendraaier (53012024100)
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering
liggen.
16 ELEKTRONICA 146
16.10 Contactsleutel activeren/deactiveren
Info
De oranje programmeersleutel mag uitsluitend worden gebruikt voor het activeren/deactiveren!
Bij verlies of vervanging van een zwarte contactsleutel moeten de afzonderlijke zwarte contactsleutels met de oranje programmeer-
sleutel worden geactiveerd of gedeactiveerd. Daardoor wordt ook voorkomen dat een onbevoegde de verloren zwarte contactsleutel
gebruikt om te gaan rijden met het voertuig.
Er kunnen maximaal vier zwarte contactsleutels worden geactiveerd/gedeactiveerd. Alleen de tijdens het activeren
geprogrammeerde zwarte contactsleutels zijn geldig. Alle zwarte contactsleutels die niet tijdens het activeren zijn geprogrammeerd,
zijn ongeldig, maar kunnen achteraf nog worden geprogrammeerd.
401114-10
Verlies van een zwarte contactsleutel (meer zwarte contactsleutels zijn aanwezig):
Door de volgende handelingen worden alle geactiveerde zwarte contactsleutels gedeacti-
veerd, die niet bij deze handelingen zijn betrokken.
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
16 ELEKTRONICA 147
L01453-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval twee keer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
De verloren zwarte contactsleutel is gedeactiveerd.
De aanwezige zwarte contactsleutel is opnieuw geactiveerd.
16 ELEKTRONICA 148
401114-11
Verlies van alle zwarte contactsleutels (geen zwarte contactsleutel meer aanwezig):
Deze handelingen zijn nodig om misbruik met de verloren zwarte contactsleutel te voor-
komen.
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
L01453-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval maar een keer, aangezien alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Nieuwe zwarte contactsleutels bestellen met het sleutelnummer op de
KEYCODECARD en activeren.
16 ELEKTRONICA 149
Tot drie zwarte contactsleutels activeren:
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Als er twee zwarte contactsleutels meer moeten worden geactiveerd, dienen de laat-
ste vier werkstappen met de betreffende contactsleutel te worden herhaald.
Als de laatste zwarte contactsleutel is geactiveerd, de oranje programmeersleutel in
het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
16 ELEKTRONICA 150
Info
De contactsleutels zijn geactiveerd.
Vier zwarte contactsleutels activeren:
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Als er drie zwarte contactsleutels meer moeten worden geactiveerd, moeten de laat-
ste vier werkstappen met de betreffende contactsleutel worden herhaald.
Info
Als de vierde zwarte contactsleutel geactiveerd is, is het programmeren afge-
sloten.
17 KOELSYSTEEM 151
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
L01454-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
17 KOELSYSTEEM 152
Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren. ( pag. 152)
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 151)
17 KOELSYSTEEM 153
L01487-10
Hoofdwerk
Vast reservoir onder eraf trekken en eruit halen.
L01455-10
Dop
van vast reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX markering vullen.
Koelmiddel ( pag. 187)
Dop op het vaste reservoir monteren.
Vast reservoir monteren.
18 MOTOR AFSTELLEN 154
18.1 "Drive Mod"
L01437-10
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole laat
een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractiecon-
trole laat een normale slip aan het achterwiel toe
In het menu "Drive Mod" kunnen verschillende afstellingen voor het voertuig worden geko-
zen. Beschikbaar zijn "SPORT", "STREET" en "RAIN".
De als laatste gekozen rijmodus wordt rechts op het segmentendisplay weergegeven.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 MTC / motorfiets-tractiecontrole
L01436-10
De tractiecontrole verlaagt het draaimoment bij tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of
op oppervlakken met een lage hechting doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de tractiecontrole weer actief.
Op het gecombineerde instrument wordt de tractiecontrole via het menu "Drive Mod"
( pag. 154) geregeld. In het menu "MTC/ABS" kan de tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
18 MOTOR AFSTELLEN 155
Info
Als de tractiecontrole regelt, knippert het TClampje .
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, brandt het TClampje .
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 156
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
401696-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
van het kijkglas voor de motorolie
liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 161)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 157
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
500338-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroeven
met magneet, keerringen en oliezeef verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 158
500339-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop
met keerring verwijderen.
500340-10
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
500341-10
Nieuw oliefilter
erin zetten.
Keerring van het oliefilterdop smeren met olie. Oliefilterdop
monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 159
500342-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M5 6 Nm
100773-12
Magneet
en oliezeef
van de olieaftapschroeven grondig reinigen.
500338-10
Olieaftapschroeven
met magneet, keerringen en oliezeef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 160
500343-10
De oliehoeveelheid moet in twee werkstappen worden gevuld.
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 188)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 188)
Sluitschroef
verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie (1e deel-
hoeveelheid) ca.
3,0 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 188)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 188)
Sluitschroef
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 161
500344-10
Sluitschroef verwijderen en resterende motorolie tot de bovenste markering
op het
kijkglas voor de motorolie vullen.
Afsluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 162
500345-10
Hoofdwerk
Sluitschroef
verwijderen.
500344-10
Motorolie tot de bovenste markering
op het kijkglas voor de motorolie vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 188)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 188)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig is.
Afsluitschroef monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 163
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
20 REINIGING, ONDERHOUD 164
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 191)
20 REINIGING, ONDERHOUD 165
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 98)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 190)
20 REINIGING, ONDERHOUD 166
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 191)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat daar-
door de materiaalkwaliteit sterk beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reinigings-
en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 191)
Contact-/stuurslot, tankslot en zadelslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 191)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
20 REINIGING, ONDERHOUD 167
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 164)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen. Daardoor wordt
de remwerking sterk verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 98)
21 STALLING 168
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 190)
Brandstof tanken. ( pag. 77)
Motorfiets reinigen. ( pag. 164)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 157)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Accu demonteren. ( pag. 127)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Accu laden. ( pag. 131)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 90)
21 STALLING 169
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 91)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de ventielen en
uitlaat gaan roesten.
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 92)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 90)
Accu monteren. ( pag. 129)
Info
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 66)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN 170
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 138)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 135)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 131)
Ruststroom controleren.
Contact-/stuurslot defect Contact-/stuurslot controleren.
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Noodstopschakelaar is uit Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 67)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 131)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Fout in CAN-bus communicatie Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
EFI-besturingsunit heeft een fout. Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
MCZ-besturingsunit heeft een fout. Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor draait alleen door, als de koppe-
lingshendel is getrokken
Er is een versnelling geschakeld Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor draait door, hoewel er een ver-
snelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet verbonden
Koppeling van de brandstofslangverbinding ver-
binden.
22 FOUTEN OPSPOREN 171
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 77)
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motorwaarschuwingslampje brandt of
knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 138)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 157)
Accu leeg Noodknipperlichten zijn ingeschakeld Noodknipperlichten uitschakelen.
Accu laden. ( pag. 131)
accu wordt niet opgeladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Contact bij het uitzetten van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. ( pag. 131)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 172
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling, gekoeld met vloei-
stof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressie 13,2:1
Stationair toerental 1.300… 1.500 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Klep - diameter klepsteel
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25… 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Dry-sump smering met 3 rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
23 TECHNISCHE GEGEVENS 173
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR9BI9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Starthulp E-starter
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat ventieldeksel achter EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 174
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherkenning M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat schakelwalslager M5 6 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef onderdrukaansluiting M6 5 Nm Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 9 Nm
Onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm Loctite
®
243™
Ontluchtingsschroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op cilin-
derkop
M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm Loctite
®
648™
Schroef stationairhouder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvergrendeling M6 10 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 175
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Tapeind kettingkast M6 8 Nm
Olievernevelaar M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Sproeier 100 M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Schroef geledingsrail distributieketting M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef spanrail distributieketting M8 15 Nm Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 10 Nm
Afsluitschroef sleperas M10x1 15 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 176
Sluitschroef vergrendeling verdeeltrans-
missie
M10x1 12 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M22x1,5 130 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm
Schroef in het dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair wiel M33LHx1,5 130 Nm Loctite
®
243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 188)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 177
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 188)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 3,20 l Koelmiddel ( pag. 187)
Koelmiddel ( pag. 187)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 18 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 187)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Veerweg
Voor 125 mm
Achter 156 mm
Remsysteem
Voor Dubbele schijfrem radiaal vastgeschroefde remklauw en vier zui-
gers, remschijven vlottend gelagerd
Achter Enkele schijfrem met remklauw met twee zuigers, remschijf vast
gelagerd
Remschijven - diameter
23 TECHNISCHE GEGEVENS 178
Voor 320 mm
Achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
Voor 4,5 mm
Achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
Voor: Bij koude band 2,5 bar
Achter: Bij koude band 2,9 bar
Secundaire overbrenging 17:38
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 65,1°
Wielstand 1.482 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Bodemvrijheid onbelast 141 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 189 kg
Maximale asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 406 kg
23.5 Elektronica
Accu YTX14-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 12 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
23 TECHNISCHE GEGEVENS 179
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht H4 / sokkel U37R 12 V
60/55 W
Zijlicht LED
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Dunlop Sportmax Sportsmart²
190/55 ZR 17 M/C 75W TL
Dunlop Sportmax Sportsmart²
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8N.22
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS 180
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 253 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 9,5 N/mm
Vorklengte 776 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
30
mm
Vorkpootolie per vorkpoot 660 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 189)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7O.22
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
23 TECHNISCHE GEGEVENS 181
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Veervoorspanning
Comfort 5 mm
Standaard 5 mm
Sport 6 mm
Volledige nuttige last 7 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 170 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Dynamische veerweg 45 mm
Statische veerweg (standaard) 24 mm
Statische veerweg (races) 18 mm
Inbouwlengte 383 mm
Stootdemperolie ( pag. 189) SAE 2,5
23 TECHNISCHE GEGEVENS 182
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x12 1 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x14 1 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x16 2 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x18 2 Nm
Schroef achterlicht EJOT PT
®
K50x14 2,5 Nm
Schroef brandstoftankafdekking snel-
sluitnippel
EJOT PT
®
K60 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar links M4 2,5 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekledingdeel M5x12 3,5 Nm
Schroef brandstofpeilsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar rechts M5 3,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 10 Nm
Moer bevestiging ABS-unit M6 5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 183
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef koplampkap achterwand M6 5 Nm
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder aan onder-
ste deel achterkant
M6 12 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef schakelaskering aan schakelas M6 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef schakelstang M6 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef sensorbox M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef slangbinder radiateurslangen M6 3 Nm
Schroef stuurdemper houder aan frame M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitlaatklem aan bochtstuk M6 8 Nm
Schroef uitlaatklem aan einddemper M6 8 Nm
Schroef verbindingsstuk remkabel ach-
ter
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendelvlak M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 4 Nm
Schroef zijstandaardvlak M6 6 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 184
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Draaivolgorde:
Moeren gelijkmatig vast-
draaien. Plaat niet buigen.
25 Nm
Moer kettingwiel M8 36 Nm
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
Moer ventiel gebogen M8 4 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8 25 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remklauw achter M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Schroef rempedaal M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schakelaskering aan frame M8 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan kroonplaat M8 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel aan voet-
steunhouder
M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder bestuurder M8 25 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 185
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardveer M8 15 Nm Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef instrumentenhouder M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhouder M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef opnameplaat zijstandaard M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Holle schroef remkabel verbindingsstuk
achter
M10x1 15 Nm
Moer achterdemperdrager M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef excenter M16 70 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm Schroefdraad ingevet
Moer zadelslot M22x1,5 6 Nm
Schroef balhoofd boven M22x1,5 50 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad ingevet
23 TECHNISCHE GEGEVENS 186
Moer balhoofd M28x1,0 1e niveau
10 Nm
2e niveau (losdraaien, tegen
de klok in)
60°
Moer wielas achter achterdemperzijde M35x1,5 200 Nm Loctite
®
262™ / borgdraad
met borglak verzegelen
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm Borgdraad met borglak verze-
gelen
24 GEBRUIKSSTOFFEN 187
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Norm / classificatie
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hydraulische olie die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen). Min-
derwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 188
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 192)
SAE ( pag. 192) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 192)
SAE ( pag. 192) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
24 GEBRUIKSSTOFFEN 189
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 192) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 192) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN 190
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
25 HULPSTOFFEN 191
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 192
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 193
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Bagagebeugels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Bijrijdervoetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82-89
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Contactsleutel
activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170-171
INDEX 194
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39-55
"ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
"Clock/Date" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
"Distance" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
"Drive Mod" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 154
"DRL" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
"Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
"Fuel Cons" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
"General Info" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Heat Grip" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
"Heat Grip"-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Language" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
matrixdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
melding op matrixdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
menu-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
"MTC" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
"Pressure" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
schakellicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
segmentendisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
service-indicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
"Set Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Settings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"Shift Light" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
"Temp" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
"Trip 1" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"Trip 2" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"Warning" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
H
Helmbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
op voertuig monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 62
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 66
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
INDEX 195
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Koelmiddelpeil
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
in vast reservoir corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
M
Matrixdisplay
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Motorfiets-tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
INDEX 196
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107-116
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Riem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
S
Schakelaar
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 86
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 85
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79-81
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
INDEX 197
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172-186
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Trapper van rempedaal
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Versnellingshendelvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
compressie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 177
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160, 176-177
W
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
*3213274nl*
3213274nl
09/2014
KTM Motorrad AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200

KTM 1290 Super Duke R 2015 de handleiding

Type
de handleiding