KTM 690 ENDURO R 2018 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
690 Enduro R
Artikelnr. 3213745nl
BESTE KTM KLANT,
*3213745nl*
3213745nl
08/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 26) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 27)
Sleutelnummer ( pag. 27)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 Enduro R EU (F9703R8)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 9
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 9
1.2 Gebruikte formatering....................... 10
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 11
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 11
2.2 Onjuist gebruik ................................ 11
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 11
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 13
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 14
2.6 Veilig gebruik .................................. 15
2.7 Beschermende kleding ..................... 16
2.8 Werkinstructies................................ 16
2.9 Milieu............................................. 17
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 17
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 18
3.1 Garantie.......................................... 18
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 18
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 18
3.4 Service ........................................... 19
3.5 Afbeeldingen ................................... 19
3.6 Klantenservice................................. 19
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 24
5 SERIENUMMERS........................................ 26
5.1 Framenummer ................................. 26
5.2 Typeplaatje ..................................... 26
5.3 Sleutelnummer................................ 27
5.4 Motornummer.................................. 27
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 28
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 28
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 29
6.1 Koppelingshendel ............................ 29
6.2 Remhendel...................................... 29
6.3 Gashendel....................................... 30
6.4 Claxonknop ..................................... 30
6.5 Lichtschakelaar ............................... 31
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 31
6.7 Noodstopschakelaar ......................... 32
6.8 E-starterknop................................... 33
6.9 Contact-/stuurslot............................. 33
INHOUDSOPGAVE
4
6.10 Gecombineerd instrument................. 34
6.10.1 Gecombineerd instrument -
overzicht..................................... 34
6.10.2 Functietoetsen............................. 35
6.10.3 Toerenteller................................. 35
6.10.4 Controlelampjes........................... 36
6.10.5 Display ....................................... 37
6.10.6 Snelheidsindicatie ....................... 38
6.10.7 kilometer of mijl instellen ............. 39
6.10.8 Tijd ............................................ 40
6.10.9 Tijd instellen ............................... 40
6.10.10 Weergave ODO............................. 41
6.10.11 Weergave TRIP 1
instellen/terugzetten..................... 41
6.10.12 Weergave TRIP 2
instellen/terugzetten..................... 42
6.10.13 Weergave TRIP F ......................... 43
6.10.14 Weergave GEAr............................ 44
6.10.15 Temperatuurindicatie
koelmiddel .................................. 44
6.11 Tankdop openen .............................. 45
6.12 Tankdop sluiten ............................... 47
6.13 Zadelontgrendeling........................... 47
6.14 Handgrepen..................................... 48
6.15 Bijrijder-voetsteunen ........................ 48
6.16 Versnellingshendel ........................... 49
6.17 Rempedaal...................................... 50
6.18 Zijstandaard .................................... 50
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 52
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 52
7.2 Motor inrijden.................................. 54
7.3 Voertuig beladen.............................. 55
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 58
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 58
8.2 Voertuig starten ............................... 59
8.3 Beginnen met rijden......................... 62
8.4 Schakelen, rijden............................. 62
8.5 Afremmen ....................................... 68
8.6 Stoppen, parkeren............................ 70
8.7 Transport ........................................ 72
8.8 Brandstof tanken ............................. 73
9 SERVICESCHEMA....................................... 76
9.1 Extra informatie ............................... 76
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 76
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 79
INHOUDSOPGAVE
5
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 80
10.1 Voorvork/schokdemper...................... 80
10.2 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 80
10.3 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 82
10.4 Ingaande demping schokdemper ....... 83
10.5 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen...................... 83
10.6 Ingaande demping high speed van
de schokdemper instellen ................. 85
10.7 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 86
10.8 Maat achterwiel in ontlaste toestand
bepalen........................................... 87
10.9 Statische veerweg van schokdemper
controleren...................................... 89
10.10 Dynamische veerweg van
schokdemper controleren.................. 90
10.11 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 91
10.12 Dynamische veerweg instellen ....... 93
10.13 Stuurstand ...................................... 94
10.14 Stuurpositie instellen .................... 95
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 97
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 97
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 97
11.3 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 98
11.4 Voorvorkprotector losmaken............. 100
11.5 Voorvorkprotector positioneren......... 100
11.6 Balhoofdlagerspeling controleren..... 101
11.7 Speling balhoofdlager instellen .... 102
11.8 Zadel afnemen............................... 104
11.9 Zadel monteren.............................. 105
11.10 Luchtfilter demonteren ............... 105
11.11 Luchtfilter monteren ................... 107
11.12 Kettingvervuiling controleren........... 108
11.13 Ketting reinigen ............................. 108
11.14 Kettingspanning controleren ........... 111
11.15 Kettingspanning instellen ............... 113
11.16 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 115
11.17 Kettinggeleiding instellen ............ 120
11.18 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 121
11.19 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 122
11.20 Motorbescherming demonteren ....... 124
INHOUDSOPGAVE
6
11.21 Motorbescherming inbouwen........... 125
12 REMSYSTEEM.......................................... 126
12.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .......... 126
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 128
12.3 Remschijven controleren................. 129
12.4 Remvloeistofpeil van de
voorwielrem controleren.................. 130
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 131
12.6 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 134
12.7 Remplaketten voorwielrem
vervangen .................................. 135
12.8 Vrije slag rempedaal controleren...... 140
12.9 Uitgangspositie rempedaal
instellen .................................... 141
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 143
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 144
12.12 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 146
12.13 Remplaketten achterwielrem
vervangen .................................. 148
13 WIELEN, BANDEN .................................... 152
13.1 Voorwiel demonteren .................. 152
13.2 Voorwiel monteren ...................... 154
13.3 Achterwiel demonteren ............... 156
13.4 Achterwiel monteren ................... 157
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ................................ 160
13.6 Bandentoestand controleren............ 162
13.7 Bandenspanning controleren........... 164
13.8 Spaakspanning controleren ............. 166
14 ELEKTRONICA.......................................... 168
14.1 Accu demonteren ....................... 168
14.2 Accu monteren ........................... 171
14.3 Accu laden ................................ 173
14.4 Hoofdzekering vervangen ................ 176
14.5 Zekeringen ABS vervangen.............. 178
14.6 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 180
14.7 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 183
14.8 Koplampkap met koplamp
inbouwen ...................................... 184
14.9 Lamp koplamp vervangen ............... 185
14.10 Parkeerlichtlamp vervangen ............ 187
INHOUDSOPGAVE
7
14.11 Knipperlichtlamp vervangen............ 188
14.12 Koplampstand controleren .............. 190
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 191
14.14 Diagnosestekker............................. 192
15 KOELSYSTEEM......................................... 193
15.1 Koelsysteem .................................. 193
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 194
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 197
15.4 Koelmiddel aftappen .................. 199
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 201
15.6 Koelmiddel vervangen ................. 203
16 MOTOR AFSTELLEN ................................. 207
16.1 Motorkarakteristiek instellen ........... 207
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 208
16.3 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 209
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 211
17.1 Motoroliepeil controleren ................ 211
17.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 212
17.3 Motorolie aftappen ..................... 212
17.4 Oliefilter demonteren .................. 214
17.5 Oliezeven reinigen ...................... 215
17.6 Oliefilter monteren ..................... 218
17.7 Motorolie vullen ......................... 218
17.8 Motorolie bijvullen ......................... 220
18 REINIGING, ONDERHOUD......................... 222
18.1 Motorfiets reinigen ......................... 222
18.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 226
19 STALLING ................................................ 228
19.1 Stalling......................................... 228
19.2 Inbedrijfname na stalling ................ 230
20 FOUTEN OPSPOREN................................. 231
21 KNIPPERCODE ......................................... 236
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 243
22.1 Motor............................................ 243
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 245
22.3 Vulhoeveelheden............................ 250
22.3.1 Motorolie .................................. 250
22.3.2 Koelmiddel ............................... 250
22.3.3 Brandstof.................................. 250
INHOUDSOPGAVE
8
22.4 Chassis ......................................... 250
22.5 Elektronica.................................... 252
22.6 Banden......................................... 253
22.7 Voorvork........................................ 254
22.8 Schokdemper ................................ 255
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 256
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 263
24 HULPSTOFFEN......................................... 267
25 NORMEN ................................................. 269
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 270
27 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 271
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 272
28.1 Rode pictogrammen ....................... 272
28.2 Gele of oranje pictogrammen........... 272
28.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 273
INDEX ............................................................. 274
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven model dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig
door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven model zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
18
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeer-
stoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
21
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S02176-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Remhendel ( pag. 29)
2
Koppelingshendel ( pag. 29)
3
Handgrepen ( pag. 48)
4
Tankdop
5
Bijrijder-voetsteunen ( pag. 48)
6
Zadelontgrendeling ( pag. 47)
7
Zijstandaard ( pag. 50)
8
Versnellingshendel ( pag. 49)
9
Motornummer ( pag. 27)
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S02177-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Contact-/stuurslot ( pag. 33)
2
Lichtschakelaar ( pag. 31)
2
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
2
Claxonknop ( pag. 30)
3
Functietoetsen ( pag. 35)
3
Controlelampjes ( pag. 36)
4
Noodstopschakelaar ( pag. 32)
4
E-starterknop ( pag. 33)
5
Gashendel ( pag. 30)
6
Framenummer ( pag. 26)
7
Typeplaatje ( pag. 26)
8
Kijkglas motorolie
9
Rempedaal ( pag. 50)
5 SERIENUMMERS
26
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is in de rechterzijde van het balhoofd gegra-
veerd.
5.2 Typeplaatje
H01049-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich rechts aan het frame.
SERIENUMMERS 5
27
5.3 Sleutelnummer
402241-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van
een reservesleutel. Bewaar de KEYCODECARD op een veilige
plaats.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerzijde van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
28
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402025-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant
van de schokdemper aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.1 Koppelingshendel
B01943-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
B01944-10
De remhendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
6.3 Gashendel
B01945-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Claxonknop
B01946-10
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
6.5 Lichtschakelaar
B01946-11
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In
deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht inge-
schakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is omhoog gezwenkt.
In deze stand zijn het groot licht en het achterlicht
ingeschakeld.
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar
B01946-12
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het
stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar naar de schakelaarbehuizing duwen.
6.7 Noodstopschakelaar
B01947-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor kan niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk
bij het rijden, het ontstekingscircuit is gesloten.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.8 E-starterknop
B01947-11
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter
gebruikt.
6.9 Contact-/stuurslot
600825-01
Het contact-/stuurslot
1
bevindt zich voor het zadel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan worden uitgetrokken.
6.10 Gecombineerd instrument
6.10.1 Gecombineerd instrument - overzicht
401420-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 4 functiesegmen-
ten.
1
Functietoetsen ( pag. 35)
2
Toerenteller ( pag. 35)
3
Controlelampjes ( pag. 36)
4
Display ( pag. 37)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
6.10.2 Functietoetsen
401426-10
Met de knop MODE
1
wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), Tripmas-
ter 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 (TRIP 2).
Met de SET-knop
2
wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en
Tripmaster 2 (TRIP 2) op 0.0 teruggezet.
Met de toets
3
kan het ABS worden uitgeschakeld.
6.10.3 Toerenteller
401427-10
De toerenteller
1
geeft het motortoerental aan in omwentelingen
per minuut.
De rode markering
2
markeert een te hoog toerental van de
motor.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
6.10.4 Controlelampjes
401428-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de
motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is
in vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht
is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje koelmiddeltemperatuur brandt
rood Koelmiddeltemperatuur heeft een kritische
waarde bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Display wordt overgeschakeld naar weergave TRIP F.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motor-
oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen en de
motor afzetten.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
Waarschuwingslampje accu brandt rood Spanning in
het boordnet te laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel
Status- of foutmelding bij het ABS.
6.10.5 Display
400836-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle indicatieseg-
menten één seconde op om de functies te controleren.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
400837-01
LEnGth
Na deze functiecontrole wordt één seconde de wielomtrek LEnGth
op de display weergegeven.
Info
Het getal 2205 mm komt overeen met de afmeting van het
21" voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6.10.6 Snelheidsindicatie
400838-10
Snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl
per uur mph.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.10.7 kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Landspecifieke instelling aanpassen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400839-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand ON draaien.
De MODE toets zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is
geactiveerd.
De MODE toets ingedrukt houden tot de weergavemodus van
km/h naar mph of van mph naar km/h is gewisseld.
Voorgeschreven waarde
Duur voor het indrukken van
de MODE knop
10 s
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.10.8 Tijd
400838-11
De tijd wordt weergegeven in het segment
1
van het display.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is
geweest van het voertuig of als de zekering eruit gehaald
was.
6.10.9 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401444-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is
geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
De tijd is ingesteld.
6.10.10 Weergave ODO
400839-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weer-
gegeven in kilometer of mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu van het voer-
tuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
6.10.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden
gemeten. Als de waarde 999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
401445-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1
is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
6.10.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden
gemeten. Als de waarde 999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
401446-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2
is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
6.10.13 Weergave TRIP F
401447-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de
weergave automatisch naar TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onaf-
hankelijk van de weergavemodus die voorheen was geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven, begint tegelijkertijd het
waarschuwingslampje brandstofpeil te branden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
6.10.14 Weergave GEAr
401418-01
In de weergavemodus GEAr wordt de met de versnelling gescha-
kelde gang weergegeven.
6.10.15 Temperatuurindicatie koelmiddel
700124-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit twaalf balk-
jes. Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel. Als
het bovenste balkje brandt, beginnen tegelijkertijd alle balkjes te
knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot vier balkjes branden.
Motor warm Vijf tot elf balkjes branden.
Motor heet Alle twaalf balkjes knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
45
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
46
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
601770-10
Klep
1
op de tankdop openklappen en contactsleutel inste-
ken.
Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwij-
deren.
Info
De tankdop is voorzien van een brandstoftankontluch-
ting.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
47
6.12 Tankdop sluiten
601771-01
Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee
draaien.
Contactsleutel uittrekken en klep dichtklappen.
6.13 Zadelontgrendeling
B01948-10
De handgreep
1
ontgrendelt het zadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
48
6.14 Handgrepen
601773-10
Met de handgrepen
1
kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hier-
aan vasthouden.
6.15 Bijrijder-voetsteunen
601774-01
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrij-
der.
Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrij-
der.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
49
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerzijde van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
50
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linkerzijde van het voer-
tuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt
zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
51
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 INBEDRIJFSTELLING
52
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
INBEDRIJFSTELLING 7
53
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 121)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 128)
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 141)
7 INBEDRIJFSTELLING
54
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer
gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen ritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 54)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFSTELLING 7
55
7.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
56
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
INBEDRIJFSTELLING 7
57
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
8 RIJ-INSTRUCTIES
58
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 211)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 130)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 143)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 134)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 146)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 197)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 108)
Kettingspanning controleren. ( pag. 111)
Bandentoestand controleren. ( pag. 162)
Bandenspanning controleren. ( pag. 164)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
RIJ-INSTRUCTIES 8
59
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
8 RIJ-INSTRUCTIES
60
B00103-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
RIJ-INSTRUCTIES 8
61
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de
volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar
boven klappen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
62
401426-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter
rijsituaties voordoen, waarin een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Knop
1
3 - 5 seconden indrukken.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat knipperen,
het ABS is gedeactiveerd.
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
63
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de bijrijder van de motorfiets vallen.
Ervoor zorgen dat de bijrijder correct op de buddyseat zit, de voeten op de voetsteunen van de bijrij-
der zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 8
65
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig
veilig parkeren en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
8 RIJ-INSTRUCTIES
66
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
67
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u
alleen de koppelingshendel te trekken en de e-startknop in
te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of
stilstaat.
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat
slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de
motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toe-
rental en een slepende koppeling.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat branden,
meteen op veilige wijze stoppen. Op het moment dat de ver-
snelling in vrij staat, begint het controlelampje storing te knip-
peren.
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcij-
ferd worden. Dit wordt de knippercode genoemd. De
knippercode geeft aan welke component een storing
heeft.
8 RIJ-INSTRUCTIES
68
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
69
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
8 RIJ-INSTRUCTIES
70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
RIJ-INSTRUCTIES 8
71
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
8 RIJ-INSTRUCTIES
72
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt
de accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend
bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel uittrekken.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 8
73
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
8 RIJ-INSTRUCTIES
74
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
75
400405-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 45)
Brandstoftank maximaal tot maat
A
met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
20 mm
Brandstoftankvolume
totaal ca.
12 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 263)
Tankdop sluiten. ( pag. 47)
401429-10
De SET-toets
2
twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje brandstofpeil
1
gaat uit.
TRIP F wordt op 0.0 gezet en de vorige weergavemodus
verschijnt.
Info
Als de SET-toets
2
niet wordt ingedrukt, wordt de
waarde na circa 3 minuten automatisch teruggezet.
9 SERVICESCHEMA
76
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM-Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
na ieder gebruik voor sportdoeleinden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 212)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 134)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 146)
Remschijven controleren. ( pag. 129)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
SERVICESCHEMA 9
77
na ieder gebruik voor sportdoeleinden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Remvloeistof van voorwielrem vervangen.
Remvloeistof van achterwielrem vervangen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 130)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 143)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 122)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 140)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice en schokdemper-
service afhankelijk van behoefte en gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 98)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 101)
Bandentoestand controleren. ( pag. 162)
Bandenspanning controleren. ( pag. 164)
Spaakspanning controleren. ( pag. 166)
Velgslag controleren.
9 SERVICESCHEMA
78
na ieder gebruik voor sportdoeleinden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 115)
Kettingspanning controleren. ( pag. 111)
Brandstofzeef vervangen.
Bougie vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 194)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampstand controleren. ( pag. 190)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
SERVICESCHEMA 9
79
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
na ieder gebruik voor sportdoeleinden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en con-
troleren of ze gemakkelijk bewegen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koelmiddel vervangen. ( pag. 203)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
80
10.1 Voorvork/schokdemper
B01320-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het
chassis aan te passen aan uw rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we
onze ervaringsgegevens in tabel
1
samengevat. U vindt
de tabel onder het zadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de
basis voor uw eigen persoonlijke afstelling van het chassis. Wij-
zig de instellingen niet willekeurig (maximaal ± 40%), aangezien
anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen
verslechteren.
10.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
CHASSIS AFSTELLEN 10
81
B01949-10
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
82
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
B01949-11
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
83
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.4 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij
snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend.
Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low
speed-bereik en omgekeerd.
10.5 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
84
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B01950-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belas-
ting
10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
85
10.6 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
B01950-11
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN
86
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige belas-
ting
1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.7 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 10
87
100247-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belas-
ting
10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.8 Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
10 CHASSIS AFSTELLEN
88
0
0
AA
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en
een vast punt meten, bijvoorbeeld een markering aan de ach-
terbekleding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
CHASSIS AFSTELLEN 10
89
10.9 Statische veerweg van schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat
A
achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 87)
De motorfiets met behulp van een andere persoon rechtop hou-
den.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 18 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 91)
10 CHASSIS AFSTELLEN
90
10.10 Dynamische veerweg van schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat
A
achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 87)
Met behulp van een andere persoon, die de motorfiets vast-
houdt, gaat de bestuurder met complete beschermende kle-
ding in de normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de
motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging bereikt een evenwicht.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 70 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 93)
CHASSIS AFSTELLEN 10
91
10.11 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt, wordt aanbevolen de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld door
de veerlengte te meten.
Voorwerk
Motorfiets met montagebok opkrikken.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
Zijbekleding verwijderen.
Schokdemper demonteren.
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
92
201271-11
Hoofdwerk
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale Veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de voorgeschreven
maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 20 mm
Info
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren.
Zijbekleding monteren.
Zadel monteren. ( pag. 105)
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
93
10.12 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met montagebok opkrikken.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
Zijbekleding verwijderen.
Schokdemper demonteren.
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
201352-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 80 N/mm
Hard 85 N/mm
Info
De veerconstante wordt aangegeven aan de buitenkant
van de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren.
Zijbekleding monteren.
Zadel monteren. ( pag. 105)
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
Statische veerweg van schokdemper controleren. ( pag. 89)
10 CHASSIS AFSTELLEN
94
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 86)
10.13 Stuurstand
401454-11
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boringen
B
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
CHASSIS AFSTELLEN 10
95
10.14 Stuurpositie instellen
401454-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
10 CHASSIS AFSTELLEN
96
Stuurplaten positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijk-
matig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
97
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij de onderbumper onder de motor optillen.
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen en op zijstandaard
1
zetten.
Hefbok verwijderen.
11.3 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 100)
S00642-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
99
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschraper en de binnenbuis van de voorvork aan beide vork-
poten reinigen en insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 268)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 100)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
11.4 Voorvorkprotector losmaken
B01952-10
Schroeven
1
verwijderen en klem afnemen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor naar beneden schuiven.
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector omlaag schuiven.
11.5 Voorvorkprotector positioneren
B01952-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
101
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.6 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frames.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 102)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 102)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
11.7 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
103
B01951-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien. Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 101)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
11.8 Zadel afnemen
B01948-10
Aan de lus
1
trekken en tegelijkertijd het zadel achter optil-
len.
Het zadel naar achteren trekken en naar boven toe afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
105
11.9 Zadel monteren
S02191-10
Het zadel met de gleuf
1
aan de schroef
2
vasthaken, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren schui-
ven.
Vergrendelingsbout
3
in het slothuis
4
plaatsen en zadel achter omlaag duwen tot de vergrendelingsbout
hoorbaar vastklikt.
Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.
11.10 Luchtfilter demonteren
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 104)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
106
S02192-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Bovendeel
2
luchtfilterbak verwijderen.
601784-10
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief
effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Luchtfilter
3
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
107
11.11 Luchtfilter monteren
601785-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak reinigen.
Luchtfilter
1
monteren.
Info
Het luchtfilter moet met het volledige
afdichtingvlak
A
op het luchtfilterbak liggen.
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Bovendeel luchfilterbak
2
voor aan de luchtfilterbak vastha-
ken en naar beneden zwenken.
S02192-11
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
deel luchtfilterbak
M6 2 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
108
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 105)
11.12 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 108)
11.13 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
109
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
110
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 267)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 267)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
111
11.14 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
112
S02193-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in vrij schakelen.
Ketting in afstand
B
van het glijblok omhoog duwen en de
kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
C
moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 5 mm
Afstand van glijblok 30 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 113)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
113
11.15 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 111)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
114
B01954-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
C
. Zo
is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. De meting op ver-
schillende punten van de ketting herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
115
11.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
100132-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
116
1 2 3 16 17 18
00
0
BB
0
0
AA
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
117
S02194-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
bovenste
glijblok
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
118
S02195-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
119
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
101068-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
120
11.17 Kettinggeleiding instellen
S02196-10
Schroeven
1
en
2
verwijderen. Kettinggeleiding afnemen.
Voorwaarde
Aantal tanden: 44 tanden
Moer
3
in boring
A
steken. Kettinggeleiding positione-
ren.
Schroeven
1
en
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingge-
leiding
M6 8 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden: 45 tanden
Moer
3
in boring
B
steken. Kettinggeleiding positione-
ren.
Schroeven
1
en
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingge-
leiding
M6 8 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
121
11.18 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
B01943-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Bij het instellen van de koppelingshendel een minimale
afstand tot de andere onderdelen van het voertuig aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Minimale afstand 5 mm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
122
11.19 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
123
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
S02197-10
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 265)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
124
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.20 Motorbescherming demonteren
G00755-11
Schroeven
1
links en rechts verwijderen.
Motorbescherming naar voren uit de houders trekken en verwij-
deren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
125
11.21 Motorbescherming inbouwen
G00755-10
Motorbescherming achteraan in de houder
1
schuiven.
Motorbescherming positioneren. Schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12 REMSYSTEEM
126
12.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
402028-10
De ABSunit
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp, en is onder het zadel
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als ABS is uitgeschakeld
en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
127
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
de ontsteking gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig
begint te rijden. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in
12 REMSYSTEEM
128
het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen
kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
Met de toets
4
kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld
(zie starten).
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
B01955-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
REMSYSTEEM 12
129
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400406-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
12 REMSYSTEEM
130
Remschijf vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
131
B01957-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 131)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
132
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
REMSYSTEEM 12
133
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Pak-
kingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 134)
S02198-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
onder bovenkant van reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 265)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM
134
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afwassen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 12
135
B01959-01
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 135)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 135)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
136
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
REMSYSTEEM 12
137
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd.
Pakkingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
12 REMSYSTEEM
138
S02199-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen. Opletten dat er geen remvloeistof uit
het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Zorg ervoor dat bij het terugduwen van de remzuigers
de remklauw niet tegen de spaken worden geduwd.
400418-11
Veerstekker
4
verwijderen, bout
5
naar rechts eruit slaan
en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
REMSYSTEEM 12
139
400418-10
Controleren of het veerplaatje
6
in de remklauw en de glij-
plaat
7
in de remklauwhouder goed vastzitten.
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is.
S02200-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 265)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
140
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402027-10
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Info
Het raken van de voetremcilinderzuiger is te merken
aan de grotere weerstand bij het intrappen van het rem-
pedaal.
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 141)
REMSYSTEEM 12
141
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
12 REMSYSTEEM
142
B01291-10
Schroeven
3
aan rempedaalcilinder
4
losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
1
losmaken en schroef
2
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt. De schroef moet ten minste
vier slagen in de voetsteunhouder zijn geschroefd.
Voetremcilinder
4
zo positioneren, dat er een vrije slag van
het rempedaal is.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempedaalci-
linder
M6 10 Nm
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 140)
Moer
1
vastdraaien.
REMSYSTEEM 12
143
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B01960-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 144)
12 REMSYSTEEM
144
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 12
145
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd.
Afdichtingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 146)
12 REMSYSTEEM
146
S02201-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met ring en membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 265)
Schroefdop met ring en membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
147
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
B01962-01
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 148)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 148)
12 REMSYSTEEM
148
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
149
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd.
Pakkingen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
12 REMSYSTEEM
150
S02201-10
Voertuig verticaal zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuiger terug te duwen. Opletten dat er geen remvloeistof uit
het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de
remklauw niet tegen de spaken worden geduwd.
B01962-10
Veerstekker
3
verwijderen, bout
4
naar links eruit slaan en
remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
REMSYSTEEM 12
151
400419-11
Controleren of het veerplaatje
5
in de remklauw en de glij-
plaat
6
in de remklauwhouder goed vastzitten.
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot de MAX-markering.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 265)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN
152
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
S02202-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuigers de remklauw niet tegen de spaken worden
geduwd.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
S00643-10
Schroef
3
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
4
losdraaien.
Op de schroef
3
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
3
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
153
S00644-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-11
Afstandsbussen
5
verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN
154
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 267)
Afstandsbussen erin zetten.
WIELEN, BANDEN 13
155
S02203-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 267)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor
M6 6 Nm
13 WIELEN, BANDEN
156
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
B01968-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
B01969-10
Achterwiel vasthouden en steekas
5
uittrekken.
WIELEN, BANDEN 13
157
S02204-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van
het kettingwiel verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gede-
monteerd.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
158
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 160)
H00937-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 267)
Afstandsbus erin zetten.
WIELEN, BANDEN 13
159
M01381-10
Schroefdraad van de steekas en moer
2
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 267)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 267)
Demperpakking en kettingwieldrager in het achterwiel monte-
ren.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
Steekas
3
en kettingspanner
4
monteren. Moer
2
monte-
ren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Opletten dat de markeringen aan de linker en rechter ketting-
spanner in dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkerin-
gen
B
. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
6
in boring positioneren. Schroef
7
monteren en vastdraaien.
13 WIELEN, BANDEN
160
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor
M6 6 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
Kettingspanning controleren. ( pag. 111)
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de ketting-
wieldrager en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
Achterwiel demonteren. ( pag. 156)
WIELEN, BANDEN 13
161
S02205-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn
beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
B01973-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
13 WIELEN, BANDEN
162
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 157)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
Kettingspanning controleren. ( pag. 111)
13.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
WIELEN, BANDEN 13
163
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
13 WIELEN, BANDEN
164
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 13
165
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein solo
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning weg solo
voor 1,8 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,2 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13 WIELEN, BANDEN
166
13.8 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
WIELEN, BANDEN 13
167
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
14 ELEKTRONICA
168
14.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
ELEKTRONICA 14
169
B01974-10
Hoofdwerk
Accuafdekking
1
verwijderen.
Motorelektronica-besturingsunit
2
van de houder trekken en
opzijleggen.
S00622-10
Minkabel
3
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
4
verwijderen.
14 ELEKTRONICA
170
S00620-10
ABS-aansluitkabel
5
en pluskabel
6
van de accu loskoppe-
len.
S00621-10
Schroeven
7
verwijderen.
Houderplaat
8
van de accu naar voren trekken en verwijde-
ren.
Accu naar boven toe verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
In beide gevallen kunnen elektrische componenten en
veiligheidsvoorzieningen beschadigd raken. Het voertuig
is dan niet meer verkeersveilig.
ELEKTRONICA 14
171
14.2 Accu monteren
S00621-11
Hoofdwerk
Accu met de polen naar achteren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTZ10S) ( pag. 252)
Steunplaat
1
positioneren en schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
S00623-10
Ring
3
, pluskabel
4
en ABS-aansluitkabel
5
positione-
ren.
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
14 ELEKTRONICA
172
S00622-11
Pluspoolafdekking
7
positioneren.
Ring
8
en minkabel
9
positioneren, schroef monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
S00624-10
Motorelektronica-besturingsunit
bk
positioneren.
Accuafdekking
bl
monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 105)
Tijd instellen. ( pag. 40)
ELEKTRONICA 14
173
14.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
14 ELEKTRONICA
174
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernie-
tiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
Accu demonteren. ( pag. 168)
ELEKTRONICA 14
175
S01013-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het start-
vermogen van de accu en dynamo testen. Bovendien kan met
deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel
1
.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat
op het accuhuis
2
is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppe-
len.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet wordt
gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 171)
Zadel monteren. ( pag. 105)
Tijd instellen. ( pag. 40)
14 ELEKTRONICA
176
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in de
behuizing van het startrelais naast de accu.
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
ELEKTRONICA 14
177
B01977-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
1
verwijderen.
M00652-10
Defecte hoofdzekering
2
met een punttang verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 252)
Info
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen erop steken.
14 ELEKTRONICA
178
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 105)
Tijd instellen. ( pag. 40)
14.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het zadel. Met deze beide zekeringen zijn de retour-
pomp en de hydraulische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit
is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
Accuafdekking verwijderen.
Motorelektronica-besturingsunit van de houder trekken en opzij
leggen.
ELEKTRONICA 14
179
B01979-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap
1
verwijderen en zekering verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 252)
Beschermkap monteren.
B01979-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap
2
verwijderen en zekering verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 252)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorelektronica-besturingsunit positioneren.
Accuafdekking monteren.
Zadel monteren. ( pag. 105)
14 ELEKTRONICA
180
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
B01980-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
ELEKTRONICA 14
181
S02238-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - ontsteking
Zekering 2 - 10 A - contact, gecombineerd instrument,
motorelektronica-besturingsunit, lambdasonde
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, parkeerlicht, ach-
terlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (constant plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactscha-
kelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
14 ELEKTRONICA
182
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 253)
Zekering (75011088015) ( pag. 252)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 105)
ELEKTRONICA 14
183
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
B01982-10
Spatbord met een doek afdekken en zo beschermen tegen
beschadigingen.
Schroeven
1
aan beide zijden verwijderen.
Koplampkap naar voren kantelen.
601794-10
Stekkerverbindingen van richtingaanwijzers
2
en
koplamp
3
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
14 ELEKTRONICA
184
14.8 Koplampkap met koplamp inbouwen
601794-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
1
van koplamp en
2
richtingaanwij-
zers verbinden.
Controleren of de lampen werken.
601810-10
Doek van spatbord verwijderen, koplampkap positioneren.
Uitsteeksels
3
grijpen in de koplampkap.
ELEKTRONICA 14
185
B01982-11
Kabelgeleidingen
4
positioneren. Schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M5 5 Nm
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 190)
14.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 183)
14 ELEKTRONICA
186
600610-10
Hoofdwerk
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
van de lamp van de koplamp verwijderen.
600611-10
Veerbeugel
3
losmaken.
Lamp koplamp
4
verwijderen.
Nieuwe lamp in de koplampbehuizing steken.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 253)
Lamp met veerbeugel in koplamp vastzetten.
Beschermkap monteren. Stekkers verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 184)
Koplampstand controleren. ( pag. 190)
ELEKTRONICA 14
187
14.10 Parkeerlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 183)
600610-12
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
14 ELEKTRONICA
188
S02206-10
Fitting
2
uit de reflector trekken.
Parkeerlichtlamp
3
uit de fitting trekken.
Nieuwe parkeerlichtlamp in de fitting steken.
Parkeerlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 253)
Fitting in reflector plaatsen.
Beschermkap plaatsen.
Nawerk
Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 184)
Koplampstand controleren. ( pag. 190)
14.11 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
ELEKTRONICA 14
189
601795-10
Hoofdwerk
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijde-
ren.
Diffusorplaat
1
voorzichtig naar voren zwenken en verwijde-
ren.
De oranje kap
2
in de buurt van de uitsteeksels samenduwen
en verwijderen.
Knipperlichtlamp licht in de fitting duwen, ca. 30° tegen de
klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Probeer de reflector niet aan te raken met de vingers en
vetvrij te houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 253)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14 ELEKTRONICA
190
14.12 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op afstand
A
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op
de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De licht-donkergrens moet op een rijklare motorfiets met
bestuurder, en eventueel bagage en duopassagier precies op
de onderste markering liggen.
» Als de licht-donker-grens niet aan de specificaties voldoet :
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 191)
ELEKTRONICA 14
191
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 190)
601796-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een rijklare motor-
fiets met bestuurder precies op de onderste markering lig-
gen (aangebracht bij koplampstand controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
14 ELEKTRONICA
192
14.14 Diagnosestekker
S02172-10
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder de motorbesturingsunit.
KOELSYSTEEM 15
193
15.1 Koelsysteem
S02207-10
Door de waterpomp
1
in de motor is er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting van
de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het vaste reser-
voir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer terug-
gezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmid-
deltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
125 °C
400407-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die door een thermoschakelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
radiateurribben verlagen de koelwerking.
15 KOELSYSTEEM
194
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 15
195
S02184-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Deksel van het compensatiereservoir
1
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich ongeveer in het bereik bevin-
den, dat in de afbeelding is weergegeven.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 263)
Deksel van het compensatiereservoir monteren.
15 KOELSYSTEEM
196
601799-10
Radiateurdop
2
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 263)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 15
197
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM
198
S02184-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich ongeveer in het bereik bevin-
den, dat in de afbeelding is weergegeven.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 263)
601799-10
Radiateurdop
2
verwijderen en koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 263)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 15
199
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 124)
15 KOELSYSTEEM
200
600616-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftap-
boring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Nawerk
Motorbescherming inbouwen. ( pag. 125)
KOELSYSTEEM 15
201
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
601799-11
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Radiateurdop
1
verwijderen.
15 KOELSYSTEEM
202
601800-10
Koelmiddel vullen.
Koelvloeistof ( pag. 263)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Radiateurdop
1
monteren.
S02184-11
Deksel van het compensatiereservoir
2
verwijderen.
Koelmiddel tot het op de afbeelding aangegeven peil bijvullen.
Deksel van het compensatiereservoir monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
KOELSYSTEEM 15
203
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 197)
15.6 Koelmiddel vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
15 KOELSYSTEEM
204
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 124)
600616-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
601799-10
Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
KOELSYSTEEM 15
205
600616-10
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftap-
boring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
601800-11
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof
( pag. 263)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Radiateurdop
2
monteren.
15 KOELSYSTEEM
206
S02184-12
Deksel
3
van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot het op de afbeelding aangegeven peil bijvullen.
Deksel
3
van het compensatiereservoir monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 197)
Nawerk
Motorbescherming inbouwen. ( pag. 125)
MOTOR AFSTELLEN 16
207
16.1 Motorkarakteristiek instellen
Voorwerk
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in
de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 104)
B01983-10
Hoofdwerk
MapSelect schakelaar met houder
1
naar boven toe van de
houderplaat trekken.
MapSelect schakelaar uit de houder trekken.
601802-10
Stelwiel draaien, tot het gewenste cijfer tegen markering
2
ligt.
MapSelect schakelaar op Soft zetten.
Stelwiel op positie 1 instellen.
Soft verlaagd gehomologeerd topvermogen voor
betere rijbaarheid
MapSelect schakelaar op Advanced zetten.
Stelwiel op positie 2 instellen.
16 MOTOR AFSTELLEN
208
Advanced gehomologeerd vermogen, zeer direct rea-
gerend
MapSelect schakelaar op Standaard zetten.
Stelwiel op positie 3, 4, 5, 6, 7, 8 of 9 instellen.
Standaard gehomologeerd vermogen, uitgebalan-
ceerd reagerend
MapSelect schakelaar op slechte brandstofkwaliteit zetten.
Stelwiel op positie 0 instellen.
Slechte brandstofkwaliteit gehomologeerd vermogen
wordt afhankelijk van de brandstofkwaliteit verlaagd,
maximaal voor 1 vulling van de brandstoftank gebrui-
ken
MapSelect schakelaar in de houder positioneren.
MapSelect schakelaar met houder naar beneden toe op de
houderplaat schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 105)
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
MOTOR AFSTELLEN 16
209
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 209)
16.3 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
16 MOTOR AFSTELLEN
210
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel
2
in de gewenste positie op de schakelas
steken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
211
17.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd als de motor warm is.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
S02208-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de onder- en de bovenrand van
het kijkglas liggen.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 220)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
212
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
601022-10
Motorolie aftappen. ( pag. 212)
Oliefilter demonteren. ( pag. 214)
Oliezeven reinigen. ( pag. 215)
Oliefilter monteren. ( pag. 218)
Motorolie vullen. ( pag. 218)
17.3 Motorolie aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
213
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 124)
S02210-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet en afdichtring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
S02209-01
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en pakkingring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
214
17.4 Oliefilter demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
S02211-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Oliefilterdop
2
met keerring ver-
wijderen.
Oliefilter
3
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
215
S02212-10
Schroeven
4
verwijderen. Oliefilterdop
5
met keerring ver-
wijderen.
Oliefilter
6
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
17.5 Oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
216
S02213-10
Hoofdwerk
Sluitschroef
1
met oliezeef
2
en keerringen verwijderen.
S02214-10
Sluitschroef
3
met oliezeef
4
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
217
S02215-10
Oliezeef
2
met keerringen positioneren.
Sluitschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
S02216-10
Oliezeef
4
met keerringen positioneren.
Sluitschroef
3
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
218
17.6 Oliefilter monteren
S02217-10
Oliefilter
1
en
2
erin zetten.
Keerringen van de oliefilterdeksels oliën. Oliefilterdeksel
3
en
4
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
17.7 Motorolie vullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
219
M00649-10
Hoofdwerk
Olievulschroef met keerring
1
op het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie
(SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 264)
Motorolie
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 265)
Olievulschroef met keerring
1
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motorbescherming inbouwen. ( pag. 125)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
220
Motoroliepeil controleren. ( pag. 211)
17.8 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 264)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 265)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
221
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 211)
18 REINIGING, ONDERHOUD
222
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behou-
den.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
REINIGING, ONDERHOUD 18
223
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een
kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 268)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met de voertuig door strooizout bent gereden, rei-
nigt u hem met koud water. Warm water versterkt de
zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
18 REINIGING, ONDERHOUD
224
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 108)
Glimmende metalen onderdelen (met uitzondering van de rem-
schijven en het uitlaatsysteem) behandelen met een antiroest-
middel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 267)
REINIGING, ONDERHOUD 18
225
Alle gelakte onderdelen behandelen met een milde lakreiniger.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 268)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 268)
Contact-/stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 268)
18 REINIGING, ONDERHOUD
226
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 222)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de rem-
klauwen en remplaketten in afgekoelde en gemonteerde
toestand, grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
REINIGING, ONDERHOUD 18
227
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen, omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 108)
19 STALLING
228
19.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Wanneer voor het stallen van de motorfiets voor het laatst
wordt getankt moet een brandstofadditief worden bijgemengd.
Brandstofadditief ( pag. 267)
Brandstof tanken. ( pag. 73)
Motorfiets reinigen. ( pag. 222)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 212)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 194)
Bandenspanning controleren. ( pag. 164)
Accu demonteren. ( pag. 168)
Accu laden. ( pag. 173)
STALLING 19
229
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
accu zonder directe bloot-
stelling aan zonnestralen
0 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 97)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt
ertoe dat de kleppen en uitlaat gaan roesten.
19 STALLING
230
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 97)
Accu laden. ( pag. 173)
Accu monteren. ( pag. 171)
Tijd instellen. ( pag. 40)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 58)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 20
231
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door bij het
indrukken van de e-starterknop
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 59)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 173)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2, 3 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 176)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel aangetrokken
is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar slaat
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 59)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
20 FOUTEN OPSPOREN
232
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar slaat
niet aan
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Bij starten GEEN gasgeven
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 59)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
( pag. 105)
Luchtfilter monteren. ( pag. 107)
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
MapSelect schakelaar versteld Motorkarakteristiek instellen.
( pag. 207)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 197)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 199)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 201)
FOUTEN OPSPOREN 20
233
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Defect in het ventilatiesysteem
van de radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controle-
ren.
Lucht in het koelsysteem Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 201)
FI-waarschuwingslampje (MIL)
brandt of knippert
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
N-controlelampje stationair
brandt niet wanneer de versnel-
ling in vrij staat
Versnellingssensor niet gepro-
grammeerd
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor gaat uit tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 73)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen.
( pag. 178)
20 FOUTEN OPSPOREN
234
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 211)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 212)
Koplamp en parkeerlicht wer-
ken niet
Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Knipperlichten, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Tijd instellen. ( pag. 40)
FOUTEN OPSPOREN 20
235
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van
de motorfiets niet uitgescha-
keld
Accu laden. ( pag. 173)
Accu wordt niet geladen door
de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Op de display van het gecom-
bineerde instrument verschijnt
niets
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 180)
Tijd instellen. ( pag. 40)
21 KNIPPERCODE
236
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensorluchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensorluchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensorkoelmiddel - ingangssignaal te laag
Temperatuursensor-koelmiddel - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te hoog
KNIPPERCODE 21
237
Knippercode controle-
lampje storing
14 Controlelampje storing knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te laag
Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor - ingangssignaal te laag
Hellingshoeksensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
17 Controlelampje storing knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingssensor - fout in schakelcircuit
21 KNIPPERCODE
238
Knippercode controle-
lampje storing
24 Controlelampje storing knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
25 Controlelampje storing knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar- fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
27 Controlelampje storing knippert 2x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor fout in schakelcircuit - sensorspanning gashendel
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE 21
239
Knippercode controle-
lampje storing
39 Controlelampje storing knippert 3x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 2, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
45 Controlelampje storing knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting kortslui-
ting met maas
Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
65 Controlelampje storing knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout E²PROM fout
21 KNIPPERCODE
240
Knippercode controle-
lampje storing
82 Controlelampje storing knippert 8x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
83 Controlelampje storing knippert 8x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
84 Controlelampje storing knippert 8x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode controle-
lampje storing
85 Controlelampje storing knippert 8x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Gashendelsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
KNIPPERCODE 21
241
Knippercode controle-
lampje storing
86 Controlelampje storing knippert 8x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit B - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
87 Controlelampje storing knippert 8x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor circuit A en B - aannemelijkheidsfout
Knippercode controle-
lampje storing
90 Controlelampje storing knippert 9x lang
Voorwaarde voor fout Regelklepstellerpositie - fout in schakelcircuit
DBW intern hoofdrelais - niet actief
DBW intern hoofdrelais - actief
Knippercode controle-
lampje storing
89 Controlelampje storing knippert 8x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout DBW terugzetveer regelklep - fout
21 KNIPPERCODE
242
Knippercode controle-
lampje storing
92 Controlelampje storing knippert 9x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout DBW driver - fout
Knippercode controle-
lampje storing
93 Controlelampje storing knippert 9x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Motorelektronica KHRS - fout in coprocessor
Knippercode controle-
lampje storing
94 Controlelampje storing knippert 9x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie A
Knippercode controle-
lampje storing
95 Controlelampje storing knippert 9x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout DBW systeemfout stopfunctie - systeemfout stopfunctie B
Knippercode controle-
lampje storing
96 Controlelampje storing knippert 9x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Systeemspanning - ingangsspanning te laag
Systeemspanning - ingangssignaal te hoog
TECHNISCHE GEGEVENS 22
243
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 690 cm³
Slag 84,5 mm
Boring 102 mm
Compressie 12,6:1
Stationair toerental
Temperatuur koelmiddel: 70 °C 1.550 1.650 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar, aandrij-
ving door ketting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud 0,07 0,13 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
22 TECHNISCHE GEGEVENS
244
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 224 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR8BI-9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp E-starter, automatische decompressor
TECHNISCHE GEGEVENS 22
245
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef dekplaat voor olieretourge-
leiding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5 8 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel boven M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontluchtingsdop aan klep-
dop
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Onderdrukaansluiting inlaatkanaal M6 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
246
Schroef autodeco M6 3 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef axiale zekering van de nok-
kenas
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M6 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorgang-
boring in kettingkast)
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
247
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliepompdeksel onder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tuimelaar M6 12 Nm
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Moer uitlaatflens M8 20 Nm
Koperpasta
Sluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
248
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, beginnen
met de achterste schroef aan de
distributiekettingschacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de
waterpomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
249
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op
cilinderkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M20x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
250
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 264)
Motorolie
Alternatieve motorolie
Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 265)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof ( pag. 263)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 12 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 263)
Brandstofreserve ca. 2,5 l
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen,
geëloxeerd
Voorvork WP Performance Systems 4860 MXTA SPLIT
TECHNISCHE GEGEVENS 22
251
Schokdemper WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Veerweg
voor 250 mm
achter 250 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met dubbele zuiger, vlottend
gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning weg solo
voor 1,8 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,2 bar
achter 2,2 bar
Bandenspanning terrein solo
22 TECHNISCHE GEGEVENS
252
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Secundaire overbrenging 15:45
Ketting 5/8 x 1/4" X-ring
Balhoofdhoek 63°
Wielstand 1.504 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 910 mm
Afstand van bodem, onbelast 280 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 143 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
22.5 Elektronica
Accu YTZ10S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8,6 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
TECHNISCHE GEGEVENS 22
253
Zekering 75011088010 10 A
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Parkeerlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controle-
lampjes
Led
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22.6 Banden
Band voor Band achter
90/90 - 21 M/C 54S TT
Metzeler Enduro 3 Sahara
140/80 - 18 M/C 70S TT
Metzeler Enduro 3 Sahara
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS
254
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8N.10
Voorvork WP Performance Systems 4860 MXTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 465 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 5,3 N/mm
Lengte luchtkamer 120
+ 10
20
mm
Vorklengte 895 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 635 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 266)
TECHNISCHE GEGEVENS 22
255
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7L.10
Schokdemper WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige belasting 1 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning 20 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 80 N/mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
256
Hard 85 N/mm
Veerlengte 220 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 18 mm
Dynamische veerweg 70 80 mm
Inbouwlengte 395 mm
Stootdemperolie ( pag. 266) SAE 2,5
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef gecombineerd instrument EJOT 1 Nm
Schroef kettingbescherming EJOT 2 Nm
Schroef nummerplaathouder onder EJOT 3 Nm
Schroef SLS-klep EJOT 2 Nm
Schroef zijbekleding aan spoiler EJOT 1 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar EJOT 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 4 Nm
Overige moeren chassis M5 4 Nm
Overige schroeven chassis M5 4 Nm
Schroef afsluitflens brandstoftank M5 2,5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
257
Schroef beschermplaat tegen hitte
van de uitlaat
M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M5 4 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 3,5 Nm
Schroef drukregelaar M5 4 Nm
Schroef elektrohouder M5 3 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef klem brandstofslang aan
brandstoftank
M5 5 Nm
Schroef koplampkap M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan ach-
terbrug
M5 4 Nm
Schroef trapvlak rempedaal M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M5 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven aan brandstof-
tank
M6 5 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
258
Schroef ABS-besturingsunit M6 5 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bovenste deel luchtfilter-
bak
M6 2 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef contactslot M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef houderplaat ABS-module
aan frame
M6 10 Nm
Schroef kettingbescherming M6 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettinggeleiding M6 8 Nm
Schroef koelerontluchting M6 8 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging
bovenaan
M6 10 Nm
Schroef radiateurbevestiging onder M6 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
259
Schroef radiateurkap M6 4 Nm
Schroef radiateurrooster M6 8 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 5 Nm
Schroef zijbekleding M6 5 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm
Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef brandstofaanklager M8 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
260
Schroef brandstoftank boven M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstoftank onder M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging M8 12 Nm
Koperpasta
Schroef einddemperreservoir M8 25 Nm
Schroef einddemperreservoir aan
de brandstoftank
M8 25 Nm
Schroef greep M8 10 Nm
Schroef hielbescherming M8x12 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder boven M8 20 Nm
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef veerhouder aan de zijstan-
daardconsole
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verbindingshendel aan
frame
M8 30 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
261
Schroef voetsteunhouder achter M8x16 25 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder aan frame M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef achterbrugbout M12 80 Nm
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Koperpasta
22 TECHNISCHE GEGEVENS
262
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M14x1,5 100 Nm
Schroef koeler temperatuursensor M18 20 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef balhoofd onder M20x1,5 60 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 23
263
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
23 GEBRUIKSSTOFFEN
264
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 269)
SAE ( pag. 269) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 23
265
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 269)
SAE ( pag. 269) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
23 GEBRUIKSSTOFFEN
266
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 269) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 269) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 24
267
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
24 HULPSTOFFEN
268
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 25
269
JASO T903 MA
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
270
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
LIJST MET AFKORTINGEN 27
271
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN
272
28.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje koelmiddeltemperatuur brandt rood Koelmiddeltemperatuur heeft een
kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig
stoppen en de motor afzetten.
Waarschuwingslampje accu brandt rood Spanning in het boordnet te laag.
28.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering
bereikt. Display wordt overgeschakeld naar weergave TRIP F.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS.
LIJST MET SYMBOLEN 28
273
28.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
274
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Balhoofdspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Bijrijder-voetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231-235
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
INDEX
275
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gecombineerd instrument
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . 39
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . 44
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
weergave GEAr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . 41
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . 42
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
I
Inbedrijfname
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 52
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
INDEX
276
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236-242
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . 194
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 191
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Koplampstand controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 122
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 121
L
Lamp koplamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Motorkarakteristiek
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Motorolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
INDEX
277
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
O
Oliefilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212, 215
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
P
Parkeerlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 128
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 141
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 146
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 148
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 134
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . 135
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 144
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 131
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 143
van de voorwielrem controleren . . . . . . . . . . 130
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 226
INDEX
278
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 90
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 83
ingaande demping high speed instellen . . . . . 85
ingaande demping low speed instellen . . . . . . 83
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 89
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 86
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 91
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76-79
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Speling balhoofdlager
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Stuurpositie
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 256
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 245
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
INDEX
279
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 208
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 209
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 80
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 82
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Voorvorkprotector
losmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
positioneren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 250
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219, 250
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 180
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
*3213745nl*
3213745nl
08/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282

KTM 690 ENDURO R 2018 de handleiding

Type
de handleiding