Cateye V2c de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

NL-1
NL
Inleiding
Dank u voor het vertrouwen dat u in de CATEYE V2c heeft gesteld.
De V2c is een hoogwaardige fietscomputer voor fietsers die intensief willen trainen en
hun trainingsgegevens willen analyseren.
De snelheidssensor met geïntegreerde functies voor snelheid en cadans maakt gebruik
van draadloze digitale technologie met een uitzendfrequentie van 2,4 GHz, dezelfde tech-
nologie die ook voor draadloze computernetwerken wordt gebruikt. Deze technologie
elimineert interferentie door ruis van buitenaf en overspraak met andere draadloze
computergebruikers vrijwel volledig, zodat u kunt genieten van een zorgeloze rit.
Lees deze gebruiksaanwijzing voor gebruik in zijn geheel aandachtig door om alle func-
ties van de fietscomputer goed te leren kennen.
Bewaar de gebruiksaanwijzing op een veilige plek om hem later wanneer nodig te kunnen
raadplegen.
Over de gebruiksaanwijzingen
Basisinstallatie en -gebruik
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de fietscomputer op de fiets monteert, de fiets-
computer voorbereidt en hoe u de basisfuncties bedient.
1. De fietscomputer op de fiets monteren .............. Zie blz. 6-8
2. De fietscomputer instellen ................................. Zie blz. 9-14
3. Basisbediening van de fietscomputer ................ Zie blz. 15-16
Metingenscherm
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de diverse functies van de fietscomputer bedient.
• Metingenscherm ................................................ Zie blz. 17-21
Overzicht van ritgegevens
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de geregistreerde meetgegevens controleert en beheert.
• Bestanden bekijken ............................................. Zie blz. 23-26
De fietscomputer configureren
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het menu kunt doorlopen en de instellingen kunt
controleren.
• De fietscomputer configureren ........................... Zie blz. 22-33
Geavanceerd gebruik
• Opnemen van ronde- en tussentijden ................. Zie blz. 19 “Rondefunctie”
• Trainen met cadanszones ................................... Zie blz. 34 “De doelzone gebruiken”
Belangrijk
• Volg altijd de aanwijzingen op die zijn aangeduid met “ Waarschuwing!!!”.
• Niets uit deze gebruiksaanwijzing mag worden gereproduceerd of verspreid zonder
uitdrukkelijke toestemming van CatEye Co., Ltd.
• De beschrijvingen en illustraties in deze gebruiksaanwijzing kunnen zonder enige
kennisgeving vooraf worden gewijzigd.
Indien u vragen over deze gebruiksaanwijzing heeft, neem dan contact op met CatEye
op www.cateye.com.
NL-3
NL
NL-2
Correct gebruik van de CatEye V2c
Neem voor veilig gebruik de onderstaande aanwijzingen in acht.
Betekenis van de in deze gebruiksaanwijzing gebruikte symbolen:
Waarschuwing!!! : De met dit symbool aangeduide paragrafen zijn voor veilig ge-
bruik van deze fietscomputer van groot belang. Volg deze aan-
wijzingen nauwgezet op.
Let op : Belangrijke waarschuwingen over het gebruik en de bediening
van de V2c.
* Nuttige tips worden aangeduid met een asterisk.
Waarschuwing!!! :
Concentreer u tijdens het fietsen niet op de meetgegevens. Neem op veilige wijze deel
aan het verkeer.
Bewaar de batterijen buiten het bereik van kinderen en behandel ze bij het weggooien
volgens de geldende wetgeving. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien een batterij
per ongeluk wordt doorgeslikt.
Let op:
Controleer regelmatig de posities van de magneten en de snelheids/ c adanssensor en
let er op dat ze stevig vast zitten. Zet ze vast wanneer ze loszitten.
Laat de fietscomputer / draadloze sensor niet voor langere tijd in direct zonlicht liggen.
Haal de fietscomputer en de snelheidssensor niet uit elkaar.
Stel de fietscomputer en de snelheidssensor niet bloot aan hevige schokken; zorg er
tevens voor dat ze niet kunnen vallen.
Gebruik geen verdunner of alcohol om de fietscomputer te reinigen.
Eén van de eigenschappen van LCD-schermen is dat ze moeilijk afleesbaar zijn door
zonnebrillen met gepolariseerd glas.
Draadloos digitaal systeem van 2,4 GHz
De snelheidssensor met geïntegreerde functies voor snelheid en cadans maakt gebruik
van digitale communicatietechnologie met een uitzendfrequentie van 2,4 GHz, dezelfde
technologie die ook voor draadloze computernetwerken wordt gebruikt. Deze technologie
elimineert interferentie door ruis van buitenaf en overspraak met andere draadloze
computergebruikers vrijwel volledig, en zorgt er tevens voor dat betrouwbare gegevens
kunnen worden bewaard. Het kan echter een enkele keer voorkomen dat er bij bepaalde
voorwerpen of op bepaalde plaatsen sterke elektromagnetische straling is die interferen-
tie kan veroorzaken, wat tot een incorrecte meting kan leiden:
In de buurt van tv's, pc's, radio's, motoren of in auto's en treinen.
Bij spoorwegovergangen en naast treinsporen, in de buurt van televisiezenders en radar-
stations.
Nabij andere draadloze computerapparatuur of digitaal gestuurde verlichting.
NL
Batterij niet
weggooien, maar
inleveren als KCA.
Inhoud
Inleiding ............................................... 1
Over de gebruiksaanwijzingen .............. 1
Correct gebruik van de CatEye V2c ....... 3
Beschrijving van de fietscomputer en zijn
onderdelen ........................................... 4
Fietscomputer ....................................... 4
Accessoires ........................................... 4
Schermweergave .................................. 5
De fietscomputer op de fiets monteren ... 6
1. Monteer de beugel aan het stuur of
aan de stuurbuis ............................... 6
2. Monteer de snelheidsmeter en de
magneet ............................................ 7
3. De fietscomputer installeren/
verwijderen ....................................... 8
De fietscomputer instellen .................... 9
De isolatiefolie verwijderen ................... 9
1. Herstel- of herstartprocedure .......... 10
2. Datum en tijd instellen .................... 11
3. De wielomtrek instellen ................... 12
4. Het sensor-ID instellen .................... 13
5. De snelheidseenheid selecteren ...... 14
6. Werkingstest ................................... 14
Status van het sensorsignaal .............. 14
Basisbediening van de fietscomputer .. 15
Functies van het metingenscherm ....... 15
De metingen starten/stoppen .............. 16
Verlichting ........................................... 16
De meetgegevens nulstellen ................ 16
Spaarstand .......................................... 16
Metingenscherm ................................ 17
Bovenste en middelste
gegevensdisplay .................................. 17
Onderste gegevensdisplay .................. 18
Tempofunctie ...................................... 19
Rondefunctie ....................................... 19
Aftelafstand ......................................... 20
Cadansdoelzone .................................. 21
De fietscomputer configureren ........... 22
Bestanden bekijken (FILE VIEW) ........ 23
Datum en tijd instellen
(
CLOCK.DATE) .................................. 27
Wielomtrek en wielkeuze (
WHEEL) .... 28
Het sensor-ID synchroniseren
(
SEnSOR-ID) ..................................... 28
De maateenheid instellen (
UnIT) ........ 30
De totaalafstand handmatig invoeren
(
ODO InPUT) ..................................... 30
De auto modus instellen
(
AUTO MODE) ................................... 31
De aftelafstand instellen (
C.D.DST
) ... 31
Het geluid instellen (
SOUnD) ............. 32
De doelzone voor de cadans instellen
(
CDC.ZOnE) ....................................... 33
De doelzone gebruiken ....................... 34
Probleemoplossing ............................ 35
Problemen met de display ................... 35
Problemen met de bediening .............. 36
De batterij vervangen .......................... 37
Fietscomputer ..................................... 37
Snelheidssensor .................................. 37
Onderhoud ......................................... 38
Reserveaccessoires ............................ 38
Specificaties ....................................... 39
Registratie .......................................... 40
Beperkte garantie ............................... 40
NL-5
NL
NL-4
Schermweergave
: Snelheidssensorsignaal
Status van het signaal van
de snelheidssensor
weergeven. (blz. 14)
: Alarm
Licht op wanneer het CDC-
alarm (cadansalarm) is inge-
schakeld.
: Wielkeuze
Geeft aan welk wiel is gese-
lecteerd.
Puntendisplay
Toont voornamelijk functie-
beschrijvingen voor onder-
staande waarden.
Geselecteerde gegevens-symbool/eenheid
Wordt samen met de geselecteerde gegevens in het on-
derste gedeelte van de display weergegeven.
Toetsnavigatie
Toetsen van de fiets-
computer of op het
menuscherm die be-
diend kunnen worden,
zullen knipperen.
: Tempopijl
De pijl laat zien of de huidige snelheid hoger (
) of
lager ( ) is dan de gemiddelde snelheid.
: Snelheidseenheid
Knippert tijdens snelheidsmeting.
: Lege-batterij indicator
Licht op wanneer de batterij van de fietscomputer bijna leeg is.
: Indicator voor gemiddelde waarden
Licht op om aan te geven dat de gemiddelde waarden
voor de snelheid en de cadans worden weergegeven.
: Indicator voor maximum waarden
Licht op om aan te geven dat de maximum waarden
voor de snelheid en de cadans worden weergegeven.
: Cadanstempopijl
De pijl laat zien of de huidige cadans hoger ( ) of la-
ger ( ) is dan de gemiddelde cadans.
: cadanseenheid
: Auto modus
Licht op wanneer de auto modus is ingeschakeld.
: Rondetijdindicator
Licht op zolang de rondetijd wordt weergegeven.
: Cadanssensorsignaal
Status van het signaal van de cadanssensor weergeven.
(blz. 14)
: Doelzone
Licht op wanneer de doelzone is ingeschakeld en knip-
pert wanneer de hartslag niet binnen de doelzone ligt.
Licht op of knippert
wanneer SSE in wer-
king is.
Licht op wanneer M1/+
bediend kan worden.
Licht op wanneer M2/-
bediend kan worden.
Accessoires
Houder /
Houderriem
Snelheidssensor
(SPEED/CADENCE)
Opvulrubber voor houder
Wielmagneet Cadansmagneet
Kabelbinders (x5)
Beschrijving van de fietscomputer en zijn onderdelen
Fietscomputer
Verlichtingstoets (LT)
Start-/stop-/entertoets (SSE)
Functie-1 toets (M1/+)
Functie-2 toets (M2/-)
Menutoets (MENU)
Rondetijdtoets (LAP)
Batterijendeksel
Alles wissen-toets (AC)
Voorzijde
Achterzijde
NL-7
NL
NL-6
S
P
E
E
D
C
A
D
E
N
C
E
SPEED
S
P
E
E
D
C
A
D
E
N
C
E
2. Monteer de snelheidsmeter en de magneet
2-1. Zet de snelheidssensor tijdelijk vast
Plaats de snelheidssensor zoals bovenstaande afbeelding
laat zien aan de linkerkant van de achtervork en zet hem los
vast met de kabelbinders.
* Trek op dit moment de kabelbinders nog niet erg vast
aan. Als de kabelbinder eenmaal volledig is aangetrok-
ken, kan hij niet meer worden losgemaakt.
2-2. Monteer de magneet
1. Draai de stelschroeven aan zowel de SPEED zijde
(snelheid) als aan de CADENCE zijde (cadans) van
de snelheidssensor los en plaats de sensor onder
de in nevenstaande afbeelding getoonde hoek.
2. Maak de wielmagneet vast aan de spaak zodat
de magneet naar het sensorgebied aan de
SPEED-zijde is gericht.
3. Maak de cadansmagneet vast in de crank met
nylondraad zodat de magneet naar het
sensorgebied aan de CADENCE-zijde is gericht.
* Wanneer de snelheidssensor ten opzichte van
de (in de stappen 2 en 3 geplaatste) magneten
niet precies goed zit, dan kunt u de
snelheidssensor nog iets verschuiven zodat hij
op de juiste plaats komt te zitten. Nadat u de
snelheidssensor heeft verplaatst, past u de po-
sitie aan zodat de twee magneten naar het juiste
sensorgebied zijn gericht.
4. Na afstelling kunt u de snelheidssensor met
behulp van de kabelbinders vastzetten.
Wielmagneet
c adansmagneet
Snelheidssensor
Kabelbinder
Snelheidssensor
Wiel-
magneet
Cadans
magneet
Kabelbinders
Stelschroef aan de
CADENCE zijde
Sensorgebied
Stelschroef aan
de SPEED zijde
Vervolgd
Sensorgebied
De fietscomputer op de fiets monteren
Om de FlexTight ™ houder aan de stuurbuis te monteren
* Monteer de houder met de open zijde aan de rechterkant.
Om de FlexTight ™ houder aan het stuur te monteren
* Monteer de houder met de open zijde aan de rechterkant.
Knip het overtollige uiteinde van de houderriem met een
schaar af.
Let op:
Rond het ingekorte uiteinde van de houderriem af zodat u
zich er niet aan kunt verwonden.
Houder
Houderriem
Opvulrubber voor
houder
Stuurbuis
Houder
Houderriem
Opvulrubber voor
houder
Stuur
1. Monteer de beugel aan het stuur of aan de stuurbuis
De FlexTight houder kan zowel aan het stuur als aan de stuurbuis worden gemon-
teerd door de houder in de houderriem een kwartslag te verdraaien.
Let op:
Draai de draaiknop van de houderriem alleen met de hand vast.
Als u de knop te stevig aandraait, kan de schroefdraad worden beschadigd.
NL-9
NL
NL-8
De isolatiefolie verwijderen
Open voordat u de fietscomputer in gebruik neemt
eerst het batterijendeksel en verwijder de isolatiefolie.
* Plaats het batterijendeksel terug nadat u de isolatie-
folie heeft verwijderd.
De fietscomputer instellen
Voordat de fietscomputer kan worden gebruikt, moeten er enkele voorbereidingen wor-
den getroffen.
Isolatiefolie
Openen
Sluiten
Metingenscherm
Voor een herstel: Voor een herstart:
Herstartprocedure
* Aanvankelijk wordt de
datum weergegeven
waarop de herstart
plaatsvindt.
Datum en tijd instellen
Bij een herstart blijven de
volgende gegevens be-
waard.
De snelheidseenheid selecteren
Het sensor-ID instellen
De wielomtrek instellen
Datum en tijd instellen
Herstelprocedure
Metingenscherm
Totaaltijd
Totaalafstand
Menuscherm
Opgeslagen bestands-
gegevens
Tijdsnotatie
Datum
Wielomtrek en wielkeuze
Snelheidseenheid
Sensor-ID
Auto modus
Aftelafstand
Geluid
De doelzone instellen
Volgorde van instelling
Er zijn 2 verschillende methoden voor instelling:
Herstelprocedure : Na aankoop, of voor herstel van de standaard instellingen.
Herstartprocedure : Na het vervangen van de batterijen of na een foutmelding.
De volgorde van instelling is voor beide procedures verschillend.
* Als u tijdens de eerste instellingen een fout maakt of als de melding ID-ERROR
verschijnt, ga dan eerst gewoon door met de instellingen. Naderhand kunnen met
behulp van de menuschermen alle nodige correcties worden gemaakt. (blz. 22)
Vervolgd
2-4. Zet de diverse onderdelen vast
Zet de snelheidssensor, de stelschroeven en de
magneten stevig vast en controleer alle
onderdelen op loszitten.
* Indien uw fiets stalen pedaalassen heeft, dan
kan de cadansmagneet eenvoudig aan het
uiteinde van de pedaalas worden aangebracht.
In dat geval dient u de dubbelzijdige tape van
de magneet te verwijderen.
3. De fietscomputer installeren/verwijderen
Let op:
Houd de fietscomputer bij het verwijderen goed vast om hem niet te laten vallen.
Installeren Verwijderen
Vastklikken
2-3. Stel de afstand tot de magneet af
1. Stel de afstand tussen de wielmagneet en de
SPEED zijde van de snelheidssensor af op ca. 3
mm. Draai na afstelling de stelschroef aan de
SPEED zijde vast.
2. Stel de afstand tussen de cadansmagneet en
de CADENCE zijde van de snelheidssensor af
op ca. 3 mm. Draai na afstelling de stelschroef
aan de CADENCE zijde vast.
Schuif de fietscomputer
vanaf de rechterkant in
de houder
De fietscomputer
vasthouden
Naar buiten drukken
Knip de overtollige
uiteinden van de
kabelbinders met
een schaar af.
Wiel-
magneet
Cadansmagneet
SPEED
CADENCE
Ca. 3 mm
Ca. 3 mm
NL-11
NL
NL-10
2. Datum en tijd instellen
Stel de huidige datum en tijd in.
1. Selecteer de datumnotatie.
Selecteer een datumnotatie uit YY/MM/DD, MM/DD/YY
en DD/MM/YY met behulp van de M1/+ of M2/- -toets en
bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Datumnotatie veranderen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Voer jaartal, maand en datum in.
Voer jaartal, maand en datum in, in de in stap 1 gekozen
volgorde, met behulp van de M1/+ of M2/- -toets en bevestig
de invoer met de SSE-toets. Voer voor het jaartal alleen de
laatste 2 cijfers in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
3. Selecteer een tijdsnotatie.
Selecteer de 24h (24-uurs) of de 12h (12-uurs)
tijdsnotatie met behulp van de M1/+ of M2/- -toets en
bevestig uw keuze met de SSE-toets.
24h
12h:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
4. Voer de uren en minuten in.
Voer de uren in met behulp van de M1/+ of M2/- -toets,
bevestig de invoer met de SSE-toets en voer daarna op
dezelfde wijze de minuten in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
5. Druk na het instellen van de datum en tijd op de MENU-toets
om door te gaan met de volgende instelling.
Voor de herstelprocedure : Naar De wielomtrek instellen
Voor de herstartprocedure : Naar het metingenscherm en
klaar voor gebruik
(of)
MENU
(of)
(of)
(Achterzijde)
(of)
Uren Minuten
Tijdsnotatie
Vervolgd
1. Herstel- of herstartprocedure
Herstelprocedure
Let op: Alle huidige gegevens worden gewist en vervangen door de standaard in-
stellingen.
1. Houd de MENU-toets aan de achterzijde van de fiets-
computer ingedrukt en druk op de AC-toets.
Laat de MENU-toets los wanneer een testpatroon op het
scherm wordt weergegeven. Het instellingenscherm datum/
klok verschijnt nu.
Ga verder met het instellen van datum en tijd.
Herstelprocedure:
* Wanneer alle schermonderdelen oplichten zonder dat het testpatroon is weergegeven,
dan is het herstel niet volledig uitgevoerd. Voer de herstelprocedure nogmaals uit.
Herstartprocedure
1. Druk op de AC-toets aan de achterzijde van de fietscomputer.
Eerst lichten alle schermonderdelen gedurende een seconde
op en vervolgens verschijnt het scherm voor instelling van
datum en tijd.
Ga verder met het instellen van datum en tijd.
Herstartprocedure:
* Bij een herstartprocedure blijven de meeste instellingen en opgeslagen bestands-
gegevens bewaard (zie de tabel op blz. 9).
Nadat een testpatroon
is weergegeven, lich-
ten alle scherm-
onderdelen op.
Alle schermonderdelen
lichten op (gedurende
een seconde).
MENU
AC
AC
(Na aankoop, of voor herstel van de standaard instellingen.)
(Na het vervangen van de batterijen, of na een foutmelding.)
NL-13
NL
NL-12
Bandenmaat L (mm) Bandenmaat L (mm) Bandenmaat L (mm)
12 x 1.75
14 x 1.50
14 x 1.75
16 x 1.50
16 x 1.75
18 x 1.50
18 x 1.75
20 x 1.75
20 x 1-3/8
22 x 1-3/8
22 x 1-1/2
24 x 1
24 x 3/4
tube
24 x 1-1/8
24 x 1-1/4
24 x 1.75
24 x 2.00
24 x 2.125
26 x 7/8
935
1020
1055
1185
1195
1340
1350
1515
1615
1770
1785
1753
1785
1795
1905
1890
1925
1965
1920
26 x 1
(
59
)
26 x 1
(
65
)
26 x 1.25
26 x 1-1/8
26 x 1-3/8
26 x 1-1/2
26 x 1.40
26 x 1.50
26 x 1.75
26 x 1.95
26 x 2.00
26 x 2.10
26 x 2.125
26 x 2.35
26 x 3.00
27 x 1
27 x 1-1/8
27 x 1-1/4
27 x 1-3/8
1913
1952
1953
1970
2068
2100
2005
2010
2023
2050
2055
2068
2070
2083
2170
2145
2155
2161
2169
650 x 20C
650 x 23C
650 x 35A
650 x 38A
650 x 38B
700 x 18C
700 x 19C
700 x 20C
700 x 23C
700 x 25C
700 x 28C
700 x 30C
700 x 32C
700C
tube
700 x 35C
700 x 38C
700 x 40C
29 x 2.1
29 x 2.3
1938
1944
2090
2125
2105
2070
2080
2086
2096
2105
2136
2146
2155
2130
2168
2180
2200
2288
2326
L mm
* De fietscomputer zal vanaf het moment waarop het zoeken is gestart, gedurende
5 minuten naar een sensor-ID zoeken.
U kunt tijdens het zoeken op de SSE-toets drukken zodat op het scherm ID-
SKIP (ID overslaan) verschijnt en u verder kunt gaan met De snelheidseenheid
selecteren. Indien binnen 5 minuten geen sensorsignaal wordt gevonden, dan
verschijnt ID-ERROR (ID fout) op het scherm en kunt u verder gaan met De
snelheidseenheid selecteren.
Indien ID-SKIP of ID-ERROR op het scherm is verschenen, dan kan de
fietscomputer niet voor meting worden gebruikt omdat er geen sensor-ID's zijn
geregistreerd zelfs als alle overige instellingen mogelijk wel zijn voltooid. Zoek
dan via het menuscherm naar sensor-ID's volgens de aanwijzingen van Het
sensor-ID synchroniseren (blz. 28).
4. Het sensor-ID instellen
Stel het sensor-ID van de snelheids-/cadanssensor in.
* Om signalen van de hartslagmeter en de snelheidssensor te kunnen ontvangen,
moet de fietscomputer bekend zijn met hun sensor-ID's.
* Om het sensor-ID in te stellen, moet de fietscomputer zich op een afstand van
minder dan 5 m van de fiets bevinden waarop een snelheidssensor is gemonteerd
(blz. 7).
* Zorg ervoor dat er geen gelijkaardige sensoren in de buurt zijn tijdens het uitvoe-
ren van de synchronisatie van het ID. (Er zouden andere sensor-ID's kunnen wor-
den gedetecteerd)
1. Doe de hartslagmeter om.
2. Druk op de SSE-toets om het zoeken naar het sensor-ID van
de snelheidssensor te starten.
Wanneer de snelheid (cadans) op het scherm wordt
weergegeven als ID-OK terwijl het achterwiel of de crank
rond wordt gedraaid, dan is het instellen van het sensor-ID
succesvol verlopen.
Starten met zoeken:
SSE
3. Druk op de MENU toets om verder te gaan met De
snelheidseenheid selecteren.
Naar De snelheidseenheid selecteren:
MENU
(Achterzijde)
Vervolgd
3. De wielomtrek instellen
Voer de wielomtrek van het fietswiel in millimeters in.
1. Voer de laatste 2 cijfers in van de wielomtrek in.
Voer de wielomtrek in met behulp van de M1/+ of M2/- -
toets en verplaats de cursor met de SSE-toets. Voer
vervolgens op dezelfde wijze de eerste 2 cijfers in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Ander cijfer kiezen:
SSE
2. Druk na het voltooien van de instelling op de MENU-toets
om door te gaan met Het sensor-ID instellen.
Naar Het sensor-ID instellen:
MENU
Wielomtrek
U kunt de wielomtrek (L) van uw bandenmaat terugvinden in onderstaande tabel of de
werkelijke wielomtrek (L) van uw fiets zelf meten.
Hoe u de wielomtrek (L) kunt meten
Voor de meest nauwkeurige meting rolt u het wiel een volledige
omwenteling uit. Breng de banden op de juiste luchtdruk en zet het
wiel zo op de grond neer, dat het ventiel onderaan zit. Zet op de
plaats van het ventiel een streepje op de grond, plaats uw gewicht
op de fiets en rol die fiets met een volledige omwenteling van het
wiel in een rechte lijn naar voren (zodat het ventiel weer onderaan
zit). Zet op de plaats van het ventiel weer een streepje op de grond
en meet de afstand tussen beide streepjes in millimeters.
* Ter referentie kan onderstaande tabel met de wielomtrek van de diverse bandenmaten
worden gebruikt.
(of)
(Achterzijde)
NL-15
NL
NL-14
M1/+
Gemiddelde
snelheid
Gemiddelde
kadans
Maximum
snelheid
Maximum
kadans
Huidige
snelheid
Kadans
M2/-
Datum
Klok
Totaaltijd
Totaalafstand
Verstreken tijd Ritafstand Aftelafstand
Rondetijd
Gemiddelde
rondesnelheid
Rondeafstand
M2/-
M2/-
(2 sec.)
Ronden
ummer
Basisbediening van de fietscomputer
Functies van het metingenscherm
Het metingenscherm toont 4 verschillende soorten van meetgegevens, waartussen u kunt
wisselen met behulp van de M1/+ of M2/- -toets.
De weergegeven gegevens zijn:
Bovenste gegevensdisplay
Toont gegevens met betrekking tot de snelheid.
Middelste gegevensdisplay
Toont gegevens met betrekking tot de cadans.
Onderste gegevensdisplay
Toont de overige gegevens.
Actuele rondetijdgegevens
(huidige rondegegevens)
* Wanneer de M2/--toets ingedrukt wordt
gehouden terwijl de rondetijd wordt getoond,
dan wordt rondeafstand getoond.
Wordt de toets opnieuw ingedrukt, dan wordt
de rondetijd weer getoond.
* De bovenste en de middelste gegevensdisplays veranderen tegelijk.
Wisselen m.b.v. de M1/+-toets
Wissel m.b.v. de M2/--toets
5. De snelheidseenheid selecteren
Selecteer de snelheidseenheid km of mile (mijl).
1. Selecteer de snelheidseenheid.
km
mile:
M1/+
M2/-
2. Druk op de MENU-toets nadat u uw selectie heeft gemaakt.
Hierna verschijnt het metingenscherm en is de instelling van
de fietscomputer voltooid.
6. Werkingstest
Test de werking van de snelheidssensor (SPEED) en de cadanssensor (CADENCE).
* Wanneer de sensorsignaalsymbolen en uitgaan, drukt u op de M1/+ of M2/- -toets om ze in te schakelen.
Snelheidssensor (SPEED)
1. Til het achterwiel op en draai aan het wiel.
2. Wanneer
op het scherm van de fietscomputer begint te
knipperen en de snelheid wordt aangegeven, dan werkt de
sensor naar behoren.
Cadanssensor (CADENCE)
1. Draai de crank rond.
2. Wanneer
op het scherm van de fietscomputer begint te
knipperen en de cadans wordt aangegeven, dan werkt de
sensor naar behoren.
* Wanneer of niet begint te knipperen, dan zit de sensor of de magneet niet op de juiste plaats. Contro-
leer en herpositioneer de sensor of de magneet (blz. 7).
Belangrijk: In de volgende situaties is het mogelijk dat andere sensor-ID's werden gedetecteerd; (dit kan gebeu-
ren wanneer een ID wordt gesynchroniseerd op een raceterrein of tijdens groepsritten)
Waarden worden niet weergegeven, zelfs wanneer de sensor/magneet correct is gepositioneerd
Aanbevolen handeling: Ga naar het instellingenscherm van de fietscomputer voor het synchroniseren
van het ID (blz. 23) en synchroniseer het ID. (Zorg ervoor dat zich geen gelijkaardig apparaat in de
nabijheid bevindt. De afstand waarover een signaal kan worden verstuurd, kan afhangen van
omgevingsfactoren zoals het weer, gebouwen enz.)
(of)
Status van het sensorsignaal
Wanneer er gedurende ongeveer 5 minuten geen inkomend signaal is, wordt de gegevensoverdracht gestopt
en de sensorgegevens worden niet langer ontvangen. Wanneer u op de M1/+ of M2/- -toets drukt, komt de
computer uit de slaapstand in stand-by voor het ontvangen van een sensorsignaal. De status van de signaal-
overdracht kan worden gecontroleerd met het signaalsymbool.
(knippert) : Sensorsignaal wordt ontvangen (constant) : Klaar voor sensorsignaal
(uit) : Gegevensoverdracht uitgeschakeld
NL-17
NL
NL-16
1
2
3
4
5
6
M1/+
M1/+
M1/+
SSE
M1/+
SSE
M2/-
LT
SSE
1 Huidige snelheid
Toont de huidige snelheid.
Wordt iedere seconde geactualiseerd.
2 Cadans
Toont het aantal pedaalomwentelingen per minuut.
Wordt iedere seconde geactualiseerd.
Metingenscherm
Bovenste en middelste gegevensdisplay
*1: Wanneer de ritafstand (DST) het aantal van 10000 km [mijl] overschrijdt of wanneer de
verstreken tijd (TM) het aantal van 100 uren overschrijdt, dan verschijnt het symbool [E]
om aan te geven dat verder meten niet mogelijk is. Stel de gegevens op nul (blz. 16).
*2: Dit apparaat berekent het gemiddelde zonder rekening te houden met de periodes wan-
neer u niet fietst. Deze functie zorgt voor feitelijke gemiddelden die verschillen van resul-
taten van conventionele modellen die het gemiddelde berekenen tijdens de volledige
meetperiode.
3 Gemiddelde snelheid
*1
Toont de gemiddelde snelheid vanaf het moment waarop de me-
ting is gestart.
4 Gemiddelde cadans
*2
Toont de gemiddelde cadans vanaf het moment waarop de meting
is gestart.
Het gemiddelde wordt niet berekend wanneer u stopt met fietsen.
5 Maximum snelheid
Toont de maximum snelheid vanaf het moment waarop de
meting is gestart.
Wordt onafhankelijk van het starten en stoppen van de metingen
geactualiseerd.
6 Maximum cadans
Toont de maximum cadans vanaf het moment waarop de meting
is gestart.
Wordt onafhankelijk van het starten en stoppen van de metingen
geactualiseerd.
De metingen starten/stoppen
Standaard worden de metingen automatisch gestart zodra de fiets
in beweging komt. Deze functie heet de auto modus.
Tijdens het meten knippertkm/h of mph.
De totaalafstand, de maximum snelheid en de maximum cadans
worden onafhankelijk van het starten en stoppen van de metingen
geactualiseerd.
Auto modus
Wanneer de auto modus is ingeschakeld ( licht op), dan neemt de
fietscomputer waar wanneer het wiel draait en worden de metingen
automatisch gestart en gestopt.
Wanneer de auto modus is uitgeschakeld (
is gedoofd), worden de
metingen gestart en gestopt met behulp van de SSE-toets.
* Zie het menuscherm De auto modus instellen (blz. 31) voor het in- en
uitschakelen van de auto modus.
* Wanneer de signaaloverdracht is gestopt en de sensorsignaalsymbolen
, zijn uitgeschakeld (zie blz. 14), is het mogelijk dat de hoofdtimer
niet start omdat het snelheidssignaal niet reageert.
Druk op de M1/+ of M2/- -toets om de sensorsignaalsymbolen , in
te schakelen.
Verlichting
Wanneer de LT-toets wordt ingedrukt, wordt de verlichting van de
display gedurende ca. 3 seconden ingeschakeld.
* Wanneer een willekeurige toets wordt ingedrukt terwijl de verlichting is in-
geschakeld, dan blijft de verlichting 3 seconden langer branden.
De meetgegevens nulstellen
Houd in het metingenscherm de SSE-toets en de M1/+ of de M2/-
-toets ingedrukt om alle meetgegevens (TM, DST, rondetijd, C.D.
DST enz.) en de rondetijden op nul te zetten.
* Alle gegevens worden bij het nulstellen in een bestand opgeslagen. (blz. 23)
* Het scherm bevriest gedurende ongeveer 2 seconden na het op nulstellen,
hoewel alle metingen normaal worden uitgevoerd, inclusief de verstreken tijd.
* De instelling voor de aftelafstand (C.D.DST) wordt teruggezet op de eer-
der door u ingestelde waarde.
* Nulstellen is niet mogelijk gedurende 5 seconden na het indrukken van de
LAP-toets.
Spaarstand
Wanneer de fietscomputer gedurende 5 minuten geen gegevens
ontvangt, wordt de spaarstand ingeschakeld waarin alleen de datum
en tijd worden getoond.
Wanneer een willekeurige toets wordt ingedrukt, met uitzondering
van de AC-toets, wordt de spaarstand weer uitgeschakeld en ver-
schijnt het metingenscherm weer. Wanneer de spaarstand van de
fietscomputer is ingeschakeld, moet een toets worden ingedrukt
voordat het meten van gegevens kan worden gestart.
AT symbool
Spaarstand
(of)
(Tegelijk indrukken)
(Tegelijk indrukken)
NL-19
NL
NL-18
1
2
5
3
4
6
7
8
LAP
7 98
0
q
w
e
M2/-
M2/-
M2/-
M2/-
M2/-
M2/-
M2/-
M2/-
Tempofunctie
De huidige snelheid en de cadans worden op het scherm met behulp
van 2 soorten tempopijlen weergegeven.
De tempopijlen geven aan of de huidige snelheid (cadans) hoger of
lager is dan de gemiddelde snelheid (gemiddelde cadans).
: Verschijnt wanneer de huidige waarde hoger is dan de ge-
middelde waarde.
: Verschijnt wanneer de huidige waarde lager is dan de ge-
middelde waarde.
Geen pijlen : Wanneer de huidige waarde gelijk is aan de gemiddelde
waarde of gelijk is aan nul.
Rondefunctie
Wanneer tijdens meting de LAP-toets vanuit het metingenscherm wordt ingedrukt, dan
worden de meetgegevens tussen een bepaalde reeks van punten (gemiddelde ronde-
snelheid/maximum rondesnelheid, gemiddelde cadans in een ronde/maximum cadans
tijdens de ronde, rondetijd/tussentijd en rondeafstand) tot maximaal 99 punten gemeten.
Onmiddellijk na de meting worden de rondegegevens in onderstaande volgorde getoond
waarna het metingenscherm weer verschijnt.
Huidige snelheid
Cadans
1 Gemiddelde rondesnelheid
2 Gemiddelde rondecadans
Toont de gemiddelde snelheid tijdens de
ronde (gemiddelde cadans tijdens de ronde)
vanaf het vorige meetpunt (voor L-01: vanaf
de start van de meting).
3 Rondenummer
Toont het nummer van de zojuist afgelegde
ronde.
* Wanneer het totale aantal ronden het aantal van 99
overschrijdt, verschijnt -- om aan te geven dat
het meten van nog meer ronden niet mogelijk is.
4 Rondeafstand
Toont de afstand die is afgelegd vanaf het
vorige meetpunt (voor L-01: vanaf de start
van de meting).
5 Rondetijd
Toont de tijd die is verstreken vanaf het
vorige meetpunt (voor L-01: vanaf de start
van de meting).
6 Maximum rondesnelheid
7 Maximum rondecadans
Toont de maximum snelheid tijdens de
ronde (maximum cadans tijdens de ronde)
vanaf het vorige meetpunt (voor L-01:
vanaf de start van de meting).
8 Tussentijd
Toont de totale tijd die is verstreken vanaf
de start van de meting.
Metingenscherm Rondegegevens
2,5 sec. 2,5 sec.
Metingenscherm
Vervolgd
Verstreken tijd
Toont de tijd die is verstreken vanaf het moment waarop de meting is
gestart, tot op 1/10 van een seconde. Wanneer de verstreken tijd de
waarde van 99:5959 overschrijdt, begint de teller weer bij 00000.
* Vanaf een verstreken tijd van 1 uur worden de 1/10 van seconden niet
meer getoond.
Ritafstand
Toont de ritafstand vanaf het moment waarop de meting is ge-
start.
Aftelafstand (blz. 20)
Toont de actuele afstand tot aan het als doel ingestelde punt.
7 Rondenummer (blz. 19)
Toont het nummer van de huidige ronde.
8 Gemiddelde actuele rondesnelheid
Toont de actuele gemiddelde rondesnelheid van de huidige ronde.
9 Rondetijd
Toont de actuele verstreken tijd van de huidige ronde.
Actuele rondeafstand
Toont de actuele afstand van de huidige ronde.
0 Datum
Toont datum, maand en jaar (alleen de laatste 2 cijfers).
* De datumnotatie is afhankelijk van hoe de display is ingesteld.
q Klok
Toont de huidige tijd in de 24- of in de 12-uurs notatie.
w Totaaltijd
De totaaltijd is de totale tijd die vanaf het moment van aankoop
tijdens metingen is verstreken. Deze waarde kan alleen door mid-
del van een herstelprocedure (blz. 10) op nul worden gezet.
e Totaalafstand
De totaalafstand is de in totaal afgelegde afstand. Deze waarde
wordt onafhankelijk van het starten en stoppen van de metingen
geactualiseerd.
De totaalafstand kan op iedere gewenste waarde worden ingesteld.
Onderste gegevensdisplay
(2 sec.)
NL-21
NL
NL-20
LAP LAP
TM
Start van de
meting
Rondetijd 1
Tussentijd 1
Tussentijd 2
Rondetijd 2
Piep
M2/-
M2/-
(Gedurende 2
seconden)
Cadansdoelzone
Tijdens meting geeft de indicator op het scherm de status van de
cadans aan.
(constant) : De doelzone is ingesteld.
(knippert) : De huidige cadans ligt buiten de doelzone.
(uit) : De doelzone is uitgeschakeld.
* De doelzone voor de cadans kan via het menuscherm De doel-
zone voor de cadans instellen (blz. 33) worden ingevoerd.
Cadansdoelzone
Rondetijd en tussentijd
De rondetijd is de tijd die is verstreken sinds de
laatste keer dat de LAP-toets werd ingedrukt.
De tussentijd is de tijd die is verstreken tussen
het moment waarop de meting werd gestart tot
aan het moment waarop de LAP-toets werd in-
gedrukt.
* Bij het op nul stellen van de gegevens (blz. 16) worden de gemeten rondegegevens opgesla-
gen in een bestand dat met Bestanden bekijken (blz. 23) kan worden bekeken.
* Wanneer de LAP-toets wordt ingedrukt terwijl het totaal aantal van 99 ronden is bereikt, dan
worden de rondegegevens gewoon weergegeven maar verschijnt het -- symbool in plaats
van het rondenummer om aan te geven dat er geen ronden meer gemeten kunnen worden.
Geavanceerd gebruik van actuele rondegegevens
Om in de onderste gegevensdisplay actuele ronde-
gegevens te kunnen weergeven, start en stopt de fiets-
computer de metingen tegelijk met de gewone tijd-
meting; zodra u echter op de LAP-toets drukt, begint
de meting weer vanaf nul.
Deze onafhankelijk meting van rondetijden kan ook nut-
tig zijn voor etappe- en sectietijden, bijvoorbeeld in
bergritten.
Aftelafstand
Deze functie geeft voortdurend de actuele afstand naar een vooraf
als doel ingestelde ritafstand aan en geeft een signaal wanneer de
nul wordt bereikt.
Wanneer de als doel ingestelde ritafstand wordt bereikt, dan begint
de display met de afstand te knipperen en weerklinkt een alarmsignaal.
Vervolgens worden de diverse ritgegevens getoond.
Voorbeeld van het gebruik van de aftelafstand
1. De ritafstand van de race invoeren
Voordat de wielerkoers of tijdrit begint voert u de af te leggen
raceafstand in de fietscomputer in en bepaalt u op basis van
de aftelafstand tijdens de race een strategie en tempo.
2. De afstand tot een tussenstop invoeren
Voor toertochten kunt u de afstand tot een geplande tussenstop invoeren en uw tempo
aanpassen op basis van de aftelafstand.
3. Een periodieke doelafstand invoeren
Om uw vooruitgang te meten kunt u een periodieke doelafstand voor een week, maand
of jaar invoeren.
* De doelafstand kan via het menuscherm De aftelafstand instellen (blz. 31) worden ingevoerd.
Doelafstand van 20 km
Wanneer afge-
legd (wordt 5 se-
conden getoond)
NL-23
NL
NL-22
F-01 F-02 F-03 F-14
Ritafstand
Verstreken tijd
De diverse gemiddelde waarden (gemiddelde snelheid en gemiddelde cadans)
De diverse maximum waarden (maximum snelheid en maximum cadans)
Datum en tijd waarop het bestand is aangemaakt (datum en tijd waarop de me-
ting plaatsvond)
Aantal verreden ronden
Tijdsverdeling tot de doelzone (tijd in de zone, tijd boven de zone en tijd bene-
den de zone) met percentages (%)
Rondegegevens (gemiddelde rondesnelheid, gemiddelde cadans tijdens de ronde,
maximum snelheid tijdens de ronde, maximum cadans tijdens de ronde, ronde-
tijd, tussentijd, rondeafstand)
*1: Er wordt een ronde per bestand gebruikt, ook als er geen rondegegevens zijn. Wan-
neer het totale aantal van 99 ronden wordt bereikt, kunnen er geen bestanden meer
worden opgeslagen.
De meetgegevens in een bestand bekijken
U kunt meetgegevens bekijken die in de fietscomputer zijn opgeslagen.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Druk in het FILE VIEW-scherm op de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Bevestigen:
SSE
Bestanden bekijken
De meet- en rondegegevens worden automatisch in een bestand opgeslagen wanneer de
gegevens op nul worden gesteld (De meetgegevens nulstellen blz. 16)
Met de functie Bestanden bekijken kunt u de gegevens van vorige ritten nakijken of wissen.
Meetgegevens die in bestanden worden opgeslagen
De fietscomputer heeft een opslagcapaciteit van 14 bestanden
*1
.
Wanneer er al 14 bestanden (ritten) zijn opgeslagen, dan wordt het oudste bestand auto-
matisch gewist. Het bestand dat als laatste is opgeslagen, heeft altijd de naam F-01.
In de bestanden worden de volgende gegevens opgeslagen.
Datum van aanmaak: Nieuw
Oud
(Achterzijde)
Totaal aantal ronden
Totaal aantal van be-
standen
Vervolgd
Het geluid instellen
Datum en tijd
instellen
Wielomtrek en
wielkeuze
Het sensor-ID
synchroniseren
De maateenheid
instellen
De totaalafstand
handmatig invoeren
De auto modus
instellen
De afstelafstand
instellen
Bestanden bekijken
M2/-
De fietscomputer configureren
Het menuscherm verschijnt wanneer de MENU-toets vanuit het metingenscherm wordt ingedrukt.
In het menuscherm kunt u de opgeslagen bestanden bekijken en wissen en de diverse
instellingen van de fietscomputer veranderen.
* Gebruik de M1/+ en M2/- -toets om het menu te doorlopen.
* Bevestig de gewijzigde instellingen door op de MENU-toets te drukken. Controleer de instellingen
voordat u dit doet.
* Wanneer u het menuscherm gedurende 2 minuten niet bedient, wordt het metingenscherm opnieuw
weergegeven en worden eventuele wijzigingen niet opgeslagen.
M1/+
MENU
(Back)
MENU
SSE
(blz. 30)
SSE
(blz. 23)
SSE
(blz. 27)
SSE
(blz. 28)
Het sensor-ID van de
snelheidssensor
synchroniseren
SSE
(blz. 28)
SSE
(blz. 30)
SSE
(blz. 31)
SSE
(blz. 31)
Het CDC-alarm
(cadansalarm) en het
bedieningsgeluid van de
toetsen aan- of uitzetten
SSE
(blz. 32)
De doelzone voor de
cadans instellen
De boven- en
ondergrens van de
doelzone instellen
SSE
(blz. 33)
Bovenste menuscherm
Metingen-
scherm
(Achterzijde)
Bestanden bekijken en
wissen
De datum en tijd instel-
len
Een wiel selecteren en de
wielomtrek invoeren
De maateenheid veran-
deren
De totaalafstand invoeren
De auto modus aan- of
uitzetten
De aftelafstand invoeren
NL-25
NL
NL-24
2
3
1
5
4
8
7
6
2
3
4
1
6
5
8
7
9
9
0
0
q
q
SSE
1 Gemiddelde rondesnelheid
2 Gemiddelde rondecadans
3 Rondenummer
4 Rondeafstand
5 Rondetijd
De rondegegevens bekijken
U kunt de rondegegevens bekijken die in de fietscomputer zijn opgeslagen.
Selecteer het bestandsnummer van het bestand dat u wilt bekijken met behulp van het
menuscherm “Bestanden bekijken” (blz. 23).
1. Druk de LAP-toets in om de rondegegevens te bekijken die
in het geselecteerde bestand zijn opgeslagen.
Druk de LAP-toets opnieuw in om de rondegegevens weer te
verlaten.
De gemiddelde waarden en de maximum waarden worden
beurtelings getoond als volgt.
De rondegegevens bekijken/verlaten:
LAP
2. Gebruik de M1/+ of M2/--toets om de gegevens van andere
ronden te zien, indien aanwezig.
Van rondenummer veranderen:
M1/+
M2/-
3. Druk op de MENU-toets om weer terug te keren naar het
bovenste menuscherm (FILE VIEW-scherm). Druk nogmaals
op de toets om terug te keren naar het metingenscherm.
MENU
(of)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
(Beurtelings weergegeven)
Gemiddelde
waarden
Maximum waarden
Vervolgd
Starttijd
Bestandsnummer
Aantal ronden
dat in een be-
stand is gebruikt
Aanmaakdatum
van het bestand
6 Maximum rondesnelheid
7 Maximum rondecadans
8 Tussentijd
2. Selecteer het bestand met behulp van de M1/+ of M2/- -
toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Van bestandsnummer veranderen:
M1/+
M2/-
3. Blader met behulp van de SSE-toets door de gegevens die in
elk bestand zijn opgeslagen.
De weergegeven gegevens zijn als volgt.
4. Druk op de MENU-toets om weer terug te keren naar het
bovenste menuscherm (FILE VIEW-scherm). Druk nogmaals
op de toets om terug te keren naar het metingenscherm.
MENU
*2: Doelzone van de cadens is ingesteld op OFF tijdens de meting, er worden geen
gegevens over de doelzone weergegeven.
* Wanneer tijdens het bekijken van gegevens de LAP-toets wordt ingedrukt, dan
worden de rondegegevens getoond (blz. 25).
SSE
SSE
SSE
SSE
Diverse gemiddelde
waarden
Diverse maximum
waarden
Buiten de doelzone
(Beurtelings
weergegeven)
Wanneer de doelzone van
de cadens is ingesteld op
OFF
*2
Starttijd
Bestandsnummer
Aantal ronden
dat in een be-
stand is gebruikt
Aanmaakdatum
van het bestand
1 Gemiddelde snelheid
2 Gemiddelde cadans
3 Ritafstand
4 Verstreken tijd
5 Maximum snelheid
6 Maximum cadans
7 Bovengrens van de doelzone
8 Ondergrens van de doelzone
9 Tijd binnen de doelzone, met percentage
0 Tijd boven de doelzone, met percentage
q Tijd beneden de doelzone, met percentage
Binnen de doelzone
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
(of)
NL-27
NL
NL-26
M2/- M1/+
Datum en tijd instellen
Stel de tijdsnotatie, de uren, de minuten, de datumnotatie, het jaartal, de
maand en de datum in.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het CLOCK.DATE-scherm met behulp van de M1/+
of M2/- -toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Selecteer de tijdsnotatie.
Selecteer de 24h (24-uurs) of de 12h (12-uurs)
tijdsnotatie met behulp van de M1/+ of M2/- -toets en
bevestig uw keuze met de SSE-toets.
24h
12h:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
3. Voer de uren of de minuten in.
Voer de uren in met behulp van de M1/+ of M2/- -toets,
bevestig de invoer met de SSE-toets en voer daarna op
dezelfde wijze de minuten in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
4. Selecteer de datumnotatie.
Selecteer een datumnotatie uit YY/MM/DD, MM/DD/YY
en DD/MM/YY met behulp van de M1/+ of M2/- -toets en
bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Datumnotatie veranderen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
5. Voer jaartal, maand en datum in.
Voer jaartal, maand en datum in, in de in stap 4
gekozen volgorde, met behulp van de M1/+ of M2/- -toets
en bevestig de invoer met de SSE-toets. Voer voor het
jaartal alleen de laatste 2 cijfers in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
6. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (CLOCK.DATE-scherm) en uw verandering(en)
te bevestigen. Druk nogmaals op de toets om terug te keren
naar het metingenscherm.
MENU
(of)
(of)
(of)
(of)
Uren Minuten
(of)
Tijdsnotatie
(Achterzijde)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
2. Selecteer het te wissen bestandsnummer, lettend op de
datum en het tijdstip waarop het bestand is aangemaakt.
Selecteer aLL om alle bestanden te wissen.
Van bestandsnummer veranderen:
M1/+
M2/-
3. Druk op de SSE-toets om het bestand te wissen.
Bestanden wissen:
SSE
4. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (FILE VIEW-scherm). Druk nogmaals op de
toets om terug te keren naar het metingenscherm.
MENU
* Deze functie is niet beschikbaar wanneer er geen bestanden (F-00) op de fiets-
computer zijn opgeslagen.
* Wanneer een bestand wordt gewist, worden tevens alle bij dat bestand behorende
rondegegevens gewist.
* Het wissen van een bestand kan niet ongedaan worden gemaakt.
Bestanden wissen
U kunt de door de fietscomputer opgeslagen bestanden wissen.
Het is mogelijk om de bestanden een voor een, of alle bestanden tegelijk te wissen.
Ga naar het menuscherm Bestanden bekijken (blz. 23).
1. Druk de SSE-toets en de M1/+ of de M2/--toets tegelijk in
om over te gaan naar het wisscherm te gaan.
Naar het wisscherm overgaan:
M1/+
SSE
SSE
M2/-
01
02
03
⋅⋅⋅⋅⋅⋅
⋅⋅⋅⋅⋅⋅
⋅⋅⋅ aLL
01
(Beurtelings
weergegeven)
(of)
(Achterzijde)
(Tegelijk indrukken)
(of)
(Tegelijk indrukken)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
Starttijd
Bestandsnummer
Aantal ronden
dat in een be-
stand is gebruikt
Aanmaakdatum
van het bestand
NL-29
NL
NL-28
M2/- M1/+
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het SEnSOR-ID-scherm met behulp van de M1/+ of
M2/- -toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Geef aan voor welke sensor het sensor-ID moet worden
gesynchroniseerd.
Selecteer SP1 (snelheidssensor 1) of SP2 (snelheidssensor
2) met behulp van de M1/+ of M2/--toets.
De sensor selecteren:
M1/+
M2/-
3. Controleer of de snelheids/-cadanssensor goed is gemonteerd.
4. Druk op de SSE-toets om het synchroniseren van het
sensor-ID te starten.
Wanneer de snelheid (cadans) op het scherm wordt
weergegeven als ID-OK terwijl het achterwiel of de crank
rond wordt gedraaid, dan is de synchronisatie van het
sensor-ID voltooid.
Starten met zoeken:
SSE
5. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (SENSOR-ID-scherm) en uw verandering te
bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het
metingenscherm.
MENU
* De fietscomputer zal vanaf het moment waarop het synchroniseren is gestart, gedurende 5
minuten naar een sensor-ID zoeken. Zolang ID-SKIP wordt weergegeven, kunt u tijdens het
zoeken op de SSE-toets drukken om het synchroniseren van het sensor-ID te annuleren
waarna ID-SKIP wordt weergegeven. Indien binnen 5 minuten geen sensorsignaal wordt
gevonden, dan verschijnt ID-ERROR op het scherm. Wanneer ID-SKIP of ID-ERROR
wordt weergegeven, dan is het sensor-ID niet goed gesynchroniseerd. Controleer nogmaals of
de snelheids/-cadanssensor goed is gemonteerd voordat u het opnieuw probeert.
* SP2 is voor het gebruik van de fietscomputer met een tweede fiets. Door het sensor-ID van de
tweede fiets, waarop een tweede snelheids-/cadanssensor is gemonteerd, in de fietscomputer te
synchroniseren onder SP2, hoeft u niet steeds het sensor-ID opnieuw te synchroniseren wan-
neer u de fietscomputer van de ene op de andere fiets monteert.
(of)
(Achterzijde)
(of)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
Wielomtrek en wielkeuze
Verander de wielomtrek (A / B) en de bandenmaat (uitrollengte van het wiel).
* Zie Wielomtrek (blz. 12) voor details over de bandenmaten.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het WHEEL-scherm met behulp van de M1/+ of M2/-
-toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Selecteer wiel A of B met behulp van de M1/+ of M2/--toets.
A B:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
Indien de wielomtrek op dit moment niet gewijzigd hoeft te
worden, dan kunt u de instelling verlaten door op de MENU-
toets te drukken.
3. Voer de laatste 2 cijfers van de wielomtrek voor het in stap 1
gekozen wiel in met behulp van de M1/+ of M2/--toets en
bevestig de instelling met de SSE-toets.
Voer vervolgens op dezelfde wijze de eerste 2 cijfers in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Ander cijfer kiezen:
SSE
4. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (WHEEL-scherm) en uw verandering(en) te
bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het
metingenscherm.
MENU
Het sensor-ID synchroniseren
De fietscomputer moet worden afgestemd om het identificatiesignaal dat door de
snelheids-/cadanssensor wordt uitgezonden.
* Om metingen te kunnen verrichten moet deze fietscomputer bekend zijn met de sensor-ID's van
de sensoren. De fietscomputer kan geen signalen ontvangen van sensoren waarvan hij de
sensor-ID's niet kent.
* Om het sensor-ID te synchroniseren, moet de fietscomputer zich op een afstand van minder dan
5 m van de fiets bevinden waarop een snelheidssensor is gemonteerd (blz. 7).
* Zorg er bij het zoeken naar het sensor-ID voor, dat er zich geen andere sensoren in een straal van
10 m bevinden. Het is ook mogelijk om de RESET-toets van de snelheids/cadanssensor in de
drukken om de signaaloverdracht van de sensor opzettelijk uit te schakelen.
(of)
Wielkeuze
Huidige wielomtrek
(of)
(of)
(Achterzijde)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
NL-31
NL
NL-30
M2/- M1/+
M2/- M1/+
3. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (ODO InPUT-scherm) en uw verandering(en)
te bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het
metingenscherm.
MENU
De auto modus instellen
De auto modus aan- of uitzetten (blz. 16)
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het AUTO MODE-scherm met behulp van de M1/+ of
M2/--toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Selecteer On (aan) of OFF (uit) met behulp van de M1/+ of
M2/--toets.
On OFF:
M1/+
M2/-
3. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (AUTO MODE-scherm) en uw verandering(en)
te bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het
metingenscherm.
MENU
De aftelafstand instellen
Voer de afstand in die u wilt afleggen (blz. 20).
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het C.D.DST-scherm met behulp van de M1/+ of
M2/--toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
(of)
(of)
Huidige instelling
(of)
(Achterzijde)
(Achterzijde)
(Achterzijde)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
Huidige instelling
Vervolgd
De maateenheid instellen
De snelheidseenheid (km of mile (mijl)) veranderen.
* Stop de metingen en stel alle meetgegevens in op nul (blz. 16) voordat u de snelheidseenheid
verandert. Doet u dit niet, dan verschijnt DATA RESET (gegevens nulstellen) op het scherm en
is verandering van de snelheidseenheid niet mogelijk.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het UnIT-scherm met behulp van de M1/+ of M2/- -
toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Selecteer de snelheidseenheid met behulp van de M1/+ of
M2/--toets.
km mile:
M1/+
M2/-
3. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (UnIT-scherm) en uw verandering(en) te
bevestigen. Druk nogmaals op de toets om terug te keren
naar het metingenscherm.
MENU
* Na verandering van de snelheidseenheid wordt de in het verleden gemeten totaalafstand auto-
matisch omgerekend naar de nieuwe eenheid.
De totaalafstand handmatig invoeren
U kunt een willekeurige waarde voor de totaalafstand invoeren.
Een in het verleden gemeten totaalafstand kan direct na een herstelprocedure, of in
een nieuwe fietscomputer worden ingevoerd.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het ODO InPUT-scherm met behulp van de M1/+ of
M2/--toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Voer de totaalafstand in met behulp van de M1/+ of M2/--
toets en verplaats de cursor met de SSE-toets.
* Voor de totaalafstand moet een positieve waarde worden ingevoerd.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Ander cijfer kiezen:
SSE
(of)
(of)
Huidige snelheids-
eenheid
Huidige totaalafstand
(Achterzijde)
(Achterzijde)
(Achterzijde)
(of)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
(of)
NL-33
NL
NL-32
M2/- M1/+
M2/- M1/+
De doelzone voor de cadans instellen
U kunt de doelzone voor de cadans aan- of uitzetten en de boven- en ondergrens wijzigen.
* Stop de metingen en stel alle meetgegevens in op nul (blz. 16) voordat u de doelzone
voor de cadans verandert. Doet u dit niet, dan verschijnt DATA RESET (gegevens nul-
stellen) op het scherm en is verandering van de doelzone voor de cadans niet mogelijk.
* Zie De doelzone gebruiken (blz. 34) voor details over de doelzone.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het CDC.ZONE-scherm met behulp van de M1/+ of
M2/- -toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Zet de doelzone voor de cadans aan of uit met behulp van de
M1/+ of M2/--toets.
Als u een doelzone wilt gebruiken, dan selecteert u On en
bevestigt u uw keuze met de SSE-toets en gaat u verder met
stap 3.
Wilt u geen doelzone voor de cadans gebruiken, dan
selecteert u OFF en gaat u verder met stap 4.
On
OFF:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
3. Voer de ondergrens voor de geselecteerde zone met behulp
van de M1/+ of M2/--toets, druk op de SSE-toets en voer op
dezelfde wijze de bovengrens in.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
4. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (CDC.ZONE-scherm) en uw verandering te
bevestigen.
Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het
metingenscherm.
MENU
* U kunt iedere gewenste waarde als onder- of bovengrens invoeren; wanneer de inge-
voerde ondergrens hoger is dan de bovengrens, dan wordt de bovengrens automatisch
ingesteld op de waarde van de ondergrens + 1. Is de bovengrens lager dan de onder-
grens, dan wordt de ondergrens op vergelijkbare wijze aangepast.
(of)
(Achterzijde)
(of)
(of)
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
Ondergrens
Bovengrens
Huidige instelling
2. Voer de doelafstand in met behulp van de M1/+ of M2/--
toets en verplaats de cursor met de SSE-toets.
* De doelafstand kan worden ingesteld tot op een
nauwkeurigheid van 0,1 km.
Verhogen/verlagen:
M1/+
M2/-
Ander cijfer kiezen:
SSE
3. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (C.D.DST
-scherm) en uw verandering(en)
te bevestigen. Druk nogmaals op de toets om terug te keren
naar het metingenscherm.
MENU
Het geluid instellen
U kunt het alarmsignaal voor de doelzone en het bedieningsgeluid van de toetsen aan-
en uitzetten.
1. Druk vanuit het metingenscherm op de MENU-toets om het
bovenste menuscherm te openen.
Ga naar het SOUnD-scherm met behulp van de M1/+ of M2/--
toets en bevestig uw keuze met de SSE-toets.
Bovenste menuscherm:
MENU
Van menu verwisselen:
M1/+
M2/-
Bevestigen:
SSE
2. Selecteer het alarmsignaal dat weerklinkt wanneer de cadans
buiten de doelzone ligt, of het bedieningsgeluid van de
toetsen met behulp van de SSE-toets.
CDC.ALARM BUTTOn:
SSE
3. Selecteer On (aan) of OFF (uit) met behulp van de M1/+ of
M2/--toets.
On
OFF:
M1/+
M2/-
4. Druk op de MENU-toets om terug te keren naar het bovenste
menuscherm (SOUnD-scherm) en uw verandering (en) te
bevestigen. Druk nogmaals op de toets om terug te keren
naar het metingenscherm.
MENU
CDC-alarm
(of)
Doelafstand van
100,0 km
(Achterzijde)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
(of)
(Achterzijde)
Toetsbedienings-
geluid
(of)
Naar het bovenste menuscherm/
metingenscherm:
(Achterzijde)
NL-35
NL
NL-34
60 80 100 120 140 160 180 200
rpm
Kadans
CDC.ZONE
80 - 120 rpm
Kadanszone
Standaard doelzone
Doelzone tijdens training
Alarmsignaal
ZONE
Probleemoplossing
Indien de fietscomputer niet naar behoren functioneert, controleer dan eerst de onder-
staande punten voordat u voor reparatie of ondersteuning contact opneemt met CatEye
of uw CatEye-dealer.
Problemen met de display
Probleem Controlepunt Oplossing
De bewegingen op het
scherm worden trager.
Is de omgevings-
temperatuur laag (lager
dan nul graden Celsius of
32 graden Fahrenheit)?
Temperaturen onder het vriespunt
kunnen een trager scherm tot gevolg
hebben. De metingen worden ech-
ter niet beïnvloed.
knippert op het
scherm.
De batterij van de fiets-
computer is bijna leeg.
Plaats onmiddellijk een nieuwe batterij
(CR2032). Voer na het vervangen van
de batterij de herstartprocedure (blz.
10) uit.
Het scherm verschijnt
niet.
Is de batterij van de fiets-
computer leeg?
Vervang de batterij door een nieuwe
(CR2032). Voer na het vervangen van
de batterij de herstartprocedure (blz.
10) uit.
Er verschijnt een
betekenisloos scherm.
Voer de herstartprocedure (blz. 10)
uit.
De snelheid (cadans)
wordt niet gemeten
Heeft u de sensor-ID
gesynchroniseerd?
Werd het ID van de fietscomputer
gesynchroniseerd met de sensor
van iemand anders?
Is het snelheids- en
cadanssensorsymbool
ingeschakeld
, ?
Controleer of de afstand tussen
de snelheids-/cadanssensor en
de magneet te groot is.
Is het sensorgebied van de
snelheidssensor
(cadenssensor) uit het
midden van de magneet?
Is de spaarstand ingescha-
keld en wordt alleen de datum
en tijd op het scherm weer-
gegeven?
Is de batterij van de
snelheidssensor leeg?
Controleer het sensor-ID van de
snelheidssensor (blz. 28) voor SP1
(snelheidssensor 1) of SP2
(snelheidssensor 2).
Wanneer het snelheids- en
cadanssensorsymbool is uitgeschakeld
,
, kan de fietscomputer geen gegevens
ontvangen. Druk één keer op de M1/+ of
M2/- -toets om het symbool te activeren.
Zet de snelheids-/cadanssensor en
de magneet in de juiste positie. (Zie
De fietscomputer op de fiets mon-
teren op blz. 6.)
Druk op een willekeurige toets van
de fietscomputer om de spaarstand
uit te schakelen.
Vervang de batterij door een nieuwe
(CR2032). Druk na het vervangen
van de batterij op de RESET-toets
van de snelheidssensor.
De verlichting gaat niet
aan wanneer op de LT-
toets wordt gedrukt.
Controleer of
op het
scherm van de fietscomputer
oplicht. De batterij van de
fietscomputer is bijna leeg.
Vervang de batterij door een nieuwe
(CR2032). Voer na het vervangen
van de batterij de herstartprocedure
(blz. 10) uit.
Vervolgd
De doelzone gebruiken
Wanneer de doelzone voor de cadans is ingesteld op On, dan wordt de cadans vergeleken
met het ingestelde zonebereik.
Wanneer tijdens meting de cadans buiten de doelzone ligt, dan geeft de fietscomputer een
alarmsignaal en knippert
op het scherm.
Voor een training waarbij u mikt op een cadans tussen bijvoorbeeld 80 tot 120 omwente-
lingen per minuut, stelt u de ondergrens in op 80 en de bovengrens op 120.
De fietscomputer geeft een alarmsignaal wanneer de cadans lager is dan 79, of hoger is
dan 121 omwentelingen per minuut.
Als de doelzone eenmaal op On is gezet, worden alle relevante gegevens in een bestand
geregistreerd en kunt u de tijd in de doelzone, de tijd boven de doelzone, de tijd onder de
doelzone en de daarbij behorende percentages controleren door de bestanden te bekijken
(blz. 23).
* U kunt voor de doelzone een willekeurige boven-/ondergrens instellen.
* U kunt via het menuscherm De doelzone voor de cadans instellen (blz. 33) de doel-
zone aan- of uitzetten of de boven- en ondergrens van de doelzone instellen.
* Het aan- en uitzetten van het alarmsignaal kan via het menuscherm Het geluid instel-
len (blz. 32).
NL-37
NL
NL-36
De batterij vervangen
De fietscomputer wordt geleverd met op de fabriek geïnstalleerde batterijen. Volg onder-
staande instructies om een lege batterij te vervangen door een nieuwe.
Waarschuwing!!! :
Bewaar de batterijen buiten het bereik van kinderen en behandel ze bij het weggooien
volgens de geldende wetgeving.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien een batterij per ongeluk wordt doorgeslikt.
* Het is raadzaam om de batterijen van de fietscomputer en de snelheids-/cadanssensor
tegelijk te vervangen wanneer een van de batterijen leeg is.
* De in deze gebruiksaanwijzing vermelde levensduur van de batterijen is afhankelijk
van de gebruiksomgeving en kan niet worden gegarandeerd.
* De afdichting van het batterijendeksel is van groot belang voor het behoud van de
waterdichtheid. Maak het batterijendeksel en de afdichting goed schoon en controleer
of het batterijendeksel goed afsluit.
Fietscomputer
Levensduur van de batterijen: Ca. 1 jaar bij een dagelijks gebruik van
1 uur.
* Wanneer de batterij van de fietscomputer bijna leeg is, licht
op.
1. Draai met een muntstuk of iets dergelijks het batterijendeksel
aan de achterkant van de fietscomputer los.
2. Plaats nieuwe lithiumbatterijen (CR2032) met het (+)-teken
naar boven gericht in het compartiment en sluit het batterijen-
deksel.
3. Voer na het vervangen van de batterijen de herstartprocedure
(blz. 10) uit en stel de datum en tijd opnieuw in.
Snelheidssensor
Levensduur van de batterijen: Ca. 1 jaar bij een dagelijks gebruik van
1 uur.
1. Draai met een muntstuk of iets dergelijks het batterijendeksel
aan de achterkant van de snelheidssensor los.
2. Plaats nieuwe lithiumbatterijen (CR2032) met het (+)-teken
naar boven gericht in het compartiment en sluit het batterijen-
deksel.
3. Druk na het vervangen van de batterijen op de RESET-toets van
de snelheidssensor en controleer of de magneet en de sensor
nog op de juiste plaats, en goed vast zitten.
NL
Batterij niet
weggooien, maar
inleveren als KCA.
CR2032
Sluiten
Openen
Sluiten
Openen
CR2032
RESET
Probleem Controlepunt Oplossing
Het is niet mogelijk om
via de menu's de instel-
lingen te veranderen.
Verricht de fietscomputer
metingen?
Wanneer de auto modus is
ingeschakeld (en
op-
licht), kan het voorkomen
dat de metingen door
elektromagnetische straling
worden gestart.
Is het de doelzone of de
snelheidseenheid die niet
veranderd kan worden?
Tijdens meting kan alleen het boven-
ste menu worden weergegeven.
Houd de fietscomputer verwijderd
van voorwerpen die door
elektromagnetische straling
interferentie kunnen veroorzaken.
Om de doelzone en de snelheids-
eenheid te kunnen veranderen,
moeten eerst de gegevens op nul
worden gesteld. Stop de meting en
stel de gegevens in op nul (blz. 16).
Problemen met de bediening
De metingen starten of
stoppen niet wanneer
op de SSE-toets wordt
gedrukt.
Controleer of de auto mo-
dus is ingeschakeld (zodat
oplicht).
Wanneer oplicht, is de auto mo-
dus ingeschakeld; de metingen kunnen
niet gestart of gestopt worden door op
de toets te drukken.
Schakel de auto modus uit. (Zie De
auto modus instellen op blz. 31.)
Het synchroniseren
van het sensor-ID van
de hartslagmeter
(snelheidssensor) is
mislukt.
De batterij van de hartslagmeter
(snelheidssensor) is mogelijk leeg.
Vervang de batterij door een nieuwe
(CR2032), en synchroniseer het
sensor-ID opnieuw (blz. 28).
De rondegegevens kun-
nen niet worden opge-
slagen.
Heeft u al 99 ronden afge-
legd?
Bedraagt de rondetijd meer
dan 100 uren (Of bedraagt
de rondeafstand meer dan
9999,99 km)?
Gebeurt dit onmiddellijk na
het indrukken van de LAP-
toets?
Wis de gegevensbestanden die meerdere
ronden bevatten door bestanden te bekij-
ken (blz. 26) zodat er weer ruimte ontstaat
om nieuwe ronden op te kunnen slaan.
Ronden waarin deze waarden worden
overschreden, kunnen niet worden ge-
meten. Stel de gegevens weer op nul
(blz. 16) om verder te meten.
Het is gedurende de eerste 5 secon-
den na het indrukken van de LAP-toets
niet mogelijk om de ronde op te slaan.
Er verschijnen onge-
wone waarden.
Zijn er in de directe
omgeving objecten die
elektromagnetische straling
(treinsporen, televisiezenders
enz.) kunnen veroorzaken?
Houd de fietscomputer verwijderd van
voorwerpen die interferentie kunnen
veroorzaken en stel de gegevens weer
in op nul (blz. 16).
De gemeten gegevens
kunnen niet worden op-
geslagen.
Heeft het totale aantal ron-
den het aantal van 99 meet-
punten bereikt?
Wis de gegevensbestanden die meerdere
ronden bevatten door bestanden te bekij-
ken (blz. 26) zodat er weer ruimte ontstaat
om nieuwe ronden op te kunnen slaan.
NL-39
NL
NL-38
Specificaties
Displayfuncties
Bovenste display Huidige snelheid 0,0 (4,0) 150,0 km/u [0,0 (3,0) 93,0 mpu]
Voor een bandenmaat van 27 inch
Gemiddelde snelheid 0,0 150,0 km/u [0,0 93,0 mpu]
Maximum snelheid 0,0 (4,0) 150,0 km/u [0,0 (3,0) 93,0 mpu]
Middelste display Cadans 0 (20) 199 s/m
Gemiddelde cadans 0 199 s/m
Maximum cadans 0 (20) 199 s/m
Onderste display Datum 07.01.01 '99.12.31
(De datumnotatie kan worden aangepast)
Klok 0:0000 23:5959 [AM 1:0000 PM 12:5959]
(Er kan worden gekozen uit de 12-uurs en de 24-uurs
tijdsnotatie)
Totaaltijd 0 99999 uren
Afstandsmeter 0,0 9999,9/10000 999999 km [mijl]
Verstreken tijd 00000 59599 / 1:0000 99:5959
Ritafstand 0,00 9999,99 km [mijl]
Aftelafstand 9999,90 0,00 km [mijl]
Rondenummer L-01 L-99
Gemiddelde actuele rondesnelheid
0,0 150,0 km/u [0,0 93,0 mpu]
Rondetijd 00000 59599 / 01:0000 99:5959
Actuele rondeafstand 0,00 9999,99 km [mijl]
Ronde Bovenste display (Gemiddelde rondesnelheid, maximum rondesnelheid)
Middelste display (gemiddelde cadans tijdens de ronde, rondenummer,
maximum cadans tijdens de ronde)
Onderste display (Rondeafstand, rondetijd, tussentijd)
Besturingssysteem 4 bit microcomputer met een enkel chip, kristal-oscillator
Displaysysteem LC-display (met EL verlichting)
Detectiesysteem voor snelheid-/cadanssensorsignalen
Contactloze magnetische sensoren
Zend- en ontvangstsysteem van sensorsignalen
2,4 GHz ISM Band
Communicatiebereik 5 m (verder dan 5 m is het bereik afhankelijk van omgevingsfactoren)
Bedrijfstemperatuurbereik 0 °C 40 °C
(Dit product functioneert niet naar behoren wanneer het bedrijfs-
temperatuurbereik wordt overschreden. Bij lagere of hogere temperaturen
kan de display respectievelijk trager reageren of donker worden.)
Opslagtemperatuurbereik -20 °C 50 °C
Instelbereik voor de wielomtrek
0100 3999 mm
Fietscomputer : CR2032 x 1 / Ca. 1 jaar (bij een gebruik van 1 uur/dag)
Snelheidssensor : CR2032 x 1 / Ca. 1 jaar (bij een gebruik van 1 uur/dag)
Afmetingen/gewicht Fietscomputer : 56,0 x 38,0 x 17,3 mm / 28 g (incl. batterijen)
Snelheidssensor : 65,0 x 90,5 x 14,4 mm / 36 g (incl. batterijen)
* Wanneer de verstreken tijd meer dan 100 uur bedraagt, of wanneer de ritafstand meer dan 9999,99 km/u
bedraagt, dan verschijnt E in plaats van de gemiddelde snelheid.
* Veranderingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden.
Voeding/levensduur
batterijen
Reserveaccessoires
Onderhoud
Volg voor het dagelijks onderhoud de volgende aanwijzingen op.
Controleer regelmatig of de magneten en sensoren nog op de juiste plaats en goed
vast zitten.
Reinig de fietscomputer en de snelheids-/kadenssensor met water of veeg ze af met
een zachte doek die is bevochtigd met een neutraal reinigingsmiddel en droog alle
onderdelen goed af.
Gebruik geen oplosmiddelen zoals benzine of alcohol, daar dergelijke stoffen de
afwerking kunnen aantasten.
Standaard accessoires
#160-2380
Onderdelenset
#160-2385
Snelheidssensor-set
#160-0280
Houderriem
#160-2193
Houder
#169-9691
Wielmagneet
#169-9766
cadansmagneet
#166-5150
Lithiumbatterij (CR2032)
NL-40
Beperkte garantie
2-jaar: fietsomputer en snelheidssensor
(uitgesloten hiervan zijn de batterijen)
CatEye garandeert dat haar producten gedurende 2 jaar na datum van de originele aan-
koop geen defecten vertonen die te wijten zijn aan het gebruikte materiaal en uitvoering.
Als er bij normaal gebruik binnen de garantieperiode problemen optreden, herstelt of
vervangt CatEye het defect kosteloos. Onderhoud of herstelling moet worden uitgevoerd
door CatEye of een gemachtigde handelaar.
Bij terugzenden van het product dient u dit zorgvuldig te verpakken en het garantiebewijs
(aankoopbewijs) mee te sturen met een beschrijving van het probleem.
Schrijf of type uw naam en adres duidelijk op het garantiebewijs.
Verzekerings-, verzend-, en transportkosten zijn voor uw eigen rekening.
Registratie
CATEYE website (http://www.cateye.com)
Voor de garantie dient u uw V2c te registreren. U wordt verzocht dit zo snel mogelijk te
doen. CATEYE voorziet u zo goed mogelijk van technische ondersteuning en informatie
over nieuwe producten.
Registreer uw product online via onze website of stuur onderstaande registratiekaart recht-
streeks van onze afdeling Klantenservice. Vergeet a.u.b. niet het serienummer van het
product in te vullen (het 7-cijferige nummer op het batterijendeksel van uw fietscomputer).
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21

Cateye V2c de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor