Simplicity 885193 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Illustraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Veiligheid van de gebruiker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Assemblage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Functies en bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Onderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Schema voor het oplossen van problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Beperkte garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Productspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SPEC-1
Inhoudsopgave
nl
9
Not for
Reproduction
10
nl
VOOR ZITMAAIERS MET ROTERENDE
SNIJINRICHTING
Training
1. Lees de instructies aandachtig. Maak uzelf vertrouwd met
de bedieningselementen en het correcte gebruik van
de machine.
2. Laat nooit kinderen of personen die niet vertrouwd zijn
met deze instructies de zitmaaier gebruiken. Het is
mogelijk dat in de lokale wetgeving een minimumleeftijd
is vastgelegd voor de gebruiker.
3. Maai nooit wanneer zich personen, in het bijzonder
kinderen, of huisdieren in de buurt bevinden.
4. Denk eraan dat de bestuurder of de gebruiker
verantwoordelijk is voor ongevallen waarvan andere
personen of hun eigendom het slachtoffer worden en
voor gevaren waaraan zij worden blootgesteld.
5. Voer geen passagiers mee.
6. Alle bestuurders moeten een beroep doen op iemand die
hen een professionele en praktische opleiding geeft. In
die opleiding moet de klemtoon worden gelegd op:
a. de noodzaak om voorzichtig en geconcentreerd te
zijn tijdens het werken met zitmaaiers;
b. het feit dat een zitmaaier die op een helling begint te
glijden niet opnieuw onder controle kan worden
gebracht door op de rem te gaan staan. De
belangrijkste redenen van controleverlies zijn:
onvoldoende grip van de banden;
te hoge snelheid;
onvoldoende remmen;
ongeschikt type machine voor de taak;
het zich onvoldoende bewust zijn van de gevolgen
van bodemomstandigheden, in het bijzonder
van hellingen;
onjuiste verdeling van de aanhanglast en
de belading.
Voorbereiding
1. Draag tijdens het maaien altijd stevig schoeisel en een
lange broek. Bedien de machine niet op blote voeten of
met open sandalen.
2. Inspecteer grondig het gebied waar de machine zal
worden gebruikt en verwijder alle voorwerpen die door de
machine weg zouden kunnen worden geslingerd.
3. WAARSCHUWING - Brandstof is uiterst ontvlambaar.
a. Bewaar brandstof in reservoirs die speciaal daarvoor
werden ontworpen.
b. Vul alleen in de buitenlucht brandstof bij en rook niet
tijdens het bijvullen van brandstof.
c. Vul de zitmaaier met brandstof voor u de motor start.
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit brandstof bij terwijl de motor draait of wanneer
de motor warm is.
d. Als er brandstof werd gemorst mag u niet proberen
om de motor te starten maar moet u de zitmaaier naar
een plaats uit de buurt van de gemorste brandstof
brengen en vermijden dat er een ontbrandingsbron
wordt gecreëerd tot de brandstofdampen
vervlogen zijn.
e. Breng de dop van de brandstoftank en -reservoirs
opnieuw stevig aan.
4. Vervang defecte knaldempers.
5. Inspecteer de zitmaaier altijd visueel voor u hem gebruikt
om er zeker van te zijn dat de bladen, de bouten van de
bladen en de snijinrichting niet versleten of beschadigd
zijn. Vervang versleten of beschadigde bladen en bouten
setsgewijs om de balancering te behouden.
6. Pas op bij machines met meerdere bladen want als u een
blad doet draaien kan dat ook andere bladen
doen draaien.
Veiligheid van de gebruiker
WAARSCHUWING
Dit symbool vestigt uw aandacht op
voorzorgsmaatregelen die belangrijk zijn voor
de veiligheid. Dit symbool betekent: “Opgepast!
Wees waakzaam! Uw veiligheid staat op
het spel.
KEN UW ZITMAAIER
Als u uw zitmaaier kent en weet hoe hij werkt zal u er de
beste prestaties mee kunnen behalen. Vergelijk de illustraties
met uw zitmaaier terwijl u deze handleiding leest. Leer de
plaats en de functie van de bedieningselementen kennen.
Leef de bedieningsinstructies en de veiligheidsregels na om
ongevallen te helpen voorkomen. Bewaar deze handleiding
zodat u ze later nog kan raadplegen.
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de
instructies na te leven die in deze handleiding staan.
WAARSCHUWING
Deze machine heeft snijbladen die handen en
voeten af kunnen hakken en voorwerpen in het
rond kunnen slingeren. Het niet naleven van de
onderstaande veiligheidsvoorschriften kan
ertoe leiden dat de operator of omstanders
ernstig of dodelijk gewond raken.
Not for
Reproduction
11
nl
Veiligheid van de gebruiker
Bediening
1. Laat de motor niet draaien in een gesloten ruimte waar
zich gevaarlijke koolmonoxidedampen
kunnen verzamelen.
2. Maai uitsluitend bij daglicht of goede
kunstmatige verlichting.
3. Schakel de koppelingen van alle bladhulpstukken uit en
schakel in vrijloop voor u de motor probeert te starten.
4. Gebruik de zitmaaier niet op hellingen van meer dan
10 graden.
5. Vergeet niet dat geen enkele helling een “veilige” helling
is. Rijden op met gras begroeide hellingen vergt
bijzondere oplettendheid. Om het risico op kantelen
te beperken:
a. mag u niet plotseling stoppen of vertrekken wanneer u
een helling op- of afrijdt;
b. laat u de koppeling traag grijpen, en laat u de machine
nooit in vrijloop draaien, zeker niet wanneer u een
helling afrijdt;
c. moet u op hellingen en in scherpe bochten met een
lage snelheid rijden;
d. moet u waakzaam blijven voor bulten en putten en
andere verborgen gevaren;
e. mag u hellingen nooit overdwars (diametraal op de
hellingsrichting) maaien, tenzij uw zitmaaier ervoor
werd ontworpen.
6. Wees voorzichtig wanneer u lasten trekt of zwaar
materieel gebruikt.
a. Gebruik alleen goedgekeurde
trekstangverankeringspunten.
b. Houd de lasten beperkt tot wat u op een veilige
manier onder controle kan houden.
c. Maak geen scherpe bochten. Wees voorzichtig
wanneer u achteruitrijdt.
d. Gebruik een of meerdere tegengewichten of
wielgewichten wanneer dat wordt aanbevolen in
de handleiding.
7. Let op het verkeer wanneer u wegen oversteekt of in de
buurt van wegen aan het werk bent.
8. Breng de bladen tot stilstand voor u over een andere
ondergrond dan gras rijdt.
9. Wanneer u hulpstukken gebruikt mag u de
materiaalafvoer nooit naar omstanders richten en mag u
evenmin iemand in de buurt van de machine laten komen
terwijl ze in gebruik is.
10. Gebruik de zitmaaier nooit met defecte beschermkappen
of -platen, of zonder correct werkende
veiligheidsvoorzieningen.
11. Verander de instelling van de motortoerenregelaar niet en
overschrijdt het limiettoerental van de motor niet. Als u de
motor met een te hoge snelheid laat draaien neemt het
risico op lichamelijke letsels toe.
12. Voor u opstaat van de bestuurderstoel:
a. schakelt u de aftakkoppelas (PTO) uit en laat u de
hulpstukken zakken;
b. schakelt u in vrijloop en activeert u de parkeerrem;
c. zet u de motor af en haalt u de sleutel uit het contact.
13. Schakel de aandrijving van de hulpstukken uit, zet de
motor af, koppel de kabel(s) van de ontstekingsbougie af
en haal de sleutel uit het contact:
a. voor u blokkeringen of verstoppingen uit de
afvoertrechter verwijdert;
b. voor u de zitmaaier controleert, hem schoonmaakt of
eraan werkt;
c. nadat u een vreemd voorwerp hebt geraakt.
Inspecteer de zitmaaier op schade en herstel hem
voor u de zitmaaier opnieuw start en ermee werkt;
d. als de machine abnormaal begint te trillen (controleer
onmiddellijk).
14. Schakel de aandrijving van hulpstukken uit tijdens het
transport of wanneer geen hulpstukken worden gebruikt.
15. Zet de motor af en schakel de aandrijving voor
hulpstukken uit:
a. voor het bijvullen van brandstof;
b. voor het verwijderen van de grasopvangzak;
c. voor u de hoogte verandert, tenzij de hoogte vanop
de bestuurderstoel kan worden veranderd.
16. Zet de gasklephendel in een lagere stand tijdens het
laten uitlopen van de motor en schakel wanneer u klaar
bent met maaien de brandstoftoevoer uit als de motor is
voorzien van een afsluitklep.
17. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en
naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op
kan merken.
18. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het
zicht kunnen beperken.
Onderhoud en berging
1. Pas op bij machines met meerdere bladen want als u een
blad doet draaien kan dat ook andere bladen
doen draaien.
2. Wanneer de machine wordt geparkeerd, geborgen of
onbeheerd achtergelaten, laat u de snijinrichting zakken
tenzij een positief mechanisch slot wordt gebruikt.
3. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgedraaid om er zeker van te zijn dat de machine
in een toestand verkeert die veilig gebruik
mogelijk maakt.
4. Berg de machine nooit met brandstof in de tank op in een
gebouw waar dampen tot bij een open vlam of vonk
kunnen geraken.
5. Laat de motor afkoelen voor u de machine in een
gesloten ruimte opbergt.
6. Om het risico op brand te beperken zorgt u ervoor dat
zich geen resten van gras, bladeren of overtollige
smeermiddelen op de motor, de accuhouder en de
brandstofopslagplaatsen ophopen of afzetten.
7. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage of
ouderdomsverschijnselen.
8. Vervang versleten of beschadigde onderdelen voor de
veiligheid van uzelf en anderen.
9. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen moet u dat
buitenshuis doen.
Not for
Reproduction
12
nl
Veiligheid van de gebruiker
Alle veiligheids- en bedieningsstickers moeten aandachtig
worden gelezen en nageleefd. Als de instructies op de
stickers niet worden nageleefd kan dat leiden tot ernstige
lichamelijke letsels en/of beschadiging van de machine.
NB: Als een van de veiligheids- of bedieningsstickers weg of
beschadigd is, vervangt u hem meteen. Neem contact op met
uw plaatselijke verdeler voor reservestickers.
Sticker - Bedieningsvoorschriften (CE)
(48x4032)
Sticker - Parkeerrem
(48x726)
Sticker -
Contactschakelaar
(1722806)
Sticker - Maaihoogte
(885253)
Sticker - Rolvrijgavevoorziening
(1723425)
Sticker - Warm
oppervlak (885216)
Sticker - Gasklephendel
(885171)
Sticker - Afvoerkanaal
(1721107)
Sticker -
Brandgevaar
(885218)
Sticker - Bediening van
rem/koppelingspedaal
(48x736)
Sticker - Rijsnelheidspedaal
(885169)
Sticker - Trekstangbelasting
(48x511)
Sticker - Lawaainiveau
(48x5911)
Gegevensplaatje
Sticker - Amputatiegevaar (885217)
Not for
Reproduction
13
nl
Veiligheid van de gebruiker
BELANGRIJK: U vindt de volgende
symbolen terug op uw zitmaaier en
in de documentatie die bij uw
machine werd geleverd. Voor u de
machine bedient moet u weten en
begrijpen wat elk symbool betekent.
Veiligheidswaarschuwings-
symbolen
1 WAARSCHUWING.
2 BELANGRIJK: Lees de
handleiding voor u deze machine
probeert te gebruiken.
3 WAARSCHUWING:
Rondvliegende voorwerpen. Houd
iedereen uit de buurt. Lees de
gebruiksaanwijzingen in de
handleiding voor u deze machine
gebruikt.
4 WAARSCHUWING: Gebruik deze
machine niet op hellingen van
meer dan 10 graden.
5 GEVAAR: Houd personen, in het
bijzonder kinderen, uit de buurt
van de machine.
6 GEVAAR: Blijf uit de buurt van de
maaibladen zolang de motor
draait.
7 GEVAAR: Kom niet met uw voeten
en handen in de buurt van
draaiende bladen.
8 GEVAAR: Koppel de kabel van de
ontstekingsbougie af voor u aan de
machine werkt.
9 WAARSCHUWING: Oppervlak kan
erg warm zijn.
10 WAARSCHUWING: Wees
voorzichtig wanneer u accessoires
aansluit of wegneemt.
11 WAARSCHUWING: Geplette
vingers.
12 BELANGRIJK: Volg de instructies
in de handleiding om het maaidek
waterpas te zetten.
13 GEVAAR: Blijf uit de buurt van de
maaibladen zolang de motor
draait.
14 WAARSCHUWING: Afvoerkanaal.
Niet gebruiken als grasvanger
tenzij de afvoertrechter is
aangebracht.
15 WAARSCHUWING: Brandgevaar.
Tuinafval is ontbrandbaar. Zorg
ervoor dat zich geen tuinafval op
de machine ophoopt.
Verklikker- en
bedieningssymbolen
1 Motor starten
2 Motor afzetten
3 Motor laten draaien
4 Rem
5 Parkeerrem
6 Koppelingspedaal
7 Traag
8 Snel
9 Choke
10 Olie
11 Bladrotatieknop
12 Brandstof
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Not for
Reproduction
14
nl
Assemblage
OPMERKINGEN: Al het bevestigingsmateriaal bevindt zich in
de zak met onderdelen. Gooi geen stukken of materiaal weg
tot de machine volledig is geassembleerd.
Voor u assemblage- of onderhoudswerkzaamheden aan de
zitmaaier uitvoert, maakt u de kabel van de
ontstekingsbougie los.
De stoel installeren
1. Verwijder voorzichtig de plastic zak van de stoel.
2. Breng het onderstel (1) van de stoel omhoog (zie
Figuur 2).
3. Breng de gaten in de stoel (2) op een lijn met de gleuven
in het stoelonderstel.
4. Installeer de stoel (2) op het stoelonderstel (1) en de
verstelhendel (3) met sluitringen (4) en moeren (5).
NB: Installeer de sluitringen alleen aan de linkerkant.
5. Sluit de draadboom (6) aan op de stoelschakelaar (7)
onder de stoel.
6. Laat de stoel zakken tot de normale bedrijfsstand.
7. Controleer of het verstelmechanisme van de stoel werkt.
a. Als de stoel versteld moet worden, trekt u de
verstelhendel (3) omhoog in de richting van de stoel
en beweegt u de stoel tot hij in de gewenste
stand staat.
b. Laat de verstelhendel los om de stoel op zijn plaats
te vergrendelen.
De voorwielen installeren
1. Controleer of de klepsteel (1) zich aan de buitenkant
bevindt (zie Figuur 1).
2. Schuif het voorwiel (2) op de spindel (3).
3. Bevestig het voorwiel (2) inclusief onderlegringen (4 en
5) en splitpen (6). Buig de uiteinden van de splitpen uit
elkaar zodat the voorwiel op de spindel blijft zitten.
4. Als uw model is uitgerust met naafdoppen (7), monteer
dan de de naafdoppen. Zorg dat de onderlegringen de
naafdoppen op hun plaats houden.
5. Herhaal dit aan de andere kant.
De grasopvangzak assembleren
1. Schuif de onderste buis (1) op het grasvanger-frame (2)
(zie Figuur 4).
2. Breng de gaten in de onderste buis op een lijn met de
gaten in het grasvangerframe.
3. Breng de splitpennen (3) aan in de gaten en buig de
uiteinden om voor een goede bevestiging op het frame.
4. Schuif de frameconstructie in de opvangzak (4).
5. Bevestig de klemmen van de zak op de frameconstructie.
6. Lijn het deksel (5) van de grasvanger uit met de gaten in
het frame.
7. Gebruik schroeven (6) en (7) om het deksel aan de
zijkant en de bovenkant op het grasvangerframe
te bevestigen.
8. Breng de grasvangerhendel (8) aan door het gat in het
deksel en het frame.
9. Bevestig de grasvangerhendel met sluitring (9), schroef
(10) en moer (11).
10. Monteer de achterste hendel van de grasopvangzak (12)
aan de afdekking met behulp van de twee
schroeven (13).
Monteren van het stuurwiel
1. Controleer of de voorwielen naar voren wijzen zoals
weergegeven in Figuur 3.
2. Schuif de balg (1, Figuur 3) over de console.
3. Schuif de stuurstang (2) in de console.
4. Bevestig het stuurwiel (3) aan de stuurstang met de
schroef (4) en onderlegring (5). Draai de schroef goed,
maar niet te strak vast.
a. Duw het stuurwiel omlaag. De stuurstang zal
vastklikken in het planeetwiel (6).
b. Trek het stuurwiel omhoog. Controleer of de
stuurstang op zijn plaats blijft zitten.
5. Monteer de plaat (7) en afdekking (8) op het stuurwiel.
Not for
Reproduction
15
nl
Onderhoudsvrije accu
BELANGRIJK: Controleer de datum van de accu voor u de
accukabels op de accu aansluit. Aan de hand van de datum
van de accu weet u of de accu op moet worden geladen.
1. Breng het onderstel van de stoel omhoog (zie Figuur 1).
2. Verwijder de twee schroeven (1) en het accudeksel (2)
(zie Figuur 6).
3. Controleer de datum van de accu op de zijkant van de
accu (3).
a. als de accu voor deze datum in dienst wordt
genomen mogen de accukabels aangesloten
worden zonder de accu op te laden. Zie “De
accukabels aansluiten.
b. Als de accu na deze datum in dienst wordt
genomen moet de accu worden opgeladen. Zie “De
accu opladen.
Assemblage
Installeren van de grasopvangzak
1. Installeer de grasopvangzak op de achterste
opvangzaksteunen (zie Figuur 5).
a. Pak met de ene hand het handvat aan de
achterkant van het frame van de opvangzak vast.
b. Pak met de andere hand het bovenste handvat van
de opvangzak vast en leid het frame van de
opvangzak naar en op de achterste
opvangbaksteunen.
2. Bij het installeren van het frame van de opvangzak moet
de onderkant van de grasopvangzak iets van de
achterplaat worden gehouden.
3. Draai de grasopvangzak rond totdat deze vastklikt.
1. Om de accubeugel (4) los te maken drukt u het laagste
uiteinde van de accubeugel naar binnen (zie Figuur 6).
2. Verwijder de accu (3) uit de opening tussen de motor en
het onderstel van de stoel.
3. Verwijder de beschermdoppen van de accupolen.
4. Gebruik een acculader van 12 volt om de accu op te
laden. Laad de accu op met een laadsnelheid van
6 ampère per uur. Als u geen acculader hebt, laat u de
acculader opladen in een erkend servicecenter.
5. Installeer de accu. Zorg ervoor dat de positieve (+) pool
zich aan de rechterkant bevindt.
6. Maak de accubeugel weer vast.
DE ACCU OPLADEN
WAARSCHUWING
Rook niet wanneer u de accu oplaadt. Houd de
accu uit de buurt van vonken. De dampen van
het accuzuur kunnen een
explosie veroorzaken.
DE ACCUKABELS AANSLUITEN
WAARSCHUWING
Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de
rode kabel op de positieve (+) pool voor u de
negatieve (-) zwarte kabel aansluit.
1. Verwijder de beschermdoppen van de accupolen (zie
Figuur 6).
2. Schuif de klemhuls (5) over de rode kabel (6).
3. Sluit de rode kabel met het bevestigingsmateriaal (7) aan
op de positieve (+) pool.
4. Sluit de zwarte kabel (8) met het bevestigingsmateriaal
(7) aan op de negatieve (-) pool.
5. Installeer het accudeksel (2) met de twee schroeven (1).
Not for
Reproduction
16
nl
Assemblage
WAARSCHUWING
Leef de instructies van de motorfabrikant na
voor het te gebruiken type olie en brandstof.
Gebruik altijd een veiligheidsreservoir voor
brandstof. Rook niet wanneer u de motor
bijvult met brandstof. Vul geen brandstof bij in
een gesloten ruimte. Voor u brandstof bijvult,
zet u de motor af. Laat de motor meerdere
minuten afkoelen.
De banden controleren
Controleer de luchtdruk in de banden. Als de luchtdruk in de
banden te hoog is zal de machine oncomfortabel rijden. Als
de bandenspanning verkeerd is zal de zitmaaier ook niet
helemaal horizontaal maaien. De correcte bandenspanning
is: banden vooraan 0,97 BAR (14 PSI), banden achteraan
0,69 BAR (10 PSI). Voor het transport werden de banden te
hard opgepompt.
Controleer of het maaidek waterpas
staat
Vergewis u ervan dat het maairesultaat nog altijd correct is.
Nadat u een korte afstand gemaaid hebt, kijkt u naar het
gemaaide gebied. Als de maaidekbehuizing niet mooi
horizontaal maait, raadpleegt u de instructies onder “Het
maaidek waterpas zetten” in het hoofdstuk “Onderhoud” van
deze handleiding.
De motor klaarmaken voor gebruik
NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet.
Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij.
Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken
type olie en brandstof. Voor u de machine gebruikt, leest u de
informatie inzake veiligheid, bediening, onderhoud
en berging.
Installeren van de benzinedop
De benzinedop bevindt zich in de zak met onderdelen, en
tijdens het transport is de brandstoftank afgedekt met tape.
Verwijder vóór gebruik de tape van de brandstoftank en
installeer de benzinedop.
Not for
Reproduction
17
nl
Functies en bedieningselementen
PLAATS VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN
Gasklephendel (1): Gebruik de gasklephendel om de motor
sneller of trager te laten draaien. Duw de gasklephendel
omhoog om de motorsnelheid te doen toenemen en trek de
hendel naar beneden om de motorsnelheid te doen
afnemen. Werk altijd met VOLGAS.
Koppelings-/rempedaal (2): De pedaal heeft twee functies.
De eerste functie is die van koppelingspedaal. De tweede
functie is die van rempedaal.
Contactschakelaar (3): Gebruik de contactschakelaar om
de motor te starten en af te zetten. laat de contactschakelaar
nooit in de stand TOCHT staan wanneer de motor niet draait.
Dat ontlaadt de accu.
Parkeerremknop (4): De parkeerremknop wordt gebruikt
om de parkeerrem in te schakelen wanneer de zitmaaier
stilstaat. Druk het rempedaal volledig in en trek aan de knop
om de parkeerrem te activeren.
Vooruitrijsnelheidspedaal (5): De vooruitrijsnelheid van de
zitmaaier wordt geregeld met het vooruitrijsnelheidspedaal. Duw
het pedaal in om de zitmaaier sneller vooruit te laten rijden.
Achteruitrijsnelheidspedaal (6): Gebruik het
achteruitrijsnelheidspedaal om te regelen met welke snelheid
de zitmaaier achteruit rijdt.
1
2
3
4
5
6
7
8
10
9
11
Hendel van hefsysteem (7): Met de hendel van het
hefsysteem stelt u de maaihoogte in. U kan kiezen uit zes
maaihoogtes (1 - kortste maairesultaat, 6 - langste
maairesultaat).
Bladrotatieknop (8): Gebruik de bladrotatieknop om het
blad rond te laten draaien of op te laten houden met draaien.
Trek de schakelaar omhoog om het ronddraaien van het blad
te activeren en druk de schakelaar in om het ronddraaien van
het blad op te laten houden met draaien.
Brandstoftank (9): Om brandstof bij te vullen verwijdert u de
dop van de vulopening. Zorg ervoor dat u voldoende plaats
laat zodat de brandstof uit kan zetten als de
temperatuur stijgt.
Hendel van grasvanger (10): Met de hendel van de
grasvanger opent u de grasvanger om hem leeg te maken en
sluit u de grasvanger vervolgens weer om te maaien.
Verstelhendel van de bestuurdersstoel (11): Tr e k d e
hendel omhoog om de stoel in een andere stand te zetten.
Laat de hendel los om de stoel op zijn plaats te vergrendelen.
Not for
Reproduction
18
nl
Hulpstukken
U kan deze zitmaaier in combinatie met hulpstukken of
appendages zoals een stortkar of verticuteerder gebruiken. U
kan deze zitmaaier niet gebruiken in combinatie met
hulpstukken of appendages voor het bewerken van de grond
zoals een ploeg, schijfeg of cultivator.
Het maximaal toegelaten gewicht voor de stortkar is
90 kg (200 lbs).
De mulchplaat installeren
Met de mulchplaat kan u het gras mulchen voor een schoon
en fijn maairesultaat. Installeer de mulchplaat als volgt.
1. Volg de stappen van Figuur 9 om de achterwaartse
afvoertrechter en trechterverlenging te verwijderen.
2. Monteer de afdekking van de mulcher (1) aan het
maaidek met de bouten (4), onderlegringen (2) en
flensborgmoeren (3) (zie Figuur 10).
3. Voor het mulchen moet het als accessoire meegeleverde
mulchblad worden gemonteerd. Raadpleeg een
erkende dealer.
Bediening
De gasklephendel gebruiken
Gebruik de gasklephendel om de snelheid van de motor te
verhogen of verlagen.
1. Duw de gasklep-/chokehendel volledig naar voren in de
CHOKE-stand om een koude motor te starten (zie
Figuur 7).
2. De stand SNEL wordt aangegeven met een pal. Voor
normaal gebruik en wanneer u een grasvanger gebruikt,
zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Om de accu
maximaal op te laden en voor een minder warme motor
laat u de motor in de stand SNEL draaien.
3. De motortoerenregelaar werd in de fabriek ingesteld voor
optimale prestaties. Wijzig de toerenregelaar niet om de
snelheid van de motor te verhogen.
Belangrijk! Voor u begint te maaien
Controleer het oliepeil van de motor.
Vul de brandstoftank met brandstof.
Controleer de bandenspanning.
Controleer of het maaidek waterpas staat.
Breng de accukabels aan.
De bladrotatieknop gebruiken
Gebruik de bladrotatieknop om het blad/de bladen
te activeren.
1. Voor u de motor start, vergewist u zich ervan dat de
bladrotatieknop in de stand UIT staat (zie Figuur 9).
2. Om het blad te activeren trekt u de bladrotatieknop
omhoog in de stand AAN.
NB: Dit model is uitgerust met een verklikker die u laat
weten wanneer de zak vol is. Als de bladrotatieknop in de
stand AAN staat, klinkt er een zoemtoon wanneer de zak
vol is.
3. Om het blad te deactiveren zet u de bladrotatieknop in de
stand UIT. Vergewis u ervan dat het blad/de bladen niet
langer draaien voor u opstaat van de bestuurdersstoel.
4. Voor u met uw zitmaaier over een voetpad of weg rijdt,
zet u de bladrotatieknop in de stand UIT.
WAARSCHUWING
Blijf met uw handen en voeten altijd uit de
buurt van het blad, de deflector
(afvoerbeschermkap) en het maaidek wanneer
de motor draait.
De rijsnelheidspedalen gebruiken
Het aandrijvingssysteem werkt met een hydrostatische
automatische transmissie. De hydrostatische transmissie is
erg gemakkelijk te gebruiken. Dit soort aandrijvingssysteem
werkt zonder schakelpook en koppelingspedaal.
De snelheid en de rijrichting worden bepaald met een
vooruitrijsnelheidspedaal en een achteruitrijsnelheidspedaal
die u met uw rechtervoet bedient.
NB: Gebruik in normale omstandigheden het linker
rempedaal niet. Gebruik het linker rempedaal alleen om snel
tot stilstand te komen in een noodsituatie.
VOORUITRIJDEN
1. De ontkoppeling van de automatische transmissie moet
in de stand RIJDEN staan (zie A, Figuur 11).
2. Laat uw linkervoet traag van het rempedaal komen (zie
Figuur 12).
3. Zet de gasklephendel in de stand SNEL (zie Figuur 7).
4. Duw traag het vooruitrijsnelheidspedaal (1) in om de
zitmaaier vooruit te laten rijden (zie Figuur 13).
5. Om de snelheid waarmee de zitmaaier vooruitrijdt te
verhogen duwt u het vooruitrijsnelheidspedaal traag
verder in. Om de snelheid waarmee de zitmaaier
vooruitrijdt te verlagen laat u het
vooruitrijsnelheidspedaal traag omhoog komen tot de
zitmaaier vertraagd is tot de gewenste snelheid.
Not for
Reproduction
19
nl
Bediening
ACHTERUITRIJDEN
1. Voor u achteruitrijdt, kijkt u achter u. Kijk achter u en naar
beneden om er zeker van te zijn dat er zich geen
kinderen achter de zitmaaier bevinden en u veilig
achteruit kan rijden.
2. Haal uw voet van het vooruitrijsnelheidspedaal (1) (zie
Figuur 13).
3. Duw traag het achteruitrijsnelheidspedaal (2) in om de
zitmaaier achteruit te laten rijden.
4. Om de snelheid waarmee de zitmaaier achteruitrijdt te
verhogen duwt u het achteruitrijsnelheidspedaal traag
verder in. Om de snelheid waarmee de zitmaaier
achteruitrijdt te verlagen laat u het
achteruitrijsnelheidspedaal traag omhoog komen tot de
zitmaaier vertraagd is tot de gewenste snelheid.
VAN RICHTING VERANDEREN
OPGEPAST: Om van richting te veranderen mag u niet het
linker rempedaal gebruiken. Gebruik uitsluitend de
rijsnelheidspedalen.
1. Haal traag uw voet van het vooruitrijsnelheids-pedaal (1)
of het achteruitrijsnelheidspedaal (2) (zie Figuur 13). Het
vooruitrijsnelheidspedaal of het
achteruitrijsnelheidspedaal keert automatisch terug naar
de VRIJLOOPstand.
2. Wanneer de zitmaaier tot stilstand is gekomen zet u het
vooruitrijsnelheidspedaal of het
achteruitrijsnelheidspedaal traag in de gewenste stand.
De transmissie ontkoppelen
Om de zitmaaier voort te duwen gebruikt u de ontkoppeling
van de automatische transmissie om de transmissie vrij te
geven. De ontkoppeling van de automatische transmissie
bevindt zich bij de band rechts achteraan.
1. De motor moet afgezet zijn.
2. Zet en vergrendel de ontkoppeling van de automatische
transmissie in de stand DUWEN (zie B, Figuur 11). De
transmissie werd nu vrijgegeven en de zitmaaier kan nu
worden voortgeduwd.
NB: In koude weersomstandigheden zal het moeilijk zijn
om de zitmaaier voort te duwen door de zware viscositeit
van de olie in de transmissie.
3. Om de transmissie weer te activeren ontgrendelt u de
ontkoppeling van de automatische transmissie en duwt u
ze in. De transmissie is nu weer gekoppeld en klaar
voor gebruik.
WAARSCHUWING
Voor u opstaat van de bestuurdersstoel haalt u
uw voet van het rijsnelheidspedaal. Activeer de
parkeerrem. Zet de bladrotatieknop in de stand
UIT. Zet de motor af en haal de sleutel uit het
contact.
De parkeerrem gebruiken
1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig in (zie
Figuur 12).
2. Trek de parkeerremknop omhoog (Figuur 14).
3. Haal uw voet van het koppelings-/rempedaal en laat
vervolgens de parkeerremknop los. Vergewis u ervan dat
de parkeerrem de zitmaaier op zijn plaats houdt.
4. Om de parkeerrem uit te schakelen duwt u het
koppelings-/rempedaal in. De parkeerrem schakelt
zichzelf automatisch uit.
De maaihoogte veranderen
Om de maaihoogte te veranderen brengt u de hendel van het
hefsysteem omhoog of laat u de hendel zakken. Ga als volgt
te werk.
1. Beweeg de hendel van het hefsysteem naar voren om
het maaidek te laten zakken en naar achteren om het
maaidek omhoog te brengen (zie Figuur 15).
2. Wanneer u over een voetpad of weg rijdt, zet u de hendel
van het hefsysteem in de hoogste stand en zet u de
bladrotatieknop in de stand UIT (zie Figuur 8).
De grasvanger leegmaken
1. Trek de hendel van de grasvanger uit en draai hem naar
voren tot de grasvangerconstructie onderaan volledig
open is (zie Figuur 16).
2. Haal het gras uit de grasvanger.
3. Draai de grasvangerconstructie weer in de gesloten
stand om verder te maaien.
Not for
Reproduction
20
nl
De zitmaaier stilleggen
1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig in om de
zitmaaier tot stilstand te brengen (zie Figuur 12). Houd
uw voet op het pedaal.
2. Druk de bladrotatieknop in om hem in de stand UIT te
zetten (zie Figuur 8).
3. Haal uw voet van het rijsnelheidspedaal en laat hem in
de VRIJLOOPstand komen (zie Figuur 13).
4. Activeer de parkeerrem (zie Figuur 14).
5. Zet de gasklephendel in de stand TRAAG (zie Figuur 7).
6. Draai de contactsleutel in de stand UIT om de motor af te
zetten (zie Figuur 17).
Het maaidek bedienen
WAARSCHUWING
De mulchplaat is een veiligheidsvoorziening.
Verwijder de mulchplaat niet. De deflector duwt
het afgevoerde materiaal in de richting van de
grond. Houd de deflector altijd naar onderen
gericht. Als de deflector beschadigd is, dient
deze te worden vervangen door een origineel
onderdeel van een erkende dealer.
BELANGRIJK: Wanneer u het maaidek gebruikt, moet u de
gasklephendel altijd in de stand SNEL zetten.
1. Draai de contactsleutel in de stand AAN om de motor te
starten (zie Figuur 17).
2. Zet de hendel in de stand die overeenstemt met de
gewenste maaihoogte (zie Figuur 15). Als u lang of dik
gras moet maaien, maait u het gras eerst in de hoogste
stand om het maaidek vervolgens tot een lagere stand te
laten zakken.
3. Zet de gasklephendel in de stand TRAAG (zie Figuur 7).
4. Zet de bladrotatieknop traag in de stand AAN (zie
Figuur 8).
5. Duw het rijsnelheidspedaal in de gewenste
snelheidsstand (zie Figuur 13).
NB: Als u zwaar gras maait of een grasvanger gebruikt
kiest u met het rijsnelheidspedaal de laagste snelheid.
6. Zet de gasklephendel in de stand SNEL (zie Figuur 7).
Als u sneller of trager moet rijden brengt u de zitmaaier
tot stilstand en beweegt u de rijsnelheidspedaal in een
andere snelheidsstand.
7. Vergewis u ervan dat het maairesultaat nog altijd correct
is. Nadat u een korte afstand gemaaid hebt, kijkt u naar
het gemaaide gebied. Raadpleeg een erkende dealer als
het maaidek niet horizontaal snijdt.
WAARSCHUWING
Om de machine beter onder controle te kunnen
houden kiest u een veilige snelheid.
Transport van de zitmaaier
Voor het transporteren van uw zitmaaier volgt u de
onderstaande stappen.
1. Druk de bladrotatieknop in om hem in de stand UIT te
zetten (zie Figuur 8).
2. Breng de hendel van het hefsysteem omhoog tot de
hoogste stand (zie Figuur 15).
3. Zet de gasklephendel in een stand tussen TRAAG en
SNEL (zie Figuur 7).
4. Om sneller te rijden beweegt u het rijsnelheidspedaal
naar een hogere snelheid (zie Figuur 13).
WAARSCHUWING
Vergewis u ervan dat de parkeerrem de
zitmaaier op zijn plaats houdt.
Bediening
Not for
Reproduction
21
nl
Bediening
Alvorens de motor te starten
CONTROLEER HET OLIEPEIL
NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet.
Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. Zie de
instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type
olie en brandstof.
1. Zorg ervoor dat de zitmaaier horizontaal staat.
NB: Controleer het oliepeil niet terwijl de motor draait.
2. Controleer het oliepeil. Volg de procedure die in de
instructies van de motorfabrikant wordt beschreven.
3. Indien nodig vult u olie bij tot aan de markering VOL op
de peilstaaf. Vul niet te veel olie bij.
BRANDSTOF BIJVULLEN
WAARSCHUWING
Gebruik altijd een veiligheidsreservoir voor
brandstof. Rook niet wanneer u de
brandstoftank bijvult met brandstof. Vul geen
brandstof bij als u zich in een gesloten ruimte
bevindt. Voor u brandstof bijvult, zet u de motor
af en laat u de motor meerdere
minuten afkoelen.
1. Verwijder de dop (1) van de brandstoftank (zie
Figuur 18).
2. Vul de brandstoftank (2) tot aan de markering VOL (3)
met normale loodvrije benzine.
NB: Gebruik geen loodvrije super benzine. Zorg ervoor
dat de benzine vers en niet vervuild is. Loodhoudende
benzine veroorzaakt grotere afzettingen en doet de
levensduur van de kleppen afnemen.
De motor starten
WAARSCHUWING
Het elektrische systeem omvat een systeem
dat de aanwezigheid van de bestuurder nagaat
via een sensorschakelaar voor de
bestuurdersstoel. Die onderdelen melden aan
het elektrische systeem of de bestuurder op de
bestuurdersstoel zit. Als de bestuurder van de
stoel opstaat, schakelt het systeem de motor
uit. Zorg er voor uw eigen veiligheid steeds
voor dat dit systeem correct functioneert.
NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet.
Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. Zie de
instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type
olie en brandstof.
1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig naar voren.
Houd uw voet op het pedaal.
2. Zorg ervoor dat het rijsnelheidspedaal in de
VRIJLOOPstand staat.
3. Zorg ervoor dat de bladrotatieknop in de stand UIT staat.
4. Beweeg de gasklephendel volledig naar voren tot in de
stand CHOKE of SNEL.
5. Draai de contactsleutel in de stand START (zie
Figuur 17).
NB: Als de motor na vier of vijf pogingen niet aanslaat,
zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Probeer
nogmaals om de motor te starten. Als de motor niet wil
starten raadpleegt u het SCHEMA VOOR HET
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN.
6. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG.
7. Om een motor te starten die al warm is, zet u de
gasklephendel in een stand tussen SNEL en TRAAG.
Not for
Reproduction
22
nl
8. Wanneer u een grote oppervlakte maait, begint u met
naar rechts te draaien zodat het gemaaide gras weg van
struiken, omheiningen, oprijlanen, enz. wordt afgevoerd.
Na een of twee rondjes maait u in de tegenovergestelde
richting en draait u naar links tot u klaar bent.
9. Als het gras erg lang is, maait u het in twee keer om de
motor minder te belasten. Maai een eerste keer met het
maaidek in de hoogste stand en laat het maaidek
vervolgens zakken voor de tweede beurt.
10. Voor betere motorprestaties en een gelijkmatige afvoer
van gemaaid gras laat u de motor altijd draaien met de
gasklephendel in de stand SNEL.
11. Wanneer u een grasvanger gebruikt laat u de motor
draaien met de gasklephendel in de stand SNEL en kiest
u met het rijsnelheidspedaal een lage rijsnelheid.
12. Voor betere maaiprestaties en een kwalitatief
maairesultaat zet u het rijsnelheidspedaal in een van de
tragere standen.
13. Maak na elk gebruik de onder- en bovenkant van het
maaidek schoon voor betere prestaties. Als het maaidek
schoon is helpt dat ook branden te voorkomen.
Tips voor het mulchen
Als u een mulchhulpstuk gebruikt wordt het gras in erg kleine
stukjes gesneden. Die kleine stukjes breken snel af. Omdat
de voedingsstoffen naar de bodem terugkeren heeft uw
gazon minder meststof nodig. Om het gras correct te
mulchen volgt u de onderstaande stappen.
1. Zet de gasklephendel in de stand SNEL. Laat de
zitmaaier met een lage snelheid rijden. Als de rijsnelheid
te hoog is zal het maairesultaat niet gelijkmatig zijn.
2. Zorg ervoor dat het blad altijd scherp is. Een bot blad
zorgt ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt.
3. Vergewis u ervan dat het gras droog is. Nat gras is
moeilijk te maaien.
4. Stel de hoogte van het maaidek zo in dat alleen het
bovenste derde van het gras wordt weggemaaid. Als het
gras te lang is stelt u de hoogte van het maaidek in op de
hoogste stand. Vervolgens laat u het maaidek zakken
voor een tweede maaibeurt. Maai ook met slechts de
helft van de maaidekbreedte in plaats van de volledige
breedte te gebruiken.
5. Maak de onderkant van het maaidek schoon. Gras en
ander afvalmateriaal kunnen er de oorzaak van zijn dat
de zitmaaier niet naar behoren werkt.
6. Als het gras snel groeit, mulcht u vaker.
7. Als het resultaat op een bepaalde plaats beter moet zijn,
mulcht u een tweede keer.
Tips voor het maaien en opvangen
van gras
1. Om een gazon er beter gemaaid uit te laten zien
controleert u of het maaidek waterpas staat. Raadpleeg
een erkende dealer.
2. Om het maaidek mooi horizontaal te laten maaien zorgt u
ervoor dat de banden de correcte
bandenspanning hebben.
3. Controleer het maaiblad telkens wanneer u de zitmaaier
gebruikt. Als het blad gebogen of beschadigd is, vervangt
u het meteen. Vergewis er u ook van dat de moer van het
blad stevig vastzit.
4. Houd het blad/de bladen scherp. Afgesleten bladen
zorgen ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt.
5. Maai geen gras dat nat is en vang ook geen nat gras op.
Nat gras kan niet naar behoren worden afgevoerd. Laat
het gras drogen voor u het maait.
6. Gebruik de linkerkant van het maaidek om het gras langs
een object te maaien.
7. Voer het gemaaide gras af op het gemaaide gebied. Het
resultaat is een gelijkmatigere afvoer van gemaaid gras.
Bediening
De zitmaaier gebruiken op hellingen
WAARSCHUWING
Rijdt geen hellingen op of af die te stijl zijn om
recht achteruit op te rijden. Rijdt met de
zitmaaier nooit overdwars over een helling.
1. Voor u een helling op- of afrijdt zet u de
rijsnelheidspedaalhendel op de laagste snelheid.
2. Stop niet op een helling en verander er ook niet van
snelheid. Als u moet stoppen drukt u snel het koppelings-
/rempedaal naar voren en activeert u de parkeerrem.
3. Als u opnieuw wil starten vergewist u zich ervan dat de
snelheidsregelaar op de laagste snelheid staat.
a. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG.
b. Duw traag de rijsnelheidspedaal in.
4. Als u op een helling moet stoppen of starten, moet u altijd
voldoende plaats hebben om de zitmaaier te laten rollen
wanneer u de rem uitschakelt en de koppeling activeert.
5. Wees erg voorzichtig als u op een helling van richting
verandert. Wanneer u op een helling rijdt of op een
helling draait, zet u de gasklephendel in de stand TRAAG
om ongevallen te helpen voorkomen.
Not for
Reproduction
23
nl
WAARSCHUWING
Als u de rem niet correct af kan regelen
vervangt u de remblokken. Voor de juiste
vervangingsonderdelen en hulp kan u bij een
erkend servicecenter terecht.
Onderhoud
De rem controleren en afregelen
1. De aandrijvingsrem bevindt zich rechts van de
versnellingsbak (zie Figuur 19).
2. Zorg ervoor dat de parkeerrem geactiveerd is (Figuur 14)
en dat de ontkoppeling van de automatische transmissie
in de stand DUWEN staat (zie B, Figuur 11).
3. Probeer de zitmaaier voort te duwen. Als de achterste
wielen draaien regelt u de remblokken als volgt af:
a. Deactiveer de parkeerrem.
b. Verwijder de veer (1) van de remarm en de splitpen
(2) waarmee de kroonmoer (3) is bevestigd.
c. Steek een spleetmeter van 0,020 inch tussen de
remrotor en de bovenste remschuifhouder, en regel
de rem vervolgens af door de kroonmoer met de
vingers vaster of losser te draaien.
d. Breng een nieuwe splitpen aan om de kroonmoer
vast te zetten en installeer vervolgens de veer van
de remarm.
e. Activeer de parkeerrem.
f. Probeer de zitmaaier voort te duwen. Als de
achterste wielen niet draaien is de rem correct
afgeregeld.
g. Deactiveer de parkeerrem.
ZITMAAIER EN MAAIDEK
Om de 8 uur of dagelijks
Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem
Verwijder het vuil van de zitmaaier en het maaidek
Verwijder het vuil uit de motorruimte
Om de 25 uur of jaarlijks *
Controleer de bandenspanning
Controleer de stoptijd van de maaibladen
Controleer de zitmaaier en het maaidek op losse
bevestigingsmiddelen
Om de 50 uur of jaarlijks *
Reinig de accu en kabels
Controleer de remwerking van de zitmaaier
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Smeer de zitmaaier en het maaidek
Controleer de maaibladen **
MOTOR
De eerste 5 uren
De motorolie verversen
Om de 8 uur of dagelijks
Controleer het oliepeil van de motor
Om de 25 uur of jaarlijks *
Reinig het motorluchtfilter en het voorfilter **
Om de 50 uur of jaarlijks *
Ververs de motorolie
Vervang het oliefilter
Jaarlijks
Vervang het luchtfilter
Vervang het voorfilter
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Inspecteer de geluiddemper en vonkenvanger
Vervang de bougie
Vervang het brandstoffilter
Reinig het luchtkoelsysteem van de motor
* Welke als eerste komt
** Controleer de bladen vaker op plaatsen met zandige
bodem of in zeer stoffige omgevingen.
* Welke als eerste komt
** In stoffige omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig is,
moet u vaker reinigen.
Not for
Reproduction
24
nl
4. Sluit de rode kabel met het bevestigingsmateriaal (7) aan
op de positieve (+) pool.
5. Sluit de zwarte kabel (8) met het bevestigings-materiaal
(7) aan op de negatieve (-) pool.
6. Maak de accubeugel (4) weer vast.
7. Installeer het accudeksel (2) met twee schroeven (1).
1. Voor u de accu (3) oplaadt moet u hem uit de zitmaaier
halen (zie Figuur 6).
2. Gebruik een acculader van 12 volt om de accu op te
laden. Laad de accu op met een laadsnelheid van 6
ampère per uur. Als u geen acculader hebt, laat u de
acculader opladen in een erkend servicecenter.
3. Plaats de accu weer in de zitmaaier.
Onderhoud
WAARSCHUWING
Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de
rode kabel op de positieve (+) pool voor u de
negatieve (-) zwarte kabel aansluit.
WAARSCHUWING
Rook niet wanneer u de accu oplaadt. Houd de
accu uit de buurt van vonken. De dampen van
het accuzuur kunnen een explosie
veroorzaken.
De accu opladen
1. Verwijder de twee schroeven (1) en het accudeksel (2)
(zie Figuur 6).
2. Maak de zwarte kabel (8) los van de negatieve (-) pool.
3. Maak de rode kabel (6) los van de positieve (+) pool.
4. Om de accubeugel (4) los te maken drukt u het laagste
uiteinde van de accubeugel naar binnen.
5. Verwijder de accu (3) uit de opening tussen de motor en
het onderstel van de stoel.
De accu verwijderen
Om de accu op te laden of schoon te maken haalt u de accu
als volgt uit de zitmaaier.
WAARSCHUWING
Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de
rode kabel op de positieve (+) pool voor u de
negatieve (-) zwarte kabel aansluit.
WAARSCHUWING
De accu bevat zwavelzuur dat schadelijk is
voor de huid, ogen en kleding. Als het zuur op
uw lichaam of kleding terechtkomt moet u het
met water wegwassen.
De dieptemeterwielen afregelen
BELANGRIJK: Voor u de dieptemeterwielen afregelt moet u
het volgende doen. Zorg ervoor dat het maaidek waterpas
staat. Zorg ervoor dat de maaihoogte is ingesteld op de
hoogte die u voor uw gazon wenst. Maai een kort eindje van
een vlak, horizontaal gebied en bekijk het maairesultaat.
Raadpleeg een erkende dealer als het maaidek niet
horizontaal snijdt.
1. Verwijder de moer, de bout, de buis en het
dieptemeterwiel van de beugel.
2. Zet de hendel in de stand die overeenstemt met de
gewenste maaihoogte (zie Figuur 15).
3. Maai een kort eindje van een vlak gebied en controleer of
het maairesultaat perfect horizontaal is.
4. Breng de dieptemeterwielen aan in het gat van de
dieptemeterwielbeugel waar de dieptemeter zich het
dichtste bij de grond bevindt zonder de grond te raken
(zie Figuur 20 en de onderstaande tabel).
5. Bevestig het dieptemeterwiel, de buis en de bout met de
moer op de beugel.
Wiel vooraan (A, Fig. 20) Wielen achteraan (B, Fig. 20)
Nummer van
gat in beugel
Stand van
hendel van
hefsysteem
Nummer van
gat in beugel
Stand van
hendel van
hefsysteem
1 1,2,3 1 1
2 4,5,6 2 2
3 4,5,6
Not for
Reproduction
25
nl
BRANDSTOFSYSTEEM
Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt
bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en
gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële
carbureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden,
kunt u Briggs & Stratton FUEL FIT® brandstofstabilisator
gebruiken, dat als een vloeibare additief or een
druppelconcentraatpatroon verkrijgbaar is.
U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een
brandstofstabilisator volgens de instructies wordt
toegevoegd. Laat de motor 2 minuten lopen zodat de
stabilisator door het brandstofsysteem kan circuleren. De
motor en de brandstof kunnen dan maximaal 24 maanden
worden bewaard.
Als de benzine in de motor niet met een brandstofstabilisator
is behandeld, moet het in een goedgekeurde bak worden
afgetapt. Laat de motor lopen totdat het door gebrek aan
brandstof stopt. Het gebruik van een brandstofstabilisator in
de opslagcontainer wordt aanbevolen om de brandstof vers
te houden.
MOTOROLIE
Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Zie
handleiding van motorleverancier.
Voor u het toestel start nadat het werd opgeborgen:
Controleer het peil van alle vloeistoffen. Controleer
alle onderhoudspunten.
Voer alle aanbevolen controles en procedures in deze
handleiding uit.
Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het
toestel gebruikt.
Vervangingsonderdelen bestellen
Als u een beroep wil doen op de garantie kan u uitsluitend bij
onze erkende servicedealers terecht. Uw dichtstbijzijnde
dealer vindt u via onze dealer-locatiekaart op
www.BRIGGSandSTRATTON.com.
Onderhoud
Smering
Raadpleeg één keer per jaar een erkende dealer om de tractor
en maaier te laten smeren.
Regeling van de verklikker dat de
zak vol is
Door de slotbout, sluitring en moer (1) omhoog te schuiven
wordt de gevoeligheid in de zak verlaagd en gaat de zoemer
later af (zie Figuur 38). Door de slotbout, sluitring en moer (1)
omhoog te schuiven wordt de gevoeligheid in de zak verlaagd
en gaat de zoemer later af.
1. Draai de slotbout, sluitring en moer los (1).
2. Schuif de slotbout, sluitring en moer hoger of lager op de
hendel van de zoemer (2).
3. Draai de slotbout, sluitring en moer vast.
OPMERKING: Het kan nodig zijn om de verklikker die aangeeft
dat de zak vol is bij te stellen naarmate de toestand van het
gazon verandert.
Berging
ALS U BRANDSTOF BEWAART OF APPARATUUR MET
BRANDSTOF IN DE TANK
Sla het niet op in de buurt van ovens, kachels,
waterverwarmers of andere toestellen met waakvlammen
of andere ontstekingsbronnen omdat ze benzinedampen
kunnen ontsteken.
APPARATUUR
De accu zal langer meegaan als deze wordt verwijderd. Zet
deze op een koele, droge plaats en laad deze één keer per
maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten,
moet u minkabel loskoppelen.
WAARSCHUWING
Berg de machine (met brandstof) nooit op in
een afgesloten, slecht geventileerde ruimte. De
kans bestaat dat benzinedampen in contact
komen met een ontstekingsbron (zoals een
geiser, boiler enz.) en een explosie
veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig
voor mens en dier.
Not for
Reproduction
26
nl
Schema voor het oplossen van problemen
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
De motor wil niet
aanslaan of starten.
Rempedaal is niet ingedrukt. Druk het rempedaal volledig in.
PTO-schakelaar (elektrische koppeling)
staat in de stand AAN.
Zet de schakelaar in de stand UIT.
Snelheidsregelaar ingeschakeld. Zet de knop in de stand VRIJ/UIT.
Geen brandstof meer. Als de motor warm is, laat u hem afkoelen en vult u
vervolgens brandstof bij.
Motor verzopen. Schakel de choke uit.
Zekering is doorgeslagen. Zie erkende dealer.
De polen van de batterij moeten worden
schoongemaakt.
Zie De accu en kabels reinigen.
De batterij is leeg of stuk. Accu opladen of vervangen.
Bedrading los of defect. Controleer de bedrading visueel. Raadpleeg een erkende
dealer als de draden gerafeld of gebroken zijn.
Solenoïde of startmotor defect. Zie erkende dealer.
Schakelaar
veiligheidsvergrendelsysteem defect.
Zie erkende dealer.
Water in brandstof. Zie erkende dealer.
Benzine is oud of verschaald. Zie erkende dealer.
Motor is moeilijk te
starten of loopt niet
goed.
Te rijke brandstofmengeling. Maak luchtfilter schoon.
Motor heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
Kloppende motor.
Laag oliepeil. Controleer oliepeil en voeg olie toe indien nodig.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten.
Overdreven
olieverbruik.
De motor raakt oververhit. Zie erkende dealer.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten.
Te veel olie in oliecarter. Tap overtollige motorolie af.
Motoruitlaat is zwart.
Vuile luchtfilter. Zie Luchtfilter onderhouden.
Choke dicht. Open de choke.
De motor loopt maar
de zit maaier wil niet
rijden.
Rijsnelheidspedalen niet ingedrukt. Druk de pedalen in.
Ontgrendelingshendel van de
transmissie staat in de stand DUWEN.
Zet de hendel in de stand RIJDEN.
Aandrijfriem van maaidek is gebroken. Zie erkende dealer.
Parkeerrem is ingeschakeld. Zet de parkeerrem uit.
Tractieaandrijfriem is gebroken of slipt. Zie erkende dealer.
Problemen met de zitmaaier oplossen
Not for
Reproduction
27
nl
Schema voor het oplossen van problemen
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
Rem houdt niet.
Rem binnenin versleten. Zie erkende dealer.
Zitmaaier is moeilijk
of slecht te besturen.
Stuurstangenmechanisme zit los. Zie erkende dealer.
Onjuiste bandenspanning. Zie Bandenspanning controleren.
Lagers van voorwielas zijn droog. Zie erkende dealer.
Problemen met de zitmaaier oplossen (vervolg)
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
Het maaidek komt
niet omhoog.
Stangenmechanisme van hefsysteem niet
correct bevestigd of beschadigd.
Zie erkende dealer.
Maaier maait niet
gelijk.
Maaidek niet waterpas. Zie erkende dealer.
De banden van de zitmaaier zijn niet goed
opgeblazen.
Zie Bandenspanning controleren.
Maairesultaat ziet
er onafgewerkt uit.
Motorsnelheid te laag. Ge e f v o l g a s .
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
De motor valt
gemakkelijk stil
tijdens het maaien.
Motorsnelheid te laag. Ge e f v o l g a s .
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
Vuil of verstopt luchtfilter. Zie Luchtfilter onderhouden.
Maaihoogte te laag ingesteld. Stel de maaihoogte bij de eerste maaibeurt van lang
gras in op de hoogste stand.
Afvoeropening is geblokkeerd. Maai met de grasafvoer naar het reeds gemaaide
gedeelte gericht.
Motor niet op bedrijfstemperatuur. Laat de motor een aantal minuten warmdraaien.
De maaier wordt gestart in lang gras. Start de motor op een plaats zonder lang gras.
Zitmaaier trilt sterk.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
De motor loopt en de
zitmaaier rijdt, maar
de maaier wil niet
rijden.
PTO is niet ingeschakeld. Schakel de PTO in.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
Problemen met het maaidek oplossen
Not for
Reproduction
1737660 Rev B
BRIGGS & STRATTON POWER PRODUCTS GROUP, L.L.C. GARANTIEBELEID VOOR EIGENAREN
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC zal alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten
gratis repareren en/of vervangen. Briggs & Stratton Corporation zal alle onderdelen van de Briggs and Stratton motor* met
materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd
ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is van kracht gedurende de
onderstaande perioden en onderworpen aan de onderstaande voorwaarden. Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde
erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op www.BriggsandStratton.com.
Er wordt geen andere expliciete garantie afgegeven. Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en geschiktheid voor
een bepaald doel, zijn beperkt tot één jaar na aankoop of in de wettelijke toegestane mate. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is.
Sommmige staten of landen staan geen beperkingen toe over de periode waarin een impliciete garantie geldig is, en sommige
staten of landen staan geen uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade toe, zodat de bovenstaande beperking
en uitsluitingen mogelijk niet op u van toepassing zijn. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u kunt eveneens
andere rechten hebben per staat of per land verschillen.
GARANTIEPERIODE
De garantieperiode start op de datum van aankoop door de eerste consument (detailhandel) of commerciële eindgebruiker
en is geldig gedurende de hierboven vermelde periode. “Consumentengebruik” betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik
door een particuliere consument. “Commercieel gebruik” betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële
huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product commercieel is gebruikt, zal het daarna in het kader van
deze garantie worden beschouwd als commercieel gebruik.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als
aankoopbewijs. Als u geen bewijs kunt leveren van de oorspronkelijke datum op het moment waarop u om garantieservice
verzoekt, zal de productiedatum van het product worden gebruikt om te bepalen of het product onder de garantie valt.
OVER UW GARANTIE
U zijn altijd bereid reparaties uit te voeren die onder de garantie vallen en verontschuldigen ons bij voorbaat bij u voor het
eventuele ongemak. Garantieservice wordt alleen verleend door servicedealers die door Briggs & Stratton of BSPPG, LLC zijn
erkend.
De meeste reparaties die onder de garantie vallen, worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken
kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is
veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of
niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als
u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is
beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op
een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of
beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema’s in de
gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden
gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de
garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt
onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal
gebruik is verstreken. Onderhouds- en aan slijtage onderhevige onderdelen zijn bijvoorbeeld filters, riemen, snijbladen en
remblokken (met uitzondering van motorremblokken). Deze vallen niet onder de garantie als het om slijtagekenmerken gaat, maar
wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig dat voldoet aan de specificaties in de
gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte
brandstofslangen, klevende kleppen etc) vallen niet onder de garantie.
* Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant.
Item Consumentengebruik Commercieel gebruik:
Apparatuur 2 jaar 90 dagen
Motor* 2 jaar 90 dagen
Batterij 1 jaar 1 jaar
NL
Not for
Reproduction
it
Italiano
Specifiche
7800352 7800353 7800354 7800355 7800356 7800357 7800358 7800359
1 Larghezza di taglio (cm) 84 84 84 84 84 84 84 84
2 Sistema di comando: Trasmissione e trazione anteriore
()
idraulica
(†)
3 Avviamento manuale
()
Avviamento elettrico
(†)
4 Capacità del serbatoio di carburante (L) 6 6 6 6 6 6 6 6
5 Larghezza complessiva della macchina (cm) 92 92 92 92 92 92 92 92
6 Raggio di sterzata [erba non tagliata] (cm) 55 55 55 55 55 55 55 55
7 Velocità effettiva (km/ora avanti/indietro) a 2750 giri/minuto 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4
8 Altezza di taglio (mm) 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90
9 Dimensione ruote anteriori (cm) 33 33 33 33 33 33 33 33
10 Dimensione ruote posteriori (cm) 41 41 41 41 41 41 41 41
11 Capacità raccogli erba (L) 200 200 200 200 200 200 200 200
12 Indicatore di sacco pieno:
()
No
(†)
13 Peso unità (kg) 215 215 215 215 215 215 215 215
14 Cilindrata motore (cc) 500 500 500 500 500 500 500 500
15 Potenza effettiva motore (kW) 9,12 9,12 9,12 9,12 9,15 9,15 9,15 9,15
nl
Nederlands
Productspecificaties
7800352 7800353 7800354 7800355 7800356 7800357 7800358 7800359
1 Maaibreedte (cm) 84 84 84 84 84 84 84 84
2 Aandrijfsysteem - Hydro
()
aandrijfas
(†)
3 Handstart
()
Elektrostart
(†)
4 Inhoud brandstoftank (l) 6 6 6 6 6 6 6 6
5 Totale breedte machine (cm) 92 92 92 92 92 92 92 92
6 Draaistraal [ongemaaid gras] (cm) 55 55 55 55 55 55 55 55
7 Rijsnelheid (vooruit/achteruit km/u) bij 2750 o/m 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4
8 Maaihoogte (mm) 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90
9 Voorwieldiameter (cm) 33 33 33 33 33 33 33 33
10 Achterwieldiameter (cm) 41 41 41 41 41 41 41 41
11 Capaciteit grasvanger (L) 200 200 200 200 200 200 200 200
12 Indicator Zak vol – Ja
()
Nee
(†)
13 Machinegewicht (kg) 215 215 215 215 215 215 215 215
14 Cilinderinhoud motor (cc) 500 500 500 500 500 500 500 500
15 Netto vermogen motor (kW) 9,12 9,12 9,12 9,12 9,15 9,15 9,15 9,15
SPEC-3
Not for
Reproduction

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave nl Illustraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Veiligheid van de gebruiker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Assemblage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Functies en bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Onderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Schema voor het oplossen van problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Beperkte garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 R N ep o ro t fo du r ct io n Productspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SPEC-1 9 Veiligheid van de gebruiker KEN UW ZITMAAIER Als u uw zitmaaier kent en weet hoe hij werkt zal u er de beste prestaties mee kunnen behalen. Vergelijk de illustraties met uw zitmaaier terwijl u deze handleiding leest. Leer de plaats en de functie van de bedieningselementen kennen. Leef de bedieningsinstructies en de veiligheidsregels na om ongevallen te helpen voorkomen. Bewaar deze handleiding zodat u ze later nog kan raadplegen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de instructies na te leven die in deze handleiding staan. WAARSCHUWING Dit symbool vestigt uw aandacht op voorzorgsmaatregelen die belangrijk zijn voor de veiligheid. Dit symbool betekent: “Opgepast! Wees waakzaam! Uw veiligheid staat op het spel.” 5. Voer geen passagiers mee. 6. Alle bestuurders moeten een beroep doen op iemand die hen een professionele en praktische opleiding geeft. In die opleiding moet de klemtoon worden gelegd op: a. de noodzaak om voorzichtig en geconcentreerd te zijn tijdens het werken met zitmaaiers; b. het feit dat een zitmaaier die op een helling begint te glijden niet opnieuw onder controle kan worden gebracht door op de rem te gaan staan. De belangrijkste redenen van controleverlies zijn: • onvoldoende grip van de banden; • te hoge snelheid; • onvoldoende remmen; • ongeschikt type machine voor de taak; • het zich onvoldoende bewust zijn van de gevolgen van bodemomstandigheden, in het bijzonder van hellingen; • onjuiste verdeling van de aanhanglast en de belading. Voorbereiding 1. Draag tijdens het maaien altijd stevig schoeisel en een lange broek. Bedien de machine niet op blote voeten of met open sandalen. 2. Inspecteer grondig het gebied waar de machine zal worden gebruikt en verwijder alle voorwerpen die door de machine weg zouden kunnen worden geslingerd. 3. WAARSCHUWING - Brandstof is uiterst ontvlambaar. a. Bewaar brandstof in reservoirs die speciaal daarvoor werden ontworpen. b. Vul alleen in de buitenlucht brandstof bij en rook niet tijdens het bijvullen van brandstof. c. Vul de zitmaaier met brandstof voor u de motor start. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor draait of wanneer de motor warm is. d. Als er brandstof werd gemorst mag u niet proberen om de motor te starten maar moet u de zitmaaier naar een plaats uit de buurt van de gemorste brandstof brengen en vermijden dat er een ontbrandingsbron wordt gecreëerd tot de brandstofdampen vervlogen zijn. e. Breng de dop van de brandstoftank en -reservoirs opnieuw stevig aan. 4. Vervang defecte knaldempers. 5. Inspecteer de zitmaaier altijd visueel voor u hem gebruikt om er zeker van te zijn dat de bladen, de bouten van de bladen en de snijinrichting niet versleten of beschadigd zijn. Vervang versleten of beschadigde bladen en bouten setsgewijs om de balancering te behouden. 6. Pas op bij machines met meerdere bladen want als u een blad doet draaien kan dat ook andere bladen doen draaien. N ep o ro t fo du r ct io n WAARSCHUWING nl Deze machine heeft snijbladen die handen en voeten af kunnen hakken en voorwerpen in het rond kunnen slingeren. Het niet naleven van de onderstaande veiligheidsvoorschriften kan ertoe leiden dat de operator of omstanders ernstig of dodelijk gewond raken. VOOR ZITMAAIERS MET ROTERENDE SNIJINRICHTING R Training 1. Lees de instructies aandachtig. Maak uzelf vertrouwd met de bedieningselementen en het correcte gebruik van de machine. 2. Laat nooit kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met deze instructies de zitmaaier gebruiken. Het is mogelijk dat in de lokale wetgeving een minimumleeftijd is vastgelegd voor de gebruiker. 3. Maai nooit wanneer zich personen, in het bijzonder kinderen, of huisdieren in de buurt bevinden. 4. Denk eraan dat de bestuurder of de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen waarvan andere personen of hun eigendom het slachtoffer worden en voor gevaren waaraan zij worden blootgesteld. 10 Veiligheid van de gebruiker 13. Schakel de aandrijving van de hulpstukken uit, zet de motor af, koppel de kabel(s) van de ontstekingsbougie af en haal de sleutel uit het contact: a. voor u blokkeringen of verstoppingen uit de afvoertrechter verwijdert; b. voor u de zitmaaier controleert, hem schoonmaakt of eraan werkt; c. nadat u een vreemd voorwerp hebt geraakt. Inspecteer de zitmaaier op schade en herstel hem voor u de zitmaaier opnieuw start en ermee werkt; d. als de machine abnormaal begint te trillen (controleer onmiddellijk). 14. Schakel de aandrijving van hulpstukken uit tijdens het transport of wanneer geen hulpstukken worden gebruikt. 15. Zet de motor af en schakel de aandrijving voor hulpstukken uit: a. voor het bijvullen van brandstof; b. voor het verwijderen van de grasopvangzak; c. voor u de hoogte verandert, tenzij de hoogte vanop de bestuurderstoel kan worden veranderd. 16. Zet de gasklephendel in een lagere stand tijdens het laten uitlopen van de motor en schakel wanneer u klaar bent met maaien de brandstoftoevoer uit als de motor is voorzien van een afsluitklep. 17. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken. 18. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen beperken. Onderhoud en berging 1. Pas op bij machines met meerdere bladen want als u een blad doet draaien kan dat ook andere bladen doen draaien. 2. Wanneer de machine wordt geparkeerd, geborgen of onbeheerd achtergelaten, laat u de snijinrichting zakken tenzij een positief mechanisch slot wordt gebruikt. 3. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgedraaid om er zeker van te zijn dat de machine in een toestand verkeert die veilig gebruik mogelijk maakt. 4. Berg de machine nooit met brandstof in de tank op in een gebouw waar dampen tot bij een open vlam of vonk kunnen geraken. 5. Laat de motor afkoelen voor u de machine in een gesloten ruimte opbergt. 6. Om het risico op brand te beperken zorgt u ervoor dat zich geen resten van gras, bladeren of overtollige smeermiddelen op de motor, de accuhouder en de brandstofopslagplaatsen ophopen of afzetten. 7. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage of ouderdomsverschijnselen. 8. Vervang versleten of beschadigde onderdelen voor de veiligheid van uzelf en anderen. 9. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen moet u dat buitenshuis doen. R N ep o ro t fo du r ct io n Bediening 1. Laat de motor niet draaien in een gesloten ruimte waar zich gevaarlijke koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. 2. Maai uitsluitend bij daglicht of goede kunstmatige verlichting. 3. Schakel de koppelingen van alle bladhulpstukken uit en schakel in vrijloop voor u de motor probeert te starten. 4. Gebruik de zitmaaier niet op hellingen van meer dan 10 graden. 5. Vergeet niet dat geen enkele helling een “veilige” helling is. Rijden op met gras begroeide hellingen vergt bijzondere oplettendheid. Om het risico op kantelen te beperken: a. mag u niet plotseling stoppen of vertrekken wanneer u een helling op- of afrijdt; b. laat u de koppeling traag grijpen, en laat u de machine nooit in vrijloop draaien, zeker niet wanneer u een helling afrijdt; c. moet u op hellingen en in scherpe bochten met een lage snelheid rijden; d. moet u waakzaam blijven voor bulten en putten en andere verborgen gevaren; e. mag u hellingen nooit overdwars (diametraal op de hellingsrichting) maaien, tenzij uw zitmaaier ervoor werd ontworpen. 6. Wees voorzichtig wanneer u lasten trekt of zwaar materieel gebruikt. a. Gebruik alleen goedgekeurde trekstangverankeringspunten. b. Houd de lasten beperkt tot wat u op een veilige manier onder controle kan houden. c. Maak geen scherpe bochten. Wees voorzichtig wanneer u achteruitrijdt. d. Gebruik een of meerdere tegengewichten of wielgewichten wanneer dat wordt aanbevolen in de handleiding. 7. Let op het verkeer wanneer u wegen oversteekt of in de buurt van wegen aan het werk bent. 8. Breng de bladen tot stilstand voor u over een andere ondergrond dan gras rijdt. 9. Wanneer u hulpstukken gebruikt mag u de materiaalafvoer nooit naar omstanders richten en mag u evenmin iemand in de buurt van de machine laten komen terwijl ze in gebruik is. 10. Gebruik de zitmaaier nooit met defecte beschermkappen of -platen, of zonder correct werkende veiligheidsvoorzieningen. 11. Verander de instelling van de motortoerenregelaar niet en overschrijdt het limiettoerental van de motor niet. Als u de motor met een te hoge snelheid laat draaien neemt het risico op lichamelijke letsels toe. 12. Voor u opstaat van de bestuurderstoel: a. schakelt u de aftakkoppelas (PTO) uit en laat u de hulpstukken zakken; b. schakelt u in vrijloop en activeert u de parkeerrem; c. zet u de motor af en haalt u de sleutel uit het contact. nl 11 Veiligheid van de gebruiker Alle veiligheids- en bedieningsstickers moeten aandachtig worden gelezen en nageleefd. Als de instructies op de stickers niet worden nageleefd kan dat leiden tot ernstige lichamelijke letsels en/of beschadiging van de machine. nl NB: Als een van de veiligheids- of bedieningsstickers weg of beschadigd is, vervangt u hem meteen. Neem contact op met uw plaatselijke verdeler voor reservestickers. Sticker Contactschakelaar (1722806) Sticker - Parkeerrem (48x726) Sticker - Maaihoogte (885253) N ep o ro t fo du r ct io n Sticker - Bedieningsvoorschriften (CE) (48x4032) Sticker - Lawaainiveau (48x5911) Sticker - Rolvrijgavevoorziening (1723425) Gegevensplaatje Sticker - Trekstangbelasting (48x511) Sticker - Afvoerkanaal (1721107) R Sticker - Rijsnelheidspedaal (885169) Sticker - Warm oppervlak (885216) Sticker - Gasklephendel (885171) Sticker - Bediening van rem/koppelingspedaal (48x736) Sticker Brandgevaar (885218) Sticker - Amputatiegevaar (885217) 12 Veiligheid van de gebruiker nl BELANGRIJK: U vindt de volgende symbolen terug op uw zitmaaier en in de documentatie die bij uw machine werd geleverd. Voor u de machine bedient moet u weten en begrijpen wat elk symbool betekent. Veiligheidswaarschuwingssymbolen 1 2 3 4 5 N ep o ro t fo du r ct io n 6 WAARSCHUWING. BELANGRIJK: Lees de handleiding voor u deze machine probeert te gebruiken. WAARSCHUWING: Rondvliegende voorwerpen. Houd iedereen uit de buurt. Lees de gebruiksaanwijzingen in de handleiding voor u deze machine gebruikt. WAARSCHUWING: Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 10 graden. GEVAAR: Houd personen, in het bijzonder kinderen, uit de buurt van de machine. GEVAAR: Blijf uit de buurt van de maaibladen zolang de motor draait. GEVAAR: Kom niet met uw voeten en handen in de buurt van draaiende bladen. GEVAAR: Koppel de kabel van de ontstekingsbougie af voor u aan de machine werkt. WAARSCHUWING: Oppervlak kan erg warm zijn. WAARSCHUWING: Wees voorzichtig wanneer u accessoires aansluit of wegneemt. WAARSCHUWING: Geplette vingers. BELANGRIJK: Volg de instructies in de handleiding om het maaidek waterpas te zetten. GEVAAR: Blijf uit de buurt van de maaibladen zolang de motor draait. WAARSCHUWING: Afvoerkanaal. Niet gebruiken als grasvanger tenzij de afvoertrechter is aangebracht. WAARSCHUWING: Brandgevaar. Tuinafval is ontbrandbaar. Zorg ervoor dat zich geen tuinafval op de machine ophoopt. 7 8 9 10 11 12 13 1 2 R 14 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 15 Verklikker- en bedieningssymbolen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Motor starten Motor afzetten Motor laten draaien Rem Parkeerrem Koppelingspedaal Traag Snel Choke Olie Bladrotatieknop Brandstof 13 Assemblage nl OPMERKINGEN: Al het bevestigingsmateriaal bevindt zich in de zak met onderdelen. Gooi geen stukken of materiaal weg tot de machine volledig is geassembleerd. Voor u assemblage- of onderhoudswerkzaamheden aan de zitmaaier uitvoert, maakt u de kabel van de ontstekingsbougie los. De voorwielen installeren 1. Controleer of de klepsteel (1) zich aan de buitenkant bevindt (zie Figuur 1). Monteren van het stuurwiel 1. Controleer of de voorwielen naar voren wijzen zoals weergegeven in Figuur 3. 2. Schuif de balg (1, Figuur 3) over de console. 3. Schuif de stuurstang (2) in de console. 4. Bevestig het stuurwiel (3) aan de stuurstang met de schroef (4) en onderlegring (5). Draai de schroef goed, maar niet te strak vast. a. Duw het stuurwiel omlaag. De stuurstang zal vastklikken in het planeetwiel (6). b. Trek het stuurwiel omhoog. Controleer of de stuurstang op zijn plaats blijft zitten. 2. Schuif het voorwiel (2) op de spindel (3). 3. Bevestig het voorwiel (2) inclusief onderlegringen (4 en 5) en splitpen (6). Buig de uiteinden van de splitpen uit elkaar zodat the voorwiel op de spindel blijft zitten. 4. Als uw model is uitgerust met naafdoppen (7), monteer dan de de naafdoppen. Zorg dat de onderlegringen de naafdoppen op hun plaats houden. De stoel installeren 1. Verwijder voorzichtig de plastic zak van de stoel. 2. Breng het onderstel (1) van de stoel omhoog (zie Figuur 2). 3. Breng de gaten in de stoel (2) op een lijn met de gleuven in het stoelonderstel. 4. Installeer de stoel (2) op het stoelonderstel (1) en de verstelhendel (3) met sluitringen (4) en moeren (5). NB: Installeer de sluitringen alleen aan de linkerkant. 5. Sluit de draadboom (6) aan op de stoelschakelaar (7) onder de stoel. R 6. Laat de stoel zakken tot de normale bedrijfsstand. 7. Controleer of het verstelmechanisme van de stoel werkt. a. b. 14 De grasopvangzak assembleren 1. Schuif de onderste buis (1) op het grasvanger-frame (2) (zie Figuur 4). N ep o ro t fo du r ct io n 5. Herhaal dit aan de andere kant. 5. Monteer de plaat (7) en afdekking (8) op het stuurwiel. Als de stoel versteld moet worden, trekt u de verstelhendel (3) omhoog in de richting van de stoel en beweegt u de stoel tot hij in de gewenste stand staat. Laat de verstelhendel los om de stoel op zijn plaats te vergrendelen. 2. Breng de gaten in de onderste buis op een lijn met de gaten in het grasvangerframe. 3. Breng de splitpennen (3) aan in de gaten en buig de uiteinden om voor een goede bevestiging op het frame. 4. Schuif de frameconstructie in de opvangzak (4). 5. Bevestig de klemmen van de zak op de frameconstructie. 6. Lijn het deksel (5) van de grasvanger uit met de gaten in het frame. 7. Gebruik schroeven (6) en (7) om het deksel aan de zijkant en de bovenkant op het grasvangerframe te bevestigen. 8. Breng de grasvangerhendel (8) aan door het gat in het deksel en het frame. 9. Bevestig de grasvangerhendel met sluitring (9), schroef (10) en moer (11). 10. Monteer de achterste hendel van de grasopvangzak (12) aan de afdekking met behulp van de twee schroeven (13). Assemblage nl Installeren van de grasopvangzak 1. Installeer de grasopvangzak op de achterste opvangzaksteunen (zie Figuur 5). a. Pak met de ene hand het handvat aan de achterkant van het frame van de opvangzak vast. b. Pak met de andere hand het bovenste handvat van de opvangzak vast en leid het frame van de opvangzak naar en op de achterste opvangbaksteunen. 2. Bij het installeren van het frame van de opvangzak moet de onderkant van de grasopvangzak iets van de achterplaat worden gehouden. 3. Draai de grasopvangzak rond totdat deze vastklikt. Onderhoudsvrije accu WAARSCHUWING Rook niet wanneer u de accu oplaadt. Houd de accu uit de buurt van vonken. De dampen van het accuzuur kunnen een explosie veroorzaken. 1. Om de accubeugel (4) los te maken drukt u het laagste uiteinde van de accubeugel naar binnen (zie Figuur 6). 2. Verwijder de accu (3) uit de opening tussen de motor en het onderstel van de stoel. 3. Verwijder de beschermdoppen van de accupolen. 4. Gebruik een acculader van 12 volt om de accu op te laden. Laad de accu op met een laadsnelheid van 6 ampère per uur. Als u geen acculader hebt, laat u de acculader opladen in een erkend servicecenter. 5. Installeer de accu. Zorg ervoor dat de positieve (+) pool zich aan de rechterkant bevindt. N ep o ro t fo du r ct io n BELANGRIJK: Controleer de datum van de accu voor u de accukabels op de accu aansluit. Aan de hand van de datum van de accu weet u of de accu op moet worden geladen. DE ACCU OPLADEN 1. Breng het onderstel van de stoel omhoog (zie Figuur 1). 2. Verwijder de twee schroeven (1) en het accudeksel (2) (zie Figuur 6). 3. Controleer de datum van de accu op de zijkant van de accu (3). als de accu voor deze datum in dienst wordt genomen mogen de accukabels aangesloten worden zonder de accu op te laden. Zie “De accukabels aansluiten.” b. Als de accu na deze datum in dienst wordt genomen moet de accu worden opgeladen. Zie “De accu opladen.” R a. 6. Maak de accubeugel weer vast. DE ACCUKABELS AANSLUITEN WAARSCHUWING Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de rode kabel op de positieve (+) pool voor u de negatieve (-) zwarte kabel aansluit. 1. Verwijder de beschermdoppen van de accupolen (zie Figuur 6). 2. Schuif de klemhuls (5) over de rode kabel (6). 3. Sluit de rode kabel met het bevestigingsmateriaal (7) aan op de positieve (+) pool. 4. Sluit de zwarte kabel (8) met het bevestigingsmateriaal (7) aan op de negatieve (-) pool. 5. Installeer het accudeksel (2) met de twee schroeven (1). 15 Assemblage nl De banden controleren Controleer de luchtdruk in de banden. Als de luchtdruk in de banden te hoog is zal de machine oncomfortabel rijden. Als de bandenspanning verkeerd is zal de zitmaaier ook niet helemaal horizontaal maaien. De correcte bandenspanning is: banden vooraan 0,97 BAR (14 PSI), banden achteraan 0,69 BAR (10 PSI). Voor het transport werden de banden te hard opgepompt. Controleer of het maaidek waterpas staat Vergewis u ervan dat het maairesultaat nog altijd correct is. Nadat u een korte afstand gemaaid hebt, kijkt u naar het gemaaide gebied. Als de maaidekbehuizing niet mooi horizontaal maait, raadpleegt u de instructies onder “Het maaidek waterpas zetten” in het hoofdstuk “Onderhoud” van deze handleiding. WAARSCHUWING Leef de instructies van de motorfabrikant na voor het te gebruiken type olie en brandstof. Gebruik altijd een veiligheidsreservoir voor brandstof. Rook niet wanneer u de motor bijvult met brandstof. Vul geen brandstof bij in een gesloten ruimte. Voor u brandstof bijvult, zet u de motor af. Laat de motor meerdere minuten afkoelen. Installeren van de benzinedop De benzinedop bevindt zich in de zak met onderdelen, en tijdens het transport is de brandstoftank afgedekt met tape. Verwijder vóór gebruik de tape van de brandstoftank en installeer de benzinedop. N ep o ro t fo du r ct io n De motor klaarmaken voor gebruik NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet. Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. R Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type olie en brandstof. Voor u de machine gebruikt, leest u de informatie inzake veiligheid, bediening, onderhoud en berging. 16 Functies en bedieningselementen nl 3 1 4 2 5 6 11 8 7 N ep o ro t fo du r ct io n 9 10 PLAATS VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN Gasklephendel (1): Gebruik de gasklephendel om de motor sneller of trager te laten draaien. Duw de gasklephendel omhoog om de motorsnelheid te doen toenemen en trek de hendel naar beneden om de motorsnelheid te doen afnemen. Werk altijd met VOLGAS. R Koppelings-/rempedaal (2): De pedaal heeft twee functies. De eerste functie is die van koppelingspedaal. De tweede functie is die van rempedaal. Contactschakelaar (3): Gebruik de contactschakelaar om de motor te starten en af te zetten. laat de contactschakelaar nooit in de stand TOCHT staan wanneer de motor niet draait. Dat ontlaadt de accu. Parkeerremknop (4): De parkeerremknop wordt gebruikt om de parkeerrem in te schakelen wanneer de zitmaaier stilstaat. Druk het rempedaal volledig in en trek aan de knop om de parkeerrem te activeren. Vooruitrijsnelheidspedaal (5): De vooruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld met het vooruitrijsnelheidspedaal. Duw het pedaal in om de zitmaaier sneller vooruit te laten rijden. Hendel van hefsysteem (7): Met de hendel van het hefsysteem stelt u de maaihoogte in. U kan kiezen uit zes maaihoogtes (1 - kortste maairesultaat, 6 - langste maairesultaat). Bladrotatieknop (8): Gebruik de bladrotatieknop om het blad rond te laten draaien of op te laten houden met draaien. Trek de schakelaar omhoog om het ronddraaien van het blad te activeren en druk de schakelaar in om het ronddraaien van het blad op te laten houden met draaien. Brandstoftank (9): Om brandstof bij te vullen verwijdert u de dop van de vulopening. Zorg ervoor dat u voldoende plaats laat zodat de brandstof uit kan zetten als de temperatuur stijgt. Hendel van grasvanger (10): Met de hendel van de grasvanger opent u de grasvanger om hem leeg te maken en sluit u de grasvanger vervolgens weer om te maaien. Verstelhendel van de bestuurdersstoel (11): Trek de hendel omhoog om de stoel in een andere stand te zetten. Laat de hendel los om de stoel op zijn plaats te vergrendelen. Achteruitrijsnelheidspedaal (6): Gebruik het achteruitrijsnelheidspedaal om te regelen met welke snelheid de zitmaaier achteruit rijdt. 17 Bediening nl Belangrijk! Voor u begint te maaien • Controleer het oliepeil van de motor. • Vul de brandstoftank met brandstof. • Controleer de bandenspanning. • Controleer of het maaidek waterpas staat. Hulpstukken U kan deze zitmaaier in combinatie met hulpstukken of appendages zoals een stortkar of verticuteerder gebruiken. U kan deze zitmaaier niet gebruiken in combinatie met hulpstukken of appendages voor het bewerken van de grond zoals een ploeg, schijfeg of cultivator. Het maximaal toegelaten gewicht voor de stortkar is 90 kg (200 lbs). • Breng de accukabels aan. De gasklephendel gebruiken Gebruik de gasklephendel om de snelheid van de motor te verhogen of verlagen. 1. Duw de gasklep-/chokehendel volledig naar voren in de CHOKE-stand om een koude motor te starten (zie Figuur 7). Met de mulchplaat kan u het gras mulchen voor een schoon en fijn maairesultaat. Installeer de mulchplaat als volgt. 1. Volg de stappen van Figuur 9 om de achterwaartse afvoertrechter en trechterverlenging te verwijderen. 2. Monteer de afdekking van de mulcher (1) aan het maaidek met de bouten (4), onderlegringen (2) en flensborgmoeren (3) (zie Figuur 10). 3. Voor het mulchen moet het als accessoire meegeleverde mulchblad worden gemonteerd. Raadpleeg een erkende dealer. N ep o ro t fo du r ct io n 2. De stand SNEL wordt aangegeven met een pal. Voor normaal gebruik en wanneer u een grasvanger gebruikt, zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Om de accu maximaal op te laden en voor een minder warme motor laat u de motor in de stand SNEL draaien. De mulchplaat installeren 3. De motortoerenregelaar werd in de fabriek ingesteld voor optimale prestaties. Wijzig de toerenregelaar niet om de snelheid van de motor te verhogen. De rijsnelheidspedalen gebruiken De bladrotatieknop gebruiken Gebruik de bladrotatieknop om het blad/de bladen te activeren. 1. Voor u de motor start, vergewist u zich ervan dat de bladrotatieknop in de stand UIT staat (zie Figuur 9). WAARSCHUWING R Blijf met uw handen en voeten altijd uit de buurt van het blad, de deflector (afvoerbeschermkap) en het maaidek wanneer de motor draait. 2. Om het blad te activeren trekt u de bladrotatieknop omhoog in de stand AAN. NB: Dit model is uitgerust met een verklikker die u laat weten wanneer de zak vol is. Als de bladrotatieknop in de stand AAN staat, klinkt er een zoemtoon wanneer de zak vol is. 3. Om het blad te deactiveren zet u de bladrotatieknop in de stand UIT. Vergewis u ervan dat het blad/de bladen niet langer draaien voor u opstaat van de bestuurdersstoel. 4. Voor u met uw zitmaaier over een voetpad of weg rijdt, zet u de bladrotatieknop in de stand UIT. 18 Het aandrijvingssysteem werkt met een hydrostatische automatische transmissie. De hydrostatische transmissie is erg gemakkelijk te gebruiken. Dit soort aandrijvingssysteem werkt zonder schakelpook en koppelingspedaal. De snelheid en de rijrichting worden bepaald met een vooruitrijsnelheidspedaal en een achteruitrijsnelheidspedaal die u met uw rechtervoet bedient. NB: Gebruik in normale omstandigheden het linker rempedaal niet. Gebruik het linker rempedaal alleen om snel tot stilstand te komen in een noodsituatie. VOORUITRIJDEN 1. De ontkoppeling van de automatische transmissie moet in de stand RIJDEN staan (zie A, Figuur 11). 2. Laat uw linkervoet traag van het rempedaal komen (zie Figuur 12). 3. Zet de gasklephendel in de stand SNEL (zie Figuur 7). 4. Duw traag het vooruitrijsnelheidspedaal (1) in om de zitmaaier vooruit te laten rijden (zie Figuur 13). 5. Om de snelheid waarmee de zitmaaier vooruitrijdt te verhogen duwt u het vooruitrijsnelheidspedaal traag verder in. Om de snelheid waarmee de zitmaaier vooruitrijdt te verlagen laat u het vooruitrijsnelheidspedaal traag omhoog komen tot de zitmaaier vertraagd is tot de gewenste snelheid. Bediening nl ACHTERUITRIJDEN De parkeerrem gebruiken 1. Voor u achteruitrijdt, kijkt u achter u. Kijk achter u en naar beneden om er zeker van te zijn dat er zich geen kinderen achter de zitmaaier bevinden en u veilig achteruit kan rijden. 2. Haal uw voet van het vooruitrijsnelheidspedaal (1) (zie Figuur 13). 3. Duw traag het achteruitrijsnelheidspedaal (2) in om de zitmaaier achteruit te laten rijden. 4. Om de snelheid waarmee de zitmaaier achteruitrijdt te verhogen duwt u het achteruitrijsnelheidspedaal traag verder in. Om de snelheid waarmee de zitmaaier achteruitrijdt te verlagen laat u het achteruitrijsnelheidspedaal traag omhoog komen tot de zitmaaier vertraagd is tot de gewenste snelheid. VAN RICHTING VERANDEREN 1. Haal traag uw voet van het vooruitrijsnelheids-pedaal (1) of het achteruitrijsnelheidspedaal (2) (zie Figuur 13). Het vooruitrijsnelheidspedaal of het achteruitrijsnelheidspedaal keert automatisch terug naar de VRIJLOOPstand. 2. Wanneer de zitmaaier tot stilstand is gekomen zet u het vooruitrijsnelheidspedaal of het achteruitrijsnelheidspedaal traag in de gewenste stand. De transmissie ontkoppelen Om de zitmaaier voort te duwen gebruikt u de ontkoppeling van de automatische transmissie om de transmissie vrij te geven. De ontkoppeling van de automatische transmissie bevindt zich bij de band rechts achteraan. R 1. De motor moet afgezet zijn. 2. Trek de parkeerremknop omhoog (Figuur 14). 3. Haal uw voet van het koppelings-/rempedaal en laat vervolgens de parkeerremknop los. Vergewis u ervan dat de parkeerrem de zitmaaier op zijn plaats houdt. 4. Om de parkeerrem uit te schakelen duwt u het koppelings-/rempedaal in. De parkeerrem schakelt zichzelf automatisch uit. WAARSCHUWING Voor u opstaat van de bestuurdersstoel haalt u uw voet van het rijsnelheidspedaal. Activeer de parkeerrem. Zet de bladrotatieknop in de stand UIT. Zet de motor af en haal de sleutel uit het contact. N ep o ro t fo du r ct io n OPGEPAST: Om van richting te veranderen mag u niet het linker rempedaal gebruiken. Gebruik uitsluitend de rijsnelheidspedalen. 1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig in (zie Figuur 12). 2. Zet en vergrendel de ontkoppeling van de automatische transmissie in de stand DUWEN (zie B, Figuur 11). De transmissie werd nu vrijgegeven en de zitmaaier kan nu worden voortgeduwd. NB: In koude weersomstandigheden zal het moeilijk zijn om de zitmaaier voort te duwen door de zware viscositeit van de olie in de transmissie. De maaihoogte veranderen Om de maaihoogte te veranderen brengt u de hendel van het hefsysteem omhoog of laat u de hendel zakken. Ga als volgt te werk. 1. Beweeg de hendel van het hefsysteem naar voren om het maaidek te laten zakken en naar achteren om het maaidek omhoog te brengen (zie Figuur 15). 2. Wanneer u over een voetpad of weg rijdt, zet u de hendel van het hefsysteem in de hoogste stand en zet u de bladrotatieknop in de stand UIT (zie Figuur 8). De grasvanger leegmaken 1. Trek de hendel van de grasvanger uit en draai hem naar voren tot de grasvangerconstructie onderaan volledig open is (zie Figuur 16). 2. Haal het gras uit de grasvanger. 3. Draai de grasvangerconstructie weer in de gesloten stand om verder te maaien. 3. Om de transmissie weer te activeren ontgrendelt u de ontkoppeling van de automatische transmissie en duwt u ze in. De transmissie is nu weer gekoppeld en klaar voor gebruik. 19 Bediening nl De zitmaaier stilleggen 1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig in om de zitmaaier tot stilstand te brengen (zie Figuur 12). Houd uw voet op het pedaal. 2. Druk de bladrotatieknop in om hem in de stand UIT te zetten (zie Figuur 8). 3. Haal uw voet van het rijsnelheidspedaal en laat hem in de VRIJLOOPstand komen (zie Figuur 13). 4. Activeer de parkeerrem (zie Figuur 14). Het maaidek bedienen WAARSCHUWING De mulchplaat is een veiligheidsvoorziening. Verwijder de mulchplaat niet. De deflector duwt het afgevoerde materiaal in de richting van de grond. Houd de deflector altijd naar onderen gericht. Als de deflector beschadigd is, dient deze te worden vervangen door een origineel onderdeel van een erkende dealer. WAARSCHUWING Vergewis u ervan dat de parkeerrem de zitmaaier op zijn plaats houdt. 5. Zet de gasklephendel in de stand TRAAG (zie Figuur 7). 6. Draai de contactsleutel in de stand UIT om de motor af te zetten (zie Figuur 17). 1. Draai de contactsleutel in de stand AAN om de motor te starten (zie Figuur 17). 2. Zet de hendel in de stand die overeenstemt met de gewenste maaihoogte (zie Figuur 15). Als u lang of dik gras moet maaien, maait u het gras eerst in de hoogste stand om het maaidek vervolgens tot een lagere stand te laten zakken. N ep o ro t fo du r ct io n Transport van de zitmaaier BELANGRIJK: Wanneer u het maaidek gebruikt, moet u de gasklephendel altijd in de stand SNEL zetten. Voor het transporteren van uw zitmaaier volgt u de onderstaande stappen. 1. Druk de bladrotatieknop in om hem in de stand UIT te zetten (zie Figuur 8). 2. Breng de hendel van het hefsysteem omhoog tot de hoogste stand (zie Figuur 15). 3. Zet de gasklephendel in een stand tussen TRAAG en SNEL (zie Figuur 7). R 4. Om sneller te rijden beweegt u het rijsnelheidspedaal naar een hogere snelheid (zie Figuur 13). 3. Zet de gasklephendel in de stand TRAAG (zie Figuur 7). 4. Zet de bladrotatieknop traag in de stand AAN (zie Figuur 8). 5. Duw het rijsnelheidspedaal in de gewenste snelheidsstand (zie Figuur 13). NB: Als u zwaar gras maait of een grasvanger gebruikt kiest u met het rijsnelheidspedaal de laagste snelheid. 6. Zet de gasklephendel in de stand SNEL (zie Figuur 7). Als u sneller of trager moet rijden brengt u de zitmaaier tot stilstand en beweegt u de rijsnelheidspedaal in een andere snelheidsstand. 7. Vergewis u ervan dat het maairesultaat nog altijd correct is. Nadat u een korte afstand gemaaid hebt, kijkt u naar het gemaaide gebied. Raadpleeg een erkende dealer als het maaidek niet horizontaal snijdt. WAARSCHUWING Om de machine beter onder controle te kunnen houden kiest u een veilige snelheid. 20 Bediening nl Alvorens de motor te starten CONTROLEER HET OLIEPEIL NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet. Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type olie en brandstof. 1. Zorg ervoor dat de zitmaaier horizontaal staat. NB: Controleer het oliepeil niet terwijl de motor draait. 2. Controleer het oliepeil. Volg de procedure die in de instructies van de motorfabrikant wordt beschreven. 3. Indien nodig vult u olie bij tot aan de markering VOL op de peilstaaf. Vul niet te veel olie bij. BRANDSTOF BIJVULLEN WAARSCHUWING WAARSCHUWING Het elektrische systeem omvat een systeem dat de aanwezigheid van de bestuurder nagaat via een sensorschakelaar voor de bestuurdersstoel. Die onderdelen melden aan het elektrische systeem of de bestuurder op de bestuurdersstoel zit. Als de bestuurder van de stoel opstaat, schakelt het systeem de motor uit. Zorg er voor uw eigen veiligheid steeds voor dat dit systeem correct functioneert. NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet. Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type olie en brandstof. 1. Duw het koppelings-/rempedaal volledig naar voren. Houd uw voet op het pedaal. N ep o ro t fo du r ct io n Gebruik altijd een veiligheidsreservoir voor brandstof. Rook niet wanneer u de brandstoftank bijvult met brandstof. Vul geen brandstof bij als u zich in een gesloten ruimte bevindt. Voor u brandstof bijvult, zet u de motor af en laat u de motor meerdere minuten afkoelen. De motor starten 1. Verwijder de dop (1) van de brandstoftank (zie Figuur 18). 2. Vul de brandstoftank (2) tot aan de markering VOL (3) met normale loodvrije benzine. R NB: Gebruik geen loodvrije super benzine. Zorg ervoor dat de benzine vers en niet vervuild is. Loodhoudende benzine veroorzaakt grotere afzettingen en doet de levensduur van de kleppen afnemen. 2. Zorg ervoor dat het rijsnelheidspedaal in de VRIJLOOPstand staat. 3. Zorg ervoor dat de bladrotatieknop in de stand UIT staat. 4. Beweeg de gasklephendel volledig naar voren tot in de stand CHOKE of SNEL. 5. Draai de contactsleutel in de stand START (zie Figuur 17). NB: Als de motor na vier of vijf pogingen niet aanslaat, zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Probeer nogmaals om de motor te starten. Als de motor niet wil starten raadpleegt u het SCHEMA VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN. 6. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG. 7. Om een motor te starten die al warm is, zet u de gasklephendel in een stand tussen SNEL en TRAAG. 21 Bediening nl De zitmaaier gebruiken op hellingen WAARSCHUWING Rijdt geen hellingen op of af die te stijl zijn om recht achteruit op te rijden. Rijdt met de zitmaaier nooit overdwars over een helling. 1. Voor u een helling op- of afrijdt zet u de rijsnelheidspedaalhendel op de laagste snelheid. 2. Stop niet op een helling en verander er ook niet van snelheid. Als u moet stoppen drukt u snel het koppelings/rempedaal naar voren en activeert u de parkeerrem. 3. Als u opnieuw wil starten vergewist u zich ervan dat de snelheidsregelaar op de laagste snelheid staat. a. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG. b. Duw traag de rijsnelheidspedaal in. 9. Als het gras erg lang is, maait u het in twee keer om de motor minder te belasten. Maai een eerste keer met het maaidek in de hoogste stand en laat het maaidek vervolgens zakken voor de tweede beurt. 10. Voor betere motorprestaties en een gelijkmatige afvoer van gemaaid gras laat u de motor altijd draaien met de gasklephendel in de stand SNEL. 11. Wanneer u een grasvanger gebruikt laat u de motor draaien met de gasklephendel in de stand SNEL en kiest u met het rijsnelheidspedaal een lage rijsnelheid. 12. Voor betere maaiprestaties en een kwalitatief maairesultaat zet u het rijsnelheidspedaal in een van de tragere standen. 13. Maak na elk gebruik de onder- en bovenkant van het maaidek schoon voor betere prestaties. Als het maaidek schoon is helpt dat ook branden te voorkomen. N ep o ro t fo du r ct io n 4. Als u op een helling moet stoppen of starten, moet u altijd voldoende plaats hebben om de zitmaaier te laten rollen wanneer u de rem uitschakelt en de koppeling activeert. 8. Wanneer u een grote oppervlakte maait, begint u met naar rechts te draaien zodat het gemaaide gras weg van struiken, omheiningen, oprijlanen, enz. wordt afgevoerd. Na een of twee rondjes maait u in de tegenovergestelde richting en draait u naar links tot u klaar bent. 5. Wees erg voorzichtig als u op een helling van richting verandert. Wanneer u op een helling rijdt of op een helling draait, zet u de gasklephendel in de stand TRAAG om ongevallen te helpen voorkomen. 1. Om een gazon er beter gemaaid uit te laten zien controleert u of het maaidek waterpas staat. Raadpleeg een erkende dealer. 1. Zet de gasklephendel in de stand SNEL. Laat de zitmaaier met een lage snelheid rijden. Als de rijsnelheid te hoog is zal het maairesultaat niet gelijkmatig zijn. 2. Om het maaidek mooi horizontaal te laten maaien zorgt u ervoor dat de banden de correcte bandenspanning hebben. 2. Zorg ervoor dat het blad altijd scherp is. Een bot blad zorgt ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt. R Tips voor het maaien en opvangen van gras Als u een mulchhulpstuk gebruikt wordt het gras in erg kleine stukjes gesneden. Die kleine stukjes breken snel af. Omdat de voedingsstoffen naar de bodem terugkeren heeft uw gazon minder meststof nodig. Om het gras correct te mulchen volgt u de onderstaande stappen. 3. Controleer het maaiblad telkens wanneer u de zitmaaier gebruikt. Als het blad gebogen of beschadigd is, vervangt u het meteen. Vergewis er u ook van dat de moer van het blad stevig vastzit. 4. Houd het blad/de bladen scherp. Afgesleten bladen zorgen ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt. 5. Maai geen gras dat nat is en vang ook geen nat gras op. Nat gras kan niet naar behoren worden afgevoerd. Laat het gras drogen voor u het maait. 6. Gebruik de linkerkant van het maaidek om het gras langs een object te maaien. 7. Voer het gemaaide gras af op het gemaaide gebied. Het resultaat is een gelijkmatigere afvoer van gemaaid gras. 22 Tips voor het mulchen 3. Vergewis u ervan dat het gras droog is. Nat gras is moeilijk te maaien. 4. Stel de hoogte van het maaidek zo in dat alleen het bovenste derde van het gras wordt weggemaaid. Als het gras te lang is stelt u de hoogte van het maaidek in op de hoogste stand. Vervolgens laat u het maaidek zakken voor een tweede maaibeurt. Maai ook met slechts de helft van de maaidekbreedte in plaats van de volledige breedte te gebruiken. 5. Maak de onderkant van het maaidek schoon. Gras en ander afvalmateriaal kunnen er de oorzaak van zijn dat de zitmaaier niet naar behoren werkt. 6. Als het gras snel groeit, mulcht u vaker. 7. Als het resultaat op een bepaalde plaats beter moet zijn, mulcht u een tweede keer. Onderhoud nl ZITMAAIER EN MAAIDEK MOTOR Om de 8 uur of dagelijks De eerste 5 uren Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem Verwijder het vuil van de zitmaaier en het maaidek Verwijder het vuil uit de motorruimte Om de 25 uur of jaarlijks * De motorolie verversen Om de 8 uur of dagelijks Controleer het oliepeil van de motor Om de 25 uur of jaarlijks * Controleer de bandenspanning Controleer de stoptijd van de maaibladen Controleer de zitmaaier en het maaidek op losse bevestigingsmiddelen Om de 50 uur of jaarlijks * Reinig het motorluchtfilter en het voorfilter ** Om de 50 uur of jaarlijks * Ververs de motorolie Vervang het oliefilter Jaarlijks Reinig de accu en kabels Vervang het luchtfilter Controleer de remwerking van de zitmaaier Vervang het voorfilter Raadpleeg uw dealer jaarlijks om Raadpleeg uw dealer jaarlijks om Inspecteer de geluiddemper en vonkenvanger Controleer de maaibladen ** Vervang de bougie N ep o ro t fo du r ct io n Smeer de zitmaaier en het maaidek * Welke als eerste komt ** Controleer de bladen vaker op plaatsen met zandige bodem of in zeer stoffige omgevingen. Vervang het brandstoffilter Reinig het luchtkoelsysteem van de motor R * Welke als eerste komt ** In stoffige omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig is, moet u vaker reinigen. De rem controleren en afregelen 1. De aandrijvingsrem bevindt zich rechts van de versnellingsbak (zie Figuur 19). d. 2. Zorg ervoor dat de parkeerrem geactiveerd is (Figuur 14) en dat de ontkoppeling van de automatische transmissie in de stand DUWEN staat (zie B, Figuur 11). Breng een nieuwe splitpen aan om de kroonmoer vast te zetten en installeer vervolgens de veer van de remarm. e. Activeer de parkeerrem. f. Probeer de zitmaaier voort te duwen. Als de achterste wielen niet draaien is de rem correct afgeregeld. g. Deactiveer de parkeerrem. 3. Probeer de zitmaaier voort te duwen. Als de achterste wielen draaien regelt u de remblokken als volgt af: a. Deactiveer de parkeerrem. b. Verwijder de veer (1) van de remarm en de splitpen (2) waarmee de kroonmoer (3) is bevestigd. c. Steek een spleetmeter van 0,020 inch tussen de remrotor en de bovenste remschuifhouder, en regel de rem vervolgens af door de kroonmoer met de vingers vaster of losser te draaien. WAARSCHUWING Als u de rem niet correct af kan regelen vervangt u de remblokken. Voor de juiste vervangingsonderdelen en hulp kan u bij een erkend servicecenter terecht. 23 Onderhoud nl De accu verwijderen Om de accu op te laden of schoon te maken haalt u de accu als volgt uit de zitmaaier. WAARSCHUWING Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de rode kabel op de positieve (+) pool voor u de negatieve (-) zwarte kabel aansluit. WAARSCHUWING De accu bevat zwavelzuur dat schadelijk is voor de huid, ogen en kleding. Als het zuur op uw lichaam of kleding terechtkomt moet u het met water wegwassen. 1. Verwijder de twee schroeven (1) en het accudeksel (2) (zie Figuur 6). 3. Maak de rode kabel (6) los van de positieve (+) pool. 4. Om de accubeugel (4) los te maken drukt u het laagste uiteinde van de accubeugel naar binnen. 5. Verwijder de accu (3) uit de opening tussen de motor en het onderstel van de stoel. De accu opladen Om vonken te voorkomen bevestigt u eerst de rode kabel op de positieve (+) pool voor u de negatieve (-) zwarte kabel aansluit. 5. Sluit de zwarte kabel (8) met het bevestigings-materiaal (7) aan op de negatieve (-) pool. 6. Maak de accubeugel (4) weer vast. 7. Installeer het accudeksel (2) met twee schroeven (1). De dieptemeterwielen afregelen BELANGRIJK: Voor u de dieptemeterwielen afregelt moet u het volgende doen. Zorg ervoor dat het maaidek waterpas staat. Zorg ervoor dat de maaihoogte is ingesteld op de hoogte die u voor uw gazon wenst. Maai een kort eindje van een vlak, horizontaal gebied en bekijk het maairesultaat. Raadpleeg een erkende dealer als het maaidek niet horizontaal snijdt. 1. Verwijder de moer, de bout, de buis en het dieptemeterwiel van de beugel. 2. Zet de hendel in de stand die overeenstemt met de gewenste maaihoogte (zie Figuur 15). 3. Maai een kort eindje van een vlak gebied en controleer of het maairesultaat perfect horizontaal is. WAARSCHUWING R Rook niet wanneer u de accu oplaadt. Houd de accu uit de buurt van vonken. De dampen van het accuzuur kunnen een explosie veroorzaken. 1. Voor u de accu (3) oplaadt moet u hem uit de zitmaaier halen (zie Figuur 6). 2. Gebruik een acculader van 12 volt om de accu op te laden. Laad de accu op met een laadsnelheid van 6 ampère per uur. Als u geen acculader hebt, laat u de acculader opladen in een erkend servicecenter. 3. Plaats de accu weer in de zitmaaier. 24 WAARSCHUWING N ep o ro t fo du r ct io n 2. Maak de zwarte kabel (8) los van de negatieve (-) pool. 4. Sluit de rode kabel met het bevestigingsmateriaal (7) aan op de positieve (+) pool. 4. Breng de dieptemeterwielen aan in het gat van de dieptemeterwielbeugel waar de dieptemeter zich het dichtste bij de grond bevindt zonder de grond te raken (zie Figuur 20 en de onderstaande tabel). Wiel vooraan (A, Fig. 20) Stand van Nummer van hendel van gat in beugel hefsysteem 1 1,2,3 2 4,5,6 Wielen achteraan (B, Fig. 20) Stand van Nummer van hendel van gat in beugel hefsysteem 1 1 2 2 3 4,5,6 5. Bevestig het dieptemeterwiel, de buis en de bout met de moer op de beugel. nl Onderhoud BRANDSTOFSYSTEEM Smering Raadpleeg één keer per jaar een erkende dealer om de tractor en maaier te laten smeren. Regeling van de verklikker dat de zak vol is Door de slotbout, sluitring en moer (1) omhoog te schuiven wordt de gevoeligheid in de zak verlaagd en gaat de zoemer later af (zie Figuur 38). Door de slotbout, sluitring en moer (1) omhoog te schuiven wordt de gevoeligheid in de zak verlaagd en gaat de zoemer later af. 1. Draai de slotbout, sluitring en moer los (1). 2. Schuif de slotbout, sluitring en moer hoger of lager op de hendel van de zoemer (2). 3. Draai de slotbout, sluitring en moer vast. U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een brandstofstabilisator volgens de instructies wordt toegevoegd. Laat de motor 2 minuten lopen zodat de stabilisator door het brandstofsysteem kan circuleren. De motor en de brandstof kunnen dan maximaal 24 maanden worden bewaard. Als de benzine in de motor niet met een brandstofstabilisator is behandeld, moet het in een goedgekeurde bak worden afgetapt. Laat de motor lopen totdat het door gebrek aan brandstof stopt. Het gebruik van een brandstofstabilisator in de opslagcontainer wordt aanbevolen om de brandstof vers te houden. N ep o ro t fo du r ct io n OPMERKING: Het kan nodig zijn om de verklikker die aangeeft dat de zak vol is bij te stellen naarmate de toestand van het gazon verandert. Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële carbureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden, kunt u Briggs & Stratton FUEL FIT® brandstofstabilisator gebruiken, dat als een vloeibare additief or een druppelconcentraatpatroon verkrijgbaar is. MOTOROLIE Berging WAARSCHUWING Berg de machine (met brandstof) nooit op in een afgesloten, slecht geventileerde ruimte. De kans bestaat dat benzinedampen in contact komen met een ontstekingsbron (zoals een geiser, boiler enz.) en een explosie veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier. ALS U BRANDSTOF BEWAART OF APPARATUUR MET BRANDSTOF IN DE TANK R • Sla het niet op in de buurt van ovens, kachels, waterverwarmers of andere toestellen met waakvlammen of andere ontstekingsbronnen omdat ze benzinedampen kunnen ontsteken. Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Zie handleiding van motorleverancier. Voor u het toestel start nadat het werd opgeborgen: • Controleer het peil van alle vloeistoffen. Controleer alle onderhoudspunten. • Voer alle aanbevolen controles en procedures in deze handleiding uit. • Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het toestel gebruikt. Vervangingsonderdelen bestellen Als u een beroep wil doen op de garantie kan u uitsluitend bij onze erkende servicedealers terecht. Uw dichtstbijzijnde dealer vindt u via onze dealer-locatiekaart op www.BRIGGSandSTRATTON.com. APPARATUUR De accu zal langer meegaan als deze wordt verwijderd. Zet deze op een koele, droge plaats en laad deze één keer per maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten, moet u minkabel loskoppelen. 25 Schema voor het oplossen van problemen nl Problemen met de zitmaaier oplossen PROBLEEM ZOEK NAAR Rempedaal is niet ingedrukt. OPLOSSING Druk het rempedaal volledig in. PTO-schakelaar (elektrische koppeling) Zet de schakelaar in de stand UIT. staat in de stand AAN. De motor wil niet aanslaan of starten. Snelheidsregelaar ingeschakeld. Zet de knop in de stand VRIJ/UIT. Geen brandstof meer. Als de motor warm is, laat u hem afkoelen en vult u vervolgens brandstof bij. Motor verzopen. Schakel de choke uit. Zekering is doorgeslagen. Zie erkende dealer. De polen van de batterij moeten worden Zie De accu en kabels reinigen. schoongemaakt. De batterij is leeg of stuk. Accu opladen of vervangen. Bedrading los of defect. Controleer de bedrading visueel. Raadpleeg een erkende dealer als de draden gerafeld of gebroken zijn. Zie erkende dealer. Kloppende motor. Overdreven olieverbruik. Motoruitlaat is zwart. De motor loopt maar de zit maaier wil niet rijden. 26 Schakelaar veiligheidsvergrendelsysteem defect. Zie erkende dealer. Water in brandstof. Zie erkende dealer. Benzine is oud of verschaald. Zie erkende dealer. Te rijke brandstofmengeling. Maak luchtfilter schoon. Motor heeft een ander probleem. Zie erkende dealer. Laag oliepeil. Controleer oliepeil en voeg olie toe indien nodig. Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten. De motor raakt oververhit. Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Te veel olie in oliecarter. Zie erkende dealer. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten. Tap overtollige motorolie af. R Motor is moeilijk te starten of loopt niet goed. N ep o ro t fo du r ct io n Solenoïde of startmotor defect. Vuile luchtfilter. Choke dicht. Rijsnelheidspedalen niet ingedrukt. Ontgrendelingshendel van de transmissie staat in de stand DUWEN. Aandrijfriem van maaidek is gebroken. Parkeerrem is ingeschakeld. Tractieaandrijfriem is gebroken of slipt. Zie Luchtfilter onderhouden. Open de choke. Druk de pedalen in. Zet de hendel in de stand RIJDEN. Zie erkende dealer. Zet de parkeerrem uit. Zie erkende dealer. Schema voor het oplossen van problemen nl Problemen met de zitmaaier oplossen (vervolg) PROBLEEM Rem houdt niet. Zitmaaier is moeilijk of slecht te besturen. ZOEK NAAR Rem binnenin versleten. OPLOSSING Zie erkende dealer. Stuurstangenmechanisme zit los. Zie erkende dealer. Onjuiste bandenspanning. Zie Bandenspanning controleren. Lagers van voorwielas zijn droog. Zie erkende dealer. Problemen met het maaidek oplossen Maaier maait niet gelijk. Maairesultaat ziet er onafgewerkt uit. De motor valt gemakkelijk stil tijdens het maaien. Zitmaaier trilt sterk. De motor loopt en de zitmaaier rijdt, maar de maaier wil niet rijden. Maaidek niet waterpas. Zie erkende dealer. De banden van de zitmaaier zijn niet goed Zie Bandenspanning controleren. opgeblazen. Motorsnelheid te laag. Rijsnelheid te hoog. Zitmaaier heeft een ander probleem. Motorsnelheid te laag. Rijsnelheid te hoog. Vuil of verstopt luchtfilter. Maaihoogte te laag ingesteld. Geef volgas. Rij trager. Zie erkende dealer. Geef volgas. Rij trager. Zie Luchtfilter onderhouden. Stel de maaihoogte bij de eerste maaibeurt van lang gras in op de hoogste stand. Afvoeropening is geblokkeerd. Maai met de grasafvoer naar het reeds gemaaide gedeelte gericht. Motor niet op bedrijfstemperatuur. De maaier wordt gestart in lang gras. Zitmaaier heeft een ander probleem. Laat de motor een aantal minuten warmdraaien. Start de motor op een plaats zonder lang gras. Zie erkende dealer. PTO is niet ingeschakeld. Schakel de PTO in. Zie erkende dealer. N ep o ro t fo du r ct io n Het maaidek komt niet omhoog. ZOEK NAAR OPLOSSING Stangenmechanisme van hefsysteem niet Zie erkende dealer. correct bevestigd of beschadigd. R PROBLEEM Zitmaaier heeft een ander probleem. 27 BRIGGS & STRATTON POWER PRODUCTS GROUP, L.L.C. GARANTIEBELEID VOOR EIGENAREN BEPERKTE GARANTIE Briggs & Stratton Power Products Group, LLC zal alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Briggs & Stratton Corporation zal alle onderdelen van de Briggs and Stratton motor* met materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is van kracht gedurende de onderstaande perioden en onderworpen aan de onderstaande voorwaarden. Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op www.BriggsandStratton.com. Er wordt geen andere expliciete garantie afgegeven. Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel, zijn beperkt tot één jaar na aankoop of in de wettelijke toegestane mate. Aansprakelijkheid voor incidentele of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is. Sommmige staten of landen staan geen beperkingen toe over de periode waarin een impliciete garantie geldig is, en sommige staten of landen staan geen uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade toe, zodat de bovenstaande beperking en uitsluitingen mogelijk niet op u van toepassing zijn. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u kunt eveneens andere rechten hebben per staat of per land verschillen. GARANTIEPERIODE Item Consumentengebruik Apparatuur 2 jaar Motor* 2 jaar Batterij 1 jaar Commercieel gebruik: 90 dagen 90 dagen 1 jaar N ep o ro t fo du r ct io n De garantieperiode start op de datum van aankoop door de eerste consument (detailhandel) of commerciële eindgebruiker en is geldig gedurende de hierboven vermelde periode. “Consumentengebruik” betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik door een particuliere consument. “Commercieel gebruik” betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product commercieel is gebruikt, zal het daarna in het kader van deze garantie worden beschouwd als commercieel gebruik. Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs. Als u geen bewijs kunt leveren van de oorspronkelijke datum op het moment waarop u om garantieservice verzoekt, zal de productiedatum van het product worden gebruikt om te bepalen of het product onder de garantie valt. OVER UW GARANTIE U zijn altijd bereid reparaties uit te voeren die onder de garantie vallen en verontschuldigen ons bij voorbaat bij u voor het eventuele ongemak. Garantieservice wordt alleen verleend door servicedealers die door Briggs & Stratton of BSPPG, LLC zijn erkend. De meeste reparaties die onder de garantie vallen, worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde brandstof. R Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie. Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema’s in de gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de garantie. Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal gebruik is verstreken. Onderhouds- en aan slijtage onderhevige onderdelen zijn bijvoorbeeld filters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken). Deze vallen niet onder de garantie als het om slijtagekenmerken gaat, maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten. Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig dat voldoet aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, klevende kleppen etc) vallen niet onder de garantie. * Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant. NL 1737660 Rev B it Italiano Specifiche 7800352 7800353 7800354 7800355 7800356 7800357 7800358 7800359 1 Larghezza di taglio (cm) 84 84 84 84 84 84 84 84 2 Sistema di comando: Trasmissione e trazione anteriore (★) idraulica (†) ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ 3 Avviamento manuale (★) Avviamento elettrico (†) † † † † † † † † 4 Capacità del serbatoio di carburante (L) 6 6 6 6 6 6 6 6 5 Larghezza complessiva della macchina (cm) 92 92 92 92 92 92 92 92 6 Raggio di sterzata [erba non tagliata] (cm) 55 55 55 55 55 55 55 55 7 Velocità effettiva (km/ora avanti/indietro) a 2750 giri/minuto 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 9 Dimensione ruote anteriori (cm) 33 33 33 33 33 33 33 33 10 Dimensione ruote posteriori (cm) 41 41 41 41 41 41 41 41 11 Capacità raccogli erba (L) 200 200 200 200 200 200 200 200 ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ 215 215 215 215 215 215 215 215 8 Altezza di taglio (mm) 12 Indicatore di sacco pieno: (★) No (†) 14 Cilindrata motore (cc) 15 Potenza effettiva motore (kW) nl Nederlands Productspecificaties 1 Maaibreedte (cm) N ep o ro t fo du r ct io n 13 Peso unità (kg) 500 500 500 500 500 500 500 500 9,12 9,12 9,12 9,12 9,15 9,15 9,15 9,15 7800354 7800355 7800356 7800357 7800358 7800359 7800352 7800353 84 84 84 84 84 84 84 84 2 Aandrijfsysteem - Hydro (★) aandrijfas (†) ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ 3 Handstart (★) Elektrostart (†) † † † † † † † † 6 6 6 6 6 6 6 6 92 92 92 92 92 92 92 92 55 55 55 55 55 55 55 55 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 7/4 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 30-90 33 33 33 33 33 33 33 33 10 Achterwieldiameter (cm) 41 41 41 41 41 41 41 41 11 Capaciteit grasvanger (L) 200 200 200 200 200 200 200 200 ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ ★ 13 Machinegewicht (kg) 215 215 215 215 215 215 215 215 14 Cilinderinhoud motor (cc) 500 500 500 500 500 500 500 500 15 Netto vermogen motor (kW) 9,12 9,12 9,12 9,12 9,15 9,15 9,15 9,15 4 Inhoud brandstoftank (l) 5 Totale breedte machine (cm) 6 Draaistraal [ongemaaid gras] (cm) 8 Maaihoogte (mm) 9 Voorwieldiameter (cm) 12 Indicator Zak vol – Ja (★) Nee (†) R 7 Rijsnelheid (vooruit/achteruit km/u) bij 2750 o/m SPEC-3
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176

Simplicity 885193 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor