Genius SPRINT07 SPRINT08 Handleiding

Type
Handleiding
51
NEDERLANDS
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De apparatuur mod. SPRINT 07 - SPRINT 08
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG.
89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 01-03-2005
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.52
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.5
2
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.5
2
4. LAY-OUT KAART pag.5
3
5. AANSLUITSCHEMA pag.5
3
6. BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN pag.5
4
6.1. KLEMMENBORD CN1 pag.5
4
6.2. KLEMMENBORD CN2 pag.5
4
6.3. KLEMMENBORD CN3 pag.5
4
6.4. KLEMMENBORD CN4 pag.5
5
6.5. KLEMMENBORD CN5 pag.5
5
7. WERKING ONTVANGERKAART pag.5
5
7.1. CODE OPSLAAN IN HET GEHEUGEN pag.5
5
7.2. CODES RADIO WISSEN pag.5
5
8. WERKING ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.5
6
9. CONTROLELEDS pag.5
6
10. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.5
6
11. PROGRAMMERING pag.5
7
12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.5
7
13. BEDRIJFSLOGICA’S pag.5
8
14. BEVESTIGING KAART pag.6
0
52
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR SCHUIFPOORTEN
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
De centrale bedieningseenheid SPRINT is ontworpen om de werking van schuifpoorten van 24Vdc te regelen.
Dankzij de ingebouwde elektronische koppeling en het beheer van de encoder wordt, als de installatie correct wordt
uitgevoerd, een installatie conform de geldende veiligheidsregels gegarandeerd.
Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller worden
uitgevoerd.
Doordat er twee (optionele) bufferbatterijen op het interne oplaadcircuit kunnen worden aangesloten, is het mogelijk in de
stroomvoorziening te voorzien als eventueel de stroom uitvalt. Om de batterijen aan te brengen is een waterdichte houder
voor buiten aanwezig.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de transformator 115/230 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Voedingsspanning van de besturingseenheid 22 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Opgenomen vermogen 3 W
Max. belasting motor 70 W
Max. belasting accessoires 24Vdc 500mA
Max. belasting waarschuwingslamp 24Vdc 15W max.
Omgevingstemperatuur -20°C +50°C
Veiligheidszekeringen 2
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch “stap voor stap” / Handmatig / Hand
-
matig “stap voor stap”
Openings-/sluitingstijd Zelflerend in de programmeerfase
Pauzetijd Zelflerend in de programmeerfase
Duwkracht Vier niveaus, instelbaar d.m.v. dipschakelaar
Vertragingen Zelflerend bij opening en sluiting
Ingangen op klemmenbord
Voeding 22V~ / Voeding batterijen / Volledige opening / Opening
voetgangers / Veiligheidsvoorzieningen / Stop / Eindschakelaar bij
opening / Eindschakelaar bij sluiting / Encoder / Antenne
Radio-ontvanger Ingebouwd
Uitgangen op klemmenbord
Voeding accessoires 24Vdc / Motoren 24Vdc Waarschuwingslamp
24Vdc
Afmetingen kaart 145 x105 mm.
Eigenschappen ringtransformator 230V~ prim. 230V~ - sec. 22V~ / 80VA / afm. Ø105 x 40 mm.
Eigenschappen ringtransformator 115V~ prim. 115V~ - sec. 22V~ / 80VA / afm. Ø105 x 40 mm.
Eigenschappen optionele batterijen 12V - 4 Ah / afm. 90 x 70 x 108 mm.
Eigenschappen houder voor buiten 306 x 225 x 130 mm. - IP55
Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24V~. Vooraf-
gaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd.
Deze mag niet hoger zijn van 26V~, zowel bij een voeding van 230V~ als bij 115V~. De spanning moet onbelast
worden gemeten, d.w.z. terwijl de transformator wordt gevoed en losgekoppeld is van de kaart.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk, voor de veiligheid van personen, dat alle aanwijzingen en waarschuwingen in dit boekje nau-
wkeurig worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan ernstig persoonlijk
letsel veroorzaken.
Controleer of er vòòr de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende
veiligheidsnormen, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de voedingslijn.
• Gebruik om de elektriciteitskabels te plaatsen geschikte harde en/of flexibele buizen, en houd daarbij de
laagspanningskabels altijd gescheiden van de 230/115V~ voedingskabels. Gebruik verschillende bescher-
mingsmantels om iedere interferentie te vermijden.
• Controleer of er mechanische eindaanslagen voor het openen en sluiten zijn.
Zie paragraaf 14 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de waterdichte houder.
53
NEDERLANDS
4. LAY-OUT KAART
5. AANSLUITSCHEMA
CN1
Klemmenbord voeding kaart/ac
-
cessoires
CN2 Klemmenbord uitgangen
CN3
Klemmenbord ingangen encoder
en eindschakelaar
CN4
Klemmenbord ingangen com
-
mando’s
CN5 Klemmenbord antenne
DP1 Dipschakelaar
F1 Zekering primaire voeding
F2 Zekering accessoires
DL1 Led power
DL2 Led STOP
DL3 Led FSW
DL4 Led FCC
DL5 Led FCA
RX Ingebouwde ontvanger
Fig. 01
Fig. 02
54
NEDERLANDS
6. BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN
6.1. KLEMMENBORD CN1
6.1.1. Voeding 22V~
Klemmen VAC / VAC”. Sluit de kabels van de secundaire wikkeling van de transformator aan op deze klemmen. De
aanwezigheid van netspanning wordt gesignaleerd doordat de led
POWER”,die zich onder het klemmenbord bevindt,
brandt.
6.1.2. Batterijen
Klemmen “+BAT / -BAT”. Sluit de kabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De besturingseenheid is
uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de eigenschappen weergegeven in de tabel in paragraaf
2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen opgeladen blijven, ze treden in werking als de
netvoeding uitvalt.
De voeding door middel van batterijen wordt als een NOODSITUATIE beschouwd, het aantal manoeuvres dat
kan worden uitgevoerd hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort,
van hoeveel tijd er is verstreken vanaf het moment dat de netvoeding is uitgevallen, enz. enz...
• De twee batterijen moeten in serie op elkaar worden aangesloten.
• Neem de polen van de batterijen in acht.
6.1.3. accessoires
Klemmen “+ACC / -ACC”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de accessoires aan.
• De maximale lading van de accessoires bedraagt 500mA.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij het aansluiten van de accessoires de polen in
acht.
6.1.4. aarding
Klem “ ”. Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken.
6.2. KLEMMENBORD CN2
6.2.1. WaarschuWingslamp
Klemmen “LAMP / LAMP”. Sluit op deze klemmen de waarschuwingslamp met voeding 24Vdc maximaal 15W aan.
Vòòr iedere manoeuvre knippert de waarschuwingslamp 0,5 seconde.
Het wordt aangeraden de waarschuwingslamp aan te sluiten voordat de kaart wordt geprogrammeerd, aangezien
door een bepaald aantal keer te knipperen de verschillende programmeerfasen van zowel de besturingseenheid
als de ontvanger worden aangegeven.
Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de
besturingseenheid.
6.2.2. motor
Klemmen “CHM1 / APM1”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de motor aan. De maximale lading van de motor
bedraagt 70W.
6.3. KLEMMENBORD CN3
6.3. encoder
Klemmen SIG / +ENC / -ENC”. Sluit op deze klemmen respectievelijk het signaal afkomstig van de encoder en de twee
voedingskabels aan.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de encoder correct te laten werken.
6.3.2. eindschakelaar Bij sluiting Fcc
Klemmen COMF / FCC”. Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor sluiting van de poort aan. Deze
schakelaar grijpt in door de sluitingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven
door de led “
FCC”.
6.3.3. eindschakelaar Voor opening Fca
Klemmen COMF / FCA”. Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor opening van de poort aan. Deze
schakelaar grijpt in door de openingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven
door de led “
FCA”.
Voor een correcte werking van de encoder is het absoluut noodzakelijk beide eindschakelaars aan te
sluiten.
• Het contact
COMF” mag uitsluitend worden gebruikt als gemeenschappelijk contact van de eindschake-
laars.
55
NEDERLANDS
6.4. KLEMMENBORD CN4
6.4.1. open a
KlemmenOPENA / COM2”. Arbeidscontact Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, schakelaar
enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor volledige opening of sluiting van de poort. De
werking van deze ingang wordt bepaald door dipschakelaar 5, zie paragraaf 10.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.4.2. open B
KlemmenOPENB/ COM2”. Arbeidscontact Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever, drukknop, schakelaar enz.
aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor gedeeltelijke opening van de poort. De gedeeltelijke
opening komt overeen met 50% van de totale opening zoals in het geheugen opgeslagen.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.4.3. stop
KlemmenSTOP / COM2”. Rustcontact Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening (drukknop, drukregelaar,
enz.) aan die, door het contact te openen, ingrijpt op de beweging van de poort, door de beweging gedurende 1 seconde
om te draaien alvorens hem te stoppen, met uitschakeling van alle automatische functies. De status van deze ingang wordt
weergegeven door de led “STOP”.
• Als er geen enkele voorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd.
• Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.4.4. Fotocellen
KlemmenFSW / COM2. Rustcontact Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening (fotocellen, veiligheidslijst,
drukregelaar, enz.) aan die, door het contact te openen, de beweging van de poort moet laten stoppen. Deze ingang kan
uitsluitend tijdens de sluitingsfase actief zijn, of ook tijdens de openingsfase, afhankelijk van hoe de dipschakelaar 4 wordt
gezet (zie paragraaf 10). Voor het gedrag van de beveiligingen zie paragraaf 13 (bedrijfslogica’s). De status van deze ingang
wordt weergegeven door de led “FSW”.
Als er geen enkele veiligheidsvoorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd.
6.5. KLEMMENBORD CN5
6.5.1. antenne
Sluit op deze klemmen de eventuele externe antenne aan. Sluit de kabel van de antenne en de bijbehorende afscherming
aan zoals aangegeven op de tekening van de kaart
7. WERKING ONTVANGERKAART
De ontvangerkaart is ingebouwd in de elektronische apparatuur SPRINT. Hij werkt alleen met de speciale afstandsbedieningen.
Volg de volgende aanwijzingen op om de radiokanalen te programmeren en te wissen.
7.1. CODE OPSLAAN IN HET GEHEUGEN
1- Schakel de voeding naar het systeem in.
2- Druk de knop MEMO RXin en houd hem ingedrukt. De waarschuwingslamp blijft branden om aan te geven dat u in
de opslagfase bent.
3-
Druk op de afstandsbediening op de knop van het kanaal dat u in het geheugen wilt opslaan, de waarschuwingslamp
zal één keer knipperen om aan te geven dat de knop in het geheugen is opgeslagen.
4- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets
MEMO RXlos, de waarschuwingslamp gaat uit en u heeft
de opslagfase verlaten.
5-
Herhaal de handelingen vanaf punt 2 om andere afstandsbedieningen in het geheugen op te slaan.
7.2. CODES RADIO WISSEN
Tijdens de fase van het wissen is het mogelijk om slechts één kanaal of alle in het geheugen opgeslagen codes te wissen.
7.2.1. radiocode Wissen
Handel als volgt om slechts één radiocode te wissen:
1- Druk op de knop “MEMO RX” en houd hem ingedrukt, de waarschuwingslamp blijft branden.
2- Druk na ongeveer 10 seconden op de radioafstandsbediening de knop van het te wissen station in, de waarschuwingslamp
knippert gedurende 5 seconden een aantal keer.
3- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets
MEMO RXop de besturingseenheid los, de waarschuwingslamp
gaat uit.
7.2.2. alle radiocodes Wissen
Handel als volgt om alle opgeslagen radiocodes te wissen:
1- Druk op de knop “
MEMO RX” en houd hem ingedrukt, de waarschuwingslamp blijft branden.
2- Druk na ongeveer 30 seconden een willekeurige knop op de radioafstandsbediening in, de waarschuwingslamp zal
gedurende 10 seconden een aantal keer knipperen.
3- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets
MEMO RXop de besturingseenheid los, de waarschuwingslamp
gaat uit.
56
NEDERLANDS
8. WERKING ELEKTRONISCHE KOPPELING
Deze besturingseenheid is uitgerust met een elektronische koppeling die is gebaseerd op het regelen van de stroom die door
iedere motor wordt opgenomen. Deze voorziening is zeer belangrijk voor de veiligheid, de afstelling ervan blijft constant
en hij hoeft niet te worden onderhouden of bijgesteld. De koppeling is zowel bij sluiting als bij opening actief, wanneer zij
ingrijpt wordt de beweging van de poort omgekeerd zonder de automatische sluiting buiten werking te stellen als deze
ingeschakeld is.
De elektronische koppeling kan wordt ingesteld op vier gevoeligheidsniveaus door middel van de bijbehorende dipschakelaars
(zie paragraaf 10).
Als zij twee keer achter elkaar ingrijpt, gaat zij op“
STOP” en worden alle automatische commando’s buiten werking gesteld;
twee keer achter elkaar ingrijpen betekent dat het obstakel niet is verdwenen en het gevaarlijk zou kunnen zijn verdere
manoeuvres uit te voeren. Zodra het obstakel verwijderd is, moet het commando
OPENworden gegeven om de in het
geheugen opgeslagen cyclus te hervatten.
Als
de centrale drie keer achter elkaar ingrijpt, en dat langer dan 120 seconden, dan voert de besturingseenheid een
NOOD”-
procedure uit door de poort helemaal te openen tot hij tegen de mechanische openingsaanslag komt, om vervolgens weer
te sluiten, in het geval dat de automatische sluiting is geactiveerd. Met deze manoeuvre herberekent de besturingseenheid
automatisch de aanslagen bij opening en sluiting.
De “NOOD”-procedure wordt op vertraagde wijze uitgevoerd.
9. CONTROLELEDS
Op de besturingseenheid zijn 5 leds aanwezig om de ingangen en de voeding van de kaart te controleren. In de volgende
tabel wordt het gedrag van de leds beschreven.
Indien
vetgedrukt, geeft de status van de leds aan dat de besturingseenheid wordt gevoed en de poort gesloten is.
LED AAN UIT
DL1 Netvoeding aanwezig Geen netvoeding / voeding door batterijen
DL2 Stopcommando vrij, contact gesloten Stopcommando bezet, contact open
DL3 Veiligheidsvoorzieningen vrij, contact gesloten Veiligheidsvoorzieningen bezet, contact open
DL4 Eindschakelaar voor sluiting vrij, contact gesloten Eindschakelaar voor sluiting bezet, contact open
DL5 Eindschakelaar voor opening vrij, contact gesloten Eindschakelaar voor opening bezet, contact open
10. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
De besturingseenheid is voorzien van 6 dipschakelaars om de bedrijfsparameters te regelen. In de volgende tabel wordt de
werking van iedere dipschakelaar beschreven.
Om de besturingseenheid niet de beschadigen moeten de dipschakelaars worden ingesteld als deze uit
staat. De enige uitzondering is de dipschakelaar 6 voor toegang tot de programmeerfase.
ELEKTRONISCHE KOPPELING
Gevoeligheid Dipschakelaar 1 Dipschakelaar 2
Minimale kracht / maximale gevoeligheid
OFF OFF
Kracht gemiddeld-laag / gevoeligheid
gemiddeld-hoog
ON OFF
Kracht gemiddeld-hoog / gevoeligheid
gemiddeld-laag
OFF ON
Maximale kracht / minimale gevoeligheid
ON ON
AUTOMATISCHE SLUITING
OFF
Automatische sluiting buiten
werking
ON Automatische sluiting geactiveerd
WERKING INGANG FSW
OFF Alleen actief bij sluiting
ON Actief zowel bij sluiting als bij opening
WERKING KNOP OPEN A
OFF Opent / Sluit / Opent...
ON
Opent / Stop / Sluit / Stop /
Opent...
PROGRAMMERING
OFF Normale werking
ON
Besturingseenheid in program
-
meermodus
57
NEDERLANDS
11. PROGRAMMERING
De werkcyclus wordt volledig geprogrammeerd door middel van een zelflerend systeem. Zodra de bedrijfsparameters zijn
ingesteld, moeten de volgende aanwijzingen worden gevolgd om de cyclus te programmeren:
1-
Ontgrendel de motor, open de poort met de hand tot halverwege de gewenste opening, en vergrendel opnieuw de
motor.
2- Schakel de voeding naar de besturingseenheid in en controleer of de status van de leds is zoals weergegeven in paragraaf
9.
3- Zet de
dipschakelaar 6 op ON, de waarschuwingslamp blijft
branden om aan te geven dat u in de programmeerfase
bent.
4- Geef een impuls voor opening met een van de aangesloten
impulsgevers of met de radioafstandsbediening, als deze al
in het geheugen is opgeslagen. De eerste manoeuvre die
de poort uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn. Als dat
niet het geval is, moet de werking van de centrale worden
gestopt door middel van een
RESET” met gebruikmaking
van de speciale PIN zoals aangegeven in Fig 3. Draai de
draden van de motor om en herhaal de handelingen
vanaf punt 1.
Denk erom de PIN van “RESETin zijn oorspronkelijke
positie terug te zetten.
5- Zodra de eindschakelaar voor sluiting is bereikt, blijft de
poort ongeveer 2 seconden in de pauzestand, waarna
de openingsmanoeuvre begint.
6- Zodra de eindschakelaar voor opening is bereikt, begint de pauzetijd te lopen.
7- Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een impuls
OPEN en de poort begint de sluitingsfase.
8- Zodra de eindschakelaar voor sluiting is bereikt is de programmeerfase beëindigd.
9-
Zet de
dipschakelaar 6 weer op OFF, de waarschuwingslamp gaat uit.
12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN
De centrale heeft twee veiligheidszekeringen, een voor de voeding van de accessoires en een voor de circuits van de kaart.
In de volgende tabel zijn de eigenschappen van de zekeringen weergegeven.
ZEKERING EIGENSCHAPPEN ZEKERING EIGENSCHAPPEN
F1 Primaire voeding 5x20 T10A 250V F2 Voeding accessoires 5x20 T1.6A 250V
Fig. 03
58
NEDERLANDS
13. BEDRIJFSLOGICA’S
Automatische logica (Dipschakelaar 5=OFF Dipschakelaar3=ON)
Status poort
Impulsen
Open A Open B
Stop
Veiligheidsvoorzieninge
Dipschakelaar 4 ON Dipschakelaar 4 OFF
Gesloten
Opent de poort en sluit weer na
een pauzetijd
Gedeeltelijke opening, ~50%
van de opening zoals in geheu
-
gen opgeslagen
Onderdrukt
de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open, opent zodra hij vrijkomt
Onderdrukt de commando’s
Open, opent zodra hij vrijkomt
Geopend in
pauze
Sluit de poort onmiddellijk weer Sluit de poort onmiddellijk weer Blokkeert de werking
Blokkeert
de werking en als hij
vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd
verstreken is, na 3 sec. weer
Blokkeert de werking en als hij
vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd
verstreken is, na 3 sec. weer
Wordt gesloten
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert
de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrijkomt
Keert de beweging van de
poort om
Wordt geopend
Geen effect Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrijkomt
Geen effect
Logica automatische stap voor stap (Dipschakelaar 5=ON Dipschakelaar3=ON)
Status poort
Impulsen
Open A Open B
Stop
Veiligheidsvoorzieningen
Dipschakelaar 4 ON Dipschakelaar 4 OFF
Gesloten
Opent de poort en sluit weer na
een pauzetijd
Gedeeltelijke opening, ~50%
van de opening zoals in geheu
-
gen opgeslagen
Onderdrukt
de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open, opent zodra hij vrijkomt
Onderdrukt de commando’s
Open, opent zodra hij vrijkomt
Geopend in
pauze
Sluit de poort onmiddellijk weer Sluit de poort onmiddellijk weer Blokkeert de werking
Blokkeert
de werking en als hij
vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd
verstreken is, na 3 sec. weer
Blokkeert de werking en als hij
vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd
verstreken is, na 3 sec. weer
Wordt gesloten
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de eesrtvolgen
-
de impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrijkomt
Keert de beweging van de
poort om
Wordt geopend
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de eesrtvolgen
-
de impuls dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrijkomt
Geen effect
59
NEDERLANDS
Handmatig logica (Dipschakelaar 5=OFF Dipschakelaar3=OFF)
Status poort
Impulsen
Open A Open B
Stop
Veiligheidsvoorzieningen
Dipschakelaar 4 ON Dipschakelaar 4 OFF
Gesloten Opent de poort
Gedeeltelijke opening, ~50%
van de opening zoals in
geheugen opgeslagen
Onderdrukt
de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Geopend Sluit de poort Sluit de poort Blokkeert de werking
Onderdrukt de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Wordt gesloten
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert
de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrijkomt
Keert de beweging van de
poort om
Wordt geopend
Keert
de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrijkomt
Geen effect
Logica Handmatig stap voor stap (Dipschakelaar 5=ON Dipschakelaar3=OFF)
Status poort
Impulsen
Open A Open B
Stop
Veiligheidsvoorzieningen
Dipschakelaar 4 ON Dipschakelaar 4 OFF
Gesloten Opent de poort
Gedeeltelijke opening, ~50%
van de opening zoals in
geheugen opgeslagen
Onderdrukt
de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Geopend Sluit de poort Sluit de poort Blokkeert de werking
Onderdrukt de commando’s
Open
Onderdrukt de commando’s
Open
Wordt gesloten
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de eesrtvolgen
-
de impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrijkomt
Keert de beweging van de
poort om
Wordt
geopend
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de eesrtvolgen
-
de impuls dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrijkomt
Geen effect
60
NEDERLANDS
14. BEVESTIGING KAART
De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele
(Optionele) bufferbatterijen te herbergen.
Volg
de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monte
-
ren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren:
1.
Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig. 04 ref.
a) op de zuiltjes die met de volgende
letters zijn aangegeven:
D-L-O-P-R-H-E.
2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig. 04 ref.
b).
De afstandsstuk de bij de letter O zijn geplaatst diet enkel als steun voor de
kaart.
3. Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13).
4.
Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende
instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de
onderkant van de houder (Fig. 05 ref. a) open te maken, zoals vereist door de
geldende veiligheidsvoorschriften.
Fig. 04
Fig. 05
diverso del previsto.
7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo estable-
cido en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabri-
cación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones
que pudieran intervenir en la utilización.
10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y
EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor dife-
rencial con umbral de 0,03 A.
14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten
las partes metálicas del cierre.
15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento con-
stituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de
intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles
áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplasta-
miento, arrastre, corte.
17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa
así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del
bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”.
18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcio-
namiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no
sean de producción GENIUS.
19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funciona-
miento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el
manual de advertencias que se adjunta al producto.
22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor
de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involunta-
riamente.
24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente
abierta.
25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto,
debe siempre dirigirse a personal cualificado.
26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung
aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb
des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie
nehmen zu können.
5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht au-
sdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen
und/oder eine Gefahrenquelle darstellen.
6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden:
das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwie-
gendes Sicherheitsrisiko dar.
8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN
12604 und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
10) Die Installation m unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445
erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versor-
gung und die Batterie abzunehmen.
12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öf-
fnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde.
Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz even-
tueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähn-
ten Vorrichtungen einzusetzen.
18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störung-
sfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt
werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden.
19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch,
das dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmit-
telbaren Nähe der Automation aufhalten.
23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der
Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren
der Automation zu vermeiden.
24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei
vollständig geöffnetem Tor erfolgen.
25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automa-
tion ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal
wenden.
26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig
wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen
ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie
van het product.
3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwe-
zigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor
de veiligheid.
8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht
worden genomen.
9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN
12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet
C+D zijn.
11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voe-
ding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen ink-
lemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan
dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die
worden vermeld onder punt 10.
16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele ge-
vaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid
en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik
gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het auto-
matische systeem.
21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van
het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het
product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van
het product terwijl dit in werking is.
23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen,
en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel.
26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet
toegestaan

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.52 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.52 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.52 4. LAY-OUT KAART pag.53 5. AANSLUITSCHEMA pag.53 6. BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN pag.54 6.1. KLEMMENBORD CN1 pag.54 6.2. KLEMMENBORD CN2 pag.54 6.3. KLEMMENBORD CN3 pag.54 6.4. KLEMMENBORD CN4 pag.55 6.5. KLEMMENBORD CN5 pag.55 7. WERKING ONTVANGERKAART pag.55 7.1. CODE OPSLAAN IN HET GEHEUGEN pag.55 7.2. CODES RADIO WISSEN pag.55 8. WERKING ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.56 9. CONTROLELEDS pag.56 10. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.56 11. PROGRAMMERING pag.57 12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.57 13. BEDRIJFSLOGICA’S pag.58 14. BEVESTIGING KAART pag.60 EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De apparatuur mod. SPRINT 07 - SPRINT 08 • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: 73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG. 89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). Grassobbio, 01-03-2005 Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 51 NEDERLANDS De Algemeen Directeur D. Gianantoni ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR SCHUIFPOORTEN 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN De centrale bedieningseenheid SPRINT is ontworpen om de werking van schuifpoorten van 24Vdc te regelen. Dankzij de ingebouwde elektronische koppeling en het beheer van de encoder wordt, als de installatie correct wordt uitgevoerd, een installatie conform de geldende veiligheidsregels gegarandeerd. Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller worden uitgevoerd. Doordat er twee (optionele) bufferbatterijen op het interne oplaadcircuit kunnen worden aangesloten, is het mogelijk in de stroomvoorziening te voorzien als eventueel de stroom uitvalt. Om de batterijen aan te brengen is een waterdichte houder voor buiten aanwezig. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 115/230 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz. Voedingsspanning van de transformator 22 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz. Voedingsspanning van de besturingseenheid Opgenomen vermogen 3W Max. belasting motor 70 W 24Vdc 500mA Max. belasting accessoires 24Vdc 15W max. Max. belasting waarschuwingslamp -20°C +50°C Omgevingstemperatuur 2 Automatisch / Automatisch “stap voor stap” / Handmatig / Handmatig “stap voor stap” Veiligheidszekeringen Bedrijfslogica’s Zelflerend in de programmeerfase Openings-/sluitingstijd Zelflerend in de programmeerfase Pauzetijd Vier niveaus, instelbaar d.m.v. dipschakelaar Duwkracht Zelflerend bij opening en sluiting Vertragingen Voeding 22V~ / Voeding batterijen / Volledige opening / Opening voetgangers / Veiligheidsvoorzieningen / Stop / Eindschakelaar bij opening / Eindschakelaar bij sluiting / Encoder / Antenne Ingangen op klemmenbord Ingebouwd Radio-ontvanger Voeding accessoires 24Vdc / Motoren 24Vdc Waarschuwingslamp 24Vdc Uitgangen op klemmenbord 145 x105 mm. Afmetingen kaart Eigenschappen ringtransformator 230V~ prim. 230V~ - sec. 22V~ / 80VA / afm. Ø105 x 40 mm. Eigenschappen ringtransformator 115V~ prim. 115V~ - sec. 22V~ / 80VA / afm. Ø105 x 40 mm. Eigenschappen optionele batterijen 12V - 4 Ah / afm. 90 x 70 x 108 mm. Eigenschappen houder voor buiten 306 x 225 x 130 mm. - IP55 Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24V~. Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd. Deze mag niet hoger zijn van 26V~, zowel bij een voeding van 230V~ als bij 115V~. De spanning moet onbelast worden gemeten, d.w.z. terwijl de transformator wordt gevoed en losgekoppeld is van de kaart. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Het is belangrijk, voor de veiligheid van personen, dat alle aanwijzingen en waarschuwingen in dit boekje nauwkeurig worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. NEDERLANDS Controleer of er vòòr de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende veiligheidsnormen, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de voedingslijn. • Gebruik om de elektriciteitskabels te plaatsen geschikte harde en/of flexibele buizen, en houd daarbij de laagspanningskabels altijd gescheiden van de 230/115V~ voedingskabels. Gebruik verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden. • Controleer of er mechanische eindaanslagen voor het openen en sluiten zijn. Zie paragraaf 14 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de waterdichte houder. 52 4. LAY-OUT KAART CN1 Klemmenbord voeding kaart/accessoires CN2 Klemmenbord uitgangen CN4 CN5 DP1 F1 F2 Klemmenbord ingangen encoder en eindschakelaar Klemmenbord ingangen commando’s Klemmenbord antenne Dipschakelaar Zekering primaire voeding Zekering accessoires DL1 Led power DL2 Led STOP DL3 Led FSW DL4 Led FCC DL5 Led FCA RX Ingebouwde ontvanger Fig. 01 5. AANSLUITSCHEMA Fig. 02 53 NEDERLANDS CN3 6. BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN 6.1. KLEMMENBORD CN1 6.1.1. Voeding 22V~ Klemmen “VAC / VAC”. Sluit de kabels van de secundaire wikkeling van de transformator aan op deze klemmen. De aanwezigheid van netspanning wordt gesignaleerd doordat de led “POWER”,die zich onder het klemmenbord bevindt, brandt. 6.1.2. Batterijen Klemmen “+BAT / -BAT”. Sluit de kabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De besturingseenheid is uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de eigenschappen weergegeven in de tabel in paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen opgeladen blijven, ze treden in werking als de netvoeding uitvalt. • De voeding door middel van batterijen wordt als een NOODSITUATIE beschouwd, het aantal manoeuvres dat kan worden uitgevoerd hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort, van hoeveel tijd er is verstreken vanaf het moment dat de netvoeding is uitgevallen, enz. enz... • De twee batterijen moeten in serie op elkaar worden aangesloten. • Neem de polen van de batterijen in acht. 6.1.3. Accessoires Klemmen “+ACC / -ACC”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de accessoires aan. • De maximale lading van de accessoires bedraagt 500mA. • De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij het aansluiten van de accessoires de polen in acht. 6.1.4. Aarding Klem “ ”. Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten. Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken. 6.2. KLEMMENBORD CN2 6.2.1. Waarschuwingslamp Klemmen “LAMP / LAMP”. Sluit op deze klemmen de waarschuwingslamp met voeding 24Vdc maximaal 15W aan. Vòòr iedere manoeuvre knippert de waarschuwingslamp 0,5 seconde. • Het wordt aangeraden de waarschuwingslamp aan te sluiten voordat de kaart wordt geprogrammeerd, aangezien door een bepaald aantal keer te knipperen de verschillende programmeerfasen van zowel de besturingseenheid als de ontvanger worden aangegeven. • Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de besturingseenheid. 6.2.2. Motor Klemmen “CHM1 / APM1”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de motor aan. De maximale lading van de motor bedraagt 70W. 6.3. KLEMMENBORD CN3 6.3. Encoder Klemmen “SIG / +ENC / -ENC”. Sluit op deze klemmen respectievelijk het signaal afkomstig van de encoder en de twee voedingskabels aan. Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de encoder correct te laten werken. 6.3.2. Eindschakelaar bij sluiting FCC NEDERLANDS Klemmen “COMF / FCC”. Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor sluiting van de poort aan. Deze schakelaar grijpt in door de sluitingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven door de led “FCC”. 6.3.3. Eindschakelaar voor opening FCA Klemmen “COMF / FCA”. Rustcontact Sluit op deze klemmen de eindschakelaar voor opening van de poort aan. Deze schakelaar grijpt in door de openingsbeweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt weergegeven door de led “FCA”. • Voor een correcte werking van de encoder is het absoluut noodzakelijk beide eindschakelaars aan te sluiten. • Het contact “COMF” mag uitsluitend worden gebruikt als gemeenschappelijk contact van de eindschakelaars. 54 6.4. KLEMMENBORD CN4 6.4.1. Open A Klemmen“OPENA / COM2”. Arbeidscontact Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, schakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor volledige opening of sluiting van de poort. De werking van deze ingang wordt bepaald door dipschakelaar 5, zie paragraaf 10. Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 6.4.2. Open B Klemmen“OPENB/ COM2”. Arbeidscontact Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever, drukknop, schakelaar enz. aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor gedeeltelijke opening van de poort. De gedeeltelijke opening komt overeen met 50% van de totale opening zoals in het geheugen opgeslagen. Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 6.4.3. STOP Klemmen“STOP / COM2”. Rustcontact Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening (drukknop, drukregelaar, enz.) aan die, door het contact te openen, ingrijpt op de beweging van de poort, door de beweging gedurende 1 seconde om te draaien alvorens hem te stoppen, met uitschakeling van alle automatische functies. De status van deze ingang wordt weergegeven door de led “STOP”. • Als er geen enkele voorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd. • Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 6.4.4. Fotocellen Klemmen“FSW / COM2”. Rustcontact Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening (fotocellen, veiligheidslijst, drukregelaar, enz.) aan die, door het contact te openen, de beweging van de poort moet laten stoppen. Deze ingang kan uitsluitend tijdens de sluitingsfase actief zijn, of ook tijdens de openingsfase, afhankelijk van hoe de dipschakelaar 4 wordt gezet (zie paragraaf 10). Voor het gedrag van de beveiligingen zie paragraaf 13 (bedrijfslogica’s). De status van deze ingang wordt weergegeven door de led “FSW”. Als er geen enkele veiligheidsvoorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden overbrugd. 6.5. KLEMMENBORD CN5 6.5.1. Antenne Sluit op deze klemmen de eventuele externe antenne aan. Sluit de kabel van de antenne en de bijbehorende afscherming aan zoals aangegeven op de tekening van de kaart 7. WERKING ONTVANGERKAART De ontvangerkaart is ingebouwd in de elektronische apparatuur SPRINT. Hij werkt alleen met de speciale afstandsbedieningen. Volg de volgende aanwijzingen op om de radiokanalen te programmeren en te wissen. 7.1. CODE OPSLAAN IN HET GEHEUGEN 1- Schakel de voeding naar het systeem in. 2- Druk de knop “MEMO RX” in en houd hem ingedrukt. De waarschuwingslamp blijft branden om aan te geven dat u in de opslagfase bent. 3- Druk op de afstandsbediening op de knop van het kanaal dat u in het geheugen wilt opslaan, de waarschuwingslamp zal één keer knipperen om aan te geven dat de knop in het geheugen is opgeslagen. 4- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets “MEMO RX” los, de waarschuwingslamp gaat uit en u heeft de opslagfase verlaten. 5- Herhaal de handelingen vanaf punt 2 om andere afstandsbedieningen in het geheugen op te slaan. 7.2. CODES RADIO WISSEN Tijdens de fase van het wissen is het mogelijk om slechts één kanaal of alle in het geheugen opgeslagen codes te wissen. 7.2.1. Radiocode wissen 7.2.2. Alle radiocodes wissen Handel als volgt om alle opgeslagen radiocodes te wissen: 1- Druk op de knop “MEMO RX” en houd hem ingedrukt, de waarschuwingslamp blijft branden. 2- Druk na ongeveer 30 seconden een willekeurige knop op de radioafstandsbediening in, de waarschuwingslamp zal gedurende 10 seconden een aantal keer knipperen. 3- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets “MEMO RX” op de besturingseenheid los, de waarschuwingslamp gaat uit. 55 NEDERLANDS Handel als volgt om slechts één radiocode te wissen: 1- Druk op de knop “MEMO RX” en houd hem ingedrukt, de waarschuwingslamp blijft branden. 2- Druk na ongeveer 10 seconden op de radioafstandsbediening de knop van het te wissen station in, de waarschuwingslamp knippert gedurende 5 seconden een aantal keer. 3- Laat de knop van de radioafstandsbediening en de toets “MEMO RX” op de besturingseenheid los, de waarschuwingslamp gaat uit. 8. WERKING ELEKTRONISCHE KOPPELING Deze besturingseenheid is uitgerust met een elektronische koppeling die is gebaseerd op het regelen van de stroom die door iedere motor wordt opgenomen. Deze voorziening is zeer belangrijk voor de veiligheid, de afstelling ervan blijft constant en hij hoeft niet te worden onderhouden of bijgesteld. De koppeling is zowel bij sluiting als bij opening actief, wanneer zij ingrijpt wordt de beweging van de poort omgekeerd zonder de automatische sluiting buiten werking te stellen als deze ingeschakeld is. De elektronische koppeling kan wordt ingesteld op vier gevoeligheidsniveaus door middel van de bijbehorende dipschakelaars (zie paragraaf 10). Als zij twee keer achter elkaar ingrijpt, gaat zij op“STOP” en worden alle automatische commando’s buiten werking gesteld; twee keer achter elkaar ingrijpen betekent dat het obstakel niet is verdwenen en het gevaarlijk zou kunnen zijn verdere manoeuvres uit te voeren. Zodra het obstakel verwijderd is, moet het commando “OPEN” worden gegeven om de in het geheugen opgeslagen cyclus te hervatten. Als de centrale drie keer achter elkaar ingrijpt, en dat langer dan 120 seconden, dan voert de besturingseenheid een “NOOD”procedure uit door de poort helemaal te openen tot hij tegen de mechanische openingsaanslag komt, om vervolgens weer te sluiten, in het geval dat de automatische sluiting is geactiveerd. Met deze manoeuvre herberekent de besturingseenheid automatisch de aanslagen bij opening en sluiting. De “NOOD”-procedure wordt op vertraagde wijze uitgevoerd. 9. CONTROLELEDS Op de besturingseenheid zijn 5 leds aanwezig om de ingangen en de voeding van de kaart te controleren. In de volgende tabel wordt het gedrag van de leds beschreven. Indien vetgedrukt, geeft de status van de leds aan dat de besturingseenheid wordt gevoed en de poort gesloten is. LED AAN UIT DL1 Netvoeding aanwezig Geen netvoeding / voeding door batterijen DL2 Stopcommando vrij, contact gesloten Stopcommando bezet, contact open DL3 Veiligheidsvoorzieningen vrij, contact gesloten Veiligheidsvoorzieningen bezet, contact open DL4 Eindschakelaar voor sluiting vrij, contact gesloten Eindschakelaar voor sluiting bezet, contact open DL5 Eindschakelaar voor opening vrij, contact gesloten Eindschakelaar voor opening bezet, contact open 10. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS De besturingseenheid is voorzien van 6 dipschakelaars om de bedrijfsparameters te regelen. In de volgende tabel wordt de werking van iedere dipschakelaar beschreven. ELEKTRONISCHE KOPPELING Gevoeligheid Dipschakelaar 1 Dipschakelaar 2 Minimale kracht / maximale gevoeligheid OFF OFF Kracht gemiddeld-laag / gevoeligheid gemiddeld-hoog ON OFF Kracht gemiddeld-hoog / gevoeligheid gemiddeld-laag OFF ON Maximale kracht / minimale gevoeligheid ON ON AUTOMATISCHE SLUITING Automatische sluiting buiten werking Automatische sluiting geactiveerd OFF ON OFF ON WERKING INGANG FSW Alleen actief bij sluiting Actief zowel bij sluiting als bij opening PROGRAMMERING WERKING KNOP OPEN A OFF NEDERLANDS ON OFF Opent / Sluit / Opent... Opent / Stop / Sluit / Stop / Opent... ON Normale werking Besturingseenheid in programmeermodus Om de besturingseenheid niet de beschadigen moeten de dipschakelaars worden ingesteld als deze uit staat. De enige uitzondering is de dipschakelaar 6 voor toegang tot de programmeerfase. 56 11. PROGRAMMERING De werkcyclus wordt volledig geprogrammeerd door middel van een zelflerend systeem. Zodra de bedrijfsparameters zijn ingesteld, moeten de volgende aanwijzingen worden gevolgd om de cyclus te programmeren: 1- Ontgrendel de motor, open de poort met de hand tot halverwege de gewenste opening, en vergrendel opnieuw de motor. 2- Schakel de voeding naar de besturingseenheid in en controleer of de status van de leds is zoals weergegeven in paragraaf 9. 3- Zet de dipschakelaar 6 op ON, de waarschuwingslamp blijft branden om aan te geven dat u in de programmeerfase bent. 4- Geef een impuls voor opening met een van de aangesloten impulsgevers of met de radioafstandsbediening, als deze al in het geheugen is opgeslagen. De eerste manoeuvre die de poort uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn. Als dat niet het geval is, moet de werking van de centrale worden gestopt door middel van een “RESET” met gebruikmaking van de speciale PIN zoals aangegeven in Fig 3. Draai de draden van de motor om en herhaal de handelingen vanaf punt 1. Denk erom de PIN van “RESET” in zijn oorspronkelijke positie terug te zetten. 5- Zodra de eindschakelaar voor sluiting is bereikt, blijft de poort ongeveer 2 seconden in de pauzestand, waarna de openingsmanoeuvre begint. 6- Zodra de eindschakelaar voor opening is bereikt, begint de pauzetijd te lopen. 7- Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een impuls OPEN en de poort begint de sluitingsfase. 8- Zodra de eindschakelaar voor sluiting is bereikt is de programmeerfase beëindigd. 9- Zet de dipschakelaar 6 weer op OFF, de waarschuwingslamp gaat uit. Fig. 03 12. VEILIGHEIDSZEKERINGEN De centrale heeft twee veiligheidszekeringen, een voor de voeding van de accessoires en een voor de circuits van de kaart. In de volgende tabel zijn de eigenschappen van de zekeringen weergegeven. EIGENSCHAPPEN ZEKERING EIGENSCHAPPEN F1 Primaire voeding 5x20 T10A 250V F2 Voeding accessoires 5x20 T1.6A 250V NEDERLANDS ZEKERING 57 58 Open B Wordt geopend Wordt gesloten Geopend in pauze Gesloten Stopt de beweging van de poort, gaat bij de eesrtvolgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de eesrtvolgende impuls dicht Sluit de poort onmiddellijk weer Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt de commando’s Open Stop Open B Geen effect Geen effect Sluit de poort onmiddellijk weer Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt de commando’s Open Stop Impulsen Onderdrukt de commando’s Open, opent zodra hij vrijkomt Dipschakelaar 4 OFF Onderdrukt de commando’s Open, opent zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrijkomt Geen effect Blokkeert de werking en als hij Blokkeert de werking en als hij vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 sec. weer verstreken is, na 3 sec. weer Blokkeert de werking en keert Keert de beweging van de de beweging om zodra hij poort om vrijkomt Onderdrukt de commando’s Open, opent zodra hij vrijkomt Dipschakelaar 4 ON Veiligheidsvoorzieningen Blokkeert de werking en als hij Blokkeert de werking en als hij vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd vrijkomt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 sec. weer verstreken is, na 3 sec. weer Blokkeert de werking en keert Keert de beweging van de de beweging om zodra hij poort om vrijkomt Blokkeert de werking en gaat Geen effect verder zodra hij vrijkomt Onderdrukt de commando’s Open, opent zodra hij vrijkomt Dipschakelaar 4 OFF Veiligheidsvoorzieninge Dipschakelaar 4 ON Logica automatische stap voor stap (Dipschakelaar 5=ON Dipschakelaar3=ON) Gedeeltelijke opening, ~50% Opent de poort en sluit weer na van de opening zoals in geheueen pauzetijd gen opgeslagen Open A Geen effect Wordt geopend Status poort Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt gesloten Geen effect Sluit de poort onmiddellijk weer Sluit de poort onmiddellijk weer Gedeeltelijke opening, ~50% Opent de poort en sluit weer na van de opening zoals in geheueen pauzetijd gen opgeslagen Open A Impulsen Automatische logica (Dipschakelaar 5=OFF Dipschakelaar3=ON) 13. BEDRIJFSLOGICA’S Geopend in pauze Gesloten Status poort NEDERLANDS 59 Sluit de poort Geen effect Geen effect Sluit de poort Stopt de beweging van de poort, gaat bij de eesrtvolgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de eesrtvolgende impuls dicht Geopend Wordt gesloten Wordt geopend Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt de commando’s Open Gedeeltelijke opening, ~50% van de opening zoals in geheugen opgeslagen Impulsen Stop Opent de poort NEDERLANDS Blokkeert de werking Blokkeert de werking Open B Gesloten Open A Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt geopend Status poort Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt gesloten Blokkeert de werking Onderdrukt de commando’s Open Keert de beweging van de poort om Geen effect Onderdrukt de commando’s Open Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrijkomt Geen effect Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrijkomt Onderdrukt de commando’s Open Onderdrukt de commando’s Open Dipschakelaar 4 OFF Onderdrukt de commando’s Open Onderdrukt de commando’s Open Dipschakelaar 4 ON Veiligheidsvoorzieningen Onderdrukt de commando’s Open Onderdrukt de commando’s Open Dipschakelaar 4 OFF Veiligheidsvoorzieningen Dipschakelaar 4 ON Logica Handmatig stap voor stap (Dipschakelaar 5=ON Dipschakelaar3=OFF) Sluit de poort Sluit de poort Onderdrukt de commando’s Open Gedeeltelijke opening, ~50% van de opening zoals in geheugen opgeslagen Geopend Stop Impulsen Open B Opent de poort Open A Gesloten Status poort Handmatig logica (Dipschakelaar 5=OFF Dipschakelaar3=OFF) 14. BEVESTIGING KAART De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele (Optionele) bufferbatterijen te herbergen. Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monteren. Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren: 1. Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig. 04 ref.a) op de zuiltjes die met de volgende letters zijn aangegeven: D-L-O-P-R-H-E. 2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig. 04 ref. b). De afstandsstuk de bij de letter O zijn geplaatst diet enkel als steun voor de kaart. 3. Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13). 4. Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende instructies. Fig. 04 Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de onderkant van de houder (Fig. 05 ref. a) open te maken, zoals vereist door de geldende veiligheidsvoorschriften. NEDERLANDS Fig. 05 60 diverso del previsto. 7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. 8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. 9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. 10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. 11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. 12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. 13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. 14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. 15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. 16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. 17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. 18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. 19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS 20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. 21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. 22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. 23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. 24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. 25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto, debe siempre dirigirse a personal cualificado. 26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN 1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. 3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. 4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. 5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. 6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. 7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. 8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. 9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. 10) Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. 11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. 12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. 13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. 14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. 15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. 16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. 17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. 18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden. 19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. 20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. 21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. 22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. 23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. 24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. 25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automation ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal wenden. 26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. 3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. 4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. 5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. 6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. 7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. 8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. 9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. 10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. 11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. 12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. 13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. 14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. 15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. 16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. 17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. 18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. 19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. 20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. 21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. 22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. 23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. 24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. 25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel. 26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Genius SPRINT07 SPRINT08 Handleiding

Type
Handleiding