HP ProBook 445 G1 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2013 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. AMD is een gedeponeerd
handelsmerk van Advanced Micro Devices,
Inc. in de Verenigde Staten en andere
landen. Het SD-logo is een handelsmerk
van de desbetreffende eigenaar. Java is
een handelsmerk van Sun Microsystems,
Inc. in de Verenigde Staten. Microsoft en
Windows zijn in de Verenigde Staten
gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: mei 2013
Artikelnummer van document: 720722-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Neem voor de recentste informatie in deze
handleiding contact op met de
ondersteuning. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/
contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning
gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/
us/en/wwcontact_us.html.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Veiligheidswaarschuwing
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele
printer naast de computer, of een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of
kleding. Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de
netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn
voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology
Equipment (IEC 60950).
iii
iv Veiligheidswaarschuwing
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4
.............................................................................................................................................................. 4
Touchpad ............................................................................................................................. 4
Lampjes ............................................................................................................................... 4
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ................................................ 6
Toetsen ................................................................................................................................ 8
.............................................................................................................................................................. 9
............................................................................................................................................................ 11
............................................................................................................................................................ 12
............................................................................................................................................................ 13
............................................................................................................................................................ 14
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 16
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 16
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 16
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 17
Een WLAN gebruiken ........................................................................................................ 17
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 17
Een WLAN instellen .......................................................................................... 18
Draadloze router configureren .......................................................................... 18
Uw WLAN beveiligen ........................................................................................ 18
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 19
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 19
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 20
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 20
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 21
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 21
Voorkeuren van aanwijsapparaten instellen ...................................................................... 21
De TouchPad gebruiken .................................................................................................... 21
Touchpad uit- en inschakelen ........................................................................... 22
v
Touchpadbewegingen gebruiken ...................................................................... 22
Beweging met één vinger ................................................................. 22
Tikken ............................................................................................... 23
Schuiven ........................................................................................... 23
Knijpen/zoomen ................................................................................ 24
Draaien (alleen bepaalde modellen) ................................................. 24
Klikken met twee vingers (alleen bepaalde modellen) ..................... 25
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen) ...................................... 25
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 26
Werken met sneltoetsen in Microsoft Windows 8 .............................................................. 26
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 27
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 28
Het geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 28
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 28
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 28
Het geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 29
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 29
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 30
De media-activiteitsbesturingselementen gebruiken .......................................................................... 30
Audio .................................................................................................................................................. 30
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 30
Het volume aanpassen ...................................................................................................... 30
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 31
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 31
De audiofuncties van de computer controleren ................................................................. 31
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 32
Video .................................................................................................................................................. 32
VGA ................................................................................................................................... 33
HDMI (alleen bepaalde modellen) ..................................................................................... 33
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 34
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 35
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 35
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 35
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 35
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 36
De door de gebruiker geïnitialiseerde Sluimerstand inschakelen en afsluiten .. 36
vi
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 36
Instelling wachtwoordbeveiliging op activeren .................................................. 37
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 37
Aanvullende accugegevens zoeken .................................................................. 37
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 37
Resterende acculading weergeven ................................................................... 38
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 38
Lage acculading beheren .................................................................................. 38
Een lage acculading herkennen ....................................................... 38
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 39
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 39
Accu plaatsen ................................................................................... 39
Accu verwijderen .............................................................................. 39
Accustroom besparen ....................................................................................... 40
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen) ... 40
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren (alleen bepaalde modellen) .... 40
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen (alleen bepaalde
modellen) .......................................................................................................... 41
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 42
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 43
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 44
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................. 44
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 44
Een digitale kaart verwijderen ............................................................................................ 44
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 45
Een USB-apparaat aansluiten ........................................................................................... 46
Een USB-apparaat verwijderen ......................................................................................... 46
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 47
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 47
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 48
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................................. 48
Vaste schijven gebruiken ................................................................................................................... 48
De optionele beveiligingsschroef gebruiken ...................................................................... 49
De ondershoudsklep verwijderen of vervangen ................................................................. 50
Het onderpaneel verwijderen ............................................................................ 50
Het onderpaneel terugplaatsen. ........................................................................ 51
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 52
Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 52
Vaste schijf installeren ...................................................................................... 54
vii
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 55
Disk Defragmenter gebruiken ........................................................................... 55
Disk Cleanup gebruiken .................................................................................... 56
HP 3D DriveGuard (alleen bepaalde modellen) gebruiken ................................................ 56
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 56
Energiebeheer bij een geparkeerde vaste schijf ............................................... 57
HP 3D DriveGuard software gebruiken ............................................................. 57
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................ 58
Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ............................................. 58
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 59
Optischeschijfeenheid met ................................................................................ 59
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 59
Optischeschijfeenheid met lade ........................................................................ 59
Als de lade normaal opengaat .......................................................... 59
Als de lade niet op de normale wijze opengaat ................................ 60
Optischeschijfeenheden delen ........................................................................................... 62
RAID gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................................................................................... 62
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 63
de computer beveiligen ...................................................................................................................... 63
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 64
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 65
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 65
Een BIOS-beheerderswachtwoord beheren ...................................................................... 65
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ............................................................ 68
Een DriveLock-wachtwoord voor Computer Setup beheren .............................................. 68
Een DriveLock-wachtwoord instellen ................................................................ 69
Een DriveLock-wachtwoord invoeren ................................................................ 70
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen ................................................................. 71
DriveLock-beveiliging verwijderen ..................................................................... 72
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken ....................................................... 72
Een Automatic DriveLock-wachtwoord invoeren ............................................... 72
Automatic DriveLock-beveiliging verwijderen .................................................... 73
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 73
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 74
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 74
HP Client Security Manager gebruiken .............................................................................................. 74
Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................. 74
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .....
........................................................ 75
Vingerafdruklezer zoeken .................................................................................................. 75
viii
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 76
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 76
De computer schoonmaken ............................................................................................................... 78
Reinigingsproducten .......................................................................................................... 78
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 79
Beeldscherm reinigen ....................................................................................... 79
Zijkanten en deksel reinigen ............................................................................. 79
Touchpad en toetsenbord reinigen ................................................................... 79
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 80
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 80
11 Back-up en herstel ........................................................................................................................................ 81
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 81
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 82
Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................... 82
F11-herstelprogramma's gebruiken ................................................................................... 83
Medium met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) ............................................................................................................................ 84
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel ..................................... 84
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren ........................................................... 85
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 85
12 Computerinstellingen (BIOS), Multiboot en Systeemdiagnose ..................................................................... 87
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 87
Computer Setup starten ..................................................................................................... 87
Het navigeren en selecteren in Computer Setup ............................................................... 87
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ........................................................... 88
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................... 88
De BIOS-versie vaststellen ............................................................................... 89
Een BIOS-update downloaden .......................................................................... 89
MultiBoot gebruiken ............................................................................................................................ 90
Opstartvolgorde van apparaten ......................................................................................... 90
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen ............................................................................. 90
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup ....................................... 90
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt ............................... 91
MultiBoot Express instellen ............................................................................... 91
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren ........................................................... 92
System Diagnostics gebruiken ........................................................................................................... 92
ix
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 94
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 94
Labels ................................................................................................................................................. 95
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 96
Invoerstroom ...................................................................................................................................... 96
Werkomgeving ................................................................................................................................... 96
Bijlage A Computer op reis gebruiken ............................................................................................................... 97
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 99
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 99
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 99
De computer kan niet worden ingeschakeld ...................................................................... 99
Het computerscherm is leeg .............................................................................................. 99
De software werkt niet goed ............................................................................................ 100
De computer staat aan maar reageert niet ...................................................................... 100
De computer is ongewoon warm ..................................................................................... 100
Een extern apparaat werkt niet ........................................................................................ 101
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ..................................................................... 101
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd of
dvd ................................................................................................................................... 101
De optischeschijfeenheid wordt niet gedetecteerd .......................................................... 102
Een schijf wordt niet afgespeeld ...................................................................................... 102
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................... 103
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ....... 103
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................ 104
Index ................................................................................................................................................................. 105
x
1Welkom
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen
uitvoeren:
Neem even de tijd om de gedrukte
basishandleiding voor Windows 8
door te nemen en de
nieuwe Windows®-functies te bekijken.
TIP: Als u snel terug wilt naar het beginscherm van de computer vanuit een open app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-knop
op het toetsenbord. Als u
nogmaals op de Windows-knop drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor
meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 73
voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het
toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 21 voor aanvullende
informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-up en herstel op pagina 81.
1
Informatie zoeken
De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
Basishandleiding
Windows 8
Overzicht van het gebruik van en de navigatie met Windows® 8.
HP Support Assistant
Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het
startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het
startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Boekje
Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning)
Dit boekje wordt bij de computer geleverd.
Telefoonnummers voor ondersteuning van HP
HP website
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpad-gebied Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
Lampjes
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Aan: De computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de
slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld.
(2)
Lampje Microfoon uitl Oranje: De microfoon is uitgeschakeld.
(3) Num lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(4)
Lampje voor de draadloze
verbinding
Wit: Een geïntegreerd apparaat voor
draadloze communicatie, zoals een
draadloosnetwerkmodule en/of een
Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: Alle apparatuur voor draadloze
communicatie is uitgeschakeld.
(5)
Lampje Geluid uit
Uit: het geluid van de computer is
ingeschakeld.
Oranje: het geluid van de computer is
uitgeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
5
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het startscherm en
selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
(2) Luidsprekers (2) DTS Sound+ produceren.
OPMERKING: Als u de DTS Sound+-software wilt
gebruiken, typt u DTS in het startscherm en selecteert u DTS
Sound+.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(3)
Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie
in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot
stand brengen.
(4)
Knop Geluid uit Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
7
Toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het duidelijkst overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock- toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit
te voeren.
(3)
Windows-knop Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-knop
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Ingebed numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
(6)
Windows-applicatietoets Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object weer.
(7) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en
numerieke functies op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock- toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit
te voeren.
(3)
Windows-knop Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-knop
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en
numerieke functies op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
(6) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
9
Onderdeel Beschrijving
(1)
Lampje van vaste schijf
Wit knipperend: Er wordt geschreven naar of
gelezen van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de
interne vaste schijf geparkeerd.
(2) Mediakaartlezer Ondersteunt de volgende typen digitale kaarten:
MultiMediaCard (MMC)
MultiMediaCardplus (MMC+)
SD-geheugenkaart (Secure Digital)
Secure Digital High Capacity-kaart (SDHC)
Secure Digital Extra Capacity-kaart (SDXC)
Memory Stick
Memory Stick met een grotere capaciteit (MSXC)
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgangconnector
(hoofdtelefoonuitgang)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat
weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende
informatie over veiligheid. Om toegang tot deze
handleidingen te krijgen, selecteert u de app HP Support
Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze
computer en Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
(2)
Audio-ingangconnector (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
(3)
USB 2.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten.
(4) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde
modellen)
Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft naar een
optische schijf.
(5) Uitwerpknop optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(6)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening
kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
11
Onderdeel Beschrijving
(1)
Voedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2)
Lampje voor de netvoedingsadapter/accu
Wit: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.
Oranje: De computer is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is 0 tot 89%
opgeladen.
Knipperend oranje: Een accu die de enige
beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg.
Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau
bereikt, begint het acculampje snel te knipperen.
Uit: De accu is volledig opgeladen.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u
met de computer werkt.
(4)
Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5)
RJ-45-netwerkconnector
RJ-45-netwerklampjes (2)
Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): Het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er is netwerkactiviteit.
(6)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een HD-
televisie en andere compatibele digitale of
audioapparatuur.
(7)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 45 voor informatie over de verschillende
types USB-poorten.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoons (1 of 2, afhankelijk van
model)
Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Als u de webcam wilt starten via het startscherm van de
computer, typt u c en selecteert u CyberLink YouCam in de lijst
met apps.
(5) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie
over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
13
Onderdeel Beschrijving
(1)
Ontgrendelingen van accu en
onderhoudsklep
Ontgrendelt de accu uit de accuruimte door de
ontgrendelingen een keer te verschuiven.
Als de accu uit de accuruimte gehaald is, kunt u
het onderpaneel uit de computer halen door de
ontgrendelingen opnieuw te verschuiven.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Onderhoudsklep Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
draadloze LAN (WLAN)-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem daarna via HP
Support Assistant contact op met de ondersteuning.
Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(4) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u
met de computer werkt.
15
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen)—Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk
(Personal Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth
geschikte apparaten, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's.
Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten
zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ n op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ netwerk in het zoekvak en selecteer Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Een WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Een WLAN instellen
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een WLAN-netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Uw WLAN beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u bezorgd bent om de beveiliging van
uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en
eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met een WLAN
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Tik op het Windows-bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik met de rechtermuisknop op het
netwerkstatuspictogram.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens Volgende.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee de volgende elektronische apparaten vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
te beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunt u
gebruiken op het TouchPad van uw computer of op een touchscreen (alleen bepaalde modellen).
Raadpleeg de
basishandleiding voor Windows 8
die bij de computer is geleverd. Deze handleiding
bevat informatie over veelvoorkomende taken bij het gebruik van een touchpad, aanraakscherm of
toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren van aanwijsapparaten instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen.
U kunt de Muiseigenschappen als volgt openen:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
De TouchPad gebruiken
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op
een externe muis zou gebruiken.
Cursorbesturing gebruiken 21
Touchpad uit- en inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het
touchpad.
Touchpadbewegingen gebruiken
Middels het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) kunt u het aanwijsapparaat op
het scherm bewegen door met uw vingers de actie van de aanwijzer te besturen.
TIP: bij computers met een aanraakscherm kunt u de bewegingen uitvoeren op het scherm, op het
touchpad of een combinatie van beide.
Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u
twee vingers gelijktijdig op het touchpad.
OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
4. Klik op Toepassen en daarna op OK.
Beweging met één vinger
U kunt met één vinger over het scherm bewegen.
Plaats uw vinger in het TouchPad-gebied en schuif de aanwijzer met uw vinger op het scherm in
de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
22 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het TouchPad.
Tik met één vinger in het TouchPad-gebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om
het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar in het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
Cursorbesturing gebruiken 23
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het gebied van de TouchPad en ze daarna
van elkaar af te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna naar
elkaar toe te bewegen.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
U kunt met uw vingers items zoals foto's draaien.
Plaats uw linkerwijsvinger in het TouchPad-gebied. Gebruik vervolgens de wijsvinger van uw
rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een
omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
OPMERKING: Draaien is bedoeld voor bepaalde apps waarin u een object of afbeelding kunt
bewegen. U kunt dit mogelijk niet bij alle apps gebruiken.
Klikken met twee vingers (alleen bepaalde modellen)
Door te klikken met twee vingers kunt u menuopties voor een object op het scherm selecteren.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
Snel bewegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle beweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats drie vingers op de TouchPad en ga met uw vingers in een lichte en snelle beweging
omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Cursorbesturing gebruiken 25
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
TIP: Met de Windows-knop op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-knop
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Werken met sneltoetsen in Microsoft Windows 8
In Microsoft Windows 8 kunt u bepaalde acties snel uitvoeren door sneltoetsen te gebruiken. Er zijn
diverse sneltoetsen om u te helpen bij bepaalde functies van Windows 8. Druk tegelijkertijd op de
Windows-knop
en op de toets om de actie uit te voeren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding in HP Support Assistant voor meer informatie over de
sneltoetsen in Windows 8. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u
de app HP Support Assistant.
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee opent u het startscherm.
+ c Hiermee opent u de charms.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Sneltoets Toets Beschrijving
+ d Hiermee opent u het Windows-bureaublad.
+ q Hiermee opent u het scherm Alle apps.
+ tab Hiermee schakelt u tussen geopende apps.
OPMERKING: Blijf op deze toetscombinatie drukken tot de
gewenste app wordt geopend.
alt + f4 Hiermee sluit u een actieve app.
Sneltoetsen herkennen
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets en ofwel de esc-toets of een van de functietoetsen.
U gebruikt een sneltoets als volgt:
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
fn+f3 Activeert de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en er wordt stroom bespaard.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van
gegevensverlies te beperken.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn
+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het
computerscherm als de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
fn+ f6 Hiermee zet u het volume van de luidsprekers lager.
fn+f7 Hiermee zet u het volume van de luidsprekers hoger.
fn+f8 Schakelt de microfoon in of uit.
fn+f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
Toetsenbord gebruiken 27
Toetsenblokken gebruiken
De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok of een geïntegreerd numeriek
toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een
optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Het geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets,
wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
(3) Num Lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn
+num lk om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het gntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer
het toetsenblok is ingeschakeld:
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Het geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) Num Lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
Toetsenbord gebruiken 29
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over de volgende componenten:
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of toetsen
De media-activiteitsbesturingselementen gebruiken
Afhankelijk van het computermodel, heeft u voor het afspelen, pauzeren, vooruitspoelen en
terugspoelen van een mediabestand de volgende media-activiteitsbesturingselementen:
Mediaknoppen
Sneltoetsen voor media (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-toets)
Mediatoetsen
Audio
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-
inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om
multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals
luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio configureren voor HDMI op pagina 34 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
Het volume aanpassen
Afhankelijk van het computermodel, kunt u het volume aanpassen met gebruik van:
Volumeknoppen
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets)
Volumetoetsen
30 Hoofdstuk 5 Multimedia
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen
bepaalde programma's.
OPMERKING: Als u wilt weten hoe het volume op de computer geregeld wordt, raadpleegt u
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons aansluiten op de hoofdtelefoonconnector op de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfoonconnector op de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
De audiofuncties van de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of
de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ s in het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het Windows-
bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Audio 31
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers hebben een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde
software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst
een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
streaming video verzenden met expresberichtensoftware;
foto's maken.
Beheerders kunnen het beveiligingsniveau voor gezichtsherkenning instellen in de wizard Security
Manager Setup of de ProtectTools Administrative Console. Zie voor meer informatie de handleiding
HP ProtectTools Getting Started (HP ProtectTools Aan de slag)
(alleen bepaalde modellen) of de
helpfunctie van de Face Recognition-software. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen. Raadpleeg de help bij de app voor meer informatie over het gebruik van de
webcam.
Video
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt mogelijk over een HDMI-poort (High-
Definition Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
Uw computer heeft een of meer van de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
32 Hoofdstuk 5 Multimedia
VGA
De externemonitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of een VGA-
projector.
Als u een VGA-weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het
apparaat aan op de externemonitorpoort.
HDMI (alleen bepaalde modellen)
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
Video 33
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het video-apparaat
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op de computer
en
het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie “Uitspreiden”. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met
apps. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie
Beeldschermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
34 Hoofdstuk 5 Multimedia
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term
aan/
uit-knop
verwijst in deze handleiding naar beide typen bedieningselementen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer in de volgende gevallen uit:
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen.
Computer uitschakelen 35
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde Sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energie intypen,
Instellingen selecteren, en daarna Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Instelling wachtwoordbeveiliging op activeren
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Aanvullende accugegevens zoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna
Accuprestaties.
hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is
geplaatst.
Opties voor energiebeheer instellen 37
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Resterende acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Lage acculading beheren
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 36
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit (2).
OPMERKING: De accuvergrendelingen vergrendelen de accu automatisch.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendelingen (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: U kunt de accuvergrendelingen tegelijkertijd of een voor een verschuiven.
Opties voor energiebeheer instellen 39
3. Verwijder de accu uit de computer (2).
Accustroom besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele, ongebruikte externe mediakaarten stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen (alleen bepaalde modellen)
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren (alleen bepaalde modellen)
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen, selecteert u de app HP Support Assistant op
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en Gebruikershandleidingen. Om accu-
informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en
selecteert u daarna Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen (alleen bepaalde modellen)
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Opties voor energiebeheer instellen 41
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster
Installatie-instructies
, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: de volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Opties voor energiebeheer instellen 43
7 Externe kaarten en apparaten
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types digitale
kaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de digitale kaart met het label naar boven, terwijl de connectoren naar de computer zijn
gericht.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd, en er kan een menu met
beschikbare opties verschijnen.
Een digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
44 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0,
1.1, 2.0 of 3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom
voorziet. Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer
kunnen worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken 45
Een USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
Een USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
46 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico
van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat uit.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting
wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens
de stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort van de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding op de computer.
USB-drives zijn er van de volgende types:
1,44-MB diskettedrive;
Vaste-schijfmodule
Externe optischeschijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
Optionele externe apparaten gebruiken 47
8 Schijfeenheden
Omgaan met schijfeenheden
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig; laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens
via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
48 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De optionele beveiligingsschroef gebruiken
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Gebruik de optionele beveiligingsschroef om het onderpaneel aan de onderkant van de computer te
vergrendelen. Als u de beveiligingsschroef niet gebruikt, bewaar deze dan in de accuruimte.
Ga als volgt te werk om de beveiligingsschroef te gebruiken:
1. Verwijder de accu.
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor
de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer
uit via Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
Vaste schijven gebruiken 49
2. Haal de beveiligingsschroef uit de accuruimte (1) en plaats deze in het onderpaneel (2) om het
onderpaneel vast te zetten.
De ondershoudsklep verwijderen of vervangen
Het onderpaneel verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf en
andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
2. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, verwijdert u de beveiligingsschroef (1) (als de optionele
schroef wordt gebruikt, zie
De optionele beveiligingsschroef gebruiken op pagina 49) en schuift
u daarna de ontgrendelingen van de onderhoudsklep (2) om de onderhoudsklep te
ontgrendelen.
OPMERKING: U kunt de accuvergrendelingen tegelijkertijd of een voor een verschuiven.
50 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
3. Schuif het onderpaneel in de richting van de voorkant van de computer (3) en breng het omhoog
(4) om het paneel te verwijderen.
Het onderpaneel terugplaatsen.
Plaats het onderpaneel terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen hebt bekeken.
1. Leg het onderpaneel neer en lijn de lipjes van het onderpaneel uit met de vergrendelingen van
de computer (1).
2. Lijn de tabs (2) aan de achterste rand van het onderpaneel uit met de uitsparingen op de
computer.
OPMERKING: De ontgrendelingen vergrendelen het onderpaneel automatisch (3).
Vaste schijven gebruiken 51
3. Wanneer de accuruimte naar u toe wijst, schuift u de onderhoudsklep naar de accuruimte totdat
deze op zijn plaats klikt (4) en als u ervoor kiest, bevestigt u de optionele schroef (5) om de
onderhoudsklep vast te zetten (zie
De optionele beveiligingsschroef gebruiken op pagina 49).
4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
5. Verwijder de onderhoudsklep (Raadpleeg
De ondershoudsklep verwijderen of vervangen
op pagina 50).
52 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
6. Schroef de vier schroeven van de vaste schijf uit de vasteschijfruimte los.
7. Trek het lipje van de vaste schijf (1) naar links om de vaste schijf los te maken en til de vaste
schijf (2) uit de vasteschijfruimte.
Vaste schijven gebruiken 53
Vaste schijf installeren
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Breng de vaste schijf onder een hoek in de harde-schijfruimte, lijn de lipjes op de vaste schijf (1)
met de uitsparingen op de computer uit en laat de vaste schijf (2) in de vaste-schijfruimte
zakken.
2. Trek het plasticlipje (3) naar het midden van de computer om de vaste schijf te verbinden met de
connector.
54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
3. Draai de vier schroeven van de vaste schijf vast.
4. Plaats het onderpaneel terug (zie De ondershoudsklep verwijderen of vervangen op pagina 50).
5. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
6. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
7. Schakel de computer in.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Disk Defragmenter gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf, zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naar gelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd, of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
Vaste schijven gebruiken 55
1. Sluit de computer op een netvoedingsbron aan.
2. Typ op het Startscherm schijf, klik op Instellingen en selecteer Uw station defragmenteren en
optimaliseren.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Disk Cleanup gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Typ schijf op het het start scherm, klik op Instellingen en selecteer daarna Schijfruimte
vrijmaken door overbodige bestanden te verwijderen.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard (alleen bepaalde modellen) gebruiken
HP 3D DriveGuard beschermt de vaste schijf door deze te parkeren en I/O-verzoeken tegen te
houden, wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of zijn aangesloten op een USB-poort, worden niet beschermd door HP 3D
DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van
de primaire vaste schijf of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of de schijfeenheden worden beschermd en of een schijfeenheid
is geparkeerd, gebruikt u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk:
56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Als de software is ingeschakeld, wordt er over het pictogram van de vasteschijfeenheid een
groen vinkje weergegeven.
Als de software is uitgeschakeld, wordt er over het pictogram van de vasteschijfeenheid rode X
weergegeven.
Als de schijfeenheden zijn geparkeerd, staat op het pictogram van de vasteschijfeenheid een
gele maan.
Als het pictogram in het systeemvak uitgeschakeld is, kunt u het op de volgende manier inschakelen:
1. Typ e op het startscherm en selecteer daarna Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden > HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
3. Klik in de rij Icon in system tray (Pictogram in systeemvak) op Show (Weergeven).
4. Klik op OK.
Energiebeheer bij een geparkeerde vaste schijf
Als de schijfeenheid door HP 3D DriveGuard is geparkeerd, gedraagt de computer zich als volgt:
De computer kan niet worden uitgeschakeld.
De computer gaat niet over in de slaapstand.
Accuwaarschuwingen die zijn ingesteld op het tabblad Alarms (Waarschuwingen) van
Eigenschappen voor Energiebeheer, worden niet geactiveerd.
HP adviseert om de computer af te sluiten of om de slaapstand te activeren voordat u de computer
verplaatst.
HP 3D DriveGuard software gebruiken
Met de HP 3D DriveGuard software kunt u de volgende taken uitvoeren:
HP 3D DriveGuard in- en uitschakelen.
OPMERKING: afhankelijk van uw gebruikersrechten is het mogelijk dat u HP 3D DriveGuard
niet kunt in- of uitschakelen. Rechten voor gebruikers die geen beheerdersrechten hebben,
kunnen worden gewijzigd door gebruikers uit de beheerdersgroep.
Bepalen of een schijfeenheid in het systeem wordt ondersteund.
Ga als volgt te werk om de software te openen en instellingen te wijzigen:
1. Dubbelklik op het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk.
– of –
Klik met de rechtermuisknop in het systeemvak en selecteer Instellingen.
2. Klik op de juiste knop om instellingen te wijzigen.
3. Klik op OK.
Vaste schijven gebruiken 57
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Optischeschijfeenheden zijn:
Cd
Dvd
Blu-ray (bd)
Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd
Typ e op het startscherm, klik op Bestandsverkenner en selecteer Computer.
Er verschijnt een lijst met alle apparaten die op de computer zijn geïnstalleerd, waaronder de
optischeschijfeenheid.
58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Optische schijf plaatsen
Optischeschijfeenheid met
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: Nadat u een schijf hebt geplaatst, moet u even wachten. Als u geen mediaspeler
hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optische schijf verwijderen
Optischeschijfeenheid met lade
Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of
niet.
Als de lade normaal opengaat
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen, en trek de lade (2)
voorzichtig zo ver mogelijk uit.
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) 59
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Als de lade niet op de normale wijze opengaat
1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
60 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) 61
Optischeschijfeenheden delen
Hoewel de computer mogelijk geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u gebruikmaken
van software en gegevens, en applicaties installeren, door een optischeschijfeenheid te delen die is
aangesloten op een andere computer in het netwerk. Het delen van schijfeenheden is een
voorziening van het besturingssysteem Windows, waardoor een schijfeenheid op een computer
toegankelijk is voor andere computers binnen hetzelfde netwerk.
OPMERKING: er moet een netwerk zijn geïnstalleerd om een optischeschijfeenheid te kunnen
delen. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor aanvullende informatie over het
installeren van een netwerk.
OPMERKING: sommige schijven, zoals dvd-films en gameschijven, zijn mogelijk beschermd tegen
kopiëren en daardoor onbruikbaar voor het delen van dvd's of cd's via schijfeenheden.
Voor het delen van een optischeschijfeenheid van de computer met de optischeschijfeenheid die u
deelt:
1. Typ e op het startscherm, klik op Bestandsverkenner en selecteer Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op de optischeschijfeenheid die u wilt delen en klik op
Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Delen en klik op Geavanceerd delen.
4. Schakel het selectievakje Deze map delen in.
5. Typ een naam voor de optischeschijfeenheid in het tekstvak Naam delen.
6. Klik op Toepassen en daarna op OK.
7. Typ in het Start-scherm n. Typ in het zoekvak netwerk en delen, klik op Instellingen en
selecteer vervolgens uit de weergegeven opties.
RAID gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met de Redundant Arrays of Independent Disks (RAID)-technologie kan een computer twee of meer
vaste schijven tegelijk gebruiken. RAID behandelt meerdere stations via de hardware- of software-
instellingen als één aaneengesloten station. Wanneer meerdere stations op deze manier
samenwerken, worden ze ook wel 'RAID-matrix' genoemd. Raadpleeg de
RAID
Gebruikershandleiding
voor meer informatie. Neem contact op met HP Ondersteuning om de meest
recente gebruikershandleidingen te openen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
62 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
9 Beveiliging
de computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt
gebruikt of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van
vertrouwelijke bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw
computer.
OPMERKING: uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel
in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt
gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U
kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te
nemen. Informatie over het bestellen van de Computrace-software vindt u op de website van HP op
http://hp-pt.absolute.com.
OPMERKING: Als er een webcam op de computer is geïnstalleerd of aangesloten en als het
programma voor gezichtsherkenning is geïnstalleerd, kunt u het beveiligingsniveau voor
gezichtsherkenning instellen om een evenwicht te vinden tussen het gebruiksgemak en de
moeilijkheidsgraad om de beveiliging van de computer te schenden. Raadpleeg de handleiding
HP
ProtectTools Getting Started
(HP ProtectTools Aan de slag) of de helpfunctie van de Face
Recognition-software.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, geregistreerde
scènes voor gezichtsverificatie, vastgelegde vingerafdrukken
of andere verificatiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord of Automatic DriveLock-wachtwoord
in Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
HP Drive Encryption software
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
de computer beveiligen 63
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie
met een optionele beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad,
EasyPoint-muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
Installatie-, DriveLock- en Automatic DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Het wachtwoord voor geïntegreerde beveiliging, dat een HP ProtectTools Security Manager-
wachtwoord is, kan in Computer Setup worden ingeschakeld om naast de gebruikelijke HP
ProtectTools-functies BIOS-wachtwoordbescherming te bieden. Het wachtwoord voor
geïntegreerde beveiliging wordt gebruikt in combinatie met de optionele geïntegreerde
beveiligingschip.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als HP SpareKey eerder ingesteld is en als u het BIOS-beheerderswachtwoord vergeten bent,
kunt u HP SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het hulpprogramma.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent
vergeten, die in Computer Setup (Computerinstellingen) zijn ingesteld, is de vaste schijf die met
deze wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
voorzieningen van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik HP Password Manager voor het opslaan van al uw gebruikersnamen en wachtwoorden
voor al uw websites en applicaties. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet
meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en
een beschrijving van hun functie.
64 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van een Windows-
beheerderswachtwoord wordt niet het BIOS-
beheerderswachtwoord ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een wachtwoord voor de Windows-beheerder of voor een Windows-gebruiker, typt u
h in het startscherm en kiest u Help en ondersteuning.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt
verwijderd, kunt u het BIOS-beheerderswachtwoord pas
verwijderen zodra deze functies worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt
ingesteld bij DriveLock Passwords (DriveLock-
wachtwoorden) tijdens het activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Dit wachtwoord beveiligt de toegang tot de interne vaste
schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt
ingesteld bij DriveLock Passwords (DriveLock-
wachtwoorden) tijdens het activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
Een BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Wachtwoorden gebruiken 65
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op
Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc
wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
66 Hoofdstuk 9 Beveiliging
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 67
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Naast de prompt BIOS-beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen), en druk daarna op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
Een DriveLock-wachtwoord voor Computer Setup beheren
VOORZICHTIG: noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock
zorgvuldig en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat de met DriveLock
beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet,
is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan
alleen worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-
beveiliging op een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot
deze schijf te krijgen. Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn
geplaatst om te worden benaderd middels de DriveLock-wachtwoorden.
OPMERKING: U kunt de DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-beheerderswachtwoord
hebt ingesteld.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een
gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de
volgende overwegingen van toepassing:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden
gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de vaste schijf te halen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het
hoofdwachtwoord van een schijf worden gehaald.
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup (Computerinstellingen) in te
stellen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu"
(Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock en
druk op enter.
4. Klik op Wachtwoord DriveLock instellen (wereldwijd).
5. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beschermen en
druk vervolgens op enter.
7. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
8. Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
12. Bevestig de DriveLock-beveiliging van de geselecteerde schijfeenheid door DriveLock te typen
in het bevestigingsveld en vervolgens op enter te drukken.
OPMERKING: bij de DriveLock-bevestiging wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters.
13. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 69
Een DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel
dockingapparaat of externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord
of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld).
Druk daarna op enter.
Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
70 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup (Computerinstellingen) te
wijzigen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu"
(Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock en
druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Change Password (Wachtwoord
wijzigen).
8. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 71
DriveLock-beveiliging verwijderen
U verwijdert een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu"
(Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock en
druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
8. Typ uw hoofdwachtwoord en druk op enter.
9. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op
Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken
In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord instellen voor Automatic
DriveLock. Wanneer het wachtwoord voor Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden een
willekeurig gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u gemaakt. Wanneer een
van de gebruikers de wachtwoordgegevens opgeeft, worden hetzelfde willekeurige
gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord gebruikt om de schijfeenheid te ontgrendelen.
OPMERKING: U kunt de Automatic DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-
beheerderswachtwoord hebt ingesteld.
Een Automatic DriveLock-wachtwoord invoeren
Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer
Setup:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
72 Hoofdstuk 9 Beveiliging
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op
Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
Automatic DriveLock-beveiliging verwijderen
U verwijdert een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
7. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's
en hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste
gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is
noodzakelijk om antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen
pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een
antivirusprogramma te blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant
op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Antivirussoftware gebruiken 73
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Als u de instellingen wilt
aanpassen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer
achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de
instructies op het scherm.
HP Client Security Manager gebruiken
HP Client Security-software is op computermodellen vooraf geïnstalleerd. De software is toegankelijk
via de HP Client Security-tegel op het startscherm, het pictogram op het Windows bureaublad in het
systeemvak, rechts van de taakbalk en via het Windows configuratiescherm. De software is voorzien
van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het
netwerk en kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de HP Client Security software voor meer
informatie.
Optionele beveiligingskabel bevestigen
OPMERKING: Er is een beveiligingskabel ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseffect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
74 Hoofdstuk 9 Beveiliging
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de
vingerafdruklezer te kunnen gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de HP Client
Security's Credential Manager. Raadpleeg de help van de HP Client Security-software.
Na het registreren van uw vingerafdrukken in Credential Manager kunt u HP Password Manager
gebruiken voor het opslaan en invoeren van uw gebruikersnamen en wachtwoorden voor
ondersteunde websites en applicaties.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van uw computer
kan bevinden:
Aan de onderkant van het TouchPad
Rechts van het toetsenbord
Rechtboven het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Raadpleeg
Vertrouwd raken met
de computer op pagina 4 voor de locatie van de lezer op de computer.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 75
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
4. Verwijder het onderpaneel (zie
De ondershoudsklep verwijderen of vervangen op pagina 50).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
76 Hoofdstuk 10 Onderhoud
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats een nieuwe geheugenmodule als volgt:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 77
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel terug (zie De ondershoudsklep verwijderen of vervangen op pagina 50).
8. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 39).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
De computer schoonmaken
Reinigingsproducten
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer:
Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximale concentratie van 0,3 procent
(bijvoorbeeld: bacteriedodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn onder veel merknamen in
de handel verkrijgbaar.)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
78 Hoofdstuk 10 Onderhoud
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende reinigingsproducten niet:
sterke oplosmiddelen zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen kunnen het oppervlak van de computer permanent beschadigen.
Vezelachtig materiaal, zoals papieren doekjes, die de computer kunnen bekrassen. In de loop van de
tijd kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Om elektrische schokken of schade aan onderdelen te voorkomen, reinigt u uw
computer niet wanneer deze ingeschakeld is:
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de externe voedingsbron los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Sproei geen reinigingsmiddelen of vloeistoffen rechtstreeks op de computer. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Beeldscherm reinigen
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten en deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van de zijkanten en het deksel een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
Touchpad en toetsenbord reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Zorg er tijdens het reinigen van het touchpad en toetsenbord voor dat er geen
vloeistoffen tussen de toetsen terecht komt. Hierdoor kunnen er interne onderdelen beschadigd
raken.
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van het touchpad en toetsenbord een zachte
microvezel-doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde
reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
De computer schoonmaken 79
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaq's
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager zoekt op de FTP-site van HP naar updates voor de database en
software. Als er updates worden gevonden, worden deze automatisch gedownload en toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager
wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload
en geïnstalleerd. Ga naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies
voor het downloaden en installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
80 Hoofdstuk 10 Onderhoud
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om
back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige
vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de
geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-
schijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de
back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u
naar deze onderwerpen in HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Een back-up maken van uw gegevens
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. U moet
onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als u
nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Met de systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) kunt u de computer opstarten en het besturingssysteem herstellen
wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer werkt. In het geval dat het systeem niet meer
werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw gegevens en instellingen te
herstellen.
Typ op het startscherm back-up, klik op Instellingen en selecteer Back-ups van uw bestanden
opslaan met Bestandsgeschiedenis.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf of op een
netwerkschijfeenheid.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een
back-up.
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen bij de bijbehorende programma's.
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname
van uw instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw
voorkeuren moet instellen.
U maakt als volgt een back-up met behulp van Back-up maken en terugzetten:
Een back-up maken van uw gegevens 81
OPMERKING: Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het back-
upproces start.
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Typ back-up op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up in te stellen, een systeemimage te maken
(alleen bepaalde modellen) of systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen).
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken
om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook
gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen
dat Windows correct opstart.
f11 herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8
aanschaffen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Raadpleeg
Medium met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)
op pagina 84 voor aanvullende informatie.
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
Open HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Automatisch herstellen wissen en formatteren de vaste schijf
volledig. Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de
computer, worden definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de
herstelprocedure het besturingssysteem en de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s
vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
82 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP herstelpartitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ e op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
– of –
Typ c op het startscherm en selecteer Computer.
OPMERKING: als de Windows-partitie en de HP herstelpartitie niet vermeld staan, moet u het
besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de dvd met het
besturingssysteem Windows 8 en de media
Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's)
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg
Medium met het besturingssysteem Windows 8
gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 84 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie en de HP herstelpartitie wel vermeld staan, start u de computer opnieuw
op. Als Windows is geladen, houdt u de shift-toets ingedrukt terwijl u op Opnieuw starten klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Automatisch
herstellen.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in HP Support Assistant. Als u HP Support
Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
F11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt
geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd
opnieuw. Software die niet in de fabriek is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. Typ C op het startscherm en
selecteer Computer.
OPMERKING: Als de HP herstelpartitie niet vermeld staat, moet u het besturingssysteem en
de programma's herstellen met behulp van de media met het besturingssysteem Windows 7 en
de media
Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen).
Raadpleeg
Medium met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) op pagina 84 voor aanvullende informatie.
3. Als de HP herstelpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het
startmenu) onder aan het scherm verschijnt.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het
scherm wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Systeemherstelactie uitvoeren 83
Medium met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen)
Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm
om een dvd met besturingssysteem Windows 8 te bestellen. U kunt de dvd ook telefonisch bestellen
bij onze Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje
Worldwide Telephone
Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is geleverd.
VOORZICHTIG: Als u media met het besturingssysteem Windows 8 gebruikt, wordt de inhoud van
de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt
gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd.
Wanneer het formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de
stuurprogramma's, de software en de hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows 8:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Start de computer opnieuw op en plaats vervolgens de dvd met het Windows 8-
besturingssysteem in de optische schijfeenheid voordat het Windows-besturingssysteem wordt
geladen.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Werp de media met het besturingssysteem Windows 8 uit en plaats de media
Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's)
.
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel
Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie
Windows Vernieuwen helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke dingen behouden
blijven.
BELANGRIJK: Met Windows Vernieuwen worden alle normale toepassingen verwijderd die niet
oorspronkelijk op het systeem waren geïnstalleerd.
OPMERKING: Er wordt een lijst met verwijderde normale toepassingen opgeslagen zodat u snel
kunt zien wat u allemaal opnieuw zou kunnen installeren. Zie Help en ondersteuning voor instructies
aangaande het opnieuw installeren van traditionele applicaties. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Zie HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
84 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
3. Klik in de rechterbenedenhoek van het scherm op Pc-instellingen wijzigen en selecteer
Algemeen in het scherm Pc-instellingen.
4. Schuif de opties aan de rechterkant naar beneden om Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed
is op bestanden weer te geven.
5. Selecteer onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden de optie Aan de slag
en volg de instructies op het scherm.
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren
Soms wilt u een gedetailleerde herformattering van de computer uitvoeren of wilt u persoonlijke
informatie verwijderen voordat de computer wegdoet of recyclet. De procedure in dit gedeelte biedt
een snelle en eenvoudige manier om de oorspronkelijke toestand van de computer te herstellen. Met
deze optie verwijdert u alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer en wordt
Windows opnieuw geïnstalleerd.
BELANGRIJK: Hierbij worden geen back-ups van uw gegevens gemaakt. Maak een back-up van
alle persoonlijke gegevens die u wilt behouden voordat u deze optie gebruikt.
U kunt deze optie vanuit het startscherm activeren met de functietoets f11.
U gebruikt f11 als volgt:
1. Druk op f11 tijdens het opstarten van de computer.
– of –
Druk op f11 en houd deze knop ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
2. Kies uw taal.
3. Kies de toetsenbordindeling.
4. Selecteer Problemen oplossen in het menu met opstartopties.
5. Selecteer Fabrieksherstel uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
U gebruikt het startscherm als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik in de rechterbenedenhoek van het scherm op Pc-instellingen wijzigen en selecteer
Algemeen in het scherm Pc-instellingen.
4. Schuif de opties aan de rechterkant naar beneden om Alles verwijderen en Windows opnieuw
installeren weer te geven.
5. Selecteer onder Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren de optie Aan de slag en volg
de instructies op het scherm.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
Systeemherstelactie uitvoeren 85
1. Typ HP Software Setup op het startscherm en selecteer Apps.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
86 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
12 Computerinstellingen (BIOS), Multiboot en
Systeemdiagnose
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de
communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden,
beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup.
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Externe, via een USB-poort aangesloten toetsenborden of muizen kunnen in
Computer Setup uitsluitend worden gebruikt wanneer USB-ondersteuning voor oudere systemen is
ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Het navigeren en selecteren in Computer Setup
Navigeren en selecteren gaat in Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
OPMERKING: u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in
Computer Setup.
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen
en drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op
het onderdeel te klikken.
Om omhoog of omlaag te schuiven, klikt u op de pijl omhoog of de pijl omlaag in de
rechterbovenhoek van het scherm, of gebruikt u de pijl omhoog- of pijl omlaag-toets van het
toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het
hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Computer Setup gebruiken 87
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Afsluiten rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te
sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet
gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te
werk:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen File (Bestand) > Restore defaults
(Standaardinstellingen herstellen).
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u
de oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's
worden genoemd.
88 Hoofdstuk 12 Computerinstellingen (BIOS), Multiboot en Systeemdiagnose
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
De BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup.
2. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen File (Bestand) > System Information
(Systeeminformatie).
3. Om Computer Setup af te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram
Afsluiten in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Een BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer de app HP Support Assistant op het startscherm.
2. Selecteer Updates and tune-ups, en selecteer daarna Controleer nu op HP updates.
3. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de meest recente BIOS-update en vergelijk deze met de BIOS-versie die momenteel
op de computer is geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de
update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden
nadat deze naar de harde schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om de selectie te downloaden naar de harde schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteer het pad naar de locatie op uw vaste schijf
waar de BIOS update gedownload is. U hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de
update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
Computer Setup gebruiken 89
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ e op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding voor de harde schijf. Dit is gewoonlijk Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de harde schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de harde schijf verwijderen.
MultiBoot gebruiken
Opstartvolgorde van apparaten
Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde
apparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke
volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten.
Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten
(NIC's), vaste schijven en USB-apparaten. Een opstartapparaat bevat (een medium met) bestanden
die de computer nodig heeft om op de juiste manier op te starten en te functioneren.
OPMERKING: sommige opstartapparaten moeten in Computer Setup worden geactiveerd voordat
ze als zodanig kunnen worden gebruikt.
U kunt de volgorde waarin het systeem naar een opstartapparaat zoekt, wijzigen in Computer Setup.
U kunt ook op esc drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de
ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt. Druk daarna op f9. Als u op f9
drukt, wordt een menu weergegeven met de geactiveerde opstartapparaten, waaruit u er een kunt
kiezen. Tot slot kunt u met MultiBoot Express de computer zo configureren dat bij het opstarten altijd
wordt gevraagd welk opstartapparaat u wilt gebruiken.
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen
U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken:
In Computer Setup een wijziging aanbrengen in de volgorde waarin bij het aanzetten van de
computer wordt gezocht naar een opstartapparaat.
Het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt, en daarna op f9 te drukken om het menu Boot Options (Opstartopties) te openen.
U kunt met MultiBoot Express variabele opstartvolgordes instellen. Hierbij wordt u gevraagd een
opstartapparaat te kiezen, telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart.
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een opstartvolgorde in te stellen die iedere
keer wordt gebruikt als de computer wordt gestart of opnieuw wordt opgestart:
90 Hoofdstuk 12 Computerinstellingen (BIOS), Multiboot en Systeemdiagnose
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen de lijst Legacy Boot Order
(Opstartvolgorde van bestaande apparaten) en druk op enter.
4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omhoog of drukt u op de toets +.
– of –
Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omlaag of drukt u op de toets -.
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Bestand > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk daarna op
enter.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te
werk:
1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer aan te
zetten of opnieuw op te starten en op esc te drukken wanneer het bericht "Press the ESC key for
Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm verschijnt.
2. Druk op f9.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een opstartapparaat en druk op enter.
MultiBoot Express instellen
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en de computer zodanig te configureren dat
telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart, het menu met opstartapparaten van
MultiBoot wordt weergegeven:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder aan het scherm
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen System Configuration
(Systeemconfiguratie) > Boot Options (Opstartopties) en druk op enter.
4. In het veld MultiBoot Express Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot Express menu (in
seconden)) geeft u op hoe lang (in seconden) het menu met opstartapparaten moet worden
MultiBoot gebruiken 91
weergegeven, voordat de computer wordt opgestart overeenkomstig de huidige MultiBoot-
instelling. (Als u 0 kiest, wordt het Express Boot-menu met opstartapparaten niet weergegeven.)
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren
Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, heeft u de volgende
mogelijkheden:
Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste
locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter.
Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een
willekeurige toets voordat de toegestane tijd is verstreken. De computer start hierna pas op
nadat u een opstartapparaat heeft geselecteerd en op enter heeft gedrukt.
Als u de computer wilt opstarten met de huidige MultiBoot-instelling, wacht u tot de toegestane
tijd is verstreken
System Diagnostics gebruiken
Met System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer naar behoren werkt. De volgende diagnosetests zijn mogelijk beschikbaar in System
Diagnostics:
System Tune-Up (Systeemoptimalisatie): deze groep aanvullende tests controleert de computer
om er zeker van te zijn dat de hoofdcomponenten correct werken. System Tune-Up voert
langere en uitgebreidere tests uit voor de geheugenmodules, de SMART-kenmerken van de
vaste schijf, het oppervlak van de vaste schijf, de accu (en de accukalibratie), het
videogeheugen en de status van de WLAN-module.
Start-up test (Opstarttest): deze test analyseert de hoofdcomponenten van de computer die
vereist zijn om de computer op te starten.
Run-in test: deze test herhaalt de opstarttest en controleert op onvoorziene problemen die de
opstarttest niet detecteert.
Hard disk test (Vasteschijftest): deze test analyseert de fysieke conditie van de vaste schijf en
controleert alle gegevens in elke sector van de vaste schijf. Als de test een beschadigde sector
detecteert, wordt geprobeerd de gegevens naar een goede sector te verplaatsen.
Memory test (Geheugentest): deze test analyseert de fysieke conditie van de
geheugenmodules. Als er een fout wordt gemeld, vervangt u de geheugenmodules onmiddellijk.
Battery test (Accutest): met deze test wordt de toestand van de accu geanalyseerd en wordt zo
nodig de accu gekalibreerd. Als de accu de test niet doorstaat, neemt u contact op met
ondersteuning van HP om het probleem te melden en een vervangende accu aan te schaffen.
BIOS-beheer—U kunt de versie van het BIOS op het systeem bijwerken of terugdraaien. Tijdens
het proces mag u de voeding niet afsluiten of verwijderen. U krijgt een bevestigingsscherm te
92 Hoofdstuk 12 Computerinstellingen (BIOS), Multiboot en Systeemdiagnose
zien voor uw BIOS wordt aangepast. Selecteer BIOS-update, BIOS terugdraaien of Terug naar
hoofdmenu.
In het venster System Diagnostics kunt u systeeminformatie en foutenlogbestanden weergeven of
talen selecteren.
U start System Diagnostics als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
System Diagnostics gebruiken 93
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
gebruikmaken van ondersteuning via e-mail;
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
94 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
Servicelabel—Bevat belangrijke informatie waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer (s/n)
(3) Artikelnummer/productnummer (p/n)
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productsleutel. U kunt de
productsleutel nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van Echtheid van Microsoft bevindt zich in de
accuruimte.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de onderhoudsklep.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen): bevat(ten)
informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Certificeringslabels voor draadloze
communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 95
14 Specificaties
Invoerstroom
Werkomgeving
Invoerstroom
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 Vdc bij 3,33 A - 65 W
19,5 Vdc bij 4,62 A - 90 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Werkomgeving
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
96 Hoofdstuk 14 Specificaties
A Computer op reis gebruiken
Voor de beste resultaten is het raadzaam om de volgende reis- en transporttips op te volgen:
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale kaarten.
VOORZICHTIG: verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfruimte haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Zet de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk op de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten. Overleg
vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijf in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie of een HP module
voor mobiel breedband, bijvoorbeeld een 802.11b/g-apparaat, een GSM-apparaat (Global
System for Mobile Communications) of een GPRS-apparaat (General Packet Radio Service),
houdt u er dan rekening mee dat het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet
is toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt
van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het
gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u het
apparaat gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
97
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
98 Bijlage A Computer op reis gebruiken
B Problemen oplossen
Deze bijlage bestaat uit de volgende gedeelten:
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor aanvullende informatie over de computer en koppelingen
naar websites. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app
HP Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
Stuur een e-mail naar ondersteuning van HP.
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Het computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 99
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort
op de aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het
beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de
computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft
bereikt. Om deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op
het pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt
dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten
op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt
de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer
externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
De computer staat aan maar
reageert niet op pagina 100.
De computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
VOORZICHTIG: noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
100 Bijlage B Problemen oplossen
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een
cd of dvd
1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
Problemen oplossen 101
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
De optischeschijfeenheid wordt niet gedetecteerd
Als het besturingssysteem een geïnstalleerd apparaat niet detecteert, kan het zijn dat het
apparaatstuurprogramma ontbreekt of beschadigd is.
1. Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid.
2. Typ c in het startscherm, selecteer Configuratiescherm en klik vervolgens op Systeem en
beveiliging.
3. Klik op Apparaten en printers en klik vervolgens op Apparaatbeheer.
4. Klik in het venster Apparaatbeheer op de driehoek naast Dvd-/cd-rom-stations. Als de
schijfeenheid vermeld staat, moet deze naar behoren werken.
Een schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
102 Bijlage B Problemen oplossen
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
heeft geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is
voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
Problemen oplossen 103
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
104 Bijlage C Elektrostatische ontlading
Index
A
aan/uit-knop 35
herkennen 6
aan/uit-lampjes 5
aan/uit-schakelaar 35
aansluitingen
audio-ingang
(microfooningang) 11
audio-uitgangconnector
(hoofdtelefoonuitgang) 11
accu
afvoeren 40
lage acculading 38
opbergen 40
resterende lading weergeven
38
stroom besparen 40
vervangen 41
werktijd 38
Accu controleren 37
Accugegevens zoeken 37
accu opbergen 40
accuruimte, herkennen 14
accustroom 37
accutemperatuur 40
afbeelding
beeldschermschakelaar 27
afsluiten 35
Alles verwijderen en Windows
opnieuw installeren 85
antivirussoftware 73
audiofuncties, controleren 31
audiofuncties controlen 31
audio-ingangconnector
(microfooningang) herkennen
11
audio-uitgangconnector
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 11
Automatic DriveLock-wachtwoord
invoeren 72
verwijderen 73
B
Back-up maken en herstellen 81
bedieningselementen voor
draadloze communicatie
besturingssysteem 16
knop 16
bedrijfs-WLAN-verbinding 19
beheerderswachtwoord 65
beschrijfbaar medium 36
besturingssysteem
productcode 95
Besturingssysteem
Microsoft-sticker van het
Certificaat van echtheid 95
beveiligingsschroef gebruiken 49
beveiliging voor draadloze
communicatie 18
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel herkennen 11
BIOS
bijwerken 88
een update downloaden 89
versie vaststellen 89
Bluetooth-apparaat 16, 19
Bluetooth-label 95
C
Caps Lock-lampje herkennen 5
certificeringslabel voor draadloze
apparatuur 95
computer, reizen 40, 97
computer opnieuw instellen 85
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
65
DriveLock-wachtwoord 68
fabrieksinstellingen herstellen
88
navigeren en selecteren 87
configureren
audio voor HDMI
configureren 34
connector, netvoeding 12
connectoren
RJ-45-netwerk 12
D
de computer schoonmaken 78
de computer uitschakelen 35
digitale kaart
ondersteunde types 44
plaatsen 44
verwijderen 44
Disk Cleanup software 56
Disk Defragmenter software 55
draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN-verbinding 19
benodigde apparatuur 18
beveiliging 18
functioneel bereik 19
gebruiken 17
openbare WLAN-verbinding
19
verbinding maken 19
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 68
instellen 69
invoeren 70
verwijderen 72
wijzigen 71
DVD voor besturingssysteem
Windows 8 84
E
elektrostatische ontlading 104
energiebeheer
opties 35
esc-toets herkennen 8, 9
essentiële updates, software 74
etiketten
Certificaat van Echtheid van
Microsoft 95
externe apparaten 47
externemonitorpoort 12, 33
externe muis
voorkeuren instellen 21
externe netvoeding gebruiken 42
externe schijfeenheid 47
F
f11-herstel 83
Face Recognition 32
firewallsoftware 74
fn-toets, herkennen 27
fn-toets herkennen 8, 9
functietoetsen herkennen 8, 9
G
gebruiken
externe netvoeding 42
Standen voor
energiebesparing 35
gebruikerswachtwoord 65
geheugenmodule
herkennen 14
plaatsen 77
vervangen 76
verwijderen 76
geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 28, 29
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 9, 29
Gezichtsherkenning 63
H
HDMI, audio configureren 34
HDMI-poort
herkennen 12
verbinden 33
herstel 84
herstelpartitie 83
high-definition-apparaten,
verbinden 33
hoofdtelefoonuitgangconnector
(audio-uitgang) 11
HP 3D DriveGuard 56
HP ProtectTools Security
Manager 74
hubs 45
I
informatie over kennisgevingen
label met kennisgevingen 95
ingebed numeriek toetsenblok
herkennen 8
Instelling wachtwoordbeveiliging
op activeren 37
interne beeldschermschakelaar
13
interne microfoons, herkennen
13
Internetverbinding instellen 18
invoerstroom 96
K
kabels
USB 46
knop Geluid uit, herkennen 7
knoppen
aan/uit 6, 35
draadloze communicatie 7
geluid uit 7
linkerknop van het touchpad 4
media 30
optischeschijfeenheid
uitwerpen 11
rechterknop van het
touchpad 4
volume 30
Windows-knop 8, 9
knop voor draadloze
communicatie 16
herkennen 7
kritiek accuniveau 35
L
labels
Bluetooth 95
kennisgevingen 95
keurmerken voor draadloze
apparatuur 95
serienummer 95
lade 59
lage acculading 38
Lampje Geluid uit 5
lampje Microfoon uit 5
lampjes
aan/uit 5
Caps Lock 5
draadloze verbinding 5
geluid uit 5
microfoon uit 5
Netvoedingsadapter/accu 12
num lock 5
RJ-45-netwerk 12
vaste schijf 10, 56
webcam 13
lampje van geïntegreerde
webcam, herkennen 13
lampje van vaste schijf 10, 56
lampje voor de draadloze
verbinding 5
Lampje voor de
netvoedingsadapter/accu 12
lampje voor draadloze
communicatie 16
leesbaar medium 36
luchthavenbeveiligingsapparatuu
r48
luidsprekers, herkennen 6
M
media-
activiteitsbesturingselementen
30
Mediakaartlezer herkennen 10
media-sneltoetsen 30
medium 36
microfooningangconnector (audio-
ingang) herkennen 11
microphone mute key,
identifying 27
Microsoft-label van het Certificaat
van Echtheid 95
N
netvoedingsadapter testen 43
Num lock, extern toetsenblok 29
num lock-lampje 5
Num Lock-toets herkennen 28,
29
O
Onderdelen
Beeldscherm 13
Bovenzijde 4
Linkerzijde 12
Onderzijde 14
Rechterzijde 11
Voorzijde 9
onderhoud
Disk Cleanup 56
Disk Defragmenter 55
onderhoudsklep 95
ondersteuning voor oudere
systemen, USB 87
ontgrendelingen,
accu-ontgrendeling 14
ontgrendeling van
onderhoudsklep 14
ontgrendelingen van accu 14
ontgrendelingen van
onderhoudsklep 14
openbare WLAN-verbinding 19
opnieuw instellen
computer 85
stappen 85
opties voor energiebeheer
instellen 35
optionele externe apparaten,
gebruiken 47
optische schijf
plaatsen 59
verwijderen 59
optischeschijfeenheden delen 62
optischeschijfeenheid 47
optischeschijfeenheid
herkennen 11
P
poorten
externe monitor 12, 33
HDMI 33
USB 12
VGA 33
porten
HDMI 12
USB 11
problemen met een extern
beeldscherm oplossen 103
problemen oplossen 99
optischeschijfeenheid 101
optischeschijfeenheid
detecteren 102
schijf afspelen 102
schijf branden 103
productcode 95
productnaam en -nummer,
computer 95
R
RAID 62
recyclen
computer 85
reizen met de computer 40, 95,
97
RJ-45-netwerkconnector 12
RJ-45-netwerklampjes 12
S
schakelaar, aan/uit 35
schijfeenheden
behandelen 48
extern 47
gebruiken 48
optisch 47
vaste 47
schuivende Touchpadbeweging
23
serienummer 95
computer 95
setup utility
fabrieksinstellingen herstellen
88
navigeren en selecteren 87
Slaapstand
activeren 36
beëindigen 36
sleuven
beveiligingskabel 11
Sluimerstand
afsluiten 36
inschakelen 36
sneltoetsen
afbeelding
beeldschermschakelaar 27
beschrijving 27
gebruiken 27
helderheid van het
beeldscherm verhogen 27
helderheid van het
beeldscherm verlagen 27
media 30
microfoon uitschakelen 27
microfoonvolume aanpassen
27
Slaapstand 27
volume aanpassen 27
volume afstellen 27
volume van de luidspreker
hoger zetten 27
volume van de luidsprekers
lager 27
sneltoetsen van toetsenbord,
herkennen 27
SoftPaqs, downloaden 80
software
antivirus 73
Disk Cleanup 56
Disk Defragmenter 55
DTS Sound+ 6
essentiële updates 74
firewall 74
standen voor energiebesparing
35
Sticker met het Certificaat van
echtheid 95
stickers
WLAN 95
stroom
accu 37
besparen 40
stroom besparen 40
systeem reageert niet 35
System Diagnostics 92
T
temperatuur 40
toetsen
esc 8, 9
fn 8, 9
functie 8, 9
media 30
volume 30
Windows-toepassingen 8
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 9
herkennen 28
ingebed numeriek 8
Toetsenblok, extern
gebruiken 29
num lock 29
toetsenblokken, herkennen 29
toetsen voor de helderheid van het
scherm 27
touchpad
knoppen 4
TouchPad
gebruiken 21
Touchpadbeweging draaien 24
Touchpadbewegingen
draaien 24
knijpen 24
schuiven 23
zoomen 24
Touchpadbeweging knijpen 24
Touchpadbeweging zoomen 24
touchpad-gebied
herkennen 4
U
uitwerpknop optischeschijfeenheid
herkennen 11
USB-apparaten
aansluiten 46
beschrijving 45
verwijderen 46
USB-hubs 45
USB-kabel aansluiten 46
USB-ondersteuning voor oudere
systemen 87
USB-poorten, herkennen 11, 12
uw computer onderhouden 78
V
vaste schijf
extern 47
herkennen 14
HP 3D DriveGuard 56
installeren 54
verwijderen 52
vaste schijf herstellen 83
ventilatieopeningen, herkennen
14
ventilatieopeningen herkennen
12
verbinding maken met een
WLAN 19
vernieuwen 84
VGA-poort, aansluiten 33
video 32
vingerafdruklezer 75
herkennen 7
voedingsconnector herkennen 12
volume
aanpassen 30
knoppen 30
toetsen 30
volumetoetsen, herkennen 27
volumetoetsen herkennen 27
voorkeuren van aanwijsapparaten
instellen 21
W
wachtwoorden
beheerder 65
BIOS-beheerder 65
DriveLock 68
wachwoorden
gebruiker 65
webcam 13, 32
herkennen 13
webcamlampje, herkennen 13
werkomgeving 96
wettelijke voorschriften
labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze
communicatie 95
Windows
opnieuw installeren 85
opnieuw instellen 85
optie Alles verwijderen en
opnieuw installeren 85
Vernieuwen 84
Windows-applicatietoets
herkennen 8
Windows-knop herkennen 8, 9
WLAN-antennes herkennen 13
WLAN-apparaat 17, 95
WLAN instellen 18
WLAN- label 95
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118

HP ProBook 445 G1 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor