Toro 48cm Recycler/Rear Bagging Lawnmower Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke versie (NL)
Documentnr. 3328-938
48 cm Recycler
Loopmaaimachine
Modelnr. 20831 – Serienr. 230000001 en hoger
Modelnr. 20832 – Serienr. 230000001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2002 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de
Canadese ICES–002.
Inhoud
Blz.
Inhoud 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene veiligheidsregels i.v.m.
de maaimachine 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 6. . . . . . . . . . . . . .
Montage 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De handgreep bevestigen 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het startkoord plaatsen 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoogte van handgreep instellen 7. . . . . . . . . . . . . . .
Graszak monteren 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accu monteren 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het carter vullen met olie 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De brandstoftank vullen met benzine 9. . . . . . . . . . .
Onderhoudsschema raadplegen 10. . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zelfaandrijving gebruiken 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De graszak gebruiken 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fijnmaakafsluiter monteren 12. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Achteruitvoer 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 13. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 14. . . . . . . . . . . . . . .
Motoroliepeil controleren 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van de maaikast reinigen 15. . . . . . . . . . .
Afvoertunnel en fijnmaakafsluiter reinigen 16. . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 16. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kabel van de zelfaandrijving afstellen 17. . . . . . . . . .
Zelfaandrijving smeren 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motorolie verversen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 18. . . . . . . . . . . . . . . . .
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen 20. . . . . . . . .
Blz.
Het koelsysteem reinigen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzine aftappen uit de brandstoftank 20. . . . . . . . . .
Accu opladen 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accu afvoeren 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zekering vervangen 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inklappen van de handgreep 21. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken 22. . . . . .
De motor gebruiksklaar maken 22. . . . . . . . . . . . . . .
Algemene informatie 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Na de stalling 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het model-
nummer en het serienummer van het product is aangegeven
op figuur 1.
m4787
1
2
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
2. Achterklep
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
3
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen.
Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om een
redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar
indien de volgende instructies niet worden nageleefd,
kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Waarschuwing
Het is van essentieel belang dat u of elke andere
gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding
leest en begrijpt alvorens de machine in gebruik te
nemen. Hierdoor worden maximale veiligheid, de beste
maairesultaten en inzicht in het product verkregen.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt
om uw attent te maken op mogelijk risico’s op
lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten
bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk
letsel te voorkomen.
Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan
letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te
verminderen, moet u zich aan de veiligheidsinstructies
houden.
Algemene veiligheidsregels
i.v.m. de maaimachine
Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI-norm
B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E). Informatie of
terminologie die specifiek voor Toro- maaimachines geldt,
staat tussen haakjes.
Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en
voorwerpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven
veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet
hoe u ze moet gebruiken, voordat u de maaimachine
start.
Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen
aan de leeftijd van de degene die met de machine werkt.
Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze
instructies, nooit de maaimachine gebruiken.
Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine
gebruikt, vooral kinderen en huisdieren. Stop de
maaimachine als iemand het maaigebied binnenkomt.
Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de bestuurder
van de maaimachine niet alert is op de aanwezigheid
van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door
een maaimachine en maai-activiteiten. Ga er nooit van
uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze het laatst
heeft gezien.
Houd kinderen weg van de plaats waar wordt gemaaid
en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke
volwassene.
Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het
maaigebied binnenkomen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste
bediening en installatie van accessoires. Gebruik
uitsluitend accessoires die de fabrikant heeft
goedgekeurd.
4
Voor ingebruikname
Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine
wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken,
draden, botten en andere vreemde voorwerpen.
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen.
Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
blootsvoets.
Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die
de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.
Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank
en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of
heet is.
Probeer de machine niet te starten als er benzine is
gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is
gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of
vonken totdat de benzinedampen volledig zijn
verdwenen.
Doe steeds de dop weer zorgvuldig op
brandstoftanks en -containers.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
Vervang defecte geluiddempers.
Controleer voor gebruik de messen, bevestigingsbouten
en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen
en bouten altijd als complete set om een goede balans te
behouden.
Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere
messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
Loop stapvoets; nooit rennen.
Houd de handgreep stevig omklemd.
Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van
richting verandert.
Maai niet op al te steile hellingen.
Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine
omkeert of naar u toetrekt.
Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine
kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de
maaimachine, en ook tijdens die beweging.
Zorg ervoor dat het mes (of de messen) stilstaat als u de
maaimachine schuin moet houden om oppervlakken
over te steken die niet met gras zijn begroeid, en als u
de machine naar het terrein brengt waar u moet maaien
of daar weer weghaalt.
Gebruik de maaimachine nooit met defecte bescherm- of
afdekplaten of zonder dat de beveiligingen, (zoals veilig-
heidsschermen en/of graszak), op hun plaats zitten.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u
de motor start.
Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de
instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van
het mes of de messen.
Houd de maaimachine niet schuin als u de machine start
of de motor aanzet, behalve als u de machine schuin
moet houden om te starten. Houd de machine in dat
geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op
die het verst van u verwijderd is.
Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u
de motor start.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl
de motor loopt.
Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaimachine controleert, reinigt of
daaraan werkzaamheden verricht;
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadiging en voer reparaties uit
voordat u de machine opnieuw start en weer in
gebruik neemt; en
als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(onmiddellijk nakijken).
5
Zet de motor af:
als u de maaimachine achterlaat; en
voordat u de brandstoftank bijvult.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de
motor is uitgerust met een benzinekraantje sluit dan de
brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken
van een grindpad, voetpad, of weg.
Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil
staat voordat u de graszak verwijdert
Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet u
de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de
oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op
problemen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt,
maai die dan liever niet.
Kijk uit voor gaten, sporen en hobbels. In hoog gras zijn
obstakels niet altijd zichtbaar.
Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw
evenwicht te verliezen.
Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat er
kans op wegglijden is.
Onderhoud en stalling
Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de
bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed zijn
vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine kan
worden gewerkt.
Parkeer de machine nooit in een gebouw waar de
dampen in contact kunnen komen met open vuur of
vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.
Last de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
Om brandgevaar te voorkomen moet de motor, de
geluiddemper, het accucompartiment en de brandstof-
tank vrij zijn van gras, bladeren en overtollig smeervet.
Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat;
benzinedampen zijn explosief.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of ze goed werken.
Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere
aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof
op.
Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine
stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de machine
repareren voordat u de motor start.
Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen,
terwijl de motor loopt.
Componenten van de graszak zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor
bewegende delen bloot zouden kunnen komen te liggen,
of voorwerpen kunnen worden weggeslingerd.
Controleer veelvuldig de onderdelen en vervang deze
indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft
aanbevolen.
De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden
veroorzaken. Omwikkel het maaimes of draag hand-
schoenen, en wees extra voorzichtig bij onderhoud aan
de maaimessen.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank, doe
dit dan in de open lucht.
Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en
accessoires gebruiken.
Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in
goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 84 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 95 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
5,5 m/s
2
op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
6
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en
bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93-4105
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding
.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op
een veilige afstand van de machine.
3. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
4. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
5. Waarschuwing – Zet de motor af alvorens de machine te
verlaten.
100-4355
1. Maaihoogte-instellingen
100-4369
1. Accu – Lees de
Gebruikershandleiding
.
2. Bevat lood; niet
weggooien.
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
OMSCHRIJVING HOEVEELHEID GEBRUIK
Bovenste deel handgreep 1
Bovenste
deel
handgree
Bouten met ovale kop
1
2
De handgreep bevestigen
Handgreepknoppen 2
gg
Accu (uitsluitend model met elektrische startmotor) 1 Motor starten
Contactsleuteltje (uitsluitend model met elektrische
startmotor)
1 Starten en stoppen van de motor
7
De handgreep bevestigen
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn. Neem
contact op met een erkende Service Dealer.
Waarschuwing
1. Leg het bovendeel van de handgreep op de grond achter
de maaimachine, met het label van de handgreep naar
boven gericht.
2. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte los en
draai het onderste deel van de handgreep naar de
achterkant van de maaimachine toe, totdat deze in één
van de hoogtestanden van de handgreep valt, zoals
getoond in Figuur 2.
Opmerking: Om de hoogte van de handgreep in te
stellen, zie Hoogte van handgreep instellen, blz. 7.
m4794
1
3
42
5
Figuur 2
1. Handgreepknoppen (2)
2. Bovenste deel handgreep
3. Bouten met ovale kop (2)
4. Onderste deel handgreep
5. Instelknoppen voor
hoogte van de handgreep
(2)
3. Verwijder de handgreepknoppen en de bouten met ovale
kop uit het bovenste deel van de handgreep.
4. Bevestig het bovenste deel op het onderste deel van de
handgreep met de bouten met ovale kop en de
handgreepknoppen, zoals getoond in Figuur 2. Draai de
knoppen goed vast.
Opmerking: Zorg ervoor dat de kabels en de mantel
lopen zoals wordt getoond in Figuur 3.
m4842
1
2
Figuur 3
1. Kabels 2. Mantel
Het startkoord plaatsen
Trek het startkoord door de koordgeleider op de handgreep
(Fig. 4).
210
2
1
Figuur 4
1. Koordgeleider 2. Startkoord
Hoogte van handgreep
instellen
U kunt de handgreep op 3 hoogten instellen: hoog, middel
en laag (Fig. 2). Kies de hoogte die voor u het meest
comfortabel is.
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte los.
2. Zet de handgreep in de gewenste hoogtestand.
3. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte weer
vast.
8
Graszak monteren
1. Bevestig de twee zijtunnels van de graszak aan het
zakframe, zoals wordt getoond in figuur 5.
1
2
m-4.798a
Figuur 5
1. Zakframe 2. Zijtunnel (2)
Opmerking: Begin aan één uiteinde van de tunnel en
druk de tunnel over het frame.
2. Zorg ervoor dat de zijkanten van de zakbodem binnen
het zakframe zitten, zoals wordt getoond in Figuur 6.
Figuur 6
Accu monteren
Uitsluitend model met elektrische startmotor
1. Accu opladen. Zie Accu opladen, blz. 21.
2. Houd de pennen in de accubehuizing voor de gaten in
de accubalk, en laat de pennen in de gaten zakken totdat
de accubehuizing vastklikt (Fig. 7).
1
2
3
4
m–5182a
Figuur 7
1. Accubehuizing
2. Accubalk
3. Kabel vanaf accu
4. Kabel vanaf kabelboom
3. Sluit de kabel die loopt vanaf de accu, aan op de kabel
die loopt vanaf de kabelboom in ribbelbuis (Fig. 7).
Voor ingebruikname
Het carter vullen met olie
Het carter kan 0,65 liter olie bevatten. Gebruik uitsluitend
hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30 of 10W30, met
“onderhoudsclassificatie” SF, SG, SH of SJ van het
American Petroleum Institute (API).
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
markeringen Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok
staat (Fig. 8).
1626
1
2
Figuur 8
1. Olievuldop 2. Peilstok
Olie bijvullen gaat als volgt:
1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 8).
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en
eruit te trekken.
4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem er
weer uit.
Opmerking: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is
het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.
6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 8).
9
7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de
peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de
vulopening totdat het peil de Full (vol)-markering op de
peilstok bereikt.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Tap
de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de Full
(vol)-markering staat.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom
totdat deze goed vast zit.
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen
dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer benzine
aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult
gebruiken. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt
de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor
goed start. U mag ook gelode benzine gebruiken als er geen
loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine of
wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem
van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik nooit benzine die ouder is dan 30
dagen.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
benzine ruimte om uit te zetten.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot
ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Gevaar
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de brandstoftank
bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat
er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor
worden gevormd.
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol of
isopropanol.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon
(Fig. 9).
1
1626
Figuur 9
1. Dop van brandstoftank
2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op 6 tot
13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste
benzine weg.
10
Onderhoudsschema
raadplegen
Raadpleeg het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 14.
Het kan nodig zijn een of meer extra procedures uit te
voeren voordat u de maaimachine in gebruik neemt, of
spoedig daarna.
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Telkens voordat u gaat maaien, moet u erop letten dat de
zelfaandrijving (uitsluitend model met zelfaandrijving) en
de bedieningsstang van het maaimes naar behoren werken.
Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en zelfaan-
drijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer.
Bedieningsorganen
De starterhandgreep en de bedieningsstang van het
maaimes zitten aan het bovenste deel van de handgreep,
zoals te zien in Figuur 10.
m-4207
3
2
1
Figuur 10
1. Bedieningsstang van het
maaimes
2. Bovenste deel van
handgreep
3. Starter handgreep
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 11).
1
m-4198
2
Figuur 11
1. Bougiekabel 2. Hulpstartknop
2. Druk de hulpstartknop driemaal in, steeds met een
seconde wachttijd daartussen (Fig. 11).
Opmerking: Als de temperatuur 13C of lager is, druk dan
de hulpstartknop vijf maal in, met steeds een seconde
daartussen.
Opmerking: Gebruik de hulpstartknop niet om een warme
motor die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij
koud weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in
die situatie nodig zijn.
3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het
bovendeel van de handgreep (Fig. 12).
m-4207
3
2
1
Figuur 12
1. Bedieningsstang van het
maaimes
2. Bovenste deel van
handgreep
3. Starter handgreep
4. Start de maaimachine.
Handmatig starten – Trek de starthandgreep langzaam
uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken
(Fig. 10). Laat het koord langzaam naar de handgreep
terugkeren.
Elektrisch starten (Uitsluitend model met elektrische
startmotor) – Het sleuteltje in het contact steken, naar
rechts draaien en loslaten als de motor start (Fig. 13).
Figuur 13
Opmerking: Als de accuspanning te laag is om de
motor te starten, moet u de motor handmatig starten.
Opmerking: Wil de motor na drie pogingen niet starten,
herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.
Motor afzetten
Laat de bedieningsstang van het maaimes los. Zowel de
motor als het mes moet nu stoppen. Doen ze dat niet, neem
dan contact op met een erkende Service Dealer.
11
Zelfaandrijving gebruiken
Om de zelfaandrijving te activeren, loopt u eenvoudig
vooruit met uw handen op het bovenste deel van de
handgreep en uw ellebogen naast uw lichaam en de
maaimachine richt zich automatisch naar uw loopsnelheid.
Hoe harder u loopt, hoe verder de handgreep schuift, en hoe
sneller de maaimachine rijdt (Fig. 14).
m-4206
Figuur 14
Voor een lagere snelheid gaat u gewoon langzamer lopen;
als u stopt, stopt ook de aandrijving (Fig. 14).
Opmerking: Soms kan het gebeuren dat de maaimachine
niet meer gemakkelijk achteruit wil rollen nadat u de
zelfaandrijving heeft gebruikt. Om dat te verhelpen, duwt u
de maaimachine een paar centimeter vooruit zonder de
zelfaandrijving te activeren, en trekt u deze daarna weer
achteruit.
Maaihoogte instellen
Het SmartWheel heeft 2 schalen – Dun/Normaal en Dik
om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie te
bepalen (Fig. 15). Gebruik normaal gesproken de schaal
Dun/Normaal tijdens de warme zomermaanden. De schaal
Dik is voor dik, mals gras dat voornamelijk in de lente groeit.
1
2
Figuur 15
1. Maaischaal voor
dun/normaal gras
2. Maaischaal voor dik gras
Toro adviseert het volgende:
Maai met instelling D, E of F, of houd het gras op een
lengte van ongeveer 5,1 tot 7,6 cm.
Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat
dun is, of als laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien. Maai lang gras eerst met
een hogere maaihoogtestand en loop langzamer; maai
daarna nogmaals met een normale maaihoogte. Als u te
hoog gras maait, kan de maaimachine verstopt raken en
de motor afslaan.
Opmerking: Met het SmartWheel berekent u de juiste
instelling om zeker te zijn dat niet meer dan 1/3 van de
grassprieten wordt afgesneden.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Rijd de maaimachine op het gras, stop zodra het
SmartWheel symbool op één van de achterwielen
rechtop staat (Fig. 15).
3. Vergelijk de punten van de grassprieten met de letter op
het SmartWheel. De letter op het SmartWheel die
overeenkomt met de punten van de grassprieten geeft de
juiste maaihoogte aan.
4. Druk de rode knop omlaag en houd de maaihoogte-
hendel vast om de maaihoogte omhoog of omlaag in te
stellen (Fig. 16).
m4781
1
2
Figuur 16
1. Maaihoogtehendel 2. Rode knop
5. Om de maaimachine in de gewenste maaihoogtestand te
zetten, drukt u de maaihoogtehendel omhoog of
omlaag. Gebruik hierbij de wijzer en maaihoogte-
instelling op de verbindingsstang (Fig. 17).
m4782
2
3
1
Figuur 17
1. Verbindingsstang
2. Maaihoogte-instelling
3. Wijzer
12
De graszak gebruiken
U zult soms de graszak willen gebruiken om lang gras, dik
gras of bladeren in op te vangen.
De graszak monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat hij
niet sluit.
4. Verwijder de fijnmaakafsluiter.
5. Hang de pennen van het graszakframe aan de haken,
zoals wordt getoond in Figuur 18.
m4789
2
1
Figuur 18
1. Haak (2) 2. Pen van graszakframe (2)
6. Laat de achterklep los.
Maaien met de graszak
Door een versleten graszak kunnen steentjes en
andere voorwerpen worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of de omstanders.
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de
bestuurder of omstanders.
Controleer de graszak regelmatig. Plaats een
nieuwe Toro-graszak als de oude is beschadigd.
Waarschuwing
Maai het gras totdat de zak vol is.
Belangrijk Laat de zak niet te vol worden.
De graszak verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door
aangekoekt maaisel, moet u de motor afzetten,
wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen en het maaisel verwijderen (met een stok,
niet met de hand), zodat u de klep volledig kunt
sluiten.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat deze
niet sluit terwijl u de graszak verwijdert.
4. Til de pennen van het graszak-frame omhoog uit de
haken en uit de opening zoals wordt getoond in
Figuur 18.
Fijnmaakafsluiter monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat hij
niet sluit.
4. Schuif de fijnmaakafsluiter in de opening, zoals
getoond in Figuur 19.
m4780
1
Figuur 19
1. Fijnmaakafsluiter
5. Laat de achterklep los.
Achteruitvoer
Soms zult u het gras willen maaien zonder de graszak of de
fijnmaakafsluiter, als het gras te lang is om te verzamelen.
Om de achteruitvoer te gebruiken, verwijdert u de fijn-
maakafsluiter of de graszak (zie De graszak verwijderen,
blz. 12) en sluit u de achterklep.
13
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door
aangekoekt maaisel, moet u de motor afzetten,
wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen en het maaisel verwijderen (met een stok,
niet met de hand), zodat u de klep volledig kunt
sluiten.
Tips voor bediening en gebruik
Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine
gaat werken.
Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
een willekeurig voorwerp.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougie-
kabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras
en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen
verstopping van de maaimachine of afslaan van de
motor veroorzaken.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Waarschuwing
Reinig de onderkant van de maaikast na elke maaibeurt.
Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 15.
Houd de motor steeds in goede conditie.
Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste
maairesultaten te verkrijgen.
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een motoronder-
deel uitwerpen in de richting van de gebruiker of de
omstanders. Dit kan ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel veroorzaken.
Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
Erkende Service Dealer.
Waarschuwing
Reinig regelmatig het luchtfilter. Tijdens het fijnmaken
zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het lucht-
filter verstopt raakt en de prestaties van de motor
minder worden.
Gras maaien
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per
jaargetijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het
beste maaien bij maaihoogtestanden C, D of E. U moet
telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de
grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager
dan C, tenzij de grasmat dun is, of als laat in het najaar
is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter
eerst maaien in de maximale maaihoogtestand, waarbij
u langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een
lagere stand om het gazon een zo fraai mogelijk
uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes
achterblijft op het gazon, kan de maaimachine
geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet naar
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
14
Bladeren fijnmaken
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar
blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere
rondgangen over de bladeren vereisen.
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt,
is het beter om wat langzamer te maaien.
Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de
zuurgraad van de eikenbladeren.
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik
Motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil controleren, blz. 15.
De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact
opnemen met een Erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.
Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen. Zie Onderkant
van de maaikast reinigen, blz. 15.
Afvoertunnel en fijnmaakafsluiter reinigen. Zie Afvoertunnel en fijnmaakafsluiter
reinigen, blz. 16.
5 Uren
Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los
zitten.
25 Uren
Reinig het schuimfilterelement en vervang het papieren luchtfilterelement;
vervang het papierelement vaker als de maaimachine wordt gebruikt in stoffige
of vuile omstandigheden. Zie Onderhoud van het luchtfilter, blz. 16.
Bougie controleren en indien nodig vervangen. Zie Onderhoud van de bougie,
blz. 17.
Kabel van zelfaandrijving afstellen en smeervet in nippels van achteras spuiten.
Zie Kabel van de zelfaandrijving afstellen, blz. 17 en Zelfaandrijving smeren,
blz. 17.
50 Uren
Ververs de motorolie.
1,2
Zie Motorolie verversen, blz. 17.
Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft als de
snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 18.
Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van
slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.
Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen. Zie
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen, blz. 20.
100 Uren Koelsysteem reinigen. Zie Het koelsysteem reinigen, blz. 20.
Stalling
Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt. Zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
Laat de accu op zoals is voorgeschreven of voor de stalling (uitsluitend model
met elektrische startmotor). Laat de accu op na een langdurige opslagperiode.
Vervang de accu indien dit nodig is. Zie Accu opladen, blz. 21.
1
Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren.
2
Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
15
Voorzichtig
Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Motoroliepeil controleren
Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst
of het oliepeil tussen de Add (bijvullen)- en Full
(vol)-markeringen op de peilstok staat (Fig. 8). Als de olie
lager staat dan Add (bijvullen), moet u olie bijvullen. Zie
Het carter vullen met olie, blz. 8.
Onderkant van de maaikast
reinigen
Houd de onderkant van de maaikast goed schoon. Let
vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit
(Fig. 20).
m-6334
1
Figuur 20
1. Uitstoterplaat
Wassen
1. Plaats de maaimachine op een vlakke ondergrond in de
buurt van een waterslang.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de slang.
3. Til de achterklep omhoog en bevestig de snelkoppeling
aan de wasaansluiting van de maaimachine op de
fijnmaakafsluiter (Fig. 21).
m4784
1
2
Figuur 21
1. Wasaansluiting 2. Slang
4. Draai de waterkraan helemaal open.
5. Start de motor.
6. Laat de maaimachine twee minuten lang draaien.
7. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
8. Draai de kraan weer dicht.
9. Verwijder de snelkoppeling van de wasaansluiting.
10.Breng de maaimachine naar een droge plek en laat de
motor een minuut draaien om de maaimachine en
componenten te laten opdrogen.
11. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
Als er buitensporig veel gras is aangekoekt of opeen-
gehoopt aan de onderkant van het maaidek, moet u 30
minuten wachten en bovengenoemde stappen 2 tot en met
11 herhalen.
16
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
de bestuurder of andere personen blootstellen aan
uitgeworpen voorwerpen of het mes. Dit kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
direct vervangen alvorens de maaimachine
opnieuw te gebruiken.
Eventuele gaten in de maaimachine dichtmaken
met bouten en moeren.
Nooit handen of voeten onder de maaimachine
of door openingen in de maaimachine steken.
Waarschuwing
Schrapen
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door
benzine te verwijderen met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Waarschuwing
Als u niet al het vuil aan onderkant van de maaikast kunt
wegwassen, kantelt u de maaimachine en schraapt u deze
schoon.
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
4. Kantel de maaimachine op zijn linkerzijkant (Fig. 20).
5. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten of plastic
schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Afvoertunnel en
fijnmaakafsluiter reinigen
Voor de beste resultaten moeten de afvoertunnel en fijn-
maakafsluiter na elk gebruik worden schoongemaakt. Als
het gras dik en lang is, kan zich maaisel op en rond de fijn-
maakafsluiter verzamelen, dat moeilijk te verwijderen is.
Onderhoud van het luchtfilter
Reinig schuimelement en vervang het luchtfilter om de 25
bedrijfsuren of elk seizoen; u moet het luchtfilter vaker
vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige
omstandigheden.
Belangrijk Zet de motor niet aan zonder luchtfilter,
hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Draai de schroeven los waarmee het luchtfilterdeksel
vastzit (Fig. 22).
4
m-4203
2
3
1
Figuur 22
1. Deksel
2. Schuimfilterelement
3. Luchtfilter
4. Schroeven
4. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig
schoon (Fig. 22).
5. Verwijder het schuimfilterelement.
6. Was het schuimfilterelement met een mild reinigings-
middel en water. Dep dit daarna droog (Fig. 22).
7. Verwijder het papieren luchtfilterelement en gooi dit
weg (Fig. 22).
Belangrijk Papieren filterelement nooit schoonmaken.
8. Steek het nieuwe papierelement in het schuimelement
(Fig. 22).
9. Monteer het nieuwe luchtfilter (Fig. 22).
10.Plaats het accudeksel (Fig. 22).
17
Onderhoud van de bougie
Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Gebruik een
Champion RC12YC bougie of equivalent type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de
bougie uit de cilinderkop
Belangrijk Als de bougie gebarsten of vuil is, moet
deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen
omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit
kan leiden tot beschadiging van de motor.
4. Stel de elektrodenafstand in op 0,50 mm (Fig. 23).
986
1
Figuur 23
1. 0,50 mm
5. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
6. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.
7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Kabel van de zelfaandrijving
afstellen
Als de topsnelheid van de maaimachine begint af te nemen,
moet u de kabel van de zelfaandrijving afstellen.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Trek de bovenste handgreep zo ver mogelijk naar achteren.
3. Draai de moer van de kabelsteun los (Fig. 24).
m-4205
1
2
3
4
Figuur 24
1. Kabelmantel
2. Kabelbeugel
3. Moer
4. Bovenste deel van
handgreep
4. Verwijder de drijfriemkap.
5. Duw de lip van de riemgeleider omlaag totdat hij tegen
de maaimachine aankomt en houd hem in die stand
(Fig. 25).
m4785
1
Figuur 25
1. Lip van riemgeleider
6. Trek de kabelmantel naar beneden (in de richting van de
maaimachine) totdat de kabel strak staat (Fig. 24).
7. Houd de kabel in die positie, zet de beugel van de
aandrijving los en draai de moer op de kabelbeugel vast
(Fig. 24).
8. De drijfriemkap terugplaatsen.
Zelfaandrijving smeren
Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen
moeten de voor- en achterwielen worden gesmeerd.
1. Veeg de smeernippels af met een schone doek (Fig. 26).
m4786
1
Figuur 26
1. Smeernippel (2)
2. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in.
Belangrijk Inpompen van vet met te hoge druk kan
schade aan de afdichtingen veroorzaken.
Motorolie verversen
Ververs de olie na de eerste vijf bedrijfsuren en daarna om
de 50 bedrijfsuren of elk seizoen. Laat de motor voor het
verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd.
Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.
Opmerking: Bij gebruik onder zware omstandigheden of
hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.
18
Olie aftappen boven maaikast
(voorkeursmethode)
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
4. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een opvangbak
links naast de maaimachine.
5. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant, zodat de
olie in de opvangbak loopt (Fig. 27).
m-1782
1
Figuur 27
1. Olievulbuis
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Full
(Vol)-markering op de peilstok bereikt. Zie Carter
vullen met olie, blz. 8.
8. Plaats de peilstok.
9. Veeg eventueel gemorste olie weg.
10.Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
11. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Olie aftappen onder de maaikast
(optionele methode)
Opmerking: Hiervoor hebt u een 3/8-inch dopsleutel-
verlengstuk nodig.
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
Waarschuwing
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
2. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
3. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant en zorg
ervoor dat deze niet kan omvallen.
4. Plaats een opvangbak onder de maaimachine.
5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaimachine weer
rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 28).
Opmerking: Zorg ervoor dat u geen olie op de drijfriem
morst.
Belangrijk Het kan nodig zijn het maaimes te draaien
om bij de aftapplug te komen. Verdraai het maaimes zo min
mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.
1
1
2
Figuur 28
1. Aftapplug carterolie 2. 3/8-inch dopsleutel-
verlengstuk
6. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant, en
monteer de aftapplug.
7. Verwijder de opvangbak van onder de maaimachine en
zet de maaimachine rechtop.
8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Full
(Vol)-markering op de peilstok bereikt. Zie Het carter
vullen met olie, blz. 8.
9. Plaats de peilstok.
10.Veeg eventueel gemorste olie weg.
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
12.Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Onderhoud van het maaimes
Een recht, scherp mes levert de beste maaiprestaties.
Controleer en slijp het mes regelmatig.
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
Waarschuwing
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
19
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door
benzine te verwijderen met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Waarschuwing
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
4. Kantel de maaimachine op zijn linkerzijkant (Fig. 29).
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
3
2
1
m-6334
Figuur 29
1. Mesbout en klemring
2. Mesversteviger
3. Mes
Het mes controleren
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage,
in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gekromde
deel samenkomen (Fig. 30A). Omdat het metaal dat het
platte en gekromde deel van het mes verbindt, kan weg-
slijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit
steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een gleuf of
slijtplek ziet (Fig. 30B en 30C), moet u het mes vervangen;
zie Het maaimes verwijderen, blz. 19.
1
3
2
4
A
B
m-6336
Figuur 30
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Groefvorming
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door voor het
maaiseizoen begint een nieuw Toro-mes te monteren. In de
loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken
weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Het maaimes verwijderen
Als de maaimachine wordt gebruikt zonder dat de
mesversteviger is gemonteerd, kan het maaimes
buigen, krom trekken of breken. Hierdoor kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel worden
toegebracht aan de bestuurder of de omstanders.
De maaimachine niet gebruiken zonder dat de
mesversteviger gemonteerd is.
Waarschuwing
1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een
dikke handschoen.
2. Verwijder de mesbout, klemring, het mes en de
mesversteviger (Fig. 29).
Opmerking: De mesbout linksom losdraaien.
20
Het maaimes slijpen
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke
snijhoek (Fig. 31A) en binnenste snijkantradius (Fig. 31B)
gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel
materiaal weghaalt van beide snijkanten.
153
1
m-6336
2
AB
Figuur 31
1. Slijp alleen onder deze
hoek
2. Behoud hier de
oorspronkelijke radius
Balanceren van het mes
1. Controleer de balans van het mes door het gat in het
midden van het mes boven een spijker of de steel van
een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een
bankschroef is geklemd (Fig. 32).
1007
Figuur 32
Opmerking: U kunt de balans ook controleren met behulp
van een voor handelsdoeleinden vervaardigde mesbalans.
2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
Het maaimes monteren
1. Monteer een scherp, gebalanceerd Toro mes, de
mesversteviger, de klemring en de mesbout.
Opmerking: Het wiekdeel van het mes moet omhoog
wijzen (naar de bovenkant van de maaikast).
2. Draai de mesbout vast met een torsie van 33 tot 44 Nm.
3. Zet de maaimachine weer rechtop.
4. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Ruimte onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van
rommel of vuil.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem
wegborstelen.
3. De drijfriemkap terugplaatsen.
Het koelsysteem reinigen
Om de 100 bedrijfsuren of aan het begin van het seizoen
moeten vuil en haksel dat aan de cilinder, de koelvinnen van de
cilinderkop, en rond de carburateur en de verbinding is blijven
zitten, worden verwijderd. Haal vuil weg van de
luchtinlaatsleuven op het terugslaghuis. Hierdoor blijkt goede
koeling gewaarborgd, zodat de motor optimaal presteert.
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en laat deze afkoelen.
Belangrijk U mag uitsluitend benzine aftappen als de
motor koud is.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 11).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 9).
4. Laat de benzine met behulp van een handpomp in een
schone, goedgekeurd benzinevat lopen.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.
7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er
geen benzine meer in de carburateur is.
21
Accu opladen
Uitsluitend model met elektrische startmotor
Om een nieuwe of opgeslagen accu volledig op te laden,
moet u deze 72 uur achter elkaar opladen. De motor wordt
geleverd met een wisselstroomdynamo die de accu tijdens
het gebruik oplaadt. U hoeft de accu niet op te laden telkens
nadat u hebt gemaaid. Tijdens het maaiseizoen moet u de
accu elke maand, of wanneer dat nodig is, 48 uur opladen.
Belangrijk De accu niet te ver opladen.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de kabelboom los van de accu (Fig. 7).
3. Verwijder de accu door deze omhoog te tillen en uit het
onderste deel van de handgreep te halen.
Opmerking: U hoeft de accu niet te verwijderen als de
maaimachine in de buurt van een stopcontact staat.
4. Sluit de Toro-oplader aan op de accu en steek de stekker
in een 230 V AC stopcontact.
Belangrijk Gebruik uitsluitend de Toro-oplader; andere
opladers kunnen de accu beschadigen. De accu altijd
binnen bij kamertemperatuur opladen (21C) indien dit
mogelijk is. Laat de accu niet langer dan 72 uur op;
overladen kan de accu beschadigen.
5. Als de accu is opgeladen, haalt u de oplader uit het
stopcontact en maakt u deze los van de accu.
6. Sluit de kabelboom aan op de accupool.
Accu afvoeren
Uitsluitend model met elektrische startmotor
Belangrijk Werp gebruikte accu’s niet in het gewone
afval.
Belangrijk Een afgesloten lood (zuur)-accu afvoeren en
verwerken volgens de plaatselijke voorschriften.
Het is in meeste gebieden wettelijk verboden afgesloten
lood (zuur)-accu’s in verbrandingsovens te verwerken, af te
voeren naar stortplaatsen of te vermengen met het
gemeentelijke vaste afval.
Voer deze accu af naar een officieel erkend recyclingcentrum.
Neem contact op met de plaatselijke afvalverwerkings-
instanties voor meer informatie over milieuvriendelijke
inzameling, recycling en afvoer van de accu.
Zekering vervangen
Uitsluitend model met elektrische startmotor
Een zekering beveiligt de laadkring van het elektrische
systeem. Als de accu niet opgeladen blijft, bestaat de kans dat
de zekering doorbrandt. Gebruik een 5-A insteekzekering.
1. Doorgebrande zekering verwijderen en weggooien.
2. Monteer de nieuwe zekering zoals wordt getoond in
Figuur 33.
1
2
m4796
Figuur 33
1. Zekering 2. Zekeringhouder
Inklappen van de handgreep
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn. Neem
contact op met een erkende Service Dealer.
Waarschuwing
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte,
waarmee de handgreep aan de maaimachine bevestigd
is, los.
2. Draai de knoppen los waarmee het bovendeel aan het
onderste deel van de handgreep bevestigd is.
22
3. Zwenk voorzichtig het onderste deel van de handgreep
naar voren, totdat het op de motor rust.
4. Zwenk voorzichtig het bovendeel van de handgreep
naar achteren, totdat het vlak ligt.
Stalling
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten
het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhouds-
procedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 14.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge plaats.
Bedek de maaimachine om deze te beschermen en schoon
te houden.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
Bewaar benzine niet voor langere tijd.
Stal de maaimachine niet met benzine in de
brandstoftank of de carburateur in een afgesloten
ruimte waar open vuur is (bijvoorbeeld een oven
of de waakvlam van een boiler).
Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
Waarschuwing
Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de
laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor
niet meer wil starten, is de benzine voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar maken
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het
carter. Zie Motorolie verversen, blz. 17.
2. Verwijder de bougie (Fig. 11).
3. Giet met behulp van een olieblik ongeveer een eetlepel
olie in het bougiegat.
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.
5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
Algemene informatie
1. Maaikast reinigen. Zie Onderkant van de maaikast
reinigen, blz. 15.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de
blazer.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant van de
maaikast.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie Onderhoud
van het maaimes, blz. 18.
5. Laad de accu op (Uitsluitend model met elektrische
startmotor); zie Accu opladen, blz. 21. Bewaarde de
accu indien mogelijk in een niet-verwarmde ruimte. Als
u de accu lange tijd opslaat, moet u de accu om de zes
maanden opladen; bij temperaturen van 27C of hoger,
moet u de accu om de 90 dagen opladen.
6. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter, blz. 16.
7. Smeer de zelfaandrijving; zie Zelfaandrijving smeren,
blz. 17.
8. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
9. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
Na de stalling
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
Waarschuwing
1. Klap voorzichtig het bovenste deel van de handgreep
weer uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2. Controleer alle bevestigingen en draai ze aan.
23
3. Haal de bougie eruit (Fig. 11) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord om overtollige olie
uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Plaats de bougie en draai hem vast met een torsie van
20 Nm.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 14.
7. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.
8. Motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil
controleren, blz. 15.
9. Laad de accu op; zie Accu opladen, blz. 21.
10.Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Storingen, oorzaak en remedie
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende
onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 14 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u
contact opnemen met een Erkende Service Dealer.
Probleem
Mogelijke oorzaken Remedie
Motor start niet
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het
brandstofsysteem.
1. Brandstoftank aftappen en
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. Hulpstartknop is niet ingedrukt. 2. Hulpstartknop drie maal
indrukken.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
3. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
4. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
Motor start moeilijk of verliest
vermogen
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
g
2. De ventilatie-opening in de
brandstoftankdop is verstopt.
2. Reinig de ventilatie-opening
van de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
5. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.
24
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
De motor loopt onregelmatig
1. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
1. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
2. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal
1. Het mes is verbogen of uit
balans.
1. Balanceer het mes. Vervang
het mes als het is verbogen.
2. De mesbout zit los. 2. Draai de mesbout vast.
3. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
3. Reinig de onderkant van de
maaikast.
4. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
4. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
Ongelijkmatig maaipatroon
1. Alle vier wielen staan niet op
dezelfde hoogte.
1. Stel alle vier wielen in op
dezelfde hoogte.
2. Het mes is bot. 2. Slijp en balanceer het mes.
3. U maait steeds in hetzelfde
patroon.
3. Maai in een ander patroon.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
Afvoertunnel verstopt
1. De maaihoogte is te laag. 1. Instellen op een hogere
maaistand.
2. U maait te snel. 2. Verminder uw snelheid.
3. Het gras is nat. 3. Laat het gras eerst drogen
voordat u gaat maaien.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
De zelfaandrijving van de
maaimachine werkt niet
1. De kabel van de zelfaandrijving
is ontsteld of beschadigd.
1. Stel de kabel van de
zelfaandrijving af. Vervang de
kabel indien nodig.
2. Er zit rommel onder de
drijfriemkap.
2. Verwijder de rommel onder de
drijfriemkap.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Toro 48cm Recycler/Rear Bagging Lawnmower Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor