9
7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de
peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de
vulopening totdat het peil de Full (vol)-markering op de
peilstok bereikt.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Tap
de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de Full
(vol)-markering staat.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom
totdat deze goed vast zit.
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen
dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer benzine
aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult
gebruiken. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt
de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor
goed start. U mag ook gelode benzine gebruiken als er geen
loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine of
wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem
van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik nooit benzine die ouder is dan 30
dagen.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
benzine ruimte om uit te zetten.
• Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot
ontbranding kunnen komen.
• Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
• Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Gevaar
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de brandstoftank
bij te vullen.
• Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
• Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat
er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor
worden gevormd.
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol of
isopropanol.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon
(Fig. 9).
1
1626
Figuur 9
1. Dop van brandstoftank
2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op 6 tot
13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste
benzine weg.