SubGear XP10 Handleiding

Type
Handleiding
English
Deutsch
Français
Italiano
Español
Nederlands
XP10
201
NEDERLANDS
Veiligheidsoverwegingen
Alvorens u met de SUBGEAR XP10 duikt, dient u deze handleiding zorgvuldig
gelezen en begrepen te hebben.
Aan het duiken zijn bepaalde risicos verbonden. Zelfs als u de aanwijzingen
in deze handleiding nauwkeurig opvolgt, loopt u kans op levensbedreigende
verwondingen als gevolg van decompressieziekte, zuurstofvergiftiging of een
ander risico inherent aan het duiken met perslucht of Nitrox. Als u zich niet
volledig bewust bent van deze risico’s of niet bereid bent om deze gevaren te accepteren, dient
u niet met de SUBGEAR XP10 te duiken!
Richtlijnen voor het gebruik van de XP10:
De volgende richtlijnen zijn afgeleid van de meest recente medische onderzoeken en aanbevelingen
voor het duiken met duikcomputers. Als u deze veiligheidsvoorschriften volgt, zal de XP10 uw
duikplezier en veiligheid vergroten, maar onthoud dat geen enkele computer kan garanderen dat
u nooit decompressieziekte of zuurstofvergiftiging zult krijgen.
De XP10 is bedoeld voor duiken met perslucht (21% O
2
) en Nitrox (22-50% O
2
). Gebruik de
XP10 niet voor het duiken met andere gasmengsels.
Het is van essentieel belang dat u het zuurstofpercentage van uw Nitroxmengsel voor de duik
meet en op uw duikcomputer instelt. Onthoud dat het instellen van het verkeerde percentage
tot gevolg heeft dat het risico van zuurstofvergiftiging of decompressieziekte toeneemt! De
maximale afwijking van het werkelijke percentage is 1%. Een onjuiste instelling kan dodelijk
zijn!
Gebruik de XP10 alleen met open circuit ademhalingssystemen.
Gebruik de XP10 alleen in combinatie met een onafhankelijk systeem. De XP10 is niet
ontworpen voor het calculeren van lange-termijn blootstelling aan Nitrox.
Let goed op de visuele waarschuwingen die de XP10 geeft wanneer u een gevaarlijke situatie
nadert. Vermijd situaties of handelingen die in deze handleiding zijn aangeduid met een
waarschuwingssymbool.
De XP10 is voorzien van een ppO
2
-waarschuwing, die standaard geactiveerd wordt bij een
partiële zuurstofdruk van 1,4 bar. Deze kan worden gewijzigd in een waarde tussen 1,2 en 1,6
bar.
Controleer tijdens de duik regelmatig het CNS O
2
%, vooral wanneer de ppO
2
groter is dan 1,4
bar. Beëindig de duik uiterlijk bij een CNS O
2
% van 75%.
Duik nooit dieper dan de Maximum Operating Depth (MOD) van het gasmengsel dat u op dat
moment gebruikt.
Houd u aan de aanbevolen maximumdiepte voor sportduikers (aan de hand van uw
brevetniveau), of de maximumdiepte die berekend is aan de hand van het ingestelde
zuurstofpercentage. Denk aan het risico van decompressieziekte en zuurstofvergiftiging.
Volg de algemene aanbevelingen van de grote opleidingsorganisaties en duik nooit dieper dan
40 meter.
U dient rekening te houden met de gevaren van stikstofnarcose. De XP10 waarschuwt u hier
niet voor.
Maak aan het einde van iedere duik, met of zonder duikcomputer, een veiligheidsstop van
minimaal 3 minuten op een diepte van 5 meter.
Alle duikers die gebruikmaken van een duikcomputer, moeten duiken aan de hand van de
limieten van hun persoonlijke instrument dat ze bij alle voorgaande duiken hebben gebruikt.
Als de XP10 onder water uitvalt, dient u direct de duik af te breken en volgens de voorschriften
I Veiligheidsoverwegingen
202
een opstijging te maken; hieronder valt een langzame opstijging en een veiligheidsstop van 3
tot 5 minuten op 5 meter diepte.
Houd u aan de maximale stijgsnelheid en maak altijd alle voorgeschreven decompressiestops.
Indien de duikcomputer onverhoopt uitvalt, mag u niet sneller dan 10 meter per minuut
opstijgen.
Gedurende iedere duik moet een buddypaar de strengste of meest conservatieve duikcomputer
aanhouden voor het bepalen van de geen-decompressielimiet of nuldecotijd.
Duik nooit zonder duikbuddy. De XP10 is geen vervanging voor een goed opgeleide
duikbuddy.
Duik alleen binnen de grenzen van uw opleidingsniveau. De XP10 vergroot uw vaardigheids-
of kennisniveau niet.
Duik altijd met back-upinstrumenten. Gebruik altijd back-upinstrumenten waaronder een
dieptemeter, een manometer, digitale bodemtimer of duikhorloge. Zorg ervoor dat u de
beschikking heeft over (decompressie-)duiktabellen wanneer u met een duikcomputer duikt.
Voorkom het maken van meerdere afdalingen en opstijgingen binnen één duik.
Vermijd inspanning tijdens de duik.
Plan kortere duiken wanneer u in koud water duikt.
Na het afronden van de laatste decompressie- of veiligheidsstop dient u de resterende meters
zo langzaam mogelijk op te stijgen.
U moet bekend zijn met alle mogelijke tekenen en symptomen van decompressieziekte
voordat u de XP10 gebruikt. Als u na een duik één of meerdere symptomen opmerkt, moet
u ONMIDDELLIJK medische hulp inroepen voor recompressiebehandeling. Er is een direct
verband tussen de effectiviteit van recompressiebehandeling en de tijd die verstrijkt tussen
het ontstaan van symptomen en het starten van de behandeling.
Duik alleen met Nitrox als u hiervoor door een erkende organisatie opgeleid bent.
Herhalingsduiken
Maak uw volgende duik pas wanneer het CNS O
2
% lager is dan 40%.
Als u met Nitrox duikt, let dan op dat uw oppervlakte-interval lang genoeg is (net als wanneer
u met perslucht duikt). Houd een minimale oppervlakte-interval aan van twee uur. Ook
zuurstof heeft tijd nodig om uw lichaam te verlaten.
Pas het gebruikte gasmengsel aan de te maken duik aan.
Maak geen herhalingsduiken zolang de waarschuwing ‘niet-duiken’
zichtbaar is op het
display.
Plan na een week duiken minimaal 1 dag in waarop niet gedoken wordt.
Alvorens u de XP10 of een andere duikcomputer in gebruik neemt, dient u minimaal 48 uur
niet gedoken te hebben.
Duiken na het resetten van het reststikstofgeheugen (zie "Resetten" op pagina 234 of "Batterij
wisselen" op pagina 238) kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties met ernstig lichamelijk letsel
en de dood tot gevolg. Na het resetten van de desaturatietijd mag u minimaal 48 uur niet
duiken
Bergmeerduiken
Duik niet op hoogten van meer dan 4000 meter boven zeeniveau.
Na een duik mag u niet reizen naar een hoogte groter dan de XP10 met een knipperend
hoogtebereikgetal op het display aangeeft (->27).
Vliegen na het duiken
Na het duiken dient u minimaal 24 uur te wachten alvorens u met een vliegtuig reist.
Veiligheidsoverwegingen
203
NEDERLANDS
Veiligheidsoverwegingen
De XP10 duikcomputer is een uitrustingsstuk dat valt onder de categorie Persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM), in overeenstemming met de minimale veiligheidseisen gedefinieerd in
Europese Unie richtlijn 89/686/EEG. Testinstituut no. 0474 Rina SpA, Via Corsica 12, I-16128 Genua heeft
vastgesteld dat de XP10 is geproduceerd volgens de eisen van EN13319:2000.
EN13319:2000 Duikaccessoires Dieptemeters en gecombineerde tijd- en dieptemeetapparatuur
Functionele- en veiligheidseisen, testmethodes. Informatie met betrekking tot de decompressiestatus
weergegeven door het instrument maakt geen deel uit van deze richtlijn.
204
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van een XP10 duikcomputer en welkom bij SUBGEAR! Vanaf nu kunt u
genieten van de begeleiding van de meest bijzondere duikcomputer op de markt, voorzien van SUBGEARs
innovatieve technologieën.
Wij danken u voor uw keuze voor de XP10 en hopen dat u er in de toekomst nog vele veilige duiken mee
zult maken. Als u meer informatie wilt over SUBGEAR en de SUBGEAR producten, kunt u onze website
bezoeken op www.SUBGEAR.com.
Om deze handleiding beter leesbaar te maken zullen we vanaf nu de term "XP10" gebruiken in plaats van
"SUBGEAR XP10 duikcomputer".
Veiligheidsoverwegingen
Duikcomputers verschaffen gegevens; ze bieden u niet direct de kennis hoe u deze informatie moet
interpreteren of toepassen. Duikcomputers kunnen veel, maar zijn geen vervanging voor gezond verstand! U
moet daarom deze handleiding zorgvuldig doorlezen voordat u uw computer voor de eerste keer gebruikt.
Belangrijke opmerkingen met betrekking tot gebruikte termen en symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt om belangrijke opmerkingen aan te duiden:
F
Opmerkingen Informatie en tips die u helpen om optimaal gebruik te maken van uw
XP10.
!
Voorzichtig! Belangrijke informatie om u helpen om optimaal gebruik te maken van
uw XP10.
Waarschuwing:! Wordt gebruikt om een situatie of handeling aan te duiden die kan
leiden tot ernstig lichamelijk letsel of de dood.
Verder worden de volgende symbolen in deze handleiding gebruikt:
Knipperend display -> Paginaverwijzing, bijvoorbeeld ->210
Akoestische signalen
Geluidssignaal
4 sec
Waarschuwingssignaal
Inleiding
Instructies voor het ingeven
van informatie
Druk de linkerknop in
Houd de linkerknop (1 seconde)
ingedrukt
Houd beide knoppen
(1 seconde) ingedrukt
Druk de rechter-
knop in
Houd de rechter- knop
(1 seconde) ingedrukt
Alternatieve displays
Door gedurende een duik op te drukken
kunt u door de alternatieve displays heen
bladeren.
Zo gaat u terug naar het eerste display:
• scroll met door de verschillende displays
• na 5 seconden: automatisch wanneer gemarkeerd
met
• na 5 seconden: direct na het indrukken van
Bijv. Max. diepte > Temperatuur >
Temperatuur, Tijd > Max. diepte
Time-out na 5 seconden inactiviteit. Het display
keert terug naar zijn oorspronkelijke weergave.
205
NEDERLANDS
Referentie
Tijd / Datum
Decompressiediepte
Desaturatietijd (DESAT)
Duur van de waarschuwing ‘niet duiken’
Duur van de Oppervlakte-interval
Huidige Diepte
Symbool van Vliegverbod
Waarschuwing ‘niet duiken’
Batterijsymbool
ndicatie geen-decompressiefase
Opstijgtijdsymbool
Geen-decompressietijd / Totale Opstijgtijd
Partiële zuurstofdruk ppO
2
Wekkersymbool / Infraroodsymbool
Stikstofverzadigingsgrafiek (duik)
Grafiek voor reststikstof (opp.)
Desaturatie
Batterijspanning
O
2
mix
Zuurstofblootstelling CNS O
2
%
Stijgsnelheid
Te Snelle
Opstijging
Gauge-symbool
Duiktijd / Tijd van Vliegverbod /
Duur van SOS-toestand
Herhalingsduiknummer
Hoogte-instelling
Log Book
Decompressiestop Verplicht
Decompressiestop Gemist
Indicatie
decompressiestop
Duur van de decompressie
O
2
Mix Symbool
(Ingave)
Instellingensymbool
Onderhouds-
symbool
Symbool Freediving
Maximumdiepte
Temperatuur
Maximale gebruiks-
diepte (MOD)
Duiknummer
Symbool voor veiligheidsstop
AMPM Symbool vm/nm
DESAT
Desaturatiesymbool
Bedieningsschema
"->" betekent "meer informatie op pagina ..."
/
/
Enter (bevestigen)
/ Scrollen /
Instelling wijzigen
Displayverlichting
Einde / verlaten
Uit
Tijdsdisplay
(Desaturatietijd CNS O
2
% ) ->214
Datum
->214
Batterijspanning
->215
• ppO
2
max ->232
• Reset naar lucht ->233
• Eenhedenstelsel ->233
• Attentiesignalen
aan/uit ->233
• Watercontacten
aan / uit ->233
• Reset
reststikstofgeheugen ->234
• Wekker ->234
• UTC tijdszone ->235
• Tijd ->235
• 24h / AM PM ->235
• Datum ->235
• LCD contrast ->235
• IrDA snelheid ->236
• Geluid aan / uit ->236
• Elektronisch
identificatienummer ->236
O
2
mix /
ppO
2
max
->220
Set 2
->234
Set 1
->232
Logboek
->230
Duik-
planner
->229
Wanneer de computer niet gebruikt wordt, zal de tijd zichtbaar worden waarna het
display na 3 minuten geheel uitgeschakeld wordt. Zie ook pagina 213.
Referentie
206
Display uitgeschakeld
O
2
mix Logboek Duikplanner (PLn)
Zuurstof-
percentage
ppO
2
max
(MOD)
Bevestigen
Pagina 1
Pagina 2
Pagina 3
Maximum
diepte
Geen-decompressieduiken
Hoogtesectie
(indien > 0)
Diepste
duik
Totaal
aantal duiken
Langste duik
Cumulatieve
bodemtijd
SOS
indien van
toepassing
Oppervlakteinterval
indien van
toepassing
Einde
Na de oudste duik:
Statistieken
Datum
van de
duik
Temperatuur
Duik-
nummer
Duiktijd
Opper-
vlakte-
interval
Geen-
decompressietijd
Diepte
Einde
Herhalingsduik-
nummer
Aanvangstijd
CNS-zuurstofblootstelling
an het einde van de duik
Batterijspanning
Zuurstof-
percentage
Bedieningsschema
207
NEDERLANDS
Inhoudsopgave
I Veiligheidsoverwegingen .......................................................................................................201
Inleiding ...................................................................................................................................204
Belangrijke opmerkingen met betrekking tot gebruikte termen en symbolen ...............204
Referentie / Bedieningsschema ...........................................................................................205
Referentie / Bedieningsschema ...........................................................................................205
Inhoudsopgave .......................................................................................................................207
II Systeem en Bediening ...........................................................................................................209
1 Beschrijving .............................................................................................................................. 209
2 Bediening ................................................................................................................................. 209
2.1 Drukknoppen .............................................................................................................. 209
2.2 Watercontacten ........................................................................................................... 210
2.3 Dive.Log ..................................................................................................................... 210
2.4 Het display inschakelen ............................................................................................... 213
2.5 De XP10 aan de oppervlakte bedienen ....................................................................... 213
2.6 De desaturatietijd controleren ...................................................................................... 214
2.7 Het controleren van de oppervlakte-interval ............................................................... 214
2.8 De datum weergeven ................................................................................................. 214
2.9 De batterijspanning controleren ................................................................................... 214
2.10 De displayverlichting .................................................................................................... 215
2.11 Het display uitschakelen .............................................................................................. 215
2.12 Wekkerfunctie.............................................................................................................. 215
3 SOS-modus ............................................................................................................................. 216
III Duiken met de XP10 ..............................................................................................................217
1 Algemene terminologie ............................................................................................................. 217
1.1 Het display tijdens een geen-decompressieduik .......................................................... 217
1.2 Het display tijdens een decompressieduik ................................................................... 217
1.3 Nitrox-informatie (O
2
-informatie) ................................................................................... 218
2 Attentiesignalen en Waarschuwingen ....................................................................................... 219
2.1 Attentiesignalen ........................................................................................................... 219
2.2 Alarmsignalen .............................................................................................................. 219
3 Voorbereiden op de Duik .......................................................................................................... 220
3.1 Instellen van het gasmengsel en de ppO
2
max ........................................................... 220
3.2 Voorbereiding op een duik en veiligheidscontrole ........................................................ 220
4 Functies gedurende de Duik .................................................................................................... 221
4.1 Te water gaan ............................................................................................................. 221
4.2 Duiktijd ....................................................................................................................... 221
4.3 Huidige diepte / O
2
% mix ............................................................................................ 221
4.4 Maximumdiepte / Temperatuur .................................................................................... 221
4.5 Stijgsnelheid ................................................................................................................ 222
4.6 Partiële zuurstofdruk (ppO
2
max) / Maximumdiepte (MOD) ........................................... 223
4.7 Zuurstofblootstelling (CNS O
2
%) .................................................................................. 223
4.8 Stikstofverzadigingsgrafiek .......................................................................................... 224
4.9 Decompressie-informatie ............................................................................................. 224
4.10 Veiligheidsstoptimer ..................................................................................................... 226
5 Functies aan de Oppervlakte .................................................................................................... 226
5.1 Het einde van een duik ................................................................................................ 226
5.2 Reststikstofgrafiek ....................................................................................................... 226
5.3 Tempo di desaturazione, tempo di non-volo e avviso non immergersi ......................... 227
6 Bergmeerduiken ....................................................................................................................... 228
6.1 Hoogtesecties ............................................................................................................. 228
6.2 Maximale hoogte ......................................................................................................... 228
6.3 Decompressieduiken in bergmeren ............................................................................. 228
208
IV Duikplanner ........................................................................................................................... 229
1 Het plannen van een geen-decompressieduik .......................................................................... 229
2 De duikplanner verlaten ............................................................................................................ 230
V Logboek ................................................................................................................................. 230
1 Overzicht .................................................................................................................................. 230
2 Bediening ................................................................................................................................. 230
VI Instellingen ............................................................................................................................ 232
1 Menu Set 1 .............................................................................................................................. 232
2 Menu Set 2 .............................................................................................................................. 234
VII Appendix ................................................................................................................................ 237
1 Technische specificaties ........................................................................................................... 237
2 Onderhoud ............................................................................................................................... 237
2.1 De batterij vervangen ................................................................................................... 238
3 Garantiebepalingen .................................................................................................................. 239
4 Index ........................................................................................................................................ 240
Inhoudsopgave
209
NEDERLANDS
Systeem en Bediening
II Systeem en Bediening
1 Beschrijving
De XP10 geeft tijdens de duik alle essentiële duik- en decompressiegegevens weer en beschikt over een
geheugen waarin alle gegevens van de duik worden opgeslagen. Deze gegevens kunt u met behulp van
een infraroodinterface (IrDA) en de Dive.Log-software downloaden naar een Windows
®
-pc.
De cd met de Dive.Log-software wordt bij de XP10 geleverd. Infraroodinterfaces zijn beschikbaar in pc.
Op onze website (www.subgear.com) vindt u een lijst met aanbevolen interfaces.
Infraroodpoort
SUBGEAR
XP10
Dive.Log
Infraroodinterface
(optioneel)
2 Bediening
F
Op pagina 205 en 213 vindt u een bedieningsschema.
2.1 Drukknoppen
De XP10 wordt met behulp van twee drukknoppen bediend ( ). Het bedienen van de twee drukknoppen
is onderverdeeld in "indrukken" (
/ ) en "indrukken en vasthouden" ( / ).
Aan de oppervlakte:
/ Schakel de XP10 in (tijdsdisplay)
Vergelijkbaar met de ENTER of RETURN toets op een
toetsenbord
Activeer een gekozen submenu
Open de getoonde instelling
Bevestig de getoonde waarde of instelling
/ Blader (scroll) door een menu
/ Wanneer u met een submenu heeft geactiveerd,
kunt u:
- De getoonde waarde vergroten ( ) of verkleinen
( )
- Een instelling wijzigen
De displayverlichting inschakelen
• De huidige functie verlaten en teruggaan naar het
tijdsdisplay
• De XP10 uitschakelen
Onder water:
De alternatieve displays tonen
De displayverlichting inschakelen
Start de veiligheidsstoptimer (in de duikmodus: ondieper
dan 6,5 m)
Drukknoppen
Watercontacten (één aan
voorzijde en één aan
achterzijde; beide niet
toegankelijk)
210
2.2 Watercontacten
De watercontacten op de XP10 zorgen ervoor dat de computer automatisch wordt ingeschakeld
wanneer deze ondergedompeld wordt in water.
Als u ervoor heeft gekozen om de watercontacten uit te schakelen (Set 1,
->32), zal de XP10 met een vertraging van ongeveer een minuut inschakelen. Dit
beïnvloedt de werking van de computer en de berekeningen voor de duik. Ga altijd
na of de computer geactiveerd is voordat u een duik begint.
2.3 Speciale Dive.Log software
Met Dive.Log kunt u uw XP10 computer configureren en alle gegevens uitlezen en op grafische
wijze zichtbaar maken. Als u de communicatie wilt starten, schakelt u de XP10 in en zorgt u dat het
infraroodvenster zich voor de infraroodinterface bevindt. Zodra de XP10 een infraroodapparaat binnen
het verzendbereik detecteert, verschijnt het symbool
.
XP10 configureren
Als u de XP10 wilt configureren, brengt u eerst een verbinding tussen de pc en de XP10 tot stand.
Vervolgens selecteert u onder "OPTIES" in het hoofdmenu "Duikcomputerinstellingen". Het volgende
venster wordt geopend:
Als u via Dive.Log instellingen wijzigt, zijn de wijzigingen van toepassing zodra u op het symbool
"Wegschrijven" drukt.
Bediening
211
NEDERLANDS
Bediening
De volgende instellingen kunnen met behulp van Dive.Log of via de menu’s Set 1 en Set 2 worden
gewijzigd:
Instelling Instelmogelijkheden Standaard- instelling Pagina.
Maximale partiële zuurstofdruk (ppO
2
max)
Tijd voordat het zuurstofpercentage
teruggezet wordt op 21% (lucht)
Eenhedenstelsel
Akoestische attentiesignalen
Watercontacten
Reset reststikstofgeheugen
Wekker
UTC tijdszone (Universal Time Change)
Huidige tijd
24 uurs- of vm/nm (AM/PM) instelling
Datum
LCD contrast
Geluid
1,2-1,6 bar
niet resetten / 1 - 48 uur
metrisch/Engels
aan/uit (Dive.Log: selectief)
aan/uit
aan/uit
0 - 23 uur, 59 min., aan/uit
±13 uur, stappen v. 15 min.
uren:minuten
24 (uit)/AM/PM (vm/nm) (aan)
1 (laag) -12 (hoog)
aan/uit
1,4 bar
niet resetten
aan
aan
niet resetten
12:00, uit
4
aan
232
233
233
233
233
234
234
235
235
235
235
235
236
De volgende gegevens kunt u met Dive.Log bekijken:
• Totaalaantal duiken • Het duikprofiel
• Totale duur van alle duiken • Logboek
• De grootste diepte ooit bereikt Grafiek van het temperatuursverloop
• De langste duik ooit gemaakt • Waarschuwingen en attentiesignalen
• De atmosferische druk Batterijspanning
Duiken downloaden
In het geheugen van de XP10 kunt u de duikprofielen van ongeveer 25
duikuren met een interval van vier seconden opslaan. Met behulp van Dive.
Log kunt u deze informatie naar de pc verzenden zodat u uw duiken op het
beeldscherm kunt bekijken en analyseren. Als u gegevens van de XP10 wilt
downloaden, klikt u in het menu "LOGBOEK" op "NIEUW" om een nieuw of
een bestaand logboek te openen. Klik vervolgens op het pictogram "DUIKEN
VERZENDEN": er verschijnt een vak op het scherm waarmee wordt
aangegeven dat de duiken worden gedownload, evenals een voortgangsbalk
die de status van verzenden aangeeft.
U kunt ervoor kiezen om vanuit het geheugen van de XP10 alle duiken
of alleen nieuwe (standaard) duiken te verzenden. Kiest u voor alleen nieuwe duiken, dan verzendt
Dive.Log alleen de duiken die recenter zijn dan de recentste duiken die in het logboek op de pc zijn
opgeslagen. Wilt u alle duiken verzenden, dient u de standaardinstelling te wijzigen en onder "Duiken" in
het hoofdmenu "Verzenden" te selecteren.
Zodra de gegevens zijn gedownload, wordt in een venster een samenvatting van alle duiken weergegeven.
In een ander venster staan de gegevens van de geselecteerde duik. In deze vensters kunt u de informatie
van de duik toevoegen en bewerken.
212
Bediening
Het Duikvenster
Duikinformatie-
venster
Duikprofiel-
venster
Waarschuwings-
symbolen
Aantekeningen
Duikcomputer-
display
Weefsel-
verzadiging
Fysiologische
informatie
Venster met Duiklijst
213
NEDERLANDS
Bediening
2.4 Het display inschakelen
Automatisch na het onderdompelen in water* of wanneer een aanpassing
aan de atmosferische druk nodig is;
Handmatig door
of in te drukken. Als u de computer met
activeert, zullen alle segmenten van het display 5 seconden lang oplichten.
Na het activeren zal de XP10 de huidige tijd, het ingestelde
zuurstofpercentage en de temperatuur laten zien
F
Dit display noemt men het tijdsdisplay. De uitleg van de menu-
structuur gaat meestal uit van dit display. Aan de oppervlakte zal de
XP10 automatisch terugkeren naar het tijdsdisplay.
Als de desaturatietijd na een voorafgaande duik (of een verplaatsing naar een
grotere hoogte) nog niet verstreken is, zal de XP10 de tijd van het vliegverbod
tonen bij het "do not fly" symbool. Daarnaast ziet u op het display de huidige
hoogte-instelling en de maximale veilige hoogte waarnaar u mag reizen (->228).
F
Wanneer de XP10 in de ruststand staat, wordt er geen informatie
getoond. Wel wordt continu de atmosferische druk gemeten: wan-
neer een significante verandering in de atmosferische druk optreedt,
zal de XP10 3 minuten lang aangaan ->228.
* Alleen wanneer de optie "Watercontacten aan" gekozen is (zie Set 1, ->233). Zie ook de waarschuwing ->210.
2.5 De XP10 aan de oppervlakte bedienen
Vanuit het tijdsdisplay kunt u verschillende functies activeren.
/
/
Uit
Tijdsdisplay
(Desaturatietijd CNS O
2
% ) ->214
Datum
->214
Batterijspanning
->214
• ppO
2
max ->232
• Reset naar lucht ->232
• Eenhedenstelsel ->232
• Attentiesignalen
aan/uit ->232
• Watercontacten
aan / uit ->232
• Reset
reststikstofgeheugen ->233
• Wekker ->234
• UTC tijdszone ->235
• Tijd ->235
• 24h / AM PM ->235
• Datum ->235
• LCD contrast ->235
• IrDA snelheid ->236
• Geluid aan / uit ->236
• Elektronisch
identificatienummer ->236
O
2
mix /
ppO
2
max
->220
Set 2
->234
Set 1
->232
Logboek
->230
Duik-
planner
->229
Met kunt u een functie
activeren of submenu binnengaan.
Met kunt u terugkeren
naar het tijdsdisplay.
Als u de XP10 3 minuten lang
niet bedient, zal deze automatisch
terugkeren naar het tijdsdisplay.
S
L
O
W
Tijdsdisplay
214
Bediening
2.6 De desaturatietijd controleren
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de desaturatietijd* controleren door
op
te drukken. De desaturatietijd wordt bepaald door de
zuurstofblootstelling, de stikstofverzadiging of de afbouw van
microbelletjes in het lichaam; de getoonde tijd is de langste van
de drie.
Het display schakelt terug naar het tijdsdisplay als u de computer
5 seconden lang niet bedient.
* Wordt alleen weergegeven wanneer er reststikstof aanwezig is als gevolg van een
eerdere duik of een verplaatsing naar grote hoogte.
!
Voor de berekening van de tijd van het vliegverbod
gaat de XP10 ervan uit dat de duiker aan de
oppervlakte normale lucht ademt.
2.7 Het controleren van de oppervlakte-interval
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de oppervlakte-interval controleren
door op te drukken (logboekmenu).
De oppervlakte-interval is de tijd die verstreken is na het beëindigen
van de laatste duik. Deze wordt getoond zolang er reststikstof in het
lichaam aanwezig is.
2.8 De datum weergeven
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de datum oproepen door 1 of 2
maal op
te drukken (afhankelijk van de situatie: als de
desaturatietijd nog niet is verstreken, moet u 2 keer drukken).
De XP10 keert 5 seconden later terug naar het tijdsdisplay als
u de computer 5 seconden lang niet bedient.
2.9 De batterijspanning controleren
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de toestand van de batterij
controleren door 2 of 3 maal op
te drukken (afhankelijk
van de situatie; wel of geen resterende desaturatietijd).
De XP10 toont de geschatte batterijcapaciteit 5 seconden
lang op grafische wijze aan de rechterkant van het display.
Wanneer nog maar 3 segmenten getoond worden, zal
de batterijspanningswaarschuwing geactiveerd worden
->219 en dient u de batterij te vervangen ->238.
• Wanneer er nog 2 segmenten zichtbaar zijn, zal het batterijsymbooltje knipperen,
zowel aan de oppervlakte als gedurende de duik. Zo wordt u gewaarschuwd
voor een mogelijk gevaarlijke situatie: de kans bestaat dat de batterij onvoldoende
spanning kan leveren om de duik af te ronden.
• Vervang de batterij wanneer er nog maar 3 segmenten zichtbaar zijn dus
vóórdat het batterijsymbool knippert.
S
L
O
W
NO
CNS O2%
DESAT
Symbool van
vliegverbod
Tijd van vliegverbod
Waarschuwing
‘niet duiken’
Reststikstof-
grafiek
Zuurstofblootstelling
Desaturatietijd
Oppervlakte-interval
NO
NO
S
L
O
W
Datum
Batterijspanning
NO
215
NEDERLANDS
Bediening
F
De temperatuur beïnvloedt het batterijvermogen. In koud water presteren batterijen bedu-
idend slechter dan in warm water. Als de batterijspanning nog op 4 segmenten staat aan
de oppervlakte, kan deze dalen tot 3 segmenten in kouder water. In dit geval zal de dis-
playverlichting tijdelijk worden uitgeschakeld. Zie onder.
Batterijspanning hoog genoeg om te duiken.
Batterijspanningswaarschuwing verschijnt. Displayverlichting wordt
uitgeschakeld. Vervang de batterij! ->238
Knipperende batterijspanningswaarschuwing.
Alle akoestische waarschuwingen en signalen worden
uitgeschakeld! De displayverlichting is uitgeschakeld!
De computer werkt mogelijk niet naar behoren.
Laat de batterijspanning niet tot dit niveau dalen!
Duiken niet mogelijk, toegang tot de duikplanner en de instellingen wordt
uitgeschakeld.
Uitleg van de
batterijspannings-
grafiek
De XP10 zal alle duiken die gemaakt zijn met slechts 3 segmenten of minder, in het logboek markeren
met een batterijsymbooltje.
Logboekinformatie zal niet verloren gaan wanneer de batterij langdurig uit de computer verwijderd
wordt.
2.10 De displayverlichting
U heeft zowel aan de oppervlakte als onder water de mogelijkheid om de displayverlichting in te schakelen.
De displayverlichting kunt u activeren door
in te drukken. De verlichting wordt na 6 seconden automatisch
uitgeschakeld.
De displayverlichting kan alleen geactiveerd worden wanneer de duikcomputer aan staat.
F
Het herhaaldelijk activeren van de displayverlichting verkort de levensduur van de batterij.
2.11 Het display uitschakelen
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de XP10 uitschakelen door op
te drukken.
Het display zal zichzelf uitschakelen wanneer de computer aan de oppervlakte 3 minuten lang niet
bediend wordt.
2.12 Wekkerfunctie
De wekkerfunctie is alleen actief aan de oppervlakte.
Wanneer de wekkerfunctie is geactiveerd, wordt op het tijdsdisplay tevens
getoond.
Wanneer de wekker afgaat, knippert en is 30 seconden lang een speciaal attentiesignaal te horen. Het
signaal stopt wanneer u een knop indrukt.
Instellen van de wekker: zie pagina ->234 (Set 2)
216
SOS-modus
3 SOS-modus
Activering: automatisch
Wanneer u langer dan drie minuten boven een diepte van 0,8 meter verblijft
na het overslaan van een decompressiestop, zal de computer automatisch
de SOS-modus activeren na het beëindigen van de duik.
Druk op
om de resterende duur van de SOS-modus te controleren.
Hierbij wordt de tekst "SoS" getoond.
Na 24 uur wordt de SOS modus gedeactiveerd.
Wanneer de computer in de SOS-modus staat, kan deze niet gebruikt
worden als duikcomputer.
Duiken binnen 48 uur na het beëindigen van de SOS-modus zal leiden tot
kortere geen-decompressielimieten en langere decompressiestops.
• Als u na het constateren van tekenen of symptomen van decompressieziekte
niet onmiddellijk medische hulp zoekt, stelt u zich bloot aan een groot risico van
ernstige verwondingen of de dood.
• Maak geen duiken in een poging de symptomen van decompressieziekte te
bestrijden!
NO
DESAT
De resterende tijd
totdat de SOS-modus
uitgeschakeld wordt
217
NEDERLANDS
Duiken met de XP10
III Duiken met de XP10
1 Algemene terminologie
De informatie die u te zien krijgt op het display van de XP10, varieert en is afhankelijk van het soort duik
dat u maakt, en in welke fase van de duik u zich bevindt.
1.1 Het display tijdens een geen-decompressieduik
%
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Huidige diepte
in meters
Duiktijd
de duur van
de duik (min)
Geen-decompressiefase
Het deel van de duik waarbinnen u op ieder
moment naar de oppervlakte mag
terugkeren zonder dat er decompressiestops
verplicht zijn.
Decompressiefase
Het deel van de duik
waarbinnen u verplicht
bent om decompressie-
stops te maken voordat
u het water kunt verlaten.
Stikstof-
verzadigingsgrafiek
Geendecompressietijd
De tijd die u nog
resteert op de huidige
diepte voordat
decompressiestops
noodzakelijk zijn
gedurende de
opstijging (min).
Maximumdiepte
de grootste diepte
die tijdens deze duik
is bereikt
Zuurstof-
blootstelling CNS O
2
%
Stijgsnelheid
(alleen zichtbaar
tijden s de
opstijging)
Tijd
Huidige diepte
24min
Geen-
decompressietijd
26,2 m
Maximumdiepte
Duiktijd (37 min)
Verstreken bodemtijd
Diepte
(Maximumdiepte >) Temperatuur
> Temperatuur , O
2
% mix en huidige tijd > (Maximumdiepte)…
1.2 Het display tijdens een decompressieduik
STOP
NO
DECO
CNS O
2
%
DEPTH
DIVE TIME
Decompressiestop
Alle voorgeschreven stops
moeten gemaakt worden.
Decompressie-diepte
De grootste diepte waarnaar
u mag opstijgen, oftewel de
eerste decompressiestop
wordt getoond.
Totaal benodigde tijd
voor de opstijging (7 min)
Tijd
35.7m
geen-decompressiefase decompressiefase
Diepste
decompres-
siestop
2 min
decompressietijd
6m
3m
Diepte
Decompressietijd
De resterende tijd van de
getoonde decompressiestop
(minuten).
Totaal benodigde opstijgtijd
De totale tijd die u
minimaal nodig heeft om
de oppervlakte te bereiken.
218
1.3 Nitrox-informatie (O
2
-informatie)
Voor duiken met perslucht is stikstof het gas dat de noodzaak tot decompressie bepaalt. Wanneer u met
Nitrox duikt, kan echter uw zuurstofblootstelling, als functie van het percentage zuurstof en de diepte, uw
maximumdiepte en duikduur gaan beperken. De XP10 maakt deze berekeningen voor u en toont u de
benodigde informatie:
O
2
% mix Het ingestelde zuurstofpercentage. Bij open ademsystemen moet het percentage
zuurstof handmatig ingesteld worden tussen 21% (perslucht) en 50% in stappen van
1%. Op deze waarde worden de decompressieberekeningen en de berekening van uw
zuurstofblootstelling gebaseerd.
ppO
2
max De maximaal toelaatbare partiële zuurstofdruk: hoe groter het zuurstofpercentage in
uw ademgas, hoe ondieper u de maximale partiële zuurstofdruk (ppO
2
max) bereikt.
De diepte waarop u uw ppO
2
max bereikt, noemt men de Maximum Operating Depth
(MOD) ofwel de maximale duikdiepte.
Wanneer u de parameters van een bepaald gasmengsel wijzigt, zal de XP10 de ppO
2
max
en de overeenkomstige maximale diepte (MOD) weergeven. De XP10 geeft visuele en
akoestische waarschuwingen wanneer u de maximumdiepte overschrijdt ->223.
F
De standaardinstelling voor de maximale partiële stikstofdruk (ppO
2
max) is 1,4 bar. De
ppO
2
max kan met Dive.Log of via menu Set 1 ingesteld worden tussen 1,2 en 1,6 bar
(->232). U kunt dit ook wijzigen wanneer u het gasmengsel instelt (->220).
De waarde/het alarm van de CNS O
2
% wordt niet beïnvloed door de geselecteerde
instelling van de ppO
2
max.
CNS O
2
% Zuurstofvergiftiging: bij een hoger zuurstofpercentage wordt de hoeveelheid zuurstof in
de weefsels, met name het centrale zenuwstelsel, steeds belangrijker. Als de partle
zuurstofdruk boven 0,5 bar komt, zal de CNS O
2
% waarde toenemen. Pas beneden
0,5 bar neemt deze waarde weer af. Hoe dichter de CNS O
2
%-waarde bij de 100%
ligt, des dichter bent u bij de grens en des te groter is de kans op symptomen van
zuurstofvergiftiging.
Diepte waarop
ppO
2
0,5 bar
bereikt
voor drie typische
mengsels
CNS O
2
%
neemt af
CNS O
2
%
neemt toe
21% 13 m
32% 6 m
36% 4 m
ppO
2
0,21 bar
0,5 bar
Duiken met Nitrox is voorbehouden aan ervaren duikers die hiervoor gebrevetteerd
zijn door een erkende opleidingsorganisatie.
Terminologie en Symbolen
219
NEDERLANDS
2 Attentiesignalen en Waarschuwingen
De XP10 maakt gebruik van akoestische en visuele waarschuwingen om de aandacht van de duiker te
vestigen op een onveilige handeling. Attentiesignalen zijn akoestisch en/of visueel.
F
De akoestische attentiesignalen kunnen uitgeschakeld worden in Set 1 ->233 of met
behulp van Dive.Log. Als u gebruikmaakt van Dive.Log, kunt u ieder afzonderlijk signaal
in- of uitschakelen.
Daarnaast is het mogelijk om alle geluidssignalen geheel uit te schakelen in Set 2 ->34.
Als u het geluid geheel uitschakelt, krijgt u geen enkele akoestische waarschuwing
voor naderende gevaarlijke situaties.
U loopt het risico van ernstig lichamelijk letsel, wellicht met de dood tot gevolg,
wanneer u niet direct reageert op alle waarschuwingen die de XP10 u geeft.
2.1 Attentiesignalen
Attentiesignalen worden door middel van
knipperende symbolen of waarden gegeven.
Onder water hoort u tevens twee korte
geluidssignalen van verschillende frequenties
met een interval van 4 seconden.
4 sec (kan uitgeschakeld worden)
Attentiesignalen worden in de volgende
situaties gegeven: (meer informatie over de
desbetreffende attentiesignalen vindt u op de
genoemde pagina)
pagina
MOD / ppO
2
max is bereikt 223
Zuurstofvergiftiging bereikt 75%
(CNS O
2
) 223
Resterende geen-decompressietijd
<3 min. 224
Niet toegestane hoogte boven zeeniveau
(oppervlaktemodus) 228
Begin decompressiefase 225
2.2 Alarmsignalen
De XP10 geeft belangrijke waarschuwingen
door middel van knipperende symbolen, let-
ters of getallen. Daarnaast hoort u geduren-
de de gehele waarschuwing een akoestisch
alarmsignaal van één frequentie.
Waarschuwingen worden in de volgende
situaties gegeven: (meer informatie over de
desbetreffende waarschuwingssignalen vindt
u op de genoemde pagina)
pagina
zuurstofblootstelling heeft 100%
bereikt 223
overgeslagen decompressiestop 225
stijgsnelheid wordt overschreden 222
(verschillende signalen, naargelang de
ernst van de overschrijding, ->222)
Alarm lage batterijspanning (zonder
akoestisch alarm):
Het batterijsymbool verschijnt als u de
batterij moet vervangen. 238
Attentiesignalen en Waarschuwingen
220
3 Voorbereiden op de Duik
U dient de instellingen van de XP10 te controleren, in het bijzonder voordat u uw eerste duik met het
instrument maakt. Alle instellingen kunt u direct op de computer nalopen of met behulp van de Dive.
Log applicatie controleren en veranderen.
3.1 Instellen van het gasmengsel en de ppO
2
max
Voor iedere duik, oftewel na het wisselen van de fles, dient u na te gaan of de instellingen
overeenkomen met het gasmengsel dat u gaat gebruiken. Een onjuiste instelling leidt tot
verkeerde berekeningen door uw XP10, met gevaarlijke gevolgen. Als uw ingestelde
percentage te laag is, kunt u plotseling en zonder waarschuwing zuurstofvergiftiging
krijgen. Bij een te hoog percentage loopt u kans op decompressieziekte. Onjuistheden
in de berekeningen hebben gevolgen voor alle volgende herhalingsduiken.
of indrukken
totdat zichtbaar is
NO
Maximale veilige
diepte (MOD)
Verander het O
2
% van uw
mengsel met (+) of
(–)
ppO
2
max
Verander de ppO
2
max met
(+) of (–)
Om het gasmengsel in te kunnen stellen moet de XP10 in de
gebruiksstand staan (het tijdsdisplay).
1. Druk op
of totdat het symbool voor het instellen van het
zuurstofpercentage zichtbaar is.
2. Bevestig uw keuze met .
3. Verander het zuurstofpercentage in stappen van 1% met of
. De XP10 toont u het huidige O
2
%, de ppO
2
max en de MOD
voor die combinatie.
4. Bevestig het gekozen zuurstofpercentage met .
5. Door op of drukken kunt u de ppO
2
max voor het
gekozen O
2
% in stappen van 0,1 bar verlagen tot 1,0 bar. De XP10
toont nu de overeenkomstige MOD voor de nieuwe maximale
partiële zuurstofdruk (ppO
2
max).
6. Bevestig de nieuwe ppO
2
max met .
F
Als u de nieuwe instellingen niet bevestigt, zal de XP10 dit scherm na 3 minuten
inactiviteit automatisch afsluiten zonder wijzigingen op te slaan.
De tijd waarna het zuurstofpercentage automatisch teruggezet wordt op 21%, kan met
"set 1"->232 of met behulp van Dive.Log worden ingesteld tussen 1 en 48 uur of op
"no reset" (standaard).
3.2 Voorbereiding op een duik en veiligheidscontrole
Schakel de XP10 in door op
te drukken en controleer het display: lichten
alle segmenten op? Gebruik de XP10 nooit als niet alle elementen op het display
worden weergegeven. Als u de XP10 aanzet met , wordt het testdisplay
niet weergegeven.
Controleer de batterijcapaciteit voor iedere duik ->15.
Voorbereiden op de Duik
221
NEDERLANDS
Functies gedurende de Duik
4 Functies gedurende de Duik
4.1 Te water gaan
Als u de watercontacten heeft uitgeschakeld (-> 233), dient u de XP10 handmatig te activeren voordat u het
water in gaat.
Als u heeft gekozen voor de instelling "Watercontacten uit" (m.b.v. Set 1 of Dive.Log),
zal de XP10 met een vertraging tot 1 minuut activeren. Dit bnvloedt het functioneren
van de duikcomputer. Ga altijd na of de duikcomputer aanstaat voordat u uw duik
begint.
Na het te water gaan zal de XP10 op een diepte van ongeveer 0,8 m alle duikfuncties activeren. De
computer geeft nu de huidige diepte en de duiktijd weer, laat u zien wat uw maximumdiepte is en
berekent uw weefselverzadiging. Aan de hand daarvan toont de computer uw resterende geen-
decompressietijd (nultijd) of decompressieprofiel. Tijdens een opstijging ziet u uw stijgsnelheid en
controleert de duikcomputer of u de voorgeschreven decompressieprocedure correct opvolgt.
4.2 Duiktijd
De tijd die u doorbrengt beneden 0,8 meter diepte, wordt als duiktijd geteld.
De tijd die u bóven deze diepte doorbrengt, wordt alleen als duiktijd meegeteld
wanneer u binnen vijf minuten weer afdaalt tot beneden 0,8 m diepte.
Wanneer de duiktijd loopt, ziet u de ‘:’ rechts van de tijd in minuten knipperen.
De maximale tijd die de XP10 kan weergeven, is 199 minuten.
F
Als een duik langer duurt dan 199 minuten, zal de timer weer bij 0 beginnen.
4.3 Huidige diepte / O
2
% mix
De huidige diepte wordt weergegeven in stappen van 10 cm.
Op een diepte van minder dan 0,8 m wordt op het
display "– – –" getoond.
F
De diepte wordt op basis van zout water weergegeven. In zoet
water zal de XP10 dan ook een iets kleinere (3%) diepte weer-
geven dan waar u zich in werkelijkheid bevindt. De berekeningen
worden echter niet beïnvloed.
4.4 Maximumdiepte / Temperatuur
De maximumdiepte wordt op het display getoond wanneer deze minimaal
1 meter groter is dan de huidige diepte. Als de maximumdiepte niet getoond
wordt, zal de XP10 de huidige temperatuur weergeven.
> Temperatuur, O
2
% mix
> Temperatuur , Tijd , O
2
% mix
> Maximumdiepte
STOP
STOP
NO
NO
DECO
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Duiktijd
S
L
O
W
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Huidige diepte
O
2
% mix
Stikstofverzadigingsgrafiek
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Maximumdiepte
CNS O
2
%
222
Functies gedurende de Duik
4.5 Stijgsnelheid
De optimale maximale stijgsnelheid is afhankelijk van de diepte waarop u zich
bevindt, en varieert tussen 7 en 20 meter per minuut. Uw snelheid wordt op de
XP10 weergegeven als een percentage van de maximaal toelaatbare snelheid. Als
uw stijgsnelheid groter is dan 100%, zal de zwarte "SLOW" pijl verschijnen.
Als uw stijgsnelheid groter is dan 140%, zal de pijl gaan knipperen.
De XP10 geeft een akoestisch waarschuwingssignaal wanneer uw stijgsnelheid
110% of groter is. De intensiteit van de waarschuwing neemt toe naarmate de
overschrijding ernstiger wordt.
U dient zich te allen tijde aan de voorgeschreven maximale stijgsnelheid te houden!
Een te snelle opstijging leidt tot de vorming van microbelletjes in de slagaderlijke
circulatie met decompressieziekte als gevolg. Decompressieziekte kan resulteren in
ernstig lichamelijk letsel en de dood.
De XP10 kan u - vanwege het gevaar van microbelvorming - na een te snelle opstijging een
decompressiestop voorschrijven, ook al bent u nog binnen de geen-decompressiefase van uw
duik.
De duur van reeds voorgeschreven decostops kan aanzienlijk toenemen wanneer u te snel opstijgt.
Wanneer u vanaf een grote diepte opstijgt, zal een zeer trage opstijging tot verdere stikstofsaturatie
leiden, waardoor uw decompressietijden en totale opstijgtijd toenemen. Op een geringe diepte zal
een trage opstijging er echter voor zorgen dat de decompressietijd afneemt, omdat de weefsels al
desatureren tijdens het laatste deel van de opstijging.
De weergave van de stijgsnelheid heeft prioriteit boven de weergave van de CNS O
2
%-waarde.
Stijgsnelheid Visuele waarschuwing Akoestische waarschuwing
Verlaag uw stijgsnelheid.
Iedere langdurige overschrijding van de maximale stijgsnelheid wordt in het logboek opgeslagen.
De volgende opstijgsnelheden komen overeen met de waarde van 100% in de XP10.
Diepte (m) <6 <12 <18 <23 <27 <31 <35 <39 <44 <50 >50
Optimale maximale
opstijgsnelheid
(meter per minuut)
7 8 9 10 11 13 15 17 18 19 20
S
L
O
W
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Stijgsnelheid
!
223
NEDERLANDS
Functies gedurende de Duik
4.6 Partiële zuurstofdruk (ppO
2
max) / Maximumdiepte (MOD)
De maximale partiële zuurstofdruk (ppO
2
max) (standaard 1,4 bar) bepaalt
de maximale duikdiepte (MOD; maximum operating depth). Wanneer u
dieper duikt dan de MOD, stelt u zich bloot aan een partiële zuurstofdruk
die hoger is dan het ingestelde maximum.
De ppO
2
max en de overeenkomstige MOD kunnen handmatig verlaagd
worden (->220, gasmengsel instellen, punt 5).
De ppO
2
max-instelling kan in Set 1 en met behulp van Dive.Log ingesteld
worden tussen 1,2 en 1,6 bar ->232.
!
De MOD wordt berekend aan de hand van de ppO
2
max en het zuurstofpercentage van
uw ademgas. Als u gedurende een duik de MOD bereikt of overschrijdt, zal de XP10 u
een akoestisch waarschuwingssignaal geven. De MOD ziet u knipperend linksonder op
het display.
Stijg onmiddellijk op tot u zich boven de getoonde MOD bevindt, om het risico van
zuurstofvergiftiging te verkleinen.
De maximale diepte (MOD) mag niet overschreden worden. Het negeren van deze
waarschuwing van de XP10 kan leiden tot acute zuurstof-vergiftiging.
4.7 Zuurstofblootstelling (CNS O
2
%)
XP10 berekent zuurstofvergiftiging op basis van diepte, tijd en
zuurstofpercentage en geeft dit weer op de plaats van de opstijgsnelheid.
De huidige zuurstofblootstelling wordt in het midden van het display
weergegeven in stappen van 1%, tot een maximum van 100%, onder het
CNS O
2
%-symbool.
Wanneer uw CNS O
2
% een waarde van 75% bereikt,
klinkt een alarmsignaal. Het "CNS O
2
"-symbool knippert
doorlopend. Begeef u naar ondieper water om uw
zuurstofblootstelling te verminderen en overweeg de
duik te beëindigen.
Wanneer uw zuurstofblootstelling 100% bereikt, hoort u
iedere 4 seconden een alarmsignaal. Het "CNS O
2
"-
symbool en het percentage knippert voortdurend. U
loopt een groot risico van zuurstofvergiftiging! Breek de
duik onverwijld af.
F
Wanneer de CNS O
2
%-waarde door een lagere ppO
2
niet langer oploopt, zal ook de
akoestische waarschuwing stoppen.
Gedurende de opstijging zal de stijgsnelheidsmeter verschijnen in plaats van de CNS
O
2
%-waarde. Wanneer de opstijging gestopt of tijdelijk onderbroken wordt, verschijnt
wederom uw huidige zuurstofblootstelling.
De XP10 zal CNS O
2
%-waarden boven 199% weergeven als 199%.
Maximum Operating Depth
(MOD) ofwel de maximale
duikdiepte
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
S
L
O
W
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
Zuurstofblootstelling
4 sec.
4 sec
224
Functies gedurende de Duik
4.8 Stikstofverzadigingsgrafiek
De stikstofverzadigingsgrafiek geeft op grafische wijze weer hoe lang het duurt voordat u uw geen-
decompressielimiet bereikt. Naarmate u meer stikstof in uw lichaam opneemt, zullen meer segmenten van de
grafiek zichtbaar worden. Naarmate uw diepte groter wordt, zullen de segmenten sneller verschijnen.
1-3 segmenten (groen
gebied): u bevindt zich binnen
de geen-decompressiefase
van uw duik
4-5 segmenten (geel gebied):
u nadert uw geen-
decompressielimiet. Wanneer
de geen-decompressielimiet
nog slechts 3 minuten
bedraagt, zullen de 5
segmenten gaan knipperen.*
6 segmenten (rood gebied):
u heeft een
decompressieverplichting:
u bent verplicht om de door
de XP10 voorgeschreven
decompressiestops te maken op
weg terug naar de oppervlakte.
* Afhankelijk van uw duikprofiel is het mogelijk dat de geen-decompressielimiet al kleiner is dan 3 minuten voordat de bovenste
5 segmenten aangaan. In deze situatie zullen alleen de segmenten die al zichtbaar zijn, knipperen.
Als u uw geen-decompressielimiet heeft overschreden, zal het 6e segment weer uitgaan nadat u uw
laatste decompressiestop heeft afgerond. Op dit moment mag u uw opstijging afronden.
4.9 Decompressie-informatie
De tekst NO STOP en de resterende geen-decompressietijd worden getoond wanneer er geen
decompressiestops gemaakt hoeven te worden bij de opstijging.
F
Een nultijd of geen-decompressielimiet van "99:" houdt in dat uw
resterende tijd 99 minuten of meer is.
De geen-decompressietijd wordt beïnvloed door de watertemperatuur.
!
Als de geen-decompressietijd daalt tot onder de 3 minuten, zal een
aandachtssignaal klinken en zullen de geen-decompressielimiet en
stikstofverzadigingsgrafiek beginnen te knipperen.
Als de waarde onder de 1 minuut daalt, zal een knipperende "0"
weergegeven worden.
Als u wilt voorkomen dat de duik een decompressieduik wordt,
dient u langzaam op te stijgen totdat de resterende geen-
decompressietijd is toegenomen tot 5 minuten of meer.
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
CNS O
2
%
Geen-decompressietijd
Stikstofverzadigingsgrafiek
CNS O
2
%
DEPTH
NO STOP
DIVE TIME
4 sec
Geen-decompressietijd
onder 1 minuut
225
NEDERLANDS
Functies gedurende de Duik
Decompressiegegevens
Wanneer u uw geen-decompressielimiet overschrijdt, wordt de duik een
decompressieduik. De tekst "NO STOP" verdwijnt en daarvoor in de
plaats verschijnt het
STOP
DECO
symbool. Daarbij klinkt een attentiesignaal. De
stikstofverzadigingsgrafiek stopt met knipperen en het 6e segment gaat
aan (rood gebied). De diepste decompressiestop wordt getoond en de tijd
die u op deze stop moet doorbrengen, ziet u links ernaast op het display.
In dit voorbeeld betekent <7: 3m> dat u een decompressiestop op
3 meter diepte moet maken en dat deze stop 7 minuten duurt. Nadat
deze decompressiestop is gemaakt, verschijnt eventueel de volgende
(ondiepere) decompressiestop. Wanneer u uw laatste decompressiestop
heeft afgerond, verdwijnt het
STOP
DECO
symbool en verschijnt wederom de "NO
STOP"-tekst, als teken dat u uw opstijging kunt afmaken.
Decompressiestops die dieper zijn dan 27 meter, worden weergegeven als
"– – : – – ".
Het decompressiealarm wordt geactiveerd wanneer u
een decompressiestop overslaat. De
STOP
DECO
pijl begint te
knipperen en een alarmsignaal is te horen.
Door de vorming van microbelletjes zal de
decompressietijd sterk toenemen wanneer u
zich boven uw decompressieplafond (minimale
decompressiediepte) begeeft. Als u de oppervlakte
bereikt met deze waarschuwing aan, zal de
STOP
DECO
pijl
blijven knipperen om u te wijzen op een groot risico
van decompressieziekte. U heeft maximaal drie minuten
de tijd om de situatie te corrigeren en af te dalen tot
beneden het decompressieplafond; als u dit niet doet,
wordt de SOS-modus geactiveerd (->16).
Als u in totaal langer dan 1 minuut boven het
decompressieplafond bent geweest, wordt de
waarschuwing in het logboek opgeslagen.
Daal onmiddellijk af tot beneden de voorgeschreven
decompressiediepte.
Daal onmiddellijk af tot beneden de voorgeschreven
decompressiediepte!
Totaal benodigde opstijgtijd
Zodra decompressiestops noodzakelijk zijn, laat de XP10 de totaal
benodigde opstijgtijd zien. Inbegrepen in deze tijd is de duur van de
opstijging zelf plus de duur van alle decompressiestops.
F
De totaal benodigde opstijgtijd wordt gebaseerd op de voorge-
schreven stijgsnelheid. De totale tijd van uw opstijging kan veran-
deren als u niet met exact de voorgeschreven snelheid opstijgt
(100%). Een totale opstijgtijd van meer dan 99 minuten wordt
getoond als "– –".
!
Aan het einde van iedere duik met de XP10 dient u een
veiligheidsstop te maken van minimaal 3 minuten op een diepte
van ongeveer 5 meter.
Diepte van de
decompressiestop
Duur van de
decompressiestop
Decompressieverplichting
STOP
DECO
CNS O2%
DEPTH
DIVE TIME
Waarschuwing voor
overgeslagen
decompressiestop
Totaal benodigde opstijgtijd
226
Functies gedurende de Duik / Functies aan de Oppervlakte
4.10 Veiligheidsstoptimer
De veiligheidsstoptimer houdt bij hoe lang de duiker aan het einde van de duik
op de veiligheidsstopdiepte moet verblijven. De timer wordt door de duiker
zelf gestart en telt terug van 3 naar 0 minuten. Deze timer kan eindeloos vaak
opnieuw gestart worden.
De timer kan geactiveerd worden als aan de volgende twee voorwaarden
voldaan is: de diepte moet minder zijn dan 6,5 meter en de geen-
decompressielimiet moet 99 minuten zijn.
Activeer de veiligheidsstoptimer door op
te drukken. De timer begint
terug te tellen en er wordt automatisch een aandachtspunt aangemaakt in
het duikprofiel. Als u nogmaals drukt, zal de timer opnieuw beginnen te tellen.
De timer wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de diepte groter is dan
6,5 meter of de geen-decompressielimiet kleiner is dan 99 minuten.
5 Functies aan de Oppervlakte
5.1 Het einde van een duik
Na het bereiken van de oppervlakte (ondieper dan 0,8 m) blijft de XP10
5 minuten aanstaan. Pas na deze 5 minuten wordt de duik afgesloten en
ingevoerd in het logboek. Deze periode kunt u gebruiken om uzelf aan
de oppervlakte te oriënteren en indien gewenst uw duik te vervolgen. De
huidige tijd wordt drie minuten lang getoond, waarna de computer zichzelf
uitschakelt.
!
Voor de berekening van de tijd van het vliegverbod gaat de XP10
ervan uit dat de duiker aan de oppervlakte normale lucht ademt.
5.2 Reststikstofgrafiek
De segmenten van de reststikstofgrafiek zullen één voor één uitgaan naarmate u verder desatureert
gedurende uw oppervlakte-interval. Er is een 1:1 verhouding tussen de segmenten die u onder water
getoond worden, en de segmenten van deze reststikstofgrafiek. Bij een herhalingsduik zult u dan ook
zien dat het aantal segmenten aan het begin van uw duik overeenkomt met het aantal segmenten dat
u aan de oppervlakte te zien kreeg. Er zijn echter 2 uitzonderingen:
Het bovenste segment blijft aanstaan totdat u volledig gedesatureerd bent. Dit is gedaan om
duidelijk te maken dat er nog reststikstof in het lichaam aanwezig is en dat een eventueel volgende
duik een herhalingsduik zal zijn. Als de resterende desaturatietijd nog erg kort is, kan dit segment
verdwijnen aan het begin van uw duik.
Gedurende de eerste 24 uur na een SOS-situatie zullen alle segmenten aan blijven staan.
STOP
CNS O
2
%
DEPTH
DIV E TIME
Resterende
tijd minuten
Symbool van
veiligheids-
stoptimer
seconden
Diepte minder dan 0,8 m
DEPTH
DIVE TIME
CNS O
2
%
227
NEDERLANDS
Functies aan de Oppervlakte
5.3 Desaturatietijd, Tijd van het vliegverbod en Waarschuwing ‘niet duiken’
Vijf minuten na de duik geeft de XP10 de huidige tijd, de tijd van het
vliegverbod, de waarschuwing ‘niet duiken’ (indien van toepassing), de
huidige hoogtesectie en de verboden hoogtesectie (->228).
De tijd van het vliegverbod is de tijd in uren die u moet wachten alvorens
u een vliegreis maakt. Deze loopt automatisch terug naar 0.
Als u toch vliegt binnen de tijd van het vliegverbod, loopt
u een groot risico van ernstig lichamelijk letsel of de
dood als gevolg van decompressieziekte.
!
Als de waarschuwing ‘niet duiken’ zichtbaar is, dient u geen
herhalingsduiken te maken en te wachten totdat de waarschuwing
verdwenen is.
Reststikstofgrafiek
S
L
O
W
NO
CNS O
2
%
DESAT
Zuurstofblootstelling
Desaturatietijd
Om de resterende desaturatietijd en zuurstofblootstelling
te controleren, drukt u op .
De desaturatietijd wordt bepaald door de
zuurstofblootstelling, de stikstofverzadiging of de afbouw
van microbelletjes in het lichaam; de getoonde tijd is de
langste van de drie.
Oppervlakte-
interval
Om de verstreken oppervlakte-interval te
controleren, drukt u op .
Als de XP10 een situatie met een verhoogd risico vaststelt (vanwege de mogelijke
ophoping van microbellen als gevolg van eerdere duiken of een CNS O
2
-niveau
boven 40%), wordt het symbool ‘niet duiken’ op het display weergegeven. In het
duikplannermenu staat eveneens hoe lang de waarschuwing van kracht is. De XP10
adviseert u deze tijd minimaal aan te houden als oppervlakte-interval zodat het aantal
microbellen kan afnemen en/of het CNS O
2
-niveau weer onder 40% zakt.
F
Ga niet duiken zo lang het symbool ‘niet duiken’ op het computerscherm wordt
weergegeven. Als de waarschuwing het gevolg is van ophoping van bellen (in plaats
van een CNS O
2
van boven de 40%) en u duikt toch, is uw geen-decompressietijd voor
die duik korter zijn of zijn de decompressietijden langer. Ook zal de tijdsduur van de
waarschuwing ‘niet duiken’ aan het eind van de duik aanzienlijk langer zijn.
S
L
O
W
NO
Huidige tijd
Reststikstofgrafiek
Reizen naar hoogtesectie 4
niet toegestaan
Symbool van
vliegverbod
Tijd van vliegverbod
Waarschuwing
‘niet duiken’
Waarschuwing
‘niet duiken’
228
Bergmeerduiken
6 Bergmeerduiken
6.1 Hoogtesecties
De XP10 meet iedere minuut de atmosferische druk. Als de computer een
voldoende grote daling in de luchtdruk meet, zal hij automatisch aangaan.
De computer geeft de nieuwe hoogtesectie (1-4) en desaturatietijd weer. De
desaturatietijd die op dat moment wordt weergegeven, is de tijd die uw lichaam
nodig heeft om zich aan te passen aan de grotere hoogte. Als u een duik maakt
binnen deze aanpassingstijd, wordt deze duik gezien als een herhalingsduik, omdat
u aan het desatureren bent. Het gehele hoogtebereik van de XP10 is verdeeld in
5 secties (0-4), begrensd door een gegeven barometerdruk. De 5 hoogtesecties
overlappen elkaar door de natuurlijke variatie in atmosferische druk (denk aan
hoge- en lagedrukgebieden). Als u aankomt bij een bergmeer, zal de hoogtesectie aan de oppervlakte zichtbaar
zijn op het tijdsdisplay, in het logboek en in de duikplanner. Op het display ziet u het bergsymbooltje en het
nummer van de gekozen bergmeerinstelling. Tussen zeeniveau en ongeveer 1000 meter hoogte wordt niets
weergegeven. In het onderstaande schema ziet u het bereik van de verschillende hoogtesecties.
Hoogtesecties
Geen
decompressie-
informatie /
Gauge modus
4000 m
schakelt bij
ongeveer:
610 mbar
725 mbar
815 mbar
905 mbar
3000 m
2000 m
1000 m
0m
6.2 Maximale hoogte
!
De XP10 zal aan de oppervlakte met behulp van knipperende
hoogtesecties aangeven naar welke hoogte u zich niet mag
begeven.
Max. hoogte: 850 m 1650 m 2650 m 4000 m
Als u zich op 1200 m. boven zeeniveau bevindt (hoogtesectie 1), mag u in dit
voorbeeld maximaal verder klimmen tot een hoogte van 2650 m. (sectie 2) voor
de volgende bergmeerduik. Hoogtesecties 3 en 4 zijn niet toegestaan.
6.3 Decompressieduiken in bergmeren
Om te garanderen dat ook op grotere hoogte uw decompressie optimaal
verloopt, is de eerste decompressiestop die normaal op 3 meter ligt, verdeeld in
een 4 meter en een 2 meter stop in hoogtesectie 1, 2 en 3. De voorgeschreven
decompressiestops komen daarmee op 2, 4, 6 en 9 meter te liggen.
Als de atmosferische druk lager is dan 620 mbar (op een hoogte groter dan
4100 m boven zeeniveau), zal de XP10 geen decompressiestatus berekenen
of weergeven (automatische gauge modus).
De duikplanner is dientengevolge niet langer beschikbaar.
Hoogtesectie 2
Hoogtesymbool
Reizen naar bergmeer in
sectie 3 en 4 niet
toegestaan. Maximale hoogte:
2650 m.
DEPTH
DIVE TIME
Hoogtesectie 4: geen
decompressieinformatie
(automatische gauge modus)
229
NEDERLANDS
Duikplanner
IV Duikplanner
PLn: De XP10 is uitgerust met een duikplanner waarmee u geen-decompressieduiken kunt plannen.
De planning wordt
gebaseerd op: • het ingestelde zuurstofpercentage en de MOD
• de watertemperatuur van de meest recente duik
• eventuele bergmeerinstellingen
• de stikstofverzadiging op het moment dat de duikplanner geactiveerd wordt.
• een gemiddeld inspanningsniveau en de veronderstelling dat de duiker zich aan
de voorgeschreven stijgsnelheid houdt
1 Het plannen van een geen-decompressieduik
De XP10 moet in de gebruiksstand staan (het tijdsdisplay). Druk op of totdat het symbool
voor de duikplanner PLn verschijnt.
De waarschuwing ‘niet
duiken’ en de duur ervan
worden weergegeven
zodra de XP10 vanwege de
ophoping van microbellen
een verhoogd risico heeft
geconstateerd.
Open de duikplanner met
.
Het venster waar u de interval kunt invoeren,
wordt weergegeven als er sprake was van
resterende desaturatietijd (DESAT) voordat
de duikplanner werd geselecteerd. Deze
oppervlakte-interval tussen nu en het begin van
de duik kan in stappen van 15 minuten worden
gewijzigd met
en . XP10 geeft de
waarde van het CNS O
2
% en de hoogtesectie
aan waar u aan het eind van de geselecteerde
oppervlakte-interval binnen moet blijven.
Als de waarschuwing ‘niet duiken’ en de duur ervan worden
weergegeven, stelt de XP10 deze tijd, naar boven afgerond op 15 minuten,
voor als oppervlakte-interval. Als de voorgestelde interval korter blijkt te zijn,
verschijnt de waarschuwing ‘niet duiken’.
Bevestig met
de gekozen oppervlakte-interval (indien van toepassing).
Met
en kiest u de diepte waarvan u de geen-decompressielimiet
wilt weten.
Dieptes groter dan de MOD voor het ingestelde gasmengsel worden niet
getoond.
Op pagina 227 vindt u meer informatie en veiligheidsoverwegingen m.b.t. de waarschuwingniet duiken.
Ingave van de
oppervlakte-interval
/
DEPTH
NO STOP
DEPTH
DIVE TIME
Activeer de
duikplanner
Geen-
decompressietijd
Stel de gewenste diepte in
(
en )
CNS O
2
%
Selecteer duikplanner
of PLn
Indien
I.g.v. herh.duik
Waarschuwing
‘niet duiken’
Duur van de
waarschuwing
230
2 De duikplanner verlaten
Druk een- of tweemaal op om de duikplanner te verlaten. Dit gebeurt ook automatisch na drie
minuten inactiviteit.
V Logboek
1 Overzicht
Een duik wordt pas in het logboek opgeslagen wanneer deze langer heeft geduurd dan 2 minuten. De
XP10 slaat de duikprofielen van de laatste 25 uur aan duiken op. Alle gegevens die de XP10 opslaat,
kunnen met behulp van de Windows
®
Dive.Log software en een standaard IrDA infraroodinterface naar
een pc worden gedownload. Alle duiken in het geheugen kunnen direct op de duikcomputer bekeken
worden.
2 Bediening
tot Vanuit het tijdsdisplay kunt u het logboek selecteren met .
Als u binnen de desaturatietijd van een eerdere duik het logboek opent, ziet
u de tijd tussen de laatste duik en nu (de oppervlakte-interval).
Met
kunt u het logboek activeren.
De meest recente duik wordt getoond (duik nummer 1).
Per duik zijn er drie pagina's.
Duiktijd
Laagst gemeten batterij-
spanning gedurende de duik
Zuurstofpercentage
Van hieruit kunt u:
a) meer informatie oproepen over
de getoonde duik door op
te drukken.
De XP10 toont meer
informatie over de
geselecteerde duik.
b) andere duiken selecteren.
Iedere keer als u op
of
drukt, gaat u naar de
volgende of vorige duik.
Aan het einde van het
logboek toont de XP10
statistieken over uw duiken
->232.
Duiknummer
Datum van de duik
Logboeksymbool
S
L
O
W
DEPTH
DIVE TIME
Maximumdiepte
Pagina 1
Oppervlakte-interval
Duikplanner / Logboek
231
NEDERLANDS
Logboek
Herhalingsduiknummer
CNS O
2
%
Aanvangstijd
CNS-zuurstofblootstelling
aan het einde van de duik
Pagina 2
Laagst gemeten
temperatuur
Hoogtesectie (indien > 0)
Druk op
om meer informatie over de betreffende duik te bekijken.
Als u een duik maakt binnen de aanpassingstijd (desaturatietijd na een
verandering in hoogte boven zeeniveau), ziet u de aanpassingstijd in plaats
van de oppervlakte-interval.
Meer informatie over de duik:
S
L
O
W
Te snelle opstijging* (pagina 1)
DESAT De desaturatietijd was voor de
duik gereset door de batterij te
verwijderen (pagina 1+2)
STOP
DECO
Overgeslagen decompressiestop*
(pagina 1)
De batterijspanning is gedurende de
duik slechts 3 blokjes of minder geweest
(pagina 1, 2, 3)
Overgeslagen decompressiestop*
(pagina 3)
Hoogte-instelling (pagina 2) Waarschuwing ‘niet duiken’ na de duik
(pagina 1)
DESAT De desaturatietijd was gereset voor de
duik (in Set 1) (pagina 1+2)
*Waarschuwingen die gedurende de duik zijn gegeven
Met gaat u terug naar de lijst met duiken (het eerste scherm van het logboek). Van hieruit kunt u naar
de volgende duik of kunt u op drukken om meer informatie over de gekozen duik te bekijken.
Lengte van de oppervlakte-
interval (alleen bij
herhalingsduiken
SOS indien
van toepassing
Pagina 3
232
Logboek / Instellingen
Statistieken
Vanuit het tijdsdisplay kunt u de statistieken van alle duiken die u ooit met de XP10 heeft gemaakt,
bekijken. Druk achtereenvolgens op
, en :
Het logboek verlaten
U kunt het logboek verlaten door één of twee keer op
te drukken.
Na drie minuten inactiviteit zal de XP10 het logboek automatisch afsluiten.
VI Instellingen
1 Menu Set 1
Met Menu Set 1 of Dive.Log kunt u onderstaande instellingen wijzigen (duikfuncties):
Instelling Instelmogelijkheden
Standaard-
instelling
Pagina
Maximale partiële zuurstofdruk
(ppO
2
max)
Tijd voordat het zuurstofpercentage
teruggezet wordt op 21% (lucht)
Eenhedenstelsel
Akoestische attentiesignalen
Watercontacten
Reset reststikstofgeheugen
1,2-1,6 bar
niet resetten / 1 - 48 uur
metrisch/Engels
aan/uit (Dive.Log: selectief)
aan/uit
aan/uit
1,4 bar
niet resetten
aan
aan
niet resetten
232
233
233
233
233
233
Begin vanuit het tijdsdisplay en druk op
of totdat "Set 1" zichtbaar
is. Bevestig dat u het Set 1 submenu wilt binnengaan door op .
Nadat u het Set 1 submenu heeft geactiveerd, kunt u met
en door
de verschillende instellingen bladeren.
Instellen van de maximale partiële zuurstofdruk (ppO
2
max)
1. Bevestig met
dat u de maximale partiële zuurstofdruk wilt
veranderen. De huidige instelling begint te knipperen.
2. Verander met of in stappen van 0,05 bar de maximale
partiële zuurstofdruk.
3. Bevestig de nieuwe instelling met
.
S
L
O
W
DEPTH
DIVE TIME
Diepste duik
De duur van de langste duik
Cumulatieve bodemtijd
Totaalaantal duiken
NO
ppO
2
max
233
NEDERLANDS
Instellingen
Instellen van de termijn waarna het O
2
% ingesteld wordt op 21% (lucht)
1. Bevestig met
dat u de tijdslimiet voor wijzigingen aan het
zuurstofpercentage wilt veranderen. De huidige instelling begint te
knipperen.
2. Verander met
of de tijdslimiet (1-48 uur, of niet resetten "- - h").
(1 - 48 hrs or no reset: "– – h")
3. Bevestig de nieuwe instelling met .
Eenhedenstelsel kiezen
1. Bevestig met
dat u het eenhedenstelsel wilt kiezen. De huidige
instellingen worden getoond (m / ft / °C / °F).
2. Druk op
. "m" of "ft" begint te knipperen.
3. Kies met voor "m" of "ft".
4. Bevestig uw keuze met . "°C" of F" begint te knipperen.
5. Kies met
voor "°C" of "°F".
6. Bevestig uw keuze met .
In- of uitschakelen van de attentiesignalen
Met deze optie kunt u ervoor kiezen de akoestische aandachtssignalen uit te
schakelen. Alle belangrijke waarschuwingssignalen blijven echter actief. Lees
op pagina 219 meer over het onderscheid tussen de twee soorten signalen.
1. Bevestig met
dat u de attentiesignalen wilt in- of uitschakelen. De
tekst "On" of "Off" begint te knipperen.
2. Kies met voor "On" of "Off".
3. Bevestig uw keuze met .
In- of uitschakelen van de watercontacten
Wanneer u de XP10 onderdompelt in water, zorgen de watercontacten
ervoor dat de computer automatisch wordt geactiveerd.
Als u ervoor kiest om de watercontacten uit te schakelen,
zal de XP10 met een vertraging van maximaal 1 minuut
vanaf het moment van afdalen, activeren. Dit beïnvloedt
het functioneren van de computer.
Ga altijd na of de computer aanstaat voordat u uw duik
begint.
1. Bevestig met dat u de watercontacten wilt in- of uitschakelen.
De tekst "On" of "Off" begint te knipperen.
2. Kies met voor "On" of "Off".
3. Bevestig uw keuze met
.
Tijdslimiet voor het resetten
naar lucht
234
Instellingen
Resetten van het reststikstofgeheugen
Duiken na het resetten van het reststikstofgeheugen kan tot zeer gevaarlijke situaties
leiden, met ernstig lichamelijk letsel en de dood tot gevolg.
Na het resetten van het reststikstofgeheugen mag u minimaal 48 uur niet duiken.
Als u toch duikt na het resetten van het reststikstofgeheugen, zal de computer
een te optimistische decompressiestatus berekenen, waardoor u kans loopt op
decompressieziekte.
Reset het reststikstofgeheugen alleen als u zeker weet dat u de komende 48 uur niet
meer duikt en niet naar grotere hoogte reist of hoeft te vliegen.
Het resetten van het reststikstofgeheugen mag alleen gedaan worden als
daarvoor een geldige reden is, bijvoorbeeld wanneer u een duik heeft gemaakt en
vervolgens de computer wilt uitlenen aan iemand die de afgelopen 48
uur niet heeft gedoken. Zolang de computer uw desaturatietijd aan het
berekenen is, dient u de gevolgen van deze handeling te beseffen en de
risico’s te accepteren.
1. Bevestig met
dat u het reststikstofgeheugen (en dus de getoonde
desaturatietijd) wilt wissen. De tekst "On" begint te knipperen.
2. Kies met
voor "On" of "Off".
3. Bevestig uw keuze met . Als u voor "Off" heeft gekozen, zal "Code"
en "000" op het display getoond worden ("Off" wil in dit geval zeggen dat
de desaturatietijd wordt uitgeschakeld).
4. Stel het eerste cijfer in met
en . Bevestig met .
Herhaal stap 4 voor de volgende twee cijfers. Als u de juiste code heeft
ingevoerd, wordt het reststikstofgeheugen gewist (DESAT gaat uit).
Code: 313
2 Menu Set 2
In menu Set 2, of met behulp van Dive.Log, kunt u de volgende instellingen wijzigen:
Instelling Instelmogelijkheden
Standaard-
instelling
Pagina
Wekker
UTC tijdszone (Universal Time Change)
Huidige tijd
24 uurs- of AM/PM instelling
Datum
LCD contrast
IrDA snelheid (alleen set 2)
Geluid
Elektr. identificatienummer
0 - 23 uur, 59 min., aan/uit
±13 uur, stappen v. 15 min.
uren:minuten
24 (uit) / AM/PM (aan)
1 (laag) -12 (hoog)
low / high (laag/hoog)
aan/uit
12:00, uit
4
low (laag)
aan
234
235
235
235
235
235
236
236
236
Vanuit het tijdsdisplay drukt u op
of totdat "Set 2" zichtbaar is.
Bevestig uw keuze met .
Wanneer u dit submenu bent binnengegaan, kunt u met en naar
de gewenste functie bladeren.
Instellen van de wekker
De wekker kan alleen aan de oppervlakte afgaan, niet gedurende een duik.
Het geluid moet aanstaan ("Sound" op "On") in Set 2.
1. Bevestig met
dat u de wekker wilt instellen. De uren gaan
knipperen.
2. Stel met en de uren in.
3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen.
4. Verander de minuten met en .
DESAT
DESAT
NO
235
NEDERLANDS
5. Bevestig de instelling met . "On" of "Off" gaat nu knipperen.
6. "On" wil zeggen dat de wekker aanstaat (op het tijdsdisplay ziet u )
"Off" wil zeggen dat de wekker uitstaat.
Kies met
voor "On" of "Off".
7. Bevestig de gekozen status met .
Instellen van de UTC offset (de tijdszone, UTC, coordinated universal time)
Met deze instelling kunt u de tijd op uw duikcomputer snel
aanpassen aan een nieuwe tijdzone zonder dat u de instelling van de
huidige tijd wijzigt.
1. Bevestig met
dat u de UTC offset wilt veranderen. De uren
knipperen nu.
2. Stel met of de gewenste tijdszone in (+/- 13 uur).
3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen.
4. Stel desgewenst de minuten in, in stappen van 15 minuten, met de
of knop.
5. Bevestig de nieuwe instellingen met .
Instellen van de huidige tijd
U kunt de computer instellen op de plaatselijke tijd via dit menu of met
behulp van de UTC offset (zie boven).
1. Bevestig met
dat u de tijd wilt instellen. De uren knipperen nu.
2. Stel met
of de uren in.
3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen.
4. Stel met of de minuten in.
5. Bevestig de nieuwe instellingen met .
Keuze voor 24-uurs- of vm/nm (AM/PM) weergave
1. Bevestig met
dat u de tijd wilt instellen. "On" of "Off" knippert nu.
2. Kies met voor "Off" (24h) of "On" (AM/PM).
3. Bevestig de instelling met
.
De keuze voor 24-uurs- of AM/PM-weergave beïnvloedt tevens het datum-
formaat (zie onder).
Instellen van de datum
1. Bevestig met
dat u de datum wilt instellen.
De eerste dag (maand) knippert nu.
2. Stel met of de dag (maand) in.
3. Bevestig de instelling met
. De maand (dag) gaat knipperen.
4. Stel met of de maand (dag) in.
5. Bevestig met . Het jaartal gaat knipperen.
6. Stel met en het jaartal in.
7. Bevestig de nieuwe instellingen met
.
Instellen van het contrast van het LCD
1. Bevestig met
dat u het displaycontrast wilt aanpassen.
De huidige instelling gaat knipperen.
2. Stel met of het contrast in op het gewenste niveau.
Laag contrast (1) tot hoog contrast (12).
3. Bevestig uw keuze met
.
Time of day
Datum (24-uurs weergave)
Dag / Maand / Jaar
Datum (vm/nm weergave)
Maand / Dag / Jaar
Instellingen
236
Instellingen
Instellen van de IrDA-snelheid
De standaardinstelling van de XP10 is "Lo" (low; laag). Voor een snellere
gegevensoverdracht kunt u de hoge instelling kiezen, maar niet alle IrDA-
interfaces zijn compatibel met deze instelling.
1. Bevestig met
dat u de IrDA-snelheid wilt veranderen. De huidige
instelling gaat knipperen ("lo" of "hi").
2. Stel de XP10 met in op de gewenste snelheid.
3. Bevestig uw keuze met .
Laag: 9600 bits/seconde (bps) Hoog: max. 57600 bits/seconde
Het geluid aan- of uitzetten
Als u het geluid uitschakelt, worden ALLE geluidssignalen onderdrukt. U krijgt dus
geen attentie- of waarschuwingssignalen voor op handen zijnde gevaarlijke situaties.
Zonder akoestische waarschuwingen is de kans groter dat u in potentieel gevaarlijke
situaties terechtkomt, met ernstig lichamelijk letsel en de dood tot gevolg.
U moet de gevolgen van het uitschakelen van het geluid kunnen overzien en alle
risico’s accepteren alvorens u deze procedure uitvoert.
1. Bevestig dat u de geluidsinstellingen wilt veranderen door op te
drukken. U ziet nu "On" of "Off" op het display knipperen.
2. Kies met voor "On" of "Off".
3. Bevestig uw keuze met . Als u voor "Off" heeft gekozen, verschijnt
"Code" en "000" op het display.
4. Verander het eerste cijfer met en . Bevestig met .
Herhaal stap 4 voor de overige 2 cijfers. Als u de juiste code heeft
ingevoerd, wordt het geluid uitgeschakeld.
Code: 313
F
Het geluid uitzetten geldt ook voor alle oppervlaktefuncties (bergmeeralarm, wekkerfunc-
ties, bericht bij verandering in hoogte).
Het elektronisch identificatienummer tonen
Dit nummer heeft u nodig bij onderhoud, reparaties, storingsmeldingen en
garantieclaims.
NO
ID-nummer
(identificatienummer)
237
NEDERLANDS
Appendix
VII Appendix
1 Technische specificaties
Maximale gebruikshoogte: met decompressie-informatie: zeeniveau tot ongeveer
4000 m hoogte zonder decompressiestatus, tot ongeveer
circa 4000 meter hoogte: automatische gauge modus
(onbeperkt)
Max. weergegeven diepte: 120 m, resolutie van de diepteweergave: tussen 0,8 m en
99,9 m: 0,1 m, beneden 99,9 m: 1 m
Volledige decompressieberekeningen
tussen: 0,8 tot 120 m
Maximale omgevingsdruk: 13 bar
Klok: quartz timer met tijd-, datum- en duiktijdweergave tot
199 minuten
O
2
-percentage: Instelbaar tussen 21% (perslucht) en 50%
Uiterste bedrijfstemperatuur: -10° tot +50°C
Spanningsbron: CR2450, Aanbevolen batterij: CR2450 (PANASONIC,
DURACELL, RENATA, ENERGIZER, SONY, VARTA)
Verwachte levensduur van de batterij: 2-3 jaar of 200-300 duiken. De uiteindelijke levensduur
van de batterij hangt o.a. af van het aantal duiken per
jaar, het gebruik van de displayverlichting en de lengte
van de duiken. In koud water is de verwachte levensduur
beduidend korter. Niet alle CR2450 batterijen zijn van
dezelfde kwaliteit; lage kwaliteit batterijen kunnen een zeer
korte levensduur hebben
2 Onderhoud
De XP10 is een nagenoeg onderhoudsvrij instrument. U hoeft hem alleen na gebruik met kraanwater
af te spoelen en de batterij te vervangen wanneer deze leeg is ->238. Om problemen met uw XP10
te voorkomen dient u de volgende voorschriften te volgen. Zo heeft u jarenlang plezier van uw
duikcomputer:
Voorkom dat u de XP10 laat vallen. Schokken en stoten kunnen de
computer onherstelbaar beschadigen.
Reinig uw XP10 zorgvuldig met schoon water.
Sla uw XP10 op in een goed geventileerde ruimte.
Als u problemen heeft met de bediening van de watercontacten, kunt u
de contacten reinigen met een potloodgummetje of water en zeep. Het
is toegestaan om het huis van de XP10 met siliconenvet te behandelen.
Breng nooit siliconenvet aan op de watercontacten!
Gebruik geen oplosmiddelen om uw XP10 te reinigen (alleen water).
Controleer de batterijspanning voor iedere duik ->215.
Wanneer het batterijsymbool verschijnt, dient u de batterij te vervangen
->238.
Duiken met een lage batterijspanning: de XP10 kan zonder verdere
waarschuwing uitschakelen tijdens de duik. De foutcode E3 of E6
verschijnt. Breek de duik af en vervang de batterij ->35.
Het onderhoudssymbool en de foutcode E3 verschijnt aan de
oppervlakte: vervang de batterij ->238.
Alle foutcodes behalve E3: de XP10 mag niet meer gebruikt worden om
mee te duiken. Breng uw computer naar een geautoriseerd SUBGEAR
dealer.
!
238
Appendix
2.1 De batterij vervangen (Batterijkit 06.201.919 bevat een batterij en o-ring met tefloncoating)
Het verwijderen van de batterij heeft tot gevolg dat het reststikstofgeheugen van de
computer gewist wordt. Dit houdt in dat de computer bij eventuele herhalingsduiken
geen correcte berekeningen kan uitvoeren. Duiken met de XP10 na het vervangen
van de batterij, binnen de desaturatietijd van een eerder gemaakte duik, kan leiden
tot ernstig lichamelijk letsel en de dood als gevolg van decompressieziekte.
Vervang de batterij alleen onder de volgende omstandigheden:
Na een duik, als u zeker weet dat u de komende 48 uur geen herhalingsduiken
meer gaat maken en niet naar grotere hoogte hoeft te reizen of hoeft te vliegen.
Voor de duik, als er geen desaturatietijd meer wordt aangegeven door de
computer.
De batterijwissel moet met zorg worden uitgevoerd om te voorkomen dat er
water binnendringt in het batterijcompartiment. De garantie dekt schade aan
uw computer niet, indien deze het gevolg is van het onzorgvuldig of onjuist
vervangen van de batterij.
!
Raak nooit de metalen oppervlakken van de batterij met de blote vingers aan. De twee polen
mogen niet kortgesloten worden.
Procedure:
Voor het vervangen van de batterij heeft u een muntstuk of met behulp van universeel gereedschap plus
een schone, niet-pluizende doek nodig.
Een lekkende batterijcover leidt tot onherstelbare beschadiging van de
elektronica. De XP10 kan in deze situatie onder water zonder waarschuwing
uitschakelen.
Open het batterijcompartiment alleen in een schone, droge omgeving.
Open het batterijcompartiment alleen als dit noodzakelijk is voor het
vervangen van de batterij, niet om andere redenen.
1. Droog de XP10 af met een zachte handdoek.
2. Draai de batterijdeksel los met een muntstuk of met behulp van
universeel gereedschap.
3. Verwijder de batterijcover.
4. Verwijder voorzichtig de oude O-ring. Beschadig het contactoppervlak
niet.
5. Verwijder de batterij. Raak de polen en batterijcontacten niet aan
universeel
gereedschap
F
Bescherm het milieu en lever de lege batterij in als klein chemisch afval.
!
Als u sporen ziet van lekkage of beschadigingen aan de O-ring of zijn contact-oppervlakte
bemerkt, dient u het gebruik van de computer te staken. Bied hem ter reparatie aan bij een
geautoriseerd SUBGEAR dealer.
239
NEDERLANDS
Appendix
6. Gebruik altijd een nieuwe O-ring wanneer u de batterij vervangt. Gooi de oude batterij
direct weg. Ga na of de nieuwe O-ring in perfecte toestand verkeert en of de O-ring
en alle contactoppervlakken 100% schoon zijn. Reinig ze indien noodzakelijk met een
pluisvrije doek. Plaats de nieuwe O-ring in zijn uitsparing in de batterijcover.
7. Gebruik alleen de originele SUBGEAR O-ring. Deze O-ring is voorzien van een
tefloncoating en heeft geen siliconenvet nodig.
8. Gebruik geen smeermiddelen! Deze kunnen een chemische reactie aangaan met de
batterijcover of behuizing.
9. Controleer de polariteit van de batterij. De XP10 kan beschadigd raken als u de batterij
verkeerd plaatst. Plaats de nieuwe batterij, met de „+"-pool naar
boven, in het batterijcompartiment.
Na het plaatsen van de nieuwe batterij voert de XP10 een
automatische zelftest uit. Deze duurt 8 seconden en de computer
geeft een signaal wanneer de test is afgerond.
10. De batterijcover kan met een draai van ±120° gesloten worden. De
cirkels op de behuizing en de cover helpen bij de correcte plaatsing.
Als u stopt met vastdraaien voordat de twee cirkels naast elkaar
staan, kan de computer gaan lekken. Als u probeert verder te
draaien, loopt u kans dat de batterijcover breekt. Schade aan de
XP10 als gevolg van het op onjuiste wijze vervangen van de batterij
is niet gedekt onder de garantie.
Druk de batterijcover stevig aan en draai hem vast totdat de twee
cirkels tegenover elkaar liggen.
11. Controleer de XP10 op correcte werking door deze handmatig te activeren
->213.
3 Garantiebepalingen
Alleen duikcomputers die aantoonbaar via een geautoriseerd SUBGEAR dealer zijn aangekocht,
vallen onder de garantie. De garantietermijn bedraagt 2 jaar. Reparaties of vervangingen die binnen
deze periode worden gedaan, verlengen de garantietermijn niet. Bij een eventuele garantieclaim dient
u de duikcomputer met een van datum voorziene aankoopnota naar een geautoriseerd verkoop- of
servicepunt te brengen. SUBGEAR behoudt zich het recht voor om een garantieclaim te accepteren
dan wel af te wijzen. Naar inzicht van SUBGEAR zal bij terecht bevinden van de garantieclaim, besloten
worden over te gaan tot reparatie of vervanging van de computer.
Uitgesloten van garantie zijn defecten die veroorzaakt zijn door:
buitengewone slijtage
invloeden van buitenaf zoals transportschade, schade als gevolg van vallen, schokken of stoten,
weersinvloeden en andere natuurlijke fenomenen.
(pogingen tot) onderhoud of reparatie door personen die hiervoor niet opgeleid en geautoriseerd
zijn door de fabrikant;
druktests die niet in water plaatsvinden.
duikongevallen.
het onjuist plaatsen van de batterijcover.
Uw SUBGEAR duikinstrument is uit hoogwaardige bestanddelen vervaardigd, die zowel
gerecycleerd als ook opnieuw gebruikt kunnen worden. Klanten binnen de Europese Unie
kunnen een bijdrage leveren aan de bescherming van het milieu en de gezondheid door
verouderde produkten bij een regionale verzamelplaats in te leveren. Dit overeenkomstig de
EU-voorschrift 2002/96/EC. Deze apparaten zijn met het hiernaast aangegeven recycling-
symbool gekenmerkt en mogen niet met het gewone huisvuil meegegeven worden.
!
!
!
Uitlijning
240
Appendix
4 Index
Akoestische aandachtssignalen ______ 219, 232
AM/PM (vm/nm) _______________________ 235
Batterij, levensduur _____________________ 238
Batterij, vervangen ______________________ 238
Batterijspanningswaarschuwing __________ 219
Batterijtoestand, controleren van de… _____ 214
Bediening XP10 _______________ 204, 205, 209
Bergmeren, duiken in… _________________ 228
CNS O
2
______________________ 218, 219, 223
Datum ____________________________ 214, 235
Decompressiegegevens
gedurende decoduik ________________ 217, 225
Decompressiegegevens gedurende geen-
decompressieduik __________________ 217, 224
Decompressiestop, overgeslagen… ___ 219, 225
Desaturatiegegevens, resetten van… ___ 234, 238
Desaturatietijd _____________________ 214, 227
Diepte, huidige _________________________ 221
Displayverlichting _______________________ 215
Speciale Dive.Log software _____ 209, 210, 230
Drukknoppen ______________________ 204, 209
Duik __________________________________ 217
Duik, einde van een ____________________ 226
Duikplanner ___________________________ 229
Duiktijd _______________________________ 221
E3, E6 foutcode________________________ 237
Eenhedenstelsel________________________ 233
Elektronisch identificatienummer __________ 236
Gasmengsel, instellen… _________________ 220
Geen-decompressietijd ______________ 217, 224
Geluid, on /off _____________________ 219, 236
Geluid, uitschakelen van het… ___________ 232
Instellen van de ppO
2
max ___________ 220, 232
IrDA ______________________________ 209, 236
LCD-contrast _________________________ 235
Licht _________________________________ 215
Logboek ______________________________ 230
Maximumdiepte ____________________ 217, 221
MOD ____________________ 218, 219, 220, 223
Nitrox ________________________________ 218
O
2
partiële gasdruk, maximum
(ppO
2
max) _______________ 218, 220, 223, 232
O
2
percentage ________________ 217, 218, 220
O
2
% mix, instellen… ____________________ 220
O
2
-blootstelling & vergiftiging ____ 218, 219, 223
Onderhoud ____________________________ 237
Oppervlakte-interval ________________ 214, 231
Partiële zuurstofdruk ___________ 218, 219, 223
pc, gegevensoverdracht (logboek) ____ 209, 211
ppO
2
, zie partiële zuurstofdruk
Resetten naar lucht _____________________ 233
Reststikstofgrafiek _____________________ 226
Set 1 _________________________________ 232
Set 2 _________________________________ 234
SOS-modus ___________________________ 216
Stijgsnelheid _______________________ 219, 232
Stikstofverzadigingsgrafiek ______________ 224
Systeem ______________________________ 209
Technische gegevens ___________________ 237
Tijd (weergave) _____________________ 213, 235
UTC __________________________________ 235
Veiligheidsstoptimer ____________________ 226
Vliegen, tijd van vliegverbod __________ 214, 227
Waarschuwing ‘niet duiken’ __________ 227, 229
Waarschuwingen _______________________ 219
Watercontacten ____________________ 209, 233
Weergave op basis van zout water _______ 221
Wekkerfunctie _____________________ 215, 234

Documenttranscriptie

XP10 English Deutsch Français Italiano Español Nederlands Veiligheidsoverwegingen Veiligheidsoverwegingen Alvorens u met de SUBGEAR XP10 duikt, dient u deze handleiding zorgvuldig gelezen en begrepen te hebben. Aan het duiken zijn bepaalde risico’s verbonden. Zelfs als u de aanwijzingen in deze handleiding nauwkeurig opvolgt, loopt u kans op levensbedreigende verwondingen als gevolg van decompressieziekte, zuurstofvergiftiging of een ander risico inherent aan het duiken met perslucht of Nitrox. Als u zich niet volledig bewust bent van deze risico’s of niet bereid bent om deze gevaren te accepteren, dient u niet met de SUBGEAR XP10 te duiken! Richtlijnen voor het gebruik van de XP10: De volgende richtlijnen zijn afgeleid van de meest recente medische onderzoeken en aanbevelingen voor het duiken met duikcomputers. Als u deze veiligheidsvoorschriften volgt, zal de XP10 uw duikplezier en veiligheid vergroten, maar onthoud dat geen enkele computer kan garanderen dat u nooit decompressieziekte of zuurstofvergiftiging zult krijgen. • De XP10 is bedoeld voor duiken met perslucht (21% O2) en Nitrox (22-50% O2). Gebruik de XP10 niet voor het duiken met andere gasmengsels. • Het is van essentieel belang dat u het zuurstofpercentage van uw Nitroxmengsel voor de duik meet en op uw duikcomputer instelt. Onthoud dat het instellen van het verkeerde percentage tot gevolg heeft dat het risico van zuurstofvergiftiging of decompressieziekte toeneemt! De maximale afwijking van het werkelijke percentage is 1%. Een onjuiste instelling kan dodelijk zijn! • Gebruik de XP10 alleen met open circuit ademhalingssystemen. • Gebruik de XP10 alleen in combinatie met een onafhankelijk systeem. De XP10 is niet ontworpen voor het calculeren van lange-termijn blootstelling aan Nitrox. • Let goed op de visuele waarschuwingen die de XP10 geeft wanneer u een gevaarlijke situatie nadert. Vermijd situaties of handelingen die in deze handleiding zijn aangeduid met een waarschuwingssymbool. • De XP10 is voorzien van een ppO2-waarschuwing, die standaard geactiveerd wordt bij een partiële zuurstofdruk van 1,4 bar. Deze kan worden gewijzigd in een waarde tussen 1,2 en 1,6 bar. • Controleer tijdens de duik regelmatig het CNS O2%, vooral wanneer de ppO2 groter is dan 1,4 bar. Beëindig de duik uiterlijk bij een CNS O2% van 75%. • Duik nooit dieper dan de Maximum Operating Depth (MOD) van het gasmengsel dat u op dat moment gebruikt. • Houd u aan de aanbevolen maximumdiepte voor sportduikers (aan de hand van uw brevetniveau), of de maximumdiepte die berekend is aan de hand van het ingestelde zuurstofpercentage. Denk aan het risico van decompressieziekte en zuurstofvergiftiging. • Volg de algemene aanbevelingen van de grote opleidingsorganisaties en duik nooit dieper dan 40 meter. • U dient rekening te houden met de gevaren van stikstofnarcose. De XP10 waarschuwt u hier niet voor. • Maak aan het einde van iedere duik, met of zonder duikcomputer, een veiligheidsstop van minimaal 3 minuten op een diepte van 5 meter. • Alle duikers die gebruikmaken van een duikcomputer, moeten duiken aan de hand van de limieten van hun persoonlijke instrument dat ze bij alle voorgaande duiken hebben gebruikt. • Als de XP10 onder water uitvalt, dient u direct de duik af te breken en volgens de voorschriften Nederlands I 201 Veiligheidsoverwegingen • • • • • • • • • • • een opstijging te maken; hieronder valt een langzame opstijging en een veiligheidsstop van 3 tot 5 minuten op 5 meter diepte. Houd u aan de maximale stijgsnelheid en maak altijd alle voorgeschreven decompressiestops. Indien de duikcomputer onverhoopt uitvalt, mag u niet sneller dan 10 meter per minuut opstijgen. Gedurende iedere duik moet een buddypaar de strengste of meest conservatieve duikcomputer aanhouden voor het bepalen van de geen-decompressielimiet of nuldecotijd. Duik nooit zonder duikbuddy. De XP10 is geen vervanging voor een goed opgeleide duikbuddy. Duik alleen binnen de grenzen van uw opleidingsniveau. De XP10 vergroot uw vaardigheidsof kennisniveau niet. Duik altijd met back-upinstrumenten. Gebruik altijd back-upinstrumenten waaronder een dieptemeter, een manometer, digitale bodemtimer of duikhorloge. Zorg ervoor dat u de beschikking heeft over (decompressie-)duiktabellen wanneer u met een duikcomputer duikt. Voorkom het maken van meerdere afdalingen en opstijgingen binnen één duik. Vermijd inspanning tijdens de duik. Plan kortere duiken wanneer u in koud water duikt. Na het afronden van de laatste decompressie- of veiligheidsstop dient u de resterende meters zo langzaam mogelijk op te stijgen. U moet bekend zijn met alle mogelijke tekenen en symptomen van decompressieziekte voordat u de XP10 gebruikt. Als u na een duik één of meerdere symptomen opmerkt, moet u ONMIDDELLIJK medische hulp inroepen voor recompressiebehandeling. Er is een direct verband tussen de effectiviteit van recompressiebehandeling en de tijd die verstrijkt tussen het ontstaan van symptomen en het starten van de behandeling. Duik alleen met Nitrox als u hiervoor door een erkende organisatie opgeleid bent. Herhalingsduiken • Maak uw volgende duik pas wanneer het CNS O2% lager is dan 40%. • Als u met Nitrox duikt, let dan op dat uw oppervlakte-interval lang genoeg is (net als wanneer u met perslucht duikt). Houd een minimale oppervlakte-interval aan van twee uur. Ook zuurstof heeft tijd nodig om uw lichaam te verlaten. • Pas het gebruikte gasmengsel aan de te maken duik aan. zichtbaar is op het • Maak geen herhalingsduiken zolang de waarschuwing ‘niet-duiken’ display. • Plan na een week duiken minimaal 1 dag in waarop niet gedoken wordt. • Alvorens u de XP10 of een andere duikcomputer in gebruik neemt, dient u minimaal 48 uur niet gedoken te hebben. • Duiken na het resetten van het reststikstofgeheugen (zie "Resetten" op pagina 234 of "Batterij wisselen" op pagina 238) kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties met ernstig lichamelijk letsel en de dood tot gevolg. Na het resetten van de desaturatietijd mag u minimaal 48 uur niet duiken Bergmeerduiken • Duik niet op hoogten van meer dan 4000 meter boven zeeniveau. • Na een duik mag u niet reizen naar een hoogte groter dan de XP10 met een knipperend hoogtebereikgetal op het display aangeeft (->27). Vliegen na het duiken • Na het duiken dient u minimaal 24 uur te wachten alvorens u met een vliegtuig reist. 202 Nederlands Veiligheidsoverwegingen De XP10 duikcomputer is een uitrustingsstuk dat valt onder de categorie Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), in overeenstemming met de minimale veiligheidseisen gedefinieerd in Europese Unie richtlijn 89/686/EEG. Testinstituut no. 0474 Rina SpA, Via Corsica 12, I-16128 Genua heeft vastgesteld dat de XP10 is geproduceerd volgens de eisen van EN13319:2000. EN13319:2000 Duikaccessoires – Dieptemeters en gecombineerde tijd- en dieptemeetapparatuur – Functionele- en veiligheidseisen, testmethodes. Informatie met betrekking tot de decompressiestatus weergegeven door het instrument maakt geen deel uit van deze richtlijn. 203 Inleiding Inleiding Gefeliciteerd met de aanschaf van een XP10 duikcomputer en welkom bij SUBGEAR! Vanaf nu kunt u genieten van de begeleiding van de meest bijzondere duikcomputer op de markt, voorzien van SUBGEARs innovatieve technologieën. Wij danken u voor uw keuze voor de XP10 en hopen dat u er in de toekomst nog vele veilige duiken mee zult maken. Als u meer informatie wilt over SUBGEAR en de SUBGEAR producten, kunt u onze website bezoeken op www.SUBGEAR.com. Om deze handleiding beter leesbaar te maken zullen we vanaf nu de term "XP10" gebruiken in plaats van "SUBGEAR XP10 duikcomputer". Veiligheidsoverwegingen Duikcomputers verschaffen gegevens; ze bieden u niet direct de kennis hoe u deze informatie moet interpreteren of toepassen. Duikcomputers kunnen veel, maar zijn geen vervanging voor gezond verstand! U moet daarom deze handleiding zorgvuldig doorlezen voordat u uw computer voor de eerste keer gebruikt. Belangrijke opmerkingen met betrekking tot gebruikte termen en symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt om belangrijke opmerkingen aan te duiden: F ! Opmerkingen Voorzichtig! Informatie en tips die u helpen om optimaal gebruik te maken van uw XP10. Belangrijke informatie om u helpen om optimaal gebruik te maken van uw XP10. Waarschuwing:! Wordt gebruikt om een situatie of handeling aan te duiden die kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel of de dood. Verder worden de volgende symbolen in deze handleiding gebruikt: Knipperend display -> Paginaverwijzing, bijvoorbeeld ->210 Akoestische signalen 4 sec Geluidssignaal Instructies voor het ingeven van informatie Druk de linkerknop in Houd de linkerknop (1 seconde) ingedrukt Druk de rechterknop in Houd de rechter- knop (1 seconde) ingedrukt Houd beide knoppen (1 seconde) ingedrukt 204 Waarschuwingssignaal Alternatieve displays Door gedurende een duik op te drukken kunt u door de alternatieve displays heen bladeren. Zo gaat u terug naar het eerste display: • scroll met door de verschillende displays • na 5 seconden: automatisch wanneer gemarkeerd met • na 5 seconden: direct na het indrukken van Bijv. Max. diepte Temperatuur, Tijd > Temperatuur > Max. diepte > Time-out na 5 seconden inactiviteit. Het display keert terug naar zijn oorspronkelijke weergave. Referentie Referentie Symbool van Vliegverbod Instellingensymbool Onderhoudssymbool Waarschuwing ‘niet duiken’ Duiktijd / Tijd van Vliegverbod / Duur van SOS-toestand Herhalingsduiknummer Batterijsymbool ndicatie geen-decompressiefase Opstijgtijdsymbool Geen-decompressietijd / Totale Opstijgtijd Log Book Decompressiestop Verplicht Decompressiestop Gemist Indicatie decompressiestop Partiële zuurstofdruk ppO2 Wekkersymbool / Infraroodsymbool Duur van de decompressie Stikstofverzadigingsgrafiek (duik) Grafiek voor reststikstof (opp.) Desaturatie Batterijspanning O2 mix Zuurstofblootstelling CNS O2% Stijgsnelheid O2 Mix Symbool (Ingave) Maximumdiepte Temperatuur Maximale gebruiksdiepte (MOD) Duiknummer Te Snelle Opstijging Gauge-symbool Symbool Freediving Symbool voor veiligheidsstop AMPM Symbool vm/nm DESAT Desaturatiesymbool Nederlands Tijd / Datum Decompressiediepte Desaturatietijd (DESAT) Duur van de waarschuwing ‘niet duiken’ Duur van de Oppervlakte-interval Huidige Diepte Hoogte-instelling Bedieningsschema "->" betekent "meer informatie op pagina ..." Uit • (Desaturatietijd CNS O2% • Datum • Batterijspanning ) ->214 ->214 ->215 Tijdsdisplay O2 mix / ppO2 max ->220 Set 2 Set 1 ->234 ->232 / / Enter (bevestigen) Scrollen / Instelling wijzigen Displayverlichting Einde / verlaten • Wekker ->234 • UTC tijdszone ->235 • Tijd ->235 ->235 • 24h / AM PM • Datum ->235 • LCD contrast ->235 • IrDA snelheid ->236 • Geluid aan / uit ->236 • Elektronisch identificatienummer ->236 Duikplanner ->229 Logboek ->230 / ->232 • ppO2 max • Reset naar lucht ->233 • Eenhedenstelsel ->233 • Attentiesignalen aan/uit ->233 • Watercontacten aan / uit ->233 • Reset reststikstofgeheugen ->234 Wanneer de computer niet gebruikt wordt, zal de tijd zichtbaar worden waarna het display na 3 minuten geheel uitgeschakeld wordt. Zie ook pagina 213. 205 Bedieningsschema Display uitgeschakeld O2 mix Logboek Zuurstofpercentage ppO2 max (MOD) Bevestigen Pagina 1 Maximum diepte Datum van de duik Duikplanner (PLn) Duiktijd Batterijspanning Geen-decompressieduiken Zuurstofpercentage Duiknummer Aanvangstijd CNS-zuurstofblootstelling an het einde van de duik Pagina 3 SOS indien van toepassing Oppervlakteinterval indien van toepassing Einde Na de oudste duik: Statistieken 206 Geendecompressietijd Herhalingsduiknummer Pagina 2 Hoogtesectie (indien > 0) Temperatuur Diepste duik Totaal aantal duiken Oppervlakteinterval Langste duik Cumulatieve bodemtijd Diepte Einde I Veiligheidsoverwegingen........................................................................................................201 Inleiding....................................................................................................................................204 Belangrijke opmerkingen met betrekking tot gebruikte termen en symbolen................204 Referentie / Bedieningsschema............................................................................................205 Referentie / Bedieningsschema............................................................................................205 Inhoudsopgave........................................................................................................................207 II 1 2 3 Systeem en Bediening............................................................................................................209 Beschrijving............................................................................................................................... 209 Bediening.................................................................................................................................. 209 2.1 Drukknoppen............................................................................................................... 209 2.2 Watercontacten............................................................................................................ 210 2.3 Dive.Log . .................................................................................................................... 210 2.4 Het display inschakelen................................................................................................ 213 2.5 De XP10 aan de oppervlakte bedienen........................................................................ 213 2.6 De desaturatietijd controleren....................................................................................... 214 2.7 Het controleren van de oppervlakte-interval ................................................................ 214 2.8 De datum weergeven .................................................................................................. 214 2.9 De batterijspanning controleren.................................................................................... 214 2.10 De displayverlichting..................................................................................................... 215 2.11 Het display uitschakelen............................................................................................... 215 2.12 Wekkerfunctie.............................................................................................................. 215 SOS-modus.............................................................................................................................. 216 III 1 2 3 4 5 6 Duiken met de XP10...............................................................................................................217 Algemene terminologie.............................................................................................................. 217 1.1 Het display tijdens een geen-decompressieduik........................................................... 217 1.2 Het display tijdens een decompressieduik.................................................................... 217 1.3 Nitrox-informatie (O2-informatie).................................................................................... 218 Attentiesignalen en Waarschuwingen........................................................................................ 219 2.1 Attentiesignalen............................................................................................................ 219 2.2 Alarmsignalen............................................................................................................... 219 Voorbereiden op de Duik........................................................................................................... 220 3.1 Instellen van het gasmengsel en de ppO2 max . .......................................................... 220 3.2 Voorbereiding op een duik en veiligheidscontrole......................................................... 220 Functies gedurende de Duik..................................................................................................... 221 4.1 Te water gaan.............................................................................................................. 221 4.2 Duiktijd ........................................................................................................................ 221 4.3 Huidige diepte / O2% mix............................................................................................. 221 4.4 Maximumdiepte / Temperatuur..................................................................................... 221 4.5 Stijgsnelheid................................................................................................................. 222 4.6 Partiële zuurstofdruk (ppO2 max) / Maximumdiepte (MOD)............................................ 223 4.7 Zuurstofblootstelling (CNS O2%)................................................................................... 223 4.8 Stikstofverzadigingsgrafiek........................................................................................... 224 4.9 Decompressie-informatie.............................................................................................. 224 4.10 Veiligheidsstoptimer...................................................................................................... 226 Functies aan de Oppervlakte..................................................................................................... 226 5.1 Het einde van een duik................................................................................................. 226 5.2 Reststikstofgrafiek........................................................................................................ 226 5.3 Tempo di desaturazione, tempo di non-volo e avviso non immergersi.......................... 227 Bergmeerduiken........................................................................................................................ 228 6.1 Hoogtesecties.............................................................................................................. 228 6.2 Maximale hoogte.......................................................................................................... 228 6.3 Decompressieduiken in bergmeren.............................................................................. 228 207 Nederlands Inhoudsopgave Inhoudsopgave IV Duikplanner............................................................................................................................ 229 1 Het plannen van een geen-decompressieduik........................................................................... 229 2 De duikplanner verlaten............................................................................................................. 230 V Logboek.................................................................................................................................. 230 1 Overzicht................................................................................................................................... 230 2 Bediening.................................................................................................................................. 230 VI Instellingen............................................................................................................................. 232 1 Menu Set 1............................................................................................................................... 232 2 Menu Set 2............................................................................................................................... 234 VII Appendix................................................................................................................................. 237 1 Technische specificaties............................................................................................................ 237 2 Onderhoud................................................................................................................................ 237 2.1 De batterij vervangen.................................................................................................... 238 3 Garantiebepalingen................................................................................................................... 239 4 Index......................................................................................................................................... 240 208 Systeem en Bediening II Systeem en Bediening 1 Beschrijving De XP10 geeft tijdens de duik alle essentiële duik- en decompressiegegevens weer en beschikt over een geheugen waarin alle gegevens van de duik worden opgeslagen. Deze gegevens kunt u met behulp van een infraroodinterface (IrDA) en de Dive.Log-software downloaden naar een Windows®-pc. De cd met de Dive.Log-software wordt bij de XP10 geleverd. Infraroodinterfaces zijn beschikbaar in pc. Op onze website (www.subgear.com) vindt u een lijst met aanbevolen interfaces. Dive.Log SUBGEAR XP10 Infraroodpoort Infraroodinterface (optioneel) 2 Bediening F Op pagina 205 en 213 vindt u een bedieningsschema. 2.1 Drukknoppen De XP10 wordt met behulp van twee drukknoppen bediend ( ). Het bedienen van de twee drukknoppen is onderverdeeld in "indrukken" ( / ) en "indrukken en vasthouden" ( / ). Aan de oppervlakte: / / / Drukknoppen Watercontacten (één aan voorzijde en één aan achterzijde; beide niet toegankelijk) • Schakel de XP10 in (tijdsdisplay) • Vergelijkbaar met de ENTER of RETURN toets op een toetsenbord • Activeer een gekozen submenu • Open de getoonde instelling • Bevestig de getoonde waarde of instelling • Blader (scroll) door een menu • Wanneer u met een submenu heeft geactiveerd, kunt u: - De getoonde waarde vergroten ( ) of verkleinen ( ) - Een instelling wijzigen • De displayverlichting inschakelen • De huidige functie verlaten en teruggaan naar het tijdsdisplay • De XP10 uitschakelen Onder water: • De alternatieve displays tonen • De displayverlichting inschakelen • Start de veiligheidsstoptimer (in de duikmodus: ondieper dan 6,5 m) 209 Nederlands Bediening 2.2 Watercontacten De watercontacten op de XP10 zorgen ervoor dat de computer automatisch wordt ingeschakeld wanneer deze ondergedompeld wordt in water. Als u ervoor heeft gekozen om de watercontacten uit te schakelen (Set 1, ->32), zal de XP10 met een vertraging van ongeveer een minuut inschakelen. Dit beïnvloedt de werking van de computer en de berekeningen voor de duik. Ga altijd na of de computer geactiveerd is voordat u een duik begint. 2.3 Speciale Dive.Log software Met Dive.Log kunt u uw XP10 computer configureren en alle gegevens uitlezen en op grafische wijze zichtbaar maken. Als u de communicatie wilt starten, schakelt u de XP10 in en zorgt u dat het infraroodvenster zich voor de infraroodinterface bevindt. Zodra de XP10 een infraroodapparaat binnen het verzendbereik detecteert, verschijnt het symbool . XP10 configureren Als u de XP10 wilt configureren, brengt u eerst een verbinding tussen de pc en de XP10 tot stand. Vervolgens selecteert u onder "OPTIES" in het hoofdmenu "Duikcomputerinstellingen". Het volgende venster wordt geopend: Als u via Dive.Log instellingen wijzigt, zijn de wijzigingen van toepassing zodra u op het symbool "Wegschrijven" drukt. 210 Bediening De volgende instellingen kunnen met behulp van Dive.Log of via de menu’s Set 1 en Set 2 worden gewijzigd: Instelling • Maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max) • Tijd voordat het zuurstofpercentage teruggezet wordt op 21% (lucht) • Eenhedenstelsel • Akoestische attentiesignalen • Watercontacten • Reset reststikstofgeheugen • Wekker • UTC tijdszone (Universal Time Change) • Huidige tijd • 24 uurs- of vm/nm (AM/PM) instelling • Datum • LCD contrast • Geluid Instelmogelijkheden 1,2-1,6 bar Standaard- instelling 1,4 bar niet resetten / 1 - 48 uur metrisch/Engels aan/uit (Dive.Log: selectief) aan/uit aan/uit 0 - 23 uur, 59 min., aan/uit ±13 uur, stappen v. 15 min. uren:minuten 24 (uit)/AM/PM (vm/nm) (aan) niet resetten 1 (laag) -12 (hoog) aan/uit 4 aan aan aan niet resetten 12:00, uit Pagina. 232 233 233 233 233 234 234 235 235 235 235 235 236 • Totaalaantal duiken • Het duikprofiel • Totale duur van alle duiken • Logboek • De grootste diepte ooit bereikt • Grafiek van het temperatuursverloop • De langste duik ooit gemaakt • Waarschuwingen en attentiesignalen • De atmosferische druk • Batterijspanning Nederlands De volgende gegevens kunt u met Dive.Log bekijken: Duiken downloaden In het geheugen van de XP10 kunt u de duikprofielen van ongeveer 25 duikuren met een interval van vier seconden opslaan. Met behulp van Dive. Log kunt u deze informatie naar de pc verzenden zodat u uw duiken op het beeldscherm kunt bekijken en analyseren. Als u gegevens van de XP10 wilt downloaden, klikt u in het menu "LOGBOEK" op "NIEUW" om een nieuw of een bestaand logboek te openen. Klik vervolgens op het pictogram "DUIKEN VERZENDEN": er verschijnt een vak op het scherm waarmee wordt aangegeven dat de duiken worden gedownload, evenals een voortgangsbalk die de status van verzenden aangeeft. U kunt ervoor kiezen om vanuit het geheugen van de XP10 alle duiken of alleen nieuwe (standaard) duiken te verzenden. Kiest u voor alleen nieuwe duiken, dan verzendt Dive.Log alleen de duiken die recenter zijn dan de recentste duiken die in het logboek op de pc zijn opgeslagen. Wilt u alle duiken verzenden, dient u de standaardinstelling te wijzigen en onder "Duiken" in het hoofdmenu "Verzenden" te selecteren. Zodra de gegevens zijn gedownload, wordt in een venster een samenvatting van alle duiken weergegeven. In een ander venster staan de gegevens van de geselecteerde duik. In deze vensters kunt u de informatie van de duik toevoegen en bewerken. 211 Bediening Het Duikvenster Duikinformatievenster Duikcomputer- display Duikprofielvenster Weefselverzadiging Waarschuwingssymbolen Aantekeningen Venster met Duiklijst 212 Fysiologische informatie Bediening 2.4 Het display inschakelen • Automatisch na het onderdompelen in water* of wanneer een aanpassing aan de atmosferische druk nodig is; • Handmatig door of in te drukken. Als u de computer met activeert, zullen alle segmenten van het display 5 seconden lang oplichten. Na het activeren zal de XP10 de huidige tijd, het ingestelde zuurstofpercentage en de temperatuur laten zien F S L O W Dit display noemt men het tijdsdisplay. De uitleg van de menustructuur gaat meestal uit van dit display. Aan de oppervlakte zal de XP10 automatisch terugkeren naar het tijdsdisplay. Als de desaturatietijd na een voorafgaande duik (of een verplaatsing naar een grotere hoogte) nog niet verstreken is, zal de XP10 de tijd van het vliegverbod tonen bij het "do not fly" symbool. Daarnaast ziet u op het display de huidige hoogte-instelling en de maximale veilige hoogte waarnaar u mag reizen (->228). Tijdsdisplay F Wanneer de XP10 in de ruststand staat, wordt er geen informatie getoond. Wel wordt continu de atmosferische druk gemeten: wanneer een significante verandering in de atmosferische druk optreedt, zal de XP10 3 minuten lang aangaan ->228. * Alleen wanneer de optie "Watercontacten aan" gekozen is (zie Set 1, ->233). Zie ook de waarschuwing ->210. 2.5 De XP10 aan de oppervlakte bedienen Uit • (Desaturatietijd CNS O2% • Datum • Batterijspanning Nederlands Vanuit het tijdsdisplay kunt u verschillende functies activeren. ) ->214 ->214 ->214 Tijdsdisplay O2 mix / ppO2 max ->220 Set 2 Set 1 ->234 ->232 / • Met kunt u een functie activeren of submenu binnengaan. • Met kunt u terugkeren naar het tijdsdisplay. • Als u de XP10 3 minuten lang niet bedient, zal deze automatisch terugkeren naar het tijdsdisplay. • Wekker ->234 • UTC tijdszone ->235 ->235 • Tijd ->235 • 24h / AM PM • Datum ->235 • LCD contrast ->235 • IrDA snelheid ->236 • Geluid aan / uit ->236 • Elektronisch identificatienummer ->236 Duikplanner ->229 Logboek ->230 / ->232 • ppO2 max • Reset naar lucht ->232 • Eenhedenstelsel ->232 • Attentiesignalen aan/uit ->232 • Watercontacten ->232 aan / uit • Reset reststikstofgeheugen ->233 213 Bediening 2.6 De desaturatietijd controleren Tijd van vliegverbod Symbool van vliegverbod Waarschuwing ‘niet duiken’ NO DESAT CNS O2% S L O W Reststikstofgrafiek Vanuit het tijdsdisplay kunt u de desaturatietijd* controleren door op te drukken. De desaturatietijd wordt bepaald door de zuurstofblootstelling, de stikstofverzadiging of de afbouw van microbelletjes in het lichaam; de getoonde tijd is de langste van de drie. Het display schakelt terug naar het tijdsdisplay als u de computer 5 seconden lang niet bedient. * Wordt alleen weergegeven wanneer er reststikstof aanwezig is als gevolg van een eerdere duik of een verplaatsing naar grote hoogte. Desaturatietijd Zuurstofblootstelling ! Voor de berekening van de tijd van het vliegverbod gaat de XP10 ervan uit dat de duiker aan de oppervlakte normale lucht ademt. 2.7 Het controleren van de oppervlakte-interval Vanuit het tijdsdisplay kunt u de oppervlakte-interval controleren te drukken (logboekmenu). door op De oppervlakte-interval is de tijd die verstreken is na het beëindigen van de laatste duik. Deze wordt getoond zolang er reststikstof in het lichaam aanwezig is. Oppervlakte-interval 2.8 De datum weergeven NO NO Vanuit het tijdsdisplay kunt u de datum oproepen door 1 of 2 maal op te drukken (afhankelijk van de situatie: als de desaturatietijd nog niet is verstreken, moet u 2 keer drukken). Datum S L O W De XP10 keert 5 seconden later terug naar het tijdsdisplay als u de computer 5 seconden lang niet bedient. 2.9 De batterijspanning controleren NO Batterijspanning Vanuit het tijdsdisplay kunt u de toestand van de batterij te drukken (afhankelijk controleren door 2 of 3 maal op van de situatie; wel of geen resterende desaturatietijd). De XP10 toont de geschatte batterijcapaciteit 5 seconden lang op grafische wijze aan de rechterkant van het display. Wanneer nog maar 3 segmenten getoond worden, zal de batterijspanningswaarschuwing geactiveerd worden ->219 en dient u de batterij te vervangen ->238. • Wanneer er nog 2 segmenten zichtbaar zijn, zal het batterijsymbooltje knipperen, zowel aan de oppervlakte als gedurende de duik. Zo wordt u gewaarschuwd voor een mogelijk gevaarlijke situatie: de kans bestaat dat de batterij onvoldoende spanning kan leveren om de duik af te ronden. • Vervang de batterij wanneer er nog maar 3 segmenten zichtbaar zijn – dus vóórdat het batterijsymbool knippert. 214 Bediening F De temperatuur beïnvloedt het batterijvermogen. In koud water presteren batterijen beduidend slechter dan in warm water. Als de batterijspanning nog op 4 segmenten staat aan de oppervlakte, kan deze dalen tot 3 segmenten in kouder water. In dit geval zal de displayverlichting tijdelijk worden uitgeschakeld. Zie onder. Batterijspanning hoog genoeg om te duiken. Batterijspanningswaarschuwing verschijnt. Displayverlichting wordt uitgeschakeld. Vervang de batterij! ->238 Knipperende batterijspanningswaarschuwing. Alle akoestische waarschuwingen en signalen worden uitgeschakeld! De displayverlichting is uitgeschakeld! De computer werkt mogelijk niet naar behoren. Laat de batterijspanning niet tot dit niveau dalen! Duiken niet mogelijk, toegang tot de duikplanner en de instellingen wordt uitgeschakeld. De XP10 zal alle duiken die gemaakt zijn met slechts 3 segmenten of minder, in het logboek markeren met een batterijsymbooltje. Logboekinformatie zal niet verloren gaan wanneer de batterij langdurig uit de computer verwijderd wordt. 2.10 De displayverlichting U heeft zowel aan de oppervlakte als onder water de mogelijkheid om de displayverlichting in te schakelen. in te drukken. De verlichting wordt na 6 seconden automatisch De displayverlichting kunt u activeren door uitgeschakeld. De displayverlichting kan alleen geactiveerd worden wanneer de duikcomputer aan staat. F Het herhaaldelijk activeren van de displayverlichting verkort de levensduur van de batterij. 2.11 Het display uitschakelen te drukken. Vanuit het tijdsdisplay kunt u de XP10 uitschakelen door op Het display zal zichzelf uitschakelen wanneer de computer aan de oppervlakte 3 minuten lang niet bediend wordt. 2.12 Wekkerfunctie De wekkerfunctie is alleen actief aan de oppervlakte. getoond. Wanneer de wekkerfunctie is geactiveerd, wordt op het tijdsdisplay tevens Wanneer de wekker afgaat, knippert en is 30 seconden lang een speciaal attentiesignaal te horen. Het signaal stopt wanneer u een knop indrukt. Instellen van de wekker: zie pagina ->234 (Set 2) 215 Nederlands Uitleg van de batterijspanningsgrafiek SOS-modus 3 SOS-modus De resterende tijd totdat de SOS-modus uitgeschakeld wordt NO DESAT Activering: automatisch Wanneer u langer dan drie minuten boven een diepte van 0,8 meter verblijft na het overslaan van een decompressiestop, zal de computer automatisch de SOS-modus activeren na het beëindigen van de duik. om de resterende duur van de SOS-modus te controleren. Druk op Hierbij wordt de tekst "SoS" getoond. Na 24 uur wordt de SOS modus gedeactiveerd. Wanneer de computer in de SOS-modus staat, kan deze niet gebruikt worden als duikcomputer. Duiken binnen 48 uur na het beëindigen van de SOS-modus zal leiden tot kortere geen-decompressielimieten en langere decompressiestops. • Als u na het constateren van tekenen of symptomen van decompressieziekte niet onmiddellijk medische hulp zoekt, stelt u zich bloot aan een groot risico van ernstige verwondingen of de dood. • Maak geen duiken in een poging de symptomen van decompressieziekte te bestrijden! 216 Duiken met de XP10 III Duiken met de XP10 1 Algemene terminologie De informatie die u te zien krijgt op het display van de XP10, varieert en is afhankelijk van het soort duik dat u maakt, en in welke fase van de duik u zich bevindt. 1.1 Het display tijdens een geen-decompressieduik Huidige diepte in meters Duiktijd de duur van de duik (min) DIVE TIME Stikstofverzadigingsgrafiek NO STOP CNS O2% Zuurstofblootstelling CNS O2% Huidige diepte Decompressiefase Het deel van de duik waarbinnen u verplicht bent om decompressiestops te maken voordat u het water kunt verlaten. 24min Duiktijd (37 min) Verstreken bodemtijd % >) Temperatuur , O2% mix en huidige tijd Nederlands 26,2 m Maximumdiepte (Maximumdiepte > Temperatuur Tijd Geendecompressietijd De tijd die u nog resteert op de huidige diepte voordat decompressiestops noodzakelijk zijn g edurende de opstijging (min). Maximumdiepte de grootste diepte die tijdens deze duik is bereikt Stijgsnelheid (alleen zichtbaar tijden s de opstijging) Diepte DEPTH Geen-decompressiefase Het deel van de duik waarbinnen u op ieder moment naar de oppervlakte mag terugkeren zonder dat er decompressiestops verplicht zijn. Geendecompressietijd > (Maximumdiepte)… 1.2 Het display tijdens een decompressieduik DEPTH Tijd Diepte Decompressiestop Alle voorgeschreven stops moeten gemaakt worden. DIVE TIME NO 2 min decompressietijd DECO STOP CNS O2% Decompressie-diepte De grootste diepte waarnaar u mag opstijgen, oftewel de eerste decompressiestop wordt getoond. Decompressietijd De resterende tijd van de getoonde decompressiestop (minuten). Totaal benodigde tijd voor de opstijging (7 min) 3m Diepste 6m decompressiestop 35.7m geen-decompressiefase decompressiefase Totaal benodigde opstijgtijd De totale tijd die u minimaal nodig heeft om de oppervlakte te bereiken. 217 Terminologie en Symbolen 1.3 Nitrox-informatie (O2-informatie) Voor duiken met perslucht is stikstof het gas dat de noodzaak tot decompressie bepaalt. Wanneer u met Nitrox duikt, kan echter uw zuurstofblootstelling, als functie van het percentage zuurstof en de diepte, uw maximumdiepte en duikduur gaan beperken. De XP10 maakt deze berekeningen voor u en toont u de benodigde informatie: O2% mix Het ingestelde zuurstofpercentage. Bij open ademsystemen moet het percentage zuurstof handmatig ingesteld worden tussen 21% (perslucht) en 50% in stappen van 1%. Op deze waarde worden de decompressieberekeningen en de berekening van uw zuurstofblootstelling gebaseerd. ppO2 max De maximaal toelaatbare partiële zuurstofdruk: hoe groter het zuurstofpercentage in uw ademgas, hoe ondieper u de maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max) bereikt. De diepte waarop u uw ppO2 max bereikt, noemt men de Maximum Operating Depth (MOD) ofwel de maximale duikdiepte. Wanneer u de parameters van een bepaald gasmengsel wijzigt, zal de XP10 de ppO2 max en de overeenkomstige maximale diepte (MOD) weergeven. De XP10 geeft visuele en akoestische waarschuwingen wanneer u de maximumdiepte overschrijdt ->223. F CNS O2% • De standaardinstelling voor de maximale partiële stikstofdruk (ppO2 max) is 1,4 bar. De ppO2 max kan met Dive.Log of via menu Set 1 ingesteld worden tussen 1,2 en 1,6 bar (->232). U kunt dit ook wijzigen wanneer u het gasmengsel instelt (->220). • De waarde/het alarm van de CNS O2% wordt niet beïnvloed door de geselecteerde instelling van de ppO2 max. Zuurstofvergiftiging: bij een hoger zuurstofpercentage wordt de hoeveelheid zuurstof in de weefsels, met name het centrale zenuwstelsel, steeds belangrijker. Als de partiële zuurstofdruk boven 0,5 bar komt, zal de CNS O2% waarde toenemen. Pas beneden 0,5 bar neemt deze waarde weer af. Hoe dichter de CNS O2%-waarde bij de 100% ligt, des dichter bent u bij de grens en des te groter is de kans op symptomen van zuurstofvergiftiging. Diepte waarop ppO2 0,5 bar bereikt voor drie typische mengsels 21% 32% 36% 218 13 m 6m 4m ppO2 0,21 bar CNS O2% neemt af 0,5 bar CNS O2% neemt toe Duiken met Nitrox is voorbehouden aan ervaren duikers die hiervoor gebrevetteerd zijn door een erkende opleidingsorganisatie. Attentiesignalen en Waarschuwingen 2 Attentiesignalen en Waarschuwingen De XP10 maakt gebruik van akoestische en visuele waarschuwingen om de aandacht van de duiker te vestigen op een onveilige handeling. Attentiesignalen zijn akoestisch en/of visueel. F • Daarnaast is het mogelijk om alle geluidssignalen geheel uit te schakelen in Set 2 ->34. Als u het geluid geheel uitschakelt, krijgt u geen enkele akoestische waarschuwing voor naderende gevaarlijke situaties. U loopt het risico van ernstig lichamelijk letsel, wellicht met de dood tot gevolg, wanneer u niet direct reageert op alle waarschuwingen die de XP10 u geeft. 2.1 Attentiesignalen 2.2 Alarmsignalen Attentiesignalen worden door middel van knipperende symbolen of waarden gegeven. Onder water hoort u tevens twee korte geluidssignalen van verschillende frequenties met een interval van 4 seconden. De XP10 geeft belangrijke waarschuwingen door middel van knipperende symbolen, letters of getallen. Daarnaast hoort u gedurende de gehele waarschuwing een akoestisch alarmsignaal van één frequentie. 4 sec Nederlands • De akoestische attentiesignalen kunnen uitgeschakeld worden in Set 1 ->233 of met behulp van Dive.Log. Als u gebruikmaakt van Dive.Log, kunt u ieder afzonderlijk signaal in- of uitschakelen. (kan uitgeschakeld worden) Attentiesignalen worden in de volgende situaties gegeven: (meer informatie over de desbetreffende attentiesignalen vindt u op de genoemde pagina) pagina 223 • MOD / ppO2 max is bereikt • Zuurstofvergiftiging bereikt 75% (CNS O2) 223 • Resterende geen-decompressietijd <3 min. 224 • Niet toegestane hoogte boven zeeniveau (oppervlaktemodus) 228 • Begin decompressiefase 225 Waarschuwingen worden in de volgende situaties gegeven: (meer informatie over de desbetreffende waarschuwingssignalen vindt u op de genoemde pagina) pagina • zuurstofblootstelling heeft 100% 223 bereikt • overgeslagen decompressiestop 225 • stijgsnelheid wordt overschreden 222 (verschillende signalen, naargelang de ernst van de overschrijding, ->222) • Alarm lage batterijspanning (zonder akoestisch alarm): Het batterijsymbool verschijnt als u de batterij moet vervangen. 238 219 Voorbereiden op de Duik 3 Voorbereiden op de Duik U dient de instellingen van de XP10 te controleren, in het bijzonder voordat u uw eerste duik met het instrument maakt. Alle instellingen kunt u direct op de computer nalopen of met behulp van de Dive. Log applicatie controleren en veranderen. 3.1 Instellen van het gasmengsel en de ppO2 max Voor iedere duik, oftewel na het wisselen van de fles, dient u na te gaan of de instellingen overeenkomen met het gasmengsel dat u gaat gebruiken. Een onjuiste instelling leidt tot verkeerde berekeningen door uw XP10, met gevaarlijke gevolgen. Als uw ingestelde percentage te laag is, kunt u plotseling en zonder waarschuwing zuurstofvergiftiging krijgen. Bij een te hoog percentage loopt u kans op decompressieziekte. Onjuistheden in de berekeningen hebben gevolgen voor alle volgende herhalingsduiken. of totdat indrukken zichtbaar is NO Om het gasmengsel in te kunnen stellen moet de XP10 in de gebruiksstand staan (het tijdsdisplay). of totdat het symbool voor het instellen van het 1. Druk op zuurstofpercentage zichtbaar is. 2. Bevestig uw keuze met Maximale veilige diepte (MOD) Verander het O2% van uw mengsel met (+) of (–) ppO2 max . 3. Verander het zuurstofpercentage in stappen van 1% met of . De XP10 toont u het huidige O2%, de ppO2 max en de MOD voor die combinatie. 4. Bevestig het gekozen zuurstofpercentage met . 5. Door op of drukken kunt u de ppO2 max voor het gekozen O2% in stappen van 0,1 bar verlagen tot 1,0 bar. De XP10 toont nu de overeenkomstige MOD voor de nieuwe maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max). Verander de ppO2 max met (+) of (–) F 6. Bevestig de nieuwe ppO2 max met . • Als u de nieuwe instellingen niet bevestigt, zal de XP10 dit scherm na 3 minuten inactiviteit automatisch afsluiten zonder wijzigingen op te slaan. • De tijd waarna het zuurstofpercentage automatisch teruggezet wordt op 21%, kan met "set 1"->232 of met behulp van Dive.Log worden ingesteld tussen 1 en 48 uur of op "no reset" (standaard). 3.2 Voorbereiding op een duik en veiligheidscontrole Schakel de XP10 in door op te drukken en controleer het display: lichten alle segmenten op? Gebruik de XP10 nooit als niet alle elementen op het display worden weergegeven. Als u de XP10 aanzet met , wordt het testdisplay niet weergegeven. 220 Controleer de batterijcapaciteit voor iedere duik ->15. Functies gedurende de Duik 4 Functies gedurende de Duik 4.1 Te water gaan Als u de watercontacten heeft uitgeschakeld (-> 233), dient u de XP10 handmatig te activeren voordat u het water in gaat. Als u heeft gekozen voor de instelling "Watercontacten uit" (m.b.v. Set 1 of Dive.Log), zal de XP10 met een vertraging tot 1 minuut activeren. Dit beïnvloedt het functioneren van de duikcomputer. Ga altijd na of de duikcomputer aanstaat voordat u uw duik begint. Na het te water gaan zal de XP10 op een diepte van ongeveer 0,8 m alle duikfuncties activeren. De computer geeft nu de huidige diepte en de duiktijd weer, laat u zien wat uw maximumdiepte is en berekent uw weefselverzadiging. Aan de hand daarvan toont de computer uw resterende geendecompressietijd (nultijd) of decompressieprofiel. Tijdens een opstijging ziet u uw stijgsnelheid en controleert de duikcomputer of u de voorgeschreven decompressieprocedure correct opvolgt. 4.2 Duiktijd DIVE TIME NO NO NO STOP DECO STOP STOP F De tijd die u doorbrengt beneden 0,8 meter diepte, wordt als duiktijd geteld. De tijd die u bóven deze diepte doorbrengt, wordt alleen als duiktijd meegeteld wanneer u binnen vijf minuten weer afdaalt tot beneden 0,8 m diepte. Wanneer de duiktijd loopt, ziet u de ‘:’ rechts van de tijd in minuten knipperen. De maximale tijd die de XP10 kan weergeven, is 199 minuten. Als een duik langer duurt dan 199 minuten, zal de timer weer bij 0 beginnen. 4.3 Huidige diepte / O2% mix DEPTH De huidige diepte wordt weergegeven in stappen van 10 cm. DIVE TIME Op een diepte van minder dan 0,8 m wordt op het display "– – –" getoond. NO STOP CNS O2% S L O W F Huidige diepte O2% mix Stikstofverzadigingsgrafiek De diepte wordt op basis van zout water weergegeven. In zoet water zal de XP10 dan ook een iets kleinere (3%) diepte weergeven dan waar u zich in werkelijkheid bevindt. De berekeningen worden echter niet beïnvloed. 4.4 Maximumdiepte / Temperatuur DEPTH DIVE TIME NO STOP De maximumdiepte wordt op het display getoond wanneer deze minimaal 1 meter groter is dan de huidige diepte. Als de maximumdiepte niet getoond wordt, zal de XP10 de huidige temperatuur weergeven. CNS O2% Maximumdiepte CNS O2% > Temperatuur, O2% mix > Temperatuur , Tijd , O2% mix > Maximumdiepte 221 Nederlands Duiktijd DEPTH Functies gedurende de Duik 4.5 Stijgsnelheid DEPTH DIVE TIME De optimale maximale stijgsnelheid is afhankelijk van de diepte waarop u zich bevindt, en varieert tussen 7 en 20 meter per minuut. Uw snelheid wordt op de XP10 weergegeven als een percentage van de maximaal toelaatbare snelheid. Als uw stijgsnelheid groter is dan 100%, zal de zwarte "SLOW" pijl verschijnen. Als uw stijgsnelheid groter is dan 140%, zal de pijl gaan knipperen. De XP10 geeft een akoestisch waarschuwingssignaal wanneer uw stijgsnelheid 110% of groter is. De intensiteit van de waarschuwing neemt toe naarmate de overschrijding ernstiger wordt. NO STOP S L O W Stijgsnelheid U dient zich te allen tijde aan de voorgeschreven maximale stijgsnelheid te houden! Een te snelle opstijging leidt tot de vorming van microbelletjes in de slagaderlijke circulatie met decompressieziekte als gevolg. Decompressieziekte kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel en de dood. • De XP10 kan u - vanwege het gevaar van microbelvorming - na een te snelle opstijging een decompressiestop voorschrijven, ook al bent u nog binnen de geen-decompressiefase van uw duik. • De duur van reeds voorgeschreven decostops kan aanzienlijk toenemen wanneer u te snel opstijgt. • Wanneer u vanaf een grote diepte opstijgt, zal een zeer trage opstijging tot verdere stikstofsaturatie leiden, waardoor uw decompressietijden en totale opstijgtijd toenemen. Op een geringe diepte zal een trage opstijging er echter voor zorgen dat de decompressietijd afneemt, omdat de weefsels al desatureren tijdens het laatste deel van de opstijging. • De weergave van de stijgsnelheid heeft prioriteit boven de weergave van de CNS O2%-waarde. Stijgsnelheid Visuele waarschuwing Akoestische waarschuwing ! Verlaag uw stijgsnelheid. Iedere langdurige overschrijding van de maximale stijgsnelheid wordt in het logboek opgeslagen. De volgende opstijgsnelheden komen overeen met de waarde van 100% in de XP10. Diepte (m) Optimale maximale opstijgsnelheid (meter per minuut) 222 <6 <12 <18 <23 <27 <31 <35 <39 <44 <50 >50 7 8 9 10 11 13 15 17 18 19 20 Functies gedurende de Duik 4.6 Partiële zuurstofdruk (ppO2 max) / Maximumdiepte (MOD) 4 sec DEPTH DIVE TIME NO STOP CNS O2% Maximum Operating Depth (MOD) ofwel de maximale duikdiepte ! De maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max) (standaard 1,4 bar) bepaalt de maximale duikdiepte (MOD; maximum operating depth). Wanneer u dieper duikt dan de MOD, stelt u zich bloot aan een partiële zuurstofdruk die hoger is dan het ingestelde maximum. De ppO2 max en de overeenkomstige MOD kunnen handmatig verlaagd worden (->220, gasmengsel instellen, punt 5). De ppO2 max-instelling kan in Set 1 en met behulp van Dive.Log ingesteld worden tussen 1,2 en 1,6 bar ->232. De MOD wordt berekend aan de hand van de ppO2 max en het zuurstofpercentage van uw ademgas. Als u gedurende een duik de MOD bereikt of overschrijdt, zal de XP10 u een akoestisch waarschuwingssignaal geven. De MOD ziet u knipperend linksonder op het display. Stijg onmiddellijk op tot u zich boven de getoonde MOD bevindt, om het risico van zuurstofvergiftiging te verkleinen. De maximale diepte (MOD) mag niet overschreden worden. Het negeren van deze waarschuwing van de XP10 kan leiden tot acute zuurstof-vergiftiging. DEPTH DIVE TIME 4.7 Zuurstofblootstelling (CNS O2%) NO STOP CNS O2% S L O W Zuurstofblootstelling XP10 berekent zuurstofvergiftiging op basis van diepte, tijd en zuurstofpercentage en geeft dit weer op de plaats van de opstijgsnelheid. De huidige zuurstofblootstelling wordt in het midden van het display weergegeven in stappen van 1%, tot een maximum van 100%, onder het CNS O2%-symbool. 4 sec. DEPTH DIVE TIME Wanneer uw CNS O2% een waarde van 75% bereikt, klinkt een alarmsignaal. Het "CNS O2"-symbool knippert doorlopend. Begeef u naar ondieper water om uw zuurstofblootstelling te verminderen en overweeg de duik te beëindigen. Wanneer uw zuurstofblootstelling 100% bereikt, hoort u iedere 4 seconden een alarmsignaal. Het "CNS O2"symbool en het percentage knippert voortdurend. U loopt een groot risico van zuurstofvergiftiging! Breek de duik onverwijld af. NO STOP DECO STOP STOP CNS O2% S L O W DEPTH DIVE TIME NO STOP DECO STOP STOP CNS O2% F • Wanneer de CNS O2%-waarde door een lagere ppO2 niet langer oploopt, zal ook de akoestische waarschuwing stoppen. • Gedurende de opstijging zal de stijgsnelheidsmeter verschijnen in plaats van de CNS O2%-waarde. Wanneer de opstijging gestopt of tijdelijk onderbroken wordt, verschijnt wederom uw huidige zuurstofblootstelling. • De XP10 zal CNS O2%-waarden boven 199% weergeven als 199%. 223 Nederlands Functies gedurende de Duik 4.8 Stikstofverzadigingsgrafiek De stikstofverzadigingsgrafiek geeft op grafische wijze weer hoe lang het duurt voordat u uw geendecompressielimiet bereikt. Naarmate u meer stikstof in uw lichaam opneemt, zullen meer segmenten van de grafiek zichtbaar worden. Naarmate uw diepte groter wordt, zullen de segmenten sneller verschijnen. 1-3 segmenten (groen gebied): u bevindt zich binnen de geen-decompressiefase van uw duik 4-5 segmenten (geel gebied): u nadert uw geendecompressielimiet. Wanneer de geen-decompressielimiet nog slechts 3 minuten bedraagt, zullen de 5 segmenten gaan knipperen.* 6 segmenten (rood gebied): u heeft een decompressieverplichting: u bent verplicht om de door de XP10 voorgeschreven decompressiestops te maken op weg terug naar de oppervlakte. * Afhankelijk van uw duikprofiel is het mogelijk dat de geen-decompressielimiet al kleiner is dan 3 minuten voordat de bovenste 5 segmenten aangaan. In deze situatie zullen alleen de segmenten die al zichtbaar zijn, knipperen. Als u uw geen-decompressielimiet heeft overschreden, zal het 6e segment weer uitgaan nadat u uw laatste decompressiestop heeft afgerond. Op dit moment mag u uw opstijging afronden. 4.9 Decompressie-informatie De tekst NO STOP en de resterende geen-decompressietijd worden getoond wanneer er geen decompressiestops gemaakt hoeven te worden bij de opstijging. DEPTH DIVE TIME NO STOP F • Een nultijd of geen-decompressielimiet van "99:" houdt in dat uw resterende tijd 99 minuten of meer is. • De geen-decompressietijd wordt beïnvloed door de watertemperatuur. ! Als de geen-decompressietijd daalt tot onder de 3 minuten, zal een CNS O2% Geen-decompressietijd Stikstofverzadigingsgrafiek 4 sec DEPTH DIVE TIME NO STOP CNS O2% Geen-decompressietijd onder 1 minuut 224 aandachtssignaal klinken en zullen de geen-decompressielimiet en stikstofverzadigingsgrafiek beginnen te knipperen. Als de waarde onder de 1 minuut daalt, zal een knipperende "0" weergegeven worden. Als u wilt voorkomen dat de duik een decompressieduik wordt, dient u langzaam op te stijgen totdat de resterende geendecompressietijd is toegenomen tot 5 minuten of meer. Functies gedurende de Duik Decompressiegegevens Decompressieverplichting DEPTH DIVE TIME Wanneer u uw geen-decompressielimiet overschrijdt, wordt de duik een decompressieduik. De tekst "NO STOP" verdwijnt en daarvoor in de symbool. Daarbij klinkt een attentiesignaal. De plaats verschijnt het stikstofverzadigingsgrafiek stopt met knipperen en het 6e segment gaat aan (rood gebied). De diepste decompressiestop wordt getoond en de tijd die u op deze stop moet doorbrengen, ziet u links ernaast op het display. In dit voorbeeld betekent <7: 3m> dat u een decompressiestop op 3  meter diepte moet maken en dat deze stop 7 minuten duurt. Nadat deze decompressiestop is gemaakt, verschijnt eventueel de volgende (ondiepere) decompressiestop. Wanneer u uw laatste decompressiestop symbool en verschijnt wederom de "NO heeft afgerond, verdwijnt het STOP"-tekst, als teken dat u uw opstijging kunt afmaken. DECO STOP DECO STOP STOP CNS O2% S L O W Duur van de decompressiestop Diepte van de decompressiestop DECO STOP Decompressiestops die dieper zijn dan 27 meter, worden weergegeven als "– – : – – ". DEPTH DIVE TIME Het decompressiealarm wordt geactiveerd wanneer u pijl begint te een decompressiestop overslaat. De knipperen en een alarmsignaal is te horen. Door de vorming van microbelletjes zal de decompressietijd sterk toenemen wanneer u zich boven uw decompressieplafond (minimale decompressiediepte) begeeft. Als u de oppervlakte pijl bereikt met deze waarschuwing aan, zal de blijven knipperen om u te wijzen op een groot risico van decompressieziekte. U heeft maximaal drie minuten de tijd om de situatie te corrigeren en af te dalen tot beneden het decompressieplafond; als u dit niet doet, wordt de SOS-modus geactiveerd (->16). Als u in totaal langer dan 1 minuut boven het decompressieplafond bent geweest, wordt de waarschuwing in het logboek opgeslagen. Daal onmiddellijk af tot beneden de voorgeschreven decompressiediepte. Daal onmiddellijk af tot beneden de voorgeschreven decompressiediepte! CNS O2% Nederlands DECO STOP DECO STOP DECO STOP Waarschuwing voor overgeslagen decompressiestop Totaal benodigde opstijgtijd Zodra decompressiestops noodzakelijk zijn, laat de XP10 de totaal benodigde opstijgtijd zien. Inbegrepen in deze tijd is de duur van de opstijging zelf plus de duur van alle decompressiestops. DEPTH DIVE TIME NO DECO STOP F De totaal benodigde opstijgtijd wordt gebaseerd op de voorgeschreven stijgsnelheid. De totale tijd van uw opstijging kan veranderen als u niet met exact de voorgeschreven snelheid opstijgt (100%). Een totale opstijgtijd van meer dan 99 minuten wordt getoond als "– –". CNS O2% S L O W Totaal benodigde opstijgtijd ! Aan het einde van iedere duik met de XP10 dient u een veiligheidsstop te maken van minimaal 3 minuten op een diepte van ongeveer 5 meter. 225 Functies gedurende de Duik / Functies aan de Oppervlakte 4.10 Veiligheidsstoptimer DEPTH DIVE TIME STOP CNS O2% Symbool van veiligheidsstoptimer Resterende tijd minuten seconden De veiligheidsstoptimer houdt bij hoe lang de duiker aan het einde van de duik op de veiligheidsstopdiepte moet verblijven. De timer wordt door de duiker zelf gestart en telt terug van 3 naar 0 minuten. Deze timer kan eindeloos vaak opnieuw gestart worden. De timer kan geactiveerd worden als aan de volgende twee voorwaarden voldaan is: de diepte moet minder zijn dan 6,5 meter en de geendecompressielimiet moet 99 minuten zijn. Activeer de veiligheidsstoptimer door op te drukken. De timer begint terug te tellen en er wordt automatisch een aandachtspunt aangemaakt in het duikprofiel. Als u nogmaals drukt, zal de timer opnieuw beginnen te tellen. De timer wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de diepte groter is dan 6,5 meter of de geen-decompressielimiet kleiner is dan 99 minuten. 5 Functies aan de Oppervlakte 5.1 Het einde van een duik DEPTH DIVE TIME CNS O2% Diepte minder dan 0,8 m Na het bereiken van de oppervlakte (ondieper dan 0,8 m) blijft de XP10 5 minuten aanstaan. Pas na deze 5 minuten wordt de duik afgesloten en ingevoerd in het logboek. Deze periode kunt u gebruiken om uzelf aan de oppervlakte te oriënteren en indien gewenst uw duik te vervolgen. De huidige tijd wordt drie minuten lang getoond, waarna de computer zichzelf uitschakelt. ! Voor de berekening van de tijd van het vliegverbod gaat de XP10 ervan uit dat de duiker aan de oppervlakte normale lucht ademt. 5.2 Reststikstofgrafiek De segmenten van de reststikstofgrafiek zullen één voor één uitgaan naarmate u verder desatureert gedurende uw oppervlakte-interval. Er is een 1:1 verhouding tussen de segmenten die u onder water getoond worden, en de segmenten van deze reststikstofgrafiek. Bij een herhalingsduik zult u dan ook zien dat het aantal segmenten aan het begin van uw duik overeenkomt met het aantal segmenten dat u aan de oppervlakte te zien kreeg. Er zijn echter 2 uitzonderingen: • Het bovenste segment blijft aanstaan totdat u volledig gedesatureerd bent. Dit is gedaan om duidelijk te maken dat er nog reststikstof in het lichaam aanwezig is en dat een eventueel volgende duik een herhalingsduik zal zijn. Als de resterende desaturatietijd nog erg kort is, kan dit segment verdwijnen aan het begin van uw duik. • Gedurende de eerste 24 uur na een SOS-situatie zullen alle segmenten aan blijven staan. 226 Functies aan de Oppervlakte 5.3 Desaturatietijd, Tijd van het vliegverbod en Waarschuwing ‘niet duiken’ Tijd van vliegverbod Symbool van vliegverbod Waarschuwing ‘niet duiken’ NO Vijf minuten na de duik geeft de XP10 de huidige tijd, de tijd van het vliegverbod, de waarschuwing ‘niet duiken’ (indien van toepassing), de huidige hoogtesectie en de verboden hoogtesectie (->228). De tijd van het vliegverbod is de tijd in uren die u moet wachten alvorens u een vliegreis maakt. Deze loopt automatisch terug naar 0. S L O W Als u toch vliegt binnen de tijd van het vliegverbod, loopt u een groot risico van ernstig lichamelijk letsel of de dood als gevolg van decompressieziekte. Huidige tijd Reststikstofgrafiek Reizen naar hoogtesectie 4 niet toegestaan ! Als de waarschuwing ‘niet duiken’ zichtbaar is, dient u geen herhalingsduiken te maken en te wachten totdat de waarschuwing verdwenen is. Om de resterende desaturatietijd en zuurstofblootstelling te controleren, drukt u op . NO Om de verstreken oppervlakte-interval te controleren, drukt u op . CNS O2% S L O W Nederlands Reststikstofgrafiek DESAT Zuurstofblootstelling Desaturatietijd De desaturatietijd wordt bepaald door de zuurstofblootstelling, de stikstofverzadiging of de afbouw van microbelletjes in het lichaam; de getoonde tijd is de langste van de drie. Waarschuwing ‘niet duiken’ F Oppervlakteinterval Als de XP10 een situatie met een verhoogd risico vaststelt (vanwege de mogelijke ophoping van microbellen als gevolg van eerdere duiken of een CNS O2-niveau boven 40%), wordt het symbool ‘niet duiken’ op het display weergegeven. In het duikplannermenu staat eveneens hoe lang de waarschuwing van kracht is. De XP10 adviseert u deze tijd minimaal aan te houden als oppervlakte-interval zodat het aantal microbellen kan afnemen en/of het CNS O2-niveau weer onder 40% zakt. Ga niet duiken zo lang het symbool ‘niet duiken’ op het computerscherm wordt weergegeven. Als de waarschuwing het gevolg is van ophoping van bellen (in plaats van een CNS O2 van boven de 40%) en u duikt toch, is uw geen-decompressietijd voor die duik korter zijn of zijn de decompressietijden langer. Ook zal de tijdsduur van de waarschuwing ‘niet duiken’ aan het eind van de duik aanzienlijk langer zijn. 227 Bergmeerduiken 6 Bergmeerduiken 6.1 Hoogtesecties Hoogtesymbool De XP10 meet iedere minuut de atmosferische druk. Als de computer een voldoende grote daling in de luchtdruk meet, zal hij automatisch aangaan. De computer geeft de nieuwe hoogtesectie (1-4) en desaturatietijd weer. De desaturatietijd die op dat moment wordt weergegeven, is de tijd die uw lichaam nodig heeft om zich aan te passen aan de grotere hoogte. Als u een duik maakt binnen deze aanpassingstijd, wordt deze duik gezien als een herhalingsduik, omdat u aan het desatureren bent. Het gehele hoogtebereik van de XP10 is verdeeld in 5 secties (0-4), begrensd door een gegeven barometerdruk. De 5 hoogtesecties overlappen elkaar door de natuurlijke variatie in atmosferische druk (denk aan hoge- en lagedrukgebieden). Als u aankomt bij een bergmeer, zal de hoogtesectie aan de oppervlakte zichtbaar zijn op het tijdsdisplay, in het logboek en in de duikplanner. Op het display ziet u het bergsymbooltje en het nummer van de gekozen bergmeerinstelling. Tussen zeeniveau en ongeveer 1000 meter hoogte wordt niets weergegeven. In het onderstaande schema ziet u het bereik van de verschillende hoogtesecties. Hoogtesectie 2 Geen decompressieinformatie / Gauge modus 4000 m 3000 m schakelt bij ongeveer: 610 mbar 725 mbar 2000 m 815 mbar 1000 m Hoogtesecties 905 mbar 0m 6.2 Maximale hoogte ! Reizen naar bergmeer in sectie 3 en 4 niet toegestaan. Maximale hoogte: 2650 m. De XP10 zal aan de oppervlakte met behulp van knipperende hoogtesecties aangeven naar welke hoogte u zich niet mag begeven. Max. hoogte: 850 m 1650 m 2650 m 4000 m Als u zich op 1200 m. boven zeeniveau bevindt (hoogtesectie 1), mag u in dit voorbeeld maximaal verder klimmen tot een hoogte van 2650 m. (sectie 2) voor de volgende bergmeerduik. Hoogtesecties 3 en 4 zijn niet toegestaan. 6.3 Decompressieduiken in bergmeren DEPTH DIVE TIME Hoogtesectie 4: geen decompressieinformatie (automatische gauge modus) 228 Om te garanderen dat ook op grotere hoogte uw decompressie optimaal verloopt, is de eerste decompressiestop die normaal op 3 meter ligt, verdeeld in een 4 meter en een 2 meter stop in hoogtesectie 1, 2 en 3. De voorgeschreven decompressiestops komen daarmee op 2, 4, 6 en 9 meter te liggen. Als de atmosferische druk lager is dan 620 mbar (op een hoogte groter dan 4100 m boven zeeniveau), zal de XP10 geen decompressiestatus berekenen of weergeven (automatische gauge modus). De duikplanner is dientengevolge niet langer beschikbaar. Duikplanner IV Duikplanner PLn: De XP10 is uitgerust met een duikplanner waarmee u geen-decompressieduiken kunt plannen. De planning wordt gebaseerd op: • het ingestelde zuurstofpercentage en de MOD • de watertemperatuur van de meest recente duik • eventuele bergmeerinstellingen • de stikstofverzadiging op het moment dat de duikplanner geactiveerd wordt. • een gemiddeld inspanningsniveau en de veronderstelling dat de duiker zich aan de voorgeschreven stijgsnelheid houdt 1 Het plannen van een geen-decompressieduik Selecteer duikplanner of PLn Waarschuwing ‘niet duiken’ Indien Duur van de waarschuwing Activeer de duikplanner CNS O2% DIVE TIME NO STOP Geendecompressietijd Stel de gewenste diepte in en ) ( Ingave van de oppervlakte-interval / totdat het symbool De waarschuwing ‘niet duiken’ en de duur ervan worden weergegeven zodra de XP10 vanwege de ophoping van microbellen een verhoogd risico heeft geconstateerd. Open de duikplanner met I.g.v. herh.duik DEPTH of . Het venster waar u de interval kunt invoeren, wordt weergegeven als er sprake was van resterende desaturatietijd (DESAT) voordat de duikplanner werd geselecteerd. Deze oppervlakte-interval tussen nu en het begin van de duik kan in stappen van 15 minuten worden en . XP10 geeft de gewijzigd met waarde van het CNS O2% en de hoogtesectie aan waar u aan het eind van de geselecteerde oppervlakte-interval binnen moet blijven. Als de waarschuwing ‘niet duiken’ en de duur ervan worden weergegeven, stelt de XP10 deze tijd, naar boven afgerond op 15 minuten, voor als oppervlakte-interval. Als de voorgestelde interval korter blijkt te zijn, verschijnt de waarschuwing ‘niet duiken’. de gekozen oppervlakte-interval (indien van toepassing). Bevestig met en kiest u de diepte waarvan u de geen-decompressielimiet Met wilt weten. Dieptes groter dan de MOD voor het ingestelde gasmengsel worden niet getoond. Op pagina 227 vindt u meer informatie en veiligheidsoverwegingen m.b.t. de waarschuwing ‘niet duiken’. 229 Nederlands De XP10 moet in de gebruiksstand staan (het tijdsdisplay). Druk op voor de duikplanner PLn verschijnt. Duikplanner / Logboek 2 De duikplanner verlaten Druk een- of tweemaal op minuten inactiviteit. V om de duikplanner te verlaten. Dit gebeurt ook automatisch na drie Logboek 1 Overzicht Een duik wordt pas in het logboek opgeslagen wanneer deze langer heeft geduurd dan 2 minuten. De XP10 slaat de duikprofielen van de laatste 25 uur aan duiken op. Alle gegevens die de XP10 opslaat, kunnen met behulp van de Windows® Dive.Log software en een standaard IrDA infraroodinterface naar een pc worden gedownload. Alle duiken in het geheugen kunnen direct op de duikcomputer bekeken worden. 2 Bediening tot Vanuit het tijdsdisplay kunt u het logboek selecteren met . Als u binnen de desaturatietijd van een eerdere duik het logboek opent, ziet u de tijd tussen de laatste duik en nu (de oppervlakte-interval). Oppervlakte-interval Pagina 1 Logboeksymbool Maximumdiepte DEPTH DIVE TIME S L O W Duiknummer Datum van de duik kunt u het logboek activeren. Met De meest recente duik wordt getoond (duik nummer 1). Per duik zijn er drie pagina's. Duiktijd Laagst gemeten batterijspanning gedurende de duik Zuurstofpercentage Van hieruit kunt u: a) meer informatie oproepen over de getoonde duik door op te drukken. De XP10 toont meer informatie over de geselecteerde duik. 230 b) andere duiken selecteren. of Iedere keer als u op drukt, gaat u naar de volgende of vorige duik. Aan het einde van het logboek toont de XP10 statistieken over uw duiken ->232. Logboek Pagina 2 Hoogtesectie (indien > 0) Herhalingsduiknummer Aanvangstijd CNS O2% CNS-zuurstofblootstelling aan het einde van de duik Laagst gemeten temperatuur Druk op om meer informatie over de betreffende duik te bekijken. Pagina 3 SOS indien van toepassing Nederlands Als u een duik maakt binnen de aanpassingstijd (desaturatietijd na een verandering in hoogte boven zeeniveau), ziet u de aanpassingstijd in plaats van de oppervlakte-interval. Lengte van de oppervlakteinterval (alleen bij herhalingsduiken Meer informatie over de duik: S L O W DECO STOP Te snelle opstijging* (pagina 1) Overgeslagen decompressiestop* (pagina 1) Overgeslagen decompressiestop* (pagina 3) Hoogte-instelling (pagina 2) DESAT De desaturatietijd was gereset voor de duik (in Set 1) (pagina 1+2) DESAT De desaturatietijd was voor de duik gereset door de batterij te verwijderen (pagina 1+2) De batterijspanning is gedurende de duik slechts 3 blokjes of minder geweest (pagina 1, 2, 3) Waarschuwing ‘niet duiken’ na de duik (pagina 1) *Waarschuwingen die gedurende de duik zijn gegeven Met gaat u terug naar de lijst met duiken (het eerste scherm van het logboek). Van hieruit kunt u naar de volgende duik of kunt u op drukken om meer informatie over de gekozen duik te bekijken. 231 Logboek / Instellingen Statistieken Vanuit het tijdsdisplay kunt u de statistieken van alle duiken die u ooit met de XP10 heeft gemaakt, , en : bekijken. Druk achtereenvolgens op Diepste duik DEPTH DIVE TIME De duur van de langste duik Cumulatieve bodemtijd S L O W Totaalaantal duiken Het logboek verlaten te drukken. U kunt het logboek verlaten door één of twee keer op Na drie minuten inactiviteit zal de XP10 het logboek automatisch afsluiten. VI Instellingen 1 Menu Set 1 Met Menu Set 1 of Dive.Log kunt u onderstaande instellingen wijzigen (duikfuncties): Instelling • • • • • • Instelmogelijkheden Maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max) Tijd voordat het zuurstofpercentage teruggezet wordt op 21% (lucht) Eenhedenstelsel Akoestische attentiesignalen Watercontacten Reset reststikstofgeheugen Standaardinstelling Pagina 1,2-1,6 bar 1,4 bar 232 niet resetten / 1 - 48 uur metrisch/Engels aan/uit (Dive.Log: selectief) aan/uit aan/uit niet resetten 233 233 233 233 233 aan aan niet resetten Begin vanuit het tijdsdisplay en druk op of totdat "Set 1" zichtbaar is. Bevestig dat u het Set 1 submenu wilt binnengaan door op . en door Nadat u het Set 1 submenu heeft geactiveerd, kunt u met de verschillende instellingen bladeren. NO Instellen van de maximale partiële zuurstofdruk (ppO2 max) dat u de maximale partiële zuurstofdruk wilt 1. Bevestig met veranderen. De huidige instelling begint te knipperen. 2. Verander met of in stappen van 0,05 bar de maximale partiële zuurstofdruk. . 3. Bevestig de nieuwe instelling met ppO2 max 232 Instellingen Instellen van de termijn waarna het O2% ingesteld wordt op 21% (lucht) dat u de tijdslimiet voor wijzigingen aan het 1. Bevestig met zuurstofpercentage wilt veranderen. De huidige instelling begint te knipperen. of de tijdslimiet (1-48 uur, of niet resetten "- - h"). 2. Verander met (1 - 48 hrs or no reset: "– – h") 3. Bevestig de nieuwe instelling met . Tijdslimiet voor het resetten naar lucht Eenhedenstelsel kiezen In- of uitschakelen van de attentiesignalen Met deze optie kunt u ervoor kiezen de akoestische aandachtssignalen uit te schakelen. Alle belangrijke waarschuwingssignalen blijven echter actief. Lees op pagina 219 meer over het onderscheid tussen de twee soorten signalen. dat u de attentiesignalen wilt in- of uitschakelen. De 1. Bevestig met tekst "On" of "Off" begint te knipperen. 2. Kies met voor "On" of "Off". 3. Bevestig uw keuze met . In- of uitschakelen van de watercontacten Wanneer u de XP10 onderdompelt in water, zorgen de watercontacten ervoor dat de computer automatisch wordt geactiveerd. Als u ervoor kiest om de watercontacten uit te schakelen, zal de XP10 met een vertraging van maximaal 1 minuut vanaf het moment van afdalen, activeren. Dit beïnvloedt het functioneren van de computer. Ga altijd na of de computer aanstaat voordat u uw duik begint. 1. Bevestig met dat u de watercontacten wilt in- of uitschakelen. De tekst "On" of "Off" begint te knipperen. 2. Kies met voor "On" of "Off". . 3. Bevestig uw keuze met 233 Nederlands dat u het eenhedenstelsel wilt kiezen. De huidige 1. Bevestig met instellingen worden getoond (m / ft / °C / °F). . "m" of "ft" begint te knipperen. 2. Druk op voor "m" of "ft". 3. Kies met 4. Bevestig uw keuze met . "°C" of "°F" begint te knipperen. voor "°C" of "°F". 5. Kies met 6. Bevestig uw keuze met . Instellingen Resetten van het reststikstofgeheugen Duiken na het resetten van het reststikstofgeheugen kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden, met ernstig lichamelijk letsel en de dood tot gevolg. Na het resetten van het reststikstofgeheugen mag u minimaal 48 uur niet duiken. Als u toch duikt na het resetten van het reststikstofgeheugen, zal de computer een te optimistische decompressiestatus berekenen, waardoor u kans loopt op decompressieziekte. Reset het reststikstofgeheugen alleen als u zeker weet dat u de komende 48 uur niet meer duikt en niet naar grotere hoogte reist of hoeft te vliegen. Het resetten van het reststikstofgeheugen mag alleen gedaan worden als daarvoor een geldige reden is, bijvoorbeeld wanneer u een duik heeft gemaakt en vervolgens de computer wilt uitlenen aan iemand die de afgelopen 48 uur niet heeft gedoken. Zolang de computer uw desaturatietijd aan het berekenen is, dient u de gevolgen van deze handeling te beseffen en de risico’s te accepteren. DESAT dat u het reststikstofgeheugen (en dus de getoonde 1. Bevestig met desaturatietijd) wilt wissen. De tekst "On" begint te knipperen. voor "On" of "Off". 2. Kies met 3. Bevestig uw keuze met . Als u voor "Off" heeft gekozen, zal "Code" en "000" op het display getoond worden ("Off" wil in dit geval zeggen dat de desaturatietijd wordt uitgeschakeld). en . Bevestig met . 4. Stel het eerste cijfer in met Herhaal stap 4 voor de volgende twee cijfers. Als u de juiste code heeft ingevoerd, wordt het reststikstofgeheugen gewist (DESAT gaat uit). Code: 313 DESAT 2 Menu Set 2 In menu Set 2, of met behulp van Dive.Log, kunt u de volgende instellingen wijzigen: StandaardInstelling Instelmogelijkheden instelling • Wekker 0 - 23 uur, 59 min., aan/uit 12:00, uit • UTC tijdszone (Universal Time Change) ±13 uur, stappen v. 15 min. uren:minuten • Huidige tijd 24 (uit) / AM/PM (aan) • 24 uurs- of AM/PM instelling • Datum • LCD contrast 1 (laag) -12 (hoog) 4 • IrDA snelheid (alleen set 2) low / high (laag/hoog) low (laag) • Geluid aan/uit aan • Elektr. identificatienummer NO Pagina 234 235 235 235 235 235 236 236 236 Vanuit het tijdsdisplay drukt u op of totdat "Set 2" zichtbaar is. Bevestig uw keuze met . Wanneer u dit submenu bent binnengegaan, kunt u met en naar de gewenste functie bladeren. Instellen van de wekker De wekker kan alleen aan de oppervlakte afgaan, niet gedurende een duik. Het geluid moet aanstaan ("Sound" op "On") in Set 2. dat u de wekker wilt instellen. De uren gaan 1. Bevestig met knipperen. 2. Stel met en de uren in. 3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen. 4. Verander de minuten met en . 234 Instellingen 5. Bevestig de instelling met . "On" of "Off" gaat nu knipperen. 6. "On" wil zeggen dat de wekker aanstaat (op het tijdsdisplay ziet u "Off" wil zeggen dat de wekker uitstaat. voor "On" of "Off". Kies met 7. Bevestig de gekozen status met . ) Instellen van de UTC offset (de tijdszone, UTC, coordinated universal time) Met deze instelling kunt u de tijd op uw duikcomputer snel aanpassen aan een nieuwe tijdzone zonder dat u de instelling van de huidige tijd wijzigt. dat u de UTC offset wilt veranderen. De uren 1. Bevestig met knipperen nu. 2. Stel met of de gewenste tijdszone in (+/- 13 uur). 3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen. 4. Stel desgewenst de minuten in, in stappen van 15 minuten, met de knop. of 5. Bevestig de nieuwe instellingen met . Time of day U kunt de computer instellen op de plaatselijke tijd via dit menu of met behulp van de UTC offset (zie boven). dat u de tijd wilt instellen. De uren knipperen nu. 1. Bevestig met of de uren in. 2. Stel met 3. Bevestig de instelling met . De minuten gaan knipperen. 4. Stel met of de minuten in. . 5. Bevestig de nieuwe instellingen met Keuze voor 24-uurs- of vm/nm (AM/PM) weergave dat u de tijd wilt instellen. "On" of "Off" knippert nu. 1. Bevestig met 2. Kies met voor "Off" (24h) of "On" (AM/PM). . 3. Bevestig de instelling met De keuze voor 24-uurs- of AM/PM-weergave beïnvloedt tevens het datumformaat (zie onder). Instellen van de datum Datum (24-uurs weergave) Dag / Maand / Jaar Datum (vm/nm weergave) Maand / Dag / Jaar 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. dat u de datum wilt instellen. Bevestig met De eerste dag (maand) knippert nu. Stel met of de dag (maand) in. . De maand (dag) gaat knipperen. Bevestig de instelling met Stel met of de maand (dag) in. Bevestig met . Het jaartal gaat knipperen. Stel met en het jaartal in. . Bevestig de nieuwe instellingen met Instellen van het contrast van het LCD dat u het displaycontrast wilt aanpassen. 1. Bevestig met De huidige instelling gaat knipperen. 2. Stel met of het contrast in op het gewenste niveau. Laag contrast (1) tot hoog contrast (12). . 3. Bevestig uw keuze met 235 Nederlands Instellen van de huidige tijd Instellingen Instellen van de IrDA-snelheid De standaardinstelling van de XP10 is "Lo" (low; laag). Voor een snellere gegevensoverdracht kunt u de hoge instelling kiezen, maar niet alle IrDAinterfaces zijn compatibel met deze instelling. dat u de IrDA-snelheid wilt veranderen. De huidige 1. Bevestig met instelling gaat knipperen ("lo" of "hi"). 2. Stel de XP10 met in op de gewenste snelheid. 3. Bevestig uw keuze met . Laag: 9600 bits/seconde (bps) Hoog: max. 57600 bits/seconde Het geluid aan- of uitzetten Als u het geluid uitschakelt, worden ALLE geluidssignalen onderdrukt. U krijgt dus geen attentie- of waarschuwingssignalen voor op handen zijnde gevaarlijke situaties. Zonder akoestische waarschuwingen is de kans groter dat u in potentieel gevaarlijke situaties terechtkomt, met ernstig lichamelijk letsel en de dood tot gevolg. U moet de gevolgen van het uitschakelen van het geluid kunnen overzien en alle risico’s accepteren alvorens u deze procedure uitvoert. 1. Bevestig dat u de geluidsinstellingen wilt veranderen door op te drukken. U ziet nu "On" of "Off" op het display knipperen. 2. Kies met voor "On" of "Off". 3. Bevestig uw keuze met . Als u voor "Off" heeft gekozen, verschijnt "Code" en "000" op het display. 4. Verander het eerste cijfer met en . Bevestig met . Herhaal stap 4 voor de overige 2 cijfers. Als u de juiste code heeft ingevoerd, wordt het geluid uitgeschakeld. Code: 313 F Het geluid uitzetten geldt ook voor alle oppervlaktefuncties (bergmeeralarm, wekkerfuncties, bericht bij verandering in hoogte). Het elektronisch identificatienummer tonen NO ID-nummer (identificatienummer) 236 Dit nummer heeft u nodig bij onderhoud, reparaties, storingsmeldingen en garantieclaims. Appendix VII Appendix 1 Technische specificaties Max. weergegeven diepte: met decompressie-informatie: zeeniveau tot ongeveer 4000 m hoogte zonder decompressiestatus, tot ongeveer circa 4000 meter hoogte: automatische gauge modus (onbeperkt) 120 m, resolutie van de diepteweergave: tussen 0,8 m en 99,9 m: 0,1 m, beneden 99,9 m: 1 m Volledige decompressieberekeningen tussen: 0,8 tot 120 m 13 bar Maximale omgevingsdruk: Klok: quartz timer met tijd-, datum- en duiktijdweergave tot 199 minuten Instelbaar tussen 21% (perslucht) en 50% O2-percentage: Uiterste bedrijfstemperatuur: -10° tot +50°C Spanningsbron: CR2450, Aanbevolen batterij: CR2450 (PANASONIC, DURACELL, RENATA, ENERGIZER, SONY, VARTA) Verwachte levensduur van de batterij: 2-3 jaar of 200-300 duiken. De uiteindelijke levensduur van de batterij hangt o.a. af van het aantal duiken per jaar, het gebruik van de displayverlichting en de lengte van de duiken. In koud water is de verwachte levensduur beduidend korter. Niet alle CR2450 batterijen zijn van dezelfde kwaliteit; lage kwaliteit batterijen kunnen een zeer korte levensduur hebben 2 Onderhoud De XP10 is een nagenoeg onderhoudsvrij instrument. U hoeft hem alleen na gebruik met kraanwater af te spoelen en de batterij te vervangen wanneer deze leeg is ->238. Om problemen met uw XP10 te voorkomen dient u de volgende voorschriften te volgen. Zo heeft u jarenlang plezier van uw duikcomputer: ! • Voorkom dat u de XP10 laat vallen. Schokken en stoten kunnen de computer onherstelbaar beschadigen. • Reinig uw XP10 zorgvuldig met schoon water. • Sla uw XP10 op in een goed geventileerde ruimte. • Als u problemen heeft met de bediening van de watercontacten, kunt u de contacten reinigen met een potloodgummetje of water en zeep. Het is toegestaan om het huis van de XP10 met siliconenvet te behandelen. Breng nooit siliconenvet aan op de watercontacten! • Gebruik geen oplosmiddelen om uw XP10 te reinigen (alleen water). • Controleer de batterijspanning voor iedere duik ->215. • Wanneer het batterijsymbool verschijnt, dient u de batterij te vervangen ->238. • Duiken met een lage batterijspanning: de XP10 kan zonder verdere waarschuwing uitschakelen tijdens de duik. De foutcode E3 of E6 verschijnt. Breek de duik af en vervang de batterij ->35. • Het onderhoudssymbool en de foutcode E3 verschijnt aan de oppervlakte: vervang de batterij ->238. Alle foutcodes behalve E3: de XP10 mag niet meer gebruikt worden om mee te duiken. Breng uw computer naar een geautoriseerd SUBGEAR dealer. 237 Nederlands Maximale gebruikshoogte: Appendix 2.1 De batterij vervangen (Batterijkit 06.201.919 bevat een batterij en o-ring met tefloncoating) Het verwijderen van de batterij heeft tot gevolg dat het reststikstofgeheugen van de computer gewist wordt. Dit houdt in dat de computer bij eventuele herhalingsduiken geen correcte berekeningen kan uitvoeren. Duiken met de XP10 na het vervangen van de batterij, binnen de desaturatietijd van een eerder gemaakte duik, kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel en de dood als gevolg van decompressieziekte. Vervang de batterij alleen onder de volgende omstandigheden: • Na een duik, als u zeker weet dat u de komende 48 uur geen herhalingsduiken meer gaat maken en niet naar grotere hoogte hoeft te reizen of hoeft te vliegen. • Voor de duik, als er geen desaturatietijd meer wordt aangegeven door de computer. De batterijwissel moet met zorg worden uitgevoerd om te voorkomen dat er water binnendringt in het batterijcompartiment. De garantie dekt schade aan uw computer niet, indien deze het gevolg is van het onzorgvuldig of onjuist vervangen van de batterij. Raak nooit de metalen oppervlakken van de batterij met de blote vingers aan. De twee polen ! mogen niet kortgesloten worden. Procedure: Voor het vervangen van de batterij heeft u een muntstuk of met behulp van universeel gereedschap plus een schone, niet-pluizende doek nodig. • Een lekkende batterijcover leidt tot onherstelbare beschadiging van de elektronica. De XP10 kan in deze situatie onder water zonder waarschuwing uitschakelen. • Open het batterijcompartiment alleen in een schone, droge omgeving. • Open het batterijcompartiment alleen als dit noodzakelijk is voor het vervangen van de batterij, niet om andere redenen. 1. Droog de XP10 af met een zachte handdoek. 2. Draai de batterijdeksel los met een muntstuk of met behulp van universeel gereedschap. 3. Verwijder de batterijcover. 4. Verwijder voorzichtig de oude O-ring. Beschadig het contactoppervlak niet. 5. Verwijder de batterij. Raak de polen en batterijcontacten niet aan F universeel gereedschap ! 238 Bescherm het milieu en lever de lege batterij in als klein chemisch afval. Als u sporen ziet van lekkage of beschadigingen aan de O-ring of zijn contact-oppervlakte bemerkt, dient u het gebruik van de computer te staken. Bied hem ter reparatie aan bij een geautoriseerd SUBGEAR dealer. Appendix 6. Gebruik altijd een nieuwe O-ring wanneer u de batterij vervangt. Gooi de oude batterij direct weg. Ga na of de nieuwe O-ring in perfecte toestand verkeert en of de O-ring en alle contactoppervlakken 100% schoon zijn. Reinig ze indien noodzakelijk met een pluisvrije doek. Plaats de nieuwe O-ring in zijn uitsparing in de batterijcover. ! 7. Gebruik alleen de originele SUBGEAR O-ring. Deze O-ring is voorzien van een tefloncoating en heeft geen siliconenvet nodig. 8. Gebruik geen smeermiddelen! Deze kunnen een chemische reactie aangaan met de batterijcover of behuizing. ! 9. Controleer de polariteit van de batterij. De XP10 kan beschadigd raken als u de batterij verkeerd plaatst. Plaats de nieuwe batterij, met de „+"-pool naar boven, in het batterijcompartiment. Na het plaatsen van de nieuwe batterij voert de XP10 een automatische zelftest uit. Deze duurt 8 seconden en de computer geeft een signaal wanneer de test is afgerond. ! 10. De batterijcover kan met een draai van ±120° gesloten worden. De cirkels op de behuizing en de cover helpen bij de correcte plaatsing. Als u stopt met vastdraaien voordat de twee cirkels naast elkaar staan, kan de computer gaan lekken. Als u probeert verder te draaien, loopt u kans dat de batterijcover breekt. Schade aan de XP10 als gevolg van het op onjuiste wijze vervangen van de batterij is niet gedekt onder de garantie. Druk de batterijcover stevig aan en draai hem vast totdat de twee cirkels tegenover elkaar liggen. 11. Controleer de XP10 op correcte werking door deze handmatig te activeren ->213. Nederlands Uitlijning 3 Garantiebepalingen Alleen duikcomputers die aantoonbaar via een geautoriseerd SUBGEAR dealer zijn aangekocht, vallen onder de garantie. De garantietermijn bedraagt 2 jaar. Reparaties of vervangingen die binnen deze periode worden gedaan, verlengen de garantietermijn niet. Bij een eventuele garantieclaim dient u de duikcomputer met een van datum voorziene aankoopnota naar een geautoriseerd verkoop- of servicepunt te brengen. SUBGEAR behoudt zich het recht voor om een garantieclaim te accepteren dan wel af te wijzen. Naar inzicht van SUBGEAR zal bij terecht bevinden van de garantieclaim, besloten worden over te gaan tot reparatie of vervanging van de computer. Uitgesloten van garantie zijn defecten die veroorzaakt zijn door: • buitengewone slijtage • invloeden van buitenaf zoals transportschade, schade als gevolg van vallen, schokken of stoten, weersinvloeden en andere natuurlijke fenomenen. • (pogingen tot) onderhoud of reparatie door personen die hiervoor niet opgeleid en geautoriseerd zijn door de fabrikant; • druktests die niet in water plaatsvinden. • duikongevallen. • het onjuist plaatsen van de batterijcover. Uw SUBGEAR duikinstrument is uit hoogwaardige bestanddelen vervaardigd, die zowel gerecycleerd als ook opnieuw gebruikt kunnen worden. Klanten binnen de Europese Unie kunnen een bijdrage leveren aan de bescherming van het milieu en de gezondheid door verouderde produkten bij een regionale verzamelplaats in te leveren. Dit overeenkomstig de EU-voorschrift 2002/96/EC. Deze apparaten zijn met het hiernaast aangegeven recyclingsymbool gekenmerkt en mogen niet met het gewone huisvuil meegegeven worden. 239 Appendix 4 Index Akoestische aandachtssignalen_ ______ 219, AM/PM (vm/nm)_ _______________________ Batterij, levensduur______________________ Batterij, vervangen_______________________ Batterijspanningswaarschuwing_ __________ Batterijtoestand, controleren van de…______ Bediening XP10________________ 204, 205, Bergmeren, duiken in…__________________ CNS O2_______________________ 218, 219, Datum_____________________________ 214, Decompressiegegevens gedurende decoduik_________________ 217, Decompressiegegevens gedurende geendecompressieduik___________________ 217, Decompressiestop, overgeslagen…____ 219, Desaturatiegegevens, resetten van…____ 234, Desaturatietijd_ _____________________ 214, Diepte, huidige__________________________ Displayverlichting________________________ Speciale Dive.Log software______ 209, 210, Drukknoppen_______________________ 204, Duik___________________________________ Duik, einde van een_ ____________________ Duikplanner_ ___________________________ Duiktijd________________________________ E3, E6 foutcode________________________ Eenhedenstelsel________________________ Elektronisch identificatienummer___________ Gasmengsel, instellen…__________________ Geen-decompressietijd_______________ 217, Geluid, on /off_ _____________________ 219, Geluid, uitschakelen van het…____________ Instellen van de ppO2 max____________ 220, IrDA_______________________________ 209, LCD-contrast _ _________________________ Licht_ _________________________________ Logboek_______________________________ Maximumdiepte_____________________ 217, MOD_____________________ 218, 219, 220, Nitrox _________________________________ O2 partiële gasdruk, maximum (ppO2 max)________________ 218, 220, 223, O2 percentage_________________ 217, 218, O2% mix, instellen…_____________________ O2-blootstelling & vergiftiging_____ 218, 219, Onderhoud_____________________________ Oppervlakte-interval_ ________________ 214, Partiële zuurstofdruk____________ 218, 219, pc, gegevensoverdracht (logboek)_____ 209, ppO2, zie partiële zuurstofdruk Resetten naar lucht______________________ Reststikstofgrafiek ______________________ Set 1__________________________________ Set 2__________________________________ SOS-modus____________________________ Stijgsnelheid________________________ 219, Stikstofverzadigingsgrafiek _______________ 240 232 235 238 238 219 214 209 228 223 235 225 224 225 238 227 221 215 230 209 217 226 229 221 237 233 236 220 224 236 232 232 236 235 215 230 221 223 218 232 220 220 223 237 231 223 211 233 226 232 234 216 232 224 Systeem_______________________________ Technische gegevens____________________ Tijd (weergave)______________________ 213, UTC___________________________________ Veiligheidsstoptimer_ ____________________ Vliegen, tijd van vliegverbod___________ 214, Waarschuwing ‘niet duiken’___________ 227, Waarschuwingen________________________ Watercontacten_____________________ 209, Weergave op basis van zout water ________ Wekkerfunctie_ _____________________ 215, 209 237 235 235 226 227 229 219 233 221 234
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242

SubGear XP10 Handleiding

Type
Handleiding