KTM 1190 Adventure 2014 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2014
1190 Adventure EU
1190 Adventure FR
1190 Adventure AUS
1190 Adventure JP
Artikelnr. 3213105nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 8
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 8
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 9
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.5 Veilig gebruik .................................................... 11
2.6 Beschermende kleding ....................................... 12
2.7 Werkinstructies.................................................. 12
2.8 Milieu............................................................... 12
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 21
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 22
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 24
6.1 Koppelingshendel .............................................. 24
6.2 Remhendel........................................................ 24
6.3 Gashendel......................................................... 25
6.4 Schakelaar links aan stuur .................................. 25
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 25
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 26
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar............................ 26
6.4.4 Menuschakelaar............................................. 27
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 27
6.4.6 Claxonknop ................................................... 28
6.5 Schakelaar rechts aan stuur ................................ 28
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 28
6.5.2 E-starterknop................................................. 29
6.6 Contact-/stuurslot............................................... 29
6.7 Wegrijblokkering ................................................ 30
6.8 Stopcontact elektrische toebehoren ..................... 31
6.9 Tankdop openen ................................................ 31
6.10 Tankdop sluiten................................................. 33
6.11 Brandstofkranen ................................................ 34
6.12 Opbergvak openen.............................................. 34
6.13 Opbergvak sluiten .............................................. 35
6.14 Zadelslot........................................................... 35
6.15 Boordgereedschap.............................................. 36
6.16 Grepen.............................................................. 37
6.17 Bagagedrager..................................................... 37
INHOUDSOPGAVE 4
6.18 Voetsteunen bijrijder .......................................... 38
6.19 Versnellingshendel ............................................. 38
6.20 Zijstandaard ...................................................... 39
6.21 Middenstandaard (Optie: Middenstandaard) ......... 40
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 41
7.1 Overzicht........................................................... 41
7.2 Activering en test............................................... 41
7.3 Matrixdisplay..................................................... 42
7.4 Segmentendisplay.............................................. 42
7.5 Controlelampjes................................................. 43
7.6 Melding op matrixdisplay.................................... 44
7.7 Schakellicht ...................................................... 45
7.8 Service-indicatie................................................ 46
7.9 Matrixdisplay menu............................................ 46
7.9.1 "Favorites"..................................................... 46
7.9.2 "Trip 1"......................................................... 47
7.9.3 "Trip 2"......................................................... 47
7.9.4 "General Info"................................................ 48
7.9.5 "TPMS" (optioneel)......................................... 48
7.9.6 "Set Favorites" ............................................... 49
7.9.7 "Settings"...................................................... 49
7.9.8 "Warnings" .................................................... 50
7.9.9 "Heat Grip" (optioneel) ................................... 50
7.9.10 "MTC/ABS".................................................... 51
7.9.11 "Load"........................................................... 51
7.9.12 "Damping"..................................................... 52
7.9.13 "Drive Mode" ................................................. 52
7.9.14 Menu-overzicht.............................................. 54
7.9.15 "Language".................................................... 56
7.9.16 "Distance" ..................................................... 56
7.9.17 "Temp" ......................................................... 57
7.9.18 "Volume"....................................................... 57
7.9.19 "Pressure" ..................................................... 58
7.9.20 "Clock/Date" .................................................. 58
7.9.21 "Fuel Cons" ................................................... 59
7.9.22 "DRL" ........................................................... 59
7.9.23 "Shift Light" .................................................. 60
7.9.24 "Quick Shift" ................................................. 60
7.9.25 "Heat Grips" .................................................. 61
8 ERGONOMIE ................................................................ 62
8.1 Bestuurderszadel instellen .................................. 62
8.2 Stuurstand ........................................................ 63
8.3 Stuurstand instellen x...................................... 63
8.4 Windscherm instellen ......................................... 64
8.5 Basisinstelling koppelingshendel instellen............ 66
8.6 Uitgangspositie remhendel instellen .................... 66
8.7 Bestuurdersvoetsteunen...................................... 67
8.8 Voetsteunen instellen x .................................... 67
8.9 Rempedaal........................................................ 69
8.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x................ 69
8.11 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ..... 71
8.12 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x .... 71
9 INBEDRIJFNAME.......................................................... 73
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 73
9.2 Motor inrijden.................................................... 74
9.3 Voertuig beladen................................................ 75
INHOUDSOPGAVE 5
10 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 77
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 77
10.2 Starten ............................................................. 78
10.3 Optrekken ......................................................... 79
10.4 Schakelen, rijden............................................... 79
10.5 Afremmen ......................................................... 83
10.6 Stoppen, parkeren.............................................. 85
10.7 Transport .......................................................... 87
10.8 Brandstof tanken ............................................... 88
11 SERVICESCHEMA......................................................... 90
11.1 Extra informatie ................................................. 90
11.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 90
11.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 93
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 94
12.1 "Damping" (Optie: Met EDS) ............................... 94
12.2 "Load" (Optie: Met EDS) ..................................... 94
12.3 Voorvork/schokdemper........................................ 95
12.4 Ingaande demping voorvork instellen (Optie:
Zonder EDS)...................................................... 95
12.5 Uitgaande demping voorvork instellen (Optie:
Zonder EDS)...................................................... 96
12.6 Uitgaande demping schokdemper instellen
(Optie: Zonder EDS) ........................................... 97
12.7 Veervoorspanning schokdemper instellen (Optie:
Zonder EDS)...................................................... 98
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......................... 100
13.1 Voertuig op middenstandaard zetten (Optie:
Middenstandaard) ............................................ 100
13.2 Voertuig van middenstandaard nemen (Optie:
Middenstandaard) ............................................ 100
13.3 Bijrijderzadel verwijderen.................................. 101
13.4 Bijrijderzadel monteren .................................... 102
13.5 Bestuurderszadel verwijderen ............................ 102
13.6 Bestuurderszadel monteren............................... 103
13.7 Kettingvervuiling controleren............................. 103
13.8 Ketting reinigen ............................................... 104
13.9 Kettingspanning controleren ............................. 105
13.10 Kettingspanning instellen ................................. 106
13.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren...................................................... 108
13.12 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................................... 111
13.13 Balhoofdlagerspeling controleren....................... 112
13.14 Kroonplaat onder demonteren ........................... 113
13.15 Kroonplaat onder monteren x.......................... 113
13.16 Zijbekleding voor demonteren............................ 114
13.17 Zijbekleding voor monteren ............................... 115
13.18 Maskerspoiler demonteren x ........................... 116
13.19 Maskerspoiler monteren x............................... 119
13.20 Spatbord voor demonteren ................................ 121
13.21 Spatbord voor monteren x............................... 122
13.22 Tankafdekking demonteren ............................... 122
13.23 Tankafdekking monteren................................... 124
13.24 Windscherm demonteren .................................. 125
13.25 Windscherm monteren...................................... 126
14 REMSYSTEEM............................................................ 127
14.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem............................. 127
INHOUDSOPGAVE 6
14.2 Remschijven controleren................................... 129
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 130
14.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x ............... 130
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 132
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 133
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ............ 134
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren ............ 136
15 WIELEN, BANDEN ...................................................... 137
15.1 Voorwiel demonteren x................................... 137
15.2 Voorwiel monteren x....................................... 138
15.3 Achterwiel demonteren x................................ 141
15.4 Achterwiel monteren x ................................... 143
15.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren x................................................. 145
15.6 Toestand banden controleren ............................ 147
15.7 Bandenspanning controleren............................. 149
15.8 Spaakspanning controleren ............................... 149
16 ELEKTRONICA............................................................ 151
16.1 Dagrijlicht ....................................................... 151
16.2 Accu demonteren x........................................ 151
16.3 Accu monteren x ........................................... 153
16.4 Accu laden x................................................. 154
16.5 Hoofdzekering vervangen .................................. 158
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen............. 160
16.7 Koplampkap met koplamp demonteren .............. 163
16.8 Koplampkap met koplamp monteren.................. 165
16.9 Dimlichtlamp vervangen ................................... 166
16.10 Lamp groot licht vervangen ............................... 167
16.11 Koplampstand controleren ................................ 169
16.12 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 170
16.13 Contactsleutel activeren/deactiveren .................. 171
17 KOELSYSTEEM........................................................... 176
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 176
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren.......... 177
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 179
18.1 "Drive Mode".................................................... 179
18.2 MTC / motorfiets-tractiecontrole ........................ 179
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 181
19.1 Motoroliepeil controleren .................................. 181
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen x ....................................... 182
19.3 Motorolie bijvullen ........................................... 186
20 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 189
20.1 Motorfiets reinigen ........................................... 189
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 191
21 STALLING .................................................................. 193
21.1 Stalling........................................................... 193
21.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 194
22 FOUTEN OPSPOREN................................................... 195
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 198
23.1 Motor.............................................................. 198
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 199
23.3 Vulhoeveelheden.............................................. 203
23.3.1 Motorolie .................................................... 203
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 203
23.3.3 Brandstof.................................................... 203
23.4 Chassis ........................................................... 203
23.4.1 Optie: Met EDS ........................................... 203
INHOUDSOPGAVE 7
23.4.2 Optie: Zonder EDS ....................................... 204
23.5 Elektronica...................................................... 205
23.5.1 Optie: Zonder EDS ....................................... 205
23.5.2 Optie: Met EDS ........................................... 205
23.6 Banden........................................................... 206
23.7 Voorvork.......................................................... 206
23.7.1 Optie: Met EDS ........................................... 206
23.7.2 Optie: Zonder EDS ....................................... 207
23.8 Schokdemper .................................................. 208
23.8.1 Optie: Met EDS ........................................... 208
23.8.2 Optie: Zonder EDS ....................................... 208
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 209
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 213
25 HULPSTOFFEN........................................................... 217
26 NORMEN ................................................................... 219
INDEX ............................................................................... 220
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en op eenvoudige terreinen (niet geasfalteerde wegen). Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op racecircuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is speciaal gereedschap vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: klepveerheffer (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie en/of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
2.8 Milieu
Motorrijden is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Maar motorfietsen kunnen ook milieu-
problemen en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoordelijke manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen moet u zich houden aan
de wettelijke regels, milieubewust handelen en de rechten van andere mensen respecteren.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u veel
informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt
op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade
of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en
breken van de chassiscomponenten.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals modderige en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van
componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al
voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S00337-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Stopcontact elektrische toebehoren ( pag. 31)
2 Koppelingshendel ( pag. 24)
3 Boordgereedschap ( pag. 36)
4 Grepen ( pag. 37)
5 Bagagedrager ( pag. 37)
6 Zadelslot ( pag. 35)
7 Voetsteunen bijrijder ( pag. 38)
8 Middenstandaard ( pag. 40)
9 Bestuurdersvoetsteunen ( pag. 67)
10 Versnellingshendel ( pag. 38)
11 Zijstandaard ( pag. 39)
12 Kijkglas motorolie
13 Brandstofkranen ( pag. 34)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S00343-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Combinatieschakelaar ( pag. 25)
2 Tankdop
3 Contact-/stuurslot ( pag. 29)
4 E-starterknop ( pag. 29)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 28)
6 Gashendel ( pag. 25)
7 Remhendel ( pag. 24)
8 Opbergvak
9 Vast reservoir koelsysteem
10 Rempedaal ( pag. 69)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
602610-10
Het framenummer
1
is rechtsonder achter het balhoofd in het frame gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
602609-10
Het typeplaatje
1
is rechtsboven achter balhoofd op het frame aangebracht.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Sleutelnummer
700222-01
Het sleutelnummer Code number
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilig plek.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de contactsleutel. De
oranje programmeersleutel op een veilige plek bewaren. Hij mag alleen worden
gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.
5.4 Motornummer
S00261-10
Het motornummer
1
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 22
5.5 Artikelnummer voorvork
S00306-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
S00347-10
(Optie: Zonder EDS)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is in het bovenste deel van de schokdem-
per gegraveerd.
5 SERIENUMMERS 23
S00361-10
(Optie: Met EDS)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is met een sticker aan het schokdemper-
huis onder de veer aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.1 Koppelingshendel
S00214-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
S00215-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Met de remhendel worden tegelijkertijd de voorwielrem en de achterwielrem bediend.
Info
Als de ABSmode Offroad ingeschakeld is, wordt alleen de voorwielrem bediend.
Als het ABS uitgeschakeld is, wordt alleen de voorwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.3 Gashendel
S00216-10
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaar links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
S00224-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 26)
2 Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 26)
3 Menuschakelaar ( pag. 27)
4 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 27)
5 Claxonknop ( pag. 28)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.4.2 Lichtschakelaar
S00219-10
De lichtschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze stand zijn het dim-
licht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
. In deze stand zijn het groot
licht en achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
schakelen.
6.4.3 Noodknipperlichtschakelaar
602606-10
De noodknipperlichtschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aan-
gebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 60 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist nodig is, aangezien de accu
zo leegraakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier richtingaanwijzers en de groene contro-
lelampjes op het gecombineerde instrument knipperen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.4.4 Menuschakelaar
S00224-11
De menuschakelaar is links in het midden van de combinatieschakelaar aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.5 Richtingaanwijzerschakelaar
S00217-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.4.6 Claxonknop
S00218-10
De claxonknop
1
is aan de linkerkant van de combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon geactiveerd.
6.5 Schakelaar rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
S00220-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart. Er verschijnt een melding in het matrixdisplay.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.5.2 E-starterknop
S00221-10
De e-starterknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie.
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter geactiveerd.
6.6 Contact-/stuurslot
602611-10
Het contact-/stuurslot
1
bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van de ontsteking mag uitsluitend een zwarte contactsleutel
worden gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de zwarte contactsleu-
tel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De zwarte contactsleutel kan eruit worden getrok-
ken.
6.7 Wegrijblokkering
401815-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Door het eruit trekken van de contactsleutel wordt de wegrijblokkering automatisch geacti-
veerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het controlelampje wegrijblokkering
1
kan door te knipperen fouten aangeven.
Als de optionele alarminstallatie ingebouwd is, knippert het controlelampje van de wegrij-
blokkering
1
bij ingeschakelde alarminstallatie.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere
contactsleutels in één sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen.
Een verloren zwarte contactsleutel moet worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbe-
voegden met het voertuig gaan rijden.
De zwarte contactsleutels zijn in de leveringstoestand geactiveerd.
Bij een geautoriseerde KTM-garage kunnen nog twee extra sleutels (sleutelnummer op
de KEYCODECARD) worden besteld; deze moeten echter voor gebruik worden geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.8 Stopcontact elektrische toebehoren
S00383-10
Het stopcontact
1
voor elektrische toebehoren is links naast het gecombineerde instru-
ment aangebracht.
Deze is aangesloten op continu plus en afgezekerd.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale stroomopname 10 A
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
602612-10
Afdekking
1
op de tankdop omhoog klappen en contactsleutel
2
in het tankslot ste-
ken.
S00351-10
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel
2
met de klok mee draaien.
Tankdop
3
omhoog klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.10 Tankdop sluiten
S00352-10
Tankdop
1
omlaag klappen.
Contactsleutel
2
met de klok mee draaien.
S00353-10
Tankdop indrukken en contactsleutel
2
terugdraaien totdat het tankslot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Contactsleutel
2
eruit trekken en afdekking
3
omlaag klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.11 Brandstofkranen
202396-10
Er bevindt zich een brandstofkraan
1
aan iedere kant van de brandstoftank.
Info
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het verwijderen van de brandstof-
tank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten Er kan geen niveaucompensatie plaatsvinden en geen
brandstof uit de brandstoftank stromen.
Brandstofkranen geopend Er kan niveaucompensatie plaatsvinden en brandstof uit
de brandstoftank stromen.
6.12 Opbergvak openen
S00385-10
Toets
1
in pijlrichting duwen en tegelijkertijd het deksel optillen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.13 Opbergvak sluiten
S00385-11
Deksel
1
achter indrukken, totdat u hoort dat hij vergrendelt.
6.14 Zadelslot
S00355-10
(Optie: Zonder EDS)
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
602614-10
(Optie: Met EDS)
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6.15 Boordgereedschap
602615-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het zadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
6.16 Grepen
602616-10
De bijrijder kan zich tijdens het rijden aan de grepen
1
vasthouden.
6.17 Bagagedrager
602616-11
De bagagedragerplaat
1
bevindt zich achter het zadel.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersysteem (optioneel) worden
bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven gewicht worden belast.
Maximaal toegestane belas-
ting van de bagagedrager-
plaat
8 kg
Info
Opletten op de aanwijzingen van de kofferfabrikant.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.18 Voetsteunen bijrijder
S00234-10
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6.19 Versnellingshendel
602629-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
602630-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.20 Zijstandaard
602618-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de aanwijzingen
in het hoofdstuk Stoppen, parkeren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
6.21 Middenstandaard (Optie: Middenstandaard)
602619-10
Naast de zijstandaard is het voertuig uitgerust met een middenstandaard
1
.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.1 Overzicht
401800-10
1 Matrixdisplay ( pag. 42)
2 Toerenteller
3 Schakellicht ( pag. 45)
4 Segmentendisplay
5 Controlelampjes ( pag. 43)
7.2 Activering en test
401801-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het contact.
Info
De helderheid van de weergave wordt geregeld door een helderheidssensor in het
gecombineerde instrument.
Test
Het segmentendisplay, de controlelampjes en de toerenteller worden kort aangestuurd voor
een functietest.
Op het matrixdisplay verschijnt een welkomsttekst en een aanwijzing over de volgende ser-
vicebeurt ( pag. 46).
Info
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.3 Matrixdisplay
401821-01
De weergave op het matrixdisplay wordt bestuurd met de menuschakelaar ( pag. 27).
Na het inschakelen van het contact, wordt aangegeven wanneer de volgende servicebeurt
( pag. 46) moet worden uitgevoerd.
Als bij de controlelampjes ( pag. 43) het waarschuwingslampje algemeen gaat bran-
den, wordt de bijbehorende melding op het matrixdisplay weergegeven. Met de Settoets
wordt de ontvangst van de informatie bevestigd en de melding verdwijnt.
Meldingen verschijnen 10 s
7.4 Segmentendisplay
401854-10
1 Brandstofpeil
2 Tijd
3 Eenheid voor snelheidsindicatie
4 Versnellingsindicatie
5 Snelheid
6 "Drive Mode" ( pag. 179)
7 Koelmiddeltemperatuur
8 Ingestelde beladingstoestand (alleen bij EDS)
9 Waarschuwing voor glad wegdek
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
7.5 Controlelampjes
401813-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag .
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwij-
zing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op
het matrixdisplay weergegeven.
Linker knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer links is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Rechter knipperlichtlamp knippert groen in het knipperritme Richtingaan-
wijzer rechts is ingeschakeld.
Motorwaarschuwingslampje brandt/knippert geel De motorbesturingsunit
heeft een fout herkend.
ABSlampje brandt/knippert geel Het ABS is niet actief. Het ABS-lampje
brandt ook als er een fout herkend is.
TClampje brandt/knippert geel De tractiecontrole is niet actief of is bezig
met regelen. Het TC-lampje brandt ook als er een fout herkend is.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.6 Melding op matrixdisplay
401850-01
Mogelijke toestanden
Motorstoring De motorbesturingsunit heeft een fout herkend. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
Algemene melding Algemene melding over de rijveiligheid. Naar een
geautoriseerde KTM-garage gaan.
ABS-waarschuwing ABS-functie is niet beschikbaar. Naar een geautori-
seerde KTM-garage gaan.
Tractiecontrole De tractiecontrole is niet beschikbaar. Naar een geautori-
seerde KTM-garage gaan.
Motoroliedruk Motoroliedruk is te laag . De motor meteen uitzetten. Con-
tact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Motoroliepeil Motoroliepeil is te laag. Motoroliepeil controleren en corri-
geren.
Bandenspanning De bandenspanning is niet in orde of het systeem is uit-
gevallen. Controleer de bandenspanning.
Lichtsysteem Brandt als een element in het lichtsysteem uitgevallen is.
Defecte lamp vervangen of naar een geautoriseerde KTM-garage gaan.
Koelwatertemperatuur Koelwatertemperatuur is te hoog. Motor uitzetten.
Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Brandstofreserve Brandstoftank bijna leeg. Bij de volgende gelegenheid
brandstof tanken.
Pictogram glad wegdek Glad wegdek is mogelijk. De snelheid aanpassen
aan de gewijzigde rijwegsituatie.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
Accuspanning Accuspanning is te laag. Accu met geschikte acculader
laden.
Service Er moet een servicebeurt worden uitgevoerd. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage.
Noodstopschakelaar De noodstopschakelaar is uit.
De meldingen worden in het menu "Warnings" weergegeven.
7.7 Schakellicht
401855-01
Het schakellicht knippert of brandt wanneer een schakeling moet worden uitgevoerd.
In het menu "Shift Light" kan het toerental voor het schakellicht worden ingesteld. Bij
"RMP1" knippert het schakellicht en bij "RPM2" brandt het.
Info
In de 6de versnelling is het schakellicht bij warme motor en "ODO" > 1000 km gede-
activeerd.
Motorolietemperatuur > 35 °C
"ODO" > 1.000 km
Schakellicht knippert > "RPM1"
Schakellicht brandt > "RPM2"
Motorolietemperatuur 35 °C
"ODO" < 1.000 km
Schakellicht brandt altijd bij 6.500 1/min
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.8 Service-indicatie
401821-01
Na het inschakelen van het contact wordt kort de service-indicatie weergegeven.
De service-intervallen zijn afhankelijk van afstand en tijd. Afhankelijk van welke gebeurte-
nis als eerste intreedt.
De precieze service-intervallen staan in het serviceschema.
7.9 Matrixdisplay menu
7.9.1 "Favorites"
401988-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Favorites" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menupunt selecteren en met de SETtoets aansturen.
Door twee keer op de BACKtoets te drukken gaat u weer naar het menu "Favorites".
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aangestuurd.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.9.2 "Trip 1"
401826-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Trip 1" op het matrixdisplay verschijnt.
"Trip 1" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 1" loopt mee en telt tot 9999.
Speed 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
Cons 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu "Trip 1" worden gewist.
7.9.3 "Trip 2"
401825-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Trip 2" op het matrixdisplay verschijnt.
"Trip 2" geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 2" loopt mee en telt tot 9999.
Speed 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
Cons 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te lopen op het moment dat
een snelheidssignaal aanwezig is.
"Fuel Range" geeft de mogelijke reikwijdte van de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in het menu "Trip 2" worden gewist.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.9.4 "General Info"
401824-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "General Info " op het matrixdisplay ver-
schijnt.
"Air Temp " geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft het totaal gereden traject aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Oil Temp" geeft de motorolietemperatuur aan.
7.9.5 "TPMS" (optioneel)
401845-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "TPMS" op het matrixdisplay verschijnt.
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
In het menu "TPMS" wordt de bandenspanning van voor- en achterband weergegeven.
In het menu "Front" wordt de bandenspanning voor weergegeven.
"Rear" geeft de bandenspanning achter aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.9.6 "Set Favorites"
401991-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Set Favorites " op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menu selecteren. Met de SETtoets het menu voor de snel-
keuze instellen.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7.9.7 "Settings"
401841-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of verschillende waarden uitge-
voerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.9.8 "Warnings"
401840-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Warnings" op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warnings" worden de opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen,
totdat ze niet meer actief zijn.
7.9.9 "Heat Grip" (optioneel)
401838-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Heat Grip " op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets kunt u een ver-
warmingsstand selecteren of de handgreepverwarming uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
7.9.10 "MTC/ABS"
401837-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "MTC/ABS" op het matrixdisplay ver-
schijnt.
In het menu "MTC/ABS" kunnen "MTC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In "ABS Mode " kan tussen "Road" en "Offroad" worden gekozen.
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole en het ABS weer actief.
Als de ABSmode "Offroad" actief is, regelt het ABS alleen aan het voorwiel. Het ach-
terwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het achterwiel kan bij het remmen
blokkeren.
Als de ABSmode "Road" actief is, wordt bij het gebruik van de voorwielrem ook het
achterwiel geremd. Het ABS kan aan beide wielen regelen.
7.9.11 "Load"
401833-01
Voorwaarden
Model met EDS.
Voertuig staat stil.
Motor draait.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Load" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets selecteert u een beladingstoestand. Met de SETtoets beves-
tigt u de selectie.
U kunt in het menu "Beladung" kiezen uit vier beladingstoestanden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.9.12 "Damping"
401831-01
Voorwaarden
Model met EDS.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Damping" op het matrixdisplay
verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets navigeert u door het menu. Met de SET-toets kunt u de dem-
ping instellen.
U kunt in het menu "Damping" kiezen uit "SPORT", "STREET" en "COMFORT".
7.9.13 "Drive Mode"
401829-01
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Drive Mode " op het matrixdisplay ver-
schijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets kunnen op elkaar
afgestemde instellingen van motor en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole
laat een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-
controle laat een normale slip aan het achterwiel toe
OFFROAD gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de trac-
tiecontrole laat een hogere slip aan het achterwiel toe
53
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
7.9.14 Menu-overzicht
401989-01
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
"KTM"-startscherm
Menutoetsen
"Favorites"
"Trip 1"
"Trip 2"
"General Info"
"TPMS" (optioneel)
"Set Favorites"
"Settings"
"Warnings" (alleen actief, als er meldingen zijn actief zijn)
"Heat Grip" (optioneel)
"MTC/ABS"
"Load" (model met EDS)
"Damping" (model met EDS)
"Drive Mode"
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 56
7.9.15 "Language"
401842-10
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Door de SETtoets nog een keer in te drukken de taal selecteren.
De menutalen zijn Engels, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7.9.16 "Distance"
401842-11
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Distance" het matrixdisplay met een zwarte ach-
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de
eenheid ingesteld.
De eenheid kilometer "km" of mijl "mi" voor de afstand selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 57
7.9.17 "Temp"
401842-12
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Temp" het matrixdisplay met een zwarte achter-
grond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de een-
heid ingesteld.
De eenheid "°C" oder "°F" voor de temperatuurindicatie selecteren.
7.9.18 "Volume"
401842-13
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Volume" het matrixdisplay met een zwarte achter-
grond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de een-
heid ingesteld.
De eenheid "Liter" of "Gallon" voor de verbruiksindicatie selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 58
7.9.19 "Pressure"
401842-14
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Pressure" het matrixdisplay met een zwarte ach-
tergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de
eenheid ingesteld.
De eenheid "bar" of "psi" voor de bandendrukindicatie selecteren.
7.9.20 "Clock/Date"
401990-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Clock/Date" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets wordt de tijd of
de datum ingesteld.
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum op het matrixdisplay opnieuw worden
ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 59
7.9.21 "Fuel Cons"
401842-16
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Fuel Cons " op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de
eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
7.9.22 "DRL"
401842-17
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "DRL" het matrixdisplay met een zwarte achtergrond
wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt het dagrijlicht
in- of uitgeschakeld.
Dagrijlicht in- of uitschakelen.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 60
7.9.23 "Shift Light"
401846-01
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Shift Light" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets functie selecteren. Met de SETtoets wordt het toerental voor
het schakellicht ingesteld.
Als het motortoerental "RPM 1" bereikt, knippert het schakellicht.
Als het motortoerental "RPM 2" bereikt, brandt het schakellicht.
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.
7.9.24 "Quick Shift"
401842-20
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
De functie "Quick Shift" kan niet worden geactiveerd.
Info
Deze functie is niet voor dit model bedoeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 61
7.9.25 "Heat Grips"
401842-21
Voorwaarden
Voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken, totdat het menu "Settings" op het matrixdisplay verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Heat Grips" op het matrixdisplay met een zwarte
achtergrond wordt weergegeven. Door nog een keer op de SETtoets te drukken wordt
het Heat Grips-menu in- of uitgeschakeld.
heat Grips-menu in- of uitschakelen.
8 ERGONOMIE 62
8.1 Bestuurderszadel instellen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
401678-10
Alternatief 1
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de brandstoftank vasthaken,
omlaag en tegelijkertijd naar voren schuiven.
401679-10
Alternatief 2
Het bestuurderszadel met de uitsparingen
1
aan de brandstoftank vasthaken,
omhoog en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
8 ERGONOMIE 63
8.2 Stuurstand
401666-11
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
A
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
A
3,5 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd. Daardoor kan het stuur in
de voor de bestuurder meest aangename stand worden gezet.
8.3 Stuurstand instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
308080-01
Schroeven
1
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen afdekken om deze te beschermen tegen beschadi-
gingen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
8 ERGONOMIE 64
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
8.4 Windscherm instellen
S00344-10
Spanhendel
1
losmaken door deze in pijlrichting te trekken.
8 ERGONOMIE 65
S00345-01
Windscherm in de gewenste stand zetten.
S00344-11
Spanhendel
1
vergrendelen door deze in pijlrichting te duwen.
8 ERGONOMIE 66
8.5 Basisinstelling koppelingshendel instellen
S00244-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.6 Uitgangspositie remhendel instellen
S00243-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE 67
8.7 Bestuurdersvoetsteunen
602622-10
De bestuurdersvoetsteunen kunnen in twee standen worden gemonteerd.
Mogelijke toestanden
Bestuurdersvoetsteunen laag
A
Bestuurdersvoetsteunen hoog
B
8.8 Voetsteunen instellen x
Info
De werkstappen zijn links en rechts gelijk.
602623-10
Splitpen
1
met ring
2
verwijderen.
Bout
3
van bestuurdersvoetsteun verwijderen.
Bestuurdersvoetsteun met veer
4
eraf halen.
8 ERGONOMIE 68
602624-10
Schroeven
5
verwijderen.
602625-01
Voetsteunhouder op de gewenste stand instellen.
602624-10
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetsteunhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE 69
602626-10
Bestuurdersvoetsteun met veer
4
en bout
3
monteren.
Tang voor voetsteunveer (58429083000)
Ring
2
en splitpen
1
monteren.
8.9 Rempedaal
602627-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
8.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
8 ERGONOMIE 70
602628-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien.
Schroef
3
verwijderen.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal kogelschar-
nier
4
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal 5 schroefgangen moeten in het kogelscharnier ingeschroefd zijn.
Kogelscharnier
4
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
8 ERGONOMIE 71
8.11 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 71)
8.12 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
602787-10
Schroef
1
verwijderen en versnellingshendel
2
verwijderen.
8 ERGONOMIE 72
602818-10
Tanden
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
9 INBEDRIJFNAME 73
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
9 INBEDRIJFNAME 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets op de in het hoofdstuk Ergonomie beschreven wijze in op uw behoeften.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
Vol gas geven vermijden!
9 INBEDRIJFNAME 75
Info
Als het maximale motortoerental voor de eerste servicebeurt wordt overschreden, gaat het schakellicht knipperen.
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 150 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
9 INBEDRIJFNAME 76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Rekening houden met het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 440 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 159 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 281 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES 77
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 181)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 130)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 133)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 132)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 136)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 176)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 103)
Kettingspanning controleren. ( pag. 105)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 149)
Spaakspanning controleren. ( pag. 149)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 78
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
602607-01
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-lampje gaat branden en gaat weer uit als het voertuig gaat rijden.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 79
602608-01
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden de e-starterknop indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Motorfiets van de middenstandaard resp. zijstandaard nemen.
10.3 Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd voorzichtig gas geven.
10.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 80
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
10 RIJ-INSTRUCTIES 81
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 82
602630-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnel-
ling is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie
aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Slechts zo veel gasgeven als de rijbaan en de weersomstandigheden toestaan. Vooral in
bochten mag niet geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje voor oliedruk begint te branden moet
u meteen stoppen en de motor afzetten. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-
garage.
Als tijdens het rijden het motorwaarschuwingslampje gaat branden, moet u meteen
stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
10 RIJ-INSTRUCTIES 83
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcijferd worden. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje algemeen gaat branden, geeft het
matrixdisplay gedurende 10 seconden een melding weer.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het menu "Warnings" opgeslagen.
Als het pictogram glad wegdek op het gecombineerd instrument verschijnt, is een
glad wegdek mogelijk. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde rijwegsituatie.
10.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 84
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder
uitkoppelen) kan niet altijd worden voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES 85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trek-
ken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
10.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 86
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
Trek de motorfiets aan de greep omhoog op de middenstandaard.
Motorfiets afremmen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. Motor daarom altijd met
het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
10 RIJ-INSTRUCTIES 87
Alternatief 1
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Alternatief 2
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
Het stuur blokkeren; daarvoor het stuur naar links zetten, zwarte contactsleutel in de stand OFF indrukken en in de stand LOCK
draaien. Om het vergrendelen in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur iets heen en weer bewegen. Zwarte contactsleu-
tel eruit trekken.
10.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
10 RIJ-INSTRUCTIES 88
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
10.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
10 RIJ-INSTRUCTIES 89
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S00346-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 31)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 213)
Tankdop sluiten. ( pag. 33)
11 SERVICESCHEMA 90
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden of uit de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
allemaal 30.000 km
allemaal 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen. x
Brandstofdruk controleren. x
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 182)
Remschijven controleren. ( pag. 129)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 132)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 136)
Spaken bijdraaien. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 149)
Velgslag controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 147)
Bandenspanning controleren. ( pag. 149)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 133)
11 SERVICESCHEMA 91
om de twee jaar
ieder jaar
allemaal 30.000 km
allemaal 15.000 km
na 1.000 km
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvorkservice en schokdemperservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 108)
Kettingspanning controleren. ( pag. 105)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 130)
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 176)
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. (brandstoftank gedemonteerd) x
Bougies vervangen. (luchtfilter gedemonteerd) x
Klepspeling controleren. (luchtfilter en bougie gedemonteerd) x
Membranen van secundair-luchtsysteem vervangen. x
Remvloeistof voorwielrem verversen. x
Remvloeistof achterwielrem verversen. x
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 112)
11 SERVICESCHEMA 92
om de twee jaar
ieder jaar
allemaal 30.000 km
allemaal 15.000 km
na 1.000 km
Koplampstand controleren. ( pag. 169)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. x
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het service- en garantieboekje. x
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 SERVICESCHEMA 93
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
om de twee jaar
ieder jaar
allemaal 15.000 km
na 1.000 km
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen. x
Achterbrugophanging controleren. x
Wiellagers op speling controleren. x
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen. x
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries controleren. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 111)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Koelmiddel verversen. x
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN 94
12.1 "Damping" (Optie: Met EDS)
401831-01
Mogelijke toestanden
SPORT Strakke afstelling van de veerelementen met zeer directe respons van chassis
STREET Normale afstelling van de veerelementen met directe respons van chassis
COMFORT Zacht afstelling van de veerelementen met goede respons van chassis
In het menu "Damping" kunnen verschillende afstellingen voor de demping van de veerele-
menten worden gekozen. U kunt kiezen uit "SPORT", "STREET" en "COMFORT".
12.2 "Load" (Optie: Met EDS)
401833-01
In het menu "Load" kunnen verschillende beladingstoestanden voor het voertuig worden
gekozen. U kunt kiezen uit rijden zonder bijrijder, rijden zonder bijrijder met bagage, rij-
den met bijrijder en rijden met bijrijder en bagage.
De als laatste gekozen beladingstoestand wordt rechts op het segmentendisplay weergege-
ven.
Info
De instelling kan door de motorfiets worden overgenomen als de motorfiets stilstaat
en de motor draait.
Het pictogram van de laatste beladingstoestand knippert totdat de nieuwe instelling
is overgenomen.
12 CHASSIS AFSTELLEN 95
12.3 Voorvork/schokdemper
S00380-10
(Optie: Zonder EDS)
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan
de rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat in tabel
1
. De
tabel bevindt aan de linker binnenbekleding van de brandstoftank.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor de afstel-
ling van het chassis. Als van de richtwaarden wordt afgeweken, kunnen de rijeigen-
schappen verslechteren, vooral bij hoge snelheden.
401831-01
(Optie: Met EDS)
Met het EDS (Electronic Damping System) kan het chassis, zonder gereedschap, individu-
eel worden afgesteld.
Chassis altijd aanpassen aan de rijstijl en de extra belading.
In het menu "Load" kan het chassis worden afgesteld op de beladingssituatie.
In het menu "Damping" kan het dempingsgedrag van het chassis worden ingesteld.
12.4 Ingaande demping voorvork instellen (Optie: Zonder EDS)
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
12 CHASSIS AFSTELLEN 96
S00262-10
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
12.5 Uitgaande demping voorvork instellen (Optie: Zonder EDS)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
12 CHASSIS AFSTELLEN 97
S00263-10
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.6 Uitgaande demping schokdemper instellen (Optie: Zonder EDS)
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 CHASSIS AFSTELLEN 98
S00372-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
12.7 Veervoorspanning schokdemper instellen (Optie: Zonder EDS)
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 CHASSIS AFSTELLEN 99
S00371-10
Handwiel
1
tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Afhankelijk van het schokdempertype en het gebruik een aantal slagen met de klok mee
draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 4 omwentelingen
Volledige nuttige last 12 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de veervoorspanning.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
13.1 Voertuig op middenstandaard zetten (Optie: Middenstandaard)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
Trek de motorfiets aan de greep omhoog op de middenstandaard.
602633-10
Links naast het voertuig gaan staan.
Het stuur met de linker hand vasthouden en met de rechter voet de middenstandaard
naar onderen duwen.
De zwenkarm
1
van de middenstandaard met het volledige lichaamsgewicht belasten
en tegelijkertijd het voertuig aan de linker greep omhoog trekken, totdat de middenstan-
daard tot de aanslagen uitklapt.
13.2 Voertuig van middenstandaard nemen (Optie: Middenstandaard)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
202376-10
Stuur ontgrendelen en met beide handen op het stuur het voertuig naar voren bewegen.
Terwijl het voertuig van de middenstandaard kantelt, de voorwielrem bedienen om te
voorkomen dat het voertuig wegrolt.
Controleren of de middenstandaard tot de aanslag naar boven geklapt is.
13.3 Bijrijderzadel verwijderen
S00349-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Het bijrijderzadel voor optillen, richting de tank trekken en naar boven toe verwijderen.
Contactsleutel eruit trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
13.4 Bijrijderzadel monteren
401680-10
De haken aan het bijrijderzadel in de beugels van de framearm vasthaken, voorkant
neerlaten en tegelijkertijd naar achteren duwen.
Vergrendelbout
1
in het slothuis geleiden en het bijrijderzadel voor omlaag duwen,
totdat u hoort dat de vergrendelbout vergrendelt.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
13.5 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
S00350-01
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen.
Bestuurderszadel voor losmaken en verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
13.6 Bestuurderszadel monteren
401704-10
Hoofdwerk
Uitsparingen in de bestuurderszadel aan de brandstoftank op de gewenste
zadelstand
A
of
B
vasthaken, tegelijkertijd bestuurderszadel naar voren schuiven en
achter neerlaten.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
13.7 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 104)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
13.8 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 217)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 217)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 105
13.9 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
401664-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
In het bereik vóór de kettinggeleiding de ketting omhoog duwen en de kettingspan-
ning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 40… 45 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 106)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 106
13.10 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 105)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 107
S00242-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 40… 45 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markeringen
C
. Zo wordt het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Daarom de instelling op verschillende
plekken van de ketting controleren.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
Info
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 108
13.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 109
00
0
401665-10
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het bovenste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
B
op het langste deel
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud en versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 110
S00348-10
Glijblok aan de uitsparing controleren op slijtage.
»
Als klinknagel
1
van de ketting niet meer aan de onderzijde
C
van de uitsparing
van het glijblok te zien is:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
401670-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
» Als de kettinggeleiding is ingesleten:
Kettinggeleiding vervangen. x
Controleren of de kettinggeleiding vastzit.
» Als de kettinggeleiding los zit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettinggeleiding M6 5 Nm Loctite
®
243™
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 111
Nawerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 100)
13.12 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
S00270-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 213)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 112
13.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittin-
gen in het frames.
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
400738-11
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting heen en weer bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Balhoofdspeling instellen. x
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het gehele stuurbereik. Er
mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdspeling instellen. x
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 113
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
13.14 Kroonplaat onder demonteren
202248-12
Schroeven
1
verwijderen.
Claxon loskoppelen.
Kroonplaat
2
verwijderen.
13.15 Kroonplaat onder monteren x
202248-13
Kroonplaat
1
positioneren.
Claxon verbinden.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 114
13.16 Zijbekleding voor demonteren
S00384-10
Schroef
1
verwijderen.
602637-10
Schroeven
2
verwijderen.
Zijbekleding
3
verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 115
13.17 Zijbekleding voor monteren
602637-11
Zijbekleding bij
A
onder tankafdekking positioneren.
307818-10
Zijbekleding met het uitsteeksel
1
en de houder
2
vastzetten en aan de brandstof-
tank positioneren.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 116
S00384-11
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
602637-12
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13.18 Maskerspoiler demonteren x
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
Tankafdekking demonteren. ( pag. 122)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 117
307823-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
307824-10
Schroef
2
verwijderen.
602638-10
Uitsteeksel
3
van de binnenbekleding losmaken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 118
307828-10
Maskerspoiler naar de zijkant tot uit de bevestigingen trekken.
307826-10
Maskerspoiler naar boven toe uit de houder
4
trekken.
307827-10
Stekker
5
loskoppelen.
Maskerspoiler met richtingaanwijzer verwijderen.
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 119
13.19 Maskerspoiler monteren x
307827-11
Hoofdwerk
Stekker
1
verbinden.
307826-11
Maskerspoiler in houder
2
positioneren.
Info
Erop letten dat de kabel van de richtingaanwijzer correct wordt gelegd.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 120
307828-11
Maskerspoiler vanaf de zijkant in de bevestigingen duwen.
307825-10
Uitsteeksel
3
in boring positioneren.
307824-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef maskerspoiler M5x17 3,5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 121
307823-11
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef maskerspoiler M5x17 3,5 Nm
Werkstappen aan de andere kant herhalen.
Nawerk
Tankafdekking monteren. ( pag. 124)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
13.20 Spatbord voor demonteren
S00356-10
Houder
1
van spatbord losmaken.
Schroeven
2
verwijderen.
Spatbord naar voren verwijderen.
Info
Op de remkabels letten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 122
13.21 Spatbord voor monteren x
S00356-11
Spatbord positioneren.
Info
Erop letten dat de remkabels correct worden gelegd.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M5x12 3,5 Nm
Houder
2
met remkabel aan spatbord monteren.
13.22 Tankafdekking demonteren
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
202565-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 123
202566-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroef
4
verwijderen.
307821-10
Schroef
5
verwijderen.
307822-10
Tankafdekking achter optillen voorzichtig naar voren toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 124
13.23 Tankafdekking monteren
307821-11
Hoofdwerk
Tankafdekking positioneren.
Info
Op afdichtlip letten.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
202565-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 125
202566-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
13.24 Windscherm demonteren
202388-10
Schroeven
1
verwijderen en windscherm
2
eraf halen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 126
13.25 Windscherm monteren
202388-11
Windscherm
1
positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
14 REMSYSTEEM 127
14.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem
0
0
33
0
0
22
0
0
11
0
0
22
401662-01
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking ABS
Het spinnen van het achterwiel met vastgehouden voorwielrem (burn out) is uit-
sluitend toegestaan als het ABS uitgeschakeld is.
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken. De optimale werking van het ABS is
enkel gegarandeerd, wanneer voor het remsysteem uitsluitend door KTM vrijge-
geven en/of aanbevolen reserveonderdelen en banden worden gebruikt.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
De MSC (Motorcycle Stability Control) is een extra functie naast het ABS die het blokkeren
en wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand (bochten) kan voorko-
men.
Info
De MSC (Motorcycle Stability Control) is alleen in de ABSmode "Road" actief.
14 REMSYSTEEM 128
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABSmode "Road" en de ABSmode "Offroad".
In de ABSmode "Road" remt het achterwiel mee af, als de voorwielrem wordt bediend. Het
ABS kan aan beide wielen regelen.
In de ABSmode "Offroad" remt de voorwielrem het voorwiel. De achterwielrem remt het ach-
terwiel. Aan de achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats. Het ABSlampje
3
knippert
langzaam, om u aan het activeren van de ABSmode "Offroad" te herinneren.
Info
In de ABSmode "Offroad" kan het achterwiel blokkeren gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Als de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het
ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan een licht pul-
serende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSlampje
3
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden en uitgaan
wanneer het voertuig rijdt. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens het rijden
brandt, duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de
wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen
de ABS-regeling valt uit.
Het ABSlampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toerental van het
voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het ach-
terwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSlampje gaat uit als het voertuig rijdt.
14 REMSYSTEEM 129
In het menu "MTC/ABS" kan het ABS met de hand uitgeschakeld worden.
Info
Na het inschakelen van het contact is het ABS weer actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400618-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op afme-
ting
A
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
14 REMSYSTEEM 130
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
S00269-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistof-reservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 130)
14.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM 131
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 132)
14 REMSYSTEEM 132
S00272-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Dop
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 215)
Dop
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
14 REMSYSTEEM 133
S00358-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
14 REMSYSTEEM 134
S00360-10
Hoofdwerk
Remvloeistofpeil van het remvloeistof-reservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 134)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
14 REMSYSTEEM 135
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 136)
S00359-10
Hoofdwerk
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 215)
Schroefdop
1
met en membraan
2
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 REMSYSTEEM 136
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
S00292-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
15 WIELEN, BANDEN 137
15.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
S00362-10
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
S00363-10
Schroeven
3
aan beide remklauwen verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remklauwen licht naar de zijkant te
kantelen. Remklauwen voorzichtig naar achteren van de remschijven trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauwen verwijderd zijn.
15 WIELEN, BANDEN 138
S00364-10
Schroef
4
en schroeven
5
losdraaien.
Schroef
4
ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef
4
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken wanneer het voorwiel is gedemonteerd.
S00316-10
Afstandsbussen
6
verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
15 WIELEN, BANDEN 139
S00316-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 217)
S00339-10
De brede afstandsbus
2
in looprichting links plaatsen.
Info
Pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting links.
De brede afstandsbus in looprichting rechts plaatsen.
S00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een
remmenreiniger.
Schroef
3
en steekas
4
reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
15 WIELEN, BANDEN 140
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad inge-
vet
S00363-11
Remklauwen positioneren en daarbij letten op correcte plaatsing van de remplaketten.
Schroeven
5
aan beide remklauwen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
S00362-11
Wieltoerentalsensor
6
in de boring steken en positioneren.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 100)
15 WIELEN, BANDEN 141
S00364-11
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
S00275-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers dicht te drukken.
15 WIELEN, BANDEN 142
S00277-10
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
S00276-10
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
S00286-10
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van kettingwiel nemen en ket-
tingkast
6
wegleggen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
15 WIELEN, BANDEN 143
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug halen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
Afstandsbus
7
verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 145)
S00285-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 217)
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 217)
Demperpakkingen en kettingwieldrager in het achterwiel monteren.
15 WIELEN, BANDEN 144
Achterwiel in de achterbrug zetten en de remschijf in de remklauw haken.
S00287-10
Steekas
2
monteren, maar niet tot de aanslag erin schuiven.
Achterwiel zover mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
S00288-10
Steekas tot de aanslag erin schuiven, kettingspanner
4
en moer
5
monteren.
Info
Kettingspanners
3
en
4
in dezelfde stand monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven
liggen en moer
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde stand ten
opzichte van de referentiemarkeringen
B
staan, zodat het achterwiel correct is uit-
gelijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
15 WIELEN, BANDEN 145
S00289-10
Wieltoerentalsensor
6
in de boring steken. Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
15.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. De demperpakkingen
slijten tijdens het gebruik. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwieldrager en de achter-
wielnaaf.
Voorwerk
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 141)
15 WIELEN, BANDEN 146
S00290-10
Hoofdwerk
Demperpakkingen
1
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
S00291-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank leggen en de steekas in
de naaf steken.
Kettingwielspeling
A
controleren.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling schokdemperpakkingen achter-
wiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. x ( pag. 143)
15 WIELEN, BANDEN 147
15.6 Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
15 WIELEN, BANDEN 148
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden wisselen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden wisselen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden wisselen.
15 WIELEN, BANDEN 149
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
15.8 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak kan het wiel gemakkelijk een zij- of hoogteslag krijgen. Andere spaken raken binnen een zeer korte tijd los.
Wanneer de spaken ze strak gespannen zijn, kunnen ze door lokale overbelasting afbreken.
Regelmatig de spaakspanning controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
15 WIELEN, BANDEN 150
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn bij spaken met gelijke
lengte en dikte, duidt dat op verschillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
16 ELEKTRONICA 151
16.1 Dagrijlicht
S00382-01
Het dagrijlicht/zijlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dagrijlicht kan bij goede zichtverhoudingen worden ingeschakeld. Activeer het dagrij-
licht in het gecombineerde instrument. De helderheidssensor in het gecombineerde instru-
ment zorgt voor de besturing. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dimlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld. Deze brandt vier keer helderder dan het zijlicht.
Als het dagrijlicht uitgeschakeld is, neemt het de functie van zijlicht over.
Info
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dagrijlicht.
16.2 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA 152
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
S00373-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
S00375-10
Minkabel
3
van de accu loskoppelen.
Pluskabel
4
van de accu loskoppelen.
Accu met accumantel
5
uit accuvak halen.
16 ELEKTRONICA 153
16.3 Accu monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
S00375-11
Hoofdwerk
Accu in accumantel
1
steken.
Info
De vlakke zijde van de accumantel moet tegenover de polen liggen.
Accu met accumantel in het accuvak plaatsen.
Beide pluskabels
2
aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Beide minkabels
3
aansluiten.
16 ELEKTRONICA 154
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
202567-10
Afdekking
4
dichtklappen en door zachtjes omlaag te duwen vergrendelen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
Tijd en datum instellen.
16.4 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
16 ELEKTRONICA 155
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Als de accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de accu voor het laden worden gedemonteerd. Anders kunnen
componenten worden beschadigd door overspanning. De accu laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
16 ELEKTRONICA 156
S00373-10
Hoofdwerk
Vergrendeling
1
in pijlrichting trekken.
Afdekking
2
openklappen.
602677-11
Minkabels
3
van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te
voorkomen.
602678-01
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis is aange-
geven.
16 ELEKTRONICA 157
Acculader na het laden uitschakelen en loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
602677-11
Beide minkabels
3
aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
202567-10
Afdekking
4
dichtklappen en door zachtjes omlaag te duwen vergrendelen.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
16 ELEKTRONICA 158
Tijd en datum instellen.
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
S00376-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Achterbekleding
2
iets optillen.
16 ELEKTRONICA 159
S00377-10
Beschermkapjes
3
verwijderen.
S00378-10
Defecte hoofdzekering
4
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
5
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 205)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkapjes monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
16 ELEKTRONICA 160
S00376-10
Achterbekleding
2
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
Tijd en datum instellen.
16.6 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
16 ELEKTRONICA 161
S00369-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
S00370-10
(Optie: Zonder EDS)
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering res - 10 A - reservezekeringen
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en componenten
Zekering 2 - 10 A - stopcontact (ACC1),
Zekering 3 - 25 A - hydraulische ABSunit
Zekering 4 - 40 A - ABSretourpomp
Zekering 5 - geen functie
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 205)
Zekering (58011109125) ( pag. 205)
16 ELEKTRONICA 162
Zekering (58011109140) ( pag. 205)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
S00370-11
(Optie: Met EDS)
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering res - 10 A - reservezekering
Zekering res - 15 A - reservezekering
Zekering 1 - 15 A - voedingsspanning besturingsunits en componenten
Zekering 2 - 10 A - stopcontact (ACC1),
Zekering 3 - 25 A - hydraulische ABSunit
Zekering 4 - 40 A - ABSretourpomp
Zekering 5 - geen functie
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 205)
Zekering (58011109115) ( pag. 205)
Zekering (58011109125) ( pag. 205)
Zekering (58011109140) ( pag. 205)
16 ELEKTRONICA 163
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
16.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
Tankafdekking demonteren. ( pag. 122)
Maskerspoiler demonteren. x ( pag. 116)
Windscherm demonteren. ( pag. 125)
16 ELEKTRONICA 164
S00368-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Koplampkap naar voren toe verwijderen.
602645-10
Stekker
2
loskoppelen.
Koplampkap op een zachte doek leggen, zodat de koplamp niet beschadigt.
16 ELEKTRONICA 165
16.8 Koplampkap met koplamp monteren
602645-11
Hoofdwerk
Stekker
1
van koplamp verbinden.
Controleren of de lampen werken.
Koplampkap positioneren.
S00368-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Windscherm monteren. ( pag. 126)
Maskerspoiler monteren. x ( pag. 119)
Tankafdekking monteren. ( pag. 124)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
16 ELEKTRONICA 166
Koplampstand controleren. ( pag. 169)
16.9 Dimlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
Tankafdekking demonteren. ( pag. 122)
Maskerspoiler demonteren. x ( pag. 116)
Windscherm demonteren. ( pag. 125)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 163)
S00297-10
Hoofdwerk
Lamp van de koplamp
1
licht in de lampfitting duwen tot de aanslag tegen de klok in
draaien en eruit trekken.
Stekker
2
loskoppelen.
16 ELEKTRONICA 167
S00298-10
Stekker
2
op de nieuwe lamp van de koplamp aansluiten.
Dimlicht (H11 / sokkel PGJ19-2) ( pag. 206)
Lamp van de koplamp
1
in de lampfitting positioneren en tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Lamp van koplamp vergrendeld in de lampfitting.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 165)
Windscherm monteren. ( pag. 126)
Maskerspoiler monteren. x ( pag. 119)
Tankafdekking monteren. ( pag. 124)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
Koplampstand controleren. ( pag. 169)
16.10 Lamp groot licht vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
16 ELEKTRONICA 168
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 101)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 102)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
Tankafdekking demonteren. ( pag. 122)
Maskerspoiler demonteren. x ( pag. 116)
Windscherm demonteren. ( pag. 125)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 163)
S00295-10
Hoofdwerk
Lamp van de koplamp
1
licht in de lampfitting duwen tot de aanslag tegen de klok in
draaien en eruit trekken.
Stekker
2
loskoppelen.
S00296-10
Stekker
2
op de nieuwe lamp van de koplamp aansluiten.
Groot licht (H11 / sokkel PGJ19-2) ( pag. 206)
Lamp van de koplamp
1
in de lampfitting positioneren en tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Lamp van koplamp vergrendeld in de lampfitting.
16 ELEKTRONICA 169
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 165)
Windscherm monteren. ( pag. 126)
Maskerspoiler monteren. x ( pag. 119)
Tankafdekking monteren. ( pag. 124)
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 103)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 102)
Koplampstand controleren. ( pag. 169)
16.11 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op hoogte van
het midden van de koplamp van het dimlicht een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
16 ELEKTRONICA 170
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 170)
16.12 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 169)
Kroonplaat onder demonteren. ( pag. 113)
S00301-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering
B
liggen.
Nawerk
Kroonplaat onder monteren. x ( pag. 113)
16 ELEKTRONICA 171
16.13 Contactsleutel activeren/deactiveren
Info
De oranje programmeersleutel mag uitsluitend worden gebruikt voor het activeren/deactiveren!
Bij verlies of vervanging van een zwarte contactsleutel moeten de afzonderlijke zwarte contactsleutels met de oranje programmeer-
sleutel worden geactiveerd of gedeactiveerd. Daardoor wordt ook voorkomen dat een onbevoegde de verloren zwarte contactsleutel
gebruikt om te gaan rijden met het voertuig.
Er kunnen maximaal vier zwarte contactsleutels worden geactiveerd/gedeactiveerd. Alleen de tijdens het activeren
geprogrammeerde zwarte contactsleutels zijn geldig. Alle zwarte contactsleutels die niet tijdens het activeren zijn geprogrammeerd,
zijn ongeldig, maar kunnen achteraf nog worden geprogrammeerd.
401114-10
Verlies van een zwarte contactsleutel (tweede zwarte contactsleutel is aanwezig):
Door de volgende handelingen worden alle geactiveerde zwarte contactsleutels gedeacti-
veerd, die niet bij deze handelingen zijn betrokken.
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
16 ELEKTRONICA 172
602649-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval twee keer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
De verloren zwarte contactsleutel is gedeactiveerd.
De aanwezige zwarte contactsleutel is opnieuw geactiveerd.
16 ELEKTRONICA 173
401114-11
Verlies van beide zwarte contactsleutels (geen zwarte contactsleutel meer aanwezig):
Deze handelingen zijn nodig om misbruik met de verloren zwarte contactsleutel te voor-
komen.
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
602649-01
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel. In dit
geval maar een keer, aangezien alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Nieuwe zwarte contactsleutels bestellen met het sleutelnummer op de
KEYCODECARD en activeren.
16 ELEKTRONICA 174
Tot drie zwarte contactsleutels activeren:
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Als er twee zwarte contactsleutels meer moeten worden geactiveerd, dienen de laat-
ste vier werkstappen met de betreffende contactsleutel te worden herhaald.
Als de laatste zwarte contactsleutel is geactiveerd, oranje programmeersleutel in het
contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering knippert afhankelijk van het aantal wer-
kende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje programmeersleutel.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
16 ELEKTRONICA 175
Info
De contactsleutels zijn geactiveerd.
Vier zwarte contactsleutels activeren:
Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel eruit trekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel eruit trekken.
Als er drie zwarte contactsleutels meer moeten worden geactiveerd, dienen de laat-
ste vier werkstappen met de betreffende contactsleutel te worden herhaald.
Info
Als de vierde zwarte contactsleutel geactiveerd is, is het programmeren afge-
sloten.
17 KOELSYSTEEM 176
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
602646-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten. x
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
17 KOELSYSTEEM 177
Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren. ( pag. 177)
17.2 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 176)
Zijbekleding voor demonteren. ( pag. 114)
Info
Alleen de rechter zijkant demonteren.
17 KOELSYSTEEM 178
602647-10
Hoofdwerk
Dop
1
van vast reservoir verwijderen.
602648-01
Koelmiddel vullen totdat het koelmiddelpeil overeenkomt met de voorgeschreven
waarde.
Voorgeschreven waarde
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 213)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 214)
Dop op het vaste reservoir monteren.
Nawerk
Zijbekleding voor monteren. ( pag. 115)
18 MOTOR AFSTELLEN 179
18.1 "Drive Mode"
401829-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole laat
een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractiecon-
trole laat een normale slip aan het achterwiel toe
OFFROAD Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor betere rijbaarheid, de tractie-
controle laat een hogere slip aan het achterwiel toe
In het menu "Drive Mode" kunnen verschillende afstellingen voor het voertuig worden geko-
zen. Beschikbaar zijn "SPORT", "STREET", "RAIN" en "OFFROAD".
De als laatste gekozen rijmodus wordt rechts op het segmentendisplay weergegeven.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 MTC / motorfiets-tractiecontrole
401837-01
De tractiecontrole verlaagt het draaimoment bij tractieverlies aan het achterwiel. Afhan-
kelijk van de instelling van de tractiecontrole is een lichte slip aan het achterwiel zelfs
gewenst. Bijvoorbeeld: offroad.
Info
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of
op oppervlakken met een lage hechting doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de tractiecontrole weer actief.
In het gecombineerd instrument wordt de tractiecontrole via het menu "Drive Mode"
( pag. 179) geregeld. In het menu "MTC/ABS" kan de tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
18 MOTOR AFSTELLEN 180
Info
Als de tractiecontrole regelt, knippert het TClampje .
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, brandt het TClampje .
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 181
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
401696-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
B
van het kijkglas voor de motorolie
liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 186)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 182
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. x
S00333-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroeven
1
met magneet, keerringen en oliezeef verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 183
S00334-10
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdop
3
met keerring verwijderen.
S00335-10
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
S00336-10
Oliefilter
4
erin zetten.
Keerring van het oliefilterdop smeren met olie. Oliefilterdop
3
monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 184
S00334-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M5 6 Nm
100773-12
Magneet
A
en oliezeef
B
van de olieaftapschroeven grondig reinigen.
S00333-10
Olieaftapschroeven
1
met magneet, keerringen en oliezeef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 185
S00366-11
De oliehoeveelheid moet in twee werkstappen worden gevuld.
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 214)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 214)
Sluitschroef
5
verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie (1e deel-
hoeveelheid) ca.
3,0 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 214)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 214)
Sluitschroef
5
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 186
S00367-10
Sluitschroef verwijderen en resterende motorolie tot de bovenste markering
A
op het
kijkglas voor de motorolie vullen.
Afsluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 181)
Motorbescherming monteren. x
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 181)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 187
S00366-10
Hoofdwerk
Sluitschroef
1
verwijderen.
S00367-10
Motorolie tot de bovenste markering
A
op het kijkglas voor de motorolie vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 214)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 214)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig is.
Afsluitschroef monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 188
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 181)
20 REINIGING, ONDERHOUD 189
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 218)
20 REINIGING, ONDERHOUD 190
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 104)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 218)
20 REINIGING, ONDERHOUD 191
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 217)
Kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reinigings-
en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof
oppervlakken ( pag. 218)
Contact-/stuurslot, tankslot en zadelslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 218)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 189)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
20 REINIGING, ONDERHOUD 192
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen. Daardoor wordt
de remwerking sterk verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 104)
21 STALLING 193
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 217)
Brandstof tanken. ( pag. 88)
Motorfiets reinigen. ( pag. 189)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 182)
Koelmiddelpeil en antivries controleren. x
Bandenspanning controleren. ( pag. 149)
Accu demonteren. x ( pag. 151)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Accu laden. x ( pag. 154)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 100)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
21 STALLING 194
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
(Optie: Middenstandaard)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 100)
Accu laden. x ( pag. 154)
Accu monteren. x ( pag. 153)
Info
Als de accu losgekoppeld was, moeten tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 77)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN 195
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 160)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 158)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 154)
Ruststroom controleren. x
Contact-/stuurslot defect
Contact-/stuurslot controleren. x
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Noodstopschakelaar is uit Noodstopschakelaar in stand ON schakelen.
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 78)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 154)
Ruststroom controleren. x
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
EWS-besturingsunit niet geactiveerd
EWS-besturingsunit activeren. x
Fout in CAN-bus communicatie Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
EFI-besturingsunit heeft een fout. Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
MCZ-besturingsunit heeft een fout. Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor draait alleen door, als de koppe-
lingshendel is getrokken
Er is een versnelling geschakeld Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor draait door, hoewel er een ver-
snelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
22 FOUTEN OPSPOREN 196
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling brandstofslangverbinding
niet verbonden
Koppeling brandstofslangverbinding verbinden.
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 88)
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motorwaarschuwingslampje brandt of
knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 160)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 181)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 182)
Accu leeg Een stroomverbruiker is aangesloten op
stopcontact/ACC1.
Stroomverbruiker loskoppelen van
stopcontact/ACC1.
Accu laden. x ( pag. 154)
Noodknipperlichten zijn ingeschakeld Noodknipperlichten uitschakelen.
Accu laden. x ( pag. 154)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
22 FOUTEN OPSPOREN 197
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van het
voertuig niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 154)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 198
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling, gekoeld met vloei-
stof
Cilinderinhoud 1.195 cm³
Slag 69 mm
Boring 105 mm
Compressie 12,5:1
Stationair toerental 1.300… 1.500 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Klep - diameter klepsteel
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25… 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Dry-sump smering met 3 rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
23 TECHNISCHE GEGEVENS 199
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
bougie binnen NGK LKAR9BI9
bougie buiten NGK LMAR7A-9
Elektrodenafstand bougie 0,8… 0,9 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Starthulp E-starter
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef steunplaat ventieldeksel achter EJOT Altracs M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 200
Schroef sensor versnellingsherkenning M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat schakelwalslager M5 6 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef onderdrukaansluiting M6 5 Nm Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 9 Nm
Ontluchtingsschroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef dempingplaat M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op cilin-
derkop
M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm Loctite
®
648™
Schroef stationairhouder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvergrendeling M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 201
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Tapeind kettingkast M6 8 Nm
Olievernevelaar M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Sproeier 100 M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Schroef geledingsrail distributieketting M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef motorconsole M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement binnenzeskant
(61229025000)
Schroef spanrail distributieketting M8 15 Nm Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 10 Nm
Afsluitschroef sleperas M10x1 15 Nm
Bougie M10x1 15 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 202
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 15 Nm
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M22x1,5 130 Nm Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm
Schroef in het dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair wiel M33LHx1,5 130 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 203
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 3,60 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 214)
Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 214)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 2,40 l Koelmiddel ( pag. 213)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 214)
23.3.3 Brandstof
Brandstofreserve ca. 3,5 l
Brandstoftankvolume totaal ca. 23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 213)
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geëloxeerd
23.4.1 Optie: Met EDS
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Schokdemper WP Suspension 4614 WAD EDS
23 TECHNISCHE GEGEVENS 204
23.4.2 Optie: Zonder EDS
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Schokdemper WP Suspension 4618 Emulsion
Veerweg
voor 190 mm
achter 190 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem radiaal vastgeschroefde remklauw en vier zui-
gers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remklauw met twee zuigers, remschijf vlot-
tend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 267 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met bijrijder / volledige nuttige last
voor: Bij koude band 2,4 bar
achter: Bij koude band 2,9 bar
Secundaire overbrenging 17:42
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 64°
Wielstand 1.560 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 205
Zithoogte onbelast 860/875 mm
Afstand van bodem, onbelast 220 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 212 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 159 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 281 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 440 kg
23.5 Elektronica
23.5.1 Optie: Zonder EDS
Accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 58011109140 40 A
23.5.2 Optie: Met EDS
Accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
23 TECHNISCHE GEGEVENS 206
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 58011109140 40 A
Dimlicht H11 / sokkel PGJ19-2 12 V
55 W
Groot licht H11 / sokkel PGJ19-2 12 V
55 W
zijlicht LED
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 19 M/C 60W TL
Continental ContiTrailATTACK 2 K
170/60 ZR 17 M/C 72W TL
Continental ContiTrailATTACK 2 K
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
23.7.1 Optie: Met EDS
Artikelnummer voorvork 14.18.9M.24
23 TECHNISCHE GEGEVENS 207
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Veerlengte met voorspanbus(sen) 393 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
Vorklengte 885 mm
Lengte luchtkamer 70±20 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 675 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 216)
23.7.2 Optie: Zonder EDS
Artikelnummer voorvork 14.18.8M.24
Voorvork WP Suspension 4860 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 393 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 208
Vorklengte 885 mm
Lengte luchtkamer 70±20 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 675 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 216)
23.8 Schokdemper
23.8.1 Optie: Met EDS
Artikelnummer schokdemper 11.18.9M.24
Schokdemper WP Suspension 4614 WAD EDS
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 160 N/mm
Veerlengte 205 mm
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 55 mm
Inbouwlengte 403 mm
Stootdemperolie ( pag. 215) SAE 2,5
23.8.2 Optie: Zonder EDS
Artikelnummer schokdemper 01.18.7M.24
Schokdemper WP Suspension 4618 Emulsion
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS 209
Volledige nuttige last 7 klikken
Veervoorspanning
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 4 omwentelingen
Volledige nuttige last 12 omwentelingen
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 10 mm
Volledige nuttige last 14 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 170 N/mm
Veerlengte 205 mm
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 55 mm
Inbouwlengte 402 mm
Stootdemperolie ( pag. 215) SAE 2,5
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef combinatieschakelaar links M4 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekledingsdeel M5x12 3,5 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 210
Schroef brandstofpeilsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar rechts M5 3,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef hitteplaat aan einddemper M5 4 Nm
Schroef kabelgeleiding wieltoerentalsen-
sor achter
M5 3 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef remkabelhouder aan achterbrug M5 5 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
Spaaknippels M5 4… 6 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 6 Nm
Moer bevestiging ABS-unit M6 8 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bekledingsdeel M6 6 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftank M6 10 Nm
Schroef kabelkanaal M6 5 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 211
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorbescherming M6 10 Nm
Schroef onderste deel achterkant M6 6 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef remkabelhouder aan onderste
kroonplaat
M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef uitlaatklem M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 10 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 10 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef houder bochtstuk M8 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef klem stuurdemper M8 12 Nm
Schroef kofferhaak M8 20 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal M8 25 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 212
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef remklauw voor M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Moer bandendruksensor M10x1 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef subframe M10x1,25 45 Nm
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Moer stopcontact M18x1 4 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef balhoofd boven M22x1,5 50 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm Schroefdraad ingevet
Moer balhoofd boven M28x1,0 12 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN 213
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Norm / classificatie
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hydraulische olie die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming.
Gebruik uitsluitend koelmiddel op basis van ethyleenglycol.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 214
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M5.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 219)
SAE ( pag. 219) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 219)
SAE ( pag. 219) (SAE 5W/40)
24 GEBRUIKSSTOFFEN 215
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 219) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 216
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 219) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN 217
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
25 HULPSTOFFEN 218
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 219
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 220
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Bagagedrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Bestuurdersvoetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Bestuurderszadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Bijrijderzadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Brandstofkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-99
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Contactsleutel
activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Dimlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
INDEX 221
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195-197
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41-52, 54-61
"ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
"Clock/Date" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
"Damping" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
"Damping" menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
"Distance" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
"Drive Mode" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 179
"DRL" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
"Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Fuel Cons" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
"General Info" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Heat Grip"-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
"Heat Grips" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
"Language" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
"Load" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
"Load" menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
matrixdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
melding op matrixdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
menu-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
"MTC" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
"Pressure" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
"Quick Shift" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
schakellicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
segmentendisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
service-indicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Set Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
"Settings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
"Shift Light" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
"Temp" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
"TPMS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Trip 1" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"Trip 2" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"Volume" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
"Warnings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 73
INDEX 222
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 77
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Koelmiddelpeil
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
in vast reservoir corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kroonplaat onder
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
L
Lamp groot licht
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
M
Maskerspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Matrixdisplay
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Middenstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Motorfiets
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Motorfiets-tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
INDEX 223
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Opbergvak
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127-136
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
optrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
S
Schakelaar
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
INDEX 224
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90-93
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Stopcontact elektrische toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
T
Tankafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198-212
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Toestand banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
op middenstandaard zetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
van middenstandaard nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
INDEX 225
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
compressie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89, 203
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185, 203
W
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Windscherm
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Zijbekleding voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
*3213105nl*
3213105nl
10/2013
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228

KTM 1190 Adventure 2014 de handleiding

Type
de handleiding