Inbedrijfstelling
Alvorens het hoekstuk voor het eerst
te gebruiken, dient dit gesteriliseerd
te worden.
Verbinding med de aandrijfmotor
Het opzetten
Het hoekstuk op de motorkoppeling zetten en
vastklikken.
Voor elke behandeling met een
trekkende beweging controleren
of het hoekstuk goed op de motor-
koppeling is geplaatst.
Het afnemen
Het hoekstuk van de motorkoppeling losklikken
en afnemen of resp. lichtdraaiend in asrichting
aftrekken.
Het hoekstuk niet tijdens het roteren
opzetten of afnemen, aangezien
anders de meenemer kan worden
beschadigd.
Hoekstukboor
Gebruik alleen stalen of hardmetalen boren, waarvan de schacht aan de eisen van de
DIN EN ISO 1797-1 voldoet.
- Met een schacht van 2,334-2,350 mm,
- een totale lengte tot max. 45 mm,
- een doorsnede-ø tot max. 10 mm.
Let op een reglementair gebruik, met inachtneming van de aanwijzingen van
de fabrikant van de boor.
Boren, die van de aangegeven gegevens afwijken, mogen niet worden gebruikt.
Nooit boren en slijpers met versleten schachten gebruiken, aangezien deze
gedurende de behandeling uit het instrument kunnen vallen en tot
verwondingen leiden.
Het inzetten van de boor
De borgclip naar rechts drukken. De boor met
een licht draaiende beweging in het segment
van de kopaandrijving inbrengen. De borgclip
naar links drukken en de boor vergrendelen.
Door trekken aan de boor controleren
of de boor goed vastzit. Voor het
controleren, inzetten en uitnemen,
handschoenen of vingerbescherming
dragen, aangezien anders het gevaar
op verwondingen of infectie bestaat.
Men dient beslist te voorkomen dat
de kop of de tip van het instrument
in aanraking komt met het zachte
weefsel, daar dit tot verhitting en
dientengevolge tot verbranding kan
leiden.
Het uitnemen van de boor
Na stilstand van de boor de borgclip naar
rechts drukken en de boor uitnemen.
De borgclip niet tijdens het roteren
activeren. Neem na het beëindigen
van de behandeling de boor uit het
kopje. Het wegleggen van een inge-
spannen boor kan tot verwondingen
en infecties leiden.
Gegevens over het gebruik
Koelmiddeltoevoer
In het OP-gebied mag geen insufflatie
van spraylucht of blaaslucht in open
wonden plaatshebben, aangezien
gevaar op luchtembolie of
huidemphyseemvorming bestaat.
• De koeling van de boor moet via een externe
toevoer geschieden.