MAU-00075 AB
19
NEDERLANDS
Gebruiksomstandigheden
◗ Dit apparaat is een UPS
(ononderbroken energievoorziening)
die uitsluitend ontworpen is om een
computer en de bijbehorende
randapparatuur, of tv-, hifi- en
videoapparatuur van stroom te
voorzien. Hij is dus niet bestemd voor
de energievoorziening van andere
elektrische apparaten (verlichting,
verwarming, huishoudelijke
apparaten…).
Aansluiten van de UPS
◗ Sluit de UPS
1
via een geaarde
wandcontactdoos op de netspanning
aan met behulp (zie figuur A).
◗ Sluit de aansluitingen van kritische
apparatuur (computer, monitor,
modem…) aan op de battery backup-
en surge protected aansluitingen
8
(zie figuur B); daarbij mag de
aangegeven stroom in Ampères
echter niet overschreden worden.
◗
De overige apparatuur (printer,
scanner, fax…) kan op de gefilterde
surge protected aansluitingen
7
aangesloten worden (zie figuur B); de
gefilterde aansluitingen hebben bij een
stroomuitval geen battery backup.
◗ Optionele beveiliging van Fax/
Modem: ook de telefoon-, fax-,
modem- en ethernetaansluitingen
kunnen tegen spanningspieken
beveiligd worden. Laat de te
beveiligen lijn via de UPS lopen door
de kabel van het apparaat aan te
sluiten tussen de telefoonstekker en
de UPS, en het bijgeleverde snoer
2
tussen de UPS en het betreffende
apparaat, zoals aangegeven in fig. C.
◗ Optionele com-port beveiliging:
apparaten met een vermogen van
650 VA en 800 VA kunnen op de
computer worden aangesloten via de
bijgeleverde specifieke USB-kabel
5
. De software beschikbaar op de
CD-ROM
6
(of downloadbaar op
www.eaton.com) kan worden
geïnstalleerd om de UPS en de
energievoorziening van de computer
te controleren (zie figuur D en F).
◗ Volg de aangegeven procedure.
Gebruiksaanwijzing
7
: 4 gefilterde aansluitingen.
8
: 4 battery backup-aansluitingen.
9
:
LED aan: overspanningbeveiliging
actief op de 8 aansluitingen.
10
: LED "fout UPS".
11
: Aan/uit-knop van de battery
backup-aansluitingen.
12
: Beveiligingsschakelaar.
◗ Opladen batterij:
de batterij wordt
opgeladen zodra de UPS op de
netspanning wordt aangesloten, en dit
ongeacht de stand van de knop
11
.
Bij het eerste gebruik levert de batterij
pas de nominale autonomie na 8 uur
opladen. Voor een optimale autonomie
wordt aangeraden om de UPS continu
op de netspanning aangesloten te laten.
◗ Gefilterde aansluitingen zonder
battery backup
7
: de apparaten die
op deze aansluitingen zijn
aangesloten krijgen stroom zodra de
ingangskabel op de wandcontactdoos
wordt aangesloten. Deze
aansluitingen worden niet met de
knop
11
in- en uitgeschakeld.
◗ Battery backup-aansluitingen
8
:
de apparaten die op deze
aansluitingen aangesloten zijn krijgen
stroom zodra de knop
11
ingedrukt
wordt (aan-stand) en groen verlicht is
(zie figuur E). Deze aansluitingen
kunnen ook worden ingeschakeld als
de UPS niet op de netspanning
aangesloten is (knop
11
knippert).
◗ Stroomstoring: als de netspanning
slecht of afwezig is, werkt de UPS
verder op batterij: de knop
11
knippert groen. In normale mode laat
het geluidsalarm om de 5 seconden
een signaal horen, en vervolgens om
de 2 seconden als het einde van de
batterijautonomie bijna bereikt is. In
stille mode (zie § personalisatie), laat
het geluidsalarm een korte pieptoon
horen bij het overschakelen op batterij.
◗ Als de stroomuitval langer duurt dan
de batterijautonomie, schakelt de UPS
uit en start het systeem automatisch
weer na terugkeer van de
netspanning. Na volledige ontlading
duurt het een paar uur voordat de
autonomie weer volledig hersteld is.
◗ Om energie te besparen kan de
knop
11
worden gebruikt om de
energievoorziening naar de apparaten
die op de
battery backup-aansluitingen
zijn aangesloten uit te schakelen.
◗ Overspanningbeveiliging: alle
aansluitingen, met of zonder battery
backup, zijn tegen overspanning
beveiligd ongeacht de stand van de
knop
11
.
◗
Uitschakelen van de battery
backup-aansluitingen
8
: druk
langer dan 2 seconden op de knop
11
.
Werkingsmode van de
Master en EcoControl
aansluitingen:
Om het energieverbruik van de
randapparatuur (scanner, printer) in
pauze mode zo laag mogelijk te
houden, is het Protection Station
voorzien van EcoControl
aansluitingen die ondergeschikt zijn
aan de Master aansluiting
(zie Figuur
B)
. Bij uitschakelen van de
hoofdapplicatie die door de Master
aansluiting van energie wordt voorzien
(de computer), worden de
EcoControl aansluitingen
automatisch uitgeschakeld en
schakelt de randapparatuur uit.
Deze functie (default: uitgeschakeld)
wordt ingeschakeld en
geparametreerd via de configuratie
tool die in de Solution-Pac software
is opgenomen (deze software wordt
bij het Protection Station geleverd).
N.B.: Als de functie geactiveerd is
mag er geen kritische apparatuur op
de EcoControl aansluitingen
aangesloten worden.
Inschakeldrempels
parametreren:
De default parametrering garandeert
de goede werking van de EcoControl
functie.
Afhankelijk van het verbruiksniveau
van de hoofdapparatuur kan het
echter noodzakelijk zijn om de
inschakeldrempel van de EcoControl
functie te wijzigen via de
configuratiesoftware die bij de UPS
geleverd wordt:
◗ Controleer eerst of de functie
geactiveerd is in het “EcoControl
function” menu van de configuratie tool.
◗ Als de randapparatuur die op de
EcoControl aansluitingen
aangesloten is niet uitschakelt als de
hoofdapparatuur niet in normale
werkingsmode staat (bv.: bij activeren
van de pauze mode), moet de
inschakeldrempel op High gezet
worden.
◗ Als het nominale verbruiksniveau
van de hoofdapparatuur gering is en
de EcoControl aansluitingen
uitschakelen terwijl de
hoofdapparatuur in normale
werkingsmode staat, moet de
inschakeldrempel op Low ingesteld
worden.
10
11
9
8
12
7